Markant 2015, nummer 2

Page 1

t n a k Mar

tijdschrift voor de gehandicaptensector • jaargang 20 • nummer 2 • april 2015

Liever werk dan dagbesteding Aan de slag in de samenleving

Inspecteur Ronnie van Diemen gaat op bestuurders letten Ervaringen van cliënten: wat willen zij echt?


ADVERTENTIE

Ook als voordelig Online Only abonnement

Praktische website met meer dan

500 activiteiten!

PASKLAAR

ACTIVITEITEN & BEGELEIDING • Meer dan 500 volledig uitgewerkte activiteiten • 10 rubrieken: creatief, gezelschap, beweging, muziek, recreatie, expressie, groen, zintuiglijk, ADL en reminiscentie • Ieder kwartaal 16 nieuwe activiteiten met full colour foto en gedetailleerde beschrijving • Praktische Pasklaar-website met toegang tot alle kaarten en uitgebreide zoekfunctie

Keuze uit twee abonnementen: Pasklaar Online Only: op de website toegang tot de volledige inhoud van alle kaarten, ieder kwartaal 16 nieuwe activiteiten en 4x per jaar een digitale nieuwsbrief. Slechts € 10 euro per maand!

Pasklaar: ieder kwartaal 16 nieuwe activiteiten per post, online toegang tot volledige inhoud op de website en 4x per jaar een digitale nieuwsbrief. € 76,95 per kwartaal. Nu met gratis welkomstpakket: stevige bewaarbox, tabbladen en 80 kaarten.

Meer informatie? www.bsl.nl/pasklaar BAANBREKEND. BETROUWBAAR.


INHOUD FEBRUARI 2015

REDACTIONEEL INTERVIEW

Ronnie van Diemen

8

De inspecteur-generaal van IGZ over de volgende fase: ‘We gaan ons nu richten op de bestuurder.’

Mooi compliment

REPORTAGE

Palliatieve zorg Hoe ga je om met cliënten die waarschijnlijk binnenkort overlijden? Maasveld probeert de nieuwe landelijke zorgmodule uit.

14 ACHTERGROND

Werken in de samenleving

22

Dagbesteding is leuk, werk is beter. Vijfhonderd cliënten van Pameijer hebben inmiddels een baan in de samenleving.

EN VERDER DE VERANDERING 4 KORT 6 JENNEKE VAN VEEN VERBETERPRIJS 11 MEDIA 16 THESSA HILGENKAMP 17 VGN E-LEARNSHOP 18 GEDICHT 21 RECENSIE 27 COLUMN MARJOLEIN HERPS 27 CLIËNTEN OVER KWALITEIT 28 VELDNOTITIES 31 WAPPSITES 32 KENNISPLEIN 33 SELFIE 35

FOTO MIGUEL DOS REIS

‘Een heel innovatieve sector’ - dat zegt Ronnie van Diemen in een interview in deze Markant over de gehandicaptenzorg. Onze sector is volgens haar gericht op het verbeteren van de kwaliteit van bestaan van mensen met een beperking in hun omgeving en let daarbij ook steeds beter op aspecten van veiligheid. Zo’n compliment van de inspecteur-generaal van IGZ steek je natuurlijk het liefst zo snel mogelijk in je zak. Maar klopt het ook? In deze Markant staan drie voorbeelden die Van Diemen gelijk lijken te geven. In het omslagartikel lezen we hoe Pameijer mensen met een verstandelijke beperking die in de kracht van hun leven zijn, ondersteunt in het vinden van echt werk, in plaats van dagbesteding. Dat is al bij vijfhonderd mensen gelukt. In een andere reportage lezen we hoe Maasveld omgaat met mensen die niet lang meer te leven hebben. Aan hen ga je niet veel eisen meer stellen. Om hen goed te ondersteunen maakte Maasveld zelf een checklist op basis van de zorgmodule Palliatieve Zorg 1.0, die momenteel wordt uitgetest. Als dat geen innovaties zijn! En aan veiligheid wordt ook gedacht. In een artikel over de nieuwe e-learnshop lezen we dat organisaties onder andere een leermodule over de Meldcode Huiselijke Geweld en Kindermishandeling met elkaar delen. Toch wordt in deze Markant ook een kritische noot geplaatst. Columnist Marjolein Herps wijst erop dat de effecten van innovaties – en zelfs van bestaande methoden – nog onvoldoende worden gemeten. Gelukkig staat de onderzoekswereld in de startblokken om daar samen met het veld iets aan te doen. Op 22 juni wordt tijdens het congres ‘Focus op kennis en onderzoek’ in Utrecht het startschot gegeven voor het Nationaal Programma Gehandicapten, een nieuw kennisprogramma waarvoor de VGN het initiatief nam, samen met een groep hoogleraren, ZonMw, VWS en Vilans. HANS SCHIRMBECK DIRECTEUR VGN HSCHIRMBECK@VGN.NL

MONTEIRO

TWITTER @HANSSCHIRMBECK

DOOR HANS TAK

LINKEDIN GROUP TIJDSCHRIFT MARKANT

APRIL 2015 MARKANT

3


DE VERANDERING

Werkdruk Het inpakken van koeiennummers, die koeien aan een halsband dragen voor de administratie van boeren, is een van de werkzaamheden van Danny Hoogeveen (34) op De Werkelaar in Zwolle, waar hij nu een jaar en twee maanden werkt. ‘Je kunt hier je eigen werktempo aanhouden, dat vind ik fijn’, zegt hij. De Werkelaar is een samenwerkingsverband tussen RIBW Groep Overijssel, Wezo, Frion en enkele scholen voor praktijkonderwijs en voortgezet speciaal onderwijs. Er werken ongeveer honderd mensen uit verschillende doelgroepen, zoals mensen met een beperking, mensen met psychische problemen en jeugd. ‘De medewerkers zijn heel divers in niveau, maar in de basis zijn we gelijkwaardig’, zegt werkleider Edith van Kempen. ‘We kijken niet wat je niet kan maar wat jouw mogelijkheden zijn! We leggen nooit een werkdruk op, wat voor Danny belangrijk is.’Bijna half vier, zijn werkdag zit er op. Tot voor kort woonde hij in een woonvorm, sinds kort woont hij samen met zijn vriendin.

4

MARKANT APRIL 2015


TEKST EN FOTO HAN MULDER

5

APRIL 2015 MARKANT


KORT FOTO DUNCAN WIJTING

‘Eindelijk aandacht voor ons probleem.’

ACHTER HET NIEUWS PASSEND ONDERWIJS

Zorg op school belandt in moeras Sinds 1 januari is medische zorg en begeleiding op school verspreid over drie wetten. Met verwarring tot gevolg. ‘Ouders weten niet waar de budgetten vandaan moeten komen.’ Opeens was de vijfjarige Lasse Bentum uit Assen landelijk nieuws. Via het Dagblad van het Noorden, het ANP en diverse radiostations belandde hij zelfs in het NOS Journaal. ‘Het was een emotionele dag: eindelijk aandacht voor ons probleem’, zegt moeder Afra Stellingwerf. Haar zoon heeft epilepsie en een motorische achterstand. Voor de noodzakelijke begeleiding op school krijgen zijn ouders geen geld meer. Voorheen bood de AWBZ vergoeding voor kinderen die in de klas lichamelijke verzorging, begeleiding en verpleging nodig hebben. Maar sinds 1 januari valt die zorg onder drie wetten met evenzoveel uitvoerders: Jeugdwet (gemeente), Zorgverzekeringswet (verzekeraars) en Wet langdurige zorg (Wlz, zorgkantoren). Zij wijzen voor fysieke begeleiding op school vooral naar elkaar, ondervond Stellingwerf. Lasse heeft geen verstandelijke beperking, maar behoeft wel medische zorg. Voor zulke ‘intensieve kindzorg’ is de zorgverzekeraar verantwoordelijk. ‘Dan heb je een indicatie

6

MARKANT APRIL 2015

nodig, maar de wijkverpleegkundige die deze moet geven zegt: “Kindzorg? Begeleiding? Geen idee!” Dus gingen wij naar de gemeente, maar die verwees ons terug naar de zorgverzekeraar.’ Lasses ouders hebben vanaf januari zelf twee dagdelen begeleiding betaald, maar hun geld is op. Stellingwerf deed haar verhaal in Dagblad van het Noorden en trok aan de bel bij Ieder(in). De brandbrief van deze organisatie aan de Tweede Kamer bracht de media-aandacht op gang. De gemeente Assen heeft nu beloofd voorlopig de begeleiding te regelen. En staatssecretaris Dekker van Onderwijs gaat reageren. Ook in het speciaal onderwijs zien ze problemen, zegt Marc Cantrijn van het Landelijk Expertisecentrum Speciaal Onderwijs. ‘Het gaat om kinderen die zorg en begeleiding nodig hebben die de zwaarste onderwijsfinanciering – die voor meervoudig gehandicapte kinderen – te boven gaat. Ouders weten niet waar de budgetten vandaan moeten komen. In veel gevallen zijn gemeenten verantwoordelijk, maar die weten vaak niet waarover het gaat. Straks moeten speciale scholen hun zorgfunctionaris ontslaan en kunnen kinderen niet meer verantwoord naar school.’ /Krista Kroon

CIJFER

22 %

van de jaaromzet van instellingen in de gehandicaptensector valt onder het gemeentelijk domein. Daarvan valt elf procent onder de Wmo en elf procent onder de Jeugdwet. Het percentage cliënten dat onder deze wetten valt is hoger: 26 procent onder de Wmo en 15 procent onder de Jeugdwet. Het percentage instellingen dat aangeeft dat de tarieven van gemeenten voor ondersteuning niet kostendekkend zijn, bedraagt ook 22 procent. Er vindt momenteel een verdiepend onderzoek plaats, waarin onder andere de vraag wordt gesteld hoe instellingen omgaan met de tarieven die niet kostendekkend zijn. BRON: RAPPORT MONITOR SOCIAAL DOMEIN METING 3, DOOR BMC

@TDSCHRFTMARKANT REGIEN DE BOER cliënten op attenderen? mensen met beperking richten eigen webradio op. Info Sarah.hol@ kro-ncrv.nl ANJET VAN DIJKEN Het ik-boekje #emb Goed intitiatief! Om gedrag te herkennen en duiden: een videoboekje vgn.nl/artikel/22270 JAN DUENK Nu in @tdschrftMarkant te lezen: begeleiders van de toekomst, loslaten, vertrouwen en eigenaarschap. Kennismarkt vrijdag 6 maart in Den Bosch MIREILLE DE BEER #compliment bij presentatie #inclusie dat ik een mooie spiegel gaf #kennismarkt NIELS BLOEMBERGEN Mooiste quote welke the day after #kennismarkt blijft hangen: ‘niets over de client, zonder de client’ Fijn weekend allemaal!


Triade en Harderwijk aan de slag met Werken&Jij

QUOTE ‘Nederland wordt steeds gevarieerder, maar de neiging bestaat om in de eigen ruimte te blijven, terwijl we ons juist samen in de publieke ruimte moeten begeven. Alleen dan kunnen we elkaar zonder vooroordelen ontmoeten’

Triade gaat jaarlijks voor tien procent van de cliënten de werkplek vinden die ze zoeken. Dat zegt bestuurder Micky Adriaansens (rechts) in het eerste nummer van De Transformatie, het e-zine dat Wmo inzicht en de nieuwsbrief over de jeugdwet opvolgt. Het gaat volgens Adriaansens om werk dat past bij de mogelijkheden van de cliënten, betaald of op vrijwillige basis: ‘Dit betekent dat we jaarlijks zo’n dertig cliënten op een andere manier aan dagbesteding willend helpen.’ Triade doet dit in samenwerking met gemeenten, die belangrijk zijn in het leggen van verbindingen tussen werkgevers, welzijnorganisaties en zorginstellingen. Sommige gemeenten zijn volgens Adriaansens nog terughoudend, maar in Harderwijk komt ze ‘groot enthousiasme’ tegen. Verantwoordelijk voor dat enthousiasme is wethouder Christianne van der Wal-Zeggelink (links), die ook aan het woord komt in

VGN IN HET NIEUWS >

De Transformatie, die zichzelf beschouwt als ambassadeur van de Participatiewet. Zowel de gemeente als Triade zijn enthousiast over Werken&Jij, het nieuwe portal waarop mensen met een beperking een profiel kunnen plaatsen. Van der Wal: ‘Werken&Jij gaat echt uit van een profiel dat is gebaseerd op de actuele praktijk. Wat iemand nú kan.’

