Presentatiemateriaal
Voedselovergevoeligheid
Het Spijsverteringsstelsel Om een beetje een indruk te krijgen van wat nu voedselovergevoeligheid inhoudt is het belangrijk om te weten hoe het spijsverteringsstelsel van het lichaam werkt. Het spijsverteringsstelsel van een volwassene kan 9 meter lang worden. Het heeft gespierde wanden die het voedsel met ritmische samentrekkingen voortstuwt. Dit heet peristaltiek. Waaruit bestaat ons voedsel? Het voedsel wat wij gebruiken bestaat uit verschillende voedingsmiddelen, zoals brood, melk, groenten, fruit, vlees, boter, kaas of snoep. Deze voedingsmiddelen bestaan weer uit verschillende voedingsstoffen. De belangrijkste voedingsstoffen zijn: eiwitten, koolhydraten, vetten, vitaminen, mineralen en water. Waarom moet je eten? Je kunt niet leven zonder voedsel. De verschillende voedingsstoffen hebben ieder een eigen taak. Het eten van verschillende dingen houdt je gezond en je wordt er beter door als je ziek bent of jezelf hebt bezeerd. Zo zijn de eiwitten de bouwstoffen voor het lichaam; de koolhydraten en de vetten gebruiken we als brandstof en zij leveren ons energie. Voordat je lichaam het voedsel kan gebruiken, moet het in kleine stukjes worden afgebroken, zodat de voedingstoffen klein genoeg zijn om door je bloed te worden opgenomen. Dit noemen we vertering. Je spijsverteringstelsel begint in je mond en bestaat uit diverse organen die het opgegeten voedsel om de beurt afbreken. Waar gaat het voedsel naar toe? Mond en Keel De eerste fase van de spijsvertering begint in de mond en de keel. We kauwen het voedsel door het met het gebit in kleinere stukken te vermalen, zodat de voedingstoffen gemakkelijk worden opgenomen. Klieren onder de tong scheiden speeksel af - 1,5 l per dag – dat als glijmiddel voor voedsel dient. Je tanden en speeksel maken het voedsel in je mond fijn. Het speeksel bevat enzymen die koolhydraten helpen verteren. De tong is een bundel spiervezels. Hij verplaatst de voedselprop naar achter in de mond, klaar om doorgeslikt te worden. Kijk eens in de spiegel, lach en steek je tong uit dan zie je, je gereedschap. Als je in de spiegel naar je tong kijkt, zie je dat er bobbeltjes op zitten. Rond elk bobbeltje zitten smaakpapillen die ervoor zorgen dat je kunt proeven. Kleine zintuigcellen nemen smaken waar en sturen boodschappen naar je hersenen die je vertellen welke smaken het zijn. Er zijn vier soorten smaakpapillen, die zich elk op een ander deel van je tong bevinden en een bepaalde smaak
Volwassenen hebben twaalf molaren, acht premolaren, vier hoektanden en achtsnijtanden. Molaren zijn maalkiezen met vier punten. Premolaren zijn bredere maalkiezen met twee punten (niet in het melkgebit). Hoektanden zijn scherpe, verscheurende tanden; snijtanden zijn voortanden om iets af te bijten.
waarnemen. Tanden en kiezen maken het voedsel fijn en je tong beweegt het door je mond zodat alles goed gekauwd kan worden. Late kiezen! Oranje weergegeven zijn verstandskiezen die pas vanaf het 18 jaar naar boven komen De rechter kies wordt behoorlijk weggedrukt op de röntgenfoto.
De Slokdarm, Maag en de Darmen Om eten door te slikken duwt de achterkant van de tong een hap voedsel omlaag naar de keel. Daar nemen de keelspieren het over en duwen het over het strotteklepje. Die wordt omlaag geduwd en sluit de luchtpijp af, zodat je, je niet verslikt. Als je het eten hebt geslikt, wordt het eten door een buis (de slokdarm) naar je maag gedrukt. De slokdarm is een 25 cm lange beklede buis die voedsel van de keelholte naar de maag stuwt. De slokdarm peristaltiek stuwt het voedsel, een zachte vochtige prop, naar de maag. Dit duurt slechts 4 tot 8 seconden, en voor vloeistoffen (drinken) en zeer zacht voedsel duurt dit één seconden. In de maag aangekomen wordt het eten door elkaar geroerd en vermengd met chemische stoffen, zodat er een dikke soep ontstaat. De maag is een rekbare zak die het eten vasthoudt tot het door kan naar het volgende deel van de spijsvertering. Door de sterke spieren in de maagwand wordt het gekauwde eten samengeperst en tot een dikke brij vermalen. Uit de maagwand komt een dunne vloeistof, maagsap. Dat valt met sterke chemicaliën, zuren en enzymen, het eten aan. Het zoutzuur in de maag zorgt ook dat de bacteriën die met het eten meekwamen, gedood worden. De voedselbrij wordt in kleine regelmatige porties vanuit de maag door een kringspier, de portier, een lange kronkelige buis (de dunne darm) ingeperst. Als de dunne darm recht getrokken wordt is hij zeven keer langer dan het lichaam waar hij inzit. De wand van de dunne darm is bezaaid met duizenden vingertjes, darmvlokken, van 1 mm hoog. De wand maakt nog meer enzymen en andere stoffen om de voedselbrij te verteren. De voedingsstoffen
passeren de dunne wanden, lossen op in je bloed en reizen je lichaam door. Dit gebeurt via de darmvlokken in het bloed. Het over gebleven voedsel gaat verder naar je dikke darm. De dunne darm loopt uit in de dikke darm die tweemaal zo dik is. Precies op dat punt zit de blinde darm, zo groot als een vinger. De blinde darm is hol van binnen en loopt dood. Harde stukjes voedsel of bacteriën komen daarin terecht, waardoor hij soms ontstoken raakt. In de dikke darm worden water en mineralen uit de voedselresten opgenomen door het bloed dat door de wand stroomt. De resten worden bruine stinkende zachte uitwerpselen (de vaste afvalstoffen). De vaste afvalstoffen worden opgeslagen in je endeldarm voor ze het lichaam verlaten via een andere kringspier de anus, tot je naar het toilet gaat. Het grootste gedeelte van je spijsvertering zit opgevouwen in de buikholte De rode lever en de roze maag zijn goed zichtbaar op de linker afbeelding. De Lever en de Alvleesklier De lever krijgt niet alleen vanuit het hart maar ook vanuit de ingewanden bloed dat vol voedingsstoffen zit. Wat er mee gedaan wordt hangt af van wat het lichaam nodig heeft. Als het bloedsuikergehalte in het bloed te hoog is, verandert de lever de glucose uit de spijsvertering in glycogeen, zetmeel. Dat wordt opgeslagen voor later, wanneer er te weinig energie is. Ook een heleboel andere stoffen, waaronder vitamines kunnen worden opgeslagen voor later. De belangrijkste taak van de lever is ontgiften, het afbreken van giftige stoffen. De lever maakt ook gal, een vloeistof die wordt opgeslagen in de galblaas, orgaan onder de lever. Na het eten stroomt gal via het galkanaal naar de dunne darm om te helpen bij het verteren van vet eten. De alvleesklier heeft twee taken Als eerste het maken van een sterke verteringssap met enzymen. Na het eten van een maaltijd gaat dat sap naar de dunne darm, mondjes maat. Ten tweede produceert de alvleesklier hormonen. De alvleesklier speelt een belangrijke rol bij de vertering van voedsel en in de regeling van de bloedsuikerspiegel. De alvleesklier bevat ongeveer één miljoen eilandjes van Langerhans, dat zijn cellen die insuline produceren. Insuline is een hormoon dat de opname van glucose uit het bloed mogelijk maakt.
