Jan Dijkgraaf :‘Ik ben niet geschikt voor leed; ik zie er absoluut de meerwaarde niet van in’
8 VolZin | 8 juni 2012
416639.indd 2
4-6-2012 14:44:39
modern leven
’We zouden broer en zus kunnen zijn’ De zweefteef en de hufter: de koopman en de dominee anno 2012 De zweefteef en de hufter - twee profielen, typerend voor het twittertijdperk. Twee werelden zonder raakvlakken, zou je denken. Maar spiritueel auteur Annemarie Postma en botte tegelspreukenfabrikant Jan Dijkgraaf lijken meer op elkaar dan ze aanvankelijk willen toegeven. Sterker nog: “We hebben een zielsconnectie.”
Door Eduard van holst pellekaan
Even kijken naar hun zogeheten twitterprofiles. Annemarie Postma – columnist, spreker, auteur van onder andere Ziels Eigenwijs en De Helende Kracht van Acceptatie – heeft, als we dit schrijven, zo’n 3600 followers. Jan Dijkgraaf – columnist, voormalig hoofdredacteur van onder andere HP/De Tijd, auteur, buttkickcoach – heeft er 4200. Is dat belangrijk? Ja, in twitterland bepaalt het aantal medetwitteraars dat je volgt, je status. Kwantiteit gaat voor kwaliteit. Echt grote spelers zijn de zelfbenoemde zweefteef en hufter (nog) niet. Ter vergelijking: Barack Obama heeft 16 miljoen followers, de dalai lama 4 miljoen, Geert Wilders 190.000, Arie Boomsma 35.000, NRChoofdredacteur Peter Vandermeersch 19.000 en Willem Aantjes 3800. En @VolZin1 heeft er 350 (u zou ons toch eens moeten volgen :-). Zonder twitter was De zweefteef en de hufter, hun ‘vulpencorrespondentie tussen twee werelden’, er niet gekomen. Of preciezer: als Postma op een goede dag Dijkgraaf niet had ontfollowed (vergeef ons de barbarismen in dit artikel), dus was opgehouden hem te volgen, en hij daar niet verongelijkt op had gereageerd, zou de briefwisseling nooit op gang zijn gekomen. Maar dat deed hij wel en wie beide auteurs de afgelopen maanden volgde op twitter, was reeds getuige van verhitte stekeligheden over en weer.
Vermaakboek Is het een leuk boek? Ja. Beide auteurs spelen hun rol met verve. Ze spelen vlot schrijvend met de kenmer-
ken die bij het hufter- en zweefteefschap horen. Dijkgraaf railleert over in spiritualiteit geïnteresseerde vrouwen als “sneuneuzen’” “ongelukkige vrouwtjes van boven de veertig met haar op hun bovenlip, doorgaans met lang haar met uitgroei en overgewicht, bedonderd door hun man en vervolgens in de ban geraakt van een of andere vage goeroe”. Postma komt met kernachtige lessen zoals we die van haar kennen. Pagina 107 bijvoorbeeld: “Onze geest is ongelooflijk slim in het omzeilen van onze levenslessen. Er is altijd een ‘maar’ om ons innerlijk werk niet te hoeven doen omdat we een ontzettende angst hebben om naar onszelf te kijken. Daarom mijden we vaak het waarachtige diepgaande contact met anderen, of breken het af voordat het écht diepgaand wordt. Zo proberen we de illusie in stand te houden dat niet wijzelf maar anderen de oorzaak zijn van onze pijn en problemen”. Feitelijk legt ze, tussen neus en lippen door, haar hele geloofsovertuiging neer in deze brieven. Knip de bewuste passages uit en het hele hedendaagse new age-geloof ligt voor je in zo’n twintig pagina’s. Maar het is geen zelfhulpboek, al drong de uitgever daar aanvankelijk op aan. Dijkgraaf: “Hij vroeg ons er nog een keer naar te kijken, dan werd ‘t misschien