> WERKENENJIJ.NL > VGN.NL

voorzitter taskforce Integrale Vroeghulp

baan in techniek

HUIJER IN TIJD VOOR MAX

Onderhandelingen CAO Gehandicaptenzorg gestart

>

Verbeterprogramma Palliatieve Zorg gestart ontwikkelde de app ‘Ik-boekje’

DENKER DES VADERLANDS MARLI

>

ORO en Diomage bundelen krachten

>

Werner ten Kate nieuwe

>

Laatste subsidieronde

Agressie: gratis RegioSessies ‘Over de Grens’

>

Pameijer

> Website koffervolgereeedschap.nl ondersteunt LVB-jongeren bij zoektocht naar

meer op vgn.nl

Vlaskamp vraagt aandacht voor motorische activering Slecht nieuws en goed nieuws. De ongeveer 14.000 mensen met ernstige of zeer ernstige verstandelijke en meervoudige beperkingen (ZEVMB), profiteren tot nog toe het minst van vernieuwingen in de zorg. Maar in het opbouwen van een relatie raken professionals en mensen met ZEVMB wel steeds beter op elkaar afgestemd. Tot die conclusie komt Carla Vlaskamp na twaalf jaar hoogleraarschap aan de RU Groningen. Het Nederlands Tijdschrift voor de Zorg aan mensen met verstandelijke beperkingen (NTZ) opent zijn eenenveertigste jaargang met de afscheidsrede, waarin ze de state of the art van zorg en onderzoek opmaakt. Zij verbaast zich over het ontbreken van

Carla Vlaskamp

motorische activering buiten de verzorgingsmomenten om, van mensen met ZEVMB. Terwijl dit niet alleen – zoals bij ieder mens - belangrijk is voor de lichamelijke een geestelijke gezondheid, maar ook voor het aangaan van relaties en het greep krijgen op het eigen bestaan. Vlaskamp somt op: ‘Reiken en wijzen om een ander duidelijk te maken wat je wilt, een goede zithouding die mogelijk maakt dat je een ander kunt aankijken, rollen om naar iemand toe te kunnen en deze aan te raken, maar ook: zelf je stuk brood kunnen vasthouden’. Op de website van NTZ kan men een gratis proefnummer aanvragen.

> NTZONLINE.NL

APRIL 2015 MARKANT

7


INTERVIEW RONNIE VAN DIEMEN

‘Met openheid kom je verder’ Nu de gehandicaptenzorg meer aandacht heeft voor veiligheid en kwaliteit, breekt een nieuwe fase aan. De inspectie gaat in gesprek met raden van bestuur. ‘In het leven is niet alles op orde, ook niet in een instelling.’ DOOR JOHAN DE KONING | FOTO’S ALEID DENIER VAN DER GON

‘J

e hebt levenservaring nodig om dit werk goed te doen’, zegt Ronnie van Diemen, inspecteur-generaal voor de gezondheidszorg. ‘Je moet de verschillende perspectieven kennen.’ Zelf is ze moeder van een ‘zorgenkindje’, maar hij is inmiddels volwassen en heeft zijn draai gevonden. Van oorsprong is ze kinderarts en ze was onder andere bestuurder van een ggz-instelling. In die functie kreeg ze ook zelf de inspectie op bezoek. Van Diemen: ‘De inspectie was heel stimulerend in het terugdringen van separeren. Zij zeiden: u heeft een richtlijn, past u die ook toe? Bent u echt bezig het separeren terug te brengen tot nul? Toen ze daar steeds scherper toezicht op gingen houden, zag ik ook in onze eigen organisatie de omwenteling ontstaan. Het unieke van de inspectie is dat ze zowel kan stimuleren als handhaven. Als een instelling laat zien dat ze leert en continu verbetert dan gaat de inspectie wat meer op afstand staan. Als een instelling niet leert, niet naar buiten kijkt, dan treedt de inspectie op. Dat lerend perspectief is voor mij de essentie van wat ik doe. De gezondheidszorg in Nederland is zo goed, omdat professionals continu proberen het beter te doen. Dat kan alleen als je regelmatig ref lecteert over de behaalde resultaten. En daarin speelt de inspectie een belangrijke rol.’ Hoe goed kent u de gehandicaptensector? ‘In de ggz maakte ik die zijdelings ook mee. We hadden een groep kinderen en jongvolwassenen met een verstandelijke beperking,

8

MARKANT APRIL 2015

die ook psychiatrische problematiek hadden. Het verschil met de ggz is de aandacht van ouders. De navelstreng blijft als het ware verbonden aan een kind met een beperking. De cultuur in de gehandicaptensector is meer gericht op het orthopedagogische en minder op het medisch-inhoudelijke. Er heeft een enorme ontwikkeling plaatsgevonden, er wordt veel onderzoek gedaan. Als je de gehandicaptenzorg vergelijkt met de ouderenzorg, dan is ze een heel innovatieve sector.’ In de ggz vindt toch veel meer onderzoek plaats? ‘Het hebben van een beperking duurt een leven lang, de betrokkenheid van de familie blijft heel groot, de zorg richt zich op de omgeving – dat is ook het aandachtspunt in het onderzoek. In de geestelijke gezondheidszorg gaat het meer over de aandoening zelf en de behandeling. De sociale dimensie zit er ook wel in, maar veel minder pregnant. Het leuke van het werk hier is dat je die verschillen tussen sectoren goed ziet.’ Doordat de gehandicaptenzorg zich op de omgeving richt, zijn resultaten moeilijk te meten. Maakt dat toezicht ook lastig? ‘Juist de gehandicaptensector heeft laten zien dat het wel kan. Ze staat voorop in het kijken vanuit een holistische visie naar de kwaliteit van leven. Daar zit een professionele kant aan: hoe bied je professionele ondersteuning in een omgeving die je samen creëert? En er zit een ervaringskant aan, van cliënten en hun familie. Dat is de wederkerigheid die belangrijk is. De gehandicaptenzorg gebruikt dat al decennia lang als basis voor haar ontwikkeling. Dat doet ze heel goed. Wat wij hebben gedaan - en dat heeft zeker ook geschuurd – is zeggen: richt je nou ook eens op dat aspect van veiligheid. Daar was wel aandacht voor, maar aan de scherpte viel nog heel veel te doen.’

>>


APRIL 2015 MARKANT

9


Wat bedoelt u met scherpte? ‘Duidelijkheid over de normen die een sector in zijn eigen richtlijnen vaststelt en het toetsingskader van de inspectie. Een paar jaar geleden hebben we gezegd dat er scherpte nodig is in een aantal zaken die de zorg betreffen voor mensen met een verstandelijk beperking: vrijheidsbeperking, medicatieveiligheid, mondzorg, somatische aandoeningen. Al die onderwerpen deden er wel toe in de gehandicaptenzorg, maar hadden toch minder aandacht dan de holistische zaken als goede begeleiding die erop is gericht dat mensen zo goed mogelijk hun leven kunnen leiden. Inmiddels is er enorm veel verbeterd en komen we in een fase waarin we samen met organisaties gaan kijken wat cliënten en hun familie verder belangrijk vinden.’ De praktijk is dat inspecteurs langskomen met een lijstje. Als er medicijnen los in een koelkast worden aangetroffen, of er hangt een verouderde instructie over brandveiligheid aan de muur, voldoet de organisatie niet aan de normen van de inspectie. ‘De normen van het veld, het zijn hun eigen normen, waar de inspectie op toetst.’ Daarom formuleert men die vaak liever niet: dan gaat u er op handhaven. ‘Alleen met openheid kom je verder. Als je zegt: we formuleren de norm niet, want straks gaan ze ons eraan houden – dan is dat het slechtste wat je kunt doen. Dat werkt gewoon niet. Open zijn over het resultaat van je werk is de basis. Om scherpte aan te brengen hebben we een paar jaar geleden gezegd: een organisatie voldoet wel of voldoet niet. Daar zitten geen tinten tussen. Dan kun je als het bijvoorbeeld gaat om medicatieveiligheid op één van de acht normen rood scoren. Dat betekent niet dat de inspectie dan meteen verscherpt toezicht instelt.’ ‘Ik ben ook zorgaanbieder geweest en heb ook meegemaakt dat ik dacht dat alles op orde was, maar dan was de separeer toch verouderd. In het leven is niet alles op orde, ook niet in een instelling, ook bij mij als bestuurder was dat niet het geval. Dan stond er een aantal rode vlakken in het rapport van de inspectie. Dat raakte mij diep, want de medewerkers hadden er met hart en ziel aan gewerkt en toch was het niet volledig op orde. Toch is dat het moment om de spiegel die je krijgt voorgehouden te gebruiken om een positieve beweging te realiseren. De manier waarop je hierover als bestuurder in gesprek gaat met medewerkers, cliënten en naasten is heel bepalend voor het succes.’ Dit jaar gaat de inspectie aandacht besteden aan het bestuur van zorginstellingen. Schiet dat tekort, zoals eerder bijvoorbeeld de aandacht voor vrijheidsbeperking? ‘Het is de volgende fase. Op veel terreinen hebben continu verbeteringen plaatsgevonden. De inspectie zou nu beter moeten kunnen zien of de raden van bestuur werkelijk alle aspecten van

10

MARKANT APRIL 2015

RONNIE VAN DIEMENSTEENVOORDE Geboren in 1958 in Noordwijk 1976 - 1983 studie geneeskunde aan de Universiteit Leiden 1983 - 1993 opleiding tot kinderarts-nefroloog in het Wilhelmina Kinderziekenhuis in Utrecht; promotieonderzoek naar hemodialyse en niertransplantatie bij kinderen 1993 - 2003 afdelingshoofd-opleider kindergeneeskunde in het St. Antonius Ziekenhuis in Nieuwegein 2003 - 2008 hoogleraar onderzoek en ontwikkeling van medisch onderwijs en opleiding, onderwijsdirecteur en lid van de Adviescommissie Innovatie Zorgberoepen en Opleidingen aan het VUmc 2008 - 2012 voorzitter raad van bestuur GGZ Oost Brabant 2012 - nu inspecteur-generaal voor de gezondheidszorg


‘We zijn in Nederland goed in het bouwen van systemen, maar het gaat om het gedrag’

kwaliteit en veiligheid in het vizier hebben. Als er overal goede feedback loops of leercirkels zijn, wie zijn wij dan om daar continu in te blijven prikken? Daarom gaan we ons nu richten op de vraag of de bestuurder in control is op aspecten van kwaliteit en veiligheid. Tien jaar geleden hadden we dat niet kunnen doen, want toen stonden die bij bestuurders veel minder op de agenda.’ Hoe gaat u dat beoordelen? ‘Dat doe je niet van vandaag op morgen, daar ben je over een langere periode mee bezig. En het kan nooit door alleen met een bestuurder te spreken. Er vinden ook observaties van zorgprocessen plaats, en gesprekken met zorgverleners, en bewoners en hun familie. Aan zorgverleners kun je vragen of ze herkennen waar de organisatie voor staat. In organisaties die al jaren daadwerkelijk aan verbetering werken, zien we dat de raad van bestuur de verbinding met het primair proces heeft en dat het primair proces acteert naar de strategische koers van de organisatie. En als er iets niet goed gaat, leidt dat daar tot een gesprek – dat is de essentie van wat je in elke zorgorganisatie zou willen.’ U gaat ook meer letten op ‘disfunctionerende beroepsbeoefenaren’. Heeft dat hiermee te maken? ‘Ja, we willen stimuleren dat bestuurders en zorgverleners elkaar goed bij de les houden als iemand dreigt te gaan disfunctioneren. Dat er bijvoorbeeld iets gebeurt als iemand naar alcohol ruikt. Iemand kan tijdelijk uit balans zijn, bijvoorbeeld door een scheiding. Er moet een klimaat heersen waarin dat bespreekbaar is. Zodat je voorkomt dat iemand uiteindelijk structureel disfunctioneert en door de raad van bestuur eruit moet worden gezet, of dat de inspectie erbij komt om maatregelen te nemen. We zijn in Nederland goed in het bouwen van systemen, maar het gaat in dit geval om het aanspreken van zorgverleners op gedrag.’ Heeft de inspectie nog een rol in de zorg die onder de Wmo valt? ‘Daar zijn gemeenten verantwoordelijk voor, maar als de zorgverlener een BIG-registratie heeft, vallen de activiteiten weer onder het toezicht van de inspectie. Daar hebben we nu gesprekken over: wat werkt voor gemeenten? En waar kunnen burgers terecht als ze vinden dat ze geen goede zorg krijgen? Gemeenten hebben ook klachtenfunctionarissen, die organiseren op regionaal niveau waar mensen naartoe kunnen met hun klacht. Daar kijken we intensief naar met elkaar.’

In Zorgvisie zwaait de voorzitter van de raad van toezicht van Humanitas, dat onder verscherpt toezicht was gesteld, de inspectie lof toe, omdat ze steeds in de gaten heeft gehouden of de cliëntenzorg niet in gevaar kwam. Is zo’n compliment zeldzaam? ‘Wel in de media, niet in de dagelijkse praktijk. In verbetertrajecten bij zorginstellingen krijgen inspecteurs vaak complimenten. Zodra uit een rapport van de inspectie blijkt dat men op de goede weg is, zijn mensen ook ongeloof lijk trots. Als iedereen zou zeggen: dat heeft niets teweeg gebracht, dan doen wij het niet goed. Als men zegt: de inspectie heeft ons wakker geschud, onze blinde vlek laten zien, dan leidt dat tot de verbetering die we allemaal • nastreven.’

