Vibraties van de natuur Het mysterieuze denkraam van Marten Toonder
De honderdste verjaardag van Marten Toonder op 2 mei wordt groot gevierd. We eren een verhalenverteller die Nederland tientallen jaren een spiegel voorhield, een individualist die een hekel had aan kuddegedrag en samenscholingen. Listig als Tom Poes en argeloos als Heer Bommel leefde hij zijn lange leven en liet hij zich inspireren door het ‘kleine volkje’ en de vibraties van de natuur. God komt in Rommeldam niet voor, maar Toonders spirituele bezieling laat zich goed vinden. door willem van der meiden Illustraties Toonder Compagnie
Op het eiland Raap, ten zuiden van Kaap Hozebek, woont de tijwisselaar, ene Oene Horletoet. Hij trekt een ronde lijn over het strand en spreekt een bezwering uit:
De cirkel van Horletoet!
Trek terug, o vloed! Niet verder omhoog. Laat de cirkel droog.
Zeemansgezin
Het water gehoorzaamt en overspoelt de cirkel niet. Zo worden sinds jaar en dag eb en vloed geregeld.
Op 2 mei is het honderd jaar geleden dat Marten Toonder in Rotterdam werd geboren. Toonder
26 VolZin | 27 april 2012
408496.indd 2
23-4-2012 14:47:48
portret
schreef aan het eind van zijn leven een autobiografie. Hij kwam niet uit een warm gezin: vader altijd op zee, moeder vaak ziek. Met zijn broer Jan Gerhard Toonder, later schrijver geworden, had hij wel goed contact. Dat gold des te meer voor zijn buurmeisje Phiny Dick, later een verdienstelijke illustrator, die eveneens uit een koud zeemansgezin kwam en met wie Toonder tot haar dood in 1990 innig verbonden is gebleven. Marten Toonder was decennialang een van Nederlands meest gelezen schrijvers. Zijn krantenstrip over Heer Bommel en Tom Poes, begonnen in de oorlog in De Telegraaf, trok tienduizenden lezers en legden de kranten die ze publiceerden geen windeieren. De in boeken gebundelde verhalen beleefden eveneens herdruk na herdruk. En dan zijn er ook nog de andere strips, veelal gemaakt door medewerkers van Toonder: Kappie, Koning Hollewijn, Panda. Maar Heer Bommel was toch zijn grootste creatie. Tussen 1941 en 1986 verschenen 177 Bommelstrips – liever: stripromans – met in de hoofdrollen Olivier B. Bommel en Tom Poes en met belangrijke bijrollen voor bediende Joost, ambtenaar Dorknoper, commissaris Bulle Bas, markies De Canteclaer, burgemeester Dickerdack, buurvrouw Doddeltje en veel anderen. Uit de romans dampen een superieure taalbeheersing, archaïsmen die een nieuw leven zijn gaan leiden (struweel, zwerk, bosschage), vele neologismen die zijn blijven hangen in het Nederlandse collectieve geheugen (denkraam, kommer en kwel, minkukel, grofstoffelijk) en zeer fraaie plots. En daarbovenuit hangt de geur van een ironisch conservatisme, een behoudende maatschappijkritiek en van de mildheid die de auteur aan de dag legt ten opzichte van menselijke (on)hebbelijkheden. Naïeve ontwikkelingswerkers (‘De bevrijding van Sollidee’), gewetenloze kapitalisten (‘De bovenbazen’), milieucriminelen (‘De slijtmijt’), schipperende politici, bureaucraten en kuddedieren (‘Het monster Trotteldrom’) krijgen het van Toonder voor de kiezen. Veelal houdt hij hun de spiegel van de onveranderlijkheid van de wereld voor, zoals in ‘De Mob-beweging’ (1970): hoe hoog de jonge mobs ook springen, zij transformeren onontkoombaar bij volle maan in de stabs die zij zo verachten, om ten slotte vast te groeien in de aarde. Bij zijn overlijden in 2005 schreef ik dat als je Marten Toonder leest samen met het werk van generatiegenoot Annie M.G. Schmidt je de totale breedte van dertig jaar Nederlandse ideologiegeschiedenis te zien krijgt.
Afstandelijk Wie gretig grijpt naar zijn autobiografie, ondergaat een merkwaardige teleurstelling. Zo ingenieus als zijn verzinsels zijn, zo afstandelijk en vlak zijn de observaties over zijn eigen leven. Over dat leven lijkt
Wetenschap en natuurgeloof - Kapitein Walrus en tijwisselaar Oene Horletoet krijgen van Toonder beiden gelijk hij zelf niet de regie te hebben. Veel overkomt hem en op beslissende momenten valt hem het geluk vaak bij toeval ten deel. Uit het boek doemt een argeloze, ja wereldvreemde man op die met tomeloze inzet zijn artistieke productie tot stand brengt, maar nergens vertelt over de drijfveren en achtergronden van zijn fantasieën. Er is in dit levensbericht met andere woorden een grote distantie tussen de schepper en zijn scheppingen. Als bewonderaar sinds mijn jeugd probeer ik uit zijn levensbeschrijving, maar toch vooral uit zijn verhalen een beeld te krijgen van Toonders spirituele bezieling. Die is niet moeilijk te vinden, maar wel lastig te omschrijven.
