Het Tweede Vaticaans Concilie: een wereldwijde vergadering van zo’n 2500 bisschoppen. De tv maakte voor het eerst kerkvorsten aaibaar.
Het concilie van de twijfel
Vijftig jaar na Vaticanum II ligt de droom aan diggelen en de kerk in puin De kerk bij de tijd brengen. Dat was het doel van het Tweede Vaticaans Concilie dat vijftig jaar geleden werd geopend. Het concilie wekte binnen en buiten de r.-k. kerk veel enthousiasme. Intussen zijn de ramen en deuren van de kerk weer gesloten. Dat is de schuld van falende kerkleiders, zegt menigeen. Maar Rik Torfs weet beter: de vernieuwers gaan evenmin vrijuit. “Als de leiders iets met de critici deelden, was het hun ongeloof. “
door Rik Torfs
Vijftig jaar geleden, op 11 oktober 1962,opende paus Johannes XXIII het Tweede Vaticaans Concilie. Ruim 2500 bisschoppen uit de hele wereld zouden drie jaar lang discussiëren over het interne leven van de r.-k. kerk en over de rol van hun kerk in de moderne wereld. Dat het concilie er kwam, was voor iedereen
een verrassing. Wie had zulk een initiatief verwacht van de bejaarde Johannes XXIII (1881-1963), die bij zijn keuze in 1958 door alle waarnemers als een overgangspaus werd beschouwd? Ook inhoudelijk zorgde het nieuwe concilie voor opschudding. Het centrale bestuursapparaat van de kerk (de Vaticaanse
16 VolZin | 28 september 2012
436408.indd 2
24-9-2012 12:12:41
50 jaar vaticanum ii
curie) probeerde de kerkvergadering met een strakke regie onder controle te houden, maar het concilie was nog geen week oud of het tij keerde volkomen, vooral onder impuls van bisschoppen en theologen van benoorden de Alpen. Verrassing en vernieuwing, wie had gedacht dat de kerk daartoe in staat was? En ook de formules die werden aangewend om het concilie te beschrijven, leidden tot enthousiasme. Een aggiornamento (Italiaans voor ‘bij de tijd brengen’), dat kan nooit verkeerd zijn. Ramen en deuren zouden worden opengezet in een instituut dat al eeuwenlang de wetenschappelijke en filosofische trends achternahinkte, na eerst vergeefs te hebben geprobeerd ze in de kiem te smoren. Het concilie kon ook op grote mediabelangstelling bogen, de televisie maakte kerkvorsten aaibaar. Dat bleek op zichzelf al een spectaculaire modernisering, nog vooraleer er één woord was gesproken.
Dubbelzinnige teksten Dat de verwachtingen groot waren, is dan ook niet verwonderlijk. Groot? Te groot. Vooreerst omdat de vernieuwing, die vanuit een katholiek perspectief verregaand leek, eigenlijk behoorlijk laat kwam. De steile Pius XII, paus van 1939 tot 1958, dacht misschien wel aan maar vernieuwing, maar slaagde er niet in wezenlijke stappen te zetten. Zo aanvaardde hij weliswaar
De vernieuwers vonden handelen als christen belangrijker dan de leer, zeiden ze. In feite wantrouwden ze de leer
meer wetenschappelijke vrijheid bij de studie van de Bijbel, maar bleef hij theologen zien en behandelen als volgzame medewerkers van het leergezag. Eigenlijk was de kerk tijdens Vaticanum II minder vernieuwend dan ze leek. Ze nam geen voorsprong. Ze verminderde enkel haar achterstand. Tweede punt: vandaag zijn de concilieteksten vooral indrukwekkend voor wie de katholieke codetaal beheerst. Religieuze teksten hebben natuurlijk hun eigen wetmatigheden en taal is tijdsgebonden. Maar ten tijde van het concilie werd te weinig beseft dat de taal die de opening predikte zelf gesloten bleef, vooral theologische fijnproevers raakte. Er kleefde nog een laatste nadeel aan de concilieteksten: al waren ze opgesteld in theologische taal, ze bleven ten diepste politiek, het resultaat van een compromis, waardoor ze bij momenten alles zeiden, maar ook het tegendeel ervan. Een voorbeeld van een politiek compromis is te vinden in de beroemde tekst van het conciliedocument over de kerk als Volk Gods (Lumen Gentium, nr. 8) waarin wordt vermeld dat de kerk van Christus bestaat in de katholieke kerk, subsistit in. Wie de tekst letterlijk leest, voelt onmiddellijk aan dat het niet om een exclusieve verhouding gaat. De kerk van Christus bestaat in de rooms-katholieke kerk, maar misschien ook elders. Toch werd in 2007, onder het pontificaat van Benedictus XVI, bewust geopteerd voor de enge interpretatie, waardoor de kerk van Christus restloos met de rooms-katholieke kerk samenvalt. De paus beweerde enkel de bedoeling van het concilie weer te geven. Een zeer betwistbare stelling. Maar dat de huidige paus die enge interpretatie op een geloofwaardige wijze kon verdedigen, vloeit voort uit de dubbelzinnigheid van de tekst die op haar beurt een noodzakelijk gevolg is van het kerkpolitieke compromis. Kortom, het concilie vertoonde meer zwakke plekken dan het vroeger leek.
