Erfgoed brochure - Onze-lieve-vrouw-ter-kapellekerk

Page 1

NL

de onze-lieve-vrouw-ter-kapellekerk,

een van de drie gotische kerken in het centrum van brussel


O

ntstaan

Het is goed om hier aan de historische context te herinneren: in de 13de eeuw was de Kapellekerk het eerste en enige kerkgebouw in die buurt, want kerken als die van de Miniemen of de Zavel bestonden nog niet... De kerk bevindt zich aan de Hoogstraat, de belangrijkste middeleeuwse verbindingsweg om Brussel vanuit het zuiden te bereiken. Tijdens de constructie van de tweede stadsmuur werd deze verkeersader uitgerust met een poort die toegang gaf tot de stad. Dat is de Hallepoort, die er nog altijd staat.

W

egen en omwegen

Op de rand van de Marollen en de Zavel kun je in de grenszone tussen die twee zo verschillende werelden niet naast deze majestueuze kerk kijken. De Onze-Lieve-Vrouw-ter-Kapellekerk – door de Brusselaars veel vaker gewoon Kapellekerk genoemd – past in het rijtje van kerken in het centrum van Brussel met een bijzondere status en roeping: ze maakt niet echt deel uit van de traditionele kerkelijke structuur van Brussel, er worden missen opgedragen voor de Poolse katholieke gemeenschap. Haar bijzondere naam verwijst al een beetje naar haar geschiedenis, ook al is de oorsprong vrij courant voor een kerk. Voor ze een kerk werd, was de Onze-Lieve-Vrouw-ter-Kapellekerk - zeker al sinds het begin van de 12de eeuw - eerst een kapel ter ere van de Maagd Maria. Die kapel - gesticht door hertog Godfried I van Brabant, die toen over dit gebied heerste - maakte deel uit van een domein dat door diezelfde Godfried I aan de Benedictijnenabdij van het Heilig Graf in Cambrai (Kamerijk) afgestaan was. Dat was het bisdom waar Brussel toen deel van uitmaakte. De abdij stelde een proost aan om de kapel te beheren. Al vroeg evolueerde de omgeving van de kerk naar een bloeiende buurt met vooral ambachtslui (spinners, wevers, schoenmakers, smeden, timmerlui, stoffeerders, schilders, enz. - lees er de straatnamen die daarnaar verwijzen maar op na!) en het waren dan ook zij die hier naar de kerk gingen. In 1210 werden kerk en buurt tot parochie benoemd en de gloednieuwe parochie werd daarmee meteen ook een concurrent van de belangrijkste Brusselse kerk, die van Sint-Goedele, die tot dan toe de enige Brusselse parochie bestierde. De aanpassingswerken die de kapel in een echte kerk veranderden, namen een groot deel van de 13de eeuw in beslag – ongeveer van 1210 tot 1275. Vandaag de dag blijft er niets over van de primitieve kapel die zich waarschijnlijk onder het koor van de kerk situeerde. Diezelfde 13de eeuw werd de eerste Brusselse stadsmuur opgetrokken, en die liet de kerk buiten de versterkingswerken liggen. Bijna vlak voor de kerk werd een van de zeven poorten gebouwd: de Steenpoort. De muur deed in de toekomst vaak dienst als wal tegen de opstootjes en ordeverstoring, die in de arbeiderswijk rond de Kapellekerk ontstonden.

De bedoeling van hertog Godfried I van Brabant met het stimuleren van de oprichting van abdijen en andere religieuze instellingen, was vooral om de handelsactiviteit te ontwikkelen. Daarbij wilde hij vooral van die bloeiende economie profiteren om belastingen te heffen. Verder wilde hij tegelijk ook een machtscentrum installeren door het grondgebied af te bakenen, wat het samenbrengen van de bewoners mogelijk maakte. Naast het aspect van de evangelisatie mag ook het belang van de aanwezigheid van een religieuze instelling voor de tijdgenoten niet uit het oog verloren worden. Iets wat ons misschien vreemd voorkomt, maar het geloof speelde een erg belangrijke rol in de middeleeuwen en de macht was vaak in handen van kerkelijke overheden. In de loop van de bouw van de tweede vestingsmuur die de stad moest beschermen, in de 14de eeuw, werden de kerk en de buurt errond wél binnen de muren opgenomen. Deze tweede muur breidde wel de stadskern uit, maar had ook voor gevolg dat de ruimte tussen de eerste en de tweede muur kon dienst doen als buffer. Het echte machtscentrum kon zo nog wat meer geïsoleerd worden, hetzij tegen een externe veroveraar, hetzij in het geval van een interne opstand van de minder geprivilegieerde bevolking. Waar zich nu het Kapellekerkplein uitstrekt, was vroeger het kerkhof dat bij de kerk hoorde: in het begin van de 19de eeuw werd die omgevormd tot een openbaar plein. De kerk en de buurt vielen in 1405 ten prooi aan een zware brand. Een groot deel van de kerk ging in vlammen op, net zoals veel huizen in de parochie. De schade maakte de bouw van een nieuw schip noodzakelijk. Naast de schade aan het kerkgebinte laten de oude geschriften niet na om ook het grote aantal weefgetouwen te vermelden die in rook opgingen. In 1695 plukt Brussel van 13 tot 15 augustus de bittere vruchten van het Europese verzet tegen de hegemonistische politiek van Lodewijk XIV: een deel van de kerk wordt getroffen door het bombardement op de stad door Franse troepen. Verdwaalde munitie beschadigt de bovenste delen van het gebouw en in het bijzonder de toren op het transept. Die wordt later vervangen door de huidige klokkentoren en wordt opgetrokken op basis van de plannen van de Pastorana, die ook deels de restauratie van de Grote Markt voor zijn rekening nam. Die was namelijk ook zwaar getroffen door het bombardement.