Nieren en de Blaas Het lichaam heeft verschillende soorten afval: gasvormig, vast en vloeibaar. Kooldioxide (CO2) is gasvormig afval, het komt bij elke uitademing uit onze longen. Het vaste afval komt ĂŠĂŠn- of tweemaal per dag als ontlasting naar buiten, terwijl vloeibaar afval, urine, een aantal keer afgevoerd wordt. Urine wordt door de nieren gemaakt, twee boonvormige organen hoog achterin je buik. In verhouding stroomt er enorm veel bloed door de nieren. Er zit ongeveer een miljoen minizeefjes (microfilters of nefronen) in. Die verwerken de urine, samen met het overbodige water. Elke nier maakt urine en verzamelt die in het nierbekken. De urine stroomt via de 25 cm lange urineleider naar de blaas. De Blaas is een opslagplaats voor de urine. De blaas wordt net als een ballon steeds groter en dan geeft het lichaam een seintje dat je hem moet legen, urineren. Een sluitspier gaat open en de urine stroomt via de urinebuis naar buiten. De hoeveelheid urine is afhankelijk va hoeveel we eten en drinken, hoe veel we bewegen en aan onze lichaamstemperatuur, of we zweten. Gemiddeld plassen we 1,2 l tot 1,6 liter per dag.
Schildklier en de bijnieren Het lichaam heeft twee besturingssystemen de hersenen en zenuwen. Hersenen en zenuwen sturen signalen om spieren, hart, ademhaling en andere snelle processen te laten werken. Het andere besturingssysteem werkt langzaam maar langdurig. Dit is het endocriene of hormoonstelsel, met hormonen. Hormonen zijn natuurlijke chemische stoffen, die in endocriene klieren gemaakt worden. Hormonen worden door het bloed vervoert en reizen naar bepaalde lichaamsdelen om die langzamer of sneller te laten werken. Tot de endocriene klieren behoren de schildklier en de bijnieren. Vanaf de rug, zie je op de afbeelding de bijnieren, lichtgekleurde kromme driehoeken. Ze heten zo omdat ze boven op de nieren liggen. De schildklier zit rondom het bovenstuk van de luchtpijp, onder het strottenhoofd. Hij is lichtgekleurd, de brede linker en rechterhelft zitten halverwege aan elkaar vast, een soort X. De schildklier en de bijnieren zijn een onderdeel van het besturingssysteem van het spijsverteringsstelsel. Nu weet je hoe het spijsverteringsstelsel werkt bij een gezond persoon.
Hoe gaat het bij een allergische voedselovergevoeligheid? Allergie is een abnormale reactie van het verdedigingssysteem/afweersysteem van het lichaam, waarbij specifieke antistoffen tegen bepaalde enzymen gemaakt worden. De eiwitten worden normaal gesproken in het maagdarmkanaal tot steeds kleinere brokjes afgebroken door enzymen. Alleen de allerkleinste brokjes kunnen door de darmwand heen in het bloed worden opgenomen, om zo te worden vervoerd naar alle cellen in ons lichaam, waar ze als bouwsteen worden gebruikt. De darmwand is dus eigenlijk een heel fijne filter. Het lichaam van mensen met een allergische voedselovergevoeligheid herkent sommige eiwitbrokejs als vreemd en ongewenst en gaat daartegen specifieke antistoffen (afweerstoffen) vormen. Deze specifieke antistoffen hechten zich in het lichaam aan speciale cellen: de mestcellen.
Deze mestcellen komen overal in het lichaam voor, vooral in de huid en in de slijmvliezen van de luchtwegen en het maagdarmkanaal. Bij een allergische voedselovergevoeligheid hechten deze eiwitbrokstukken zich aan de antistoffen op de mestcellen. De mestcellen worden daardoor actief en geven hun inhoud vrij aan de omgeving, waardoor je uiteindelijk allergische klachten krijgt.
Klachten bij voedselovergevoeligheid Iedereen heeft wel eens griep gehad of last van buikpijn, een rommelende buik, een abonnement op het toilet of bultjes op je huid. Dit zijn verschijnselen die je liever niet wilt hebben. Kinderen met een voedselovergevoeligheid kunnen hier last van hebben als ze voeding of voedingstoffen eten waar het lichaam niet tegen kan. Zelfs al bij het ruiken van, in aanraking komen met en bij het likken aan voeding kun je met een voedselovergevoeligheid al heel veel last hebben van klachten. Welke klachten er allemaal kunnen voorkomen bij kinderen met een voedselovergevoeligheid lees je hieronder.
De Maag en de darmen Buikpijn Kijk maar eens naar baby’s. Alle baby’s hebben vaak darmkrampen, darmkolieken met een duur woord. De baby huilt dan hard en je kunt hem/haar niet meer troosten. We spreken pas van excessief ( buitengewoon veel) huilen als de baby meer dan 3 uur per dag en meer dan 3 dagen per week zo huilt. Als deze krampen vaak voorkomen en de baby excessief huilt, kan het zijn dat er sprake is van voedselovergevoeligheid.
Steeds terugkerende diarree Een abonnement op het toilet. Normaal gesproken ga je 1 à 2 maal per dag naar het toilet voor de ontlasting op een dag. Soms sla je zelfs wel een keer een dag over. Bij diarree komt de ontlasting veel vaker en is dunner dan anders. Diarree is een dunne, waterige (soms slijmerige) ontlasting, waarbij je meestal een onaangenaam, drukkend gevoel in de buik hebt. Soms heb je zelfs plotselinge krampen of buikpijn. Je kunt je vaak heel slapjes voelen en verzwakt. Want doordat je door de diarree veel vocht verliest, met ook voedingsstoffen erin, krijgt het lichaam niet voldoende energie. Je hebt dan helemaal geen zin om iets actiefs te gaan doen. Vermagering en slechte groei. Als de darmen door een voedselovergevoeligheid slecht werken kan het lichaam het voedsel niet goed verteren en/of opnemen (met een duur woord: malabsorptie). Dit geeft klachten zoals diarree, rommelingen in de buik, winden en stinkende ontlasting. Je kunt je misschien wel voorstellen dat je, je schaamt als je continu scheten moeten laten zonder Op de afbeelding zie je iemand die een tekort aan vitaminen heeft. Dit kan er in het ergste geval met je lichaam gebeuren als je vermagerd en de gezonde voeding niet binnen je lichaam blijft.
dat je het zelf wilt. Eigenlijk heb je dan een bus deodorant nodig om de onaangename lucht minder te laten worden. Allerlei voedingsstoffen zoals eiwitten, vetten en vitamines komen bovendien te weinig vanuit de darmen in het lichaam terecht. Op de langere duur ontstaan tekorten die vele klachten veroorzaken, zoals vermagering en een slechte groei/ groeivertraging. Dit treedt alleen op bij (jonge) kinderen die een zeer ernstige vorm van voedselovergevoeligheid hebben. Braken, spugen, overgeven Soms bij het eten van voedingsmiddelen die voedselovergevoeligheidsklachten geven, reageert je lichaam erop door te braken (spugen of overgeven). De plaatjes geven aan hoe het lichaam reageert op een voedingsmiddel dat je niet kan verdragen als je een voedselovergevoeligheid hebt.
