Wet- en regelgeving Met o.a. Hoogbegaafd zijn, een belemmering? / Kwaliteitsondersteuners: de ‘kritische vriend’ van de directeur / Resultaten verbeteren door inspirerend leiderschap / ‘Ik heb getwijfeld over België’ / Mees Kees vindt kinderen leuk / 1 jaar passend onderwijs: de stand van zaken / Best practice / Checklist / Actueel
Jaargang 3 I nummer 4 I oktober 2015
Tonnie van Geel & Lieke Kessels Over kwaliteitsondersteuners bij stichting SKOzoK
www.pomagazine.nl - POM nummer 3 © Instondo 2013 1
Omdat
hij de best opgeleide Intern Begeleider verdient… Als Intern Begeleider helpt u voorkomen dat kinderen buiten de boot vallen en managet u de onderwijszorg binnen uw school. Dankbaar, maar verantwoordelijk werk dus, waarin het belangrijk is alle innovatie bij te houden. Dat stelt hoge eisen aan het verwerven en bijhouden van uw vakkennis. Hoe vindt u de beste opleiding uit het grote aanbod? Antwoord: kies een opleiding die is opgenomen in het Register van het Centrum voor Post-Initieel Onderwijs Nederland. CPION toetst, registreert en diplomeert het cursusaanbod voor post-initiële opleidingen. Alleen als deze voldoen aan de strengste kwaliteitscriteria krijgen ze het predikaat Registeropleiding. Zie het als een garantie voor de waarde van uw diploma of certificaat. En voor de best mogelijke onderwijszorg aan kinderen die het nodig hebben.
…verdienen alle deelnemers aan deze opleidingen een felicitatie: CPION feliciteert alle (aankomende) Intern Begeleiders die zich via de opleidingen hiernaast (nog beter) voorbereiden op hun dankbare werk. Al deze Post-HBO Registeropleidingen zijn inhoudelijk getoetst op inhoud en niveau en voldoen aan de strenge kwaliteitseisen van de Stichting PHBO Nederland.
Brokx Consultance, Drunen Brokx Consultance, Drunen Centrum voor Nascholing Amsterdam, Amsterdam ECNO, Groningen Hogeschool IPABO, Amsterdam Inholland Academy, Alkmaar Inschool BV, Amersfoort Marnix Academie, Utrecht Marnix Academie, Utrecht M&O Groep, ‘s-Hertogenbosch SONedutraining, Doetinchem Via Vinci Academy, Breda
Intern Begeleider Primair Onderwijs Intern Begeleider/Zorgcoördinator Intern Begeleider PO Intern Begeleider Intern Begeleider Intern Begeleider/Remedial Teacher Intern Begeleider Primair Onderwijs Intern Begeleider Top-opleiding Intern Begeleider Opbrengstgericht Intern Begeleiden Intern Begeleider Intern Begeleider/Zorgcoördinator
CPION Keurmerk Registeropleidingen Alleen voor post-initiële opleidingen die er écht toe doen. CPION
Postbus 701
3000 AS Rotterdam
tel: +31 (0)10 201 42 99
www.cpion.nl
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave
06
12
‘Ik heb getwijfeld over België’
De zoektocht van de inspectie naar een waarderingskader
In gemeenten die grenzen aan Vlaanderen is het naar school gaan aan de andere kant van de grens geen ongewoon fenomeen. Bij heel wat jonge ouders is de optie om hun kind in Vlaanderen naar school te laten gaan aantrekkelijk, te oordelen naar de schoolbussen die in West-Brabant rond rijden om de leerlingen op te halen.
Een jaar voordat passend onderwijs verplicht werd is de inspectie begonnen met het beoordelen van de kwaliteit van samenwerkingsverbanden. Floor Wijnands is vanuit de inspectie nauw betrokken bij het kwaliteitsonderzoek en bespreekt waar samenwerkingsverbanden nu staan. Hij is positief over de kwaliteit.
En verder
04 05 11 15 16 24 28 31 32 36 38 42 43 44
Actueel Redactioneel Column Geschillencommissie Passend Onderwijs Mees Kees vindt kinderen leuk School aan Zet ‘De Werkwijzer’ Kwaliteitsondersteuners: ‘kritische vriend’ van de directeur Veelgestelde vragen Hoogbegaafd zijn, een belemmering? Media 1 jaar passend onderwijs, de stand van zaken Veelgestelde vragen Checklist Agenda
32 Resultaten verbeteren door inspirerend leiderschap Wat vraagt het om méér met minder te doen? Hoe kunnen we beter presteren dan voorheen? In hun boek ‘Uplifting Leadership’ nemen Andy Hargreaves en zijn collega’s ons mee in hun kijk op leiderschap dat prestaties van organisaties verbetert. In dit artikel lichten we enkele van deze factoren toe. 3
Actueel “Digitale lestoepassingen noodzakelijk” Drie op de vijf Nederlanders vindt het noodzakelijk dat scholen digitale toepassingen als tablets en digiborden gebruiken in hun lessen. De ontwikkeling hiervan moet volgens 60 procent van de Nederlanders door de school zelf gefinancierd worden. Deze conclusie trekt Multiscope uit onderzoek onder ruim duizend Nederlanders. Tablets worden momenteel door 20 procent van de scholen ingezet voor lesdoeleinden. Respondenten met schoolgaande kinderen gaven aan dat de computer het vaakst gebruikt wordt. Bovendien worden digitale toepassingen een steeds vaker gebruikt middel bij lesdoeleinden. De ruime meerderheid vindt dat schooldirecties verantwoordelijk zijn voor het nemen van initiatieven op dit gebied. 20 procent van de ondervraagden vindt dit thuishoren bij de Rijksoverheid. Bert Jeuring van Stichting Basis Op Kop, een ICT-samenwerking van alle Enschedese basisscholen, benadrukt het belang van digitale toepassingen: “De samenleving is in hoog
tempo aan het digitaliseren. Het wordt belangrijk om kinderen hier goed op voor te bereiden. Daarom is het voor grote organisaties zoals scholen een must om een stabiel en voldoende snel netwerk te hebben waarop allerlei digitale toepassingen soepel kunnen draaien.” Bron: Reggefiber (2 juli 2015)
Formatieve toetsen bieden meer leerwinst De leerlingen presteren beter op rekenwinskundeonderwijs wanneer leerkrachten worden ondersteund bij het gebruik van formatieve toetstechnieken. Deze toetsen geven weer wat leerlingen al kennen en kunnen, zodat hierop het onderwijs kan worden aangepast. Uit een vragenlijst onder 1000 leerkrachten blijkt dat zij formatieve toetsen vaker gebruiken dan summatieve methoden. “Een formatieve toetsvorm is bijvoorbeeld werk van leerlingen nakijken om op basis daarvan nieuwe instructie te geven,” zegt Michiel Veldhuis, hij promoveert op dit onderwerp aan de Universiteit Utrecht. “Leerkrachten doen echter 4
nog weinig met nieuwe inzichten over toetsen. Ze gebruiken bijvoorbeeld nauwelijks opgaven waarin leerlingen kunnen laten zien wat ze al weten.” Leerkrachten daarbij ondersteuning bieden blijkt belangrijk. Er kan meer leerwinst gehaald worden uit formatief toetsen. “De toetstechnieken in een boekje beschrijven en dat uitdelen onder leraren, werkt niet”, zegt promotor en mede-onderzoeker Marja van den Heuvel-Panhuizen. “Leraren moeten op weg worden geholpen en vervolgens moeten zij hun ervaringen met anderen kunnen delen. Dat geeft hen vertrouwen om de toetsvormen te gebruiken.” Bron: Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (19-06-2015)
Actueel Wet- en regelgeving
Redactioneel
Eén jaar passend onderwijs Passend onderwijs maakt een goede start volgens de PORaad. De Raad vindt dit mede naar aanleiding van de laatste voortgangsrapportage (juni 2015). “We zien nog niet overal het eindresultaat, passend onderwijs zoals het moet zijn, maar we zien duidelijk de meerwaarde ontstaan. Kinderen krijgen meer kansen, ouders worden meer betrokken bij de school. Daar doen we het voor,” zegt Rinda den Besten, voorzitter van de PO-Raad. “Waar invoeringsproblemen ontstaan, werken we hard aan een goede oplossing.” Dit succes kan alleen blijven bestaan als het onderwijs rust, ruimte en vertrouwen blijft krijgen om passend onderwijs verder uit te bouwen, schrijft de Raad. “Daarmee voorkomen we dat scholen steeds weer moeten werken met nieuwe regels wat ten koste gaat van de aandacht die zij willen en moeten besteden aan hun leerlingen. “Alleen door de rust in het onderwijs te bewaken, kunnen we het kind centraal blijven stellen. Bron: PO-Raad (31-07-2015)
Verklein kloof tussen basisen voortgezet onderwijs De kloof tussen het basis- en het voortgezet onderwijs zou minder groot moeten zijn volgens basisschool Het Talent (Lent) en het Kandinsky College (Nijmegen). Zij komen hiermee tegemoet aan een vaker gehoord geluid over de overstap naar het voortgezet onderwijs. Een aantal snelle leerlingen van de basisschool volgt al vakken Engels en scheikunde op de middelbare school. Deze samenwerking ontstaan, toen de basisschool begon met het aanbieden van tweetalig onderwijs. Behalve dat leerlingen van de basisschool naar het voortgezet onderwijs gaan voor lessen, geven docenten van het Kandinsky College ook lessen op de basisschool. Over vier jaar wordt bekeken of deze samenwerking werkt en of meer scholen dit kunnen organiseren. Basisscholen hebben de vrijheid geven om maximaal de helft van de reguliere lessen in het Engels, Frans of Duits te geven. Twaalf scholen doen mee aan een pilot waar tot 50 procent van de lessen in het Engels gegeven worden. Bron: Nationale Onderwijsgids (31-07-2015)
Ron Benjamins
Weerstand Leerkrachten zijn niet zo positief over passend onderwijs. Dat blijkt uit onderzoek van Duo en het Algemeen Dagblad. Veel leerkrachten vinden dat passend onderwijs ten koste gaat van de ‘gewone’ leerling. Ze hebben te weinig tijd om leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben goed te helpen. Ze vinden dat ze daarvoor ook te weinig scholing hebben ontvangen. Veel leerkrachten zien dat leerlingen het niet redden op reguliere scholen, ook al krijgen ze extra aandacht. Veel leerkrachten vinden passend onderwijs geen oplossing voor leerlingen met gedragsproblemen. Dat zijn al met al geen kinderachtige bezwaren. Precies dezelfde argumente n tegen passend onderwijs werden genoemd toen het allemaal nog in ontwikkeling was. In de afgelopen jaren waren er veel leerkrachten die niet geloofden dat passend onderwijs in de praktijk zou werken. De resultaten van het onderzoek nu geven niet alleen de ervaringen weer van het afgelopen jaar, maar ook de opvattingen die leerkrachten al jarenlang hebben. Het lijkt me heel verstandig om die opvattingen serieus te nemen. De mensen die passend onderwijs waar moeten maken, willen die dat eigenlijk wel? Dat is geen kwestie van professionaliseren. Dat is een vraag naar overtuigingen en aannames. Leerkrachten verdienen het om daarin serieus genomen te worden. En hun leerlingen verdienen dat ook. 5
Vlucht naar België
‘Ik heb getwijfeld over België’ Heel wat jaren geleden zong Het Goede Doel dat ze twijfelden over België en diezelfde tekst sprak mijn dochter toen ze het over de schoolkeuze van onze kleinzoon had. In gemeenten die grenzen aan Vlaanderen is het naar school gaan aan de andere kant van de grens geen ongewoon fenomeen. Sterker nog, in een gemeente als Roosendaal gaan in het schooljaar 2015-2016 maar liefst 126 kinderen in het Vlaamse Essen naar school. Bij heel wat jonge ouders is de optie om hun kind in Vlaanderen naar school te laten gaan aantrekkelijk, te oordelen naar de schoolbussen die in WestBrabant rond rijden om de leerlingen op te halen.