Emancipatie
Opening van het Tweede Vaticaans Concilie in de St. Pieter te Rome, 11 oktober 1962.
Maar zelfs met deze gedachte in het achterhoofd blij ven de effecten van Vaticanum II bijzonder teleurstellend. Daar zie ik twee redenen voor. De eerste vloeit voort uit het gegeven dat kerkelijke vernieuwingstendensen kopje onder gingen in de algemene emancipatiegolf, die kort na het einde van het concilie de Westerse wereld pijlsnel veroverde.
28 september 2012 | VolZin 17
436408.indd 3
24-9-2012 12:12:49
Op het moment dat de kerk ramen en deuren open zette, kregen intellectuelen het pas echt moeilijk met haar
Johannes XXIII in de sedia gestatoria, pauselijke draagstoel.
Het basismechanisme is even simpel als verraderlijk. In eerste instantie wilden katholieken emancipatie in de kerk. Dat verlangen oversteeg overigens de reikwijdte van de concilieteksten. Al gauw ging het over het verplichte priestercelibaat, later zelfs over vrouwelijke priesters. Zo brak een tweede fase aan, waarbij de discussie niet langer om emancipatie in de kerk draaide, maar om emancipatie omwille van de emancipatie. Een illustratie hiervan is de stelling dat de gelijkheid tussen man en vrouw een kwestie van rechtvaardigheid is, zowel in de kerk als in de samenleving. Het zwaartepunt verschoof dus van kerkvernieuwing naar emancipatorisch denken als dusdanig, met natuurlijk ook gevolgen voor de kerk. Gelijkheid tussen de geslachten raakt de criteria voor de priesterwijding, die niet alleen aan mannen mag worden voorbehouden. Daarna volgde een derde fase, waarin
Advertentie
De Nieuwe Liefde In wat voor wereld leven wij? 16 okt
Âť
vanaf 22 okt
Âť
DA COSTAKADE 102 - 1053 WP AMSTERDAM
18 VolZin | 28 september 2012
436408.indd 4
24-9-2012 12:12:55
emancipatie zich tegen de kerk keerde, die doorging als een symbool van behoudend denken. Dat was een algemeen verschijnsel in vele Westerse landen, waarin sommige activisten zich op enkele jaren of zelfs enkele maanden tijds ontpopten van liturgische vernieuwers tot fervente critici van het West-Europese maatschappijmodel.
Geloofstwijfel Maar de tweede en belangrijkste reden voor het falen van Vaticanum II ligt elders. Wat op het eerste gezicht een poging tot kerkvernieuwing was, en wat stilaan een kerkcrisis werd, bleek uiteindelijk slechts een symptoom van diepe geloofstwijfel. Zelfs van een Europese identiteitscrisis. Misschien gaat die conclusie te ver, maar de crisis als algemeen Westers definiëren klopt evenmin, omdat ze in de Verenigde Staten, overigens anders dan in Québec bijvoorbeeld, minder diep ging. De geloofstwijfel was duidelijk aanwezig bij de kerkvernieuwers. Zij bouwden daarbij voort op een al bestaande traditie die het handelen essentiëler vond dan de leer. Vaak was dat een camouflagetechniek om de twijfel, of zelfs vertwijfeling, aangaande diezelfde leer te verdoezelen. Mensen vonden het handelen belangrijker, niet omdat zij het handelen opwaardeerden, maar omdat ze de leer wantrouwden. De nadruk op het handelen leek gestoeld te zijn op een ‘totaal engagement’ dat tot diep in de jaren zeventig allerlei emancipatiebewegingen zou kenmerken. Maar eigenlijk was de keuze voor de armen een keuze uit armoede. Wanneer de leer, na eeuwenlange erosie, niets meer zegt, bestaat de enige uitweg in de daad. Terecht kan kritiek worden geoefend op kerkvernieuwers die, bijvoorbeeld tijdens het Pastoraal Concilie van de Nederlandse kerkprovincie in Noordwijkerhout (1966-1970) – de bijeenkomst was bedoeld om de resultaten van Vaticanum II naar het eigen land te vertalen – het vermolmde systeem hebben bestormd. Soms misten zij geloof. Vaak was hun spirituele gedrevenheid beperkt, of werd ze herleid tot verontwaardiging over sociaal onrecht. Toch ben ik ervan overtuigd dat pleidooien tegen de soms verwoestende gevolgen van het verplichte priestercelibaat of tegen de theologisch mooi verpakte vernedering van de vrouw niet zomaar een modeverschijnsel waren. De eisen waren terecht. Maar zij werden bepleit zonder verbale elegantie, en vooral, ze waren niet altijd gestoeld op een intact gebleven religieus aanvoelen. De Acht Mei Beweging, die mij overigens zeer lief blijft, stelde geregeld binnen- en buitenkerkelijke machtsverhoudingen aan de orde, zich daarbij terecht op evangelische radicaliteit beroepend, maar ondertussen soms barmhartigheid vergetend, ook al is die niet
