NL
het jubelpark,
een verjaardagscadeau voor belgiĂŤ
O
ntstaan
De uitbouw van het Jubelpark kadert in de bredere context van een reorganisatie, verbetering en uitbreiding van de stedelijke ruimte, die gestalte krijgt in het Algemeen Plan (1866) van Victor Besme, de ‘wegeninspecteur’ die belast was met de ontwikkeling en het onderhoud van de communicatiewegen. Naast het park worden in dezelfde wijk op een steenworp afstand ook het Marie-Louiseplein, de Ambiorixsquare en de Margaretesquare ingericht. Het doel van het plan is tweeledig: de site moet een ruimte worden voor tijdelijke tentoonstellingen en diverse evenementen, maar tegelijk ook plaats bieden aan permanente collecties. Daarom worden er zowel voorlopige als permanente gebouwen opgenomen in het programma. Evenementen van formaat Op 16 juni 1880 opent ter gelegenheid van het Jubileum de ‘Nationale tentoonstelling van Belgische Kunst- en Nijverheidsproducten’ haar deuren. Op dat moment lijkt de site helemaal afgewerkt ... maar door een gebrek aan geld zijn enkel de twee paleizen en de sokkels van de triomfboogzuilen voltooid. De rest, waaronder de boog zelf, is slechts een decoratie, opgetrokken in hout en pleister! Aan de achterzijde van deze symmetrische structuur zijn enkele grote voorlopige hallen opgebouwd uit metaal en glas, die na het evenement weer worden afgebroken. Door het enthousiasme voor de tentoonstelling wordt het park uitgebreid tot zijn huidige omvang. Vervolgens groeit het Jubelpark tot aan het begin van de jaren dertig uit tot de belangrijkste locatie in de hoofdstad voor grote tentoonstellingen en allerlei evenementen zoals handels-, wieler-, paarden- en aerostaticabeurzen. Daarna zijn er duidelijk twee sites te onderscheiden: terwijl het Jubelpark gewijd blijft aan musea, groeit de nieuwe Heizelsite, die wordt ingericht met het oog op het honderdjarige bestaan van België in 1930, uit tot het nieuwe ‘Tentoonstellingspaleis’, dat onder andere plaats biedt aan tijdelijke tentoonstellingen, beurzen, salons en grote sportevenementen. De geschiedenis van het park wordt gekenmerkt door een aantal belangrijke data: de ‘Grote Internationale Wedstrijd voor Wetenschap en Nijverheid’ in 1888, de Wereldtentoonstelling van 1897 – die zowel in het Jubelpark als in het Paleis der Koloniën en het naburige Park van Tervuren wordt gehouden, twee locaties die door de nieuwe Tervurenlaan met elkaar worden verbonden – en een nieuwe Wereldtentoonstelling in 1910, die deels in het Jubelpark wordt georganiseerd.
Deze groene ruimte, bekend bij elke Brusselaar en door iedereen gewaardeerd, is niet alleen een plek om even tot rust te komen, maar ook een van de belangrijkste erfgoedsites van onze hoofdstad. Ze beslaat ongeveer dertig hectare en heeft de vorm van een vijfhoek, net zoals de grenzen van het centrum van Brussel. Hoewel het grootste deel van het park administratief gezien onder de stad Brussel valt, ligt de kleine driehoekige punt op het grondgebied van de gemeente Etterbeek. Het park is trouwens eigendom van de federale staat! De belangrijkste instellingen die het park omsluiten, zijn het Jubelparkmuseum – onderdeel van de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis – het Koninklijk Museum van het Leger en de Krijgsgeschiedenis, het automuseum ‘Autoworld’, het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium (KIK) en de Grote Moskee van Brussel. Vroeger was dit een ruig terrein met vijvers, kloven en steile hellingen, dat het plateau van Linthout werd genoemd. Vanaf het midden van de 19e eeuw werd de site voorbehouden voor de Burgerwacht, als militair oefenterrein voor deze militie. De naam Jubelpark, in het Frans ‘Cinquantenaire’, vertelt veel over zijn geschiedenis. De huidige site krijgt voor het eerst vorm in 1880, om het vijftigjarige bestaan van België te vieren. Maar dat moet met een korreltje zout worden genomen: de site zal namelijk constant in ontwikkeling blijven – met verbouwingswerken en nieuwe constructies – en de verjaardag is veeleer een voorwendsel voor het werkelijke doel, namelijk de wens om de stad in de tweede helft van de 19e eeuw op stedenbouwkundig vlak te verfraaien, een erg belangrijke bekommernis van koning Leopold II. Die heeft duidelijk de ambitie om een stedenbouwkundige verbinding tot stand te brengen langs enkele toekomstige hoofdassen: de Wetstraat en de Tervurenlaan, het Warandepark (officieel ‘Park van Brussel’) en zijn eigen wijk aan het toekomstige Museum van Midden-Afrika in Tervuren.
