Erfgoed brochure - Het archief van de stad

Page 1

NL

het archief van de stad,

of het gebouw dat het geheugen van de stad bewaart


O

ntstaan en ontwikkeling

Het Archief van de Stad Brussel is ondergebracht in een gebouwencomplex in de Huidevettersstraat, dat het resultaat is van opeenvolgende uitbreidingen en zich in de diepte uitstrekt tot de Vanderhaegenstraat. De administratie koopt de gebouwen in 1976 en de Archiefdienst neemt er zijn intrek in 1979. De archieven zijn het centrum van het collectief geheugen. Historisch gezien onderhouden zij een zeer sterke band met de macht en met diegenen die aan de macht zijn: nu eens zijn ze opgeslagen in gezagsplaatsen, dan weer reizen ze mee met de gezagdragers. Vooraleer zij in de Huidevettersstraat terechtkomen, kennen de Brusselse archieven verschillende bewaarplaatsen: de Sint-Michielskerk (d.i. de huidige Sint-Michielskathedraal), de toren van de Sint-Niklaaskerk, het Stadhuis en nabijgelegen gebouwen waar een aanzienlijk deel van het administratieve geheugen van de Stad verloren gaat na het bombardement van Brussel door de troepen van Lodewijk XIV in 1695. De Belgische archiefwet van 1955, recentelijk gewijzigd door de wet van 2009, bepaalt dat “archiefdocumenten meer dan dertig jaar oud, bewaard door de gemeenten en de openbare instellingen, en die aan hun controle of administratief toezicht zijn onderworpen naar het Rijksarchief kunnen worden overgebracht”. In de praktijk hebben gemeenten dus het recht om hun eigen archiefdepot te organiseren, wat in de grootste Belgische steden ook daadwerkelijk het geval is onder het welwillend oog van het Rijksarchief. De Archiefdienst van de Stad Brussel, een van de grootste van het land op gemeentelijk niveau, is belast met het verzamelen, bewaren, inventariseren, communiceren en valoriseren van documenten van het Brusselse Stadsbestuur, sinds de middeleeuwen tot op heden. De dienst werd door een aantal befaamde historici van nationaal formaat geleid. Oorspronkelijke toewijzingen Het eerste spoor dat op gebruik van het pand duidt, gaat terug tot de 16de eeuw: een ruim huis dat toen in een dunbevolkte buurt gelegen was maar toch binnen de stadsomwalling. De abtgraaf van Gembloers (Gembloux), wiens hoge verantwoordelijkheden een pied-à-terre in Brussel vereisten, schaft er een woning aan rond het midden van de 17de eeuw. Het is het gebouw dat zich aan de straatgevel bevindt, rechts van de ingang, en waarvan u de rode bakstenen vanaf de binnenplaats in zijn oorspronkelijke toestand kunt bewonderen. Ernaast staat een gebouw waar toen stallingen werden aangelegd en dat nu onder de benaming “oranjerie” bekend staat. Op de gevel van de oranjerie ziet u het wapenschild van de abdij van Gembloers. Veel te ruim voor de abt alleen — vooral omdat hij er slechts af en toe vertoeft — is het eigendom onderverdeeld in “kwartieren”: sommige zijn voorbehouden aan de abt en beheerd door zijn huishoudster en zijn knecht, de andere zijn verhuurd aan een hoofdhuurder die met de tijd tot een steeds voornamere en rijkere sociale klasse behoort. In de zolders wonen echter huurders met zeer bescheiden middelen. Net als andere grote abdijen is die van Gembloers ertoe gedwongen bij te dragen tot de volledige heraanleg van de koninklijke wijk die door de autoriteiten aan het einde van de 18de eeuw wordt bedacht. Zij verbindt zich ertoe het paviljoen op de hoek van de Hertogsstraat te kopen en opnieuw in te richten. Om het hoofd te bieden aan de uitgaven besluit de abt van Gembloers om het pand in de Huidevettersstraat te koop aan te bieden. Daar komt niets van terecht: integendeel, de abt verkoopt zijn pas aangeworven eigendom van de