KWALITEIT

Jenneke van Veen Verbeterprijs 2015 Zorgorganisaties, zorgprofessionals en cliëntenraden in de gehandicaptenzorg kunnen tot 1 juni hun succesvolle kwaliteitsverbeteringen aanmelden voor de Jenneke van VeenVerbeterprijs 2015. Met de prijs willen de VGN en Ieder(in) kwaliteitsverbeteringen in de langdurige zorg onder de aandacht te brengen. VGN en Ieder(in) zijn op zoek naar allerlei soorten kwaliteitsverbeteringen, zowel technologische als maatschappelijke. Het kan gaan om een product als een boek of een app, maar het kan ook een werkwijze of methode zijn. Belangrijke criteria om voor de prijs in aanmerking te komen, zijn dat de kwaliteitsverbetering aantoonbaar ten goede komt aan cliënten en dat ze tot stand is gekomen in samenspraak met cliënten en zorgprofessionals. Daarnaast moeten andere organisaties de verbetering kunnen realiseren. Een jury onder voorzitterschap van Jenneke van Veen, oud-hoofdinspecteur verpleging en chronische zorg van de Inspectie voor de Gezondheidszorg, beoordeelt de aanmeldingen. Aanmelden De winnaar van de Jenneke van Veen-Verbeterprijs 2015 wordt tijdens een bijeenkomst in november bekendgemaakt. De prijs bestaat uit een kunstobject en een eervolle vermelding. De Jenneke van Veen-Verbeterprijs is een initiatief van VGN, Ieder(in), ActiZ en LOC Zeggenschap in zorg. Zij hebben de prijs opgedragen aan Jenneke van Veen bij haar afscheid als hoofdinspecteur. De prijs wordt afwisselend in de sector verpleging, verzorging en thuiszorg en de gehandicaptenzorg uitgereikt./ • Inge Wichink Kruit

> VGN.NL/VERBETERPRIJS.

APRIL 2015 MARKANT

11


REPORTAGE PALLIATIEVE ZORG

Niets hoeft, alles mag Hoe ga je om met cliënten van wie je weet dat ze binnen een jaar overlijden? Bij Maasveld werd een checklist ontwikkeld, gebaseerd op de zorgmodule Palliatieve Zorg 1.0. ‘Als zij rechtop in de stoel wil slapen, mag dat.’ DOOR RIËTTE DUYNSTEE FOTO’S STIJN RADEMAKER

‘K

omt u mijn levensverhaal schrijven?’ vraagt Toos Robeerts (79). Ze woont bij Maasveld in Maastricht, onderdeel van Koraal Groep in Limburg en Brabant. De groep waarin Toos woont is samengesteld uit bewoners op leeftijd, veelal met ziekten en ouderdomsverschijnselen als diabetes, hartfalen, reuma of dementie. Toos zit aan tafel, kort grijs haar, een kaarsrechte rug en twee handen om een warme kop thee. Ze begint te vertellen alsof het antwoord op haar vraag ‘ja’ was, en neemt er de tijd voor. Geboren in 1935, in Roermond op de BLO gezeten (Buitengewoon Lager Onderwijs) en in 1942 de Eerste Heilige Communie gedaan. Ondertussen komt medebewoner Hannie Schrooders (61) zich met uitgestoken hand voorstellen, hij is een man met het syndroom van Down. Zodra hij naam en geboortedatum heeft genoemd buigt hij zijn hoofd en begint te huilen, de ingetogen snikken ontstaan diep onder het middenrif, zijn schouders schokken mee. Verpleegkundige Henny Duijsengs slaat haar arm om hem heen en vraagt tevergeefs wat er is; Hannie’s blik blijft strak op de vloer gericht. ‘Zullen we naar uw kamer gaan kijken?’ vraagt Henny Duijsengs. Ze vousvoyeert

12

MARKANT APRIL 2015

haar cliënten. ‘Laat die mevrouw uw kamer maar eens zien.’ Hannie haalt een zakdoek uit zijn broekzak, neemt zijn bril af en veegt gezicht en snor droog. Hij gaat ons voor in de gang.

PALLIATIEVE ZORG 1.0

Hoe geef je de zorg vorm van mensen voor wie genezing niet meer tot de mogelijkheden behoort? De definitie van palliatieve zorg die in 2002 door de WHO (World Health Organisation) is opgesteld, wordt in Nederland breed omarmd. Daarin staat dat de zorg gericht is op verbetering van de kwaliteit van het leven van patiënten én hun naasten en dat die zorg lichamelijk, psychosociaal en spiritueel is. Toch bestaat er over de invulling binnen alle zorgsectoren – verpleeg- en verzorgingshuizen, thuiszorg, ggz en de gehandicaptenzorg – veel onzekerheid. Wanneer start je bijvoorbeeld zo’n traject? Is dat alleen bij bedlegerige patiënten die niet meer voor zichzelf kunnen zorgen? Of begint het al veel eerder bij patiënten die ondanks veel chronische aandoeningen nog volop in het leven staan? En als je als arts of zorgverlener van mening bent dat een patiënt het meest gebaat is bij palliatieve zorg, hoe bespreek je dat dan met patiënt, familie

en wettelijk vertegenwoordigers? Hoe beoordeel je de kwaliteit? Voor meer duidelijkheid heeft het CBO (Centraal Begeleidingsorgaan voor intercollegiale toetsing) in 2013 de zorgmodule Palliatieve Zorg 1.0 opgesteld. Daarin staat beschreven wat goede palliatieve zorg inhoudt. De zorgmodule is in september 2014 als pilot bij zeven zorgorganisaties ingevoerd, waaronder Maasveld als enige instelling voor gehandicaptenzorg. In 2015 wordt de pilot geëvalueerd. Ook is er aandacht voor de zorgmodule in het ZonMw-programma Palliantie, dat onlangs van start ging.

ADVANCE CARE PLANNING

Centraal in de zorgmodule Palliatieve Zorg 1.0 staat de surprise question. ‘Zou het u verbazen als deze patiënt of cliënt binnen een jaar komt te overlijden?’ Zodra het antwoord ‘nee’ is, komt een traject van palliatieve zorg in zicht. Elke pilotinstelling is vrij om naar eigen inzicht nadruk te leggen op bepaalde onderdelen uit de module of op items die belangrijk zijn in de betreffende zorg. Annemieke Wagemans is arts bij Maasveld en heeft affiniteit met het thema. In 2013 publiceerde ze haar proefschrift Medische beslissingen rond het levenseinde in de zorg voor men>>


Ria Sierman mag doen en laten wat ze wil.


Toos Robeerts (rechts): ‘Komt u mijn levensverhaal schrijven?’ De oudste bewoner: Jopie Geenen (93). Hannie Schrooders houdt van knippen.

sen met een verstandelijke beperking. ‘Voor ons is bijvoorbeeld Advance Care Planning belangrijk’, zegt ze. ‘Want wij vinden dat je moet weten hoe te handelen in de hectiek bij onverwachte crisissituaties. Het gebeurt wel dat een kwetsbare cliënt totaal onverwacht met veel toeters en bellen wordt gereanimeerd, geopereerd en behandeld, en uiteindelijk toch overlijdt aan complicaties. Met afspraken vooraf had je veel pijn en angst kunnen voorkomen. Wettelijk vertegenwoordigers hebben aanvankelijk vaak heel verschillende ideeën over de beste zorg. De een vindt een niet-reanimeerbeleid onbespreekbaar en wil kost wat kost alles proberen wat medisch mogelijk is. De ander vindt al een routineonderzoekje bij de cardioloog te belastend voor de cliënt. Alleen door er samen over te praten, kom je uiteindelijk tot een beleid waarbij de cliënt is gebaat. Dus daar moet je op tijd mee beginnen. Advance Care Planning is bij ons een essentieel onderdeel van de zorg.’

ONTSPANNING

Op de kamer van Hannie zijn de gordijnen nog gesloten, de bureaulamp werpt een lichtbundel op de schaar waarmee hij zorgvuldig kranten verknipt tot lange stroken. Het is zijn grote hobby; er ligt een indrukwekkend hoge berg repen papier op zijn bureau. Henny Duijsengs geeft complimenten: ‘Wat kunt u mooi knippen!’ Ze wijst mij op de mozaïeken aan spijkers aan de muur. ‘Een paar jaar geleden werkte hij nog op een heel hoog niveau’, zegt ze. ‘Hij was creatief, hij tekende en schilderde, en bekeek stripverhalen. Tegenwoordig is op dagbesteding servetjes vouwen nog te hoog gegrepen. Het dementieproces verloopt heel snel bij hem.’ We verlaten zijn kamer

14

MARKANT APRIL 2015


‘Met afspraken vooraf kun je veel pijn en angst voorkomen’

en passeren de kamer van Toos, haar deur staat open. Toos ligt languit in een relaxstoel, de handen op haar buik gevouwen, de benen gestrekt. Uit de speakers klinkt een carnavalsschlager, haar voeten slaan nauwelijks zichtbaar de maat. ‘Kom binnen’, roept ze uitnodigend. In de kast staat een foto van toen ze jong was, een schoolmeisje met vlechten en een strik in het haar. Ook staan er wel tien bidprentjes van bewoners die overleden zijn. ‘Ik ben dus ook al veertien jaar lid van de bewonersraad’, hervat Toos haar levensverhaal, dwars door de hoempapamuziek heen. ‘Daarom regel ik altijd de bloemen voor een begrafenis. Dan bel ik de bloemist, en zeg ik: ‘Ik ben Toos en ik wil voor vijftien euro een bloemetje bestellen. Breng maar naar de kapel.’’

COMFORT

Centraal staat de term ‘comfort’. Waar gezonde bewoners van Maasveld zich aan normale leefregels moeten houden – tanden poetsen, bed opmaken, naar dagbesteding, ook als je eens geen zin hebt – mogen bewoners in het palliatieve traject binnen bepaalde grenzen doen en laten wat ze willen. We gaan aan tafel voor het middageten: groentesoep, macaroni met tomatensaus met sla, en een toetje naar keuze. Toos houdt niet van sla, dus zij eet alleen macaroni en Jopie Geenen – met 93 jaar de oudste bewoner van Maasveld – wil haar kunstgebit niet in, dus zij eet zonder. Henny Duijsengs helpt Jopie. Jopie spert de mond wijd open zodra de lepel binnen haar gezichtsveld verschijnt. ‘Als zaterdag de carnaval begint komt de frietenwagen langs’, verrast Duijsengs de bewoners. Er gaat gejuich op, Hannie steekt uit enthousiasme zijn bestek in de lucht. Henny Duijsengs richt het

woord weer tot mij: ‘En dan eten ze dus als ze willen drie keer per dag friet met mayonaise. Ook dat moet je loslaten.’ Ze brengt de lepel met frambozenvla naar Jopie’s mond, maar Jopie is in slaap gevallen. Het slaapgedrag van Jopie was tot voor kort soms een probleem. ‘Want ook ’s nachts slaapt ze graag rechtop in de stoel’, zegt Duijsengs. ‘Voorheen probeerden we haar dan steeds opnieuw naar bed te krijgen. Tegenwoordig dekken we haar toe met een deken. Als zij rechtop in de stoel wil slapen, mag dat.’

WEGENS SUCCES OPGEREKT

Bij Maasveld is de zorgmodule een opvallend groot succes. Vanwege de inhoud, maar ook omdat de instelling ervoor heeft gekozen de dikke module te comprimeren tot een handzaam instrument. ‘Want dit is wel het type document dat gemakkelijk in de la verdwijnt’, zegt Annemieke Wagemans. ‘Ruim geschreven door een groep hoogleraren die hun sporen verdiend hebben in de palliatieve zorg. Maar de inhoud is van toepassing op vele situaties. Dus als je hem doorleest denk je bij alles: “Oh ja, dat klopt.” Maar je denkt ook: “Wat moet ik ermee in de praktijk?” Maasveld ontwikkelde daarom een checklist aan de hand waarvan zorgverleners steeds opnieuw kunnen checken of de zorg tegemoet komt aan de zorgvraag van de cliënt zoals die ligt vastgelegd in het persoonlijk palliatieve zorgplan. Die stellen ze te zijner tijd op verzoek graag ter beschikking aan andere instellingen in de gehandicaptenzorg. Het succes binnen Maasveld is zelfs zó groot, dat verzorgenden op de afdeling de eerste weken steeds meer cliënten aandroegen om mee te mogen doen. Wagemans: ‘Dan zeiden ze: ‘Voor deze cliënt zou het ook zo goed zijn om niets meer te

hoeven.’ Voor een aantal van die cliënten hebben we het criterium daarom in overleg met hun wettelijk vertegenwoordigers wat opgerekt.’

LEVEN EN DOOD VERWEVEN

Vanmiddag komt Nettie Schurgers bij Toos op visite, ze is jarenlang mantelzorger voor Toos geweest. In afwachting van haar komst vertelt Toos nog een en ander over haar levensloop, nu met een fotoboek erbij. ‘Ik ga dus elk jaar met een bus gehandicapten op groepsreis. Dit was in Alkmaar op de kaasmarkt.’ Nettie brengt slecht nieuws: een gemeenschappelijke vriendin – José – is opgenomen in het ziekenhuis. Toos is zichtbaar begaan met haar vriendin. ‘Toch geen kanker?’ Het laatste woord fluistert ze. Hannie is naar dagbesteding, Jopie slaapt rechtop in de stoel. Twee andere bewoonsters staren naar foto’s van recente afdelingsgebeurtenissen. De digitale beelden worden op tv vertoond: de groep at verjaardagstaart en zong bij de kerstboom. Nettie en Toos zitten in hun eigen verhaal. ‘Heeft ze pijn?’, vraagt Toos. ‘Is haar zus bij haar?’ Op het beeldscherm achter hen verschijnen nu foto’s van medebewoonster Mia die onlangs op 99-jarige leeftijd overleed. Ze lag op haar sterfbed in de woonkamer, alle medebewoners er omheen geschaard, zo gebeurt dat op Maasveld altijd als iemand overlijdt. Aan de keukentafel verderop keuvelen Toos en Nettie vredig voort. ‘Wat hebben jullie vanmiddag gegeten?’, vraagt Nettie. Toos denkt hardop na. ‘Goh, daar vraag je me wat... Soep... En gebakken aardappeltjes met gehakt.’ De thee wordt ingeschonken en de koektrommel gaat rond. ‘Zeg Nettie’, vraagt Toos. ‘Hoe is ’t • nu met ‘t hondje?’

