SAMEN OP 40 WEG Don Bosco Noord-Zuid 1969
jaar 2009
3
D ERDE K WA RTA A L 2009
p3
HISTORIEK 40 JAAR
Driemaandelijks tijdschrift: Zeventiende jaargang nr 3
p6
INTERVIEW. ERIC MEERT
p8
Dienst Missie en Ontwikkelingssamenwerking
BOLIVIA
BelgiĂŤ - Belgique P.B. - P.P. Gent X 3/1751 Afgiftekantoor Gent X ISSN=1370-5814
P 602488
2
‘Op Bezoek’… Beste Lezer en Lezeres, de zomer is traditioneel een periode waarin vele mensen op reis gaan. Dat is duidelijk te merken aan de soms zenuwachtige drukte in de hall op de luchthaven. Hier merken we duidelijk dat onze wereld een dorp geworden is.
Op de luchthaven treffen we niet alleen vertrekkende mensen aan; we ontmoeten er evenzeer bezoekers, landgenoten die terug naar België komen na een korte of langere afwezigheid. Ze komen ‘op bezoek’ bij familie, vrienden of bekenden uit de gemeenschap waaruit zij vertrokken zijn, maanden of jaren geleden. Onder die bezoekers treffen we nog geregeld missionarissen aan, zusters, broeders of paters van verschillende congregaties, maar ook ontwikkelingshelpers. Eén van die bezoekers laten wij in dit nummer aan het woord. Na een afwezigheid van vijf jaar was Eric Meert sdb, gedurende enkele weken terug in zijn thuisbasis St.-Pieters-Leeuw, in zijn geliefde Pajottenland. Tussen de drukke activiteiten door vonden de medewerkers van DMOS-COMIDE een voormiddag om met Eric rond de tafel te zitten en hem te ondervragen over zijn visie op één van zijn grote liefdes: de zorg voor de straatkinderen. Maar zo’n bezoek aan het thuisfront biedt nog andere mogelijkheden. De veelvuldige contacten die gedurende jaren via brieven, e-mails en skype gebeurden, krijgen nu ineens een ander gezicht en een diepere intensiteit. Plots is daar de kans voor een persoonlijke ontmoeting, het luisteren naar verhalen en uitwisselen van ervaringen. De vele namen uit een lange adressenlijst krijgen opnieuw een gezicht.
Zo wordt de periode van ‘op bezoek zijn’ het uitgelezen ogenblik om de steunende achterban te ontmoeten, om de zovele, soms anonieme helpers of vrijwilligers aan te spreken en te danken voor hun nooit aflatende inzet, hun creativiteit om cent na cent te verzamelen en zo een project te ondersteunen en te realiseren. Het zijn de mensen van de zogenaamde ‘4de pijler’, die met heel veel gedrevenheid en goede wil hun plaatselijke gemeenschappen en verenigingen animeren en stimuleren om via de pater, de zuster of de vrijwilligers het Zuiden niet los te laten, integendeel. Ik denk, dierbare lezers en lezeressen van ‘Samen op Weg’, dat jullie allen tot die kostbare en belangrijke 4de pijler behoren. U staat zo dikwijls klaar met een positief antwoord op een aanbod van een ngo of een plaatselijk initiatief in de parochie, de jeugdbeweging of de vereniging. In naam van de vele ‘bezoekers’ die ik ook tijdens de voorbije zomermaanden kon ontmoeten, wil ik u allen van harte danken. De vriendschapsbanden en de banden van solidariteit werden weer sterker aangehaald. De inzet gaat verder, langs beide kanten.
Omer BOSSUYT, voorzitter
ZUID
3
Stan Provoost: Tien jaar in dienst van DMOS-COMIDE (2) 1988 - 1999
40 1969
Gerrit Van Asperdt, stichter van DMOSCOMIDE, vroeg in 1989 aan de provinciaal van de salesianen of een salesiaan hem kon opvolgen aan het hoofd van DMOS-COMIDE. Hij wilde de leiding doorgeven na de stichting en de uitbouw van de organisatie gedurende de eerste twintig jaar 1969-1989. De toenmalige provinciaal sprak Stan Provoost aan en zo werd hij op 1 maart 1988 ‘secretaris-generaal’ van de ngo. Hij kreeg een ruime inlooptijd van ongeveer 6 maanden waarin hij onder leiding van Gerrit Van Asperdt en Rik Renckens zijn werkterrein kon verkennen, dossiers kon instuderen, enz. Na de overdracht van de leiding bleef Gerrit nog een maand op de kantoren van de ngo en verdween dan naar de achtergrond. In 1989 waren er bij DMOS-COMIDE twaalf medewerkers en hij was op dat ogenblik één van grootste ngo’s die specifiek aan ontwikkelingshulp deden in België. DMOS was op dat ogenblik als het ware nog een echt familiebedrijf met zijn typische huisstijl. De werking was gestoeld op het elan en charisma van de stichters en verschillende medewerkers hadden de gestage groei van DMOS-COMIDE meegemaakt. Het was een goede equipe met een sterke inzet van iedereen.
2009
MIDE DMOS-CO _ PROFESSIONELE GROEI Toen Stan Provoost op DMOS het roer overnam, trof hij er een enthousiaste groep medewerkers aan die al veel ervaring en kennis hadden opgebouwd op het gebied van de voorbereiding en uitwerking van ontwikkelingsprojecten. Maar, samen met de evoluties op het gouvernementele terrein van de ontwikkelingssamenwerking (toen nog ABOS), ontdekte hij de noodzaak om de ngo-werking ook meer professioneel te organiseren. De ploeg werkte enthousiast, maar er was geen uitgesproken visie, geen uitgestippelde strategie en te weinig procedures en criteria voor de aanvaarding van de projecten. De twee grote diensten in huis, de voorbereidingsdienst en de opvolgingsdienst moesten meer op elkaar afgestemd worden tot één gestroomlijnd geheel. Die optie werd omgezet in het uitschrijven van nieuwe VZW-statuten onder leiding van Dhr. Rik Renckens en het ontwerp van een huishoudelijk reglement om de werking te consolideren.