De Luchtwegen Als er klachten zijn van de luchtwegen kan er sprake zijn van een voedselovergevoeligheid, maar vaker is er sprake van een luchtwegallergie. Je bent dan gevoelig voor sommige dingen die je inademt, zoals graspollen, huidschilfers van de hond, huisstofmijt etc).
Neus-slijmvliesontsteking. Niezen, loopneus en/of verstopte neus, vaak heb je ook jeuk in de neus. Heb je wel eens een bal op je neus gehad of een bloedneus, dat tintelende gevoel, een gekriebel op je neus is vaak een vervelend gevoel. Je kunt dit testen door met een veertje of met je vingertoppen heel langzaam over je neus te wrijven. Vooral je neusvleugels zijn gevoelig. Deze klachten kunnen optreden bij een voedselovergevoeligheid.
voedselovergevoeligheid.Het lichaam kan dan geen verschil maken tussen sommige pollen uit de lucht waar je op reageert en sommige voedingsmiddelen. Bijv. bij berkenpollen en appel. Als je op berkenpollen reageert, kan het goed zijn dat je ook geen appel verdraagt. Het lichaam denkt dan te maken te hebben met een berkenpol in plaats van met de eiwitten uit de appel. Het lichaam maakt dan niet alleen tegen de berkenpol afweerstoffen (IgE) maar ook tegen die appel. Dit noemen we een kruisreactie. Hierbij komen vaak klachten voor in de mond, keel, neus en/of ogen het lijkt dan of je hooikoorts hebt. Als je hooikoorts hebt heb je vaak ook last van neus en slijmvliesontsteking.
Astma Door een vernauwing in de kleine vertakkingen in de longen (bronchiën) kan de lucht wel in de longen stromen, maar er niet zo gemakkelijk uit. Dit kan gepaard gaan met piepen bij het uitademen en een benauwd gevoel. Leg je hand maar eens op je mond en druk een neusgat dicht dan voel je dat je al veel minder lucht krijgt als normaal. Het piepen komt vanwege de kleine opening en vernauwing van de kleine luchtpijpjes in je longen (bronchiën). Wanneer je een ballon opblaast en hem zachtjes laat leeglopen dan krijg je ook een piepend geluid dat bijna vergelijkbaar is als bij astma.
De Huid Constitutioneel Eczeem, dauwworm Constitutioneel wil zeggen: op basis van erfelijke aanleg (ook wel met dure medische termen: atopische eczeem of atopische dermatitis genoemd). De uitslag op de huid kan er verschillend uitzien, maar jeukt altijd sterk. Dit eczeem komt vrij veel bij baby’s en kinderen voor. Eczeem bij baby’s noem je ook wel dauwworm. Bij baby’s komt de uitslag vaak voor op de wangen en de kin, soms over bijna het hele lichaam. Bij kinderen komt het in de knie- en elleboogholten, op de polsen, de handen en de enkels voor. Door het vele krabben kan het eczeem open gaan. De huid kan dan geïnfecteerd raken. Na verloop van tijd verandert de huid: door verdikking en vergroving van structuur. Constitutioneel eczeem komt vooral voor bij mensen met een algemene allergische Geïnfecteerd eczeem door krabben aanleg. Netelroos (urticaria) Dit zijn ook wel galbulten: iets uit de huid omhoogkomende kleine plekjes (bultjes) die kunnen uitgroeien of samensmelten tot grote plakken. De plekken zijn rood, met vaak een lichtere rand er omheen, en jeuken sterk. Het lijkt wel, alsof je in de brandnetels gevallen Galbulten op de schouderbladen
bent. De galbulten blijven kort bestaan maar kunnen op steeds andere plekken terugkomen. Angio-oedeem Dit is het sterk opzwellen van vocht. Dit komt voor op de weefsel een sterke zwelling Ook kunnen je handen soms
de huid door het vasthouden van plaatsen waar de huid en het toelaten, rond de ogen en de lippen. sterk zwellen door angio-oedeem.
Oogontsteking (conjunctivitis) Rode, jeukende, tranende ogen. Licht kan de klachten verergeren. Het bindweefsel is hierbij ontstoken.
Migraine Migraine (een speciale vorm van langdurige steeds terugkerende hoofdpijn) worden vaak genoemd als voedselovergevoeligheid. Het verband tussen hoofdpijn voedselallergie is niet wetenschappelijk sprake is van een niet-allergische
klacht bij en bewezen. Mogelijk dat er voedselovergevoeligheid.
Een Anafylactische shock Een anafylactische shock is een levensbedreigende allergische reactie waarbij snel het bewustzijn wordt verloren. Dit kan ontstaan door een allergische reactie op een voedingsstof. Als hierdoor grote hoeveelheden van de stof histamine in het bloed vrijkomen, ontstaan naast de ontstekingsreacties nog een andere situatie: door de hoeveelheid histamine verliezen de bloedvaten in het gehele lichaam hun spanning. Het gevolg is dat de bloeddruk zeer snel daalt. In een gezonde situatie staan de wanden van de bloedvaten een beetje onder spanning. Dit bepaalt de bloeddruk. Door de sterke bloeddrukdaling lopen belangrijke organen als je hart en je hersenen het risico zonder zuurstof te komen. Dat is een levensbedreigende situatie. Dit betekent dat er snel hulp van een arts ingeroepen moet worden om je beter te maken. Naast het verliezen van het bewustzijn, heb je meestal eerst last van andere klachten, zoals kortademigheid, piepende ademhaling, hoesten, snelle hartslag, en vaak begint het met galbulten, misselijkheid en/of braken.
Glottisoedeem Dit is een speciale vorm van angio-oedeem. Door een zwelling in de buurt van het strottenhoofd, kan er nauwelijks lucht door de luchtpijp komen. Er ontstaat een ernstige benauwdheid die levensbedreigend kan zijn. Verschijnselen die hieraan voorafgaan zijn: heesheid, keelpijn, moeilijk slikken, een piepend geluid maken bij de inademing, bewustzijnsverlies en vaak een opgezwollen tong.
