NL
de koninklijke musea voor schone kunsten van belgiĂŤ (kmskb): het oudste nationaal museum
O
ntstaan
Zoals de naam al aangeeft, gaat het om een gedecentraliseerd complex van verschillende musea op verschillende sites. In de buurt van het Koningsplein bevinden zich het Museum voor Oude Kunst (OldMasters Museum, met werken uit de 15de tot 18de eeuw), het Museum voor Moderne Kunst (werken uit de 19de en 20ste eeuw), het Fin-de-Siècle Museum (kunstwerken die rond 1900 werden gemaakt) en het Magrittemuseum (de beroemde Belgische surrealistische schilder, die in 1967 overleed) De laatste twee sites liggen op het grondgebied van de gemeente Elsene: het Wiertzmuseum (schilder en beeldhouwer uit de 19de eeuw) en het Meuniermuseum (schilder en beeldhouwer die behoort tot het sociaal realisme uit de 19de eeuw). Tot in de 18de eeuw bezat ons land geen enkel museum en werd ons artistiek erfgoed door de kerkelijke instanties bewaard. Daarnaast werden aan het hof prestigieuze tentoonstellingsruimtes ingericht. De geschiedenis van de KMSKB begon iets meer dan twee eeuwen geleden. Het hoofdgebouw aan de Regentschapsstraat, dat trouwens het enige Museum voor Oude Kunst herbergt, opende in 1880 de deuren voor het publiek. De architect ervan, Alphonse Balat, was in Brussel een bekende naam. Hij was de hoofdarchitect van koning Leopold II en ontwierp de Koninklijke Serres in Laken. Dit gebouw kreeg zijn huidige bestemming echter pas in 1887. Oorspronkelijk werd het geopend als ‘Paleis voor Schone Kunsten’, bedoeld voor kunstzinnige manifestaties: beurzen, tijdelijke tentoonstellingen, concerten en nationale plechtigheden. Al in de eerste jaren na de nationale onafhankelijkheid, groeide het besef dat er nood was aan ruimte voor tentoonstellingen en kunstcollecties. Toch was het wachten tot 1870 vóór de plannen werkelijkheid werden. Het Paleis voor Schone Kunsten zou aan de Regentschapsstraat worden gebouwd, op de vroegere site van het ministerie van Justitie. De werken gingen in 1874 van start en werden in 1880 voltooid.
De basis voor het Museum voor Oude Kunst werd tijdens de Franse bezetting van onze streken gelegd. Het Franse regime opende een regionaal museum in Brussel, in het voormalige paleis van Karel van Lotharingen (achteraan op het Museumplein) waar de plaatselijke gouverneur zijn intrek had genomen na de brand in het Koudenbergpaleis in 1731. De officiële geboorteakte van ons museum wordt in 1801 door Napoleon ondertekend met zijn “besluit Chaptal”. L’acte de naissance de notre musée est officiellement établi lors de la signature par Napoléon Bonaparte de l’« Arrêté Chaptal » en 1801. In diezelfde periode kwamen ook een aantal werken uit het Louvre terug naar ons land. Het ging om vooraanstaande werken uit onze streken die enkele jaren voordien door de Fransen waren meegenomen.
Het museum was lange tijd in handen van de Stad Brussel, maar werd in 1842 overgedragen aan de Belgische Staat als ‘Nationaal Museum’ en ‘algemeen en openbaar depot voor kunstvoorwerpen die aan de Staat toebehoren’. De collecties, die slechts een deel van de ruimte innamen, ontgroeiden het paleis echter snel. Daarom werden ze verdeeld: grotendeels over het Hertogenpaleis - de oorspronkelijke verblijfplaats van prins Willem van Oranje tijdens de Nederlandse periode, het huidige Paleis der Academiën, aan het Paleizenplein — en de Augustijnentempel op het De Brouckèreplein. In 1887 werd het Paleis voor Schone Kunsten het Museum voor Oude Kunst. Volgens het Journal des Beaux-Arts et de la Littérature, ‘namen dode kunstenaars vanaf dat moment de plaats in van levende artiesten’. In 1927 werd de huidige benaming ‘Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België’ of KMSKB ingevoerd. Voordien stond de instelling achtereenvolgens bekend als Koninklijk Museum voor Schilder- en Beeldhouwkunst, Koninklijke Musea voor Schilder- en Beeldhouwkunst van België,... De aanleg van de Kunstberg, en met name de bouw van de nieuwe Koninklijke Bibliotheek Albert I leidde vanaf november 1959 tot de sluiting van het paleis van Karel van Lotharingen, waarin het Museum voor Moderne Kunst was ondergebracht. Dankzij enkele ingrepen in het hotel Altenloh, konden de collecties gelukkig daar terecht. Het werd in 1969 door de Staat gekocht en huisvest nu het Magrittemuseum. In 1967 breidde de oppervlakte van de musea verder uit nadat de Staat de aangrenzende hotels Argenteau (dat uitgaf op de Regentschappstraat) en Gresham (aan het Koningsplein) kocht om daar de KMSKB in onder te brengen. In 1974 werden 53 nieuwe zalen geopend. Die uitbouw lag in het verlengde van de door Balat opgetrokken constructie. 1978 betekende de start van ingrijpende werken, waarbij van het hotel Altenloh slechts de drie gevels aan het Koningsplein en aan de Hofbergstraat bewaard bleven én een nieuw ondergronds Museum voor Moderne Kunst werd ingericht onder het Museumplein, om het oprichten van een nieuw gebouw in deze buurt te vermijden. Dat souterrain wordt vandaag grotendeels ingenomen door het Fin-de-siècle Museum De collecties met moderne kunst rouleren nu geregeld in twee zalen van het museum. les collections d’art moderne s’exprimant à travers un accrochage qui se renouvelle régulièrement dans deux salles du musée. Wie met het gezicht naar de KMSKB staat, merkt aan de rechterkant misschien een tuin op. Het gaat om een beeldentuin tussen de zijgevel van het Museum voor Oude Kunst en de achterzijde van de Ruisbroekstraat. De beeldentuin werd in 1992 aangelegd. Tegelijk werd in het voormalige souterrain een galerij voor beeldhouwkunst geopend. In 2009 wordt het Magritte Museum ingehuldigd, in 2013 opent het Fin-de-siècle Museum.
