Uitspraak beroepsinstantie OVB/2022/251
Vlaamse overheid Beroepsinstantie inzake openbaarheid van bestuur en hergebruik van overheidsinformatie Afdeling openbaarheid van bestuur Havenlaan 88, bus 20 1000 BRUSSEL T : 02 553 57 25 Mail: openbaarheid@vlaanderen.be Dossiernummer: OVB/2022/251
DE BEROEPSINSTANTIE - Afdeling openbaarheid van bestuur
Bevoegdheid beroepsinstantie Bestuursdecreet van 7 december 2018, titel II, hoofdstuk 3, afdeling 6. Besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2007 tot oprichting van de beroepsinstantie inzake openbaarheid van bestuur en hergebruik van overheidsinformatie. Voorafgaande procedure Op 5 augustus 2022 diende xxx (hierna: verzoekster) een verzoek in bij de stad Landen om een afschrift te krijgen van een aantal documenten betreffende het omgevingsvergunningsdossier met als dossierkenmerk OMVxxx. Op 22 augustus 2022 ontving verzoekster een gedeeltelijke weigeringsbeslissing van de stad Landen. Op 26 augustus 2022 werd tegen vermelde gedeeltelijke weigeringsbeslissing beroep ingesteld door verzoekster. Op 30 augustus 2022 werd dit beroep geregistreerd door de beroepsinstantie. Op 29 september 2022 werd, in toepassing van artikel II.50, §1, tweede lid van het Bestuursdecreet, de beslissingstermijn door de beroepsinstantie verlengd van dertig kalenderdagen tot een termijn van vijfenveertig kalenderdagen.
Ontvankelijkheid van het beroep
www.vlaanderen.be
Het oorspronkelijke verzoek dateert van 5 augustus 2022. De gedeeltelijke weigeringsbeslissing van de stad Landen dateert van 22 augustus 2022. Deze beslissing maakt melding van de beroepsmogelijkheden en -modaliteiten, zoals voorgeschreven in artikel II.43, §1, derde lid van het Bestuursdecreet van 7 december 2018 (verder ‘Bestuursdecreet’). Op 26 augustus 2022 diende verzoekster beroep in tegen voormelde weigeringsbeslissing. Het ingediende beroep is bijgevolg tijdig ingediend en is ontvankelijk. Gegrondheid van het beroep Overeenkomstig artikel II.31, eerste lid Bestuursdecreet heeft het recht op passieve openbaarheid betrekking op bestuursdocumenten. Op grond van deze bepaling is elke instantie in principe verplicht aan eenieder die erom verzoekt inzage te geven in, uitleg te verschaffen over of een afschrift te bezorgen van de gewenste bestuursdocumenten. De openbaarmaking kan slechts geweigerd worden mits toepassing wordt gemaakt van één of meerdere uitzonderingen, zoals gestipuleerd in de artikelen II.33 tot en met II.39 van voormeld decreet.
1.
Oorspronkelijk verzoek
Middels een verzoekschrift van 5 augustus 2022 wenste verzoekster een afschrift te verkrijgen van een aantal documenten betreffende het omgevingsvergunningsdossier met als dossierkenmerk OMV_xxx.
2.
Antwoord van de stad Landen
De stad Landen heeft het openbaarheidsverzoek op 22 augustus 2022 beantwoord met een gedeeltelijke weigeringsbeslissing, doch verzoekster gaat niet akkoord met bepaalde onderdelen van dat antwoord.
3.
Beroepschrift
Het beroep heeft in het bijzonder betrekking op de beslissing van de stad Landen inzake de punten 2, 4, 5 en 6 van de oorspronkelijke aanvraag d.d. 5 augustus 2022 van verzoekster: Punt 2: afschrift plannen fietsenberging; Punt 4: afschrift ingevulde vragenlijst kwaliteitstool; Punt 5: afschrift volledig- en ontvankelijkheidsverklaring; Punt 6: afschrift voorlopige parkeerverordening en richtlijnen aan ontwerper. Met haar beroep van 26 augustus 2022 wenst verzoekster voor deze punten alsnog alle beschikbare documenten te verkrijgen.
4.