3/2009
n Sta
voost Pro
jaar
SAMEN OP WEG
_ INSTAP IN HET WERK
4
90’ anno 19
Het was tevens de periode waarop het dagelijks bestuur als beleidsorgaan het licht zag. Het bestond uit 5 personen; 3 salesianen en twee leken-medewerkers. Zij vormden een operationeel team dat de organisatie leidde. Onder leiding daarvan werd er o.a. gewerkt aan de procedures in verband met de afwerking en evaluatie van de projecten en de functie van de evaluatiebezoeken bij de partners in het Zuiden. De aandacht voor de professionalisering werd in die periode omgezet in de beginnende samenwerking met South Research, die op vraag van Stan vormingssessies gaf aan alle personeelsleden. De studieonderwerpen waren vooral: 1. De studie van de lokale situatie waar een project gevraagd wordt, 2. Hoe een project omschrijven, uitschrijven en indienen, 3. Hoe het goedgekeurde project uitwerken en tot een goed einde brengen, 4. Het belang van een goede evaluatie van het project.
_ VORMING IN HET ZUIDEN De vormingssessies van South Research werden niet alleen aan de personeelsleden van DMOS-COMIDE in Brussel aangeboden. Stan onderkende ook de noodzaak van een degelijke opleiding van salesiaanse medewerkers in de projectuitvoering in het Zuiden. Op zijn vraag en aandringen ging South Research ook hier aan de slag. De ingediende projecten mochten niet langer beschouwd worden als het persoonlijke initiatief van één of andere plaatselijke salesiaanse schooldirecteur, maar van de salesiaanse provincie waartoe dat concrete jeugdwerk of die school behoorde. Met deze vorming beoogde Stan een grotere cohesie en sterkere continuïteit bij de planning van de projecten. Met deze manier van werken kwam er een grotere verantwoordelijkheid te liggen op de schouders van de provinciale raad en de provinciaal econoom. Stan stelde er prijs op om op de meeste van die vormingssessies door South Research persoonlijk aanwezig te zijn. Zijn reizen naar het Zuiden stonden vooral in het teken van opvolging en evaluatie van de projecten en de vorming van partners. Er moest ook een vertrouwensrelatie groeien tussen DMOSCOMIDE en de partners in het Zuiden. Dat was uiterst belangrijk voor een coherente en duurzame samenwerking.
1969
40 jaar
2009
In die periode had het centrale bestuur in Rome nog een andere visie op ontwikkelings-samenwerking in België. In zijn beleid kwam Stan altijd terug op dezelfde essentiële vraag: ‘Voor wie zet ge dit project op? Wie is uw doelgroep? Zijn het werkelijk de armen die u met dit project wilt bereiken en helpen? Een verschuiving in de doelgroepen kwam volgens hem te vaak voor, ook in het Zuiden. Voor Stan was DMOSCOMIDE de bemiddelaar tussen de Belgische overheid en de arme mensen, de jongeren en niet zozeer de congregatie op zich. Het waren vragen die hij aan elke provinciale raad van de salesianen voorlegde naar aanleiding van de bespreking van ingediende projecten. Het waren soms wel ‘vurige’ gesprekken, maar het loonde de moeite en het was vruchtbaar voor de toekomst.
ZUID
5
_ NAMEN DIE BIJBLIJVEN Ik heb met veel gedreven mensen mogen samenwerken tijdens de periode 19891999. Het is delicaat om namen te noemen en daarbij het gevaar te lopen mensen te vergeten. Gerrit Van Asperdt, Rik Renckens en Marie-Josée Philipet blijven me zeker sterk bij, maar ook de medewerkers uit het eerste dagelijks bestuur, salesianen en leken.
V.l.n.r. Rik Renckers, Ger rit Van Asp erdt en
Marie-Josée Philippet’
3/2009
Ik heb altijd heel graag deze opdracht vervuld. Het was voor mij de concrete invulling van mijn keuze als salesiaan van Don Bosco voor de arme jongeren. Ik ben heel blij dat ik 10 jaar lang die missie heb mogen dienen.
SAMEN OP WEG
Bij de administratie van ABOS blijft mij zeker de goede relatie met Dhr. Poignard in het geheugen. Dhr. Poignard had zeker en vast een andere politieke gezindheid en visie dan DMOS-COMIDE, maar hij was tegenover ons altijd heel correct. Hij vond dat DMOS-COMIDE toen twee stappen voor was op de rest van de ngo-wereld. Wanneer ik hem om raad vroeg stond hij heel open voor onze vragen en kregen we altijd veel steun van hem in een open sfeer. Ik houd aan hem een zeer goede herinnering over.
Omer BOSSUYT, voorzitter
40
19 69
jaa r 20
09
DM OS -CO MI DE Wordt vervolgd. 1969
40 jaar
2009
6
De straten van Lubumbashi Salesiaan Eric Meert is al meer dan 30 jaar actief in Lubumbashi. Als grote bezieler van de Salesiaanse vzw Oeuvres Maman Marguerite (OMM), liet hij dit netwerk van opvangcentra voor straatkinderen uitgroeien tot een schoolvoorbeeld voor vele ngo’s en overheden. Hoog tijd dus voor een interview.