A
rchitectuur en interieur
Het imposante centrale gebouw (Regentschapsstraat) getuigt van een eclectische stijl — een combinatie van elementen uit verschillende stijlen — met een voorkeur voor klassieke esthetiek (symmetrie, geometrie, betrekkelijke soberheid). Op de vier massieve zuilen aan de inkom staan vier allegorische beelden. Van links naar rechts: de Muziek, de Architectuur, de Beeldhouwkunst en de Schilderkunst. De bustes boven de drie inkomdeuren zijn (van links naar rechts) van Giambologna (een beeldhouwer uit de 16de, afkomstig uit Frans Vlaanderen), Pieter-Paul Rubens (Antwerps barokschilder uit de 17de eeuw) en Jan van Ruysbroeck (een Brusselse architect uit de 15de eeuw, bekend als ontwerper van de gotische toren van het Brussels stadhuis). Op de twee hoekpaviljoenen kan u aan het uiteinde de beeldengroepen ‘Het Kunstonderwijs’ en ‘Verheerlijking van de Kunst’ zien. In 2004 werd het gebouw van Balat, samen met bepaalde gedeelten van de andere panden, als erfgoed geklasseerd.
W
egen en omwegen
In de 19de eeuw waren er strenge regels met betrekking tot de toegang tot het museum. Au 19e siècle, les règles d’admission au musée sont très strictes. Het reglement van interne orde van 31 maart 1846 bepaalde dat de toegang tot het museum verboden was voor commissionairs, verdachte individuen en oproerkraaiers. In die tijd waren er in Brussel heel wat (al dan niet professionele) ‘commissionairs’. Op de hoeken van de straten stonden zij te wachten tot een voorbijganger een beroep deed op hun diensten. Vaak gedroegen ze zich wat onbeschoft, waren ze dronken en schreeuwden ze beledigingen. De gratis toegang tot het museum zou allerlei mensen aantrekken, o.a. ook ‘nachtraven’ die misbruik zouden maken van de warmte en de zachte banken om er rustig een dutje te doen. Het duurde tot 1924 vóór de betalende toegang tot het museum wettelijk werd ingesteld. De belangrijkste reden daarvoor? De Belgische musea moesten het tegen de buitenlandse concurrentie opnemen om kunstwerken te kunnen binnenhalen. Zelfs aan het begin van de 20steeeuw hadden de Brusselse musea nog geen conservator, hoewel dat in Europa intussen de gewoonte was. Ze werden geleid door een directiecomité. Bij het uitbreken va de Eerste Wereldoorlog, sloot de instelling begin augustus de deuren. In december 1914 eisten de Duitse autoriteiten de heropening van het museum, die in januari 1915 een feit zou zijn. Tijdens die eerste Wereldbrand ging geen werken uit de collecties verloren. De Duitse bezetter had zó veel vertrouwen in de toekomst en was zó overtuigd van wie het pleit zou winnen dat er geen enkele reden leek om de collecties in beslag te nemen. ‘De Duitsers hebben niets gestolen! Zó overtuigd waren ze dat ze België niet zouden verliezen! De ambtenaren in uniform in de Brusselse ministeries bleven daarvan overtuigd tot aan de vooravond van Wapenstilstand. Waarom zouden ze de kunstwerken uit de Belgische musea naar Duitsland overbrengen als die musea sowieso in Duitse handen zouden komen?’, aldus H. Fierens-Gevaert, een hoog geplaatst ambtenaar binnen de administratie Wetenschappen en Diensten, lid van het directiecomité en later hoofdconservator van de KMSKB. Naast de musea beschikt de instelling over een bibliotheek, een archief en een fototheek, voorziet ze voortdurend activiteiten voor verschillende doelgroepen en is ze pionier op het gebied van de digitalisatie van kunstwerken. Cijfers om van te duizelen: er worden ongeveer 20.000 kunstwerken bewaard en er komen jaarlijks meer dan 700.000 bezoekers over de vloer!
www.visit.brussels copyright: Archives de la Ville de Bruxelles