Ook in Vlaanderen valt het op dat veel leerlingen uit Nederland komen. Zo zei de Vlaamse minister van Onderwijs, Hilde Crevits in april 2015 dat het aantal Nederlandse kleuters op Vlaamse scholen licht toeneemt (van 1023 in 2011-2012 naar 1278 in 2014-2015), maar dat dit niet leidt tot problemen op scholen. De Vlaamse parlementariër en psychologe Vera Jans (CD&V) had hier kamervragen over gesteld, en zij veronderstelde dat de toename zou komen doordat kinderen vanaf 2.5 jaar worden toegelaten op scholen in België en dat ouders dan geen dure Nederlandse kinderopvang hoeven te betalen. Tijd om eens te reflecteren op de redenen die ouders hebben om te kiezen voor Vlaanderen als onderwijsland. In het tijdperk van passend onderwijs zou de vraag gesteld kunnen worden hoe passend het Nederlandse onderwijs is, als zoveel leerlingen uitwijken naar scholen over de grens.
wel gewone basisscholen met een schoolbus: scholen of hun koepelorganisatie kunnen zelf voor gemeenschappelijk vervoer zorgen, of de gemeente kan dat doen voor alle scholen op haar grondgebied. Met name (openbare) scholen van het gemeenschapsonderwijs (GO!) zetten schoolbussen in. Het GO! organiseert zelf leerlingenvervoer in het gewoon onderwijs om de vrije keuze voor onderwijs te garanderen. Leerlingen die binnen een redelijke afstand geen vrijekeuzeschool vinden, kunnen als ze de dichtstbijzijnde school bezoeken rekenen op gratis leerlingenvervoer. Tot nu toe haalden deze bussen ook leerlingen in Nederland op zonder kosten voor ouders. Recent gaan er geluiden dat ouders voor deze vervoersvoorziening ook een vergoeding zouden moeten gaan betalen. In steden aan de NederlandsVlaamse grens is het ’s morgens dan ook gebruikelijk dat leerlingen gekleed in gele hesjes, aan de hand van een van de ouders, bij de bushalte staan te wachten op een Vlaamse schoolbus.
“Veel ouders overwegen een Vlaamse school vanwege de structuur en de discipline in het onderwijs.”
Vervoer In het gewoon onderwijs in Vlaanderen en Brussel (het regulier basisonderwijs) voorziet de Vlaamse overheid niet in een systeem voor leerlingenvervoer. Leerlingen maken in principe gebruik van het openbaar vervoer. Toch zijn er
6
Overblijven In Vlaanderen is het niet alleen gebruikelijk dat alle leerlingen op school overblijven, maar wordt ook in veel gevallen tegen een kleine vergoeding
Vlaams onderwijs
een warme schoolmaaltijd geserveerd. Op de website van veel Vlaamse scholen is het weekmenu van de schoolmaaltijd terug te vinden. Op andere scholen worden er boterhammen gegeten. Het overblijven zelf is veelal zonder extra kosten. Door voedingsdeskundigen worden de schoolmaaltijden geprezen, omdat blijkt dat kinderen net door die bewuste maaltijden beter leren proeven en minder kieskeurig worden qua eten. Moeilijke eters leren
hun gedrag al op jonge leeftijd af. Door op school met de hele klas samen te eten ontstaat een beter eetgedrag. Onderzoek laat zien dat die maaltijden vaak gevarieerder zijn in aanbod dan dat kinderen thuis krijgen, waardoor ze nieuwe dingen leren kennen. Ook de aanmoediging van andere vriendjes en vriendinnetjes helpt bij het consumeren van nieuw, onbekend voedsel.
7
Vlucht naar België
Onderwijscultuur of discipline Gevraagd naar de verschillen tussen het Vlaamse en het Nederlandse onderwijs wordt door ouders, die ervaring hebben op scholen aan beide zijden van de grens, aangegeven dat in Vlaanderen het onderwijs meer gericht is op de groep en in Nederland meer op het individu. Op veel scholen is het verschil al te zien als de bel gaat. Waar in Nederland alle leerlingen massaal richting deur stromen, stellen in Vlaanderen de leerlingen zich in rijen op en gaan ze groepsgewijs naar binnen. Veel ouders geven aan, dat ze overwegen te kiezen voor een Vlaamse school vanwege de structuur en de discipline in het onderwijs. Vlaamse leraren merken het overigens wel als er leerlingen in de klas zitten, die uit Nederland komen. Naast een beter ontwikkelde woordenschat is ook de zelfstandigheid beter ontwikkeld.
2014 ingestemd met het M-decreet. ‘M’ staat voor maatregelen voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften. Met het M-decreet heeft de Vlaamse regering een belangrijke stap gezet om het onderwijs meer inclusief te maken voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften. Het M-decreet is vergelijkbaar met het passend onderwijs in Nederland, maar richt zich sterker op inclusief onderwijs. Zo zal de nascholing op initiatief van de overheid tijdens de schooljaren 2015-2016 en 2016-2017 in het teken staan van inclusief onderwijs. Overigens is voor ouders de speciale leerlingzorg zelden een reden om onderwijs aan de andere kant van de grens op te zoeken. Vaker is het zo, dat wanneer een leerling in België naar school gaat en speciale zorg nodig heeft, de leerling aangemeld wordt voor speciaal onderwijs in Nederland.
“In het tijdperk van passend onderwijs zou de vraag gesteld kunnen worden hoe passend het Nederlandse onderwijs is, als zoveel leerlingen uitwijken naar scholen over de grens.”
Aandacht voor speciale onderwijszorg Net als in Nederland is er ook in Vlaanderen veel aandacht voor leerlingzorg en leerlingbegeleiding. Leerlingen die veel extra zorg nodig hebben, kunnen in Vlaanderen verwezen worden naar het buitengewoon onderwijs. Vlaanderen heeft een fijnmazige structuur in het buitengewoon onderwijs (in Nederland speciaal onderwijs). Het buitengewoon onderwijs kende tot voor kort 8 verschillende types voor uiteenlopende problematieken. Op 1 september 2015 starten 2 nieuwe types, namelijk type basisaanbod voor kinderen met specifieke onderwijsbehoeften voor wie het gemeenschappelijk curriculum met redelijke aanpassingen niet haalbaar is in een school voor gewoon onderwijs. Dit type vervangt de types 1 en 8. En type 9 voor leerlingen met een autismespectrumstoornis, maar zonder verstandelijke beperkingen. Na een lange discussie heeft het Vlaams Parlement op 12 maart
8
Grensgevallen Een speciale groep kinderen die in België naar school gaat doet dat omdat de Vlaamse school het dichtst bij huis staat. Voor wie aan de grens woont, zijn de voorzieningen in het buurland heel vanzelfsprekend. Of het nu gaat om een winkel, een bank of een sportvereniging, nabijheid zorgt voor eigen klandizie en dat geldt dus ook voor het onderwijs. Kwaliteit Een argument dat zo nu en dan wordt genoemd door ouders die kiezen voor een school in Vlaanderen is de onderwijskwaliteit. Wanneer gekeken wordt naar de PISA-onderzoeken (PISA 2009) die de OESO elke paar jaar doet, dan zien we dat de verschillen tussen Nederland en België steevast in het voordeel van Nederland uitvallen. Maar de verschillen in resultaten van Vlaanderen en Nederland zijn klein.