Beoordeling door de beroepsinstantie
https://www.vlaanderen.be/openbaarheid-van-bestuur
uitspraak beroepsinstantie OVB/2022/251
pagina 2 van 7
Om met kennis van zaken over het beroep te kunnen oordelen, heeft de beroepsinstantie op 26 augustus en 29 september 2022 contact opgenomen met de stad Landen, om de gevraagde documenten te krijgen en de stad Landen in de gelegenheid te stellen om wat meer duiding te verstrekken betreffende dit dossier. Op 26 september en 3 oktober 2022 heeft de stad Landen geantwoord aan de beroepsinstantie, aan wie het thans toekomt om te oordelen over het ingestelde beroep. -
Betreffende de plannen van de fietsenberging
De stad bevestigt dat het inplantingsplan van de fietsenberging aan verzoekster werd verstuurd op 22 augustus 2022. De gevelplannen met bijhorende legende werden echter niet ter beschikking gesteld omdat deze, volgens de stad, auteursrechtelijk beschermd zijn: “Enkel inplantingsplannen en terreinprofielen van
projecten kunnen ter beschikking gesteld worden. Andere bouwplannen zijn auteursrechtelijk beschermd door de architect. Er is geen terreinprofiel aanwezig ter hoogte van de betreffende fietsenberging. Daarom dat er enkel een inplantingsplan kon worden overgemaakt. Alle plannen, inclusief gevelplannen en legende van de fietsenberging, lagen gedurende de looptijd van het openbaar onderzoek ter inzage. xxx kwam de aanvraag inkijken op 10 augustus 2022 en heeft betreffende plannen kunnen inkijken. Het verzoek tot openbaarheid van bestuur vraagt om een afschrift, niet tot inzage.” De beroepsinstantie heeft kennis kunnen nemen van de betrokken plannen van de fietsenberging en oordeelt op basis daarvan als volgt. In het Bestuursdecreet komt de bescherming van het auteursrecht niet als uitzondering voor. De intellectuele eigendom is volgens artikel 6, §1, VI, lid 5, 7° van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, een federale aangelegenheid. Het ontbreken van regels op het vlak van de bescherming van intellectuele rechten, waaronder het auteursrecht, is een gevolg van de onbevoegdheid van de decreetgever. Echter, het Bestuursdecreet laat de federale regelgeving betreffende de intellectuele rechten onverlet, en overheidsinstanties dienen bijgevolg de federale regelgeving te eerbiedigen bij het nemen van beslissingen over aanvragen tot openbaarmaking. Uit artikel XI.165 en volgende van het Wetboek van economisch recht, volgt dat het recht om een werk van letterkunde of kunst te reproduceren op welke wijze en in welke vorm ook, direct of indirect, tijdelijk of duurzaam, volledig of gedeeltelijk, uitsluitend is voorbehouden aan de auteur. De plannen genieten de bescherming van het auteursrecht indien ze van oorspronkelijkheid getuigen, wat inhoudt dat het werk de persoonlijke stempel draagt van de auteur. De bescherming ontstaat van rechtswege. De betrokken plannen van de fietsenberging werden opgemaakt door een architectenbureau doch bevatten slechts zeer summiere tekeningen van de fietsenberging (voorgevel, zijgevels en achtergevel) alsook een legende, welke bezwaarlijk als een eigen intellectuele schepping van de maker van het plan (zoals bedoeld in de regelgeving omtrent het auteursrecht) kunnen beschouwd worden. Om die reden is de beroepsinstantie van oordeel dat deze plannen onvoldoende de persoonlijke stempel dragen van de auteur en onvoldoende origineel zijn om te kunnen genieten van het vereiste individuele karakter om door het auteursrecht te worden beschermd. Bijgevolg houdt de overhandiging van een afschrift van deze plannen (met legende), zonder toestemming van de auteur ervan, geen schending in van het auteursrecht.
