Voor het delen en innovatie
in samenwerking met
Voorwoord
Al eeuwen zijn onderzoek en Amsterdam welhaast onlosmakelijk met elkaar verbonden. We hebben twee universiteiten van wereldfaam, verschillende hogescholen en het ROC waar dagelijks onderzoek wordt gedaan om de stad mooier en lee aarder te maken. Maar ook innovatiedistricten als het Science Park, het Marineterrein en wetenschapsmuseum NEMO zorgen ervoor dat Amsterdam een kennisregio is geworden met een hoofdletter K. Over wat voor soort onderzoek er precies plaatsvindt en hoe wetenschappers met elkaar samenwerken is deze special Durf te delen gemaakt. Die titel spreekt boekdelen.
In Amsterdam zijn we gewend om onze schouders eronder te zetten, natuurlijk met een glimlach, om vervolgens samen tot de beste resultaten te komen. Als gemeente hebben we die spreekwoordelijke schouders gebruikt om alles wat te maken heeft met wetenschap, onderzoek, innovatie en kennis een duw in de juiste richting te geven. Die talloze initiatieven, manieren van samenwerken en experimenten om deze stad nog mooier en lee aarder te maken, stemmen trots. In het jaar dat Amsterdam 750 bestaat wens ik u veel leesplezier en hoop ik dat u door deze special ook kennis durft te delen.
Femke Halsema
Burgemeester Amsterdam
03 Samen sterker Caroline Nevejan over het belang van het delen van kennis
07 Verbonden stad Pablo Decelis Orozco voorziet slimmere steden in de toekomst
08 Cijfers en statistiek Onderzoeken hoe Amsterdam verandert over tijd, vereist uitwisseling, vindt Jeroen Slot
12 Ingezoomd Leer het Chief Science O ce team kennen
14 In gesprek Minouche Cramer, Teti Verhoe en Aartie Mahesh zijn echte verbinders
16 Column Het delen van data is de rode draad in het leven van Ger Baron
17 Krachten bundelen Lise Everloo werkt samen met Amsterdammers aan duurzaamheid
18 Infographic De kracht van openresearch.amsterdam ligt in haar diversiteit
20 Schoon genoeg Yvonne Jacobs gelooft in informatiegedreven management
23 Drie PhDs Anne Sastromedjo, Laila Bouzahra en JuanCarlos Goilo over hun project
25 Trots Vita van de Sandt buigt zich over de mode-identeit van Amsterdam
Op de cover
COVERONTWERP: PASCAL TIEMAN
COLOFON
Deze special is gemaakt door de redactie van New Scientist in oprdracht van de gemeente Amsterdam. Hij verschijnt als bijlage bij New Scientist 129 die op 23 januari 2025 in de winkels ligt.
Hoofdredactie Jim Jansen
Coördinatie Eline Kraaijenvanger Eindredactie Margot Reesink Redactie openresearch.amsterdam
in samenwerking met Voor het delen van kennis en innovatie
Caroline Nevejan and Naciye Karaalioğlu Aan dit nummer werkten mee Bram Belloni, Ruben Boot, Bob Bronsho , Jim Jansen, Peter de Jong, Eline Kraaijenvanger, Puck van der Mark, Lisa Pais, Maaike Putman, Kim Scheltes, Maureen Voestermans Basisontwerp Sanna Terpstra (Twin Media) Vormgeving Ferry Dorresteijn (F&L Media)
CONTACT NEW SCIENTIST
Mail redactie@newscientist.nl (voor persberichten), info@newscientist.nl (uitsluitend voor vragen aan redactie)
Tel +31 (0)85-6202600
Post- en bezoekadres Peperstraat 7H, 1011 TJ Amsterdam (Online) Marketeer Iben Reurs (iben@newscientist.nl)
Marketing en sales Alex Sieval (alex@newscientist.nl)
WEBSITE openresearch.amsterdam
Druk Senefelder Misset Doetichem B.V. Distributie Betapress (NL), AMP (BE) ISSN 2214-7403 De uitgever is niet aansprakelijk voor schade als gevolg van druk- en zetfouten.
COPYRIGHT Niets uit deze uitgave mag op enigerlei wijze worden overgenomen of in een geautomatiseerd gegevensbestand worden opgenomen zonder schriftelijke toestemming van de uitgever. Het logo en overige handelsmerken van New Scientist zijn eigendom van New Scientist Ltd. De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten van de illustraties volgens de wettelijke bepalingen te regelen. Zij die menen nog zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich wenden tot de uitgever.
26 Dorpspomp Janine van Rooijen en Joris Bos over het geheimzinnige stedelijk onderzoekersoverleg
28 Grensverleggend Florian Wupperfeld, Maged Elsamny en Pedro Campos Ponce inspireren en adviseren
30 Tijd voor actie Karen den Hertog en Siegnella Concincion trekken aan de bel over obesitas in de stad
32 Betrokken Pavel Getmantsev, Pinar Se atli en Elisabeth IJmker vertellen
34 NewScience-tips Bekijk alle relevante tentoonstellingen, podcasts en boeken
‘Een goede samenwerking kan niet zonder kennis delen’
Als Chief Science Officer van de gemeente Amsterdam heeft Caroline Nevejan de opdracht om de kennis- en onderzoeksfunctie in de stad te verstevigen en de relaties met kennisinstellingen gestructureerd vorm te geven.
Tekst: Jim Jansen
Fotografie: Bob Bronshoff
‘Amsterdam heeft veel uitdagingen en opgaves, en als Chief Science Officer verbind ik onderzoekers en ambtenaren om tot oplossingen te komen’, zegt Caroline Nevejan als we haar in de zomer van 2024 spreken. Vooral in de uitvoering ontstaan nieuwe vragen. Digitalisering verandert sociale structuren, klimaatverandering heeft grote impact op onze leefomgeving en de verschillen tussen arm en rijk worden steeds groter.
‘Samen’ is het woord dat het meeste terugkomt tijdens het gesprek met Nevejan. ‘Natuurlijk’, zegt ze. ‘Alles wat er hier gebeurt is met anderen en in teamverband. Vijf jaar geleden hebben we met het team Chief Science Office (CSO) en mensen uit kennisinstellingen de website openresearch.amsterdam opgezet. Dit platform wordt beheerd op basis van het samenwerkingscontract tussen de partners waarin wordt bepaald dat werknemers van deze organisaties namens hun organisatie kennis mogen delen. Zo worden onderzoek, kennis en innovatie die relevant zijn voor Amsterdam en de metropoolregio verzameld en gedeeld. Dare to share, en dat zie je ook terug in ons logo. Op het platform kunnen mensen hun eigen werk laten zien
en automatisch zie je wie er met hetzelfde onderwerp bezig is.’
Waar komt dat in de praktijk op neer? ‘Kennis delen is niet vanzelfsprekend, terwijl een goede samenwerking niet zonder kan. Met het team CSO maken we het mogelijk dat faculteiten, instituten en directies kunnen publiceren wat er in hun omgeving aan onderzoek gebeurt. Zo wordt de kennisinfrastructuur zichtbaar, worden netwerken transparant en kunnen nieuwkomers makkelijk de weg vinden naar mensen die aan dezelfde thema’s werken. Kennis delen is ook een persoonlijk proces. Daarom komen de redacteuren nu in domeinredacties bij elkaar en zijn er inmiddels meer twintig werkplaatsen en een aantal grote programma’s waarin mensen samen aan bepaalde thema’s werken. Zo wordt het werk van de hoogleraar, de promovendus en de studenten verbonden met het werk van de ambtenaren aan de inhoudelijke opgaves van de stad.’
Neem ons eens mee naar het platform. ‘Op openresearch.amsterdam maken we zichtbaar wie er met welk onderzoek bezig is in de stad. Dat helpt als je bezig bent met een stedelijk vraagstuk en bijvoorbeeld op zoek bent naar een gesprekspartner of als je wil samenwerken. Inmiddels hebben we meer dan 250 redacteuren die vanuit hun organisatie kennis en onderzoek delen.
Openresearch.amsterdam is een sociaal en technisch systeem. Het delen van kennis is immers een sociaal proces waarin vertrouwen en betrouwbaarheid een grote rol spelen. In lokale netwerken kennen mensen elkaar, en de kennis die ze delen is relevant voor vele anderen, juist omdat die voor lokale uitdagingen wordt ontwikkeld. We zien dat steeds meer mensen ons platform bezoeken en dat tegelijk steeds meer mensen hun onderzoek delen. De eisen aan de gebruikersvriendelijkheid en toegankelijkheid worden daardoor steeds groter. Daarbij verandert de technologie en de standaard waaraan digitale diensten moeten voldoen voortdurend.’
Het platform is een middel om met een oplossing te komen voor grote Randstedelijke uitdagingen. Bij welke actuele problemen kan onderzoek een rol spelen?
‘Waar niet, wil ik bijna zeggen. Bij kansenongelijkheid, energietransitie, obesitas, klimaatadaptatie, biodiversiteit, mobiliteit en nog heel veel andere zaken.’
Wat onderscheidt openresearch.amsterdam van andere webites?
‘Bijna alle websites hebben een boomstructuur, waar vanuit één aanspreekpunt wordt bepaald wat er gebeurt. Ons platform kan je meer vergelijken met iets als Wikipedia. De CSO bepaalt niet wat erop komt: het zijn de 3000 deelnemers en 250 redacteuren uit de verschillende organisaties die bepalen welke kennis zij willen delen. De mensen zijn zelf verantwoordelijk voor hun eigen pagina. We werken onder de Creative Commons-licenties ‘Attribution’ en ‘ShareAlike’. Dagelijks checken wij of referenties correct zijn gegeven. De web-
Caroline Nevejan studeerde sociale wetenschappen aan de Universiteit van Amsterdam en is sinds 1988 nauw betrokken bij het ontwerpen van digitale cultuur. Gedurende elf jaar was ze medewerker van Paradiso en in 1994 was ze medeoprichter van de Waag Society. Vanaf 1999 werkte ze voor de Hogeschool van Amsterdam, de Vrije Universiteit en Technische Universiteit Delft. Op dit moment is ze Chief Science Officer van de gemeente Amsterdam en bijzonder hoogleraar aan de Amsterdam School for Social Science Research van de Universiteit van Amsterdam.
www.nevejan.org
site is niet-commercieel, je mag dus geen geld verdienen met je werk of dat van iemand anders. Doorgeven mag weer wel: ShareAlike.’
Werkt het?
‘Als een trein. Sinds april 2020 zijn we open en hebben we al meer dan 10.000 onderzoeken over de stad verzameld. Al het onderzoek dat in de gemeenteraad en de commissies wordt besproken, staat op openresearch.amsterdam, net als het onderzoek van de directies van de gemeente, de vervoersregio en de provincie. Ook gaan techniekmuseum NEMO en Kennislink participeren, die doen leuk onderzoek met kinderen. Ik ben niet alleen blij dat we al dit onderzoek op één plaats bij elkaar hebben, maar ook dat we duizend bezoekers per dag hebben waarvan er driehonderd meer dan tien minuten blijven. Dat vind ik best indrukwekkend.’
Hoe kijkt u terug op de afgelopen acht jaar?
‘Ik vind het fijn dat ik heb kunnen bijdragen aan het vriendelijker houden van de stad.’
Wat kan er volgens u beter?
‘Als ik over de grenzen van de stad kijk, vind ik dat wij Nederlanders erg instrumenteel denken. We moeten van hier naar daar. Van A naar B. De dijk moet hoger. De weg moet langer. Er wordt in mijn optiek heel veel gesproken in termen van gedrag en niet van ervaring. Dat is een groot verschil. Gedrag kan je sturen, maar dan krijg je volgzame mensen die met dezelfde tunnelvisie allemaal naar links gaan, of allemaal naar rechts. Op het moment dat je het beleid vanuit ervaring vormgeeft, betekent dit dat mensen verantwoordelijkheid kunnen nemen en dat er een creatieve ruimte ontstaat waarin verschillende oplossingen mogelijk worden. Een handelingsperspectief dat tot een diversiteit aan analyses en mogelijke oplossingen leidt is voor mij echt belangrijk.’
Dare to share, dus.
‘Ik vind het een mooie term: durf te delen. De kennis in het publiek domein, bijvoorbeeld de kennis van de gemeente. Durf die te delen. Dat past ook goed bij Amsterdam en bij het democratisch proces. Als de een meer weet dan de ander, creëer je een ongelijkheid die goede beslissingen in de weg staat.’