Vlaams onderwijs
- tot 70 euro per dag - door hun kinderen naar een Vlaamse kleuterklas te sturen. Voeg daarbij de kosten die uitgespaard worden bij het overblijven, de schoolmaaltijd en het leerlingenvervoer, dan kan naar school gaan in Vlaanderen ook een kwestie zijn van de portemonnee ontzien.
Vlaanderen is beter dan Nederland in rekenen en wiskunde en Nederland gaat met lezen aan kop. In het totale internationale veld geven Vlaanderen en Nederland elkaar niet veel toe, zo lang we tenminste onderwijskwaliteit meten aan de hand van de resultaten die worden behaald. Wel zijn er grotere verschillen als het gaat om spreekvaardigheid en zelfstandig werken, die in Nederland meer aandacht krijgen. Werkhouding, rust en orde krijgen in Vlaanderen meer aandacht in het onderwijs. In een vergelijking van het vermogen om talent te ontwikkelen heeft het Zwitserse IMD, een befaamde managementschool, Nederland op de 7de plaats staan en België op plaats 17. Financiën Omdat er in Nederland pas kleuteronderwijs is vanaf vier jaar en in Vlaanderen vanaf 2,5 jaar vermijden Nederlandse ouders de dure kinderopvang
Tot slot Veel informatie over de redenen waarom ouders kiezen om hun kinderen in Vlaanderen/België naar school te laten gaan, is gebaseerd op incidentele gesprekken met ouders, stukken uit kranten en tijdschriften en spaarzame interviews op televisie. Echt onderzoek naar de achterliggende redenen voor de overstap naar Vlaanderen is niet voor handen. Reden voor het Samenwerkingsverband Passend Onderwijs in Roosendaal om de Universiteit van Tilburg te vragen nader onderzoek te doen. Want zolang veel ouders kiezen voor een school net over de grens is het Nederlandse onderwijs kennelijk onvoldoende passend. Het onderzoek gaat lopen in het schooljaar 20152016. En onze kleinzoon? Nou, die gaat na rijp beraad en twijfelen over België toch maar naar een gewoon, hele goede Nederlandse basisschool.
Auteur: Jack Biskop Directeur-bestuurder, Samenwerkingsverband Passend Onderwijs (PO) RoosendaalMoerdijk
9
UW TEAMLEDEN VERDIENEN GOED ONDERWIJS Module coördinator Passend onderwijs op school Passend onderwijs biedt nieuwe kansen voor leerlingen, leraren, begeleiders en opvoeders. Er is in tijden geen vernieuwing geweest die zoveel ruimte biedt aan professionals om te doen wat nodig is. Zo min mogelijk geleid door procedures en voorwaarden, zo veel mogelijk gestuurd door het oordeel van mensen met verstand van zaken en oog voor wat leerlingen nodig hebben. Denk jij in kansen en mogelijkheden en wil je die kansen benutten om het goede te doen voor leerlingen? Wil je meer betekenen in de begeleiding van je collega’s? Neem jij het initiatief als er een combinatie van onderwijs en jeugdhulp nodig is? Dan hebben wij dé module voor jou! In dit programma leer je om de rol van coördinator passend onderwijs op school goed te vervullen, door oplossingsgericht ondersteuning te organiseren voor leerlingen en leraren. De module is vanuit de onderwijs- en jeugdpraktijk ontwikkeld, voor professionals die kansen zien en willen benutten.
Voor wie? Ambitieuze onderwijsmensen in primair en voortgezet onderwijs Hoe lang? Een jaar, zeven lesdagen Hoe? Incompany voor besturen en samenwerkingsverbanden Open inschrijving in Amsterdam
Post-HBO opleiding tot Excellente Leerkracht De leerkracht is cruciaal voor de leerprestaties en het plezier van leerlingen. Investeren in zijn/haar professionele ontwikkeling heeft dan ook direct een positief effect op de ontwikkeling van de leerlingen. De opleiding tot Excellente Leerkracht van de Inschool Academie helpt u hierbij! Bij de Inschool Academie kunnen leerkrachten uit het primair onderwijs terecht voor een geaccrediteerde PostHBO opleiding tot Excellente Leerkracht. Praktijkexperts geven deze tweejarige opleiding. Leerkrachten versterken en verdiepen hun competenties. De opleiding is praktijkgericht en op maat. Wat u leert, is direct toepasbaar in uw werksituatie! Voor wie? Gediplomeerde leerkrachten PO Hoe lang? Twee jaar, gemiddeld 1 dag per maand Hoe? Incompany voor besturen en samenwerkingsverbanden Open inschrijving in Amsterdam en Amersfoort
10
Kijk voor meer informatie op www.inschoolacademie.nl, mail opleidingen@inschoolacademie.nl of bel 033 - 4622717
Column
Passend onderwijs en ouders dr. Frederik Smit Coördinator Expertisecentrum Ouders, school en buurt ITS, Radboud Universiteit Nijmegen
Passend onderwijs gaat over het handelen van de leerkracht in het omgaan met verschillen tussen leerlingen én in het deskundig begeleiden van kinderen met specifieke leerbehoeften en hun ouders. Om de gewenste ondersteuning te kunnen realiseren, is het van belang dat leerkrachten over de juiste competenties beschikken. Bekend is dat de samenwerking tussen ouders en (voor)school de ontwikkelingskansen van kinderen vergroot. Een steunende en voorspelbare omgeving is het beste voor verreweg de meeste kinderen. Kinderen van wie de ouders thuis betrokken zijn bij hun schoolwerk, leveren betere prestaties. Ouders kunnen vaak een grotere rol spelen bij het verbeteren van de leerprestaties van hun kind dan ze zelf denken. Leerkrachten geven ouders in de regel prima suggesties hoe zij thuis hun kinderen kunnen helpen. Leerkrachten hebben veelal ook frequent overleg met de ouders van zorgleerlingen over de afstemming van de aanpak thuis en op school. Een kernvraag is: In welke mate staan leraren open voor de ervaringsdeskundigheid van ouders om de leerlingen optimaal te kunnen begeleiden? En daar wringt de schoen, zo blijkt uit het onderzoek ‘Passende competenties voor passend onderwijs’, 2015 van Smeets.
“Ouders kunnen vaak een grotere rol spelen bij het verbeteren van de leerprestaties van hun kind dan ze zelf denken.”
Leerkrachten hebben niet altijd de vaardigheid om de inbreng van ouders en verzorgers optimaal en adequaat te verwerken in een plan van aanpak. Een kwart van de leerkrachten heeft niet het gevoel leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften te kunnen bieden wat ze nodig hebben. Ik deel de visie van Hans de Ruiter, directeur van basisschool De Schakel in de Westwijk in Vlaardingen, dat het voor leerkrachten steeds belangrijker wordt dat ze relevante informatie van ouders over leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften kunnen filteren en analyseren om op indidividueel- en groepsniveau maatwerk in het onderwijsaanbod en de zorg te kunnen bieden. Uit recent onderzoek van het Algemeen Dagblad en Duo Onderwijsonderzoek blijkt dat leerkrachten steen en been klagen over de invoering van passend onderwijs, omdat ze te weinig tijd te hebben om leerlingen met verschillende onderwijsbehoeften efficiënt te helpen. Het lijkt erop dat nogal wat leerkachten een kwaliteitsslag dienen te maken wat betreft hun professionalisering om de ambities van passend onderwijs waar te kunnen maken. 11
Onderwijsinspectie
De zoektocht van de inspectie naar een waarderingskader
Floor Wijnands
Een jaar voordat passend onderwijs verplicht werd is de inspectie begonnen met het beoordelen van de kwaliteit van samenwerkingsverbanden. Floor Wijnands is vanuit de inspectie nauw betrokken bij het kwaliteitsonderzoek en bespreekt waar samenwerkingsverbanden nu staan. Hij is positief over de kwaliteit. Het kwaliteitsonderzoek is twee jaar geleden, ruim voor de invoering van passend onderwijs, op gang gekomen. ‘Primair Onderwijs 30-3’ uit Utrecht was pionier op dit gebied. “Hier zijn we begonnen met een ‘proefonderzoek’, de zogenaamde simulatie, met als doel om in kaart te brengen hoe samenwerkingsverbanden ervoor staan en wat er allemaal nodig is om passend onderwijs zo goed mogelijk vorm te geven. Dit is van beide kanten zó goed bevallen dat we dit hebben uitgebreid naar enkele andere en later naar alle samenwerkingsverbanden. In het jaar 2013-2014 is er bij elk samenwerkingsverband zo’n simulatieonderzoek gedaan. In het jaar 20142015 is een kwaliteitsonderzoek uitgevoerd door de inspectie, waarbij werd gecontroleerd of een samenwerkingsverband voldoet aan de wettelijke eisen. Hierbij zijn ook verbeterpunten aangegeven,” legt Wijnands uit. Aan de hand van het simulatieonderzoek en het kwaliteitsonderzoek zijn er bij de inspectie genoeg gegevens bekend om te kunnen
beoordelen hoe de samenwerkingsverbanden ervoor staan. Onderzoek Wijnands vertelt hoe het onderzoek wordt uitgevoerd. “Landelijk zijn er 20 inspecteurs die kwaliteitsonderzoek doen op samenwerkingsverbanden. Dit gebeurt in teamverband. Zo’n team bestaat uit vertegenwoordigers uit het po of vo, het (v)so en een financieel inspecteur. Zij bereiden een onderzoek voor en stellen van tevoren op wat zij van een samenwerkingsverband nodig hebben. Zo komt de inspectie aan voldoende informatie om te beoordelen hoe een samenwerkingsverband ervoor staat.” Het simulatieonderzoek is voor veel samenwerkingsverbanden al een stimulans om de benodigde zaken op orde te maken. “Het biedt besturen handvatten,” zag Wijnands. “Hoewel scholen toen wettelijk nog geen zorgplicht hadden, gaf dit
“De inspectie streeft niet naar eenheid van beleid, maar naar het maken van passende beleidskeuzes binnen de kaderstellende wet.”