Het begon allemaal toen je als 23-jarige salesiaan besloot te vertrekken naar Congo. Hoe was je tot deze beslissing gekomen? Wel, van jongs af aan voelde ik een sterk sociaal engagement in mij. Ik zette me in voor mijn Don Boscoschool, voerde mee campagne voor Broederlijk Delen, en engageerde me voor de plaatselijke wereldwinkel. Toen ik enkele jaren later deelnam aan internationale bouwkampen in Frankrijk, Tunesië en Algerije, besefte ik dat een engagement in het buitenland wel eens mijn levensdroom zou kunnen zijn. Je begrijpt dat toen ik 23 werd, mijn beslissing om naar Congo te vertrekken niet als een donderslag bij heldere hemel kwam. En hoe kwamen de straatkinderen van Lubumbashi centraal te staan in uw leven? Een tijdlang was ik provinciaal econoom van de salesianen in Midden-Afrika. Al snel merkte ik dat deze job niet op mijn lijf geschreven was. Toen ik dan enkele jaren later de kans kreeg me in te zetten voor straatkinderen, greep ik die met beide handen. Dat ik hiervoor middenin de straatkinderen moest wonen in Bakanja Ville, één van onze opvanghuizen, maakte de uitdaging des te groter. Tot vandaag de dag is Lubumbashi nog steeds mijn thuis. Waren de noden hoog op dat ogenblik? Zeer zeker. Tot vóór 1990 was het feno-
meen van straatkinderen in Congo een marginaal probleem. Het fenomeen beperkte zich tot enkele jongens die leefden, werkten en sliepen op de plaatselijke markten. Maar de sociale, politieke en economische crisis waarin Congo in de jaren negentig vergleed, bracht de hele samenleving
met hun problemen ten rade bij sekten en charlatans, die vervolgens ‘ontdekten’ dat één van de kinderen bezeten zou zijn door boze geesten en zo ongeluk brachten over de familie. Werkloosheid, misoogst, ziekte of overlijden; het behekste kind wordt vandaag nog steeds verantwoordelijk gehou-
‘Temidden de straatkinderen moeten leven, maakt voor mij de uitdaging groter ... en des te aantrekkelijker.’ aan het wankelen. Gezinnen die niet langer financieel de eindjes aan elkaar konden knopen, stuurden al snel hun kinderen de straat op. Had de economische crisis nog andere gevolgen voor de straatkinderen? Spijtig genoeg wel. De continu verslechterende sociale en economische situatie bracht de Congolese bevolking niet enkel fysisch, maar ook mentaal aan de rand van de afgrond. Ouders verloren hun geloof in de traditionele godsdiensten. Ze gingen
den voor alles wat mis loopt. Ze worden dan ook vaak mishandeld en het huis uit gedreven. Ondanks deze moeilijke context, wordt Oeuvres Maman Marguerite vanuit alle kanten geprezen voor zijn pragmatische en efficiënte manier van werken. Door 15 jaar lang tussen de straatkinderen te leven, heb ik inderdaad zicht gekregen op wat wel en niet werkt. Zo kwamen we al snel terug op het idee de straatkinderen in de watten te leggen. Aanvankelijk gaven we
ZUID
We bieden bewust geen gratis voedsel en comfortabele bedden aan, omdat we zó niet alleen het straatleven bestendigen, maar ook nieuwe straakinderen zouden creëren. We hebben al vaker gemerkt dat ouders hun kinderen gemakkelijker op straat zetten, als ze weten dat hun kind wel op eigen kracht aan voedsel en een veilige slaapplaats zou geraken. Zonder het comfort van het straatleven te verhogen, willen we toch op een doordachte manier enkele primaire noden ledigen bij
de straatkinderen. Deze manier van werken sijpelt door tot in de kleinste details. Zo geven we de straatkinderen maar een half stuk zeep en dat 2 keer per week. Een heel stuk in één keer wordt al snel op de markt verkocht, of geruild voor lijm, sigaretten of andere drugs. Stel dat morgen een straatkind naar je toestapt en vraagt hem te helpen een nieuw leven op te bouwen. Wat doe je dan? Dan hebben we een uitgebreid gesprek met het kind over zijn verleden: waarom hij op straat is terechtgekomen, met wie hij omgaat, of hij drugs gebruikt, enz. Zo proberen we uit te maken hoe we met hem of haar het beste kunnen omgaan. Bij het zoeken naar een oplossing maken we dus geen abstractie van het kind dat voor ons staat. Het is een kind met een eigen persoonlijkheid met wie we zoveel mogelijk proberen rekening te houden. Ons uiteindelijke doel is het gezin ervan te overtuigen het kind langzaam opnieuw op te nemen. In elke reïntegratie spelen onze sociale assistenten een belangrijke rol. Stapsgewijs halen ze de band tussen het kind en de ouders aan. Eerst zoekt het kind onder begeleiding zijn familie op, al was het maar voor een paar uur. Later blijft het kind in het weekend al eens slapen bij de familie. Tijdens de week blijft het kind meestal in ons opvangcentrum om school te lopen. Onderwijs is voor ons immers hét kernpunt
binnen het integratieproces. We hebben gemerkt dat de integratie van de kinderen vlotter loopt wanneer de familie weet dat het kind niet langer een straatboefje is, maar leert lezen, schrijven, en zelfs een beroep aangeleerd krijgt. Hoe zie je Oeuvres Maman Marguerite op lange termijn functioneren? Hoe strak hebben de Congolezen zelf de touwtjes in handen? Het is zo dat ik sinds het begin inderdaad een belangrijke rol heb gespeeld in de werking van Oeuvres Maman Marguerite. Maar ik heb er ook altijd over gewaakt dat de hele werking niet zou stilvallen bij mijn afwezigheid. Zo heb ik in 2003 de coördinatie overgelaten aan de Congolese Broeder Pascal Mukendi en geef ik systematisch al mijn internationale contacten door aan het bestuur van Oeuvres Maman Marguerite. We hebben de organisatie ook van binnenuit versterkt met vaste werknemers en duidelijke beslissingsstructuren die de continuïteit moeten verzekeren. Je kunt dus gerust zeggen dat de Congolezen al een hele tijd de touwtjes in eigen handen hebben. Oeuvres Maman Marguerite is een project in constante evolutie. Wat zijn de laatste initiatieven? We hebben gemerkt dat onderwijs niet voor iedereen altijd een geschikt instrument is om hen te integreren in de samenleving. Daarom hebben we een kleine voetbalclub opgericht. Sport is immers een prachtig middel om jongeren die onder geen enkel beding naar school willen gaan, toch structuur en hoop te geven in hun leven. In elk nieuw initiatief proberen we dus steeds vanuit de realiteit te vertrekken en gaan we op een heel pragmatische manier om met nieuwe problemen. Ik veronderstel dat dit onze sleutel tot succes is. Meer weten? www.omm.be
Wouter DERIJCK
3/2009
En hoe gaat Oeuvres Maman Marguerite om met de straatkinderen, in afwachting van deze ‘mentale klik’? In het vluchthuis, Bakanja Ville, bieden we de straatkinderen, een luisterend oor, medische verzorging, kookgerei en een veilige, beschutte slaapplaats aan. ‘s Avonds kunnen ze in ons centrum hun eigen voedsel klaarmaken, zich wassen, en op hun eigen kartonnetje veilig de nacht doorbrengen.
‘Zonder het straatleven van de kinderen te vergemakkelijken en dus te bestendigen, willen we toch op een doordachte manier hun primaire noden ledigen.’