En die democratie staat overal onder druk. ‘Ja, er gaat geen dag voorbij of je hoort dat de democratie in gevaar is. Democratie zie ik eigenlijk als een werkwoord. Jij moet democratie doen. Ik moet democratie doen. Wij moeten allemaal democratie doen.’
Kunt u concreet zeggen hoe de stad echt beter is geworden door bepaalde vormen van onderzoek?
‘Het Energielab in Zuidoost is een mooi voorbeeld. Het begon als een pop-uplab in winkelcentrum De Amsterdamse Poort, in de looproute van de ambtenaren naar de metro. Inmiddels is het een gevestigde organisatie; onderzoekers en studenten van de Universiteit van Amsterdam (UvA), de Vrije Universiteit, de Hogeschool van Amsterdam en het Amsterdam Institute for Advanced Metropolitan Solutions zijn wekelijks bezig met onderzoek naar de energietransitie in Zuidoost, en de studenten zijn energie-coaches geworden voor de bewoners. Deze samenwerking bestaat inmiddels meer dan vijf jaar. Onderzoeksprojecten worden ondersteund door de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) en de Europese Unie, en gemeente en kennisinstellingen hebben voor nog eens vijf jaar bijgetekend.’
Chief Science Officer zijn is een bestuurlijke baan, maar u doet ook onderzoek. ‘Dat klopt. Sinds 2015 doe ik onderzoek naar het ritme als ontwerpruimte voor oplossingen in de stad. Als we iets doen in ritme, kost het minder energie en ontstaat verbinding meer vanzelf. De natuur bestaat in ritme, wij bestaan in ritme – fysiek, maar ook ons sociale leven kent vele ritmes. Werk, school, sport en feesten zijn vaak gebaseerd op ritmes in tijd en ruimte. We voeren dit onderzoek sinds 2016 samen met stadsdeel Zuidoost uit. We werken met kunstenaars en architecten, vanuit de sociale wetenschappen en vanuit dataonderzoek. Dit onderzoek wordt gefinancierd door NWO en vanuit de UvA werk ik samen met Alessandro Bozzon en Achilleas Psyllidis van de TU Delft, en met het bedrijf Habidatum.’
Waar bent u het meest trots op? ‘De promotieregeling, waardoor ieder jaar vier ambtenaren met hun promotieonderzoek mogen beginnen. Ze krijgen er twee
Semantisch web
‘In een semantisch web is alles een ‘ding’ en ontstaan betekenissen door de relaties tussen ‘de dingen’. Deze relaties worden door keywords gelegd. Het mooie daarvan is dat betekenissen blijven veranderen. Zo was het woord ‘energie’ in stedelijke context eerst vooral een technisch woord. Tegenwoordig is energie voor veel bewoners belangrijk geworden, waardoor het woord in verband wordt gebracht met andere onderwerpen, zoals klimaatverandering, armoede of transitie. Daardoor krijgt het een nieuwe betekenis.
Bijzonder aan openresearch. amsterdam 2.0 is dat we nu kunstmatige intelligentie in het semantische web integreren en relaties leggen met de wetenschappelijke databases wereldwijd. Hierdoor komen wetenschappelijke open access-artikelen beschikbaar die relevant zijn voor de onderwerpen waar mensen in de stad aan werken.’
dagen studieverlof voor en de universiteiten bieden gratis toegang tot de Graduate School. De eerste kandidaat, Juan-Carlos Goilo, is inmiddels gepromoveerd. Voor de gemeente Amsterdam heeft hij de monitor voor circulaire economie vormgegeven (zie pagina 24, red.). In de promotiecommissie werd opgemerkt dat men nog niet eerder een dergelijke wetenschappelijke reflectie op het vormen en uitvoeren van beleid had gezien. Het is niet alleen fijn voor de ambtenaren die dit mogen doen, het geeft ook een nieuw wetenschappelijk perspectief op wat er gebeurt in de stad. Er zijn nu zestien mensen aan het promoveren; binnenkort vinden de volgende twee promoties plaats, van Siegnella Concincion, jeugdverpleegkundige bij de GGD, en van bestuursadviseur Anne Sastroemedjoe (zie pagina 31 en 23, respectievelijk, red.). Geweldig!’
Pablo Decelis Orozco (31)
Master Metropolitan Analysis, Design and Engineering, Amsterdam Institute for Advanced Metropolitan Solutions (AMS).
Thesis: Charge Your Boat (Wireless)
‘Zelf ben ik opgegroeid midden in het drukke en volle Mexico-Stad. Alles is daar groot, zowel de afstanden tussen verschillende buurten als tussen gebouwen. In Amsterdam is alles veel kleiner, maar daardoor zijn de verbindingen enorm goed. Tijdens mijn opleiding aan het AMS moesten we met een groepje studenten een dag door de stad lopen en opschrijven wat we dachten dat er verbeterd zou kunnen worden. De Nederlandse studenten hadden opmerkingen als ‘De tram kwam twee minuten te laat’ of ‘De ov-app was niet geüpdatet.’ Ik keek alleen maar mijn ogen uit! Alles hier in Amsterdam is in mijn ogen zo extreem goed geregeld: je kunt overal komen met het openbaar vervoer, alles is naadloos op elkaar aangesloten en digitaal toegankelijk. Maar juist omdat alles hier al zo goed geregeld is, is het extra interessant om na te denken over wat je nog méér met elkaar kunt verbinden.
Voor mij als civiel ingenieur zijn energie en mobiliteit de meest interessante onderwerpen; mensen zijn altijd in beweging en we kunnen onmogelijk zonder energie. Maar hoe richt je zo e ciënt mogelijk een hele stad in? Voor mijn masterthesis heb ik nagedacht over manieren waarop je met elektrisch aangedreven robot-boten door de grachten zou kunnen varen, om van alles te vervoeren of om afval op te halen. Ik onderzocht dit in een smart lab: een miniatuurversie waarin je alle data met elkaar verbindt, zoals de vaarroutes en afmetingen van de boten, de huizen, de bestemmingsplannen enzovoorts –en dan tests draait.
Verder heb ik nagedacht over hoe je de boten wireless zou kunnen opladen. Zo is er in China een manier bedacht om tot drie meter afstand van de kade een batterij op te laden. Maar hoe zorg je ervoor dat dit veilig is? Ook dit heb ik geprobeerd in kaart te brengen. Het was wel veel programmeerwerk, maar gelukkig zijn alle gemeentelijke data openbaar beschikbaar. In de toekomst zie ik nog veel slimmere steden voor me: daar is alles aangedreven via duurzame energiebronnen en zijn er nog meer verbindingen om bijvoorbeeld grondsto en lokaal te recyclen.’
Tekst: Maureen Voestermans
‘In de toekomst zie ik nog veel slimmere steden voor me’
‘Het blijft niet verkeerd om met nadenken te beginnen’
Tekst: Ruben Boot
Fotografie: Bram Belloni
Jeroen Slot is sinds 2008 hoofd van de afdeling Onderzoek en Statistiek bij de gemeente Amsterdam, waar hij al veertig jaar werkt. Met cijfers en statistiek onderzoekt hij hoe de stad Amsterdam door de tijd verandert. Door die cijfers van context te voorzien en ze vervolgens vrij beschikbaar te stellen, wil hij de ontwikkeling van de stad voor het brede publiek zichtbaar maken.
Waar kijken u en uw afdeling allemaal naar?
‘We onderzoeken van alles: van de woningmarkt tot de arbeidsmarkt, maar ook de bevolkingsontwikkeling. Er is veel gebeurd in de afgelopen veertig jaar, en dus zijn er veel gegevens om te verzamelen en onderzoeken. Amsterdam begon rond 1985 na een lange periode van krimp weer te groeien en die groei is sindsdien niet meer opgehouden. Door naar cijfers te kijken, kunnen we ontdekken waar dat door komt. Zo hebben technologische ontwikkelingen zoals computers een enorme boost aan die groei gegeven, maar ook gedemocratiseerd onderwijs, de toetreding tot de Europese Unie en een instroom van mensen uit het buitenland zorgden ervoor dat meer mensen in de stad kwamen wonen.’
Hoe verzamelen jullie die gegevens?
‘We worden enorm geholpen door het simpele feit dat alle inwoners van de stad geregistreerd staan bij de gemeente. Dat levert ons immens veel gegevens op. Daarnaast
zijn er inkomensgegevens – die verzamelt de gemeente niet zelf, maar krijgen we via het Centraal Bureau voor de Statistiek. Verder maken we gebruik van enquêtes en verzamelen we gegevens van het internet. Met die laatste kunnen we bijvoorbeeld zoeken naar aanbieders van B&B’s, hoeveel vriendelijke of onvriendelijke berichten er op bepaalde forums worden geplaatst, enzovoort.’
Hoe bereiken de resultaten van jullie onderzoek vervolgens de beleidsmakers en inwoners van Amsterdam?
‘Je wilt niet enkel een rapportje schrijven en dan doorgaan naar een volgend onderwerp. We zien het als onze taak om de resultaten te delen en bekend te maken. Dat doen we met openresearch.amsterdam en via publicaties, maar we doen het ook veel actiever door in gesprek te gaan met beleidsafdelingen, politici, bestuurders, politie, woningcorporaties en bewonersorganisaties. We geven presentaties en streven ernaar om debatten een optimale cijfermatige basis te geven.
Uiteraard is het ingewikkeld om te bepalen wat “juist” gebruik van de resultaten van ons onderzoek is. We willen vooral voorkomen dat mensen aan cherrypicking doen en selectief stukken uit de gegevens plukken voor hun verhaal, waardoor er daadwerkelijke conclusies verloren gaan. Overigens zijn al onze gegevens open data: ze zijn openlijk beschikbaar, bewerkbaar en vrijuit te delen. Door ze voluit beschikbaar te maken voor de stad en de rest van de wereld, geven we iedereen met belangstelling de mogelijkheid om er zelf mee aan de slag te gaan.’
CV
Jeroen Slot (Enschede, 1958) studeerde sociale geografie aan de Universiteit van Amsterdam, waar hij in 1984 als stadsgeograaf afstudeerde. Hij ging in 1985 als dienstweigeraar bij de gemeente Amsterdam aan de slag. Daar werd hij in 2008 benoemd tot hoofd van de afdeling Onderzoek en Statistiek. Samen met diverse auteurs droeg hij bij aan de in 2015 gepubliceerde Bosatlas van Amsterdam, die honderden kaarten, afbeeldingen en foto’s van de stad en haar bewoners bevat.
Voor data: https://data.amsterdam.nl/ Voor kaarten: https://maps.amsterdam.nl/
Hoe gaan jullie veilig om met alle gegevens?
‘Omdat we de gegevens als open data beschikbaar stellen, moeten we voortdurend opletten dat we geen privédata van bewoners onthullen. Uiteraard is daar strenge privacywetgeving voor. Ook maakt technologie het combineren van gegevens steeds makkelijker, wat complexe situaties oplevert. Stel dat iedere inwoner in een wijk is gaan stemmen, mag je dat dan bekend maken? Iedereen kan het dan namelijk zien, terwijl het privé-informatie is.
Als we werken met persoonsdata, doen we dit daarom zo veilig mogelijk. Het begint met bewustzijn: je moet jezelf afvragen of het nog een doel dient.’
‘We zien het als onze taak om resultaten te delen en bekend te maken’
Wat heeft de Amsterdammer volgens u aan al die gegevens?
‘Uiteindelijk zijn die gegevens een van de onderdelen die helpen om een realistisch beeld te schetsen van hoe de stad ervoor staat. Waar gaat het goed, waar minder goed en welke kant gaat het op? Met ons onderzoek willen we niet aanduiden welke veranderingen “goed” of “slecht” zijn, maar willen we wel aangeven waar en wanneer die veranderingen optreden. Zo kunnen al die gegevens als optimaal hulpmiddel dienen bij het maken van keuzes. Het blijft niet verkeerd om met nadenken te beginnen.’
Welke invloed hebben technologische ontwikkelingen op uw werk van de voorbije veertig jaar gehad?