https://www.vlaanderen.be/openbaarheid-van-bestuur
uitspraak beroepsinstantie OVB/2022/251
pagina 3 van 7
Daarnaast stelt de beroepsinstantie wel vast dat de voormelde documenten op enkele plaatsen de namen, adressen en telefoonnummers bevatten van natuurlijke personen. De beroepsinstantie is van oordeel dat vermelde persoonsgegevens van natuurlijke personen niet openbaar kunnen gemaakt worden in toepassing van artikel II.34, 2° van het Bestuursdecreet. Voormelde decreetbepaling bevat de verplichting om, behoudens toestemming van de betrokkene, een aanvraag af te wijzen als de openbaarmaking afbreuk doet aan de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Deze bepaling laat niet toe dat gegevens worden verstrekt die de identificatie van derden mogelijk maken, in de mate dat daarmee afbreuk zou worden gedaan aan de bescherming van hun persoonlijke levenssfeer. Hoewel het hier om een absolute uitzonderingsgrond gaat waardoor er geen belangenafweging moet plaatsvinden tussen het door de uitzonderingsgrond beschermde belang met het belang van de openbaarheid, vertoont de in artikel II.34, 2° van het Bestuursdecreet voorziene uitzonderingsgrond niettemin een relatief aspect. De decreetgever was weliswaar van oordeel dat er geen afweging vereist is met het openbaar belang dat met de openbaarheid is gediend, maar wijst er desondanks op dat telkens en in concreto geoordeeld moet worden of er al dan niet een inbreuk is gepleegd op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer (Vlaams Parlement, Parl. St. 2017-2018, nr. 1656/1, blz. 58). Artikel 22 van de Grondwet waarborgt uitdrukkelijk het recht op eerbiediging van het privéleven, net zoals artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens dit doet. De bedoeling en het fundamentele uitgangspunt van de in artikel II.34, 2° van het Bestuursdecreet bedoelde uitzonderingsgrond bestaat er precies in om het aan iedereen toegekende grondwettelijke recht op de eerbiediging van zijn privéleven te beschermen. De beroepsinstantie merkt op dat bij het onderzoek naar de uitzonderingsgrond met betrekking tot de persoonlijke levenssfeer moet worden nagegaan of er al dan niet sprake is van informatie in een bestuursdocument die op de persoonlijke levenssfeer betrekking heeft. In casu stelt de beroepsinstantie vast dat in de opgevraagde plannen de persoonsgegevens van natuurlijke personen voorkomen: de namen, adressen en telefoonnummers van natuurlijke personen. Dergelijke naamgegevens behoren ontegensprekelijk tot de persoonlijke levenssfeer en het privéleven van de betrokkenen. Het vrijgeven van deze naamgegevens zou wel degelijk een inbreuk uitmaken op de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van die personen. Het privéleven vormt de kern van de persoonlijke levenssfeer (F. SCHRAM, Het decreet openbaarheid van bestuur. Een juridische analyse in historisch perspectief, Brugge, Vanden Broele, 247; Concl. Adv.Gen. bij HvJ 8 april 2014, nr. C-293/12, Digital Rights Ireland Ltd, nr. 61). Het openbaar maken van deze naamgegevens, adressen en telefoonnummers van natuurlijke personen heeft aldus betrekking op de kern van een belang – het door artikel 22 van de Grondwet en het door artikel 8 EVRM aan eenieder toegekende recht op eerbiediging van zijn privéleven – dat de uitzonderingsgrond uit artikel II.34, 2° van het Bestuursdecreet wenst te beschermen tegen de openbaarheid van bestuur (RvS, nr. 234.609 dd. 2 mei 2016). De beroepsinstantie is, na kennisname van de inhoud van de opgevraagde plannen, van oordeel dat de openbaarmaking van voormelde gegevens afbreuk doet aan het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de betrokkenen en dat deze gegevens dan ook moeten worden afgeschermd in toepassing van artikel II.34, 2° van het Bestuursdecreet. Er zijn geen redenen voorhanden die toelaten om te stellen dat de vrijgave van deze gegevens, die per slot van rekening toch tot de kern van de persoonlijke levenssfeer behoren, géén afbreuk zou doen aan de persoonlijke levenssfeer van de betrokkenen. Artikel II.34, 2° van het Bestuursdecreet laat echter wel de mogelijkheid dat dergelijke gegevens toch openbaar worden gemaakt, mits toestemming van de betrokken personen. Aangezien het niet duidelijk is of verzoekster, die wat dit punt betreft enkel vroeg naar een afschrift van de plannen, eveneens geïnteresseerd is in de vermelde persoonsgegevens van de natuurlijke personen, werd de toestemming van de betrokken natuurlijke personen vooralsnog niet opgevraagd.