12
Interview
wel een stimulans om al een ondersteuningsplan te schrijven en -voor zover dit nog niet gebeurd was- een rechtspersoon op te richten. Ook is er nagedacht over de mogelijkheden die er waren. Er is veel ruimte voor maatwerk mogelijk binnen de wet. Er is voorgeschreven dat er afspraken gemaakt moeten worden en ook over welke onderwerpen, maar binnen dat speelveld kunnen besturen veel ruimte nemen voor eigen invulling en organisatie. We hebben gemerkt dat besturen gingen nadenken over hun mogelijkheden. Dat is hét kenmerk van passend onderwijs en dat willen we in de hand werken. Er treedt wel veel variëteit tussen samenwerkingsverbanden op. Deze variëteit maakt het voor de inspectie niet makkelijk om een organisatie kwalitatief, eenduidig en goed te beoordelen.” Knelpunten bij de beoordeling Dat de wet veel ruimte laat aan besturen zorgt voor grote verschillen, is voor samenwerkingsverbanden bij het mogelijk maken van een goede implementatie van passend onderwijs - een zegen, maar tegelijk een knelpunt bij het opstellen van een concreet waarderingskader. “Het vergt veel contact tussen inspectie en bestuur van het samenwerkingsverband. Dat is niet erg, maar er moet uiteraard wel een waardering op niveau komen,” legt Wijnands uit. “Het ene samenwerkingsverband heeft een probleem met thuiszitters, terwijl dit in een ander samenwerkingsverband veel minder aan de orde is. Het is duidelijk dat een samenwerkingsverband iets moet doen aan dit soort problemen aan te pakken. Dat heeft terecht invloed op het beleid dat een bestuur van een samenwerkingsverband formuleert. Het verschil in beleid betekent niet automatisch een verschil in waardering.” De inspectie lost dit op door per samenwerkingsverband een dossier bij te houden met relevante gegevens. Hieruit blijkt welke sterke punten beleidsmatig van toepassing zijn en welke aspecten moeten worden beoordeeld als een verbeterpunt. “Het gaat erom dat we ervan uit kunnen gaan dat passend onderwijs goed vorm krijgt. Zolang we dat op basis van verzamelde gegevens kunnen vaststellen, gaat het goed. Hoe dat gebeurt is secundair.”
Wat de afgelopen jaren ook een knelpunt was, was het startpunt van de organisatie. “Het ene samenwerkingsverband WSNS is automatisch overgegaan in een samenwerkingsverband passend onderwijs, terwijl andere samenwerkingsverbanden passend onderwijs van oorsprong uit meerdere samenwerkingsverbanden WSNS of delen daarvan zijn ontstaan. Dan moeten partijen eerst bij elkaar worden gebracht voordat er beleid kan worden opgesteld. Het ene samenwerkingsverband was aan het begin al verder met bijvoorbeeld het opstellen van een ondersteuningsplan. Dit verschil wordt uiteraard wel snel kleiner. Ook de samenwerking met gemeenten en zorginstellingen in de regio verliep overal anders. Het was zaak dit op de rails te krijgen. Dit gaat in de ene regio een stuk soepeler dan in de andere.” Tot slot worden knelpunten gevormd door de regio. “Het bestuur kan aan een heleboel zaken iets doen. Maar op enkele punten, zoals krimp van het aantal leerlingen of vereveningopdrachten heeft het bestuur weinig invloed. Dit moeten we meenemen in het kwaliteitsonderzoek en dit past in het waarderingskader.” Andere verschillen qua omvang en ligging kunnen ook van belang zijn. “Samenwerkingsverbanden verschillen in grootte en in complexiteit. Sommige bestaan uit een verstedelijkt gebied binnen één gemeente. Andere samenwerkingsverbanden kennen zowel verstedelijkt gebied als ook veel plattelandsgebieden. Deze diversiteit is enerzijds een verrijking anderzijds is het veel moeilijker om de zaak op de rails te krijgen, zeker op het gebied van de aansluiting jeugdzorg. Het is lastig om aan te geven ‘dit is goed en dit is niet goed’. Aan verbeterpunten die we aangeven moet iets worden gedaan. Als dat niet gebeurt is het uiteraard niet goed.” De inspectie streeft niet naar eenheid van beleid, maar naar het maken van passende beleidskeuzes binnen de kader-stellende wet. Schooljaar 2015-2016 Al met al vindt Wijnands dat samenwerkingsverbanden op dit moment goed op koers zijn. Er wordt vrijwel overal hard gewerkt om problemen aan te pakken, 13
Onderwijsinspectie
verschillen te verkleinen. Besturen zijn aan de slag gegaan met de aangereikte verbeterpunten. Zowel de inspectie als de samenwerkingsverbanden hebben in beeld hoe de vlag erbij hangt. “Je zou kunnen zeggen: samenwerkingsverbanden slagen er soms beter en soms minder goed in om hun beleid te realiseren. We verwachten in ieder geval dat samenwerkingsverbanden een koers hebben uitgezet en laten zien dat ze verbeterpunten aanpakken.” Komend jaar gaat de inspectie voor het eerst een waarderingsonderzoek uitvoeren op basis van het waarderingskader, dit onderzoek is risicogericht. Het is vooral van belang dat het uitgezette beleid onder de loep wordt genomen en dat de effecten ervan zichtbaar en zo nodig bijgestuurd worden. De belangrijkste punten zijn de zorgstructuur, het beleidskader en de kwaliteitszorg. “We snappen dat kwaliteitszorg niet van de een op de andere dag opgezet kan worden, maar we sturen er wel op aan dat samenwerkingsverbanden echt bezig zijn dit goed neer te zetten. Waar een jaar geleden nog veel plannen waren, verwachten we dat men nu bezig is met de uitvoering ervan.”
14
Wijnands wil ten slotte niet vooruitlopen op het geven van consequenties bij nalatig beleid. “We kunnen wel strenger worden, maar op dit moment is het niet onze insteek om te gaan ingrijpen. Als het samenwerkingsverband echt wat wezenlijks nalaat wordt het bestuur daarop aangesproken. Wanneer het vervolgens nog steeds niet goed gaat, moet het samenwerkingsverband verwachten dat de inspectie een actievere rol gaan innemen. Maar dat is niet ons voornaamste doel.”
Auteur: Guus Beenhakker Eindredacteur Passend Onderwijs Magazine.
Checklist
Geschillencommissie Passend Onderwijs In dit nummer behandel ik weer een uitspraak van de Geschillencommissie Passend Onderwijs.
Pauline Demacker
Dit keer gaat het om een leerling die de overstap maakt van het basisonderwijs naar het voortgezet onderwijs. De betreffende leerling heeft ADHD en gebruikt daarvoor medicatie. Hij krijgt basisonderwijs op een reguliere basisschool. De basisschool heeft een helder advies afgegeven, namelijk de leerling kan naar een reguliere VMBO-school. Voor de leerproblemen is LWOO (leerwegondersteunend onderwijs) geadviseerd en ge誰ndiceerd. De ouders van de leerling schrijven hem in op een reguliere VMBO-school. De school verwijst hem echter naar een orthopedagogisch en didactisch centrum (OPDC). Deze plaatsing is niet alleen in strijd met de toelatingsprocedure van dit OPDC, waarin is bepaald dat de leerling moet worden ingeschreven op een reguliere school van het samenwerkingsverband, maar ook in strijd met het advies van de basisschool. Daar komt nog bij dat de school in haar eigen toelatingsprocedure heeft opgenomen dat het advies van de basisschool moet worden gevolgd. De uitspraak dateert van 18 september 2014. Sinds 2015 is het schooladvies sowieso leidend bij de plaatsing van leerlingen in het voortgezet onderwijs. Onder de huidige regelgeving is het dus nog lastiger voor scholen in het voortgezet onderwijs om het schooladvies van de basisschool in de wind te slaan. Voor scholen in het primair onderwijs geldt dat het schooladvies steeds meer waarde krijgt en het dus belangrijker wordt dit advies zorgvuldig tot stand te laten komen. Ook in dit geval wordt de school door de Geschillencommissie Passend Onderwijs in het ongelijk gesteld. Het verzoek van de ouders wordt gegrond verklaard en het bevoegd gezag krijgt het advies om de leerling alsnog op school te plaatsen en met de ouders overleg te voeren over de ondersteuningsbehoefte van hun zoon en de wijze waarop die ondersteuning geboden kan worden. Zo houdt de Geschillencommissie Passend Onderwijs dus vast aan de doelstelling van passend onderwijs, namelijk het aantal thuiszitters verder terugdringen en ervoor zorgen dat alle kinderen een passende onderwijsplek krijgen.