Nederlandse delegatie, 1ste rij v.l.n.r mgr. Baeten, mgr. De Vet, mgr. Bekkers, kardinaal Alfrink, mgr. Nierman, mgr. Moors, mgr. Bluyssen en mgr. Jansen. (foto HH)
minder evangelisch. Kortom, niet de thema’s die de vernieuwers aan de orde stelden schoten tekort, maar de manier waarop ze die thema’s beleefden en in de bredere traditie wisten te situeren, of daar juist niet in slaagden.
Falende leiders Maar niet alleen de vernieuwers deden het niet goed genoeg. Ook de bisschoppen faalden. Hun falen moet hen zwaarder worden aangerekend, juist omdat zij leiders waren. Ik geloof niets van de vaakgehoorde stelling dat de critici religieus ontworteld waren, terwijl het kerkelijke apparaat zich uitsloofde om de bedreigde religiositeit over de crisis heen te tillen. Integendeel, als er iets is wat de leiders met de critici deelden, was het hun ongeloof. Kerkleiders waren meer bekommerd om het overeind houden van het eigen systeem dan om het beantwoorden van existentiële vragen. Bekommernis om het eigen systeem: precies deze vorm van groepsegoïsme speelde ook een belangrijke rol bij het toedekken van seksueel misbruik in talloze dossiers die juist in de postconciliaire jaren massaal op blijken te duiken. De oude generatie Nederlandse bisschoppen, van Bluyssen over Alfrink tot Ernst, wekte in Rome argwaan. Dat leidde tot de benoeming van een ander type bisschoppen dat de structuren verdedigde. Daarbij namen zij het op voor rituelen alsof het om de waarheid zelveging, en blokkeerden zij vernieuwing nog voordat ze precies wisten wat die beoogde. Dit terugplooien op zichzelf had twee kwalijke neveneffecten. Vooreerst ging de discussie tussen de leiders en de critici niet over het geloof als levensoriëntatie, maar over allerlei losse geloofspunten. Dat alleen al is een teken van crisis. Geloof laat zich niet ontbinden in een reeks geloofspunten. Wie geloofspunten verengt tot wachttorens vanhet geloof, verbergt daardoor hun zwakte. Wachttorens zijn immers alleen maar nodig
28 september 2012 | VolZin 19
436408.indd 5
24-9-2012 12:13:03
als er iets bewaakt moet worden dat niet sterk genoeg is om te overleven zonder externe steun. Maar niet alleen op religieus vlak schoten de leiders tekort. Ook op intellectueel vlak gingen ze vaak onder het koord door. Tegen de geest van het concilie in, waar theologie de status van wetenschap kreeg en niet werd gereduceerd tot een verdedigster van het systeem, verloor de kerk contact met de intellectuele wereld. Het blijft een verrassende paradox dat voordat van het grote aggiornarmento sprake was intellectuelen het minder moeilijk hadden met het instituut, dan nadat deuren en vensters waren opengegooid. Op een moment dat velen het tegenovergestelde hoopten, verkoos de institutionele kerk orthodoxie boven de zuiverheid van het denken. Paus Paulus VI (1962-1978) aarzelde nog, Johannes Paulus II (19782005) koos zonder aarzelen voor de behoudende weg. Dat vertaalde zich wereldwijd in de selectie van priesterkandidaten, die vaak romantici bleken te zijn, wier gebrek aan denkkracht onmogelijk maakte wat Gaudium et Spes, het baanbrekende conciliedocument over de plaats en rol van de kerk in de moderne samenleving nochtans had beloofd: de kerk een plaats te geven in de wereld van deze tijd.