‘Ik ben ooit begonnen voor de gemeente in een pand op het Singel. Daar hadden we een bijgebouwtje met een zolder waar duizenden hotelbriefjes lagen. Af en toe kwam er dan eens een politieagent langs die wilde weten wie waar en wanneer overnacht had. Nou, dan begonnen wij aan een zoektocht in die enorme berg briefjes. Dat zijn dingen die we ons nu niet meer kunnen voorstellen.
Ons werk is dankzij computers veel makkelijker, sneller en uitgebreider geworden. Al moet ik zeggen dat er in de jaren vóór de computer ook fantastisch onderzoek werd gedaan. Alleen kostte dat meer tijd.’
Welke betekenis heeft Amsterdam na al die jaren voor u?
‘Ik geef vaak aan dat er twee dingen zijn tussen Amsterdam en mij die nooit goed gaan komen: Heineken en Ajax. Maar tja, los daarvan is Amsterdam natuurlijk wel de leukste en interessantste stad van het land.
Lang geleden kon je vanaf de kerktoren de randen van de stad goed zien. Inmiddels kan dat allang niet meer, zelfs niet nu de gebouwen veel hoger zijn geworden. Waar de rand van de stad ligt is nu onduidelijk door alle omliggende gemeentes. Amsterdam blijft groeien. Voor mij ligt de essentie van de stad dan ook in ontmoetingen en botsingen. Dat geeft de stad haar innovatieve kracht.’
Baat bij de digitale openbare ruimte
De gemeente Amsterdam verzamelt steeds meer gegevens over de stad en zijn inwoners. Wat is het doel van deze zogenoemde ‘digitale openbare ruimte’, en hoe kan hij optimaal worden ingericht?
Tekst: Kim Scheltes
Fotografie: Bob Bronshoff
Sennay Ghebreab (Addis Abeba, 1973) is hoogleraar sociaal intelligente AI aan de UvA en oprichter van het Civic AI Lab.
Hoe bent u bezig met de digitale openbare ruimte?
‘Bij het Civic AI Lab gebruiken we artificial intelligence (AI) om kansenongelijkheid in de stad in kaart te brengen en te verkleinen. Denk bijvoorbeeld aan mobiliteitsongelijkheid: niet alle groepen inwoners kunnen even makkelijk gebruikmaken van de transportlijnen. Met verschillende AItechnieken bekijken we hoe die ongelijkheid eruitziet en onderzoeken we hoe we de transportlijnen optimaal kunnen veranderen, zodat alle mensen in Amsterdam net zo’n grote kans hebben om van punt A naar punt B te gaan.’
Hoe zorg je dat dat goed gaat?
‘Tegenwoordig maken we nog AI vóór mensen. Dat betekent dat wetenschappers, gemeentes en bedrijven technologieën ontwikkelen op basis van eigen databronnen en aannames over de behoeften van burgers. Als dat fout gaat, creëert dat wantrouwen. Waar we uiteindelijk naartoe willen, is AI-technologie mét mensen, of zelfs dóór mensen. We willen dat burgers zelf in staat zijn om hun gegevens te delen. Want als je samen iets ontwikkelt en kunt laten zien dat alle partijen daar belang bij hebben, dan creëer je vertrouwen.’
Hoe bent u bezig met de digitale openbare ruimte?
‘Ik bekijk hoe gemeentes gebruik kunnen maken van de zogeheten business to government data sharing. Bij bedrijven zit namelijk veel informatie die de stad kan helpen bij het oplossen van problemen zoals crowd management. Stel bijvoorbeeld dat de gemeente wil weten hoeveel mensen er op Koningsdag Amsterdam binnenkomen. In dat geval zou ze de NS kunnen vragen hoeveel personen er op die dag de stationspoortjes passeren.’
Hoe zorg je dat dat goed gaat?
‘Informatie kan ook persoonsgegevens betreffen. Dus als de gemeente gegevens wil verzamelen moet ze altijd goed nadenken over het doel. Als je meer gegevens verzamelt dan je nodig hebt, kun je namelijk wantrouwen kweken bij het publiek. Ook bedrijven moeten genoeg vertrouwen voelen. Zij zijn nu nog bang dat hun informatie op een verkeerde manier gebruikt wordt of dat bedrijfsgeheimen op straat komen te liggen. Wij onderzoeken nu of we dat kunnen voorkomen door er bijvoorbeeld een derde partij met juridische, organisatorische en technische kennis over het delen van gegevens als tussenpersoon bij te betrekken.’
Heleen Janssen (Geldrop, 1970), universitair docent aan het Instituut voor Informatierecht van de UvA, onderzoekt de impact van digitalisering op de samenleving.
Joyce van den Berg (Zeist, 1977) is hoofdontwerper bij de gemeente Amsterdam en ontwikkelt een methode om de duurzaamheidsdoelen van de stad op systeemniveau waar te maken.
Hoe probeert u de openbare ruimte te verbeteren?
‘Er moet heel veel aan de openbare ruimte veranderen als de stad wil voldoen aan de klimaatdoelen. Denk aan energievoorziening, biodiversiteit, klimaatadaptatie en een circulaire economie. Je wilt natuurlijk voorkomen dat de straten onnodig vaak opengebroken moeten worden. De manier waarop wij de stad onderhouden moet een dienst zijn voor de bewoners, niet een hindernis. Met onze integrale ontwerpmethode proberen we op holistisch niveau te kijken hoe we die veranderingen in een keer kunnen realiseren. Als je dat goed weet te organiseren, hoeven de straten maar één keer open in plaats van vijf keer.’
Tegen welke uitdagingen loopt u op?
‘Dit gaat om een verschuiving in de hele ruimtelijke ordening: een landschapsarchitect weet bijvoorbeeld weinig van kabels en leidingen. Hij kan wel bedenken waar we bomen moeten planten, maar weet vervolgens niet of die bomen ondergronds genoeg ruimte hebben voor hun wortels. We moeten van tevoren dus veel meer kennis met elkaar delen. We weten hoe dit technisch moet, maar het vereist ook een cultuurverandering.’
Innovatie in de openbare ruimte
De openbare ruimte moet ingrijpend veranderen om bestand te zijn tegen de klimaatcrisis. Welke innovaties zijn hiervoor nodig, en welke obstakels staan er nog in de weg?
Tekst: Kim Scheltes Fotografie: Bob Bronshoff
Hoe probeert u de openbare ruimte te verbeteren?
‘Met het Voedselbos Amsterdam Zuidoost proberen we samen met bewoners de biodiversiteit in de stad te vergroten. Het gaat om meerdere percelen van bij elkaar vijfenzestig hectare. Volgens traditioneel stadsonderhoud wordt er zo’n tweeëntwintig keer per jaar gemaaid. Dat ziet er misschien “verzorgd” uit, maar het is minder leuk voor de insecten en vogels. Wij proberen die plekken dus anders te verzorgen om zo hoogwaardige biodiversiteit te creëren.’
Tegen welke uitdagingen loopt u op?
‘Er is geen procedure voor zo’n project. Ondanks dat wij door de gemeente gevraagd zijn om dit te doen, zijn er steeds partijen die ons tegenwerken. Zo worden de planten die we zaaien of neerzetten alsmaar weggemaaid of worden er grote plakkaten beton op onze boomgaarden gelegd wanneer de straten worden bewerkt.
In het eerste jaar zijn we dan ook bijna alle betrokken bewoners kwijtgeraakt omdat zij vonden dat ze door de gemeente zelf onheus werden behandeld. We werden behandeld alsof we klagende buurtbewoners zijn, terwijl we gewoon ons werk deden. Inmiddels bestaat de community rondom het Voedselbos een aantal jaren. Het borgen in de buurt en in de gemeente blijft constant aandacht vragen.’
Debra Solomon (NL), onderzoeker aan de UvA, werkt samen met bewoners om meer biodiversiteit in de openbare ruimte te creëren.
INGEZOOMD
Ruim tweehonderd redacteuren verspreid over achttien kennisinstituten bepalen de inhoud van openresearch.amsterdam door de kennis die zij bij hun onderzoek opdoen in hun collectie op het platform te publiceren. Als eigenaar van deze inhoud kunnen ze te allen tijde hun stukken beheren. Het CSOteam, hier vastgelegd, coördineert en faciliteert dit proces en fungeert als de hoofdredactie.
Als Chief Science O cer is Caroline Nevejan het primaire aanspreekpunt voor onderzoeksgerelateerde vragen van de gemeente Amsterdam. Haar overkoepelende taak is om de duurzame kennisinfrastructuur in de Metropool Regio Amsterdam te versterken.
Daarbij spelen de vijf domeincoördinatoren in het CSO-team een belangrijke rol. De redacteuren zijn namelijk verdeeld over vijf domeinredacties, gebaseerd op de organisatieclusters van de gemeente Amsterdam. Domeinredacteuren houden contact met onderzoekers in de universiteiten, hogescholen, het ROC en soms ook met maatschappelijke en culturele organisaties op hun gebied, en trainen nieuwe redacteuren. Daarnaast verzamelen ze de kennis in hun
domein en brengen ze verschillende onderzoekers en perspectieven over gelijksoortige onderwerpen bij elkaar. Ze overbruggen de kloof tussen de ambtelijke en wetenschappelijke wereld door die kennis te delen en stimuleren op die manier samenwerkingen. De afgebeelde domeincoördinatoren zijn Eva Baaren van Digitalisering, innovatie en informatie, Anna Jonkmans van Kunst en cultuur en Naciye Karaalioğlu van Stadsdelen, beheer en dienstverlening.
Ook op het platform te vinden is de Gemeenteraad Onderzoek Collectie, een verzameling van onderzoeken die ten grondslag liggen aan de besluitvorming in de gemeenteraad. Naast haar werk als secretaris vult Carrie Leermakers deze wekelijks aan. ijs van Schijndel is verantwoordelijk voor de doorontwikkeling van het platform. Daaronder valt bijvoorbeeld het verzamelen van gebruikersfeedback en het samenwerken met ontwikkelaars. Recent heeft hij zich gefocust op de ontwikkeling van openresearch.amsterdam 2.0, de verbeterde variant met tal van nieuwe functionaliteiten.
In het CSO-team is daarnaast ook altijd ruimte voor stagairs en trainees, zoals nu Bobo Ophuis en Sonida Sok.
Netwerken in de stad
Drie gevestigde medewerkers van de gemeente Amsterdam over hun professionele netwerk, over verbindingen zoeken en over de toekomst van de stad.
Tekst: Eline Kraaijenvanger
Fotografie: Bram Belloni
Minouche Cramer: ‘Als geboren en getogen Amsterdammer ben ik altijd op zoek naar manieren waarop we de stad kunnen verbeteren. Dat is ook de visie van de Amsterdamse Innovatie-afdeling: hoe kunnen we het leven van bewoners, ondernemers en bezoekers verbeteren, nu en in de toekomst? We inspireren en motiveren om nieuwe ideeën, inzichten en technologieen toe te passen in en voor de stad. Dat doen we nooit alleen: bij alle onderwerpen waar we aan werken – van gezondheid tot digitale innovatie – zijn partners aangesloten. We zijn ons er heel bewust van dat alle grote transities samenwerking vragen. Naast het samenwerken met (inter)nationale overheden, onderwijsinstellingen en startups, werk ik ook graag met Amsterdammers zelf. Zo praten we bijvoorbeeld met bewoners over hun visie op kunstmatige intelligentie. Hun inzichten verweven we dan met die van professionals. Deze gesprekken laten zien hoe sterk de impact van deze technologie door iedereen gevoeld wordt en waar de zorgen en mogelijkheden liggen.
Bij een gemeenschappelijke uitdaging is een goed netwerk ontzettend belangrijk. Hoe beter je weet wie je nodig hebt, hoe beter het gesprek, en het resultaat. Maar je moet wel opletten dat je niet in een bubbel terechtkomt. Het is belangrijk om nieuwe partners te blijven zoeken die anders naar de wereld kijken.
Als overheden doen we in Nederland veel dezelfde dingen, die we gemakkelijk had-
Tien jaar geleden werd de afdeling Innovatie binnen de gemeente Amsterdam opgericht. Minouche Cramer (Amsterdam, 1987) was vanaf het begin betrokken, als projectleider, programmamanager, innovatiemanager en nu als afdelingshoofd.
den kunnen delen of kopiëren. Bij de afdeling Innovatie proberen zo veel mogelijk op zoek te gaan naar die verbinding, om daarvan te leren en om niet dezelfde fouten te maken. Openresearch.amsterdam helpt daarbij; wij delen er veel van ons werk. Wat ik er zo leuk aan vind, is dat een project niet af hoeft te zijn om van waarde te zijn. Je kan er ook van leren wanneer het nog volop in ontwikkeling is.’