goed. Ik antwoordde met: Sorry, ik kan alleen uit de voeten met concrete vragen. En Annemarie’s reactie was: Ik verander niets aan de energie van het boek. Geniaal antwoord.” Postma: “Het is een vermaakboek.” Romantisch lijden Maar is het ook meer dan dat? De zweefteef en de hufter werkt het beste als de auteurs met elkaar botsen. Dan ontstaat er diepte. Bijvoorbeeld als Dijkgraaf in het PS bij zijn derde brief botweg vraagt: “Hoe kut is dat eigenlijk, die rolstoel?” Postma, die op haar elfde een dwarslaesie kreeg, antwoordt, twee brieven later, met een verpletterend, van sentimentaliteit gespeend relaas over hoe het is om dertig jaar alleen maar te kunnen zitten (en liggen). Ze schrijft: “Mijn lichaam is een heel dapper lichaam en doet ongelooflijk zijn best. (…) Maar het heeft het zwaar. Mijn stofwisseling is verstoord, mijn bloeds-
8 juni 2012 | VolZin 9
416639.indd 3
4-6-2012 14:44:42
omloop is slecht, mijn hart moet harder pompen, mijn lichaam kan afvalstoffen slechter kwijt en wonden op benen, billen en voeten genezen niet of nauwelijks. Toen ik onlangs mijn fysiotherapeut weer ontmoette die mij in mijn kindertijd behandelde, zei hij: ‘Ik vind het een wonder dat jouw voeten er nog aan zitten Annemarie, écht.’ Hij had tranen in zijn ogen”. In hun omgaan met lijden, verschillen Dijkgraaf en Postma enorm. “Ik ben er helemaal niet geschikt voor”, zegt Dijkgraaf. “Mijn drijfveer is het lijden vermijden. Ik ren er zo hard mogelijk voor weg en zie er absoluut de meerwaarde niet van in.” Postma: “Ik vind het iets moois, ik geloof, als neoboeddhist, in loutering door lijden. Bovendien, je kunt het niet buiten de deur houden. Vroeg of laat word je met de grilligheid van het bestaan geconfronteerd. Ik word vier keer per nacht wakker van helse pijnen die letterlijk tot op het bot gaan. Is dat erg? Nee, want ik heb lijden geïntegreerd in mijn leven en het oprecht omarmd. Mijn handicap hoort bij mij. Heb ik er last van? Jazeker. Verdriet van? Angsten over hoe oud ik word en of Robin, mijn man, mij niet gaat verliezen? Jazeker. Angst dat ik Robin kwijt raak en alleen oud moet worden? Ook. Hoe ik doodga? Of ik geen botten breek omdat die al dertig jaar ontkalken? Ja, dat allemaal. Maar hoe raar het ook klinkt: ik vind het iets heel romantisch hebben. Er schuilt grote romantiek in het lijden. In stilte lijd ik en dat vind ik mooi. Zelfs Robin weet niet hoeveel ik lijd. Ik beschouw het als een heel intieme zaak tus-
Annemarie Postma: ‘Er schuilt grote romantiek in het lijden; in stilte lijd ik en dat vind ik mooi’
sen mij en mijn schepper. We hebben een afspraak kennelijk, en die gaat alleen ons aan.” Dijkgraaf: “Sorry, daar kan ik helemaal niets mee. Ik snap het niet. Ik vind het fijn voor je dat je zo denkt. Maar het klinkt – in mijn beleving, zeg ik er tegenwoordig altijd maar bij – als een rechtvaardiging die je bedenkt voor het in een rolstoel zitten. Fabuleren om het draaglijk te maken.“