SAMEN OP WEG
de straatkinderen gratis voedsel en kledij in de eerste etappe waar ze nog in de straat leven. Maar al snel zagen we in dat deze aanpak verkeerd was. We leken hun straatleven eerder te vergemakkelijken en dus te bestendigen. Om meer te betekenen dan een doekje tegen het bloeden, moesten we onze strategie aanpassen. Sindsdien werken we op de eigen wil van het kind, dat zelf tot het besef moet komen dat de straat geen plaats is om in op te groeien. Door dag en nacht aanwezig te zijn in de wijken van Lubumbashi kunnen de straatkinderen steeds bij ons terecht wanneer ze willen breken met dit harde straatleven. Deze mentale klik is allesbehalve vanzelfsprekend. Het leven op straat betekent immers niet alleen honger en geweld, maar ook leven in absolute vrijheid. Het is een leven zonder regels of wetten; een harde realiteit waarin vele straatkinderen al snel berusten en een eigen weg banen. De eigen wil om uit deze spiraal van geweld en armoede te klauteren, is enorm belangrijk.
7
8
Solidair met
Bolivia Al vele jaren steunt DMOS-COMIDE salesiaanse ontwikkelingsprojecten in Bolivia. Onze partners organiseren professionele opleidingen in La Paz, informeel onderwijs voor jonge geïmmigreerde meisjes in Cochabamba en afstandsleren via radiostations voor boeren die diep in de Andes een geïsoleerd leven leiden.
Het was voor onze partners allerminst vanzelfsprekend om deze projecten tot een goed einde te brengen. Moeilijk hanteerbare machines, langdurige pedagogische opleidingen voor leerkrachten, en een niet te onderschatten administratieve rompslomp. Maar op het einde van de rit bleek de samenwerking zeer succesvol te zijn. Onze partners zijn sterk genoeg om op eigen benen staan. Ze zijn niet langer afhankelijk van de Belgische subsidies die stillaan naar hun einde lopen, en kunnen nu hun eigen ‘financiële boontjes’ doppen. Ze halen hun geld uit de verkoop van artisanale producten, privé-investeringen en allerlei subsidies van de lokale overheden.
We zijn dan ook trots op de resultaten van onze jarenlange samenwerking. Het centrum El Alto leidt meer en meer jonge arbeiders en professionele techniekers op in mechanica, elektriciteit, drukkerij en informatica. Het centrum Las Villas biedt jonge vrouwen opleidingen aan als naaister, secretaresse en boekhoudster. En de radiostations blijven nieuws en opleidingsprogramma’s de ether insturen voor de geïsoleerde boeren in het Andesgebergte.
_ NAAR HET PLATTELAND TREKKEN: EEN BEWUSTE KEUZE Het is algemeen gekend dat Bolivia het armste land is van Zuid-Amerika. Binnen Bolivia treft deze extreme armoede de Andesregio en de inheemse bevolking het hardst. Een doorsnee Boliviaanse boer moet zijn gezin zien te onderhouden met 30 à 80 euro per maand. De armoede is dan ook overal aanwezig, zowel in de steden als op het platteland. Omdat DMOS-COMIDE niet overal tegelijk kan werken, moeten we keuzes maken.
ZUID
Een agrarische specialist van het landbouwcentrum in Independencia demonstreert hoe men dieren medisch kan onderzoeken.
Samen met onze lokale partner OFPROBOL (Oficina de Proyectos en Bolivia) richten we ons vooral op de rurale bevolking die door hun isolement amper kunnen voldoen aan hun eigen basisbehoeften. Al te vaak worden ze aan hun eigen lot overgelaten. Gezinnen leven van hun magere (aardappel)oogst en veeteelt. Vrouwen proberen thuis wat bij te klussen met weefwerk of potterij, terwijl de mannen naar de steden afzakken om werk te vinden als arbeider.
_ PLATTELANDSONTWIKKELING TEN DIENSTE VAN DE LOKALE BEVOLKING Omdat de plaatselijke boeren wijdverspreid leven in de Andes, is het te moeilijk om grote groepen boeren in enkele grote vormingssessies bij te scholen. DMOS-COMIDE past daarom haar strategie aan en investeert in opleiding van plaatselijke landbouwspecialisten. Nadat ze in één van onze centra een korte maar intensieve opleiding in speciale landbouw- en veeteelttechnieken hebben doorlopen, keren ze De Boliviaanse Andes.
elk terug naar hun gemeenschap om deze nieuwe technieken te delen met anderen en op hun eigen landbouwgronden om te zetten in praktijk. Maandelijks sturen de landbouwscholen ook eigen technische medewerkers uit naar de lokale gemeenschappen om erop toe te zien dat de landbouwspecialisten hun verantwoordelijkheden opnemen. Verder organiseren de medewerkers bijeenkomsten van de hele gemeenschap om een duidelijke kijk te krijgen op de plaatselijke noden en specifieke problemen, technische vragen te beantwoorden, en de ontwikkelingen, waar nodig, bij te sturen. De technische landbouwscholen organiseren niet alleen opleidingen voor landbouwspecialisten, maar richten zich ook tot de schoolgaande jeugd. In de voormiddag volgen de leerlingen traditionele lespaketten (wiskunde, Spaans, geschiedenis, ...), terwijl ’s namiddags onderwijs in landbouw en veeteelt centraal komt te staan. Aangezien de leerlingen vaak zonen en dochters van boeren zijn, tonen ze een grote interesse in de nieuwe landbouwtechnieken om nadien hun ouders beter te kunnen bijstaan.
_ EEN VLIEGENDE START Sinds 2008 heeft het ontwikkelingsprogramma al 3000 boeren een gespecialiseerde opleiding aangeboden. Vierhonderdvijftig onder hen waren vrouwen; een relatief hoog getal gezien ouders, echtgenoten en zelfs de hele gemeenschap vaak afwijzend staan tegenover vrouwenarbeid in landbouw. Het globale programma organiseerde in één jaar tijd reeds 50 gespecialiseerde opleidingen rond specifieke thema’s: speciale verzorgingstechnieken voor vee, het
bestrijden van parasieten, het verbeteren van landbouwtechnieken (onderhoud, oogst, opslag), landbouwdiversifiëring (vis-, fruit, bijenteelt, tuinbouw), milieubescherming (recyclage van afvalstoffen, natuurlijke meststoffen, compost), commercialiseren van kleine landbouwbedrijven, enz. Naast deze intensieve opleidingen, financiert het programma eveneens technische bijstand voor gemeenschappen die leven van de landbouw. Technische tips rond bijvoorbeeld verbeterde zaden moeten de productie en dus hun inkomsten doen toenemen. De opdracht is zwaar en ingewikkeld, maar de eerste resultaten zijn zeer positief en bemoedigend. De boeren tonen een enorme belangstelling voor de opleidingen, en verspreiden nu reeds de opgedane kennis binnen hun gemeenschap. Door de schouders onder dit project te steken, kiezen we bewust voor de allerarmsten: de geïsoleerde boeren die zich nog met oude landbouwtechnieken moeten behelpen en overleven in miserabele omstandigheden. DMOS-COMIDE is vereerd een programma te ondersteunen dat luistert naar de noden van de boeren en hoop geeft aan een volk. Want wanneer je een Boliviaanse boer vraagt wat hij het liefst van al zou willen, antwoordt hij: LEREN!