15
Kinderboek Mees Kees
Mees Kees vindt kinderen leuk
Mirjam Oldenhave
Schrijfster Mirjam Oldenhave over de populairste stagiair van Nederland Mirjam Oldenhave is de eerste die met pretlichtjes in haar ogen relativeert wat Mees Kees doet. ‘Hij kan echt niet lesgeven, hoor. Hij zegt gewoon dat er vitamine C in paprikachips zit.’ Toch moet Mees Kees wel iets goed doen, als zoveel kinderen en volwassenen de boeken over hem lezen. Wat is het geheim van Mees Kees? “Hij ziet kinderen echt en accepteert wat ze wel en niet kunnen. Dat is voor kinderen heel belangrijk”.
“Mees Kees is eigenlijk zelf nog een kind. Toen hij voor het eerst ging invallen werd hij door zijn moeder naar school gebracht. Hij is een pedagoog van vier jaar oud. Hij heeft geen plan of strategie. De basis van zijn pedagogisch handelen is onnozelheid. Als hij iets goed doet, dan is het per ongeluk. Hij is echt geen voorbeeld voor het Nederlands onderwijs. En toch is hij leuk. Volwassenen vinden Mees Kees leuk omdat hij een plek biedt voor alle kinderen. Kinderen vinden het leuk omdat het stout is.”
van de basisschool zijn bijna altijd leuk. Wat kinderen nodig hebben is iemand die ze ziet en kent, die tijd en aandacht voor ze heeft. Iemand die het positieve in hen wil ontdekken. Dat is echt heel belangrijk. Als je kinderen bevestigt en in een goede groef krijgt, zijn ze allemaal leuk. “De kinderen die bij mij thuis wonen probeer ik positief te stimuleren. Ik ga niet meteen zeggen wat moet en wat niet mag. Als ze iets willen doen of proberen, dan mag dat, tot ik zeg dat ik het liever niet heb. Ik kan ze daarvoor alle aandacht geven. Als iemand haar voeten op tafel legt ben ik erbij om te zeggen dat ik dat liever niet heb. Dat gaat in een klas niet altijd. Maar zo’n positieve houding naar kinderen kan wonderen doen, ik heb kinderen daardoor echt zien opbloeien. “Mees Kees heeft een extreem positieve benadering van kinderen, die ziet in elke aandoening een voordeel. Sammy is een leuk jongetje in de klas, en hij is heel erg verlegen. Daarom hoeft hij niet de klassen rond met zijn verjaardag. Mees Kees snapt meteen dat dit eng is, dus waarom zou je eraan beginnen? Onderwijskundig is dat misschien niet goed. Misschien is het voor Sammy wel
“De meeste kinderen uit de klas van Mees Kees bestaan echt. Ik ken ze.”
Positieve houding Mirjam Oldenhave is opgeleid als dramatherapeut. Ze heeft jarenlang toneelles gegeven aan kinderen en als pleegouder vangt ze kinderen in haar huis op. “De meeste kinderen uit de klas van Mees Kees bestaan echt. Ik ken ze, maar heb ze voor de boeken een beetje veranderd. Tobias en Sep zijn in het echt ook vriendjes. Jacky bestaat ook echt, maar Fred heb ik bijvoorbeeld wel verzonnen. “Ik denk dat alle kinderen leuk zijn als je goed naar ze kijkt. Dat klinkt misschien wat soft en makkelijk, en toch denk ik dat het zo is. Kinderen in de leeftijd
16
Mees Kees
heel goed om te leren om meer dingen te durven. Maar Mees Kees laat zien dat het ook goed is om kinderen te accepteren zoals ze zijn. “Bedenk goed, ik ben een schrijver he, ik ben op zoek naar leuke verhalen, ik ga voor het effect. Als Rashida bang is voor Sinterklaas en niet in de kring durft te zitten, dan verzin ik dat ze van Mees Kees in de kast mag zitten. Dan ziet Sinterklaas haar niet maar is ze er toch een beetje bij. Dat vind ik gewoon leuk om te verzinnen, ik zit me al te verkneukelen over de tekening die erbij komt.” Een knipoog en een opgestoken duim “Mijn boeken zijn geen commentaar op het onderwijs. Ik kom regelmatig op bezoek in klassen, om over Mees Kees te vertellen en voor te lezen. Ik heb heel veel ingewikkelde situaties meegemaakt en heel veel goede
onderwijzers gezien, van wie ik dacht: ‘als ik jou was, zou ik het ook niet meer weten.’ Ik heb niet de ambitie om in mijn boeken uit te leggen hoe je les moet geven, daar heb ik helemaal niet zoveel verstand van.” “Natuurlijk maak ik in de verhalen een beetje de vijand van de inspecteur en van Dreus, de directeur. Als Dreus er niet was, was het niet spannend. Dreus is nodig, want anders wordt het anarchie in de klas. En dat is helemaal niet leuk. Dat Dreus elk moment binnen kan vallen, maakt het spannend. Dat maakt de kinderen hartstikke schijnheilig. Tegenover haar houden ze vol dat ze heel erg goed onderwijs krijgen van Mees Kees en dat houden ze ook tegenover elkaar vol, maar ze weten natuurlijk wel beter. En ach, Dreus, die had ook liever zangeres willen worden. Ze heeft mijn sympathie.” “Het gaat soms maar om kleine dingen. Vroeger had ik een grote, lieve labrador, die ik meenam als ik ging
17
Kinderboek Mees Kees
voorlezen op scholen. Dan zocht ik het stoerste jongetje uit de groep en die vroeg ik of hij op mijn hond wilde passen. Zo’n jongetje zat dan met de riem in zijn hand en die hond aan zijn voeten te glunderen. Ik had geen kind meer aan hem.” “Dat soort aandacht verschilt per klas. Kinderen vinden het vaak spannend om iets aan mij te vragen als ik in de klas kom. Kinderen die eigenlijk niet durven krijgen in de ene klas een knipoog en een opgestoken duim van de meester en in andere klassen stellen ze stotterend hun vraag onder het wakend oog van de leraar. Maar ja, ik heb makkelijk praten, ik hoef
niet de hele dag voor een groep te staan.” “Als Mees Kees al een commentaar is op het onderwijs, dan zou dat wat mij betreft een pleidooi zijn om in alle klassen niet meer dan 18 kinderen te hebben. Het is belangrijk dat je kinderen ziet en aandacht geeft, maar dat gaat bijna niet meer met zulke volle klassen.”
Wie is Mees Kees? Mees Kees geeft les aan klas 6B. Hij is stagiair en valt in voor de juf, die na haar bevalling de klas nog wat te druk vindt. Mees Kees improviseert met de lesstof: met biologie worden lekkere smaakjes geproefd en met rekenen mag je schatten hoeveel pinda’s je in je hand kunt houden. Alle kinderen in de klas hebben hun eigen karakter, talenten en moeilijkheden, waar Mees Kees zonder morren het beste van maakt. Fred is bijvoorbeeld beresterk en lost problemen het liefst op met ‘beuken’, maar Mees Kees leidt hem altijd net op tijd op. Sammy is dyslectisch en is een husselaar met woorden, Mees Kees zegt dat Sammy daar zo goed in is omdat hij een vrije geest heeft. Jacky is een onstuimig meisje, die af en toe naar de gang mag om haar woede af te koelen op een boksbal. Mees Kees heeft een speciale band met Tobias. Sinds de vader van Tobias is overleden, ligt zijn moeder meestal op bed. Mees Kees neemt ’s ochtends een ommeletje voor Tobias mee en zorgt een beetje voor hem. In de boeken is Tobias de verteller. Er zijn tien boeken verschenen over Mees Kees en de derde film gaat eind 2015 in première.
Auteur: Ron Benjamins Ron Benjamins is onderwijsadviseur en hoofdredacteur van Passend Onderwijs Magazine. 18
3x Japans uniform
19
Leiden en managen
Resultaten verbeteren door inspirerend leiderschap
Andy Hargreaves
Over ‘Uplifting Leadership’, het nieuwste boek van Andy Hargreaves Wat vraagt het om méér met minder te doen? Hoe kunnen we beter presteren dan voorheen? In hun boek ‘Uplifting Leadership’ nemen Andy Hargreaves en zijn collega’s ons mee in hun kijk op leiderschap dat prestaties van organisaties verbetert. Ze deden onderzoek in verschillende organisaties en teams, onder andere een groep scholen voor basisonderwijs en voortgezet onderwijs. De auteurs onderscheiden zes factoren die het verschil kunnen maken. Interessant is dat ze ook wijzen op een aantal vaak gebruikte vernieuwingsstrategieën die juist het tegendeel van ‘verbeterd resultaat’ bewerkstelligen. In dit artikel lichten we enkele van deze factoren toe.
De dingen die we volgens Hargreaves vooral niet moeten doen: • Je als doel stellen bij de top te moeten behoren. • Hetzelfde doen als anderen die zeggen ‘de top te hebben gehaald’. • Je concentreren op ‘piketpalen’ die je achtereenvolgens wilt gaan passeren. • Mensen in je school onder druk zetten om de gestelde doelen vooral te halen. • Zo snel mogelijk beter willen zijn dan andere scholen. Wat zouden we dan wel moeten doen? • Je een beeld vormen van de school die je wilt zijn (dromen, durven, moed). • Creativiteit een kans geven, zowel van jezelf als van je teamleden. • Samenwerken, óók met concurrenten. • Elkaar meenemen in wat je wilt realiseren. • Meten en registreren wat echt betekenis heeft. • Duurzaam denken: ga een weg die is vol te houden.