Teti Verhoeff: ‘Ik werk al sinds 1996 voor de gemeente Amsterdam, gelukkig elke vijf à zeven jaar op een andere plek en in een andere rol. Nu ben ik projectleider Ontwerpen van Vertrouwen, waarbij we kijken naar het vertrouwen tussen de Amsterdammers en de gemeente, en wat we kun-
nen doen om dat te versterken. Dat doe je door met heel veel mensen samen te werken en gesprekken te voeren. De raakvlakken die we vinden, zorgen ervoor dat we als één geheel werken aan het goede. Mijn hele werkende leven heb ik alleen maar vanuit het grotere geheel gedacht. Dat is gewoon hoe mijn hoofd werkt. Ook toen ik nog voor een stadsdeel werkte en bijvoorbeeld bezig was met vergroening
in de stad, dacht ik direct aan alle andere stadsdelen en hoe we samen konden optrekken om het beter te doen. Dat doe ik nu nog steeds. Vertrouwen is bij uitstek een onderwerp om met elkaar samen te werken. Binnen de organisatie zijn er allerlei mensen bezig met verschillende aspecten rondom het onderwerp, dat zijn allemaal lapjes van een lappendeken. En als enkel lapje krijg je het nou eenmaal niet voor elkaar, je zult het toch echt met elkaar moeten doen.
Voor vertrouwen geldt hetzelfde als voor onderwerpen als diversiteit, gelijkwaardigheid en inclusie, voor psychologische veiligheid, voor discriminatie en voor tegenspraak… Het is ontzettend belangrijk dat wij met z’n allen leren hoe je moeilijke gesprekken voert. Anders is het lastig om verschillen tussen partijen te kunnen omarmen, en om van elkaar te leren. Ik vind het heel mooi om te merken dat we het tegenwoordig over dingen hebben die vroeger persoonlijk geacht werden en daarom dus niet werden besproken. We zijn er nog lang niet, het is heel ingewikkeld en het kost veel moed, maar dat betekent wel dat er dingen verschuiven. Dat geeft hoop.’
Aartie Mahesh: ‘Sinds 2019 hou ik me bezig met diversiteit, gelijkwaardigheid en inclusie. Vanuit de organisatie willen we naar een responsievere, menselijker overheid toewerken en deze onderwerpen zijn
Teti Verhoeff (Beverwijk, 1968) is een verbinder pur sang. Na verschillende functies bij verschillende organisatieonderdelen is ze sinds september 2022 projectleider Ontwerpen van Vertrouwen bij de directie Digitalisering en Innovatie.
daarbij heel belangrijk. Je ziet aan allerlei ontwikkelingen in de zorg en het onderwijs dat we als samenleving toe zijn aan nieuwe verhoudingen, een nieuwe werkelijkheid; dat kan je niet doen als je vanuit oude paradigma’s werkt. Er is dus echt een shift nodig, zowel organisatorisch als persoonlijk. We moeten gaan werken vanuit wijsheid, en niet zozeer sturen uit kennis. Veel onderwerpen binnen de gemeente worden rationeel benaderd, met name gebaseerd op wetenschappelijke doelstellingen. Maar hier kan dat niet. Werken met gestandaardiseerde vragenlijsten en quota’s, dat is old skool. Die verslaving aan data, aan cijfers die de gemeente heeft, is
niet voldoende als we onderwerpen als inclusie en diversiteit goed in kaart willen brengen. Dat verhaal kent juist veel subjectieve kanten en die vang je niet gemakkelijk in cijfers. Het is namelijk de persoon die de connectie maakt of niet, die herkenning heeft in de maatschappij of niet. Het is de persoon die zich bewust is van zijn eigen privileges, en weet wat die daarmee wil doen. Dat maakt mijn baan heel mooi, maar ook best pittig.
Door de jaren heen ben ik allerlei veranderaars tegengekomen, mensen die inzagen dat er binnen de organisatie verbetering en vooral versimpeling mogelijk was. Die, net als ik, het diepe bewustzijn hebben dat we naar een andere werkwijze toe moeten. Op een of andere manier weten die mij wel te vinden. En als je dan eenmaal voorbij die operationele barrières van de organisatie kijkt, dan zit je ineens heel dicht bij de energie van inwoners; dat is zo gaaf en authentiek. Mensen zijn enorm trots op hun wijk, en als wij daar dan een klein onderdeel van mogen zijn… Dat maakt het allemaal de moeite waard.’
Aartie Mahesh (Den Haag, 1974) werkt sinds 2005 in verschillende functies voor de gemeente Amsterdam en kent de organisatie goed. Vijf jaar geleden is ze bij de directie Digitalisering en Innovatie (voorheen CTO Innovatieteam) gestart.
Column Ger Baron
Toen ik tien was kregen we onze eerste computer thuis, een Philips P-3105
XT. Een pc waarop ik met GW-BASIC mijn eerste regels ‘code’ schreef, in essentie ‘IF’ ‘THEN’. Met een paar kleine aanvullingen zoals ‘LESS THAN’, ‘ELSE’ en ‘PRINT’ schreef ik mijn eerste programma, een adresboekje. De applicatie die ik had bedacht was voor de adresstickers op de kerstkaarten. Dat werkte uiteindelijk heel erg goed, we hebben er nog jaren plezier van gehad.
Wat ik in eerste instantie niet helemaal goed had ingeschat was dat je, om een applicatie werkend te krijgen, niet alleen de code moest laten kloppen, maar ook de data. Bij het invoeren van de gegevens van familieleden en vrienden ontdekte ik dat mijn ouders de adressen vaak uit hun hoofd kenden en niet ergens opgeschreven hadden. Mijn vader was buitengewoon goed in het onthouden van adressen, zijn baan was postbezorger/-sorteerder. Dat laatste verklaarde ook dat hij zelf weinig nut zag in mijn zelfgebouwde applicatie.
Toen ik in 2014 bij de gemeente Amsterdam begon, liep ik tegen hetzelfde aan als mijn vader in 1988 en vele anderen met mij: alle kennis zat in hoofden. En wat misschien wel net zo erg was, het werd nog gezien als persoonlijke kennis ook. Ik weet bijvoorbeeld nog goed dat een collega een presentatie gaf over de uitbreidingen en toekomst van de stad. Na a oop stelde ik mezelf voor en vroeg of ik zijn presentatie mocht hebben. Ik werd aangekeken alsof ik gek was. Het was namelijk zíjn presentatie.
Binnen de gemeente Amsterdam heb ik toen een kennisdeelsysteem voorgesteld, een manier om intern naar documenten en kennis te kunnen zoeken. Ik heb geen idee bij hoeveel mensen ik daar draagvlak voor heb moeten zoeken, maar niemand leek echt geïnteresseerd, behalve bij Stadsarcheologie en Onderzoek en Statistiek. In gesprekken daar kwam ik erachter dat de gemeente Amsterdam eigenlijk nooit iets nieuws doet: alles is al eens gebeurd. Er zijn al eens 40.000 vluchtelingen in Amsterdam opgevangen, er zijn al grote energietransities geweest (naar kolen, naar gas) en aan
internationale handel doen we ook al vijfhonderd jaar op enorme schaal.
Met de komst van openresearch.amsterdam is er eindelijk een plek waar kennis wordt gedeeld, ontsloten en ontwikkeld – en dan niet alleen kennis van de gemeente, maar ook van andere kennispartijen in de stad. Voor het eerst in vierhonderd jaar bundelt de gemeente Amsterdam haar kennis en ontstijgen we het niveau van kennisdelen van mijn vader en mijzelf. Kennis zit in hoofden, maar wordt pas deelbaar als je haar op een slimme manier deelt.
Anno 2024 begint de gemeente Amsterdam aan het ontwikkelen van collectieve kennis in plaats van het vieren van individuele inzichten die keer op keer hetzelfde blijken. Blijkbaar is de urgentie nu groot genoeg om samen te werken en over ego’s heen te stappen. En dat voelt heel goed.
'Voor het eerst in vierhonderd jaar ontstijgen we het niveau van kennisdelen van mijn vader en mijzelf'
Ger
Baron Chief Technology O cer Amsterdam
‘Voor mij is de sociale kant van de energietransistie minstens even interessant als alle technische vooruitgang’
Lise Everloo (24)
Master Management, Policy Analysis and Entrepreneurship in Health and Life Sciences, Vrije Universiteit.
Thesis: Self-organising capacity: How can it be fostered within a community in Amsterdam Zuidoost?
‘Tijdens het schrijven van mijn thesis kwam ik zeker drie keer per week in de Groene Hub van Zuidoost, een soort buurthuis waar duurzaamheid centraal staat. In het begin hadden ze daar zoiets van: “Wat moeten die studenten hier?”, maar na een tijdje merkten ze dat wij er echt waren om ze praktisch te helpen. Ik heb heel mooie banden gekregen met de mensen daar! Het is een plek waar we onder andere de “energiegeletterdheid” bevorderen. Vaak hebben mensen geen idee hoe alles rondom energie echt werkt. Dan zijn ze bijvoorbeeld verbaasd dat een droger gigantisch veel energie slurpt, en dat het dus nancieel voordeliger kan zijn om je was aan een lijntje op te hangen - naast dat het beter is voor het milieu. Maar er is in de Groene Hub nog veel meer te doen voor omwonenden. Ze hebben bijvoorbeeld ook een naaiatelier: je kan er kleding repareren, maar bijvoorbeeld ook een cursus volgen waarin je leert hoe je een isolatiegordijn moet maken. Ik ben ook veel bij mensen thuis geweest om te kijken wat ze kunnen doen om hun huis duurzamer te maken. Vaak zijn kleine aanpassingen zoals radiatorfolie al nuttig. Amsterdam biedt deze aanpassingen gratis aan de inwoners aan, dat vind ik wel mooi geregeld van de stad!
Zelf ben ik echt opgegroeid met duurzaamheid: we aten vroeger al veel vegetarisch en leerden na te denken over het milieu. Maar ik realiseer me dat dit helemaal niet voor iedereen zo vanzelfsprekend is, daar moeten we echt aan werken. Voor mij is de sociale kant van de energietransitie daarom minstens even interessant als alle technische vooruitgang. Plekken zoals de Groene Hub zijn daar ideaal voor, om zo met mensen gezamenlijk te werken aan een duurzamere omgeving. In de toekomst zie ik voor me dat er in elke buurt zo’n Hub is voor gezamenlijk duurzaam energiebeheer. Zuidoost is wat dat betreft wel een voorloper: hier zijn al ontzettend veel initiatieven gestart, bijvoorbeeld het feit dat de energie van de Johan Cruij ArenA door de buurt wordt hergebruikt. De rest van Amsterdam en ook andere steden kunnen hier denk ik wel wat van leren! Mijn onderzoek en kennis over de Groene Hub is trouwens allemaal gratis in te zien op openresearch.amsterdam.’
Tekst: Maureen Voestermans
Durf te delen
durf te delen
Voor de democratie, brede welvaart en veerkracht van de regio Amsterdam is toegang tot verschillende soorten kennis onmisbaar. Daarom delen kennisinstellingen, overheid en maatschappelijke organisaties de kennis die zij ontwikkelen met regio en stad. Openresearch.amsterdam is een lokale netwerkomgeving die dit onderzoek, ontwerp en beleid zichtbaar maakt in relatie tot elkaar. Zo ontstaat interdisciplinaire en integrale kennisontwikkeling in en voor de grootstedelijke opgaven van de regio Amsterdam. Vitale netwerken voor kennisdelen zijn van groot belang voor het onderzoeken van vragen in de stad. Openresearch.amsterdam verbindt daarom auteurs en hun bijdragen uit domeinen van wetenschap, ontwerp, beleid en praktijk in on- en offline netwerken.
durf te delen
Voor de democratie, brede welvaart en veerkracht van de regio Amsterdam is toegang tot verschillende soorten kennis onmisbaar. Daarom delen kennisinstellingen, overheid en maatschappelijke organisaties de kennis die zij ontwikkelen met regio en stad. openresearch.amsterdam is een lokale netwerkomgeving die dit onderzoek, ontwerp en beleid zichtbaar maakt in relatie tot elkaar. Zo ontstaat interdisciplinaire en integrale kennisontwikkeling in en voor de grootstedelijke opgaven van de regio Amsterdam.