Een park in opbouw In de rustige periodes, waarin er geen grote evenementen plaatsvinden, is het park een bouwplaats die nooit is afgewerkt. Ter gelegenheid van de wedstrijd in 1888 wordt door de bedrijven Cockerill en Rolin een ‘internationale machinehal’ gebouwd, een monumentaal stalen bouwwerk van 300 meter lang en 70 meter breed, met één overspanning! Deze hal wordt na het evenement weer netjes afgebroken om plaats te maken voor een vergelijkbaar gebouw tijdens de Wereldtentoonstelling van 1897. Het is de tijd waarin men wil pronken met de wonderbaarlijke nieuwe technieken van de industriële vooruitgang. Slechts een deel van deze tweede hal wordt gesloopt om het uitzicht op de Tervurenlaan vrij te maken, waardoor ze wordt opgesplitst in twee verschillende hallen. Dit is vandaag nog steeds zichtbaar: de ene hal biedt onderdak aan Autoworld en de andere aan de luchtvaartafdeling van het Legermuseum. In de jaren daarna ontstaan onder andere nog het gebouw in Arabische stijl – de toekomstige Grote Moskee van Brussel – waarin het gigantische schilderij ‘Panorama van Caïro’ wordt ondergebracht, en het Paviljoen van de Menselijke Driften, het eerste grote werk van Victor Horta. De voltooiing van de triomfboog, die voortdurend wordt uitgesteld, verandert uiteindelijk in een erezaak voor koning Leopold II, die er een sterke symboliek in ziet. Na de bezoekers tot driemaal toe in de luren te hebben gelegd met een voorlopige afwerking, wordt gedacht aan één enkele boog als sluitstuk. Maar uiteindelijk wordt het geheel afgewerkt met drie bogen van dezelfde grootte. Het wordt een peperdure bouwplaats, die niet mogelijk was geweest zonder de oprichting van de ‘Kroonstichting’, gefinancierd met geld uit Congo. Er wordt gebruikgemaakt van indrukwekkende middelen (zoals dynamiet!) en de werken gaan dag en nacht door in een ongebreideld tempo. Ze worden voltooid in 1905, net op tijd voor de viering van het vijfenzeventigjarige bestaan van België.
A
rchitectuur en interieur
Vanaf het begin in 1879 tot aan zijn dood in 1904 is architect Gédéon Bordiau verantwoordelijk voor het volledige ontwerp van het park en de gebouwen en voor de inrichting van de tentoonstellingen die er plaatsvinden. Bordiau was eerst een medewerker van Poelaert, de maker van het beroemde Justitiepaleis, maar volgt die laatste dan op als architect van de stad Brussel. Na zijn dood wordt de bouwplaats overgenomen door het architectenduo Charles Girault en Léopold Piron. De tuinen, die al in 1880 door Bordiau worden ontworpen, zijn aangelegd in twee stijlen: een Franse tuin vóór de twee hoofdpaleizen en Engelse tuinen aan de zijkanten. Het volledige terrein met park en gebouwen wordt beschermd door de classificatie als Brusselse erfgoedsite, die in vier fasen plaatsvond tussen 1976 en 2007. De gebouwen in het park worden niet gekenmerkt door één en dezelfde stijl. Ze integreren zowel neoclassicistische elementen als verwijzingen naar de Schone Kunsten.
W
egen en omwegen
Men mag niet vergeten dat er in Brussel op het einde van de 19e eeuw nog niets van de verstedelijking te zien was die de stad enkele decennia later zou kenmerken. Het Jubelpark is aangelegd op een stuk grond dat echt nog platteland was! Zoals reeds vermeld had de initiatiefnemer van het project, Leopold II in eigen persoon, vooral de intentie om Brussel te verfraaien en op te waarderen tot een hoofdstad die vergelijkbaar is met de andere grote Europese hoofdsteden – Parijs in de eerste plaats. Op lokaler vlak was het de bedoeling om de stad op deze plek verder te ontwikkelen en er een toegangspoort in de vorm van een boog neer te zetten die naar Tervuren en het platteland leidde. Men spreekt immers soms ook over de ‘Tervuursepoort’. In 1899 wordt het Paviljoen van de Menselijke Driften ingewijd, met als doel er het enorme standbeeld van Jef Lambeaux in onder te brengen. Drie dagen later wordt het monument echter gesloten voor het publiek. Lambeauxs werk wordt als immoreel beschouwd, omdat het te expliciet ingaat op gevoelige thema’s zoals de dood, het moederschap, zelfmoord, verleiding, losbandigheid of zelfs verkrachting ... Begin 1946 gaat een van de twee grote paleizen van de site, ook bekend als de ‘markthallen van Bordiau’, op in vlammen door een kortsluiting. Het gaat om het ‘Paviljoen van de Oudheid’, waarin sinds het begin van de 20e eeuw collecties uit deze historische periode zijn ondergebracht. Een van de schatten is de grote mozaïek van Apamea, een prachtige decoratie die de weelderige residenties van de Romeinse tijd sierde. Als bij wonder komt ze onbeschadigd uit de brand, beschermd onder een laag puin. Twintig jaar later wordt het gebouw gereconstrueerd naar het voorbeeld van het oude. Eén blik is echter voldoende om te zien dat enkel het paleis dat bij het Legermuseum hoort origineel is. In 1955 wordt in het park ook een schuilkelder gebouwd tegenover de Albert-Elisabethgalerij, de verbinding tussen het gebouw van 1930 aan de kant van de Nerviërslaan en het Paviljoen van de Oudheid (de oude zuidelijke hal van Bordiau). In de context van de Koude Oorlog flakkert de angst voor een nieuw conflict op. Men vindt het dan ook verstandig om een veilige plek in te richten om de kunstwerken in te kunnen opslaan. In Nanchang, in het zuidoosten van China, staat sinds 2007 trouwens een replica van de triomfboog, die dienstdoet als toegangspoort van een luxueus hotelcomplex. Vandaag biedt het Jubelpark nog steeds plaats aan grote feestelijke evenementen, zoals de start van de 20 kilometer door Brussel.
www.visit.brussels copyright: Archives de la Ville de Bruxelles