Bijzondere gelegenheden Kinderen met een voedselovegevoeligheid kunnen en mogen niet alles eten. Dit is niet altijd gemakkelijk. Denk je maar eens in als je op een feestje bent dat je dan steeds moet vragen of je het wel mag hebben. Ook op de vakantie en tijdens het uit eten gaan is het niet makkelijk. Kinderen kunnen gepest worden terwijl ze er vaak zelf niets aan kunnen doen. Soms voelen ze zich eenzaam en onbegrepen. Met het maken van een presentatie over dit onderwerp kun jij aan je klasgenoten uitleggen wat voedselovergevoeligheid inhoudt. Er zijn ook voordelen, je krijgt altijd iets speciaals. Kijk maar eens op de algemene site van Stichting VoedselAllergie www.voedselallergie.nl . Zij hebben informatie over wat te doen bij bijzondere gelegenheden. Bijvoorbeeld: o De vakantiebrochure; o De schoolbrochure; o Informatie over in welke restaurant je kunt gaan eten als je voedselovergevoeligheid hebt; o Het blad overgevoeligheden In dit blad staan een aantal pagina’s die gericht zijn op jongeren en kinderen. Er staan ook recepten in en informatie over voedingsmiddelen (ook over tractaties). Neem maar eens een kijkje; o Kijk ook eens in de bibliotheek bij de (dieet)kookboeken. Een voorbeeld hiervan is: : “Basiskookboek bij voedselallergie en -intolerantie” van Ineke van Berkel, Merian Daams en Tanja van der Horst; ISBN 90-410-0026-7.
Je hoeft je dus niet eenzaam en onbegrepen te voelen als je een voedselovergevoeligheid hebt.
Etiketten Het is nu wettelijk verplicht om aan te geven op het etiket dat een voedingsmiddel bepaalde allergenen bevat. De Stichting VoedselAllergie en andere organisaties hebben hier jaren voor gestreden. Als je een voedselovergevoeligheid hebt is het belangrijk dat je goed de etiketten op de voedingsmiddelen leest. Waarom is het belangrijk om een etiket te lezen als je voedselovergevoeligheid hebt? Dit is belangrijk omdat de fabrikant ook kleine hoeveelheden van voedsel, waar je klachten van kan krijgen als je voedselovergevoeligheid hebt, in een voedingsmiddel stopt. Wat staat er allemaal op het etiket? Volgens de wet (warenwet) moet bepaalde informatie op het etiket komen te staan. Verlichte meldingen op een etiket zijn: o De naam van het product; o Naam en adres of plaatsnaam; o Inhoud, meestal aangegeven in grammen of mililiters; o IngrediĂŤnten, dit zijn de voedingsmiddelen of voedselbestanddelen die in een product zitten; o Houdbaarheidsdatum en als deze er niet op staat dan moet er staan: geen houdbaarheidsdatum. Je moet dan extra voorzichtig zijn bij het kopen van het voedingsmiddel als er geen houdbaarheidsdatum opstaat. Vaak zijn dit voedingsmiddelen die niet lang houdbaar zijn; o Productiecode, hiermee kun je achterhalen hoe laat en waar een product is gemaakt; o Voedingswaardedeclaratie dit is een opsomming van de hoeveelheid energie (kilocalorieĂŤn en/of kilojoules), eiwitten, koolhydraten en vetten per 100 gram of 100 ml en soms per portie; o Keurmerken, bijvoorbeeld op vlees zodat je kunt je zien of het vlees niet besmet is met een ziekte; o Streepjescode; daarmee kan de kassajuffrouw scannen hoeveel de prijs is; o Aanvullende regels. Pak maar eens een potje of verpakking uit de voorraad thuis en kijk maar eens of je al deze bovengenoemde punten kun terug vinden op het etiket. Je kunt dit ook samen doen in de klas als je een presentatie geeft. Je kunt gebruik maken van het vergrootglas dat de stichting voedselallergie uitgeeft. Kijk maar naar de afbeelding. Waar moet je op letten bij het lezen van het etiket als je voedselovergevoeligheid hebt? Twaalf voedingsmiddelen of voedingsbestanddelen worden aangegeven op verpakte levensmiddelen waarop je klachten kunt krijgen als je voedselovergevoeligheid hebt. Dit is vanaf 25 november 2005 verplicht gesteld door de wet. De fabrikanten in alle landen van de Europese gemeenschap hadden tot eind maart 2006 de tijd om het op het etiket te vermelden. Het zijn de stoffen die de meeste voedselovergevoeligheid klachten veroorzaken.
De 12 allergene voedingsmiddelen die verplicht op het etiket moeten staan zijn: Glutenbevattende granen (tarwe, rogge, haver, gerst, spelt, kamut), ei, vis, schaaldieren (krab, garnalen, kreeft, enz.), pinda, noten, soja, melk, selderij, mosterd, sesamzaad, zwaveldioxide en sulfiet bij meer dan 10 mg/kilo of 10 mg/l en hiervan afgeleide stoffen.
Voedselovergevoeligheid Wat is een allergie Ieder mens heeft een soort 'verdedigingssysteem' dat je in normale omstandigheden beschermt tegen infecties en ziekten. Als je een allergie hebt, reageert dat verdedigingssysteem raar op gewone stoffen uit je omgeving. Dit verdedigingssysteem noemen we afweersysteem of immuunsysteem. De stoffen waarop je allergisch reageert, heten allergenen. Er zijn veel stoffen die tot een allergische reactie kunnen leiden. Soms adem je ze in, zoals stuifmeelkorrels of de uitwerpselen van de huisstofmijt. Of je krijgt ze met je voedsel (bepaalde melkproducten, pinda’s en noten, fruit, groenten enz.) binnen. Ook op geneesmiddelen, het gif van sommige bijen en wespen of op make-up kan je lichaam verkeerd reageren. Het zijn niet de allergenen die je ziek maken, maar de reactie daarop.
Wat is een voedselovergevoeligheid Voedselovergevoeligheid is een verzamelnaam voor onder andere voedselallergie en voedselintolerantie.Tegenwoordig spreek je niet meer over voedselallergie en voedselintolerantie, maar over allergische en niet-allergische voedselovergevoeligheid.
Wat is een niet allergische voedselovergevoeligheid Dit is een niet normale reactie op voedsel of bestanddelen van voedsel. Bij een niet allergische voedselovergevoeligheid is het verdedigingsysteem niet rechtstreeks betrokken bij de reactie van het lichaam op het voedsel dat klachten geeft. De reacties ontstaan op verschillende manieren bijvoorbeeld doordat verschillende enzymen die in het lichaam niet goed werken of niet aanwezig zijn. De stoffen die een reactie kunnen veroorzaken noem je triggers. Een voorbeeld is het conserveermiddel sulfiet. Bij een niet-allergische voedselovergevoeligheid kun je een klein beetje van het voedingsmiddel wel verdragen, maar gebruik je er een normale portie van, dan ga je over de drempel van wat jij nog wel verdraagt en dan wordt je ziek. Dit noemen we met een moeilijk woord drempelwaarde.