Voor de democratie, brede welvaart en veerkracht van de regio Amsterdam is toegang tot verschillende soorten kennis onmisbaar. Daarom delen kennisinstellingen, overheid en maatschappelijke organisaties de kennis die zij ontwikkelen met regio en stad. openresearch.amsterdam is een lokale netwerkomgeving die dit onderzoek, ontwerp en beleid zichtbaar maakt in relatie tot elkaar. Zo ontstaat interdisciplinaire en integrale kennisontwikkeling in en voor de grootstedelijke opgaven van de regio Amsterdam.
De grote kracht van openresearch.amsterdam is diversiteit. Diversiteit in soorten kennis, in disciplines en onderwerpen, in methoden en technieken, in ontmoetingen en relaties, in projecten en producties, in de stijl van verhalen. Ook onderzoeken die de gemeenteraad van Amsterdam informeren, worden via openresearch.amsterdam gepubliceerd. Zo wordt zichtbaar wie waaraan werkt en kunnen mensen met verschillende soorten kennis elkaar op het juiste moment vinden om samen te werken aan oplossingen voor nieuwe vragen in de stad.
Vitale netwerken voor kennisdelen zijn van groot belang voor het onderzoeken van vragen in de stad. openresearch.amsterdam verbindt daarom auteurs en hun bijdragen uit domeinen van wetenschap, ontwerp, beleid en praktijk in on- en offline netwerken.
Vitale netwerken voor kennisdelen zijn van groot belang voor het onderzoeken van vragen in de stad. openresearch.amsterdam verbindt daarom auteurs en hun bijdragen uit domeinen van wetenschap, ontwerp, beleid en praktijk in on- en offline netwerken.
De grote kracht van openresearch.amsterdam is diversiteit. Diversiteit in soorten kennis, in disciplines en onderwerpen, in methoden en technieken, in ontmoetingen en relaties, in projecten en producties, in de stijl van verhalen. Ook onderzoeken die de gemeenteraad van Amsterdam informeren, worden via openresearch.amsterdam gepubliceerd. Zo wordt zichtbaar wie waar aan werkt en kunnen mensen met verschillende soorten kennis elkaar op het juiste moment vinden om samen te werken aan nieuwe vragen in de stad.
De grote kracht van openresearch.amsterdam is diversiteit. Diversiteit in soorten kennis, in disciplines en onderwerpen, in methoden en technieken, in ontmoetingen en relaties, in projecten en producties, in de stijl van verhalen. Ook onderzoeken die de gemeenteraad van Amsterdam informeren, worden via openresearch.amsterdam gepubliceerd. Zo wordt zichtbaar wie waar aan werkt en kunnen mensen met verschillende soorten kennis elkaar op het juiste moment vinden om samen te werken
Zwerfafval in de stad
Bij Yvonne Jakobs, directeur van de directie Stadswerken, staan onderzoek en praktijkervaring als twee communicerende vaten hoog in het vaandel. Zij is verantwoordelijk voor het ophalen van het Amsterdamse zwerfafval en het dagelijks beheer van de openbare ruimte en laat geen mogelijkheid onbenut om de stad nog schoner te maken met de beschikbare middelen. ‘Data’ is daarbij het toverwoord.
Tekst: Peter de Jong Fotografie: Bram Belloni
Ongeveer 15.000 ton afval vegen de mannen en vrouwen van de afdeling Schoon jaarlijks op in de Amsterdamse straten, plantsoenen, en parken. Dit is inclusief het legen van de afvalbakken. Een heidens karwei in een stad die groeit als kool, met steeds meer bebouwing en inwoners. Tel daar de vele evenementen, toeristen en dagjesmensen bij op en je hebt als verantwoordelijk manager een flinke uitdaging te pakken. Jakobs: ‘Ik ben continu op zoek naar manieren om het werk doelmatiger te maken. Onderzoek naar het waar, wat, hoe en waarom van zwerfafval helpt daarbij, want we hebben geen onbeperkt budget. Heel vroeger had Amsterdam een lantaarnopsteker die lantaarn voor lantaarn aanstak. De tijden zijn veranderd.’
Hoe ontstaat zwerfafval?
‘We proberen het met ruim 11.000 afvalbakken de mensen gemakkelijk te maken om hun afval netjes weg te gooien, maar het gedrag van de gebruikers van de openbare ruimte is bepalend. Het meeste zwerfafval ontstaat op drukke plekken. Hoe anoniemer het gebied, hoe vuiler het is. Sommige mensen gebruiken de stad als
een hotel. Daar maken ze het bed ook niet op en laten ze de glazen op tafel staan.’
Hoe houdt u de stad zo schoon mogelijk?
‘Ik ga uit van informatiegestuurd beheren: het is belangrijk dat we goed geïnformeerd op pad gaan. Daar hebben we eigen medewerkers voor. De vegers weten als geen ander waar de meeste troep ligt. Daarnaast hebben we schouwers, die in beeld brengen waar het niet schoon genoeg is. En in de drukkere gebieden zijn het de buurtconciërges, die veel contact hebben met de ondernemers en bewoners. Vegen is de laatste stap in het schoonhouden van de stad. Ons uitgangspunt is: wanneer een afvalbak voor 75 procent vol is, legen we hem. Maar dan moet je wel zorgen dat je de zaken goed monitort. Wetenschap helpt daar onder andere bij.’
In hoeverre spelen data een rol in uw beheer?
‘Die zijn cruciaal: zonder data geen goed beheer. Je moet ze alleen wel op de juiste manier verwerken, zodat mijn medewerkers op straat zo efficiënt mogelijk aan de slag kunnen. Een van de zaken waar we bij Stadswerken samen met het innovatieteam
aan hebben gewerkt is de meldingsprocedure. Als mensen vroeger een melding indienden, duurde het soms dagen voordat die via-via bij de betrokken medewerker terechtkwam. Nu krijgen alle medewerkers die melding rechtstreeks op de iPad, terwijl ze aan het werk zijn. De medewerker maakt een foto van de plek vóór- en nadat hij er heeft ingegrepen en stuurt die naar
Zwerfafval in cijfers (2023), afdeling Schoon Gemeente Amsterdam
Ruim 600 medewerkers, 7 dagen in de week, 16 uur per dag
86 veegmachines
98 veegkippers
25 spoelmachines
11.533 afvalbakken
100 afvalpiramides
29.432.627 m2 beheersgebied
15.000 ton zwerfafval verwijderd
Kosten zwerfafval: circa 60 miljoen euro
de backoffice. Afgelopen jaar hebben we bij Stadswerken maandelijks gemiddeld 11.000 meldingen verwerkt.’
Maakt u ook gebruik van externe onderzoekers?
‘Jazeker. De blik van de wetenschapper van buitenaf is altijd welkom, die duikt dieper in het hoe en waarom van zwerfafval. We maken dankbaar gebruik van de Chief Science Officer van de gemeente, Caroline Nevejan. Zij weet als geen ander de verbinding met wetenschappelijke instellingen te leggen. In 2019 zijn we in Amsterdam begonnen met de werkplaats Schone Stad, een samenwerkingsverband van ambtenaren, wetenschappers en kunstenaars. Daar zijn heel veel experimenten uit gekomen. Een ervan is het promotieonderzoek van Pinar Sefkatli (zie pagina 33, red.), die heeft gekeken naar de frequentie van afval in Amsterdam Zuidoost, dus wanneer er afval wordt aangeboden. Een andere promovendus, Maarten Sukel, richtte zich op de mogelijkheid om scanauto’s voor betaald parkeren ook te gebruiken voor verkeerd aangeboden vuilniszakken.
Jammer genoeg is het beheer van de openbare ruimte nog geen onderwerp van wetenschappelijk onderzoek zoals ruimtelijke ordening en planologie dat wel zijn. Daarom is het belangrijk dat we als gemeente zelf actief wetenschappelijk onderzoek aantrekken en ons ermee verbinden. We doen bijvoorbeeld samen met andere overheden, ondernemingen en de Universiteit van Wageningen mee aan de Stichting Management Public Space, die precies dat doen: verbinden.’
Wat betekent openresearch.amsterdam voor u en de stad?
‘Het is een goudmijn. Je vindt er onderzoeken van gemeentelijke collega’s of wetenschappers die wellicht ook van betekenis zijn voor jouw praktijk. Waarom zou je het wiel twee keer uitvinden? Wij plaatsen al onze onderzoeken op de site. Iedereen mag bij ons meekijken. Ik kan het iedere organisatie aanraden om het platform te benutten. Durf je kennis te delen. Durf te leren van anderen, je hebt niets te verliezen. Je krijgt alleen maar meer inzicht in de materie. Tijdens mijn studie milieukunde heb ik een scriptie geschreven over wat de overheid kan doen met wetenschappelijke kennis. Die focus heb ik altijd gehouden: we-
tenschap en praktijk met elkaar verbinden. Wij als gemeente hebben heel veel data waar wetenschappers gebruik van kunnen maken. Ik merk dat ze daar vaak nog geen weet van hebben. Laat ze vrijelijk putten uit die schatkist zou ik zeggen, het mes snijdt aan twee kanten.’
Ten slotte, wat is de staat van de stad anno 2024, wat zwerfafval betreft? ‘Zwerfafval is hardnekkig en blijft een uitdaging in een stad die maar blijft groeien. Maar iedere dag gaan onze medewerkers met plezier de stad in om hem schoon te houden. Daar heb ik echt respect voor.’
Onder de grond
Tussen 2003 en 2018 werd er aan de nieuwe metrolijn door het centrum van Amsterdam - de Noord/Zuidlijn - gewerkt. Dat gaf op bouwlocaties Damrak en Rokin toegang tot een unieke archeologische vindplaats: de rivierbedding van de Amstel. Bijna 700.000 vondsten zijn hier verzameld, die verbonden zijn met de geschiedenis van Amsterdam van 1300 tot 2000. Het huidige metrostation Rokin is een mooi resultaat van samenwerking
tussen onderzoek, beleid en uitvoering. Tussen de gemeente Amsterdam, de Universiteit van Amsterdam, het Amsterdams Fonds van de Kunst, de architecten en de projectorganisatie van de Noord/Zuidlijn is de presentatie van de archeologische vondsten van onder de rivier de Amstel in het metrostation gerealiseerd.
Bezoek de website: belowthesurface.amsterdam
Onder de Amstel
Redactie: Jerzy Gawronski & Willem van Zoetendaal
In deze mooi geïllustreerde bundel wordt de geschiedenis van een aantal archeologische vondsten verteld. In de verhalen over de gebruiksvoorwerpen komt Amsterdam door de eeuwen heen tot leven.
Tekst: Ruben Boot
Beeld: Maaike Putman
VAldus de promovendus
De
gemeente Amsterdam biedt jaarlijks vier ambtenaren de kans om te promoveren op een strategisch onderwerp voor de stad. Drie
van hen vertellen over hun onderzoek en hun missie.
an de jaren tachtig tot 2014 had Amsterdam een stadsdeelbestuur, wat inhield dat het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad bijna al hun bevoegdheden overdroegen aan verschillende stadsdeelraden. Het was een autonome keuze van de stad om het bestuur zo in te richten. ‘Ik werkte net een jaar bij de gemeente Amsterdam toen het kabinet-Rutte I in 2010 besloot om dit stadsdeelbestuur af te schaffen’, zegt bestuursadviseur Anne Sastromedjo (Paramaribo, 1961). Ineens moesten alle zeilen bijgezet worden om deze ingewikkelde transitie voor te bereiden. De vraag waarom het kabinet deze wet aannam die met name Amsterdam raakte, is Sastromedjo jarenlang bijgebleven. Toen ze in 2019 de kans kreeg om te promoveren, wist ze al welk onderwerp ze wilde onderzoeken: welke beleidskeuzes lagen er aan de basis van die wet?