APRIL 2015 MARKANT

15


MEDIA

BRUSJE

VERSLAVING

LEVENSEINDE

PROBLEEMGEDRAG

Ik ben ook bijzonder is een pakkend kinderverhaal over de soms wanhopige gevoelens van Tessa. Zij voelt zich heen en weer geslingerd tussen compassie met haar oudere, gehandicapte zus en zelfbeklag over haar eigen ‘op de tweede plaats komen’. Geschreven om te lezen met kinderen van negen tot twaalf jaar. Is Tessa jarig, krijgt Femke de meeste belangstelling van het bezoek. Maar als het hele gezin naar het dolfinarium gaat, mag Tessa wel mooi vooraan zitten. Vanwege Femke’s rolstoel. Na een bezoekje aan bijzonderebroerofzus.nl volgt Tessa een gouden tip op en houdt een spreekbeurt over haar bijzondere zus. Ze ontdekt dat Femke meer plussen dan minnen heeft. Het gezin gaat twee weken naar Curaçao voor een dolfijntherapie voor Femke. Op het einde mag Tessa ook met dolfijnen zwemmen. Het allergaafste wat ze ooit heeft gedaan. Dankzij Femke.

Grote valkuil van tabak, alcohol en drugs is dat gebruikers met een licht verstandelijke beperking de gevolgen te makkelijk onderschatten. Daarom vragen verslavingsproblemen bij de doelgroep met een dubbeldiagnose een specifieke aanpak. De diagnose en behandeling van verslaving komen uitgebreid aan bod in het 367 pagina’s tellende Iedereen gebruikt toch?. De auteurs kennen de theorie en de praktijk. Zodoende kunnen ze ingewikkelde behandelmethodieken inzichtelijk maken met levensechte casusbeschrijvingen. Ze laten zien hoe middelenbeleid en preventie van drugs, tabak en alcohol eruit kunnen zien. De overzichtelijke schema’s over effecten van middelen, eerste hulp bij middelengebruik en wetgeving maken het boek extra bruikbaar voor professionals in de gehandicaptenen verslavingszorg.

Als je levenseinde nadert, krijg je te maken met onbekende vragen. Het NIVEL bundelt die vragen in een losbladig werkboek met zeven thema’s. Geschreven voor mensen met een licht verstandelijke beperking en voor hun verwanten en begeleiders. Elk thema wordt in eenvoudige taal uitgewerkt met praktische voorbeelden en open vragen om zelf te beantwoorden. Neem bijvoorbeeld het allerlaatste thema ‘Als je dood gaat’. Begraven of cremeren, is de vraag. Wouter zegt: ‘Ik wil begraven worden bij Bloemenheide. Want daar ligt mijn hele familie.’ Dan volgt de praktische uitwerking: Je kunt zelf beslissen wat jij graag wilt. Je kunt hierover praten met de mensen om je heen. Ook kun je opschrijven wat je graag wilt. Dit thema wordt geïllustreerd met een picto van een begraafplaats. De andere thema’s gaan over: hulp krijgen, je goed voelen, de dokter, wonen, laatste wensen, samen zijn en samen praten.

Als kind is de schrijver van Door stil te staan kom je verder seksueel misbruikt door een oom. En zijn ouders vonden hem altijd een lastig kind. Over dat misbruik heeft hij tot voor kort nooit kunnen praten, maar destijds wel allerlei indirecte signalen afgegeven die niemand ooit heeft opgepakt. Nu is Bettinger trainer en coach en begint hij zijn boek over probleemgedrag van zorgafhankelijke cliënten met zijn eigen, illustratieve levensverhaal. Wat hem is overkomen, gebeurt op andere manieren nog steeds in de langdurige zorg – dat laat hij in 22 verhaaltjes zien. Moeilijk te begrijpen gedrag van een cliënt wordt dan onterecht als probleemgedrag gekwalificeerd. Terwijl dat gedrag het gevolg blijkt van iets anders, waarover de cliënt zich niet duidelijk genoeg kan uiten. Het boek staat vol casussen uit de zorgpraktijk. De lezer kan daar reflectievragen over beantwoorden.

Trudy van Harten, Ik ben ook bijzonder. Free Musketeers 2014. ISBN 978 90 4843 081 9. Prijs 12,95 euro.

16

DOOR ROGIER WIERCX

MARKANT APRIL 2015

Joanneke van der Nagel e.a., Iedereen gebruikt toch? Verslaving bij mensen met een lichte verstandelijke beperking. Boom 2012. ISBN 978 94 6105 011 3. Prijs € 29,95.

Nienke Bekkema e.a., Wat wil ik? Als ik niet meer beter word. NIVEL 2015. ISBN 978 94 6122 284 8. Op papier te bestellen via 030 272 9700 of gratis te downloaden via nivel.nl

In voor beter, leven in vrijheid, negen films over vrijheidsbeperking in de ouderenzorg en gehandicaptenzorg. Prijs 12,50. Bestellen via vilans.nl.


ONDERZOEK BEWEGING

DOOR JOHAN DE KONING FOTO MICHAEL ECHTELD

De betekenis van een lage hartslag Als mensen met een verstandelijke beperking bewegen, blijft de hartslag relatief laag. Hoe komt dat? En wat betekent dat? Thessa Hilgenkamp gaat het onderzoeken.

I

n de GOUD-studie, die vorig jaar werd afgerond, werd de gezondheid van 1050 ouderen met een verstandelijke beperking onderzocht. Tot het brede scala aan onderwerpen behoorde onder andere het uithoudingsvermogen. Er was een groep mensen die de wandeltest niet kon volhouden en een groep die zich ongemakkelijk voelde zodra hun lichaam reageerde met verschijnselen die ze niet gewend waren, zoals een snellere adem, zweten, en een hogere hartslag. ‘Als je deze normale signalen van inspanning niet begrijpt, of nooit eerder ervaren hebt, kan dit natuurlijk ook oncomfortabel zijn’, zegt Thessa Hilgenkamp, bewegingswetenschapper aan het Erasmus MC en bij Abrona. ‘We stopten op dat moment de test.’ Maar er was ook een groep die zich wel in het zweet werkte en daar werd iets merkwaardigs bij ontdekt: ‘Ook deze groep had een lagere hartslag dan je zou verwachten.’

CHICAGO

Om de oorzaak hiervan verder te onderzoeken heeft Hilgenkamp nu een persoonlijke Europese subsidie toegekend gekregen. Vanaf juli 2015 zal zij het eerste deel van dit onderzoek uitvoeren bij de afdeling

OVERSCHATTING

Kinesiology and Nutrition van de University of Illinois in Chicago, VS. Volgend jaar volgt het tweede deel bij de leerstoel Geneeskunde voor Verstandelijk Gehandicapten in het Erasmus MC in Rotterdam. Eerst gaat Hilgenkamp onderzoeken wat de maximale inspanningscapaciteit van mensen met een verstandelijke beperking is, en of hartslag en bloeddruk adequaat reageren op inspanning (de zogenaamde autonome regulatie). Dit gebeurt onder

leiding van hoogleraar Bo Fernhall in Chicago, die eerder vergelijkbaar onderzoek heeft gedaan bij mensen met downsyndroom. Vervolgens onderzoekt ze of dagelijkse activiteiten, zoals bijvoorbeeld gewoon wandelen, ook meer energie kosten dan verwacht. Misschien ervaren mensen met een verstandelijke beperking vaak lichamelijke of motorische problemen die een hoger energieverbruik tot gevolg zouden kunnen hebben.

Als het onderzoek uit zou wijzen dat het maximaal mogelijke inspanningsniveau lager ligt bij mensen met een verstandelijke beperking, en reguliere activiteiten zwaarder zijn dan voor mensen zonder een verstandelijke beperking, dan kan het zijn dat ze een veel hogere inspanning leveren dan wij denken. Hilgenkamp: ‘Mogelijk wordt vaak overschat wat ze aankunnen. Dat kan leiden tot vermoeidheid, spierpijn en daardoor vermijden van activiteiten, met als gevolg de inactieve leefstijl die we veel zien bij deze doelgroep. Als de fysiologische reactie op inspanning daadwerkelijk anders zou zijn, zou dit grote gevolgen hebben voor de toepassing en interpretatie van testen en leefstijl- of trainingsadviezen voor mensen met een verstandelijke beper• king. Hilgenkamp (33) vormt samen met Dederieke Festen (40) sinds kort het management team van de leerstoel geneeskunde van mensen met een verstandelijke beperking aan het Erasmus MC, waar Heleen Evenhuis op 1 mei afscheid neemt. Hilgenkamp en Festen volgen een zogeheten tenure track, met de bedoeling dat zij over vier jaar mogelijk samen Evenhuis opvolgen.

APRIL 2015 MARKANT

17


ACHTERGROND VGN E-LEARNSHOP

Het nieuwe leren

Waarom zou je allemaal zelf het wiel uitvinden? Nu e-learning in opkomst is, wisselen zorgaanbieders hun modules uit. ‘Het is net als in een winkelstraat.’

H

oewel het bekende materie is, bracht de e-learnmodule over de Meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling af en toe een schok teweeg bij Evelien van der Meer-Bakker, orthopedagoog en regiebehandelaar bij Siza in Arnhem. Zo komt het veel vaker voor dan je denkt. En het gaat niet alleen om fysieke mishandeling, maar ook verwaarlozing, discriminatie en het schenden van rechten. Van der Meer-Bakker vindt deze elearning een mooie methode om zich de meldcode eigen te maken en te zorgen voor bewustwording over signalen. ‘Door deze manier van leren blijft het echt hangen’, vertelt ze, ‘het is toegankelijk en overzichtelijk opgebouwd. De module bestaat uit zowel open vragen als meerkeuzevragen, filmpjes en plaatjes waarop je kunt klikken. Ook de twee casussen die in de module zijn verwerkt, helpen je om de meldcode op een prettige manier te doorlopen.’ Deze e-learnmodule is te downloaden in de e-learnshop die de VGN in augustus 2014 lanceerde. Dit is een webshop

18

MARKANT APRIL 2015

waar organisaties e-learning over de gehandicaptenzorg kunnen aanbieden en afnemen. Hij bevat meer dan honderd modules over onderwerpen als veiligheid, welzijn, verpleging, verzorging en een aantal specifieke cliëntgroepen, zoals ouderen, mensen met autisme of ernstige dan wel lichte verstandelijke beperkingen.

DELEN

Igo van Lin, algemeen manager Opleidingen bij Koninklijke Kentalis, was lid van de projectgroep die deze e-Learnshop ontwikkelde. ‘Veel organisaties hebben mooie e-learnmodules ontwikkeld die niet alleen interessant zijn voor de eigen medewerkers, maar ook op andere plekken bruikbaar zijn’, legt hij uit, ‘dus zijn we rond de tafel gaan zitten met een aantal organisaties uit de gehandicaptenzorg die bereid zijn om hun modules te delen. En we hebben ook een aantal commerciële partijen gevraagd die interessante producten hebben ontwikkeld voor ons werkveld.’ De webshop heeft momenteel zeventien abonnees. Met een abonnement kun je verschillende dingen doen: modules

downloaden, aanbieden of beide. Elf van de huidige abonnees bieden ook modules aan: zeven commerciële aanbieders van e-learning en vier zorgorganisaties: Siza, Koninklijke Kentalis, Gemiva SVG Groep en Zorggroep Alliade. ‘Dat is dus nog beperkt’, zegt Van Lin, ‘maar het draait ook nog maar net. Meer naamsbekendheid is nodig om het gebruik én de actieve deelname te vergroten.’

OPEN SHOP

Organisaties zijn vrij om zelf te bepalen wat ze aanbieden in de shop. Van Lin: ‘Als een organisatie iets goed en interessant


DOOR MAX PAUMEN FOTO STIJN RADEMAKER

Orthopedagoog Evelien van der Meer-Bakker: ‘Door deze manier van leren, blijft het echt hangen.’

genoeg vindt om te delen, dan kan ze het aanbieden. Het is een open shop. Dus als er van drie verschillende aanbieders modules over medicatieverstrekking in staan, dan is dat geen probleem. Het is net als in een winkelstraat waar je in verschillende winkels vergelijkbare producten kunt kopen. Het is aan de klant wat hij of zij kiest. Alle modules hebben ook een inkijkexemplaar, zodat je kunt bepalen of hij écht aan de verwachtingen voldoet.’ Veel e-learnmodules zijn prima uit te wisselen. ‘Het is een aantrekkelijke manier om leerstof aan te bieden’, vervolgt Van Lin, ‘een alternatief voor een reader of

boek. Boeiend, prikkelend, met visualisering, plaatjes, filmpjes, interactiviteit: vragen waarop je meteen respons krijgt. Daardoor beklijft het meteen.’

