© « archives KMSKA »
NL
het paleis voor schone kunsten, het grootste cultuurhuis in europa historiek
O
ntstaan
Dit «huis van kunsten» is even ruim als verrassend. Het is gevestigd in een gebouw ontworpen door een van de architectuurmeesters in België: Victor Horta, de onbetwiste leader in de «art nouveau»-stijl in België. De context van de creatie van dit paleis, is heel duidelijk: België - vooral Brussel heeft een ernstig tekort aan tentoonstellingsruimten voor zijn artiesten. Reeds in de 19de eeuw wordt een eerste «Paleis voor Schone Kunsten», ontworpen voor concerten en tentoonstellingen, geopend in de Regentschapsstraat. Het wordt gebouwd tussen 1874 en 1880 volgens de plannen van Balat, de architect van Leopold II, ontwerper van onder andere de Serres van Laken. Vanaf 1887 geeft de dringende noodzaak tot het vinden van een plaats om er de collecties van oude kunst naar over te brengen, aanleiding tot zijn eerste functies. In het gebouw bevindt zich nog altijd het Museum voor Oude Kunst, een afdeling van de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België. Hoewel de bouw van het huidige Paleis voor Schone Kunsten plaatsvindt tussen 1922 en 1929, wordt het initiatief reeds in 1919 genomen, onder impuls van de minister van Openbare Werken en een senator. Toch is de periode niet gunstig: de na-oorlog laat zich voelen, en de Senaat verwerpt het door Horta voorgelegde project om financiële prioriteit te geven aan de oorlogsschade. De deblokkering komt er door toedoen van Henri Le Bœuf, bankier en groot muziekliefhebber, die droomt van een mooie concertzaal — de zaal die tegelijk de voornaamste uitdaging voor Horta en het onderwerp van enkele verwikkelingen wordt (zie hieronder). Onder deze impuls, en met de steun van de Brusselse burgemeester Adolphe Max, krijgt het project een stevigere basis in de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk. In zijn inauguratierede benadrukt Max ook de steun van koningin Elisabeth bij de ontwikkeling van het grote project. Omwille van de Eerste Wereldoorlog emigreert Horta naar de Verenigde Staten, waar hij twee jaar verblijft: hij ontdekt er het concept van een polyvalent artistiek centrum. Voordien herbergt de site vier hoofdverblijven: tehuis Terarken of «Ark van God», geopend in de 13de eeuw en nauw verbonden met de invloedrijke Brusselse familie Clutinc. Oorspronkelijk een begijnhof, doet de site later dienst als opvangplek voor ouderen en zieken, en daarna voor de oude dames van de Clutinc-familie; als schiettuin van het Groot Serment der Kruisboogschutters — corporatie van Brusselse kruisboogschutters, oorspronkelijk een soort burgermilitie, maar ook een midden voor mondaine ontmoetingen; als huis van de schilder David II Teniers in de 17de eeuw — bekend omwille van zijn beheer van de kunstcollectie van een prins van Habsburg, gouverneur van onze contreien; en uiteindelijk als school en pensionaat Héger, opvoedingshuis voor jongedames, bezocht door de zussen Emily en Charlotte Brontë, grote figuren in de Engelse literatuur van de 19de eeuw. Er mag niet worden voorbijgegaan aan de aanwezigheid — als gevolg van een bewuste bekommernis om het behoud ervan — van een stuk muur dat deel uitmaakte van de eerste stadsomwalling (13de eeuw), een twintig meter hoge muur ter ondersteuning van de taluds, tussen de Baron Hortastraat en het Paleizenplein. Ook een toren op ditzelfde muurdeel is bewaard gebleven. Hij is af en toe toegankelijk vanuit het paleis. Afgestaan door de Stad, is het terrein onaangenaam: zanderig, vochtig, met talloze overblijfselen van funderingen, en omringd door vele constructies met twijfelachtige stabiliteit. Bovendien bevindt de site zich op het verlengde van wat tegenwoordig de Kunstberg wordt genoemd, wat betekent dat ze een steile helling vertoont (18 meter!) Ten slotte, alsof dit alles nog niet genoeg is, zijn de plannen onderworpen aan twee grote beperkingen. De Stad legt op om winkels in te richten in de hoofdgevel; er komt een dienstbaarheid inzake hoogte
te wegen op het gebouw, dat het zicht vanuit het naburige koninklijke paleis op de benedenstad niet mag belemmeren. De monumentaliteit zal dus eerder binnenin dan aan de buitenkant tot uiting moeten komen. «Een paleis? Volgens mij niet. Eerder een eenvoudig kunstenhuis. Ik kan er immers niet mee akkoord gaan om een constructie waarvan de hoofdgevel in beslag wordt genomen door winkels, een paleis te noemen.» V. Horta Het project voorziet de optrekking van een gebouw van 8000 m², verdeeld over 3 niveaus en 40 zalen, waaronder drie muziekruimten: een grote concertzaal («Zaal Henry le Bœuf»), een zaal voor kamermuziek en een studio.