Voor haar onderzoek dook Sastromedjo de boeken en het stadsarchief in en interviewde ze onder andere oud-wethouders
en politici. ‘Ik had een deel van de data al beschikbaar, omdat ik destijds zelf bestuursadviseur was op dit dossier’, vertelt ze. ‘Het doen van onderzoek was wel even wennen – ik had al jaren niet meer in de collegebanken gezeten.’ Door de week werkte Sastromedjo als bestuursadviseur, dus gebruikte ze voor haar promotie haar verlofuren, avonden en weekends, naast de studie-uren die haar werkgever beschikbaar stelde. Het was flink aanpoten: ‘Veel van het stadsarchief is nog niet gedigitaliseerd. Soms ontving ik veertig archiefdozen zonder register, en dan zocht ik map na map naar informatie die ik kon gebruiken.’
Met haar proefschrift hoopt Sastromedjo niet alleen de werking van macht bij deze beleidskeuzen te kunnen duiden, maar wil ze ook laten zien hoe je praktijkgericht onderzoek naar macht kunt doen. Bijzonder genoeg komt haar proefschrift precies uit als de stad 750 jaar bestaat. Sastromedjo verheugt zich: ‘Ik hoop dat mijn boek het bestuur en de burgers van Amsterdam inzicht kan geven in de manier waarop de nieuwe inrichting van het stadsbestuur tot stand kwam, en hoe het abstracte begrip “macht” zich in de praktijk voordoet.’
Laila Bouzahra (Amsterdam, 1982) werkt als juridisch adviseur bij de gemeente Amsterdam en richt zich op bezwaar- en beroepsprocedures binnen de Omgevingswet. Deze nieuwe wet, die begin 2024 is ingegaan, voegt oude wetten samen en brengt alles wat er buiten te zien, te horen en te ruiken is onder één wet en daarmee onder één loket. Het is daarmee de grootste wetswijziging sinds de aan-
’Veel van het stadsarchief is nog niet gedigitaliseerd. Soms ontving ik wel veertig archiefdozen zonder register’
passing van de Grondwet in 1848.
‘Als een burger een bezwaar indient, bijvoorbeeld wanneer die het niet eens is met de weigering van een aangevraagde vergunning, dan behandel ik de bezwaarprocedure en gaan we eerst in gesprek met die persoon. Als die het oneens is met de beslissing, kan die in beroep bij de rechtbank’, zegt Bouzahra. Sinds begin dit jaar is ze bezig met haar promotieonderzoek naar mogelijke veranderingen in deze bezwaaren beroepsprocedures onder de Omgevingswet. ‘De Omgevingswet is bedoeld om het aanvragen van vergunningen voor aanpassingen in de fysieke leefomgeving voor burgers makkelijker te maken nu er nog maar één loket voor hen is. Ik ga onderzoeken of er daardoor straks minder bezwaar- en beroepsprocedures worden ingediend.’
Als kersverse promovendus staat ze aan
het begin van haar onderzoek. Bouzahra: ‘Ik ben nog dingen op papier aan het zetten en een aanpak aan het bepalen. Ik neem interviews af bij verschillende gemeentes en werk al aan een eerste publicatie. Ik was heel blij toen ik vorig jaar als een van de vier kandidaten gekozen werd om een promotieonderzoek bij de gemeente te mogen doen, al vind ik het natuurlijk ook best spannend. Mijn streven is om binnen vier jaar mijn onderzoek tot een goed einde te brengen, en ik hoop dat mijn bevindingen van toegevoegde waarde zullen zijn voor de gemeente Amsterdam.’
jaar verdedigde hij zijn proefschrift over de verschillen tussen Amsterdam en Curaçao in de manier waarop ze informatie inzetten voor een groener beleid. Voor een circulaire economie, waarin je bijvoorbeeld langdurig materialen duurzaam hergebruikt, wil je op een structurele manier statistische data verzamelen. Goilo: ‘Ik onderzocht hoe de stad en het eiland verschillen in aanpak bij het verzamelen van die informatie, en in welke mate deze informatie daadwerkelijk effect heeft op hun beleid.’
Als antropoloog dompelde Goilo zich onder in beide werkculturen om ze intensief te observeren. ‘Ik bekeek hoe de twee groepen hun eigen systematiek ontwierpen om met de circulaire economie aan de slag te gaan. Eerst schreef ik in Amsterdam mee aan een strategie voor een monitoringssysteem om informatie te verzamelen. Nadat ik de strategie aan het team had gepresenteerd, onderzocht ik vervolgens vanaf de zijlijn hoe zij het verdere systeem ontwikkelde. Dat vormde voor mij ook gelijk het moeilijkste deel van het onderzoek: ik wilde zowel in Amsterdam als Curaçao graag actief meehelpen met het opzetten van het systeem, maar moest mezelf streng toespreken om dat los te laten. Ik moest observeren in plaats van participeren.’
Gaandeweg zag Goilo dat Amsterdam de beschikbare gegevens heel doelgericht omzette naar kennis, terwijl Curaçao meer gefragmenteerd te werk ging. ‘Amsterdam ging veel concreter om met statistische gegevens, waardoor de stad veel sneller vooruitgang boekte dan Curaçao. Maar de keerzijde was dat Amsterdam door hun lijngerichte denken sneller in een tunnelvisie terecht bleek te komen. Tegelijkertijd leverde de gefragmenteerde kennis in Curaçao een breed en inclusief perspectief op, maar één dat niet leidde tot een doelgerichte beleidsaanpak.’
‘Circulaire economie vind ik een eindeloos fascinerend thema’, zegt Juan-Carlos Goilo (Willemstad, 1983), informatie-specialist bij de gemeente Amsterdam. Afgelopen
Om deze ongelijkheid te doorbreken, stelt Goilo voor dat steden zich richten op het ontwikkelen van systemen die niet alleen informatie winnen over de eigen stad maar ook aansluiten op andere systemen, waar ze van kunnen leren. Zo kan de fragmentatie van Curaçao leiden tot meer inclusie en diversiteit in Amsterdam en kan Curaçao doelgerichter te werk gaan. Goilo: ‘Er is nog zoveel onderzoek nodig naar circulaire economie. Dat bleef me elke dag van mijn promotietraject motiveren.’
Vita van de Sandt (26)
Bachelor Amsterdam Fashion Institute.
Thesis: Amsterdam, the modern fashion city
‘Als geboren en getogen Amsterdammer valt het me de laatste jaren op dat de stad uit noodzaak druk bezig is met het veranderen van haar imago. De stad is klaar met feestvierende bezoekers die enkel komen voor de co eeshops en het Red Light District. Zeker nodig, maar het lijkt mij erg zonde als bijvoorbeeld het plan om de Wallen te verplaatsen daadwerkelijk wordt doorgezet. Natuurlijk komen hier ook bezoekers voor de cultuur, maar dan vooral voor de musea. Als student fashion branding zag ik potentie: waarom pro leert Amsterdam zich niet meer met haar modeidentiteit, zoals steden als Berlijn en Kopenhagen dat doen? Door middel van een city rebranding kan de stad meer ruimte maken voor een vernieuwde visie, en daarmee een reputatie krijgen die de interesse van een nieuwe doelgroep bezoekers aanwakkert. Net zoals ooit de city marketing-slogan ‘I amsterdam’ in het leven is geroepen om de stad op een aantrekkelijke manier te presenteren.
Met alles wat er bij ons op modegebied gebeurt, kunnen we ondertussen zeggen: “Kijk, dit heeft Amsterdam ook te bieden!” Tijdens mijn stage bij amsterdam&partners heb ik de mode-identiteit van de stad onderzocht. Dat heb ik aan de hand van interviews met lokale modeprofessionals gedaan, maar ook door in gesprek te gaan met de mensen op straat. Daaruit kwam naar voren dat Amsterdam op modegebied vooral uitblinkt door de balans tussen het collectief en de individuele expressie. Het is hier altijd de Amsterdammer geweest die de mode bepaalt; niet zoals in Parijs waar de grote modehuizen dit grotendeels bepaalden. En het is ook altijd onze kracht in samenwerken geweest die ons zover brengt. Deze mentaliteit zie je ook terug in onze denim-industrie, onze innovatie in duurzaamheid en de community feeling die naar voren komt bij de streetwear-merken op de Zeedijk.
In Amsterdam heerst geen gevoel van concurrentie. Deze mindset zie je ook terug in hoe wij als bewoners de drie Andreaskruizen (XXX) omarmen, met bijvoorbeeld kleding of zoals ikzelf met een tatoeage achter mijn oor. Dat is in geen enkele andere stad zo duidelijk als hier in Amsterdam. New York heeft het welbekende I <3 NYC-logo, maar hoeveel New Yorkers zie je daar daadwerkelijk mee lopen? Wij Amsterdammers zijn trots op onze stad en dat uiten we maar al te graag!’
Tekst: Maureen Voestermans
’Met alles wat er op modegebied gebeurt, kunnen we ondertussen zeggen: “Kijk, dit heeft Amsterdam ook te bieden!” ’
Voor en door onderzoekers
“Het geheime overleg”, zo wordt het binnen de gemeente Amsterdam ook wel genoemd. Dat roept een beeld op van een groepje mannen die voorovergebogen over een houten tafeltje bij flakkerend kaarslicht allerlei heimelijke zaken bespreken. Maar het stedelijk onderzoekersoverleg, aldus de officiële naam, gaat er toch net wat anders aan toe.
Tekst: Eline Kraaijenvanger Fotografie: Bob Bronshoff
Zo’n vijf keer per jaar komen onderzoekers uit stadsdelen en directies samen om het over de nieuwste ontwikkelingen in hun werk te hebben. Dat is niet alleen gezellig, maar ook informatief; het is een laagdrempelige manier om op de hoogte te blijven van elkaars onderzoek. Janine van Rooijen (Middelburg, 1969), onderzoeksadviseur bij stadsdeel Centrum, en Joost Bos (Amsterdam, 1972), onderzoeker bij de Directie Wonen, vertellen erover.
Een stedelijk onderzoekersoverleg, wat moet ik me daarbij voorstellen?
Bos: ‘Vaste ingrediënten van het overleg zijn presentaties van collega-onderzoekers. Zo hoor je iets over resultaten die relevant kunnen zijn voor je eigen werk en je leert over andermans onderzoekservaringen en -methoden. En omdat we zo regelmatig bij elkaar komen, heb je maar weinig tijd nodig om met z’n allen in een onderwerp te duiken.’
Van Rooijen: ‘Daarbij rouleren we steeds van voorzitter en locatie. Dat is heel mooi, want er is dus niet één eigenaar - dat zijn we allemaal. We gaan elke keer bij een ander stadsdeel of andere directie op bezoek. Zo leer je elkaar én de stad weer een stukje beter kennen.’
Bos: ‘Wat ik ook leuk vind zijn alle onderlinge gesprekken die tussen de bedrijven door ontstaan. Het overleg is de uitgelezen kans om even aan iemand te vragen: ‘Hoe zit het nou met dit of dat?’ Ik zie het als een soort dorpspomp waar je nieuwtjes met elkaar uitwisselt.’
Wat is er eigenlijk zo geheim aan?
Van Rooijen: ‘Nou, geheim is het niet. Elke onderzoeker van de gemeente Amsterdam kan aanschuiven. Maar het leuke van het onderzoekersoverleg is wel dat het, sinds het in 1990 werd opgericht, nooit een officiële, geïnstitutionaliseerde status heeft gehad. Misschien dat dat idee daarvandaan komt. Het overleg is tot stand gekomen toen de stadsdelen werden ingevoerd in Amsterdam. Onderzoekers vanuit de voormalige Dienst Ruimtelijke Ordening werden toen plots gedecentraliseerd, maar
wilden wel graag gebruik blijven maken van alle beschikbare vakkennis en data.’
Bos: ‘Het is dus nooit een verplichting of opdracht geweest, maar echt een initiatief om elkaar op de hoogte te houden. Voor en door onderzoekers, dus.’
Beiden schuiven al jarenlang aan bij het onderzoekersoverleg. Van Rooijen stapte er in 2000 als jong meisje voor het eerst binnen; inmiddels is ze de langstzittende deelnemer en heeft ze niet alleen het tweehonderdste overleg meegemaakt, maar ook het feestelijke vijfentwintigjarige bestaan. Grappig genoeg kent ze Bos nog van de studie sociale geografie. ‘Joost zat in het jaar onder mij, wij zijn nog samen op excursie naar New York geweest’, zegt Van Rooijen. ‘Jaren later, in 2010, sprak hij me op een van die bijeenkomsten ineens aan, maar ik herkende hem niet meteen want hij had kort haar. En nu zien we elkaar dus regelmatig, we werken sinds kort zelfs in hetzelfde gebouw.’