Droom aan diggelen Dat Vaticanum II op termijn geen voltreffer is gebleken, valt nauwelijks te loochenen. Het concilie werd enkel een succes voor wie er in slaagde het zich toe te eigenen, en dat is de kerkelijke overheid. Zij selecteert uit de concilieteksten de passages die haar beleid legitimeren. In vele Westerse landen ligt de droom aan diggelen en de kerk in puin. Elke retoriek die het tegendeel beweert of het falen op het conto schrijft van wie niet langer gelooft of kan geloven, is een uiting van vluchtgedrag. Bestaat er dan geen hoop meer? Toch wel. Maar er moeten heel wat hindernissen worden genomen. De belangstelling voor wat religie ten diepste is, namelijk het openstaan voor het transcendente, moet weer worden onderkend en geuit, zowel bij de critici die helaas vaak het instituut de rug hebben toegekeerd, als bij de kerkelijke overheid, die zich doorgaans van haar ongeloof niet eens bewust is. En ten slotte: de brug met de intellectuele wereld moet weer worden geslagen. Fidens quaerens intellectum: het geloof zoekt naar redelijk inzicht. De woorden van Augustinus van Hippo (354-430) zijn actueler dan ooit. Ze blijven dat meer dan de teksten van Vaticanum II, dat wellicht niet voor de eeuwigheid is bedoeld, maar gewoon een concilie van vijfig jaar geleden blijkt te zijn. Wat niet eens zo erg is. ■ Rik Torfs is hoogleraar kerkelijk recht aan de Katholieke Universiteit Leuven en lid van de Belgische Senaat voor CD&V.
column
NUWEIRA YOUSKINE
De dwalenden We bevinden ons naast de evangelische kerk, had ze uitgelegd. Na enig rondzwalken had ik het dan gevonden, het instituut waar ik voor een paar maanden mijn Arabische taal zou opfrissen. Het bevond zich in hartje Beiroet (Libanon), vlakbij mijn onderkomen, met flexibele lesschema’s en goedkope tarieven. Bijna te mooi om waar te zijn, dacht ik nog. En dat was het natuurlijk ook, zo ontdekte ik op lesdag drie. Mijn docente bracht de conversatieles op slinkse wijze op theologie en vroeg me of ik het eerste hoofdstuk van de Koran kende. Dat kende ik. In dat eerste hoofdstuk wordt gesproken over “de dwalenden”. Of ik wist wie die dwalenden waren, vroeg ze door. Zo goed en zo kwaad als het ging, begon ik te antwoorden. Dat dit waarschijnlijk degenen waren die niet naar de goddelijke boodschap wilden luisteren, degenen die zich moedwillig van God afkeerden... Ze onderbrak me nogal haastig. “Nee. Die dwalenden, daar bedoelt de Koran de Joden mee.” Nu wordt er in het hele hoofdstuk in de verste verte niet gerept over Joden, dus ik keek haar met open mond aan en vroeg haar hoe ze dat zo zeker wist. Ze glimlachte. “Geloof mij maar. Ik heb mijn hele leven al Koran bestudeerd.” Eerder had ze ons verteld dat ze 34 was, dus heel veel indruk maakte dat niet op me. Als om mijn scepsis te bezweren, begon ze te vertellen. Hoe ze altijd een zeer vrome moslima was geweest. Hoe ze een christelijke vriendin had waarmee ze een keer naar de kerk was gegaan – voor de grap. Hoe ze daar hoorde, dat God van iedereen hield en ze niet bang voor hem hoefde te zijn. Kortom, ze had het licht gezien en was bekeerd tot het christendom. Nu was het mijn beurt om te glimlachen. Ook ik zag ineens het licht. Mijn lessen konden goedkoop aangeboden worden, omdat ze waarschijnlijk gesponsord werden door welwillende evangelisten. Het vuur van de bekering had mijn docente geleerd de Koran zodanig te bekijken, dat elke zinsnede gezien werd als anti-Joods of anti-christelijk. Haar verschillende uitlatingen ergerden me enigszins, maar uiteindelijk besloot ik er het zwijgen toe te doen. De lessen zijn goed en tenslotte zijn er alleen maar winnaars in dit verhaal: zij hopen misschien mij ooit voor het christendom te winnen, en mijn taalontwikkeling vaart er wel bij. Een win-win situatie.
20 VolZin | 28 september 2012
436408.indd 6
24-9-2012 12:13:10