E-learnmodules zijn prima uit te wisselen

BLENDED LEARNING

Voordeel van e-learning is dat het onafhankelijk is van tijd en plaats. Je hebt geen reistijd en kosten om ergens naar toe te gaan om een cursus te volgen. Het is één van de onderdelen van het leerlandschap dat verder bestaat uit klassikaal leren, persoonlijk contact en leren op de werkplek met coaching en mentoring. Samen ‘blended learning’. De training over de Meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling bij Siza is daarvan een voorbeeld. Deze meldcode helpt professionals goed te reageren bij signalen van alle vormen van geweld, mis- >>

APRIL 2015 MARKANT

19


Downloaden en uploaden

M

et de VGN e-Learnshop kunnen zorgaanbieders inkoopvoordeel behalen. In plaats van zelf een dure e-learntoepassing te ontwikkelen, kunnen ze hier een kant-en-klare digitale opleiding voor hun medewerkers vinden. Een abonnement op de VGN e-Learnshop kost 2500 euro per jaar. Dit abonnementsgeld wordt gebruikt om de shop te onderhouden en om het dataverkeer te bekostigen. Met een abonnement kun je zowel e-learn modules kopen (downloaden) als verkopen (uploaden) in de shop. Sommige modules zijn gratis, voor andere moet je een bedrag betalen om ze te kunnen downloaden. De aanbieders van modules krijgen geld als hun eigen modules die uit de e-learnshop verkocht worden. Het voordeel van een abonnement is dus dat je toegang krijgt tot interessante e-learnmodules en tegelijkertijd als • aanbieder een verkoopkanaal voor je eigen modules ter beschikking hebt. > http://elearnshop.vgn.nl/Home/Market

handeling en verwaarlozing in de thuisof woonsituatie. Sinds 1 juli 2013 zijn beroepskrachten verplicht een meldcode te gebruiken. ‘Om deze meldcode goed te kunnen toepassen, hebben we een training ontwikkeld’, vertellen opleidingsfunctionaris Petra Schaeken en Joke Gerritsen, aandachtsfunctionaris Grensoverschrijdend gedrag. ‘Bij Siza zetten we verschillende onderwijskundige hulpmiddelen in, waaronder deze e-learnmodule. Nadat mensen de module hebben doorlopen volgt er nog een bijeenkomst waarin eigen casussen worden behandeld aan de hand van de meldcode. Want je bent niet klaar als je alleen de e-learnmodule doet. Juist het met elkaar delen van ervaring en kennis maakt de stap kleiner om te signaleren en te melden. Daar gaat het uiteindelijk om.’

HANDELINGSVERLEGENHEID

De e-learnmodule is voor alle organisaties toepasbaar, mede doordat hij is ontwikkeld in nauwe samenwerking met Vilans.

20

MARKANT APRIL 2015

Want leren doe je ook door met elkaar te reflecteren

‘Daar hebben we veel aan gehad’, zegt Joke Gerritsen, ‘Vilans heeft de teksten gemaakt zodat ze stroken met de wetgeving. Wij hebben steeds kritisch meegelezen om te kijken of ze ook passend zijn voor onze organisatie.’ Petra Schaeken vult aan: ‘Wij hebben ervoor gekozen de stof op deze manier aan te bieden: een e-learnmodule gecombineerd met aparte face-to-facebijeenkom-

sten. Want hoe je kennis toepast in de praktijk is per organisatie en per cliënt of situatie anders. Zo heb je te maken met belemmeringen die veroorzaakt worden door waarden en normen, handelingsverlegenheid en organisatiebelang, versus het belang van de medewerker of cliënt.’ Evelien van der Meer-Bakker heeft ruim twee uur over de e-learnmodule gedaan, met wat korte pauzes tussendoor. ‘De essentie is en blijft: hoe pas je het toe in de praktijk? Daarbij heb je je collega’s nodig’, vertelt Evelien, ‘ook om scherp te blijven’, vervolgt ze, ‘daarom zijn de bijeenkomsten die eraan vast zitten ook zo belangrijk. Want leren doe je ook door met elkaar te ref lecteren. Uiteindelijk moet dat een meerwaarde voor de cliënt opleveren. Dat ze erop kunnen vertrouwen dat signalen sneller gezien worden en er goed mee wordt omgegaan. Als begeleiders de meldcode beter in de vingers hebben, dan draagt dat daaraan bij. En daarvan hebben • de cliënten profijt.’


GEDICHT

DOOR MARIAN BERGMANS ILLUSTRATIE LEN MUNNIK

Rommelen sommige politici zijn niet integer zelfs een beetje dom gooien hun baan te grabbel omdat ze rommelen en niet eerlijk zijn ze vullen hun zakken met geld van de gemeenschap

ik rommel ook graag op een eerlijke manier op de rommelmarkt als die bijna afgelopen is mag je voor een paar euro je zakken vullen zoveel uitzoeken en meenemen als je wil

Marian Bergmans (49) woont in Bronlaak, een locatie van De Seizoenen in Oploo.

APRIL 2015 MARKANT

21


REPORTAGE PAMEIJER

Elise van Ootmersen, Amber de Raadt en Miguel dos Reis Monteiro: ‘We zijn goede vrienden.’

Aan het werk 22

MARKANT APRIL 2015


DOOR RIEKE VEURINK FOTO’S HANS TAK

DRIE DAGBESTEDINGSLOCATIES VAN PAMEIJER ZIJN INMIDDELS GESLOTEN, VIJFHONDERD CLIËNTEN ZIJN AAN DE SLAG IN DE SAMENLEVING. ‘HET GAAT GEWOON VANZELF. IK DENK DAT DIEP VAN BINNEN IEDEREEN RESPECT VOOR DEZE MENSEN HEEFT.’

APRIL 2015 MARKANT

23


H Carola Geeve: ‘Op het werk geef je geen knuffel aan mensen.’

et is rustig in de aula van het Libanon Lyceum in Rotterdam. Er zitten een paar scholieren met hun tas op tafel en hun blik gericht op het scherm van hun mobieltje. Carola Geeve en Suzanne Semedo Furtado lopen met grote rollen wc-papier door de ruimte: ‘Wij gaan even naar de toiletten. Kijken of alles goed is’, roepen ze over hun schouder naar begeleider Joosje Dierick. Geeve en Semedo zijn cliënten van Pameijer. En sinds oktober vorig jaar werken ze samen met zes anderen op het Libanon. Ze doen er van alles. Van helpen in de aula, tot papier versnipperen en het schoonhouden van het plein en de buurt.

Miguel dos Reis Monteiro: ‘Hier kun je lekker papier prikken en je eigen gang gaan.’

BLIJE BUREN

Het begon allemaal met een telefoontje van een oudleerling. Of het niet wat zou zijn als mensen met een beperking iets gingen doen op school. ‘Eigenlijk had ik niet echt een beeld bij de doelgroep’, vertelt conrector Onno Arts. ‘Het is moeilijk in te schatten wat ze kunnen.’ En dus nam Pameijer het directieteam mee naar allerlei plekken waar cliënten werken. Zodat men kon zien hoe het in de praktijk gaat. Arts: ‘Het enthousiasme van die cliënten was enorm. En daar werden wij ook weer enthousiast van. Toen zijn we gaan doorfilosoferen, wat zouden ze kunnen doen op onze school? Het moesten wel echte taken zijn.’ Die taken werden gevonden. Maar vervolgens was de vraag: wil iedereen wel? Arts: ‘We vroegen ons bijvoorbeeld af of we het onderwijsondersteunend personeel wel mee zouden krijgen. Maar die waren meteen enthousiast. Dat heeft er ook mee te maken dat de cliënten echt extra taken doen, waar de conciërge geen tijd voor heeft. Het is dus niet bedreigend.’ Een voorbeeldje. Soms zijn scholieren niet op het plein of in de aula, maar in de wijk rond de school. En er blijven dan wel eens papiertjes of ander afval liggen. De buurt is daar niet blij mee. Maar de conciërge is te druk om met een prikstok de buurt in te gaan. De mensen van Pameijer doen dit wel. Buurt schoon, buren blij, relatie met de wijk weer goed.

LANG KLETSEN

Terug naar het begin. Zo enthousiast als het ondersteunend personeel en de directie was niet iedereen meteen. Ouders van cliënten vonden het best spannend dat hun kind, na jaren op een beschermde dagbesteding, naar een grote middelbare school ging. En, eerlijk is eerlijk, ook de begeleiders van de dagbestedingslocatie zelf stonden in eerste instantie niet te trappelen. Begeleider Wietse Jonkman: ‘Ik had wel mijn twijfels. Je ziet zo’n school voor je met een hele hoop jeugd, en dan denk je toch: gaan ze daar niet verzuipen? Maar het was een fantastisch warm bad. Niemand kijkt vreemd naar ons, van: wat komt daar binnen?’ En dat terwijl aan introductie niet heel veel gedaan is. De teamleiders zijn eenvoudig alle klassen langsgegaan met de mededeling: ‘Er komen nieuwe mensen, daar ga je iets van merken, ik verwacht dat je je netjes gedraagt.’ Volgens scholieren Elise van Oortmersen en Amber

24

MARKANT APRIL 2015


de Raadt was zelfs die mededeling helemaal niet nodig geweest. Van Oortmersen: ‘Het gaat gewoon vanzelf. Ik denk dat diep van binnen iedereen respect voor deze mensen heeft.’ De Raadt: ‘Ook de leerlingen van wie je het niet zou verwachten.’ Er gebeurt zelfs iets opmerkelijks sinds de komst van de cliënten. Van Ootmersen: ‘Bij ons op het plein waren best wel groepjes, groepjes jongens, groepjes meisjes, en die cultuur wordt eigenlijk een beetje doorbroken door de mensen van Pameijer. Als zij een praatje komen maken, komt iedereen er bij staan en dan verdwijnt die groepjessfeer.’ Carola Geeve van Pameijer: ‘Daar hebben we ook een cursus voor gevolgd. Die heet Prettige Collega. Daar leer je dat je op je werk geen knuffel aan mensen moet geven en welke kleren je aan doet.’ De Raadt: ‘Er is ook een jongen van Pameijer, die steelt hier echt de show. En hij was een beetje verliefd op mij. Voor mij is dat geen probleem. Ik zeg gewoon: “We zijn goede vrienden”. Als we te lang kletsen op het plein, komt de begeleider en die zegt: niet te lang praten. En dat begrijp ik ook wel, zij moeten ook hun werk doen.’

ONDERNEMEN

Want werken, daar gaat het uiteindelijk om. Steven Mersch is bij Pameijer al tien jaar bezig met het ombuigen van de traditionele dagbesteding naar een verplichte bijdrage aan de maatschappij. Inmiddels zijn er al drie traditionele dagbestedingslocaties leeggestroomd en binnen heel Pameijer zijn meer dan vijf honderd cliënten aan het werk in de samenleving. Het uitgangspunt is simpel: creativiteit en hobby horen onder vrije tijd, en daarvoor kun je gewoon terecht bij een vereniging in je buurt. Werk is een baan, het liefst betaald, en dat doe je bij een bedrijf of organisatie. Mersch: ‘Instellingen in de gehandicaptensector hebben die banen heel lang zelf willen creëren. Gingen zelf groen en horeca doen. Dat was zwaar ver-

Marga Wulffele deed op de dagbesteding alleen nog zittend werk. Nu loopt ze door de hele school.

lieslijdend, want ondernemen is een specialisme. Je komt dan ook in een spanningsveld: ga je voor de cliënt of voor de klant? Toen hebben we gezegd: waarom gaan cliënten niet gewoon een bijdrage leveren bij bedrijven?’

INTERNE AARDVERSCHUIVING

Daar is wel het een en ander voor nodig. Goede zogenoemde accountmanagers, zoals de oud-leerling van het Libanon die belde. Maar vooral ook een goed beeld van het talent van cliënten. Daarvoor gebruiken ze bij Pameijer de methode INVRA en een online platform waar cliënten hun talenten bijhouden, zich kunnen aanmelden voor cursussen en kunnen reageren op vacatures die bij hen passen. Mersch: ‘Er werken ook cliënten van ons bij de Hogeschool Rotterdam en het gekke is: die cliënten verzuipen juist níét. Dat komt doordat ze iets doen dat echt bij hen past.’ Behalve van de cliënten en organisatie vraagt de nieuwe manier van werken ook iets nieuws van de begeleiders. Mersch: ‘Intern betekent het een aardverschuiving. Je

>> APRIL 2015 MARKANT

25


Suzanna Semedo Furtado: ‘Even kijken of alles goed is.’

Daar kunnen ze zich terugtrekken, lunchen of werkbesprekingen houden. En er is de hele dag een begeleider van Pameijer. Niet alleen voor de werkbegeleiding, maar vooral ook voor de communicatie. Joosje Dierick:‘Zo was er laatst een personeelslid dat een cliënt een heel goed bedoeld tikje op de wang gaf, om hem hartelijk te begroeten. Ik zag aan de cliënt dat die daarvan schrok. Ik vroeg: hoe vind je dat? Hij antwoordde: hij sláát me. Dan gaan we dat meteen vertellen aan die docent. Zo houden we het goed.’ Ook met de conrector wordt regelmatig gepraat. Kunnen de taken uitgebreid worden? Hoe doen we het eigenlijk in de schoolvakanties?

WERKLAST

gaat van een dagbestedingslocatie met collega’s naar een school of andere organisatie die een heel andere cultuur heeft. Begeleiders krijgen bijvoorbeeld ook een cursus commerciële vaardigeden, waarin ze leren hoe ze zich met behoud van hun eigen waarden kunnen verhouden tot een andere cultuur, of een winstdoel.’ Begeleider Jonkman heeft de omslag van ganser harte gemaakt. ‘Ik voel me hier welkom, en met een aantal mensen heb ik echt contact. Ik voel me onderdeel van de school.’