Wat is een allergische voedselovergevoeligheid Dit is een niet normale reactie op voedsel of voedselbestanddelen, waarbij het verdedigingssysteem van je lichaam betrokken is en waarbij je speciale afweerstoffen maakt tegen deze voeding. Bijvoorbeeld als je allergisch bent voor melk, maak je afweerstoffen speciaal tegen melk. Je kunt voor verschillende stoffen allergisch worden en dan heb je dus tegen al die stoffen verschillende antistoffen in je bloed. Dat kun je ook meten, kijk daarvoor maar bij onderzoeken.
Wat gebeurt er in het lichaam wanneer je voeding eet dat als lichaamsvreemde stof wordt gezien? ( de allergische reactie). Je moet je maar eens voorstellen dat dit een heerlijk cakeje is dat in het lichaam nu alleen nog als een klein stofje voorkomt na de vertering van het voedsel. Deze afbeelding stelt het voedsel voor dat zich als een stofje in je bloed bevindt, nadat het via je darmwand naar het bloed wordt vervoerd.
Dit moet het verdedigingssysteem van je lichaam voorstellen. Bij allergische voedselovergevoeligheid wordt de stof IgE, een eiwitachtige stof, gemaakt om je lichaam te verdedigen tegen normale stoffen, die voor indringers worden aangezien. In de medische wereld met een moeilijk woord immunoglobuline E genoemd. Afgekort als IgE.
De mestcel. Mestcellen zijn cellen die overal in het lichaam zitten. Ze maken deel uit van je immuunsysteem, ook wel afweersysteem genoemd. Het immuunsysteem is het verdedigingssysteem van je lichaam met als doel indringers of veranderende eigen cellen te verdedigen. De mestcellen bevatten korrels met allerlei stofjes, waarvan histamine de belangrijkste is.
Histamine Histamine is een stofje in het lichaam dat er o.a voor zorgt dat de bloeddruk verlaagd wordt.Het kan ook zorgen voor klachten. Het regelen van je dag en nacht ritme o Het regelen van de aanmaak van je maagsappen o Het verlaagt de bloeddruk wanneer histamine in je bloed vrijkomt of veroorzaakt klachten.
De mestcel met histamine. De mestcel is grijsgekleurd op dit plaatje en het stofje histamine is rood van kleur.
Het vrijkomen van korreltjes met histamine uit de mestcel. Met een duur medisch woord wordt dit proces: degranulatie genoemd. Degranulatie betekent het afgeven van bepaalde stoffen in verpakte stoffen door een cel naar de omgeving rondom de cel, waardoor een specifiek proces op gang komt. In het geval van voedselovergevoeligheid komt dus histamine vrij uit de mestcellen. Maar wanneer gebeurt dit dan? Als je een Voedingsmiddel eet wordt dit door je spijsvertering verwerkt in het lichaam. Als je een allergische voedselovergevoeligheid hebt reageert je lichaam op het voedingsmiddel waar je overgevoelig voor bent. Bij het eten van bijvoorbeeld noten kun je dan klachten krijgen, zoals uitslag op je gezicht of pijn in je buik. Het lichaam denkt dat het voedingsmiddel een verkeerd stofje is in je lichaam en gaat dus reageren door IgE te maken.
Het stofje IgE komt op de mestcel met histamine te zitten. IgE is dus een eiwit dat helpt verkeerde/ lichaamsvreemde stoffen in je lichaam te verwijderen.
Het voedselstukje komt dichterbij de mestcel met histamine en het stofje IgE erop. IgE zit dus vast geklikt aan de mestcel met histamine. IgE krijgt signalen van het lichaam om het stukje voedsel naar zich toe te halen.
Het voedselstukje waarop je overgevoelig reageert wordt opgenomen door het IgE. Het IgE leest het voedselstukje als een verkeerde/ lichaamsvreemde stof.
Je lichaam reageert hierop door korrels met histamine uit de mestcel vrij te laten. (degranulatie, zie ook hierboven in de tekst) Hierop reageert het lichaam met klachten. Dit is een allergische reactie.
De Behandeling van voedselovergevoeligheid Een allergische voedselovergevoeligheid is niet te genezen. Je kunt er wel overheen groeien, maar de aanleg blijf je houden; die heb je van de geboorte meegekregen Dat betekent dat de klachten op den duur wel kunnen verdwijnen. De beste behandeling is het dieet Want als je goed dieet houdt heb je geen of veel minder klachten. Bij een niet-allergische voedselovergevoeligheid zul je niet altijd klachten hebben als je maar onder de drempel blijft met de hoeveelheid van het voedingsmiddel waar je in normale hoeveelheid wel op reageert en zul je dus ook als behandeling een dieet moeten houden. Het dieet De beste behandeling is om het voedsel weg te laten waar je klachten van krijgt. Een dieet volgen is niet altijd leuk. Zeker niet als je dingen niet mag eten, omdat je er ziek van wordt of klachten van kunt krijgen. De huisarts, kinderarts of de allergoloog is de dokter die samen met jou kijkt naar de klachten en reacties op voedingsmiddelen. De arts (dokter) is diegene die zegt wat je wel en niet mag eten. Bij voedselovergevoeligheid spreekt de dokter samen met de diëtist de stappen door voor het dieet. Maar hoe weet je nou hoe een dieet eruit ziet en wat houdt dat allemaal in? Wat mag je nu wel en niet eten met een voedselovergevoeligheid? Een dieet samen stellen kun je samen met een diëtist doen. Een diëtist is iemand die alles weet over gezonde voeding en wat je moet doen als je er ziek van wordt of klachten van krijgt. Het dieetadvies wordt voor je opgeschreven en daarbij vertelt de diëtist welke voedingsmiddelen wel mogen en welke niet. Ook schrijft de diëtist voor je op welke namen er allemaal op de verpakking kunnen staan. Want als je een koemelkallergie hebt, weet je wel dat je geen melk mag, maar misschien niet dat je ook geen producten mag waar opstaat dat het lactose bevat (melksuiker) of caseïne (een eiwit uit de melk). Ze voegt er ook een voorbeeld bij. In de vorm van een dagmenu. o Soms is het moeilijk om een dieet samen te stellen zelfs voor de diëtist. Vooral als het in je dagelijkse voeding terugkomt. Denk maar eens aan melk dat zit bijna overal in. In lekkere cakejes, ijs, toetjes, pannenkoeken, mmm je krijgt er trek in als je het leest. Kinderen met een voedselovergevoeligheid voor melk kunnen dit helaas niet eten. Bij het Voedingscentrum (www.Voedingscentrum.nl) zijn lijsten te verkrijgen die je kunt gebruiken om te bepalen of je bepaalde voedingsmiddelen wel of niet mag eten. De etiketten lezen van verpakkingen van voedingsmiddelen als je een voedselovergevoeligheid hebt geven je ook informatie over wat er in een voedingsmiddel zit. o Soms komt er niets uit de testen en kan de dokter niet precies ontdekken waar de klachten vandaan komen. Het is dan niet duidelijk welk voedingsmiddel de klachten geeft. Het dieet
