![](https://static.isu.pub/fe/default-story-images/news.jpg?width=720&quality=85%2C50)
2 minute read
Talent
Jaargemiddelden vanaf 2010, bron: VDAB
Een stijging van het aantal werkzoekenden wordt in het kader van de Toekomstindicator gezien als een teken dat het economisch slechter gaat, en omgekeerd. Hoe lager het aantal NWWZ, hoe beter het gesteld is met de deelindicator talent. Minder werkzoekenden betekent immers dat meer mensen hun talenten op de arbeidsmarkt benutten.
Werkaanbod
Vanaf 2010, bron: VDAB
Niet alle vacatures worden bij de VDAB bekendgemaakt. Dat neemt niet weg dat de VDAB-cijfers omtrent het aantal ontvangen vacatures een goede indicator zijn voor de jobcreatie en expansiedrang van bedrijven. Een stijging van het aantal vacatures wijst in het kader van de Toekomstindicator op groei, terwijl een daling van het aantal vacatures eerder een afkoeling van de economie inluidt. Om een zo zuiver mogelijk beeld te schetsen, kijken we hier enkel naar het aantal ontvangen vacatures die rechtstreeks bij VDAB worden gemeld. De ontvangen vacatures via wervings- en selectiekantoren en de uitzendopdrachten worden niet opgenomen in de meting.
Doorstromingscoëfficiënt
Vanaf 2010, bron: Federaal Planbureau
Demografische evoluties zoals de vergrijzing hebben een grote impact op onze economie. Hoeveel talent aanwezig is, bekijken we dus ook vanuit dit standpunt. De doorstromingscoëfficiënt is de ratio tussen de bevolkingsgroep van 15-24 jaar en 55-64 jaar. Als deze coëfficiënt groter dan 100 is dan betekent dit dat de leeftijdsklassen die de arbeidsmarkt zullen verlaten meer dan volledig vervangen zullen worden door jonge instromers. Omgekeerd duidt een coëfficiënt lager dan 100 erop dat de bevolkingsstructuur de vervanging van de uittreders niet volledig zal kunnen compenseren met jonge intreders.
Aantal universiteits- en hogeschoolstudenten
Jaargemiddelden vanaf 2010, bron: Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming
We vergelijken hier het aantal studenten hoger onderwijs met woonplaats in Limburg met de totale, Vlaamse studentenpopulatie in het hoger onderwijs. De bedoeling van deze indicator is om na te gaan in welke mate Limburgse jongeren ten opzichte van Vlaamse jongeren doorstromen naar het hoger onderwijs. Het laat ons toe om een kwantitatieve inschatting te maken van de toekomstige arbeidsreserve. We kijken meer specifiek naar de Limburgse studenten, aangezien we van hen kunnen verwachten dat zij makkelijker hun weg zullen vinden naar jobs op de Limburgse arbeidsmarkt.
Aantal leerlingen in BSO en TSO (‘harde’ richting)
Jaargemiddelden vanaf 2010, bron: Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming
Naast mensen die een eerder academisch parcours hebben gevolgd, zal er ook altijd nood zijn aan voldoende technische en beroepsprofielen. Dit geldt voor Limburg des te meer, gezien onze hoge industrialisatiegraad. De leerlingen van vandaag zijn de werknemers van morgen. Het aantal jongeren dat kiest voor een ‘harde’ technische of beroepsscholing bepaalt de mate waarin de toekomstige vraag vanuit het bedrijfsleven naar technisch- en beroepsgeschoolde arbeidskrachten ingevuld kan worden.
Aantal leerlingen in ASO (STEM)
Jaargemiddelden vanaf 2010, bron: Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming
Ook in het ASO probeert de Vlaamse overheid techniek en wetenschap te promoten. Het STEM-actieplan moet jongeren motiveren om te kiezen voor Science, Technology, Engineering en Mathematics om het tekort aan afgestudeerden in exact-wetenschappelijke en technische richtingen weg te werken. Deze STEM-cijfers zijn een indicator van het aantal leerlingen dat kiest voor een studierichting waarin ook techniek en wetenschap in zekere mate aan bod komen.