PRATEN, PRATEN

Natuurlijk gaat het allemaal niet vanzelf. Er is voor de cliënten een leegstaand gebouwtje op het plein opgeknapt.

Intussen breidt het werk zich steeds verder uit. Zo doen de cliënten sinds kort ook kopieerwerk voor docenten. Docent economie, Maarten Faes: ‘De directie vertelde dat deze mensen kwamen en ik dacht: prima! Goed voor hen dat ze met beide voeten in de maatschappij staan en goed voor mij dat ik een werklastvermindering krijg. Als ik bijvoorbeeld kopieerwerk voor toetsen van zeven klassen heb, dan kost me dat een uur. Ik vind dat ik daar veel te duur voor ben. Dat kan dan veel beter iemand doen die dat ook nog leuk vindt, en dan kost het mij maar twee minuten.’ En leuk vinden de cliënten het. Miguel dos Reis Monteiro loopt met zelfverzekerde pas door de school. Recht tegen de stroom scholieren in de pauze in. Geen probleem. Hij gaat papierbakken halen. ‘Leuk hoor. Er is hier heel veel papier. En heel veel mensen. Hier kun je lekker papier • prikken en je eigen gang gaan.’

WERK AFSTEMMEN OP TALENTEN Pameijer is niet de enige organisatie die bezig is met werk in de samenleving. De VGN heeft samen met SBCN, het Opleiding- en Ontwikkelingsfonds voor de sociale werkvoorziening, en achttien instellingen een leernetwerk ingericht om kennis te delen rond het bieden van een betaalde baan aan mensen met een beperking in de gehandicaptensector zelf. De instellingen weten immers wel veel over mensen met een beperking, maar minder over wat het betekent om een cliënt als collega te hebben. De deelnemers doen hier ervaring mee op en delen kennis en methodieken over bijvoorbeeld geschikte functies en hoe je zaken in de praktijk regelt. In juli 2015 wordt het netwerk afgerond met een

26

MARKANT APRIL 2015

bijeenkomst en wordt de kennis ontsloten via de website van de VGN. En Gemiva-SVG en de Hogeschool Leiden doen samen onderzoek naar de inzet van mensen met een beperking in reguliere organisaties. Mede-initiator Hans Reinders: ‘De filosofie is dat je het werk probeert af te stemmen op de talenten van de cliënten. Werkgevers zeggen vaak: we willen het heel graag maar hebben geen plek. De oplossing is dat er een arbeidspsycholoog komt die plekken aanwijst in de organisatie waar werk ligt dat niet georganiseerd is. Dat is iets wezenlijk anders dan mensen op bestaande vacatures zetten. De creativiteit kan daarin kan niet groot genoeg zijn. Moet iemand papier prikken? Kijk dan ook of je het papier kunt recyclen. Dan

ruimt de medewerker niet alleen op, maar levert ook een bijdrage aan de duurzaamheid.’ Coördinator arbeidsinclusie Wiep Staal: ‘Op dit moment zijn er zeven medewerkers met een verstandelijke beperking geplaatst binnen Hogeschool Leiden, in het kader van de Wmo. Zij verlenen zelfvertrouwen en status aan hun werkzaamheden en worden begeleid door studenten van de hogeschool. Hierdoor ontstaat er een win-win situatie. Studenten zijn aan het leren over de doelgroep en de medewerkers met een beperking ontwikkelen zich op basis van hun eigen talenten.’

> VGN.NL/THEMA/219 > HSLLEIDEN.NL


COLUMN

MARJOLEIN HERPS

Innovatie: boem lauw?

‘Z

orgaanbieder meet effect innovatie onvoldoende’, zo kopte Skipr begin maart. Het betrof een bericht naar aanleiding van een onderzoek naar innovaties in de ouderenzorg. Uit het onderzoek bleek dat er veel geïnnoveerd wordt, maar dat de innovaties niet goed onderbouwd worden en het effect ervan niet goed gemeten. Hoewel dit onderzoek zich richtte op de ouderenzorg, kan het zomaar ook van toepassing zijn op de gehandicaptenzorg. Ook daar wordt heel veel ontwikkeld. De technologie heeft de zorg gevonden als interessante sector en het ene hippe softwarebedrijf ontwikkelt een nog mooiere toepassing dan het andere überhippe bedrijf. Het afgelopen jaar alleen al zijn er al meer cliëntenportals ontwikkeld dan er reorganisaties plaatsvonden in de zorg. Je zou bijna denken dat alleen het woord ‘innovatie’ iets al interessant maakt. Het is hartstikke ‘lauw’ (straatwoordenboek.nl) om innovatief te zijn, organisaties staan te springen om maar zo innovatief mogelijk te zijn. Innovatie heeft iets in zich van lef, anders durven zijn, vernieuwend en voorlopend. Dat is natuurlijk ‘boem lauw’. Maar wat blijkt nou? Niet alleen van innovaties wordt het effect niet onderzocht, zelfs van de al bestaande methodieken, werkwijzen, interventies, of hoe het dan ook heet, is slecht bekend wat het effect ervan is of ontbreekt een theoretische onderbouwing. Professionals zijn sterren in het ontwikkelen van een aanpak voor een specifieke cliëntengroep, maar niet zo goed in het onderbouwen ervan. Kennelijk is er dan iets aan de hand. Er wordt eenvoudigweg weinig onderzoek gedaan naar nieuwe ontwikkelingen. Het zit niet in de genen van de meeste ontwikkelaars om eens goed onderzoek te doen, wetenschap kan soms een klein beetje langzaam zijn (in de ogen van de überhippe bedrijven) of er is gewoonweg geen link met onderzoek. Wat de reden ook moge zijn, ik hoop van harte dat er een organisatie is die de innovaties eens even links laten liggen en eerst de bestaande werkwijzen onderbouwen en onderzoeken. Dat is pas boem lauw. •

RECENSIE

DOOR CHRISTIEN VAN ANDEL

Liefde voor werkvormen

E

en aantrekkelijk vormgegeven boek met een aanstekelijke titel: Ik wil een pizza die met de brommer komt!. De liefde voor werkvormen om te leren met mensen met een verstandelijke beperking spat van het papier. Als lezer word je beloond met veel creatieve ideeën en tips. De schrijfster slaagt erin haar enthousiasme voor ontwikkelingsgericht werken over te brengen. Zij biedt het boek aan in een tijd waarin deze manier van werken met mensen met een verstandelijke beperking onder druk staat. De professionele ondersteuning is niet langer vanzelfsprekend. De zelfstandigheid en mondigheid van de cliënt lijken steeds belangrijker. In het voorwoord verwoordt ervaringsdeskundige Ellis Jongerius treffend onder welke omstandigheden zij het beste leert. Zij en haar lotgenoten vragen een veilige omgeving, samen leren en een plan hoe het leren gestructureerd kan verlopen. En voegt Ellis toe: geef ons de tijd. Het is jammer dat haar wens niet volledig gehonoreerd is. Want wie op zoek is naar een plan komt in dit boek bedrogen uit. De indeling van werkvormen in zeven categorieën is weliswaar handig, maar de keuze wat je kiest, wanneer, en waarom blijft onduidelijk. Met name bij de categorieën ‘Leren Leren’, ‘Sociaalemotionele vaardigheden’, Cognitieve vaardigheden’ en ‘Evaluatie en ref lectie’. Juist bij deze complexe doelen is het zo belangrijk dat de leerervaringen onderling verband hebben. Met teveel losse eindjes kan je de doelgroep tekortdoen. Het boek lijkt vooral geschreven

voor lvb-cliënten, maar ook dit blijft in het midden. Ook hoe de lezer tegemoet kan komen aan de rijke gevarieerdheid van de doelgroep en het tempo van leren blijft in het ongewisse. Sterk is het pleidooi van de schrijfster voor het coachend leren. Deze houding biedt veel kansen. Je kunt de zelfredzaamheid vergroten, ondanks de bezuinigingen. Mits de coach zich bewust is van eigen handelen. Een goede coach leert zijn leven lang. Opvallend is dat de bijgevoegde zelf beoordelingslijst gevuld is met items waar geschoolde trainers zich het meest bij voor kunnen stellen. Je kunt je afvragen of je met dit hulpmiddel bij ouders en begeleiders het gewenste effect bereikt. Ik beveel dit boek vooral aan bij ervaren trainers, leercoaches, en andere professionals die gespecialiseerd zijn in het gebruik maken van het leerpotentieel van verstandelijke beperkte mensen. Laat hen samen met enthousiaste begeleiders en ouders met dit boek aan de slag gaan. Op die manier blijft het plezier in leren (dat zeker door dit boek wordt overgebracht) bestaan en wordt de kans op succesvolle leerervaringen groter. Dan is het om in Ellis’ woorden te spreken ‘geen verloren • energie’. Christien van Andel is gz-psycholoog bij Stichting Philadelphia Zorg Suzanne Verheijden, Ik wil een pizza die met de brommer komt! Educatieve werkvormen voor mensen met een verstandelijke beperking. Prijs 26,50 euro. Bestellen via educatievewerkvormen.nl.

APRIL 2015 MARKANT

27


KENNIS EN ONDERZOEK KWALITEIT

Wat willen cliënten? Meer dan zevenduizend cliënten deden ruim vijfentwintigduizend uitspraken over kwaliteit. Wat blijkt uit een eerste analyse deze big data? Wooncomfort vinden zij belangrijker dan vaak wordt gedacht. En betere maaltijden graag!

H

DOOR WIL BUNTINX ILLUSTRATIE SYLVIA WEVE

et Kwaliteitskader Gehandicaptenzorg 2.0 van de VGN omvat twaalf domeinen van zorg en ondersteuning. Het gaat om brede waardegebieden waarover in de sector consensus bestaat. De eerste acht domeinen zijn uitkomstdomeinen. Het gaat om wat relevant is voor iemands kwaliteit van bestaan: lichamelijk welbevinden, psychisch welbevinden, interpersoonlijke relaties, deelname aan de samenleving, persoonlijke ontwikkeling, materieel welzijn, zelfbepaling, en belangenbehartiging. Daarnaast onderscheidt het Kwaliteitskader vier randvoorwaardelijke aspecten: zorgafspraken en ondersteuningsplan; cliëntveiligheid (fysiek, sociaal en emotioneel); kwaliteit van medewerkers en organisatie; en samenhang in zorg en ondersteuning. Deze waardegebieden staan onder andere centraal bij het onderzoek naar cliëntervaringen: pijler 2B van het Kwaliteitskader. Dat onderzoek kan plaatsvinden aan de hand van indicatoren. Dat zijn uitwerkingen van de domeinen in concrete en meetbare aspecten. Zo ontstaan vragenlijsten.

OPEN GESPREK

Maar het kwaliteitskader kan ook op een andere manier worden ingezet. De meest eenvoudige manier om achter de kwaliteitservaringen van een cliënt te komen is immers er gewoon naar te vragen. In een

28

MARKANT APRIL 2015

open gesprek kan ruimte worden geboden om te vertellen wat iemand goed vindt in de zorg en ondersteuning, waarover men tevreden is, wat men als sterke punten ervaart. Op dezelfde manier kan worden gevraagd wat iemand vindt dat er beter zou moeten of kunnen, wat iemand als niet goed ervaart, of als zwakke punten. De respondent is dan helemaal vrij om spontaan zijn of haar ervaringen naar voren te brengen. Vervolgens kan worden gekeken op welke domeinen van het kwaliteitskader de reacties betrekking hebben. De antwoorden worden daartoe gecodeerd in termen van het kwaliteitskader en zo krijgt men zicht op de wijze waarop de domeinen vertegenwoordigd zijn in de gemelde kwaliteitservaringen van respondenten.

WONEN

Dit vindt standaard plaats als gebruik wordt gemaakt van de Quality Qube, één van de methoden uit de zogeheten ‘waaier van meetinstrumenten’ uit pijler 2B. Die methode analyseert de spontane antwoorden en koppelt deze terug op niveau van de cliënt (voor het ondersteuningsplan) en van het team. Maar de gecodeerde antwoorden worden ook gebruikt om profielen op organisatieniveau op te stellen. Zo ontstaat een beeld van de relatieve frequentie waarmee een domein voorkomt in de antwoorden. Omdat bij gebruik van de Quality Qube, naast de cliënt zelf, ook cliëntvertegen-

woordigers en de begeleiders worden gevraagd naar hun kwaliteitservaringen, kunnen profielen van ervaringen worden vergeleken tussen groepen en ook tussen zorgaanbieders. De afgelopen vijf jaar is op die manier een database gevormd met 26.257 uitspraken van 7.348 respondenten. Bij deze aantallen is het interessant om te kijken waarover respondenten het hebben als hen naar hun spontane ervaringen met de kwaliteit van zorg en ondersteuning wordt gevraagd. En vooral naar wat zij noemen als sterke punten in de zorg en wat als verbeterpunten. Voor dit artikel hebben we gekeken naar de kwaliteitservaringen met betrekking tot wonen. Het gaat om wonen op terreinen en wonen in de samenleving bij 28 zorgaanbieders verspreid over het land. Antwoorden die betrekking hebben op dagactiviteiten en ambulante begeleiding bij zelfstandig wonende cliënten, blijven hier buiten beschouwing.