Kerels en wijven Postma heeft van Dijkgraaf geleerd, zegt ze. Postma: “Jan is heel direct. Ik ook, maar dankzij hem ben ik nog directer geworden. Zuiverder. En sinds ik hem ken, heb ik de wens laten vallen dat mensen het altijd maar met mij eens moeten zijn. Wat maakt het eigenlijk uit als iemand je niet begrijpt? Het contact met Jan heeft me er weer op gewezen dat spiritualiteit gewoon niets meer is dan in dit moment mens zijn met alles erop en eraan. Ik ben klaar met dat hele woord ‘spiritualiteit’. En met ‘spirituele mensen.’ Ik heb net een boek van A.L. Snijders gelezen. Een heel spiritueel boek. Alleen, het héét zo niet. Dat vind ik zo fijn. Het is heerlijk om met mensen om te gaan die heel spiritueel zijn, maar het niet zo noemen. Die je ook vragen stellen en uitdagen en niet alleen ja-knikken. Ik heb maar een paar vrienden – en daar reken ik Jan inmiddels ook toe – en daar zitten geen spirituelen bij. In new age-kringen wordt alles zo interessant gemaakt, opgeklopt. De een doet zich nog spiritueler voor dan de ander. Er is een hele hiërarchie, compleet met kledingvoorschriften. Afschuwelijk. Trouwens, die spirituele wereld vindt mij ook niet zo leuk, eerder een beetje raar.” Dijkgraaf: “Waarom dan?” Postma: “Mijn grote mond. Onthecht zijn en loslaten is voor veel new age-spirituelen hetzelfde als geen grenzen meer bepalen, geen gezond ego hebben. Maar gezond ego is heel belangrijk, want zonder zet je niets neer in de wereld. Mensen willen verlicht zijn zonder hun ego ooit te hebben ontwikkeld. Dat wordt ‘onthecht’ genoemd maar ik noem het: ontheemd zijn in het aardse bestaan. Ik hou niet van dat zijige. Ik hou van kerels en ik hou van wijven. Niet van die poezelige spirituele meisjes en mannen.“ Dijkgraaf: “Kijk, dat bedoel ik. Nog hufteriger dan ik.” En is Dijkgraaf verrijkt uit de correspondentie tevoorschijn gekomen? “Eh…, ik ben menselijker geworden, de laatste jaren. Ik leef bewuster en gezonder. Geen plofkippen meer. Meer vis eten. Maar een heleboel dingen die ze zegt in het boek: ik geloof het gewoon niet. Lul maar een eind weg, denk ik dan. Dat versta ik overigens ook onder bewust leven.” Gaandeweg het project bleek dat ze toch veel
10 VolZin | 8 juni 2012
416639.indd 4
4-6-2012 14:44:46
overeenkomsten hebben. Allebei loners, allebei vergroeid met hun werk, heel weinig vrienden, des te meer werkcontacten. Een gruwelijke hekel aan disloyaliteit en oneerlijkheid, afschuw van ‘types met een rubberen ruggengraat’. Dijkgraaf: “Ik herken mezelf in Annemarie Postma. We hadden broer en zus kunnen zijn.” Postma: “Op persoonlijkheidsniveau kunnen we elke dag met elkaar botsen. Ik ben bijvoorbeeld een gever, ik ga uit van het goede in de mens. Jan niet. Hij vertrouwt niemand tot het tegendeel bewezen is. Maar dat maakt niet uit want op zielsniveau voelen we een grote band. Ik vertrouw Jan blind.”
Vuur In zijn laatste brief in het boek schrijft Dijkgraaf: ‘“We snappen elkaar best, als we bereid zijn ons best te doen. Maar de reis ernaartoe moet niet te vlekkeloos verlopen. Liever flink wat reuring. Dat betekent wrijving. En wrijving is vuur. En vuur is lekker. En handel”. Het bevestigt wat je tijdens het lezen van het boek steeds meer begint te dagen. De zweefteef en de hufter zijn de aloude dominee en koopman. De archetypen van Nederland. De pijlers waarop dit land in de zeventiende eeuw groot werd. Het morele besef met het opgeheven vingertje erbij aan de ene kant, en de niet al te gewetenvolle, pragmatische handelsgeest aan de andere kant. Ogenschijnlijk staan ze haaks op elkaar maar in de praktijk vullen ze elkaar goed aan en werken ze goed samen.