samenstellen is dan net een puzzel, waarbij pas na veel passen en meten de stukjes op de juiste plaats vallen. o Er zijn ook kinderen die heftige klachten hebben, ook als het voedsel bestanddeel in heel kleine hoeveelheden in het voedsel voorkomen. Je moet dan alle spullen die met het voedsel in aanraking zijn gekomen goed afwassen. De voedselresten die in de pan, op het bord of het bestek zijn achtergebleven, kunnen alsnog klachten geven. Vaak ook al bij het ruiken of likken aan een voedingsmiddel kan dit gebeuren. Het weglaten van het voedsel uit het eten is de rode draad van het dieet. Tegelijk moet het dieet voldoende voedingstoffen bevatten: stoffen die je nodig hebt om gezond te blijven en goed te groeien. De diëtist zorgt ervoor dat je voeding optimaal blijft en helpt je bij het zoeken naar vervangende voedingsmiddelen. Op de site van het voedingscentrum (www.voedingscentrum.nl) kun je teruglezen wat je op een dag nodig hebt aan gezonde voeding. Het dieetvoorschrift, en het dagmenu samen met de voedingslijsten van het voedingscentrum en het goed lezen van de etiketten zorgen dat de klachten verminderen of verdwijnen. Heb je twijfels dan is het altijd goed om mensen die verstand hebben van voedselovergevoeligheid te vragen wat je kunt doen. De allergoloog of kinderarts, de diëtist, je ouders kunnen je helpen. Je kunt met een aangepaste voeding, zonder al te veel klachten goed leven als je een voedselovergevoeligheid hebt. Het is niet altijd nodig om het hele leven lang een dieet te blijven volgen. Bij een voedselovergevoeligheid kunnen de klachten soms verdwijnen. De behandelend arts zal daarom soms een onderzoekje doen om te zien of je nog overgevoelig bent. Je mag dit niet op eigen houtje doen, omdat je dan flink ziek kunt worden. Medicijnen Medicijnen kunnen helpen bij het verminderen van de klachten. Medicatie is pas nodig als met een dieet de klachten niet voldoende minder worden. Medicijnen worden ook wel eens gebruikt als voorzorg, zodat de klachten niet meer terug komen. De medicijnen staan hieronder aangegeven het zijn er een ontzettend veel, de allergoloog of kinderarts schrijft de medicijnen voor. De keuze van het medicijn is afhankelijk van de stof waar iemand overgevoelig op reageert en de ernst van de klachten. Medicijnen zijn onder te verdelen in drie groepen: o Antihistaminica: o Het zijn medicijnen die de klachten van de allergische reactie verminderen. Deze kunnen worden gebruikt als een klacht optreedt. o Sommige antihistaminica medicijnen hebben een versuffende werking. Dit betekent dat je er moe en slaperig van kan worden en weinig zin hebt om leuke dingen te doen. o Corticosteroïden: o Corticosteroïden of bijnierschorshormonen worden gemaakt door de buitenkant van de bijnieren. Als je even niet meer weet wat de bijnieren zijn kijk dan bij het spijsverteringsstelsel. Corticosteroïden zijn krachtige, ontstekingsremmende medicijnen. Bij een voedselovergevoeligheid worden ze gebruikt om ontstekingen en
andere klachten te verminderen in het lichaam. Bij de behandeling van astma en eczeem zijn ze erg belangrijk. o Adrenaline: o Adrenaline is een hormoon en een neurotransmitter. Het wordt geproduceerd in de bijnieren. Adrenaline komt in grote hoeveelheden vrij vooral bij angst en stress, maar ook bij woede, kou, hitte, pijn en bij heel hard werken van het lichaam. o Bij de levensbedreigende klachten wordt dit middel gebruikt, zoals een anafylactische shock Een bekend medicijn bij deze ernstige allergische voedselovergevoeligheid is de Adrenalinepen, de Epipen® of de Anapen.
o De Epipen® en de Anapen zijn -autoinjectors (auto staat voor automatische, dus je zet de spuit op de buitenkant van je bovenbeen, en met één druk op de knop wordt de injectie gegeven). Deze spuit, gevuld met adrenaline (het werkzame medicijn) wordt gebruikt bij levensbedreigende klachten, een anafylactische shock ten gevolge van een allergische reactie op bijvoorbeeld voedingsmiddelen. Het medicijn bestaat uit het menselijk hormoon adrenaline. Adrenaline (of het Griekse woord Epinephrine) wordt in het dijbeen door de patiënt zelf of door omstanders geïnjecteerd en zorgt ervoor dat de bloeddruk weer stijgt.: Zo heeft men nog ongeveer 15 minuten de tijd om in het ziekenhuis te komen voor verdere behandeling.
De onderzoeken Onderzoeken bij allergische voedselovergevoeligheid Allergische overgevoeligheidstesten kunnen al op een heel jonge leeftijd gedaan worden. Hoe sneller je wordt getest, hoe sneller de behandeling gestart kan worden en de klachten zullen verminderen. De meest voorkomende testen staan hier beschreven. Met de uitslag van deze testen kun je samen met de allergoloog, zien of je een voedselovergevoeligheid hebt.
De anamnese Meestal wordt begonnen met een gesprek, waarin een groot aantal vragen worden gesteld. In een dergelijk gesprek staat de ziektegeschiedenis centraal. Een verslag van dit gesprek wordt anamnese genoemd. De anamnese dient zorgvuldig te gebeuren en kost veel tijd. De volgende gegevens zijn belangrijk: o Wat zijn de klachten op dit moment? o De Ontwikkeling als kind; o Medische achtergronden van de familie; o Hoe reageerde het kind op inentingen en op geneesmiddelen; o Zijn er relaties te leggen met de voeding? Dit wordt uitgevoerd door een huisarts, allergoloog of een kinderarts. Met de diĂŤtist wordt een tweede gesprek gevoerd. De volgende punten worden dan gevraagd: o Samenstelling van het eetpatroon; o Klachtenpatroon verder uitdiepen; o Leefomstandigheden navragen; o Voedseldagboek bij houden. Lichamelijk onderzoek Dit wordt door de arts gedaan (o.a lengte/gewicht, inspectie huid, beluisteren longen).
De verdenking Men denkt aan voedselovergevoeligheid als twee of meer van de volgende punten voorkomen: o de klachten herhalen zich steeds op de zelfde manier na gebruik van een bepaald voedingsmiddel; o er is een combinatie van twee klachten (maag/darm, huid, luchtwegen of algemeen); o er is voor de klachten geen andere voor de hand liggende verklaring.