MATERIEEL WELZIJN

Tabel 1 toont de top vijf van domeinen die het vaakst voorkomen in de antwoorden op de vraag waarover men tevreden is in de zorg en ondersteuning. In de tabel gaat het om circa tachtig procent van alle antwoorden binnen elke groep; de verdeling van de overige circa twintig procent over de resterende zeven domeinen wordt hier niet getoond. Bij de drie groepen zien we nagenoeg

>>


APRIL 2015 MARKANT

29


Tabel 1. Top vijf domeinen in spontaan gemelde positieve kwaliteitservaringen van cliënten, vertegenwoordigers en be-geleiders met frequentie van voorkomen

Tabel 2. Top vijf domeinen in spontaan gemelde negatieve kwaliteitservaringen van cliënten, vertegenwoordigers en be-geleiders met frequentie van voorkomen

Cliënten

Cliënten

Materieel welzijn Deelname aan de samenleving

23

Materieel welzijn

21

Psychisch welbevinden

17

Zelfbepaling

10

Cliëntvertegenwoordigers

13

Zelfbepaling

10

Interpersoonlijke relaties

10

Cliëntvertegenwoordigers

Kwaliteit van medewerkers en organisatie

19

Materieel welzijn

Psychisch welbevinden

19

Lichamelijk welbevinden

Materieel welzijn

26 18

15

Kwaliteit medewerkers en organisatie

Deelname aan samenleving

14

Deelname aan samenleving

Lichamelijk welbevinden

13

Samenhang in zorg en ondersteuning

Begeleiders

15 15 11

Begeleiders

Kwaliteit van medewerkers en organisatie Psychisch welbevinden

47

Kwaliteit van medewerkers en organisatie

52

10

Materieel welzijn

Deelname aan de samenleving

10

Deelname aan de samenleving

Zelfbepaling

9

Lichamelijk welbevinden

6

Samenhang in zorg en ondersteuning

5

Materieel welzijn

7

dezelfde top vijf bij tevredenheid over zorg en ondersteuning. Van alle door cliënten gegeven positieve waarderingen had 23 procent betrekking op materieel welzijn. In de praktijk verwijst dit naar het wooncomfort van de eigen kamer; comfort, onderhoud en schoonmaak van de woning; en de netheid van de directe woonomgeving. En 21 procent heeft betrekking op waardering voor de dag- en vrijetijdsactiviteiten en deelname aan de samenleving. Van alle cliëntantwoorden heeft zeventien procent betrekking op waardering voor ondersteuning op gebied van emotioneel welzijn. In dit domein wordt aangegeven dat men zich prettig voelt, dat men steun ontvangt als men problemen heeft, dat men zich begrepen voelt. Zelfbepaling (mogelijkheid tot kiezen en eigen regie) wordt in twaalf procent van alle antwoorden teruggevonden en het domein lichamelijk welbevinden in tien procent. Waarbij het vooral gaat om aandacht voor gezondheid en behandeling bij ziekte. Bij cliëntvertegenwoordigers vallen de meeste positieve opmerkingen in de domeinen kwaliteit van medewerkers en organisatie en evenveel in het domein psychisch welzijn. De domeinen materieel welzijn, deelname aan de samenleving en lichamelijk welbevinden vertegenwoordigen respectievelijk vijftien, veertien en dertien procent van de reacties. Bij de groep begeleiders valt op dat zij

30

15

Lichamelijk welbevinden

12

Lichamelijk welbevinden

27

Deelname aan de samenleving

MARKANT APRIL 2015

het in bijna vijftig procent van alle reacties hebben over de kwaliteit van medewerkers en organisatie. Dat gaat vooral over een positieve waardering van competenties en samenwerking binnen het eigen team.

DE MAALTIJDEN

Tabel 2 toont de top vijf van kwaliteitsdomeinen die het vaakst voorkomen in de spontane antwoorden op de vraag wat voor verbetering vatbaar is. Het gaat dus om negatieve kwaliteitservaringen, over zaken waarover men op dat moment niet tevreden is. Zowel bij cliënten als bij cliëntvertegenwoordigers staat het domein materieel welzijn bovenaan met meer dan een kwart van alle spontane reacties. Ook deze opmerkingen hebben overwegend betrekking op de eigen kamer, woning, onderhoud en schoonmaak en directe omgeving. Verbetering van activiteiten en deelname aan de samenleving wordt in vijftien procent van de reacties genoemd. Met dertien procent van alle verbeterreacties genoemd door cliënten en achttien procent bij vertegenwoordigers staat ook het domein lichamelijk welbevinden in de top vijf. Hier gaat het vooral om de smakelijkheid van maaltijden en de vraag naar meer beweging en aandacht voor lichamelijke verzorging. Bij vertegenwoordigers en bij begeleiders treedt nu ook het domein ‘samenhang in zorg en ondersteuning’ toe tot de top vijf

12 12

verbeteronderwerpen. Dat gaat vooral om teamcontinuïteit en samenwerking tussen team en ondersteunende disciplines. Bij de begeleiders valt op dat meer dan de helft van de reacties te maken heeft met kwaliteit van medewerkers en ondersteuning. Het betreft hier enerzijds de vraag naar (bij)scholing, overwegend op gebied van omgaan met gedragsproblematiek en anderzijds ontevredenheid met de hoeveelheid administratieve taken en de in het werk ervaren druk van bureaucratie. Met name het aantal reacties in dit laatste aspect is de laatste drie jaren gestegen.

GEZAMENLIJKE TOP VIJF

In de tabellen valt op dat dezelfde domeinen worden gerapporteerd bij de als positief ervaren en bij de als negatief ervaren aspecten van zorg en ondersteuning. Omdat het gaat over brede waardegebieden waarbinnen een veelheid aan concrete onderwerpen valt, is het dus best mogelijk dat een respondent reageert met tevredenheid over het wooncomfort en met ontevredenheid met schoonmaak van woning. In de rapportage op teamniveau wordt dit onderscheid wel uitgewerkt, maar in het big data-perspectief dat we hier innemen illustreert de som van reacties binnen een domein het belang van het waardedomein als geheel in de ervaring van de respondenten. Neem je de top vijf van de meest positieve


VELDNOTITIES

en de meest negatieve reacties samen, dan staan bij cliënten en hun vertegenwoordigers bovenaan: materieel welzijn; activiteiten en deelname aan de samenleving; kwaliteit van medewerkers en organisatie; psychisch welbevinden; en lichamelijk welbevinden. Factoren zoals ‘niveau van functioneren’ en ‘intramuraal’ versus ‘wonen in de samenleving’ maken in de verdeling van meest genoemde waardegebieden weinig verschil.

ZELF KOKEN

In dit korte overzicht hebben we ons beperkt tot enkele hoofdlijnen uit de analyse van spontane antwoorden op open vragen naar de subjectieve kwaliteitservaringen van cliënten, cliëntvertegenwoordigers en begeleiders in de woonfunctie van zorgaanbieders die werkten met de Quality Qube. Respondenten geven een ruim spectrum van reacties. Cliënten en hun vertegenwoordigers blijken veel belang te hechten aan materiële aspecten van de zorg. Zaken als wooncomfort, hygiëne en onderhoud van kamer, woning en omgeving dragen meer bij tot tevredenheid met de zorg dan wellicht vaak wordt gedacht. De (kwaliteit van) dagactiviteiten en deelname aan de samenleving blijkt bij alle actoren een belangrijke tweede. Verder vallen de domeinen lichamelijk en psychisch welbevinden op. In het eerste domein noemen cliënten (maar ook hun begeleiders) het vaakst de kwaliteit van maaltijden. De ervaring van de maaltijden kan het hele beeld van kwaliteitservaringen bij een zorgaanbieder kleuren. Het is pijnlijk om in reacties te lezen dat respondenten bij een zorgaanbieder in grote aantallen klagen over de smakelijkheid en variatie in maaltijden of ‘terug willen’ naar ‘zelf koken’, dat in het kader van bezuiniging werd afgeschaft. Cliëntvertegenwoordigers wijzen vaak op de noodzaak tot meer lichaamsbeweging en aandacht voor de lichamelijke verzorging (scheren, wassen, douchen). Psychisch welbevinden heeft het vaakst betrekking op de onderlinge relaties: spanningen en ruzie in de woongroep. Dit laatste element mag niet worden onderschat en komt in de uitkomsten als pijnpunt nog vaker voor bij dagactiviteiten. Cliëntvertegenwoordigers en begeleiders kijken sterk naar de voorwaardenscheppende factoren met betrekking tot competenties van medewerkers en organisatie (samenwerking, bureaucratie). Inzicht in dit soort subjectieve waardeprioriteiten van de belangrijkste betrokkenen bij zorg en ondersteuning kan een nuttig instrument zijn bij beleidsvorming zowel op niveau van een zorgaanbieder als op niveau van de sector. Verdere analyse van data en publicatie van bevindingen worden op dit moment voorbereid door het Gouverneur Kremers Centrum bij de • Universiteit Maastricht.

GUSTAAF BOS

Zwaaien naar de buren

W

outer en Esmée vertellen mij dat ze in het dagelijks leven weinig van hun buurtgenoten met een verstandelijke beperking merken. Dat was in de eerste maanden anders. Wouter herinnert zich nog goed dat zij hun meervoudig gehandicapte achterbuurman Alfons aanvankelijk vaak voor het raam zagen zitten: ‘Hij keek naar buiten en dan heb je vrij snel contact. Hij zat altijd enthousiast te wuiven.’ Maar Alfons’ woonbegeleiders bleken minder enthousiast en voorzagen het raam van plakplastic. Alfons liet zich echter niet uit het veld slaan en bleef naar zijn nieuwe buren zwaaien, plakplastic of niet. Wouter glimlacht: ‘Hij kwam er nog net bovenuit, dus dan zag je zijn hand – zo. En dan zwaaiden wij terug!’ Niet veel later informeerden de woonbegeleiders bij Wouter of zij last hadden van Alfons’ gezwaai. ‘Nou, nee, natuurlijk heb ik daar geen last van. Maar ik had het idee dat zij het zelf ook niet zo handig vonden, dat ze niet wilden dat Alfons constant deze kant op zou kijken. Dat ze daarin probeerden te sturen; enerzijds om niet tot last te zijn, maar ook omdat het voor hem zelf niet handig is om zo gefocust te zijn op de buren.’ Esmée kan wel begrip opbrengen voor de werkwijze van Alfons’ zorgverleners:

‘Ja, het wordt anders ook zo’n richtpunt voor iemand, hè. “Ik wil dáár zitten, want dan kan ik kijken.” Dat plastic is dan voor zijn eigen bescherming.’ Alfons’ woonbegeleiders maakten een definitief einde aan hun zwaaicontact, door zijn kamerindeling te veranderen. Esmée: ‘Hij kon eerst nog voor het raam zitten en dat kan nu niet meer. Volgens mij staat zijn bed daar nu.’ Even is het stil. Dan concludeert Wouter: ‘Dus hij heeft niet meer de focus op…’ Hij zwijgt en ik vul aan: ‘… de buren die staan te zwaaien?’ We schieten in de lach. Dan benadrukt Esmée: ‘Wij hebben het nooit als een probleem gezien. Het was, denk ik, juist in het begin wel leuk, ook met de kinderen. Die zwaaiden ook steeds. Alfons keek altijd als zij in de tuin speelden.’ Zouden Alfons’ woonbegeleiders zich ervan bewust zijn dat hun interventies een einde maakten aan een spontaan ontluikend burencontact, dat voor beide partijen plezierig was? Wat zou het voor Alfons en zijn nieuwe buren kunnen betekenen als zij meer tijd en ruimte zouden krijgen om elkaar te • leren kennen? Gustaaf Bos doet etnografisch onderzoek naar ontmoetingen tussen mensen met en zonder verstandelijke beperking in omgekeerde-integratieprojecten.

> BUNTINX.ORG

APRIL 2015 MARKANT

31


WAPPSITES

DOOR SANNE VAN DER HAGEN

Sanne van der Hagen maakt deel uit van het ontwerpteam van Noxqs (No excuse), een ict-bedrijf dat apps en websites ontwikkelt voor de gehandicaptenzorg.