Poldermodel De zweefteef en de hufter doet aldus denken aan Erasmus in de polder, het boek dat historicus Herman Pleij in 2005 publiceerde. Daarin schrijft hij: “Hoe fel de opponenten ook tegen elkaar tekeer kunnen gaan en hoezeer ze er niet in slagen om de ander voor het eigen standpunt te winnen, ze krijgen nooit echt ruzie en gaan aan het slot beschaafd uit elkaar (……) aan het slot is niemand monddood gemaakt.” Op de achterflap van De zweefteef en de hufter lezen we: “Eigenlijk is het boek ook een soort aanklacht tegen het aanscherpen van alle verschillen in de wereld, en het harde veroordelen van en oordelen over elkaar en elkaars levenshouding.” Zo zie je maar. Je denkt aanvankelijk een onoverkomelijke clash tussen twee wereldbeelden te lezen, maar Postma en Dijkgraaf blijken een lofzang op het poldermodel te hebben geschreven. Annemarie Postma en Jan Dijkgraaf: De zweefteef en de hufter, Mana, 146 blz. 14,99. twitter.com/annemariepostma, twitter.com/jndkgrf
column
marjoleine de Vos
Alles is geld Hoe besmettelijk het is, het nieuws. Of nieuws, nieuws, zoveel nieuws is er eigenlijk niet, we lezen en horen nu al tijdenlang hetzelfde: dat het slecht gaat met de economie, met de euro, met Europa en ook met Nederland. En sluipenderwijs dringt het door en ga je het geloven en erover denken – is mijn spaargeld straks voldoende voor mijn oude dag, houd ik mijn baan, krijg ik pensioen, moet ik niet bijverdienen en wat moet ik dan met dat geld doen. Ik zeg niet dat we het niet zouden moeten geloven. Maar het is wel opmerkelijk hoe zoiets sluipenderwijs de gedachten overneemt. Bij iedereen blijkbaar: het beroemde ‘consumentenvertrouwen’ is nog nooit zo laag geweest. Iedereen is bang om geld uit te geven. En van de weeromstuit denk je ook krankzinnig veel aan geld. Het lijkt ineens of het economische denken gewonnen heeft. Jarenlang de draak mee gestoken – ach die economen! die weten helemaal niet dat er belangrijker dingen zijn dan geld! – en nu gaan alle gesprekken over geld. Nu ja, niet alle gesprekken, gewoon onder vrienden is het heel goed mogelijk om over andere dingen te praten, maar ook daar komt het gesprek al gauw op de onzekere situatie en ook op dat we er eigenlijk niets van begrijpen. Want de verschillende economen spreken elkaar tegen, en politici vinden weer andere dingen en je kunt er als niet-econoom totaal geen wijs uit worden. Dus wachten we maar gelaten af wat er gaat gebeuren. Niemand durft meer goed over waarden te beginnen. Fabrieken die gebouwd worden, woonwijken die verrijzen op plaatsen waar vroeger niet gebouwd mocht worden, windmolens die ongeorganiseerd en lukraak neergezet het landschap verpesten – ineens durf je er niets meer van te zeggen. Weet je dan soms niet dat zulke dingen heel goed zijn voor de economie? En als je dat niet gelooft, dan heb je het toch weer uitsluitend over economie. Niet over de waarde van een mooi landschap, de vreugde die een stadswandeling geeft, hoe enthousiasmerend het is om jonge musici te horen spelen. Niet over duizend kleinigheden die een leven zin en kleur geven, of waar iemand juist over tobt: een verkoeling met een vriendin, een verkeerd gevallen woord, onverjaagbare melancholie. Alles verbleekt vergeleken bij ‘de euro’. En ik zal niet zeggen dat het geen ramp is als je ineens geen geld meer hebt. Maar hoe staat het ook weer geschreven? Elke dag heeft genoeg aan zijn eigen zorgen.
8 juni 2012 | VolZin 11
416639.indd 5
4-6-2012 14:44:50