Hertogsstraat aan de bankier Walckiers in 1792. Het Walckiers-paviljoen wordt achtereenvolgens het hotel van Assche en later de huidige paleisvleugel voor de Civiele Lijst van de Koning. Het huis in de Huidevettersstraat “dat door zijn eenvoud… voor hen beter geschikt en aangenamer is dan het voormelde paviljoen” wordt uiteindelijk in 1794 verkocht aan groothandelaar André Van Gaver terwijl de abt het grondgebied verlaat omwille van de aanwezigheid van het Franse leger. De eerste industriële toewijzing van het pand gaat terug tot het begin van de 19de eeuw wanneer de gebouwen worden opgekocht door “leerlooier-leertouwer” Martin Devis. Naast het leerlooien komen er geleidelijk aan ook andere activiteiten aan bod: rond 1862 vestigt Joseph Kaeckenbeeck er zijn brouwerij op het perceel dat ons aangaat. Het oude nummer 59 van de Huidevettersstraat blijft doorheen de 19de eeuw in handen van verschillende leerlooiers waarvan sommigen uit Duitsland afkomstig zijn. De zaak gedijt goed — in 1871 huist het pand een “leerlooierij – zeemleerfabriek – leertouwerij – leerdrogerij”! — en die welvaart gaat noodzakelijkerwijs gepaard met verbouwingen. Aangezien de nodige bouwvergunningen achterwege blijven, stopt de leerlooierij haar activiteiten in 1904, wat de Waucquez goed uitkomt. Ze nemen het pand een halve eeuw later over. De Waucquez De Waucquez-familie is sinds 1830 bedrijvig in de textielindustrie. In 1904 is de zaak in volle groei en koopt Charles Waucquez een huis dat hij met de grond gelijkmaakt. Voor de bouw van zijn nieuwe winkel doet hij een beroep op een van de meest gerenommeerde Belgische architecten: Victor Horta. In de voormalige winkels heeft nu het Belgisch Stripcentrum onderdak gevonden (Zandstraat 20). Het autoritaire temperament van Charles staat zijn broer Jules en zijn neef René echter niet aan: zij richten hun eigen zaak op onder de naam “Jules Waucquez et Compagnie”, en vestigen zich in 1901 in het eigendom van bierbrouwer Kaeckenbeeck — dat bestaat uit een gebouw aan de straatkant, een ruime tuin en een brouwerij die uitkomt op de Vanderhaegenstraat. Daar waar de tuin zich bevindt, kent Jules Waucquez architect Van Leuven de opdracht toe een eerste winkel aan te leggen die alles wegheeft van een groot herenhuis: het telt twee verdiepingen die vandaag overeenstemmen met het hoofdgebouw van het Stadsarchief. Het gebouw is in het midden van een blok huizen verborgen en kent opeenvolgende verbouwingen naarmate de groothandel toeneemt. Over een periode van twintig jaar breidt Jules Waucquez zijn winkel vijf keer uit; hij zorgt er echter voor dat de verschillende gebouwen een mooi en harmonieus geheel vormen. De eerste constructie is nog maar drie jaar oud wanneer Van Leuven in 1904 de eerste twee verdiepingen van het zijgebouw optrekt: het verbindt de winkel met het huis aan de straatkant waar de kantoren van de directie zijn gelegen. Later, in 1907, bouwt architect Van Kriekinge aan de achterkant van het zij- en het hoofdgebouw vijf verdiepingen bij. In 1911 voegt architect Van Leuven drie bijkomende bouwlagen aan de bestaande kern toe — om het gebrek aan vloeroppervlak te verhelpen — en overkoepelt het gebouw met een glazen dak. De uitbreiding van de gebouwen tot aan de Vanderhaegenstraat dateert van 1913. In 1921 tenslotte bouwt architect Van Beniest een ondergrondse garage met magazijn-winkels op de verdiepingen, aan de achterzijde van de Huidevettersstraat 73. Het is pas in 1956 dat de Waucquez het herenhuis in de Huidevettersstraat 59 aanschaffen en opkopen van de dochter van de laatste leerlooier. Sinds 1960, het jaar waarin de Waucquez voor het laatst eigendom aanwerven — de panden op nummers 53 en 55 die zij slopen om toegang van vrachtwagens tot de binnenplaats mogelijk te maken — is het uiterlijke voorkomen van het gebouwencomplex onveranderd gebleven. Op het hoogtepunt van zijn activiteiten telt het bedrijf 450 personen. Het bezit zijn eigen bestelwagens met chauffeur, zijn eigen herstellingswerkplaatsen en zelfs zijn eigen dieseltanks en -pompen.