Testen Rast-test De Radio Allergo Sorbent Test (RAST-test) is een bloedtest waarbij gekeken wordt in het bloed specifieke afweerstoffen (ook wel antistoffen genoemd). Deze specifieke afweerstoffen noemen we specifiek Immunoglobuline E, afgekort IgE. Specifiek betekent, dat de afweerstof (IgE) alleen tegen ĂŠĂŠn stofje of voedingsmiddel is gericht. Bijvoorbeeld tegen melk als je een koemelkallergie hebt. Dit stofje (specifiek IgE) reageert dan op melk, maar niet op ei als je ook niet tegen ei kunt. Daar reageert dan weer een ander afweerstofje op: het specifiek IgE tegen ei. De stof of het voedingsmiddel waar je ziek van wordt noemen we met een moeilijk woord ook wel allergeen. Prik-prik test
Deze methode wordt bijvoorbeeld gebruikt om te testen of je overgevoelig bent voor rauw fruit en/of groente. Eerst wordt de naald in het voedingsmiddel gestoken. Daarna wordt direct de naald in de huid geprikt. Dit kan bijvoorbeeld bij appel, selderie, aardappel, boon, wortel, banaan, amandel en kerrie worden toegepast. Er wordt zowel gelet op de huid als op andere klachten van het lichaam. Deze test is niet geschikt voor kinderen die zeer heftig (anafylactisch) kunnen reageren. Huidpriktest
Hierbij wordt een oplossing van een voedingsmiddel op de huid gedruppeld en vervolgens wordt door de huid heen geprikt. Na vijftien tot twintig minuten wordt de prikplaats op de huid bekeken en beoordeeld op een klacht (aflezen). Dit wordt door ervaren medische deskundige mensen gedaan. Twee controles worden daarnaast ingeprikt: Het stofje histamine (waarbij je lichaam altijd reageert) en een stofje waarop je lichaam niet reageert. Bij een reactie ontstaat een kwaddel (meestal rode verdikking)op de huid. Een doorsnee van 3 mm of groter is een positieve reactie. Dit wil zeggen, dat je op het geteste stofje reageert en dat je er dus allergisch voor bent.De uitslag wordt door de arts na 15 minuten afgelezen. Als de test negatief is, betekent dit dat je niet op het stofje reageert en hiervoor niet allergisch bent.
Patch test
Het stofje waar je eventueel op kan reageren wordt met pleisters op de rug geplakt. Melk, ei, tarwe en soja zijn het meest getest. Na 48 uur tot 72 uur wordt de kwaddel (meestal rode verdikking) gemeten. Voor koemelk is de betrouwbaarheid het hoogst. Hiermee wordt bedoeld dat je erop kunt vertrouwen dat er een grote kans is, dat de uitslag van de test klopt. Late reacties (dus na 48 uur tot 72 uur) kunnen met deze test worden aangetoond. De betrouwbaarheid van deze test is het grootst, wanneer je deze test samen met de huidpriktest doet. Provocatie-eliminatie Eerst wordt het verdachte voedingsmiddel gegeven, je mag/moet het dus eten. Dit noemen we provocatie. Daarna wordt het voedingsmiddel een bepaalde tijd uit de voeding weggelaten Dan mag je het dus niet eten. Dit noemen we eliminatie. Bij eliminatie verdwijnen de klachten. Daarna wordt het voedingsmiddel dat klachten geeft weer gegeten. Als dan weer dezelfde klachten optreden (die weer verdwijnen bij eliminatie) kan de arts vaststellen dat je een allergische voedselovergevoeligheid hebt. Soms moet de test nog eens herhaald worden. Bij (het vermoeden van) ernstige klachten moet de provocatie onder medische begeleiding van de allergoloog of kinderarts plaats te vinden of achterwege te blijven.
Dubbelblind placebo gecontroleerde provocatie Voor deze test ga je meestal met je vader of moeder ĂŠĂŠn dagje naar het ziekenhuis om te kijken of je (nog) op een voedingsmiddel reageert. Het is dan de bedoeling dat je bij de dokter, een kinderarts of allergoloog, en de zuster (een verpleegkundige) verschillende keren van het geteste voedingsmiddel gaat eten. Dit heet een provocatietest: zo wil de dokter kijken of je (nog) op een voedingsmiddel, bijvoorbeeld melk of ei, reageert. Bij deze provocatietest weten jij, je ouders en de dokter niet, wanneer je het voedingsmiddel eet, dat voedselovergevoeligheid veroorzaakt. Dit voedingsmiddel zit dan verstopt in een ander voedingsmiddel. Je eet dus de ene keer wel een voedingsmiddel wat een beetje van het voedingsmiddel bevat wat getest wordt en de andere keer eet je een voedingsmiddel waar je niet op reageert (nep), dus zonder het geteste voedingsmiddel erin. Hiervoor zijn speciale recepten gemaakt, waardoor je niet weet welk voedingsmiddel het stofje bevat en de smaak en geur ook niet herkend. Daarom noemen ze deze test dubbel blind, de dokter en jij weten het niet. Alleen de diĂŤtist en de kok weten het wel en hebben alle maaltijden genummerd, zodat de arts later kan zien wat er in welk voedingsmiddel zat en wanneer je dat gegeten hebt. Deze test is niet geschikt voor kinderen die heftig reageren op een voedingsmiddel (anafylactische shock). Tijdens en na het innemen van alle voedingsmiddelen word je steeds0 door de verpleegkundige en de arts goed in de gaten gehouden om te zien of je op de stof reageert en om je te helpen als je er ziek van wordt.
Onderzoeken bij niet-allergische voedselovergevoeligheid. Bij niet-allergische voedselovergevoeligheid worden er geen afweerstoffen door het lichaam gemaakt (zie bij: “Voedselovergevoeligheid”). Je kunt deze afweerstoffen daarom ook niet prikken in het bloed of testen via de huid. Dit betekent, dat de arts er samen met jou, je ouders en vaak ook met de diëtist achter moet zien te komen wat nu het stofje is in de voeding waar de klachten van komen. Dit kan gebeuren door de volgende onderzoeken: o De anamnese o Het lichamelijk onderzoek o Provocatie-eliminatie o Dubbelblind placebo gecontroleerde provocatie Informatie hierover staat op deze pagina bij allergische voedselovergevoeligheid. Lactose-intolerantie Bij een lactose-intolerantie verdraagt men geen melksuiker (lactose). Lactose zit in melk en voedingsmiddelen waar melk inzit of die gemaakt zijn van melk. en lactose-intolerantie heeft te maken met het ontbreken van een bepaald enzym, lactase. Een enzym is een eiwit dat een reactie in het lichaam versnelt zonder zelf verbruikt te worden. Een enzym dat nodig is voor de vertering van melksuiker (lactose) is lactase. Als het melksuiker (lactose) niet wordt verteerd, wordt het verbruikt door bepaalde bacteriën. Dit levert een afvalproduct op, waterstof. De hoeveelheid waterstof kan worden gemeten in de adem. Als de hoeveelheid waterstof stijgt, nadat er lactose is gegeten of gedronken, duidt dit op een lactose-intolerantie.