Jorge PEÑARANDA
3/2009
Deze onmogelijke situaties dwingen steeds meer jongeren naar de steden. Er is er sprake van een ware plattelandsvlucht. Om deze exodus aan jongeren tegen te gaan, wil DMOS-COMIDE via een nieuw meerjarenplan de plaatselijke socio-economische situatie verbeteren. Dit nieuwe ontwikkelingsprogramma zal 5 technische landbouwcentra ondersteunen in Kami, Independencia, San Carlos, Sagrado Corazon en Santa fé de Yapacani.
Een landbouwspecialist, klaar om de opgedane kennis te delen met zijn lokale gemeenschap.
SAMEN OP WEG
_ DE PLATTELANDSVLUCHT TEGENGAAN
9
10
Educatieve spelen: een andere manier om over de wereld te leren
0321
De wereld van de ontwikkelingssamenwerking blijft voor vele jongeren onbekend terrein. Door procesbegeleiding in scholen willen we graag onze bijdrage verlenen aan het verruimen van de horizonten. Daarom zetten we twee educatieve spelen in de kijker. In de loop van dit schooljaar leenden we ze geregeld uit bij Kleur Bekennen en werden ze door ons op verschillende plaatsen uitgetest.
_ FIFTY FIFTY FOR LANGAR
_ LANGAR UITGETEST
Dit spel wil jongeren de realiteit, de complexiteit en de inzet van ontwikkelingssamenwerking laten ontdekken. Het spel speelt zich af in een denkbeeldig land, Langar. Zowel op bestuurlijk als op menselijk vlak kampt het land met verschillende behoeften. Het hoofddoel van het spel bestaat erin zes verschillende projecten in het land te realiseren. Iedere groep is verantwoordelijk voor een project en tracht de meest geschikte partner, mensen en middelen te verzamelen. De groep vereenzelvigt zich met de lokale bevolking, met de overheid of met een lokale ngo. Het spel is gericht op de 3de graad van het secundair onderwijs, het hoger onderwijs en de lerarenopleiding.
Wij testten het uit op de nieuwe lading vrijwilligers die net vertrokken zijn. Tijdens hun laatste voorbereidingsweekend spendeerden we de zondagochtend aan dit nieuwe gezelschapsspel. Zowel ondergetekende als spelbegeleider en de vrijwilligers als proefkonijnen waren nieuwsgierig en kritisch tegelijk. Het spelverloop lijkt een kruising tussen ganzenbord, mens-erger-je-niet en monopolie. Kans- en pechkaarten doorkruisen het geluk van de spelers. Het ene project is groots, het andere kleinschalig. Toch wordt al vlug duidelijk dat we in gezelschapsspelen gewend zijn om te winnen en ons eigen belang voorop te stellen. Het was zelfs in onze vrijwilligersgroep, die van solidariteit doordrongen is, niet vanzelfsprekend om ook rekening te houden met het belang van de anderen. Oké, als het voor zichzelf strategisch interessant was, wel. Toch stuurden een aantal ‘verlichte, verliezende’ geesten op de duur aan tot samenwerking en konden we min of meer de eindbedoeling bereiken.
‘Het spel is "niet eerlijk" en de meeste spelers hebben dat al gauw door.’ Als beginnend spelbegeleider was het niet simpel. De op voorhand goed bestudeerde richtlijnen lieten hier en daar nog een onduidelijkheid open, die we nadien in het verloop van het spel moesten bijsturen. De leergierige groep stelde de ene vraag na de andere en had moeite om gewoon het spel zijn gang te laten gaan. Toch heeft het vele mogelijkheden. Omdat het zo complex is en vele lagen heeft, komt er een vrij realistisch beeld naar voren waar ontwikkelingswerk mee te maken heeft. De ingebouwde onderhandelingsrondes lokken heel wat discussie uit en doen het inzicht groeien.
NOORD
Ook hier wordt het stramien van ganzenbord of levensloop gevolgd. Alleen is het van in het begin heel duidelijk dat niet iedereen gelijk aan de start komt. Dat wekte wel eens frustratie op in de Don Bosco basisschool van Sint-Pieters-Leeuw en bij de leerlingen van de 2e graad BSO hout en metaal van Don Bosco SintPieters-Woluwe. De leerkrachten van beide scholen namen zelf de begeleiding op zich. Doordat zij hun ‘pappenheimers’ goed kennen, konden ze ook inspelen op reacties van leerlingen die situaties herkenden of zelf meegemaakt hebben.
_ EEN VOORBEELD UIT HET SPEL. HET VERHAAL VAN COSTALINA _ DE STRAATKINDEREN VAN VERWEGISTAN Voor de categorie kinderen van 10 tot 14 jaar probeerden we dit educatief gezelschapsspel over kinderen en hun rechten uit. Het spel gaat over kansarmoede bij straatkinderen in een stad van een derdewereldland. Zowel de oorzaken, de gevolgen, als het dagelijkse overleven komen al spelend aan bod in de verhalen van zes kinderen die leven in het fictieve Verwegistancity.