Veilig én eenvoudig op internet > TIJDSBEGRIP

In deze rubriek staan over het algemeen recent verschenen apps en websites. Nu wil ik echter ook even aandacht geven aan een klassieker. De Time Timer. De Time Timer is een hulpmiddel om het verloop van tijd visueel te maken. Er zijn diverse middelen beschikbaar waarmee dit kan: klokjes, horloges, kaarten, etetera. Nu is er ook een app van. Time Timer zelf heeft een betaalde app, maar er is ook een gratis Nederlandse versie: Tijdsbegrip. #App #Apple #Gratis #Tijdsbegrip #bit.ly/tijdsbegrip

>

> UITZENDING GEMIST, MAAR DAN EENVOUDIG

Steeds meer organisaties maken zich sterk voor het toegankelijk maken van materiaal voor kinderen, laaggeletterden en mensen met een beperking. Nu ook de NPO. Op een speciale website kun je eenvoudig navigeren door de content van uitzendinggemist. Als je de toetsencombinatie FN-F11 gebruikt vult de site je hele scherm, dat kijkt lekker rustig. #Website #Gratis #TvKijken #npo.speciaal.nl

> YOUTUBE KIDS

Iedereen die regelmatig filmpjes op Youtube zoekt, heeft wel eens een video gezien die hij liever niet wilde zien. Zelfs als je SafeSearch in Youtube aan zet komt dat nog wel eens voor. (De knop voor safe search zit helemaal onderin Youtube). Met Youtube Kids wil Youtube dit voorkomen. Een mooie zet, maar (nog) niet beschikbaar in Nederland. Om in de gaten te houden dus! #App #Android #Apple #InOntwikkeling #bit.ly/youtubekinderen

> STAP VOOR STAP - VEILIG INTERNET

PICTOGENDA APP

Veel begeleiders gebruiken iedere week samen met cliënten de pictogenda. Nóg gemakkelijker wordt dat als deze agenda ook digitaal is. Stickers raken nooit op en als je de passende picto niet vindt, maak je gewoon zelf een foto. Wil je dat iemand je helpt met je agenda? Dan is het niet nodig langs te gaan, hulp kan ook op afstand geboden worden. De app is dertig dagen gratis voor iedereen. En altijd gratis voor iedereen met een papieren agenda. #App #iPad #Agenda #bit.ly/pictogenda-app

32

MARKANT APRIL 2015

In december is er landelijk een nieuwe website gelanceerd over veilig internetten. Dit keer geen ingewikkelde site in onbegrijpelijke taal, maar een relatief eenvoudige site met tips, trics en stap-voor-stap instructies. De website is heel talig en er is geen uitspreekfunctie opgenomen. Desalniettemin een absolute aanrader voor iedereen die veiliger gebruik wil maken van het internet of anderen daarbij wil helpen. Alle adviezen zijn gericht op gebruik van de computer, mobiele telefoon én tablet. #website #Gratis #Veiligheid #Instructies #veiliginternetten.nl Ook een app ontwikkeld voor cliënten of medewerkers in de gehandicaptenzorg? Mail of tweet : sanne@noxqs.nl, @sannevdhagen.


KENNISPLEIN GEHANDICAPTENZORG

DOOR JOHAN VAN RUIJVEN

Op het Kennisplein Gehandicaptensector, waarin de VGN participeert, wisselen begeleiders en ondersteunende professionals kennis en ervaring uit. In deze rubriek wordt steeds één resultaat van de vele activiteiten belicht.

‘Wat kunt u mij leren over uw kind?’

A

andacht voor het hele gezin in plaats van uitsluitend het uit huis geplaatste kind is een kritische succesfactor voor goede zorg, vindt Martine Noordegraaf. Ze vroeg hiervoor aandacht in een plenaire lezing op de Kennismarkt 2015, die in maart in Den Bosch werd gehouden. Tijdens haar presentatie citeerde Noordegraaf, die onlangs werd gekozen tot lector van het jaar, een quickscan van het Nederlands Jeugd Instituut naar de ondersteuningsbehoefte van zorgintensieve gezinnen: ‘Het is belangrijk dat professionals niet belerend zijn tegenover ouders. Als je kindje net is geboren, wil je het als ouder zo dicht mogelijk bij je houden. Maar is je kindje gehandicapt, dan kun je niet anders dan het steeds uit handen geven aan allerlei professionals. “Ik weet het best”, denk je het liefst als ouder, maar in dit geval weet je het eigenlijk niet. Het is belangrijk dat professionals hier rekening mee houden en niet belerend zijn tegenover ouders. Het is al ingewikkeld genoeg om toe te moeten geven dat je het niet weet en de zorg – deels – uit handen te moeten geven.’ Ouders zijn volgens Martine experts, echte ervaringsdeskundigen, vertelt ze na haar presentatie. ‘Die deskundigheid moet meer worden toe-

gepast op een behandelingsvraag. Dat vraagt om goede gesprekstechnieken van de hulpverlener. Die zou moeten zeggen: wij kunnen eigenlijk geen behandeling bepalen, zonder dat u ons adviseert. Wat kunt u mij leren over uw kind? Als instellingen het welzijn van uit huis geplaatste jeugd willen verbeteren, dan zullen ze het netwerk van de

cliënt een grotere plek moeten geven.’ Tijdens haar onderzoekswerk ziet ze een toenemende betrokkenheid van ouders. Maar er is nog werk aan de winkel. ‘Ik schat dat veertig procent van de ouders betrokken is bij alle aspecten van zorg. In de gehandicaptenzorg is dat naar mijn gevoel hoger. Dat is een

goed teken. Empowerment van kennis bij ouders is zeer wezenlijk. Er moet licht staan op de inner circle van de cliënt en niet alleen op de cliënt zelf. We moeten van kindgerichte naar gezinsgerichte zorg.’ Zelf was Noordegraaf hulpverlener in de jeugdzorg. ‘Maar toen ik stage liep liet ik mij niet inplannen voor de zondagavond, als de ouders kwamen. Dat vond ik doodeng. Ik had wel een keer een conflict met een vader, omdat ik had gezegd dat ik zijn kind beter begreep dan hij… Er was toen niemand in mijn team die tegen mij zei: ik zou toch eens wat beter naar die vader luisteren.’ Martine Noordegraaf is als pedagoog verbonden aan de Christelijke Hogeschool Ede en promoveerde op een onderzoek naar de alledaagse praktijk van hulpverleningsgesprekken. Haar onderzoeksfocus ligt op het gebied van methodiekontwikkeling in de verschillende hulpverleningspraktijken van Jeugd en Gezin. Samen met docenten en studenten van de academie voor Sociale Studies onderzoekt zij de mate waarin en de wijze waarop er binnen de residentiële jeugdzorg gezinsgericht • wordt gewerkt. > KENNISPLEINGEHANDICAPTENSECTOR.NL

APRIL 2015 MARKANT

33


KENNIS

Van Rijn geeft aftrap voor NPG Op 22 juni geeft staatssecretaris Martin van Rijn de aftrap van het Nationaal Programma Gehandicapten (NPG). In dit ZonMw-programma gaan onderzoekers, zorgaanbieders en anderen samen kennis ontwikkelen en toepassen die bijdraagt aan een betere zorg en ondersteuning van mensen met een verstandelijk beperking, meervoudige beperking, of niet-aangeboren hersenletsel. Het programma krijgt als titel ‘Gewoon bijzonder’. Van Rijn verricht de aftrap tijdens het congres ‘Focus op kennis en onderzoek’ in congrescentrum Galgenwaard te Utrecht. Tijdens het congres wordt meer verteld over de vier thema’s van het programma: gezondheid, gedrag, participatie en kennisbenutting. Ook worden actueel onderzoek, praktijkkennis, ervaringsdeskundigheid en wetenschappelijke kennis bij elkaar gebracht. Zowel uit de zorg als uit het sociale domein.

COLOFON MARKANT, vakblad voor de gehandicaptensector, wordt uitgegeven door de Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland (VGN) in samenwerking met Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media. Markant verschijnt zes keer per jaar. Lidinstellingen van de VGN ontvangen Markant als onderdeel van hun lidmaatschap.

ADVERTENTIES Bureau van Vliet, Luciène Paap Telefoon 023-571 47 45 E-mail l.paap@bureauvanvliet.com De advertentietarieven en voorwaarden zijn op aanvraag verkrijgbaar. AAN DIT NUMMER WERKTEN MEE:

REDACTIE Maartje van Boekel, hoofdredacteur Johan de Koning, coördinator, jkoning @vgn.nl Corine Wouters, redactie-assistent, cwouters@vgn.nl REDACTIEADRES Postbus 413, 3500 AK Utrecht, telefoon 030-27 39 737, fax 030-27 39 387, jkoning@ vgn.nl

AUTEURS: Christien van Andel, Marian Bergmans, Gustaaf Bos, Wil Buntinx, Sanne van der Hagen, Marjolein Herps, Krista Kroon, Max Paumen, Johan van Ruijven, Hans Schirmbeck, Hans Tak, Rieke Veurink, Inge Wichink Kruit, Rogier Wiercx, FOTOGRAFEN: Patrick Beckers, Michael Echteld, Aleid Denier van der Gon, Angeliek de Jonge, Han Mulder, Stijn Rademaker, Hans Tak, Duncan Weijting ILLUSTRATOREN: Len Munnik, Sylvia Weve

VORMGEVING Akimoto, Amersfoort, www.akimoto.nl UITGEVER Bohn Stafleu van Loghum, Paul Dijkstra, Postbus 246, 3990 GA Houten, telefoon 030-63 83 838, www.bsl.nl REDACTIECOMMISSIE Gertrude van den Brink (voorzitter), Annamiek van Dalen, Jan Duenk, Sanne van der Hagen, Sabina Kef, Marion Kersten, Gerwin van der Lei, Peter Nouwens, Mehlika Schopen

34

MARKANT APRIL 2015

ABONNEMENTENADMINISTRATIE Klantenservice Bohn Stafleu van Loghum, Postbus 246, 3990 GA Houten, telefoon 030-63 83 736, fax 030-63 83 999, website www.bsl.nl. Abonnementen kunnen op ieder gewenst moment worden aangegaan en worden stilzwijgend met telkens een jaar verlengd tot wederopzegging. Een abonnement wordt eenmaal per jaar bij voorfacturering voor het aankomende jaar berekend. Bij wijziging van de tenaamstelling en/of het adres verzoeken wij u de adreswikkel met de gewijzigde gegevens op te sturen naar Bohn Stafleu van Loghum of via www.bsl.nl. Beëindiging van

het abonnement kan uitsluitend schriftelijk of via www. bsl.nl en dient uiterlijk twee maanden voor afloop van het lopende abonnementsjaar te zijn ontvangen. Een jaarabonnement kost € 72,00, inclusief verzend- en administratiekosten. Bij meer dan één abonnement geldt een staffelkorting, mits er sprake is van één aflever- en factuuradres: 2 t/m 5 abonnementen 5%, 6 t/m 10 abonnementen 10%, 11 abonnementen en meer 15%. Studenten ontvangen 50% korting. Losse nummers € 12,00. Prijzen worden per kalenderjaar aangepast. Levering en diensten geschieden volgens de voorwaarden van Springer Media, gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel te Utrecht onder dossiernummer 32107635 op 17 juni 2010. De voorwaarden zijn in te zien op www. bsl.nl, of worden de koper op diens verzoek toegezonden. Uitgeverij Bohn Stafleu van Loghum legt de gegevens van abonnees vast voor de uitvoering van de (abonnements) overeenkomst. De gegevens kunnen door de uitgeverij worden gebruikt om u te informeren over relevante producten en diensten, tenzij u te kennen heeft gegeven hier bezwaar tegen te hebben. Het overnemen en vermenigvuldigen van artikelen en berichten uit dit tijdschrift is slechts geoorloofd met bronvermelding en met schriftelijke toestemming van de uitgever. ISSN 1384-6612 © 2015 Markant


SELFIE ‘Ik heb autisme en PDD-NOS, maar dat kun je niet aan me zien’, zegt Sjoerd Kart (29). ‘Ik kan ook gewoon alles, maar ik ben geen superman. Het mooist aan mezelf vind ik mijn uitstraling. Met mijn haar ben ik minder tevreden. Ik zou wel stijl haar willen hebben, minder krullen. En ik zou willen dat ik geen eczeem had. Soms is het erg, net als bij autisme. Maar je kan het gewoon niet weghalen. Daarom ben ik gewoon gelukkig met wie ik ben.’ Sjoerd woont zelfstandig in De Horst, een begeleide woonvorm van Pluryn in Malden. / Angeliek de Jonge


e Geaccrediteerd studiedag

3- 6 punten

Zorg geven en vrijheid nemen Vrijheidsbeperkende maatregelen worden vaak toegepast in zorginstellingen. Het inzetten van deze maatregelen is erg ingrijpend. Wat kunt u doen om vrijheidsbeperking terug te dringen? Welke alternatieven zijn er? En wat gaat er veranderen met de komst van de Wet Zorg en Dwang en de Wet Verplichte GGZ? Leer de vrijheid van uw cliĂŤnten vergroten door alternatieven voor vrijheidsbeperking in te zetten! Onder leiding van dagvoorzitter Kees Blankman, universitair docent VU en BOPZ-rechter, worden de volgende onderwerpen behandeld: De wet- en regelgeving - nieuwe Jeugdwet, Wet Verplichte GGZ, Wet Zorg en Dwang en Wet BOPZ Hoe zorgt u voor een cultuurverandering binnen uw organisatie? Praktische handvatten voor het terugdringen van onnodige vrijheidsbeperking Hoe voorkomt u probleemgedrag? De ochtend is voor professionals werkzaam in de jeugdpsychiatrie en de middag is voor de ouderen- en gehandicaptenzorg. Na het plenaire middagprogramma kunt u kiezen voor een parallelsessie voor de ouderen- of gehandicaptenzorg. Ga naar www.medilex.nl/vrijheidsbeperking en schrijf u in!

Congres

Vrijheidsbeperking in de jeugdpsychiatrie, ouderen- en gehandicaptenzorg Wanneer Woensdag 20 mei Ochtend, middag of hele dag Waar Congrescentrum In de Driehoek Utrecht Programma en inschrijven: www.medilex .nl/ vrijheidsbeperking

Schrijf u nu in!

Medilex | Postbus 289 | 3700 AG Zeist | T. 030 – 69 33 887 | info@medilex.nl | www.medilex.nl/vrijheidsbeperking


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.