Ademtest mobiele H2-ademtest Een ademtest wordt ook wel H2-ademtest genoemd. H2 staat voor waterstof. Dit wordt gebruikt om overgevoeligheid voor lactose te testen.
De woordenlijst Allergenen: stof waarop je allergisch reageert, waar je de klachten van krijgt. Allergoloog: is een arts/dokter die speciaal geleerd heeft (specialist) om mensen met allergieën te behandelen. Allergische aanleg: bij de geboorte krijg je van je ouders stofjes mee in je lichaam, die maken dat je later de kans hebt om allergisch te reageren. Anafylactisch: zo noemt men de heel heftige klachten op allergische voedselovergevoeligheid. De klachten komen dan op verschillende plaatsen in je lichaam op dezelfde tijd voor. Bij een anafylactische reactie moet je meestal onmiddellijk een injectie krijgen en heb je altijd zo snel mogelijk hulp van een dokter nodig. Atopische eczeem/ Atopische dermatitis: een vorm van eczeem waarbij je de gevoeligheid van de huid bij de geboorte meekrijgt. Bacteriën: meervoud van bacterie. Een bacterie is een relatief eenvoudig eencellig organisme zonder celkern. Je hebt bacteriën die goed zijn voor ons lichaam (deze zitten vooral in de darmen), maar de meeste bacteriën kunnen ons ziek maken. Bloeddruk: is de druk in de slagaderen wanneer het bloed door het hart wordt rondgepompt. Bronchiën: kleine luchtwegvertakkingen in de longen. Conserveermiddel: een stof die wordt toegevoegd aan voedingsmiddelen en andere bederfelijke producten om ze te conserveren, dat wil zeggen, de houdbaarheid te verlengen, zodat ze langer goed blijven en gebruikt kunnen worden. Darmkolieken: hevige pijnlijke darmkrampen Dauwworm: een soort eczeem bij baby’s, zie ook constitutioneel eczeem. Degranulatie: is het afgeven van bepaalde verpakte stoffen door een cel aan zijn omgeving. Diarree: dunne, waterige (soms slijmerige) ontlasting, waarbij je vaak snel en veel naar de toilet moet. Eiwitten: zijn voedingsstoffen die we niet kunnen missen en met als belangrijkste taak te zorgen voor de opbouw en groei van ons lichaam. Eiwitten zorgen er ook voor, dat het lichaam kan blijven werken doordat ze een grote rol spelen bij de verschillende taken die het lichaam moet uitvoeren. Eiwitten worden ook wel proteïne genoemd met een moeilijk woord. De kleinste deeltjes van een eiwit noemen we een aminozuur. Enzym: een enzym is een eiwit, dat een bepaalde reactie mogelijk maakt of versnelt. Er zijn verschillende soorten enzymen, die het lichaam helpen verschillende taken uit te voeren. Bijvoorbeeld het enzym amylase, dat bij de spijsvertering helpt om koolhydraten uit de boterham in de mond al af te breken tot kleinere deeltjes. Glucose: ook wel druivensuiker genoemd, is het kleinste deeltje van de suikers (koolhydraten) dat zo in het bloed kan worden opgenomen. Het is een van de belangrijkste brandstoffen voor het menselijk lichaam en geeft energie. Omdat glucose uit één deeltje bestaat, noemen we het ook wel een enkelvoudig koolhydraat. Zie ook koolhydraten. Glycogeen: de uit voedsel opgenomen koolhydraten worden als glycogeen opgeslagen in de lever en in de spieren, waar het wordt gebruikt als makkelijk aanspreekbare energievoorraad. Het glycogeen is een koolhydraat dat bestaat uit meerdere deeltjes glucose. Hartslag: de pompbeweging van het hart Histamine: is een stofje in het lichaam dat je lichaam helpt bij: o.a het regelen van je dag en nacht ritme en het regelen van de aanmaak van je maagsappen. Histamine kan de bloeddruk verlagen. Als histamine vrijkomt uit de cellen en in grote hoeveelheid in het bloed terecht komt bij een allergische reactie, veroorzaakt het klachten. IgE: een eiwitachtige stof van het verdedigingsysteem van je lichaam. Bij allergie wordt deze stof door het lichaam aangemaakt en richt het zich tegen normale stoffen, zoals tegen de kat, pollen, of voedingsmiddelen. De arts noemt dit met een moeilijk woord ook wel specifiek
Immunoglobuline E genoemd, omdat dit IgE zich tegen één stof richt. Het IgE dat zich op de kat richt, zicht zich niet tegen melk. Het IgE tegen melk is weer een andere. Door deze verschillende antistoffen (IgE) in het bloed te onderzoeken, kun je zien, waar iemand die antistoffen (afweerstoffen) tegen maakt en waar je dus ziek van kunt worden doordat je allergisch reageert. Infecties: van een infectie spreken we als bijvoorbeeld een bacterie, virus of parasiet het lichaam binnendringt en je ziek maakt. Kwaddel: rode verdikking van de huid na een allergietest Koolhydraten: zijn suikers uit de voeding. Je hebt enkelvoudige suikers (bijvoorbeeld glucose, zie daar) die opgebouwd zijn uit één deeltje. De suiker die thuis in de suikerpot zit, is opgebouwd uit twee deeltjes en noemen we tweevoudige suikers of meervoudige koolhydraten. Tenslotte hebben we koolhydraten die uit een meer dan twee deeltjes bestaan. Die noemen we meervoudige suikers of meervoudige koolhydraten. Deze meervoudige koolhydraten komen veel voor en zitten bijvoorbeeld brood, aardappelen of spaghetti. Koolhydraten hebben we vooral nodig als brandstof voor het lichaam. Ze geven ons energie. Lactase: is het enzym dat nodig is voor de splitsing van lactose (melksuiker) dat uit twee deeltjes bestaat (tweevoudig koolhydraat) in enkelvoudige koolhydraten. Lactose: ook wel melksuiker genoemd, is een suiker die voorkomt in de melk. Het is een tweevoudig koolhydraat, dat gesplitst wordt in twee enkelvoudige koolhydraten door het enzym lactase. Malabsorptie: het niet goed verteren van voedingsmiddelen, waardoor deze niet goed in het lichaam kunnen worden opgenomen. Migraine: is een speciale vorm van hoofdpijn. Neurotransmitter: is een stof die er voor zorgt, dat er “contact” is tussen zenuwcellen ('neuronen') in het zenuwstelsel, zodat de cellen kunnen samenwerken. Ontstekingsremmende medicijnen: medicijnen die een ontsteking in het lichaam bestrijden Vetten: zijn voedingsstoffen, die vooral bedoeld zijn als brandstof voor ons lichaam. Vetten komen in verschillende soorten voor en zijn meestal opgebouwd uit meerdere deeltjes. Vitamines: zijn beschermende stoffen in de voeding, die nodig heeft om te overleven, maar die men niet of in onvoldoende mate zelf kan aanmaken. Zetmeel: is een verzamelnaam voor meervoudige koolhydraten (zie koolhydraten).