https://www.vlaanderen.be/openbaarheid-van-bestuur
uitspraak beroepsinstantie OVB/2022/251
pagina 4 van 7
Op basis van artikel II.45 § 2 van het Bestuursdecreet kan een document gedeeltelijk openbaar gemaakt worden als informatie waarop een uitzondering van toepassing is samen met andere informatie in een bestuursdocument opgenomen is, en het mogelijk is om de informatie die niet openbaar kan gemaakt worden, te scheiden van de andere informatie. Uit het voorgaande besluit de beroepsinstantie dat de gevraagde plannen openbaar kunnen worden gemaakt, mits weglating van de erin vermelde namen, adressen en telefoonnummers van natuurlijke personen, zodat het beroep wat dit onderdeel betreft als gedeeltelijk gegrond kan worden beschouwd. -
Betreffende het afschrift van de ingevulde vragenlijst kwaliteitstool
De stad Landen heeft het enige document betreffende de kwaliteitstool aan verzoekster ter beschikking gesteld: “Dit is het document dat door de aanvrager werd toegevoegd aan de
omgevingsvergunningsaanvraag betreffende de kwaliteitstool. Een ander document betreffende de kwaliteitstool in de aanvraag bestaat niet.” De beroepsinstantie kan op basis van deze informatie enkel vaststellen dat een ander document betreffende de kwaliteitstool door de stad Landen niet kan worden gegeven omdat er geen ander document bestaat dan het (reeds in het bezit van verzoekster zijnde) document dat door de aanvrager werd toegevoegd aan de betrokken omgevingsvergunningsaanvraag. Nu een openbaarheidsverzoek enkel maar betrekking kan hebben op informatie die in het bezit is van een overheidsinstantie, zoals omschreven in artikel I.4, 3° van het Bestuursdecreet, dient het beroep voor wat betreft dit stuk dan ook als ongegrond te worden beschouwd. -
Betreffende het afschrift van de volledig- en ontvankelijkheidsverklaring
De stad bevestigt aan de beroepsinstantie dat de omgevingsvergunningsaanvraag werd ingediend op 30 maart 2022, en stelt verder: “Er werd bijkomende informatie gevraagd op 29 april 2022, die aangeleverd
werd op 25 mei 2022. Bij gebrek aan een tijdige kennisgeving van het resultaat van het ontvankelijkheidsen volledigheidsonderzoek was het dossier automatisch volledig en ontvankelijk op 24 juni 2022. Er is geen ontvankelijk- en volledigheidsverklaring van de omgevingsambtenaar. Op 15 juli 2022 werd de volledigheiden ontvankelijkheid van het dossier, dat reeds automatisch V&O was sinds 24 juni 2022, uitgewisseld met het omgevingsloket om verder te kunnen gaan in het dossier. Hier werd geen verklaring van de omgevingsambtenaar aan toegevoegd.” De beroepsinstantie kan op basis van deze gegevens enkel vaststellen dat het gevraagde afschrift van de volledig- en ontvankelijkheidsverklaring niet kan worden gegeven omdat het document als dusdanig niet bestaat. Nu een openbaarheidsverzoek enkel maar betrekking kan hebben op informatie die in het bezit is van een overheidsinstantie, zoals omschreven in artikel I.4, 3° van het Bestuursdecreet, dient het beroep voor wat betreft dit stuk dan ook als ongegrond te worden beschouwd.
-
Betreffende de voorlopige parkeerverordening en richtlijnen aan ontwerper
https://www.vlaanderen.be/openbaarheid-van-bestuur
uitspraak beroepsinstantie OVB/2022/251
pagina 5 van 7
De stad heeft op 26 september 2022 kennis gegeven van de betrokken ‘voorlopige parkeerverordening’ aan de beroepsinstantie, met de bevestiging dat dit document niet ter beschikking werd gesteld van verzoekster “omdat het nog in opmaak is en nog niet definitief werd goedgekeurd”. De beroepsinstantie leidt hieruit af dat de stad Landen zich beroept op de toepassing van artikel II.33, 2° van het Bestuursdecreet. Deze decreetbepaling stelt dat een instantie een aanvraag tot openbaarmaking mag afwijzen als de aanvraag betrekking heeft op bestuursdocumenten die niet af of onvolledig zijn. De memorie van toelichting bij dit decreetartikel stelt het volgende: “Het ogenblik waarop een document