Om de herstelling van de Kapellekerk te bekostigen, worden twee belangrijke schilderijen van Rubens verkocht. De huidige naam van de wijk is veel recenter dan de kerk. De benaming “Marollen” is gebaseerd op de “Mariam Colentes”, een kloosterorde (letterlijk “die Maria eren”) die zich in de 17de eeuw in die buurt vestigt. De twee termen verbasteren eerst tot “Maricollen” en later tot “Marollen”. De Kapellekerk is de stille getuige van belangrijke gebeurtenissen uit het leven van de beroemde schilder Pieter Breugel de Oudere (dat laatste om hem te onderscheiden van zijn gelijknamige zoon): hij trouwt er met Mayken Coecke, dochter van zijn baas Pieter Coecke en wordt er begraven in 1569 (in een van de zijkapellen – rechts voor wie met zijn gezicht naar het altaar staat - bevindt zich een herdenkingsplaat). Hoe kort zijn verblijf in Brussel ook was (van 1563 tot 1569), zijn aanwezigheid liet er wel sporen na, vooral in de buurt van de Kapellekerk en de Marollen. Een voorbeeld daarvan is het “Breughelhuis” in de Hoogstraat: zelfs al zou dat niet van Breugel zelf geweest zijn, maar van zijn achterkleinzoon, schilder David Teniers III. Breugel zou lager gewoond hebben, misschien in de Bogaardenwijk. Op het Kapellekerkplein staat een standbeeld van Breugel die aan het werk is, van de Brusselse beeldhouwer Tom Frantzen. In de kerk zijn ook de stoffelijke resten begraven van François Anneessens, vermoedelijk ergens tussen het koor en de Sacramentskapel. Anneessens was stoelenfabrikant en later deken van de gilde van de “Vier Gekroonden”, die de beeldhouwers, steenbewerkers, metselaars, dakdekkers en stoelenmakers verenigde. De Brusselaar blijft beroemd door zijn verzet tegen het fiscale regime van het Oostenrijks bewind in onze kontreien in de 18de eeuw. Zijn ongehoorzaamheid deed hem in de gevangenis belanden – in wat daardoor de “Anneessenstoren” genoemd wordt: de hoektoren van de eerste vestingsmuur aan de huidige Keizerslaan - gevolgd door zijn onthoofding op de Grote Markt. Een gedenkplaat op een pijler in de Sacramentskapel herdenkt sinds 1834 die gebeurtenis. Op diezelfde pijler, maar dan aan de andere kant, bevindt zich de cenotaaf van zwart en wit marmer ter ere van Karel Alexander, hertog van Croy. De vertrouwensman van de aartshertogen Albrecht en Isabella (die onze gewesten bestuurden in het begin van de 16de eeuw) en erfprins van het Duitse Rijk werd in 1624 vermoord door zijn page, die daarna naar Italië vluchtte. Een onschuldige werd in zijn plaats aangehouden, gefolterd en opgesloten. Op zijn sterfbed dertig jaar later bekende de schuldige alsnog zijn misdaad, maar voor de al zolang onschuldig gevangen gezette man was het dan al te laat om nog iets van zijn leven in vrijheid te maken. Hij kreeg een pensioentje en een baantje in de gevangenis. Na de Franse bezetting op het einde van de 18de en het begin van de 19de eeuw, die komaf maakte met de macht van de kerkelijke instanties, bleef de kerk erg vervallen achter, geteisterd door plunderingen en vandalisme.

A

rchitectuur en interieur

De kerk die u nu ziet, is vooral in gotische stijl opgetrokken, al zijn er ook enkele delen in de oudere, Romaanse stijl aanwezig. Meestal wordt ze – samen met de Sint-Michiel-en-Goedelekathedraal en de Onze-Lieve-Vrouw-ter-Zavelkerk – tot de drie gotische kerken van Brussel gerekend. De grondige restauratiewerken die in de 19de eeuw onder leiding van stadsarchitect Victor Jamaer ondernomen werden, veranderden natuurlijk het uiterlijk van de kerk. Ook in de 20ste eeuw gebeurden trouwens nog enkele renovatiewerken, bijvoorbeeld om het gebouw te beschermen tegen een aantal bedreigingen (vochtigheid, instabiliteit,...) Het interieur van de kerk is goed voorzien van kunstwerken, vooral in barokstijl (16de en 17de eeuw). De overvloedige aanwezigheid van een heleboel kunstanaars (schilders, wevers, enz.) in de onmiddellijke omgeving van de kerk is daar natuurlijk niet vreemd aan. De kerk werd in 1932 als beschermd monument geklasseerd.

www.visit.brussels copyright: Archives de la Ville de Bruxelles


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.