De miserie begon 10 jaar geleden. Je was toen nog maar 3 jaar. Er waren opstanden van de Garifuna’s in de kuststreek. De rijke meneer Pablo wilde een groot hotel neerzetten op de plaats waar het vroegere dorp was. Samen met alle andere mannen was je vader gaan protesteren. Hij werd opgepakt door de politie en zit al 10 jaar in de gevangenis. Hij heeft echt niets gedaan. Toen je vader weg was, ging er niemand meer vissen. Vijf jaar geleden is Alejandro echter ook zijn boot kwijtgeraakt. Je weet niet goed
hoe. Toen zijn jullie verhuisd naar Verwegistan-City. Eigenlijk moet je altijd vuile karweitjes opknappen en meehelpen met je moeder terwijl de kinderen van Alejandro mogen spelen. Je moet ook regelmatig zorgen voor je jongste zusje van 1 jaar. Maar dat vind je niet erg. Afhankelijk van het verloop van het spel kan Costalina geluk of pech hebben. Op een van haar persoonlijke gelukskaartjes lezen we: “Een oude vrouw vraagt of je voor haar boodschappen wilt doen. In ruil krijg je al de kleren die te klein zijn voor haar kleindochter.” Bij de pechkaartjes staat: “Je wordt door je stiefvader het huis uit gezet.” Zo wordt het duidelijk dat positieve of negatieve toevalligheden mee de toekomst bepalen van deze kansarme kinderen. Het spel is op zich niet moeilijk en de nabespreking kan veel inzicht in situaties van andere kinderen brengen. Zeker een aanrader! ‘De Straatkinderen van Verwigistan’ is gemaakt door Jeugd en Vrede, Kadapalabra in Mechelen. Je kunt het gezelschapsspel daar bestellen of gratis uitlenen bij Kleur Bekennen. www.jeugdenvrede.be www.kleurbekennen.be
Lut VAN DAELE
Het spel is gebaseerd op werkelijke verhalen en situaties. De kinderen dragen fictieve namen, maar hun verhalen zijn echt. In de praktijk is het leven van de straatkinderen vaak slechter dan in dit spel wordt voorgesteld. Er wordt immers niet echt ingegaan op de drugsproblematiek en de (seksuele) uitbuiting waarmee ze vaak te maken krijgen. Het spel is "niet eerlijk" en de meeste spelers hebben dat al gauw door. Dit aspect is heel bewust in het spel gestoken om vanuit die verontwaardiging een korte nabespreking te starten. Het spel duurt ongeveer 50 minuten met nabespreking. Het kan met zes leerlingen of zes groepjes gespeeld worden.
03214
3/2009
_ VERWEGISTAN UITGETEST
SAMEN OP WEG
4
De nabespreking is natuurlijk even belangrijk als het spel zelf en confronteert de speler met zijn houding in de loop van het spel: welke prioriteiten stelde je, op welk dwaalspoor zat je, luisterde je naar de context van het spel? Er werden immers regelmatig nieuwsberichten gelezen die de toestand van het land toelichtten. Afhankelijk van de voorkennis van de groep kun je in de nabespreking de verworven kennis aanvullen en verankeren. Door het spel is er immers al ‘aan den lijve’ ondervonden waar het eigenlijk om gaat en hoe moeilijk het is om het nobele doel te bereiken. Kortom, zeker een aanrader maar het vraagt wel erg veel van de spelbegeleider en de spelers. Het spel werd ontwikkeld door Kleur Bekennen en is er GRATIS uit te lenen.
11
12
Met een handkus van Napoleon Leena De Bakker was in India negen maanden vrijwilligster ‘via Don Bosco’.
Op de salontafel ligt een stapel nummers van ‘Nest’, het tijdschrift over het ‘goeie leven’ in eigen huis en tuin. Over de vensterbank stapt een kolonne Indiase, houten olifanten. In de keuken strijkt Hilde, Leena’s moeder. In een hoog bed in de living kraait af en toe de blinde Adam, vier jaar, die op zijn rug ligt. Zijn armpje steekt hij nu en dan omhoog, tot hij zich met open mond overgeeft aan de slaap. Vóór mij zit Leena, net terug uit India. Ik bekom nog van haar nieuwe, knappe look toen zij daarstraks de deur opentrok. Negen maanden geleden zwaaide ik haar uit in Zaventem, waar ze vijftien kilogram zwaarder was en een paardenstaart had. Hier in Zoersel straalt ze in blauw en geel, met een naar rechts hangende haarslag. Geniet zelf van bijgaande foto die zo geen onderschrift meer nodig heeft.
_ NAMASTE Negen maanden leefde Leena De Bakker in het Zuid-Indiase Pondicherry. Ze was er vrijwilligster in een Don Bosco Boys’ Home en een transitschool. In de eerste zitten een honderdtal 15-plussers die een beroep leren, in de tweede school een honderdtwintig jongens van 5 tot 15 jaar met een moeilijke gezinssituatie. Tien maanden lang schreef Leena nu en dan impressies neer. Drie dagboeken vol. En gelukkig voor familie en vrienden ook lange mails. Mails die opvallend vaak gekruid waren met ‘drie puntjes’, een beletselteken, als om aan te geven dat iets te denken geeft. En steevast begonnen haar mails met ‘namaste’ –ik groet de godheid in jou- en sluiten ze af met een dikke kus, een ster en een maan.
‘Al die maanden heb ik de tijd herontdekt. De tijd om mieren te volgen. Een zonsondergang te bewonderen. Om met mijn handen, een borstel en blauwe zeep de eigen was te doen. De tijd ook om daar thuis te komen. De eerste twee maanden stak de nostalgie geregeld de kop op. Maar daarna kon ik beter mijn eigen gewoontes en ritme loslaten.’ Midden november 2008 schrijft ze naar vrienden: ‘Na een dikke twee maanden van veel twijfelen, missen, heimwee, veel vragen, overwoog ik soms terug te keren. Maar nu kijk ik niet meer voortdurend op de kalender om de dagen en weken te tellen. Ik laat de tijd zijn gang gaan. Want het voelt goed om hier te zijn. Om mee les te volgen, te lachen, de boys tot de orde te roepen, maar nog meer om hen aan te moedigen, ze te prijzen als ze het goed doen.’ Niet dat zoiets, zelfs binnen een ‘Don Bosco huis’ vanzelfsprekend was. Leena: ‘Ik zag hoe voor de jongens –soms ook wel echt boefjes- geregeld de lat of de bordveger werden gebruikt om ze een tik of pak slaag te geven. Sommige opvoeders en leerkrachten konden het niet laten om te slaan. Het enige verweer dat ik, samen met twee andere,
Nederlandse vrijwilligers had, was ons onbegrip en ongenoegen uit te spreken. Zoals voor de kleine Bosco, negen jaar. Die had het altijd gedaan. Dus riskeerde en incasseerde hij geregeld de toorn van de opvoeders. Zeker, het was een explosief ventje. Maar als je hem aanmoedigde in wat hij goed deed, zag je zo zijn ogen van dankbaarheid schitteren.’