als "af" kan beschouwd worden, verschilt van document tot document. Zo moet een onderscheid gemaakt worden tussen documenten die worden gemaakt in het kader van een besluitvormingsprocedure en andere documenten. Documenten ter voorbereiding van een besluitvormingsprocedure zijn pas af indien ze een definitieve status hebben verkregen, dit wil zeggen indien ze ondertekend zijn door de persoon die in het kader van deze procedure bevoegd is. Dit betekent geenszins dat er een eindbeslissing in de procedure zou moeten genomen zijn. Ook tussentijdse rapporten, adviezen en nota's zijn openbaar, nog voor de eindbeslissing is gevallen, voor zover ze definitief af zijn, dit wil zeggen ondertekend door de bevoegde persoon, zelfs al zijn deze documenten vatbaar voor wijziging of herziening ten gevolge van nieuwe factoren en elementen. Andere documenten, die niet kaderen in een besluitvormingsprocedure worden door de opsteller(s) zelf van het document gekwalificeerd als zijnde af of niet af. Zo zal een document dat wordt opgesteld door een groep personen, slechts af zijn wanneer de groep besluit dat het document af is, dit wil zeggen dat er niets meer aan het document dient veranderd te worden, wat niet uitsluit dat wijzigingen achteraf mogelijk zijn ten gevolge van nieuwe omstandigheden.” In casu is de beroepsinstantie van oordeel dat het gaat om een document dat werd opgesteld in het kader van een officiële besluitvormingsprocedure. De betrokken gemeentelijke stedenbouwkundige verordening is opgemaakt in toepassing van artikel 55, §2 van het decreet houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening van 18 mei 1999 en haar latere wijzigingen, dat bepaalt dat gemeenten stedenbouwkundige verordeningen kunnen opmaken voor het hele grondgebied of delen ervan. Een gemeentelijke stedenbouwkundige verordening is een instrument om het gemeentelijk vergunningsbeleid inzake ruimtelijke ordening te ondersteunen met maatregelen van algemene stedenbouwkundige aard, die gelden voor een deel of het geheel van het grondgebied. De Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (Gecoördineerde decreten Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening –VCRO, 15 mei 2009 latere wijzigingen) vormt het uitgangspunt van deze verordening. Concreet gaat het om een parkeerverordening Duurzame Mobiliteit die slechts in voorontwerp is na feedback van de provincie, laatst werd aangepast op 28 oktober 2021, en nog niet definitief werd goedgekeurd. Deze vaststellingen volstaan voor de beroepsinstantie om, met toepassing van artikel II.33, 2° van het Bestuursdecreet, te besluiten dat het betrokken document op heden geen definitieve status heeft verworven, en bijgevolg als niet-afgewerkt document dient te worden beschouwd. Het beroep is, wat de voorlopige parkeerverordening betreft, dan ook ongegrond. Tot slot werd door verzoekster nog gevraagd naar de richtlijnen aan de ontwerper. De stad Landen heeft in haar toelichting van 3 oktober 2022 aan de beroepsinstantie laten weten dat dergelijk document niet bestaat. Er bestaat enkel de voorlopige parkeerverordening in opmaak (niet-goedgekeurd ontwerp), die in de voorgaande alinea’s werd besproken. Nu een openbaarheidsverzoek enkel maar betrekking kan hebben op informatie die in het bezit is van een overheidsinstantie, zoals omschreven in artikel I.4, 3° van het Bestuursdecreet, dient het beroep voor wat betreft de richtlijnen aan de ontwerper dan ook als ongegrond te worden beschouwd. Na beraadslaging,
https://www.vlaanderen.be/openbaarheid-van-bestuur
uitspraak beroepsinstantie OVB/2022/251
pagina 6 van 7
BESLUIT: Het beroepschrift d.d. 26 augustus 2022 van xxx tegen de gedeeltelijke weigeringsbeslissing is ontvankelijk en deels gegrond, en deels ongegrond. Bijgevolg dient de stad Landen aan verzoekster een afschrift te bezorgen van de bovenvermelde gevelplannen en legende van de fietsenberging, met uitzondering van de erin voorkomende persoonsgegevens van natuurlijke personen.
Geen toestemming tot hergebruik van bestuursdocumenten In zoverre dit beroep geheel of gedeeltelijk gegrond werd verklaard, geldt dat deze inwilliging van de aanvraag tot openbaarmaking GEEN toestemming inhoudt om de gevraagde bestuursdocumenten te hergebruiken, als vermeld in titel II, hoofdstuk 4 van het Bestuursdecreet van 7 december 2018. Brussel, 5 oktober 2022 Voor de beroepsinstantie, afdeling openbaarheid van bestuur, Bruno ASSCHERICKX Voorzitter
https://www.vlaanderen.be/openbaarheid-van-bestuur
uitspraak beroepsinstantie OVB/2022/251
pagina 7 van 7