Is de functie van het overleg door de jaren heen hetzelfde gebleven?
Van Rooijen: ‘Het verkrijgen van gegevens
‘Ik zie het als een soort dorpspomp waar je nieuwtjes met elkaar uitwisselt’
was denk ik vooral iets van de eerste tien jaar. Ik heb daar nog wel staartjes van meegekregen, maar de digitalisering heeft ervoor gezorgd dat dat niet meer nodig is.’
Bos: ‘Kennis delen en van elkaar leren zijn daarentegen nog steeds belangrijke motieven om geregeld bij elkaar te komen.’
Van Rooijen: ‘En netwerken!’
Bos: ‘Dat ook. Wij zijn natuurlijk oude rotten, maar ik kan me voorstellen dat het overleg een fijne plek is om de mensen én de organisatie te leren kennen wanneer je als onderzoeker bij de gemeente Amsterdam begint.’
Wat vinden jullie het meest waardevolle aspect?
Van Rooijen: ‘Wel echt dat netwerken. De veelheid en breedte aan onderwerpen die langskomen. En de kritische blik die je ontwikkelt als je naar andermans ervaringen luistert. Je scherpt jezelf echt aan.’
Bos: ‘Wat ik ook heel waardevol vind, is dat je gedwongen wordt buiten de grenzen van je eigen vakgebied te kijken.’
Van Rooijen: ‘Tijdens een evaluatiemoment kregen we van verschillende mensen terug dat ze het overleg ook zien als een vorm van onthaasting, een moment van rust in de hectiek van de dagelijkse werkzaamheden. Je hoeft alleen maar aan te sluiten en je wordt vanzelf gevoed met allerlei stukjes relevante informatie. Dat vond ik heel mooi.’
Maken jullie zelf veel gebruik van openresearch.amsterdam?
Van Rooijen: ‘Zeker, we zetten al onze onderzoeken op het platform. We hebben een aparte werkruimte waar onze verslagen en presentaties in staan, evenals alle oude notulen en archiefbeelden die we in 2018 gedigitaliseerd hebben. Maar die ruimte is niet toegankelijk voor het publiek.’
Bos: ‘Het is natuurlijk best lastig om alle presentaties en alles wat wij in het overleg bespreken zomaar online te zetten. Zeker in het begin was het ook vooral een praktische oplossing, een plek waar we al onze bestanden makkelijk centraal konden opslaan en met elkaar konden delen. Dat kon toen nog nergens anders.’
Van Rooijen, lachend: ‘Ik weet ook niet of we onze werkmap wel openbaar móeten maken. Het is echt ons naslagwerk waar iedereen alles terug kan vinden. Ja, misschien is dat dan het geheime aspect.’
Voorbij de grenzen van de gemeente
Forian Wupperfeld (Frankfurt, 1972) is CEO van LCD Ventures, een innovatief bedrijf dat plekken transformeert tot bestemmingen. Met hun evidence-based aanpak brengen ze verschillende sectoren samen om sociale, culturele en commerciële waarde toe te voegen aan gebouwen, wijken en steden. ‘We weten dat plekken waar mensen van houden, beter presteren.’
Hoe heb je samengewerkt met het CSO van de gemeente Amsterdam?
‘In Amsterdam zitten innovatie en data diep verankerd in de cultuur. Het ontwikkelen van een datagedreven financierings model voor sociale investeringen past dus perfect bij de stad. Het idee is om kapitaal aan te trekken voor de publieke sector om financiering te verschaffen aan sociale, civiele en culturele organisaties. Hierbij gebruiken we blockchain en data om meer transparantie, verantwoording en effectiviteit te creëren in duurzame beleggingen voor de financiers. Maar uiteinde lijk ligt het succes van dit soort projecten bij de mensen; we werkten samen met een fantastisch team om dit te realiseren.’
En welke positieve resultaten heeft die sa menwerking opgeleverd?
‘We hebben meer dan tweehonderd bestuurders en ambtena ren geïnspireerd, onder leiding van Amsterdam en het Science Initiative (CSI), zodat ze niet alleen goed kunnen samenwerken met partners uit de private sector, maar ook de voordelen van dit soort investeringen kunnen communiceren binnen steden, in buurten en naar stakeholders die nodig zijn om hun stad toekomstbestendig te maken.’
Pedro Campos Ponce (Den Haag, 1979) is coördinator van het team EU/Internationaal van de gemeente Amsterdam.
Hoe heb je samengewerkt met het CSO van de gemeente Amsterdam?
‘Sinds 1,5 jaar adviseer ik Caroline Nevejan over de relatie met instellingen van de Europese Unie, met name het CSI. Dit Europese netwerk heeft tot nu toe drie rapporten geproduceerd, die ieder een verschillend thema hebben, maar uiteindelijk gaan om de manier waarop wetenschap en stedelijke beleidsmakers samen kunnen werken aan de grote stedelijke uitdagingen zoals ongelijkheid of klimaatverandering.’
En welke positieve resultaten heeft die samenwerking opgeleverd?
‘Ik denk dan vooral aan het besluit van wethouder Sofyan Mbarki om met de Environmental, Social & Governance (ESG) criteria aan de slag te gaan, waarmee je de duurzaamheid van een organisatie in kaart kan brengen. Ook heb ik de CSI-bijeenkomst in Brussel georganiseerd, waar gemeenten, wetenschappers, maatschappelijke organisaties en partijen uit het bedrijfsleven praten over de rol die steden bij de implementatie van de Europese ESG-wetgeving kunnen spelen. Dat was interessant en soms ingewikkeld, want elke sector had zijn eigen manier van communiceren. Maar uiteindelijk heeft het wel geleid tot nuttige input vanuit verschillende perspectieven voor het vierde CSI-rapport over ESG. Mede op basis van deze bijeenkomst heeft de wethouder besloten om de rol van Amsterdam als gemeentelijke organisatie binnen ESG verder te verkennen.’
Maged Elsamny (Alexandria, 1984) is onderzoeker bij het AMS Institute en de TU Delft. ‘Bij AMS Institute streven we ernaar duurzame stedelijke oplossingen te ontwikkelen door de samenwerking tussen academische instellingen, particuliere bedrijven en publieke organisaties te bevorderen. Dit positioneert het AMS Institute als een belangrijke speler in het vertalen van wetenschappelijke kennis naar praktische oplossingen voor stedelijke uitdagingen, en stimuleert gezamenlijke inspanningen voor impactvolle veranderingen binnen de stad.’
Hoe heb je samengewerkt met het CSO van de gemeente Amsterdam?
‘In mijn onderzoek naar klimaatrisico’s en vastgoedontwikkeling werk ik nauw samen met publieke en private stadsontwikkelaars. Mijn onderzoek kruist met het CSO bij het onderzoeken van de mogelijkheden van een ESG-raamwerk voor Amsterdam. Samen hebben we onderzocht hoe een sociale taxonomie Amsterdam kan helpen de voordelen van vastgoedprojecten te beoordelen en tegelijkertijd particuliere actoren in staat te stellen hun maatschappelijke impact te meten. Dit gebeurde via workshops die plaatsvonden in het AMS Institute.’
En welke positieve resultaten heeft die samenwerking opgeleverd?
‘Deze workshops hebben niet alleen mijn netwerk vergroot, maar ook nieuwe informatie opgeleverd over de perspectieven van zowel private als publieke actoren in de vastgoedontwikkeling van de stad en hun gebruik van het ESG-raamwerk. Dit inzicht is een cruciaal onderdeel van mijn onderzoek, dat tot doel heeft raamwerken te ontwikkelen voor publiekprivaat beleid om uitdagingen op het gebied van klimaatadaptatie aan te pakken, een aanpak die verder gaat dan de traditionele bestuursstructuur.’
‘Tachtig procent van het voedselaanbod is ongezond’
Iedere Amsterdammer droomt van een gezond en actief leven. Maar hoe kun je als gemeente de gezondheid van je inwoners stimuleren, en welke rol speelt onderzoek in dit proces?
We gingen in gesprek met Karen den Hertog, hoofd Gezond Leven bij de GGD Amsterdam.
Tekst: Kim Scheltes
Hoe zijn jullie bezig met de gezondheid van Amsterdammers?
‘De interdisciplinaire afdeling Gezond Leven probeert de achterstanden in gezondheid in Amsterdam te verkleinen. Dat gaat over een gezonde kansrijke start tot en met het vitaal ouder worden. Samen met ontzettend veel maatschappelijke partners, zoals collega’s van andere afdelingen van de gemeente, kennispartners en landelijke spelers richten wij ons op alles wat een rol speelt bij het maken van gezonde keuzes.’
Wat zijn de gezondheidsproblemen in de stad?
‘Het grootste probleem is dat niet iedere Amsterdammer een eerlijke kans heeft op gezondheid. Dat zie je bijvoorbeeld bij ver-
schijnselen als overgewicht en obesitas, verslaving aan nicotineproducten, mentale gezondheidsproblemen of ouder worden. Het gevolg is dat sommige groepen inwoners in Amsterdam tot wel tien gezonde levensjaren minder hebben dan andere. Dat stapelt op in bepaalde buurten en wijken waar ook andere problematiek speelt – niet onlogisch, want bestaanszekerheid, de kwaliteit van je woning en chronische stress zijn onwijs belangrijke factoren voor je gezondheid. Hetzelfde geldt voor de voedselomgeving. Uit internationaal onderzoek zien we dat in deze wijken waar veel inwoners worstelen met een stapeling van problemen veel meer aanbod van fastfood is. De opeenstapeling van al die factoren bij elkaar maakt het echt heel moeilijk om als individu de hele dag door gezonde keuzes te maken.’
‘Sommige groepen inwoners in Amsterdam hebben tot wel tien gezonde levensjaren minder’
Hoe pakken jullie dit aan?
‘We wilden uitzoeken waarom het zo ingewikkeld is om gezond te leven. Dit vroeg om een innovatieve aanpak: daarom zijn we de straat op gegaan om te zien en ervaren hoe groot die ongezonde voedseldruk nu daadwerkelijk is. Zo liepen we bijvoorbeeld mee met moeders om te zien wat zij aan ongezonde voeding tegenkomen in hun dagelijkse leven en hebben we in kaart gebracht hoeveel aanbieders van ongezonde voeding er in de stad zijn. Dat bracht heel duidelijk in beeld dat het aanbod hier ontzettend ongezond is.
Als je ergens een trap en een roltrap hebt, dan kiezen de meesten natuurlijk die roltrap. Als het aanbod aan ongezonde keuzes groot is, als ongezond de makkelijke keuze is, dan is dat wat we doen. Ons brein heeft helemaal geen zin om steeds de moeilijkere keuze te maken; de voedselindustrie kan heel goed op die gewoonte inspelen. Tachtig procent van het voedselaanbod in een buurt is ongezond. Tachtig procent van wat er te koop is in de winkelstraat is ongezond. Tachtig procent van wat er te koop is in de supermarkt is ongezond. En tachtig procent van de aanbiedingen is ongezond.
Met die kennis ga je als lokale overheid anders naar de opgave kijken. Dan kunnen we wel kookclubs organiseren en mensen uitleg geven over gezonde voeding, maar dat lost niet op hoe moeilijk het is om elke dag die gezonde keuze te maken. Om mensen echt te helpen is een andere aanpak nodig.’
Hoe zorgen jullie dat het makkelijker wordt om wel gezonde keuzes te maken? ‘Uit onderzoek bleek dat niemand een goed antwoord had op de vraag wat je daaraan kunt doen. Er zijn ontzettend veel projecten, buurtinitiatieven, kookcursussen, voedselinterventies enzovoort, maar die zijn allemaal gericht op het individu. Er is maar weinig gericht op de omgeving, dus daar zijn wij op gaan inzetten.
Een belangrijke stap die we hebben kun-
nen zetten is de oprichting van de Alliantie Stop Kindermarketing in Amsterdam, in 2015, om de kindermarketing van ongezonde producten aan te pakken. Maar zo bereik je nog niet de basis waar een Amsterdammer zijn eten vandaan haalt, oftewel het winkelaanbod. Op een gegeven moment kwamen er op specifieke plekken veel donutwinkels en ongezonde koffiezaakjes. Die verzamelden zich ook rondom scholen. Dus wij vroegen ons af: hoe zorgen we dat dit niet gebeurt?