20
NIET DOEN: Je als doel stellen bij de top te moeten horen. In Nederland heeft de staatssecretaris van onderwijs een paar jaar geleden het initiatief genomen om scholen uit te nodigen voor een traject dat kan leiden tot het predicaat ‘excellente school’. Dat hij hiermee iets in gang gezet heeft dat door Hargreaves en de zijnen als een ongewenste aanpak wordt gekwalificeerd, geeft de staatssecretaris misschien te denken. Door aandacht te geven aan rankings of andere pogingen om de wereld te laten weten dat de resultaten beter zijn dan die van anderen, lopen we het risico dat de noodzakelijke aandacht voor het primaire proces van alledag tekort komt. In eerdere publicaties was Hargreaves daarover nog meer uitgesproken: het kan zelfs betekenen dat die gerichtheid verwordt tot een perverse prikkel. Bijvoorbeeld doordat mensen verleid kunnen worden tot het manipuleren van toetsuitslagen. Maximale aandacht voor het pedagogisch - en didactisch leerproces van leerlingen leidt tot optimale leerresultaten en tot voldoening bij leerkrachten en de schoolleiding door de wetenschap dat je met de goede dingen bent bezig geweest.
Leiden en managen
NIET DOEN:
NIET DOEN:
Hetzelfde doen als anderen die zeggen ‘de top te hebben gehaald’. Inspirerend leiderschap bereik je niet door anderen na te doen. Dat wil niet zeggen dat de auteurs vinden dat je per se alles zelf moet uitvinden. Zij stellen dat het verbeteren van de praktijk vooral een proces is van samen op zoek gaan naar mogelijkheden, die je vanuit je vakmanschap aanspreken, die je zelf ontwikkelt en dus bij jou en de leerlingen passen. Ze geven hiermee impliciet aan te twijfelen aan ‘evidence based’ (‘wetenschappelijk bewezen’) werken zoals beschreven in publicaties van Marzano met de titel ‘What Works’. Overnemen van door anderen bedachte praktijken leiden af van de energie die je met elkaar kunt losmaken: samen de eigen praktijk verbeteren door te vertrouwen op elkaars deskundigheid en open te staan voor elkaars kwaliteiten en beperkingen. We weten ook dat de kans van slagen het grootst is in een onderwijsvernieuwing die je met elkaar hebt gecreëerd.
Mensen onder druk zetten om gestelde doelen te halen. Meten we wat we waarderen of waarderen we wat we meten? Hoe meer er afhangt van de data die we verzamelen, bijvoorbeeld een positief inspectieoordeel, hoe groter de kans op fraude met deze data. Zowel in ‘professioneel kapitaal’ als in dit boek worden talloze voorbeelden genoemd van hoe de nadruk op data leidt tot de focus op verantwoorden in plaats van je verantwoordelijk voelen voor goede prestaties van leerlingen. Schoolleiders die deze verantwoordelijkheid voelen gebruiken uiteraard data om te bepalen of de inspanningen van collega’s leiden tot het behalen van gestelde doelen. Daardoor krijg je voortdurend informatie over hoe je ervoor staat en wat je volgende stap zou kunnen zijn.
WEL DOEN: Dromen, Durven, Moed Dromen en dromers worden niet altijd met open
21
Leiden en managen
armen ontvangen. Een gedurfde visie leidt vaak tot onbegrip, angst, twijfel of zelfs spot. Leiders, die weten waarom zij de verandering die zij noodzakelijk achten inzetten, vinden in hun morele doelen de legitimering om door te zetten. Om vast te houden en te blijven investeren in het steeds opnieuw uitleggen van het waarom van deze verandering. Leiders met een goede mix van ‘voortouw nemen’, ‘ondersteunen’ en ‘participeren’ blijken succesvolle leiders van veranderprocessen te zijn. Een schoolleider die duidelijke doelen voor ogen heeft en kaders durft te zetten ook als die ambitieus zijn (voortouw nemen). Een leider die oog heeft voor wat teamleden nodig hebben om hun bijdrage aan de verandering te leveren (ondersteunen). Door veel in dialoog te zijn en deel te nemen aan het ontwerpproces is deze leider in staat om elke dag collega’s te inspireren een stapje te zetten (participeren).
WEL DOEN: Geef creativiteit een kans, zowel van jezelf als je teamleden Omdat eerder bleek dat zomaar overnemen van wat anderen bedacht hebben niet per se werkt, is er creativiteit nodig om oplossingen te bedenken die in de eigen situatie passen en die passen bij de opvattingen van de mensen die het werk moeten doen. Hierbij zou je kunnen denken aan het gebruik van de groepsoverzichten en -plannen. Meestal zijn het elders ontwikkelde modellen, waarvan veel leerkrachten uiteindelijk niet veel energie krijgen. Dit is precies een gebied waar de creativiteit van leerkrachten zou kunnen worden aangesproken, door met elkaar in dialoog de vraag te verkennen ‘wat hebben wij nodig om de voortgang van het leren te kunnen volgen en daardoor te weten wat de leerlingen morgen nodig hebben?’
WEL DOEN: Duurzaam leren en ontwikkelen Bij elke verandering staan we in de ontwerpfase stil bij hoe deze kan bijdragen aan duurzame schoolontwikkeling. Duurzaam in de zin van een
22
bijdrage aan een samenleving die we met elkaar de moeite waard vinden, bestendig in tijd en dat er is sprake van echte ontwikkeling doordat de verandering “in mensen is gaan zitten”. Het is een onderdeel geworden van hun denk- en handelingspatronen. Deze duurzaamheidseis betekent dat we steeds aandacht blijven houden voor wat de verandering met mensen doet en welke mindset voorwaardelijk is om deze verandering succesvol te laten zijn. Leiders ondersteunen het verwoorden en visualiseren van deze mindset. In de school vind je posters met daarop uitspraken die klinken als: “zo doen wij dat hier (... totdat we iets beters vinden)´. Hargreaves’ ‘Uplifting Leadership’ gaat niet over het ‘optillen’ van mensen of processen of over het verheffen van de leidinggevende. Integendeel. Het gaat het over het leiderschap van elke betrokkene. Het gaat over het realiseren van een omgeving, van een context waarin mensen, gestimuleerd door geïnspireerd leiderschap, zelf tot een ontwikkeling komen die voorheen niet mogelijk leek.
Auteurs: Nico Eigenhuis & Tijn Nuyens Redactieleden van Passend Onderwijs Magazine.
EXTRA
Deze 4 pagina’s zijn aangeboden door School aan Zet
De Werkwijzer samen leren
De Werkwijzer samen leren is een online tool om de ontwikkeling naar een lerende organisatie vorm te geven binnen alle lagen in de organisatie. Het is een praktische uitwerking van het Ontwikkelmodel Samen Leren Inhoud Geven. Wat houdt het in? De samenhang tussen de organisatielagen – bestuurder, schoolleider en leraar – zijn in de Werkwijzer samen leren zichtbaar gemaakt. Evenals het verband tussen de aspecten Koers, Werken met data, Lerende professionals en Leidinggeven aan leren. Elk aspect is opgedeeld in beginfase, tussenfase en gevorderde fase, waardoor acties voor verdere ontwikkeling altijd aansluiten bij de huidige situatie binnen de organisatie. Bestuurders, schoolleiders en leraren kunnen met dit middel alleen of gezamenlijk reflecteren op hun werksituatie en voor de verschillende aspecten van de lerende organisatie voorbeelden bekijken. Ze kunnen bovendien aan de slag met verdieping en tools in tekst en beeld.
Hoe zet je de Werkwijzer samen leren in? Dit middel kunt u gebruiken om: • het thema lerende organisatie te introduceren binnen de schoolorganisatie; • het gesprek aan te gaan over waar de school staat op de verschillende aspecten binnen het thema lerende organisatie; • tips te krijgen over welke stappen gezet kunnen worden om het samen leren op alle lagen binnen de organisatie vorm te geven. U kunt als bestuurder, schoolleider of leraar zelf of onder begeleiding van een procesbegeleider (bijvoorbeeld met een School aan Zet-expert of een HR-medewerker uit de eigen organisatie) met de Werkwijzer samen leren aan de slag. Deze tool biedt mogelijkheden voor acties voor verdere ontwikkeling en de middelen die u daarbij kunt inzetten.