_ WATER, EEN KOE EN EEN HANDKUS ‘De eerste maanden was de communicatie niet zo eenvoudig. Tamil is daar de hoofdtaal. De conversaties bleven vaak hangen bij ‘ja’ en ‘neen’ of ‘Mag ik water?’ Op de duur begreep ik wel een en ander. Geleidelijk aan gingen wij met de jongens of de directeur van het centrum, Gerard Majella, op bezoek in de streek. Naar Ooty, in de bergen, naar de grote stad Coimbatore. Met 140 op de bus. Of naar Indiase feesten zoals Diwali en een schoolreis naar Chennai. ’s Morgens om 4.00 uur op de bus met een bende joelende, uitgelaten boys en foute Indiase muziek. Ik had gehoopt nog wat te soezen. Niét dus. Drie kerken bezocht, toch nog naar het strand,
NOORD
Enkele maanden later schrijft Leena naar huis: ‘Een bezoek gebracht aan Raja en Josephine in Nanapallian die voor een dertigtal kinderen zorgen. Weeskinderen en kinderen met polio. Ik heb kunnen sponsoren voor de aanleg van een groententuin en de aankoop van een koe. Die koe krijgt de fantastische naam Leena, is dat niet tof?’ De tocht naar en terug van Nanapallian gaat per moto tussen de velden. ‘Zalig is dat. En weer thuiskomen in Pondicherry en mijn naam horen roepen van de andere kant van een plein, tekeningen toegestopt krijgen en ontvangen worden met een betoverende lach. Ik krijg zowaar nog een handkus van Napoleon, één van mijn liefste kwajongens!’
Namaste, ik groet de godheid in jou.
_ HOME In de laatste weken van haar verblijf, gaat Leena nog voor een tiental dagen meeleven in Jeeva Jothy Illam, een rusthuis in Chennai. ‘Hier en daar een bed opmaken, nagels knippen, een wandelingetje maken. Maar vooral bij de mensen zijn. ‘Graag,’ zeggen als de mensen vroegen: ‘Kom eens bij mij op het bed zitten?’ Het maakte niet uit of ik hun verhalen in het Tamil kon volgen of niet.’ Het is een aanwezigheid waarin Leena al sterk was toen ze vóór haar vertrek naar India werkte in een Wilrijkse palliatieve zorgafdeling. Waar ze trouwens vanaf september terug aan de slag is. Bij de oude mensen in Chennai herkent Leena haar zorg en betrokkenheid bij mensen: ‘Er was ’s nachts iemand overleden. Het lichaam ligt opgebaard in de gang. Er wordt voortdurend voor haar gebeden. Elke patti of tatta die nog kan gaan, komt de gestorvene groeten. Rond de middag legt men het lichaam (gekleed in een witte sari) op een kar bedekt met groene, gevlochten palmbladeren. Dan trekt men in stoet - onderweg zaaien wij roze blaadjes - naar de begraafplaats. In de aarden put worden eerst de palmbladeren gelegd, dan het lichaam van de patti en daarover opnieuw palmbladeren.
Aarde erover. Wierookstokjes en kaarsjes worden aangestoken.’ (...) ‘Tot stof zult gij wederkeren. Zo heet dat toch, niet? Dit was puur, alles tot eenvoud en schoonheid herleid.’ ‘Een dikke knuffel voor Sambugam, een smakkerd voor Yesu en Carna, een vette knipoog voor Viknes, de indringende blik van Isaac en het gespeeld beteuterde gezicht van Napoleon. Het was mooi geweest.’ Pondicherry was de plek waar Leena voor gekozen had, ook al omdat de stad uitzicht op zee bood. ‘Water kalmeert mij, het is een rust- en ijkpunt voor mij.’ Nu staan er ook achter die ervaring drie puntjes. Omdat die negen maanden te denken gaven alvorens terug te duiken in het avontuur dat leven heet in Zoersel, Lier, Wilrijk en op alle plaatsen.
Marc VAN LAERE
Wie 21+ is en zijn talenten voor ten minste een half jaar ten dienste wil stellen van ‘Don Bosco’ in Afrika, India of Zuid- en Midden-Amerika, kan met de vrijwilligersdienst ‘via Don Bosco’ opnemen. Mailen naar marc.vanlaere@dmos-comide.org of bellen op 02 423 20 82.
3/2009
Er waren ook ervaringen buiten het eigen Bosco Boys’ Home. Eind november was er noodweer in en rond Pondicherry. Voortdurende stortregens vervaagden het verschil tussen nacht en dag. Vier dagen geen elektriciteit. Met father Majella ging Leena voedsel brengen naar Cuddalore, op 20 km afstand, waar het water eerst nog tot borst- en bij hun bezoek tot kniehoogte kwam. Rondom het Don Boscohuis leefden een 800 families in nood die ze konden helpen.
‘Dat gevoel overheerst uiteindelijk bij de boys: ze zijn trots dat ze bij ‘Don Bosco’ horen, dat hun daar kansen voor later worden gegeven. De leerkrachten en de paters sturen er ook wel wat op aan als ze naar buiten treden: laat maar zien dat je ‘van Don Bosco’ bent. Dat wérkt.’
SAMEN OP WEG
dan een misviering met veel volk en om 22.00 uur terug de bus in om tegen 2.00 uur ’s nachts terug in Pondicherry aan te komen. Niet mijn idee van een schoolreisje, maar de boys vonden het geweldig.’
13
14
Saved By the bell 2009 Oproep aan de scholen In 2000 engageerden de wereldleiders zich via de millenniumdoelstellingen om tegen 2015 basisonderwijs te garanderen voor alle kinderen. Onderwijs is een hefboom voor ontwikkeling. Onderwijs maakt werk van gelijke kansen. We moeten hen daaraan herinneren, want de tijd loopt… Leerlingen zijn soms opgelucht als ze de bel horen en naar huis kunnen, een beetje het saved by the bell-gevoel. Maar meer dan 100 miljoen kinderen horen vandaag de schoolbel niet luiden. Ook zij zouden graag kans krijgen op onderwijs. Voor hen krijgen de woorden saved by the bell een heel andere betekenis… Daarom organiseert Studio Globo, in samenwerking met Klasse en heel wat NoordZuidorganisaties waaronder DMOS-COMIDE, voor de derde maal de symbolische actie Saved by the bell, naar aanleiding van de Internationale dag van de leerkracht.
en de leerkrachten in het bijzonder. Laat daarom die dag om 15.00 uur je schoolbel rinkelen uit solidariteit met alle kinderen die, waar ook ter wereld, verstoken blijven van hun recht op onderwijs. Toon ook uw solidariteit met leerkrachten wereldwijd die vaak in moeilijke omstandigheden moeten lesgeven. Wij spreken ook enkele van onze partners in het Zuiden aan om hetzelfde te doen op dezelfde moment. De schoolbellen van Don Boscoscholen in Afrika, in India, in Latijns-
‘Luid de schoolbel op maandag 5 oktober om 15u, en zet het wereldwijde recht op onderwijs in de kijker’ Dit jaar vindt de actie plaats op maandag 5 oktober. Op die dag vragen we aandacht voor het wereldwijde belang van onderwijs
Amerika en de Caraïben zullen we samen doen rinkelen om zo de verbondenheid nog eens extra te voeden en te voelen.