A
rchitectuur en decor
In het algemeen doet de architect afstand van de gebogen lijnen van de art nouveau en opteert hij voor een meer geometrisch ontwerp. Horta behoudt echter zijn principe, de essentie van zijn werk: natuurlijke lichtinvallen. In dit specifieke geval van een beperkt, bijna begraven gebouw, moet het natuurlijke licht van boven af invallen. Dat wordt gerealiseerd door het aanbrengen van een reeks van glazen delen in het dak en ramen boven de winkels, in de hoofdgevel. In de structuur van het gebouw worden voornamelijk drie materialen gebruikt: metaal voor het skelet, gewapend beton en glas. De buitenkant is in art decostijl, een mengeling van classicisme (evenwicht, symmetrie, sobere lijnen) en modernisme (voorrang van functie op versiering), in harmonie met de andere grote paleizen in de buurt (Koninklijk Paleis, Paleis der Academiën, Justitiepaleis en Paleis der Natie). De gevels zijn volledig vervaardigd in blauwe steen. De rotonde, een merkwaardig element dat oorspronkelijk als tea-room werd ontworpen, vormt de hoofdingang van de site. De zaal «Henry le Boeuf» — precies op de plaats van de oude binnentuin van pensionaat Héger — is uitgerust met een opmerkelijk orgel, het enige muziekinstrument dat Victor Horta zelf ontwierp! In 1977 wordt het gebouw geklasseerd.
P
arcours en omwegen
Constructie en inrichting van de grote zaal vormen het struikelblok in de invloedstrijd tussen Horta en Le Bœuf. De laatstgenoemde acht de architect onbekwaam in het domein van de akoestiek. De langdurige bouwwerf is zo weinig lonend voor Horta dat hij gedurende de laatste tien jaar van zijn leven in financiële moeilijkheden verkeert. Volgens Michèle Goslar wordt hij trouwens genoodzaakt tot de verkoop van zijn villa in Terhulpen, de gemeente waarin hij de plannen voor het Paleis voor Schone Kunsten heeft getekend … In de vroegere art decozaal bevindt zich sinds 1934 het Filmmuseum (of «Cinematek»). Sinds 1937 vindt in het paleis een muziekwedstrijd met internationaal prestige plaats: oorspronkelijk de «Ysaÿe-wedstrijd» — de naam van de beroemde Belgische violist — en nu de «Internationale Muziekwedstrijd Koningin Elisabeth van België». In de loop van de 20ste eeuw wordt het interieur van het gebouw voortdurend gerestaureerd en gewijzigd, zonder enig respect voor de juistheid en nauwkeurigheid van het werk van Horta. Witte verf in de plaats van donkere tinten, introductie van nieuwe materialen die de akoestiek van de concertzaal volledig verstoren, bestemmingswijzigingen van bepaalde zalen die zware inrichtingswerken met zich meebrengen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog worden de lokalen bezet door de Duitse troepen, het Rode Kruis en de rijkswacht … De bezetter is zelfs van plan om een casino te installeren in de beeldenzaal — de huidige grote inkomhal in marmer, die bij wijze van herdoop de naam van de architect heeft gekregen. Dit project werd terecht afgevoerd! Ook golf ‘68 bereikt het paleis: bepaalde artiesten beschuldigen het paleis ervan «het bolwerk te zijn van een verdwaasde bourgeoisie, gefocust op de promotie van de bevestigde artistieke waarden en de erkende namen», in tegenstelling tot de oorspronkelijke geest van het project, namelijk kunst zo toegankelijk mogelijk maken. In 1972 verandert de beeldenzaal in «animatiehal». De inrichtingswerken vernielen, onder meer, de polychrome marmeren vloerplaten! ... Vanaf het einde van de jaren ‘90 worden grote vernieuwingswerken ondernomen, gericht op een terugkeer naar de geest ingeblazen door Horta, niet alleen op het vlak van materialen en algemene look, maar ook op het vlak van bestemming. Zo bijvoorbeeld kregen heel wat ruimten in de loop der tijd een administratieve bestemming. Er worden inspanningen geleverd om opnieuw een echte plek voor tentoonstellingen en ontvangst van publiek tot stand te brengen. Het generieke concept «Bozar» wordt goedgekeurd in 2003, om een label te geven aan evenementen georganiseerd door het paleis. Het wordt toegepast op de verschillende activiteitssegmenten: Bozar Music, Bozar Expo, Bozar Cinema, enz. De rol van het Paleis voor Schone Kunsten kan beknopt worden uitgedrukt als volgt: artistieke creatie, kwaliteit en diversiteit behoren sinds zijn ontstaan tot de kern van de opdracht van het Paleis van Schone Kunsten. Maar opdat kunst geen abstract voorwerp zou zijn, opdat ze werkelijk zou worden geïntegreerd in de «cultuur» van een maatschappij, in het bijzonder in een zodanig heterogene en internationale stad als Brussel, is het nodig dat het publiek haar op een natuurlijke en levendige manier kan ontdekken. En dat iedereen er plezier aan beleeft.
www.visit.brussels copyright: Archives de la Ville de Bruxelles