23
De Werkwijzer
samen leren in de praktijk
Basisschool ’t Breerke in Maasbracht zet sinds maart 2015 de Werkwijzer samen leren in om verdere stappen te zetten in hun ontwikkeling naar een lerende organisatie. De afgelopen maanden was vooral schoolleider Lieke van der Leeuw ermee aan de slag, maar vanaf dit nieuwe schooljaar gaan ook de leerkrachten ermee werken. Was jullie school al bezig met kennis delen? ”Onze school valt samen met zes andere basisscholen onder het bestuur van Skoem. Dit bestuur heeft sinds 2014 sterk ingezet op het samen leren om zo ons onderwijs te verbeteren. Men ging er – terecht – van uit dat er veel expertise is op alle scholen en dat het goed zou zijn als die breed gedeeld zou worden. Dat doen we sindsdien met alle professionals in de vorm van ‘netwerkleren’. Onderwijs is heel dynamisch. Er veranderen voortdurend zaken, waardoor je steeds in ontwikkeling moet blijven als leerkracht en team. Die opvatting wordt breed gedeeld bij ons. Net als bij elke innovatie moesten sommige leerkrachten even wennen, terwijl anderen koplopers waren, maar uiteindelijk is iedereen aan boord. Mensen waarderen de gezamenlijke uitwisseling. Ook leerkrachten vinden het prettig om van anderen te leren. Buiten de netwerkbijeenkomsten zoeken ze elkaar op, ze switchen van groep om een ander thema te bespreken en tonen vooral enthousiasme over het samen bezig zijn hun onderwijs te verbeteren. Vergeet ook niet Het is ook zo dat iedereen geregeld met vragen zit die je niet altijd zelf kunt oplossen. Hoe fijn is het dan niet als je collega’s hebt, ook van zusterscholen, met wie je je vragen kunt delen en er samen een oplossing voor weet te vinden?” Wat was dan jullie voornaamste reden om de Werkwijzer samen leren te gaan gebruiken? “Al doende kwamen we erachter dat we meer nodig 24
hadden dan dit netwerk. Op een gegeven moment kun je niet meer op elke vraag een antwoord geven. We waren al op de hoogte van de Werkwijzer samen leren en zagen en zien hierin een middel waarmee we die vragen wel kunnen beantwoorden met elkaar. De meerwaarde ervan is dat je meteen met alle lagen van je organisatie aan de slag bent. Vragen van leerkrachten komen directer bij bestuurders op tafel en omgekeerd. Bovendien is het heel goed dat de meest relevante aspecten waarmee je op de werkvloer van doen hebt - Koers, Werken met data, Lerende professionals en Leidinggeven aan leren – in deze tool aan bod komen. Daarmee heb je de hele lerende organisatie in beeld, zowel per organisatielaag als organisatiebreed.” Hoe verliep jullie kennismaking met de Werkwijzer samen leren? “Begin maart hebben we met het bestuur en de schoolleiding door School aan Zet een introductie gehad. Vervolgens hebben alle medewerkers een vragenlijst ingevuld, waaruit per school naar voren kwam welke aspecten al goed ontwikkeld zijn, welke in ontwikkeling zijn en welke nog ontwikkeld moeten worden. Zo krijg je snel een beeld van waar je mee aan de slag moet om je ambitie waar te maken.” De Werkwijzer samen leren is opgedeeld in Beginfase, Tussenfase en Gevorderde fase. Waar zaten jullie?
“Aan de hand van die vragenlijst ontdekten wij dat we al behoorlijk ver zijn op het gebied van ‘Koers’. Onze school heeft een visie, stelt heldere doelen en heeft de verantwoordelijkheid laag in de organisatie gelegd. Vanwege het netwerkleren zijn de scholen van de stichting ook al ver met het aspect ‘Lerende professionals’. Mijn eigen school heeft nog wel een ontwikkeling voor de boeg in het aspect ‘Werken met data’. We nemen voldoende toetsen af en analyseren die ook, maar er kan meer verdieping plaatsvinden. Toetsen we wel wat we nodig hebben en vinden? Gebruiken we alle data wel zo effectief mogelijk? Dat is een duidelijk verbeterpunt. Het is mijn taak als schoolleider om samen met de zorgcoördinator leiding te geven aan dit leren. Zo komen alle aspecten aan bod.” Hoe omschrijf je de meerwaarde van de Werkwijzer samen leren voor jullie school/stichting? “Voor ons was het geen introductie van het thema lerende organisatie. We deden immers al aan netwerkleren binnen de stichting. Maar door de Werkwijzer samen leren werd wel meteen duidelijk waar de zeven scholen op de verschillende aspecten binnen het thema lerende organisatie staan. Daar zijn we in gesprek over gegaan. Inmiddels heeft er ook een audit plaatsgevonden met School aan Zet. Daaruit is een selectie voortgekomen van speerpunten waar we in schooljaar 2015-2016 mee beginnen. Dat is door onze zorgcoördinatoren met het team besproken.”
Dit schooljaar gaan jullie in alle lagen echt aan de slag met de Werkwijzer samen leren. Wat zijn je verwachtingen? “We denken dat de Werkwijzer samen leren een goed middel is om de verschillen en overeenkomsten tussen alle betrokkenen goed bloot te leggen. Dan heb je een duidelijk vertrekpunt om met elkaar in gesprek te gaan en mogelijk tot consensus te komen over hoe je zaken wilt aanpakken. Op die manier is de Werkwijzer samen leren ook echt een middel, niet een doel op zich. School aan Zet versterkt ons in het bedenken welke stappen we concreet kunnen zetten om het samen leren in alle lagen van onze organisatie vorm te geven. Maar eerst moet je de dialoog tussen die organisatielagen op gang brengen. Daar is de Werkwijzer samen leren geschikt voor, verwachten we.”
De Werkwijzer samen leren is vrij beschikbaar via http://www.schoolaanzet.nl/primair-onderwijs/ aanpak-samen-leren-inhoud-geven/werkwijzersamen-leren/ Meer handige tools voor professionalisering Op de website van School aan Zet vindt u nog meer nuttige informatie en handige instrumenten voor uw professionalisering, zoals de e-learningmodules en de database met thematische inhoud (praktijkvoorbeelden, aanpakken, instrumenten en onderzoekspublicaties). Ga voor meer informatie naar www.schoolaanzet.nl. Over School aan Zet Leerlingen leren beter in lerende scholen. Daarom versterkt School aan Zet scholen in het speciaalprimair- en voortgezet onderwijs in hun ontwikkeling naar meer professionele lerende organisaties die in staat zijn zichzelf continu te verbeteren. Dit doen wij door met scholen te reflecteren, hen te inspireren en met elkaar te verbinden. Meer weten over hoe wij dat doen? Ga naar www.schoolaanzet.nl.
25
Column: Volle kracht vooruit! Op basis van de blog “Volle kracht vooruit!” van Teun Brand Ik ben Teun Brand, een dertigjarige schoolleider (Helen Parkhurst) uit Tilburg. De komende maanden neem ik jullie middels een blog (via www.schoolaanzet.nl) mee in het leerproces dat ik gedurende de sessies Lead & Learn PO zal ondergaan. Toen de oproep van School aan Zet over de Lead & Learn PO sessies online kwam, kreeg ik van verschillende mensen om me heen te horen dat dat echt iets voor mij zou zijn. Volgens de oproep was men op zoek naar schoolleiders met ambitie. Ambitie heb ik wel. Dus schreef ik me in. Koers Het thema van de bijeenkomst was ‘Koers’. Voor mij is koers allesbepalend in het leiden van een school. Tijdens de bijeenkomst werkten we onder andere met het ontwikkelmodel van School aan Zet. Een model waarmee je in mijn ogen je eigen school goed in kaart kunt brengen. Omdat ik nog niet zo lang op mijn huidige school werkzaam ben, was het leerzaam mijn organisatie op deze manier in kaart te brengen. Vragen die ik zelf (nog) niet kon beantwoorden, wil ik nog gaan bespreken met mijn (management)team. Waar liggen onze krachten? Wat kan beter? Waarden centraal De ‘Hierarchy of choices’, van Daniel Kim, is voor mij een theorie en model dat exact het belang van koers weergeeft. Ik denk dat in veel organisaties hard gewerkt wordt, maar dat te weinig aandacht en energie gaat naar de centrale waarden en identiteit. Hierdoor worden mensen niet in hun kracht gezet en zijn veranderingen vaak niet duurzaam. Op mijn vorige school ben ik als onderwijskundig teamleider veel bezig geweest met de centrale waarden en de identiteit van mijn school. Samen met het team hebben we vier kernwaarden opgesteld. Deze waarden hebben we geladen: we hebben beschreven hoe men deze waarden terugziet in ons onderwijs(missie). Daarna beschreven we 26
hoe we wilden dat de waarden over vijf jaar zichtbaar zouden zijn in onze school (visie). Dit model vormde de basis voor alle keuzes die we maakten (strategie en tactiek). Als laatste stap werden hier activiteiten bij gekozen. Zo werd het beleid voor leerkrachten, leerlingen en ouders herkenbaar. Teamleden werden in hun kracht gezet en leerlingen leerden beter. Op mijn huidige school staan de daltonwaarden – vrijheid & verantwoordelijkheid, samenwerking, zelfstandigheid, effectiviteit & doelmatigheid en reflectie - centraal. Vanuit deze waarden schrijf ik het schoolplan en de jaarplannen. Activiteiten die de school ‘binnen vliegen’, leg ik eerst langs deze waarden. Past dit bij de school die wij willen zijn? Hoe geven we dit vorm? Als schoolleider vind ik het mijn taak om bij de keuzes die we maken, deze waarden centraal te stellen. Als samenwerking één van onze waarden is, hoort daar coöperatief vergaderen bij. Als wij verantwoordelijkheid belangrijk vinden, moeten werkgroepen en leerteams hun verantwoordelijkheid krijgen en nemen. Als effectiviteit en doelmatigheid onze waarden zijn, is het van belang dat we onze opbrengsten analyseren en verbeterpunten zoeken. Ditzelfde geldt voor groepsbezoeken. Hoe zie ik reflectie terug in de dagelijkse praktijk in de klas? Hoe geeft een leerkracht zijn leerlingen vrijheid en verantwoordelijkheid? Wordt er in de groep samengewerkt? Na de eerste sessie van Lead & Learn PO kan ik weer vooruit op mijn school. Samen met mijn team, leerlingen en ouders de juiste koers vinden en bewaren en volle kracht vooruit!