Om dit belmoment in Vlaanderen vorm te geven, geeft Studio Globo je enkele tips. Er zijn ook volledig nieuwe lessuggesties beschikbaar om dit actiemoment in de klas voor te bereiden. Deze lessen, aangepast aan de leeftijd, zullen gratis te downloaden zijn via www.savedbythebell.be. Vorig jaar waren er bijna 65.000 deelnemers. We willen het dit jaar minstens even goed doen. Luid jij met ons mee op 5 oktober? Registreer je dan zeker vanaf 7 september op www.savedbythebell.be en kijk wat je kunt doen voor het recht op onderwijs, wereldwijd.
Meer informatie: Lut Van Daele Dienst educatie 02/423 20 83 lut.vandaele@dmos-comide.org
of rechtstreeks: savedbythebell@studioglobo.be www.savedbythebell.be
NOORD
dewereld.be
In juni 2009 overhandigden Fritz en Miet persoonlijk het ingezamelde bedrag. Hun vele sponsoracties (voordrachten, beurzen, ...) en hun solextocht naar het Franse Notre-Dame de la Salette, brachten in totaal € 27.500 op. Hiermee kunnen de zusters van Don Bosco de nodige infrastrctuurwerken, uitrusting en toelevering van schoolmateriaal voor diverse jaren betalen. In juli 2010 ondernemen Frits en Miet een nieuwe sponsortocht ten voordele van de straatmeisjes in Port Gentil, Gabon. De Zusters van Don Bosco helpen er de straatmeisjes in hun opvangcentrum en school. Zo vermijden ze dat jonge meisjes die uit het binnenland naar de stad afzakken, in de
prostitutie terecht komen. Meer info vindt U op onze website www.dmos-comide.org U kunt het nieuwe project steunen door te storten op 435-8034101-59, met vermelding ‘Frits Gabon’.
_ GUWAHATI / INDIA Goede ideeën komen niet zelden uit het Oosten. In de noordelijke Indiase stad Guwahati zaten enkele maanden terug heel wat prominente burgers rond de tafel. Zij stelden zich de vraag hoe kindvriendelijk hun stad was? Kunnen ze spelen, studeren, zijn ze gezond, wonen ze decent en ... hebben zij voldoende te eten? Onder de deelnemers was ook de directeur van een Don Bosco tehuis in Guwahati. Father V.M. Thomas maakte indruk met zijn pleidooi dat ‘wij allen persoonlijk verantwoordelijk zijn’ als het om kinderen gaat. De vergadering besloot sterker te netwerken en sensibilisering hoog op de agenda te plaatsen van hun diverse kindgeoriënteerde organisaties.
SAMEN OP WEG
Steeds meer steden kiezen ervoor hun band met het Zuiden in de kijker te zetten met openluchtkunstwerken. U herinnert zich ongetwijfeld de statige, houten olifanten van de Zuid-Afrikaanse kunstenaar Andries Botha, tentoongesteld op het strand in De Panne, aan de Antwerpse Zoo en het Tervuurse Museum van Midden-Afrika. Maar binnenkort is het aan Gent om te schitteren. Tegen de Gentse Feesten 2010 wil de stad haar stedenband met het Zuid-Afrikaanse Mangaung in (straat)beeld brengen met een permanent openluchtkunstwerk. Meer weten? Surf naar www.gent.be/zuid-afrika
3/2009
Fritz Vandecasteele en Miet Provoost vormen samen de Oostendse animatiecel van DMOS-COMIDE. Jaarlijks organiseren ze een sponsortocht voor één van de salesiaanse projecten in het Zuiden. Dit jaar stond een salesiaanse lagere school centraal in Madagaskar dat in maart 2007 zwaar getroffen werd door een orkaan.
_ MANGAUNG / ZUID-AFRIKA
SAMEN OP WEG
_ ANKILILOAKA / MADAGASKAR
Driemaandelijks tijdschrift Verantwoordelijke uitgever:
Zeventiende jaargang nr 3 Omer Bossuyt Leopold II-laan 195 B 1080 Brussel info@dmos-comide.org telefoon: 02 427 47 20 bankrekn.: 435-8034101-59 IBAN : BE84 4358 0341 0159 BIC : KREDBEBB Vereniging voor Ethiek in de Fondsenwerving
HOOFDREDACTEUR: Françoise Léonard / EINDREDACTIE: Wouter Derijck / REDACTIE: Omer Bossuyt, Lut Van Daele en Marc Van Laere / LAY-OUT: Anderz, Evergem DRUK: Geers Offset, Oostakker FRANSTALIGE EDITIE: ‘Faire Route Ensemble’ VOLGENDE UITGAVE: vierde kwartaal 2009 / Ken je mensen die Samen op Weg willen ontvangen, is je adres onjuist of ben je verhuisd, gelieve dit dan te melden aan DMOS-COMIDE, Leopold II-laan 195 te 1080 Brussel, tel. (02) 427 47 20. Overeenkomstig de wet van 8 december 1992, die de bescherming van de persoonlijke levenssfeer regelt, werd uw naam opgenomen in ons adressenbestand. We gebruiken deze gegevens alleen voor de verspreiding van informatie inzake onze activiteiten. U heeft onbeperkt toegangs- en correctierecht van de door ons over u bewaarde informatie.
vamac z.i. mandeldal I. de raetlaan b-8870 izegem
nv
Tel. 051 31.06.72 - 3 Fax 051 31.21.69
15
DE BACKER & Co BVBA DUBA Pompen voor ontwikkelingsprojecten Kasteeldreef 1 B-9230 Wetteren Tel. (09) 369.34.96 / Fax (09) 369.57.52
een blad als geen ander