2 minute read
Waarom duizendblad tegen de zon kan
Naarmate de zomer van 2018 vorderde, kleurden de wegbermen steeds meer vaalgeel, grijs en grauw. Al wat gras was verdorde en verbrandde. Hetzelfde gold voor de meeste kruidachtige planten. Des te opvallender was het dat er ook nog groen, wit, geel, rood en paars te zien was, in kleine, maar vaak toch uitdijende vlekken.
Eén van de meest opvallende plantensoorten hierbij was duizendblad. Toegegeven, het groen van zijn bladeren heeft een grijze schijn, maar dan wel eentje van het vitale soort, niet van dat zonverbrande. De reden waarom deze plant goed bestand is tegen hete, droge zomerhitte, ligt verscholen in zijn naam. De versnippering van zijn blaadjes heeft als e ect dat het bladoppervlak sterk verkleint. Minder bladoppervlak leidt tot minder verdamping. En die grijze schijn op zijn versnipperde blaadjes is het gevolg witte haren die het zonlicht weerkaatsen en daardoor de plant behoeden voor uitdroging. Doe daar nog een stel taaie, diep in de bodem dringende wortels bij en je bent gewapend tegen het sterk opwarmend microklimaat van de Vlaamse wegberm.
Advertisement
Een andere witbloeiende bermplant die het eveneens uitstekend bleef doen is de wilde peen. Zelfde verhaal: een meervoudig, diep ingesneden blad, witte haren op bladeren en stengels en taaie, diepe wortels. Onze grote brandnetels daarentegen deden het niet goed: zij wortelen erg oppervlakkig, in de bovenste losse bodemlaag die het snelst uitdroogt.
Andere diepe wortelaars zijn de geel bloeiende composieten. Vertakte leeuwentand, biggenkruid en klein streepzaad bleven er opvallend fris bij staan. Biggenkruid heeft weliswaar heel wat korte, verspreid staande witte haartjes op zijn blad, maar het bladoppervlak is alles behalve versnipperd. Zijn lookalike de vertakte leeuwentand, reduceert zijn bladeren vaak tot een dunne strook langs de bladnerven maar beschikt evenmin over een dichte vacht van witte haren. Klein streepzaad is zelfs volkomen kaal. Toch bleven deze soorten groen en bloeiden ze uitbundig tussen het inmiddels tot stof en as vergane gras. Hun geheim wapen is – net als de wilde peen – de vlezige penwortel. Deze boort zich diep de grond in en kan naast reservevoedsel ook water opslaan.
Twee andere soorten die zich lieten opmerken waren rode klaver en luzerne. Wat me hierbij opviel is dat de paars bloeiende luzerne het veel langer volhield dan zijn rozerood bloeiende neefje. Luzerne bleef uitbundig bloeien op plaatsen waar de rode klaver het naar het eind van de zomer uiteindelijk toch voor bekeken hield. Net als kompassla houden beide vlinderbloemigen er nog een extra strategie op na om zich tegen te veel zon te beschermen. De kompassla keert zijn smalle kant naar de zon toe als het te warm wordt, de klavers plooien hun blaadjes enigszins dicht. En verder moeten ze het ook hebben van grijze haartjes op de bladeren en taaie, diepe wortels.
Zouden grijs wordende botanici het ook langer volhouden in de brandende zon dan kale?