Samen met andere gemeenten hebben we toen een unieke samenwerking opgezet tussen gezondheidswetenschappers en juristen, om te kijken wat we kunnen en mogen reguleren. Daar kwam heel duidelijk uit dat we met ons huidige juridische instrumentarium eigenlijk niks tegen die winkels kunnen doen. Dat dit nu onomstotelijk is vastgesteld, is al een belangrijke eerste stap.
Daarnaast heeft dit interdisciplinaire onderzoeksteam een meetinstrument gemaakt dat bepaalt hoe ongezond het voedselaanbod in een wijk of straat is. Uiteindelijk willen we dat het voor gemeenten juridisch mogelijk wordt om op basis van dit meetinstrument het ongezond voedselaanbod in de stad te reguleren. Maar daarvoor hebben we wel de Nederlandse overheid nodig.’
Wat is de toekomstvisie voor de stad? ‘Een gezonde voedselomgeving voor iedereen in Amsterdam. Onze ambitie is helemaal niet om ongezond voedsel uit het straatbeeld te weren, maar het is nu wel tachtig procent van wat er is. We willen mensen de keuze weer geven door dit percentage te veranderen, want dan is het veel makkelijker om gezond te leven.’
Siegnella Concincion (Curaçao, 1979) is jeugdverpleegkundige bij de GGD in stadsdeel Zuidoost, gezondheidswetenschapper en participatief actieonderzoeker bij de UvA. ‘Mijn onderzoek gaat over het perspectief van kinderen met obesitas. In veel onderzoek wordt er voornamelijk vanuit de professionals of ouders gekeken. Ik wilde juist ontdekken hoe het voor een kind is om te leven met obesitas. Tijdens en na de coronapandemie heb ik onderzoek gedaan met kinderen in Amsterdam-Zuidoost. Zij vonden dat in het begin best bijzonder - het gebeurt immers niet zo vaak dat een onderzoeker voor zo’n lange tijd een relatie aangaat. Maar door activiteiten met ze te ondernemen, zoals wandelen en tekenen, en zo langzaam een vertrouwensband met ze op te bouwen, konden we samen betekenisvolle inzichten ophalen. Daaruit bleek dat kinderen met obesitas een totaal ander beeld van hun situatie kunnen hebben dan volwassenen. Kinderen vinden heel andere thema’s belangrijk, zoals bij een groep horen, een negatief zelfbeeld, eenzaamheid of verveling ervaren…
Ook ontdekten we samen dat kinderen een sterk analytisch vermogen hebben en prima mee kunnen denken aan oplossingen voor hun gezondheid. Normaal gesproken worden interventies ontwikkeld voor kinderen, die weinig ruimte geven voor hun eigen inbreng. In de dagelijkse praktijk zie je dat die interventies, hoewel goed onderbouwd, niet even goed werken voor alle groepen, omdat ze niet aansluiten op de competenties en leefwereld van kinderen. Mijn onderzoek laat juist zien dat kinderen altijd betrokken moeten worden als het gaat om beleid dat hun levens raakt.’
Onderzoek voor iedereen
Het doel van openresearch.amsterdam is duidelijk: onderzoekers binnen en buiten de gemeente met elkaar verbinden.
Maar hoe ervaren gebruikers dat? Drie jonge onderzoekers uit verschillende disciplines delen hun ervaringen.
Tekst: Eline Kraaijenvanger
Fotografie: Bram Belloni
Voor jong en oud
Pavel Getmantsev (Moskou, 1994) begon als trainee bij de gemeente Amsterdam. In de twee jaar dat hij daar werkte, bezocht hij het platform regelmatig. Niet alleen om kennis op te doen, maar ook om zijn eigen onderzoeksresultaten te delen. ‘Ik werkte bijvoorbeeld met mijn collega’s aan het samenstellen van de Innovatieagenda 2023, waarin alle innovatieprojecten van de gemeente zijn gebundeld. Ook ons onderzoek naar de toegankelijkheid van armoedevoorzieningen voor kwetsbare mensen in Amsterdam-Oost is er te vinden. Mijn laatste traineeopdracht was het opstellen van een informatiebrochure over de mentale gezondheid van LHBTIQ+ Amsterdammers.’
In september 2024 ging hij aan de slag als junioronderzoeker Verkeer en Openbare Ruimte. Hij heeft veel gehad aan de onderzoeksdossiers op het platform. ‘De gemeente Amsterdam is een enorme organisatie. Om goed samen te kunnen werken is het essentieel om op de hoogte te zijn van wie zich waarmee bezighoudt. Het platform helpt daarbij. Het is dus niet alleen nuttig voor ervaren collega’s om op de hoogte te blijven van alle ontwikkelingen in de stad, maar ook zeker voor mensen zoals ik, de nieuwkomers, om je eigen organisatie beter te leren kennen.’
Voorbeeldfunctie
Tot voor kort was architect Pinar Sefkatli (Istanbul, 1991) nog PhD-student aan de UvA, maar haar promotieonderzoek naar ritmes in de stad heeft ze inmiddels succesvol afgerond. Ooit hielp ze met het opzetten van het platform, nu deelt ze er graag haar bevindingen. ‘In de wetenschap kan het publiceren van je resultaten erg lang duren. Voordat je artikel online staat, ben je zo twee jaar verder. De projecten waaraan ik werkte waren daarnaast vaak inter- én transdisciplinair, waarbij we niet alleen samenwerkten met onderzoekers uit verschillende disciplines, maar ook met professionals uit het veld. Mijn onderzoek had dus niet alleen een wetenschappelijk, maar ook een maatschappelijk doel. Ik gebruikte het platform vooral om tussentijdse updates te geven aan alle betrokkenen. Dat versterkte niet alleen het onderzoeksproces, maar was ook heel handig voor mijzelf: zo hield ik overzicht en gaf ik structuur aan mijn project.’
‘Zo’n platform dwingt onderzoekers ook na te denken over andere manieren om hun resultaten te delen. Voor mij gaat open research heel erg over zichtbaarheid. Wetenschap begint altijd bij maatschappelijke relevantie, en als we niet delen waar we mee bezig zijn, dan is het heel makkelijk om het belang van ons werk te onderschatten. Het platform is een goed voorbeeld van de manier waarop we dat zouden kunnen veranderen.’
‘Meer dan we denken’
Begin 2021 werd Elisabeth IJmker (Amstelveen, 1992) als raadslid van GroenLinks Amsterdam geïnstalleerd in de gemeenteraad, waar ze zich onder andere hardmaakt voor een veilige en inclusieve (digitale) stad. Daarvoor werkte ze als ambtenaar bij de gemeente en was ook zij betrokken bij het opzetten van het platform. ‘Het was heel leuk om mee te maken hoe het van een eerste idee naar een eerste versie ging. Ik ken het platform dan ook goed. In mijn huidige functie als raadslid kom ik er nog steeds regelmatig. Het is fijn om een extra bron van informatie te hebben.’
‘Er vindt natuurlijk ontzettend veel onderzoek plaats in Amsterdam – over de stad en met de stad, maar dat is allemaal best gefragmenteerd. Het idee dat al die informatie nu op één plek verzameld en aan elkaar gelinkt wordt, dat is enorm waardevol. Het laat zien hoe ontzettend veel kennis er al is. Wij mensen, zeker in de politiek, hebben de neiging om alles steeds maar opnieuw te doen: weer een nieuw onderzoek starten, weer een nieuw kenniscentrum oprichten… Maar we weten al zoveel meer dan we denken. Een volgende stap is dan hoe je een brug slaat tussen al die beschikbare kennis en informatie en de vorming van beter beleid.’
New Science-tips
Ook in de boekhandel en online zijn de onderzoekers en onderwerpen van openresearch. amsterdam terug te vinden. New Scientist recenseert.
Ontdek de nieuwe tentoonstelling van NEMO, waarbij je alles leert over techniek.
Ritmes van de stad
In het boek Wij Zijn Ritme van Caroline Nevejan wordt de lezer uitgenodigd om zijn persoonlijke ritmes en die van de wereld om zich heen te verkennen. Van deze boeiende verhalen is nu een podcast gemaakt, begeleid door muziek en geluiden die je de ritmes van het leven laten ervaren.
Wij zijn ritme luister nu op Spotify, Google Podcasts en Apple Podcasts
Levensbepalend
Htentoonstelling
De nieuwste game, onze kleding, de fiets, trein of tram die ons van A naar B brengt… Alles om ons heen dat door mensen is gemaakt, is techniek. In de nieuwe tentoonstelling Technium op de totaal vernieuwde tweede verdieping van het leukste museum van Amsterdam worden de meest uiteenlopende vragen beantwoord. Van ‘Hoe komt een fiets in beweging?’ tot wat er allemaal nodig is om T-shirts duurzaam te produceren.
Technium, Ontrafel de techniek om je heen NEMO Science Museum Amsterdam
et succes van de Nederlands tekenaar Joost Swarte was onmogelijk geweest zonder zijn grote talent. Maar wat waren de sleutelmomenten die de loop van zijn leven bepaalden? Op 20 november 2024 verscheen bij uitgeverij Das Mag het boek Sleutelmomenten van Ward Wijndelts, senior redacteur bij het CSO, over het bijzondere leven van deze internationaal bekende tekenaar.
Een must-read, dit boek van fotograaf Kadir van Lohuizen. Met unieke infographics, feiten en cijfers weet hij de mondiale voedselcrisis tot in detail in kaart te brengen.
Sleutelmomenten Ward Wijndelts
Food for Thought Kadir van Lohuizen
In de podcast ‘Stokstaartjes’ beantwoordt Wendy Bos vragen van nieuwsgierige kinderen.
De maker: Wendy Bos
In de podcastserie Stokstaartjes neemt Wendy Bos kinderen tussen zes en twaalf jaar oud mee op ontdekkingsreis door de wereld van de wetenschap. Ze laat zich leiden door de nieuwsgierigheid van de kinderen en bezoekt samen met hen de tijd van de dinosauriërs, de ruimte en het oude Egypte.
Tekst: Lisa Pais
Hoe ben je op het idee voor deze podcastserie gekomen?
‘Ik ben ooit begonnen als wetenschapper. Maar hoewel ik mijn vakgebied, medische ethiek, heel interessant vond, vind ik 88 andere dingen ook interessant. Bij openresearch.amsterdam verdiep ik me elke dag in een ander thema en maak ik als onderdeel van de hoofdredactie van het platform wetenschap beschikbaar voor beleidsmakers.
Bij deze podcast doe ik eigenlijk hetzelfde, maar dan voor kinderen.’
Waarom maakte je deze podcast specifiek voor kinderen?
‘Ik zie kinderen als kleine onderzoekers. Kinderen hebben een vrijheid van denken, die ze helaas vaak afleren als ze ouder worden. Die vrijheid, maar ook de nieuwsgierigheid en de drive om dingen te begrijpen en te onderzoeken, die moeten we koesteren.’
Wat wil je ermee bereiken?
‘Ik vind het belangrijk dat kinderen horen dat hun vragen relevant zijn; dat zij dezelfde vragen hebben als wetenschappers. Het onderzoek vindt daarom live plaats in de aflevering. De kinderen stellen een vraag en vervolgens gaan we samen naar een plek toe om antwoorden te vinden. Zo zijn we in het Planetarium van ARTIS in Amsterdam en het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden terechtgekomen. Een podcast is gratis toeganke-
lijk en laagdrempelig en daarom een geschikt medium. Hiermee wordt wetenschap beschikbaar voor álle kinderen.’
Als je nog meer podcastafleveringen zou maken, waarover zouden die dan gaan? ‘Bovenaan mijn lijstje staat de Noordpool. Dan kun je het hebben over de dieren daar, het ijs dat smelt en het noorderlicht. Of bijvoorbeeld de Waddenzee, dat is wat dichter bij huis. Ik vind het leuk om een thema te kiezen waar je als het ware naartoe kunt reizen.’
In welke onderwerpen was je zelf als kind geïnteresseerd?
‘Ik was een enorme dinoliefhebber. Ik verzamelde dino’s, las dinoboeken en ging naar musea. Maar ik wilde toen ook al over verschillende dingen van alles weten. Als we naar het bos gingen, zat ik binnen de kortste keren op m’n hurken om een kevertje te bestuderen. Alleen stonden de dino’s toch wel met stip op nummer één.’