Gruwzaam einde Toonder groeit vrijwel vaderloos op en de catechisatie in zijn tienerjaren biedt hem geen sublimering. Hij vertelt dat hij al tijdens de eerste bijeenkomst tot de conclusie komt dat het water er al was vóór God zijn scheppingswerk begon en dat God en het levenbrengende water complementair moesten zijn, een soort yin en yang: God het mannelijke en het water het vrouwelijke beginsel. Wanneer in dezelfde les naar het eind van de Bijbel wordt doorgebladerd waar geschreven staat: “De zee was niet meer”, reageert Toonder: “Een gruwzaam einde. De zee was niet meer. Onvoorstelbaar.” Christendom en kerk hebben sindsdien in Toonders leven nauwelijks meer een rol gespeeld. Ook in de Bommelverhalen komen zij niet voor en is georganiseerde godsdienst – vaak weldadig – afwezig. Er is geen dominee of pastoor te bekennen. ‘God’ is ook verdwenen uit Rommeldam. In ‘De Grote Onthaler’ (1977) steekt Toonder de draak met het overbekende beeld van een opperwezen dat een mooi tapijt knoopt waarvan de stervelingen slechts de onderkant zien. Er is in Toonders verhalen geen kerk die het natuurgeloof berispt en het heidens noemt of die kabouters en magiërs de les leest. En er is ook geen kerk die tegen wetenschap en ongebreideld vooruitgangsgeloof zegt: “Ho ho, waarom dat optimisme. Zijn we bij al dat weten niet toch iets vergeten?” ‘Natuurgeloof’ versus ‘wetenschap’ – daarover gaat het namelijk vaak in de verhalen van Heer Bommel. Die confrontatie vindt bijvoorbeeld plaats op het eiland Raap, het decor van het verhaal ‘De tijwisselaar’ (1962) met een geheimzinnige natuurkracht, merkwaardige figuurtjes die kennis hebben van
27 april 2012 | VolZin 27
408496.indd 3
23-4-2012 14:47:49
aloude magische praktijken en dicht bij de natuur staan. Tegenover hen staan verlichte lieden, mensen die hun kennis halen uit techniek en wetenschap. De schrijver maakt zelden een keuze – het verhaal loopt vrijwel altijd goed af en de magische verhaallijn en die van de moderne wetenschap denken allebei dat ze voor die goede afloop hebben gezorgd, maar de lezer mag kiezen. Meestal heeft Tom Poes het voor elkaar gekregen met een list.
Oerwijsheid De moderne wetenschap die tegenover Oene Horletoet, de tijwisselaar, staat, is kapitein Wal Rus van het goede schip de Albatros. Hij weet alles van het weer en zeestromingen, verklaart eb en vloed uit de werking van de maan, zoals het hoort, leest de barometer als de krant en weet dat krimpende wind wel eens een regenbui met zich mee kan brengen. Op het eiland Raap gaat dat totaal anders. Want terwijl kapitein Wal Rus zijn passagiers uitlegt dat de wind krimpt en dat er ondanks de stralende zon een bui op komst is, grijpt op het eiland de tijwisselaar zijn pijl en boog, legt aan en richt nauwkeurig op een langs drijvende vederwolk. Daarop laat hij los: “Dat is dat”, zegt hij, terwijl hij de gonzende boog laat zinken. “Precies in de gevoelige plek. Dat wordt een fris buitje; let maar eens op.” En ja hoor. De kapitein en de tijwisselaar krijgen beiden gelijk. Het natuurgeloof van hemel en aarde – ‘zo is het altijd gegaan’ – en het vooruitgangsgeloof van de wetenschap – ‘we worden steeds wijzer’ – krijgen bij Toonder beide gelijk. En ook beide ongelijk.
Professor Prlwytzkofsky en zijn assistent Alexander Pieps.
Kwetal herkent wijsheid in de argeloosheid van Heer Bommel en is diep onder de indruk van diens denkraam Misschien wel de meest saillante bijfiguur in de Bommelverhalen is het aardmannetje Kwetal, lid van het ‘kleine volkje’. Kwetal kent de aarde en de natuur en bezit een vorm van oerwijsheid. Die herkent hij in de argeloosheid van Bommel, die in het algemeen toch wordt behandeld als een oliedomme, zelfvoldane parvenu met veel te veel geld. Maar Kwetal is diep onder de indruk van Bommels denkraam. Aan de andere kant van het spectrum van de de natuurmystiek staat magister Hocus Pas, die het ondanks zijn vaardigheid in de zwarte magie toch altijd moet afleggen tegen het gezond verstand van Tom Poes en tegen de van toeval aan elkaar hangende klunzigheden van Heer Bommel. Tegenover hen staat de wetenschap in de gestalte van twee hooggeleerden: de oprechte, maar starre Prlwytzkofsky (‘Der hemeldonderweder!’) aan de ene en diens vileine tegenpool Sickbock (‘Ei ei!’) aan de andere kant.