A

rchitectuur, ornamenten, wegen en omwegen

Algemeen gezien willen we in de eerste plaats het speciale geval van de Stad Brussel benadrukken die een deel van haar industriezone in de stedelijke leefomgeving heeft weten te integreren, in tegenstelling tot andere grote steden die huisvesting binnen de stad en industriële activiteiten buiten de stad hebben gehandhaafd. Brussel beschikt daadwerkelijk over een industriële geschiedenis maar de sporen ervan zijn minder zichtbaar dan elders omdat er telkens woonwijken in verweven zijn. Van buiten het gebouwencomplex van het Stadsarchief ziet u een 78-meter lange gevel in neoklassieke stijl. Op de binnenplaats pronkt het beeldhouwwerk van Belgisch kunstenaar “Not enough brain to survive” (of “Niet voldoende hersenen om te overleven”) dat de Stad Brussel in 2009 koopt. Het hoofdgebouw is een van de eerste industriegebouwen die volgens de “Hennebique-bouwtechniek” is ontworpen, m.a.w. waarvan de (onzichtbare) structuur uit gewapend beton bestaat. Onder de waardevolle getuigen van de handelsarchitectuur uit de vroege 20ste eeuw legt het de bouwkundige kenmerken van de warenhuizen uit die tijd aan de dag, waaronder een centraal door een dakraam verlicht trappenhuis. De inrichting van het gebouw biedt een aantal interessante features waaronder een schitterende lift die wij aan architect Paul Jaspar te danken hebben. Het imposant houten loket, dat nu dienst doet als onthaal, bevindt zich ten tijde van de Waucquez iets meer naar achter, rechtover een ander identiek loket: het ene is voorbehouden aan een postbediende en het andere aan een personeelslid van de Spoorwegen, diensten die door de werknemers van Waucquez bijzonder op prijs worden gesteld en getuigen van de omvang van het bedrijf. In 1976 is de ondergang van het bedrijf ingezet en Waucquez verkoopt de gemeubelde gebouwen. Dit maakt dat u vandaag nog prachtige en stevige houten rekken kan bewonderen — waar destijds stofrollen werden bewaard en waar nu archiefdozen zijn opgeborgen —, snijtafels en bergkasten. “Waucquez bood een volledig productengamma aan. Je kon er bij wijze van spreken naakt binnenlopen en van top tot teen aangekleed buitenlopen”, getuigt Maurice Dandoy, handelsvertegenwoordiger bij Waucquez De bazen gaven de voorkeur aan vrouwelijke — meer volgzame en goedkopere — arbeidskrachten die tot 1960, verplicht ongehuwd moesten zijn. Ook leefden mannen en vrouwen binnen het bedrijf in aparte werelden. “Alle meisjes waren ongehuwd en om er zeker van te zijn dat ze fatsoenlijk waren, werden ze bij voorkeur door hun parochiepriester binnengeleid.” Maximilien Waucquez. Het gebouw aan de straatkant wordt in 1980 gerestaureerd; het huist de kantoren van het archiefpersoneel alsook van diverse verenigingen. De nummers 67 tot 73 van de Huidevettersstraat worden in 1988 in archiefmagazijnen omgebouwd. Het gebouwencomplex is sinds 2001 beschermd.

copyright: Archives de la Ville de Bruxelles

www.visit.brussels


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.