Spirituele werkelijkheid Kobolden, reuzen, aardvolk, tijwisselaars en in diepe bossen verscholen mannetjes en vrouwtjes bevolken de verhalen, maar deels zelfs het leven van Toonder, zeker vanaf het moment dat hij Ierland heeft ontdekt. Phiny Dick en hij gaan er in 1964 wonen. Toonder schrijft dat zij er regelmatig Shee zien, leden van het kleine volkje. Ze zien tevens merkwaardige waterzuilen in een meertje en baden zich letterlijk in het einde van de regenboog. Dit is hoe langer hoe meer de spirituele werkelijkheid van Marten Toonder. Die begon met de astrologie van zijn broer, belangstelling voor reïncarnatie, theosofie en esoterie en culmineert dus in een innige verbondenheid met de vibraties van de natuur en de elementen. Het zal niet verbazen dat Toonder en zijn vrouw inspiratie putten uit het werk van Carl Gustav Jung. Hij schrijft over hem: “Zijn grootheid schuilt in zijn creativiteit. Hij had een geweldige verbeeldingskracht, waarmee hij in staat was om vorm te geven aan de schimmen en fantasieën die in het brein ronddwarrelen. En niet alleen vorm, maar ook inhoud en plaats, zodat het mogelijk is ze te bespreken en daardoor te begrijpen. En daar houdt de wetenschap niet altijd van.” Toonder verbindt aan deze observatie zijn eigen levensgeschiedenis. “Zonder me ervan bewust te zijn schakelde ik toen over op de zolder waar alle oude en vergeten dingen liggen die de kern van iemands ego vormen. En toen ik opnieuw kennis maakte met Jung, drong tot me door dat
28 VolZin | 27 april 2012
408496.indd 4
23-4-2012 14:47:50
Aardmannetje Kwetal (midden) bezit oerwijsheid. Rechts zijn vriend Pee Pastinakel, ook lid van het ‘kleine volkje’.
ik na de zolder al tastende bezig was om ‘gelijkenissen’ van zijn leer te maken zonder zijn leer te kennen. Dat was toen al een vreemde ontdekking – en nu ik er na al die jaren op terugkijk, merk ik met verbazing dat een groot deel van mijn verhalen autobiografisch is. En dat is meer een bekentenis dan lawaai in een klein straatje.”
Primitief? Wat gebeurt er op het eiland Raap? Is het nou primitief om te geloven dat eb en vloed geregeld worden door een cirkel in het zand te trekken? Oene Horletoet komt ernstig in verlegenheid wanneer hij in contact komt met de arrogante wetenschap, met de Verlichting in de persoon van kapitein Wal Rus. De tijwisselaar vraagt honderduit hoe het dan wél zit en de kapitein legt het allemaal geduldig uit. Leerling Kobbe Kobbema ziet dat met lede ogen aan. Hij weet zeker dat als zijn baas zich bekeert tot de wetenschap, tot het nieuwe geloof, de wereld zal vergaan. Want wie regelt er dan nog eb en vloed? De leerling gaat zijn kennis op eigen houtje toepassen. Maar de cirkel die hij trekt in het zand deugt niet, de vloed komt niet en het blijft maar eb. Het goede schip de Albatros blijft muurvast steken op een klip. Op het eind van het verhaal ontstaat er een alles vernietigende springvloed, die het eiland Raap doet verdwijnen. Intussen is ook de wetenschap van haar geloof gevallen, want kapitein Wal Rus kan er met zijn verstand niet bij waarom de vloed eerst uitbleef en waar nu die
Marten Toonders Autobiografie verscheen in vier delen tussen 1992 en 1998 en in één band in 1998. De tweede druk is van 2010, uitgave De Bezige Bij Amsterdam, de uitgeverij die alle gebundelde Bommelverhalen heeft uitgegeven en nog steeds uitgeeft. In het boek De Tao van Toonder bespreek Frank van Hartingsveld de ‘weg van het midden’, waarover Marten Toonder vaak sprak. Het boek is na jaren strijd om auteursrechten weer te koop: uitgave Panda, Den Haag. Voor activiteiten in het Toonderjaar zie: www.toonderjaar.nl
springvloed vandaan is gekomen. Zo spreekt ook dit verhaal van Toonder met twee woorden. Opgegroeid en ingegroeid in de christelijke traditie en utopie, heb ik me altijd thuis gevoeld in Toonders wondere wereld zonder godsdienstige instituties. In zijn denkraam is geen midden tussen de natuurkrachten en de Verlichting, een midden dat het christendom dikwijls voor zich heeft opgeëist. Waar dat midden ontbreekt, is er een constante strijd tussen gevoel en rede, waarvan de afloop ongewis is en slechts in fictie gesuggereerd kan worden. In Toonders wereld moet vaster omlijnde religie nog uitgevonden worden en het is een genoegen om als lezer daartoe in vrijwel elk verhaal te worden uitgedaagd. Van al die creativiteit was en is Marten Toonder voor mij de grote onthaler.■
27 april 2012 | VolZin 29
408496.indd 5
23-4-2012 14:47:51