Ook deelnemen? Door de succesvolle eerste tranche van Lead & Learn PO start School aan Zet komend schooljaar een tweede tranche. Bent u geïnteresseerd? Ga dan voor de regio’s, data en de specifieke programma’s per regio naar de website van School aan Zet of vind de informatie direct via http://bit.ly/1AZXCN6.
Passend Onderwijs Dysle e & Leesproblemen Samenwerken, tijd besparen en meer doen met minder geld! Dat kan uw school bereiken met het
Lexima Partnerprogramma Passend Onderwijs Effectief voorkomen van (ernstige) leesproblemen met het interventieprogramma Bouw! Bovenschools Arrangement Dyslexie. Dankzij deze projectgerichte aanpak voor dyslexiebeleid werken al ruim 13.000 leerlingen op 1.200 scholen succesvol met Kurzweil of Sprint dyslexiesoftware. Kennisontwikkeling via Lexima Academie: • Nationale SEN Conferentie, woensdag 16 september 2015 • Nationale Dyslexie Conferentie, woensdag 9 maart 2016 • Routeplanner Passend Onderwijs, het (online) training- en coaching programma gericht op kennisverdieping SEN (zoals dyslexie) en samenwerking tussen ouders en school (educatief partnership) • Cursussen en consultancy. Het programma is op maat samen te stellen voor uw samenwerkingsverband. Scholen die het programma succesvol doorlopen ontvangen het Predicaat Dyslexievriendelijke school.
Doet u ook mee? Kijk op: www.lexima.nl/passendonderwijs en schrijf u in voor de informatiebijeenkomst in uw regio. Of stuur een e-mail naar consultancy@lexima.nl
www.lexima.nl | 033-4348000 | info@lexima.nl
27
Kwaliteitsondersteuning
Kwaliteitsondersteuners: de ‘kritische vriend’ van de directeur In Nederland hebben scholen, samenwerkingsverbanden en andere organisaties verschillende manieren gevonden voor het inrichten van de kwaliteitsondersteuning. Stichting SKOzoK (Noord-Brabant) is een cluster van 30 scholen in verschillende grootten en maten. Deze scholen werken en professionaliseren via een groep van 17 kwaliteitsondersteuners en zijn daarmee uniek in Nederland.
Het systeem waarin de kwaliteitsondersteuners werken is een innovatief project van de bestuurders van de stichting SKOzoK, dat vier jaar geleden is opgezet. De stichting bevindt zich in een regio me grote, middelgrote en een aantal kleine kernen. Vanuit financiële en professionele overwegingen voelde men meer en meer de noodzaak om veel en effectief te gaan samenwerken. Er is gekozen om een nieuwe koers te gaan uitzetten en iets te gaan veranderen op het niveau van de directie en dat van de intern begeleider. Elke (kleine) school had een eigen ib’er en een eigen directeur. In de nieuwe plannen kreeg elke directeur twee en soms drie scholen onder zich. De ib’ers zijn vervangen voor kwaliteitsondersteuners die bovenschools zijn benoemd.
deze taak zeer divers werd ingevuld. Er waren ib’ers die veel met individuele kinderen werkten tot de ib’er die onderwijsinhoudelijk meedacht met de directeur en alles wat daar tussen in zat. Uiteindelijk is men gekomen tot de functie van kwaliteitsondersteuner. Elke kwaliteitsondersteuner is gekoppeld aan een clusterdirecteur. “Aan het begin was er wat weerstand tegen dit nieuwe systeem. Ib’ers moesten immers solliciteren naar de functie van kwaliteitsondersteuner en er was niet voor iedereen plaats. Deze opstart was turbulent. Via het team met bovenschoolse kwaliteitsondersteuners willen we het niveau van ondersteuningstructuur binnen de hele stichting omhoog krijgen,” vertelt coördinator van de kwaliteitsondersteuners Tonnie van Geel.
“onderwijskundig leiderschap is hoog op de agenda gekomen en op een succesvolle wijze verbeterd.”
In 2010 is een voorbereidingsgroep gestart waarin intern begeleiders, directeuren, stafmedewerkers en bestuurders vertegenwoordigd waren. Deze groep is het voorwerk gaan doen in opzetten van een nieuwe structuur voor kwaliteitsondersteuning. Zo is er onderzoek gedaan naar de invulling van de ib-taak en werd duidelijk dat
28
Kwaliteitsondersteuners Het is een voordeel dat de kwaliteitsondersteuners op meerdere scholen in de buurt komen. “De kwaliteitsondersteuners hebben een goede
Onderwijsondersteuning
helikopterview,” zegt Lieke Kessels, coördinator passend onderwijs. “Ze hebben een zekere afstand en kunnen objectief naar problemen kijken, maar hebben aan de andere kant het vermogen om goed in te zoomen als er iets aan de hand is.” Elke kwaliteitsondersteuner werkt op ongeveer twee scholen. “Oorspronkelijk was het idee dat het breder zou zijn. Het idee was dat specialisten, bijvoorbeeld op het gebied van dyslexie, breder konden worden ingezet. Voor de opstart bleek dat dit organisatorisch niet te doen is,” volgens Van Geel. “Je komt dan te fragmentarisch op scholen, dan werkt het niet meer in de praktijk. We hebben ervoor gekozen om vaste kwaliteitsondersteuners op vaste scholen te plaatsen.” De zeventien kwaliteitsondersteuners kunnen bij elkaar te rade gaan over tal van onderwerpen. Er zijn verschillende teamleden die meer weten van een bepaald specialisme,
zoals dyslexie, Parnassys of de transitie jeugdzorg. Als er iets op dat gebied geregeld moet worden, wordt deze kwaliteitsondersteuner ingeschakeld om in een kleinere werkgroep beleid te maken op het specialisme in kwestie. Op die manier professionaliseren ze elkaar en vullen ze elkaar aan waar dat nodig is. De kracht van dit systeem is volgens Van Geel en Kessels dat elke school zijn eigenheid houdt. “We worden geen eenheidsworst en dat vinden we belangrijk,” vindt Van Geel. “Elke school heeft zijn eigenheid en daar houden kwaliteitsondersteuners rekening mee. Dat wat centraal geregeld kan worden doen we via de kwaliteitsondersteuners op stichtingsniveau.” De kwaliteitsondersteuners komen eens in de drie weken samen voor overleg, naast het tussentijdse contact dat ze onderling hebben als dat nodig is. Deze bijeenkomsten zijn erop gericht dat er veel kennis
29
Kwaliteitsondersteuning
en ervaringen uitgewisseld wordt. Een ander doel van de bijeenkomsten is professionalisering. Via deze overleggen is er uit 17 kwaliteitsondersteuners een hecht een kwaliteitsteam ontstaan. Er zijn korte lijntjes. “Via een goede onderlinge communicatie komt aanwezige kennis stichtingsbreed terecht op alle scholen,” weet Kessels.
deze leerkrachten zijn op zoek naar meer uitdaging. Vaak wordt die uitdaging buiten de groep gezocht, maar ze blijven ook voor het primaire proces behouden. Nu is een Tonnie van Geel (lin win-win situatie ontstaan. De ks), Lieke Kessels (rech ts). licht ondersteuners kunnen ‘hun ei kwijt’ in hun eigen groep én hebben de uitdaging om hun Sparringspartner van de directeur expertise breder te delen binnen de organisatie. Zo is een Om het succesvol te laten zijn is er een goede match team van lichte ondersteuners gevormd wat op basis van nodig met de clusterdirecteuren. “De hele organisatie hulpvragen van leerkrachten ingezet wordt.” heeft er even aan moeten wennen dat er een groep mensen met een nieuwe functie in de organisatie Kwaliteitsondersteuners en licht ondersteuners werken kwam,” legt Van Geel uit. “Het werkt wanneer er een nauw samen in een traject. De kwaliteitsondersteuner goede tandem is tussen de clusterdirecteur en de initieert het traject, de licht ondersteuner voert uit. kwaliteitsondersteuner.“ Daarna heeft de kwaliteitsondersteuner aandacht voor “Directeuren kunnen op hun beurt ook in overleg treden borging. Om dit proces soepel te laten verlopen zijn er met de kwaliteitsondersteuner om in kaart te brengen gezamenlijke professionaliseringsmomenten. wat leerkrachten en andere teamleden nodig hebben. Nu het team van kwaliteitsondersteuners steeds verder “Het eerste jaar met lichte ondersteuning is inmiddels professionaliseert, vormen zij een steeds krachtigere afgesloten. Het was best spannend hoe de licht partner van de directeuren. Een goede samenwerking ondersteuners ontvangen zouden worden binnen de is voorwaardelijk. Pas dan is het systeem echt effectief. organisatie. Dat zij ‘met beide voeten in de klei staan’ is Mede hierdoor is ook onderwijskundig (bege)leiderschap als positief ervaren. Ze kunnen heel praktijkgericht aan de hoog op de agenda gekomen en op een succesvolle wijze slag en proberen echt op de werkvloer te begeleiden. We verbeterd,” merkt Van Geel. De kwaliteitsondersteuner zijn er trots op dat er dit schooljaar al ruim 80 trajecten mag iets vinden van de keuzes die er worden gemaakt succesvol uitgevoerd zijn!” besluit Kessels. en heeft daar ook in groeiende mate zicht op. Aan de ene kant vormt de kwaliteitsondersteuner dus een goede sparringspartner voor de directeur, aan de andere kant is het ook een ‘kritische vriend’. Met de invoering van passend onderwijs is en nóg een nieuwe taak ontstaan, die van licht ondersteuner. “We zien de kwaliteitsondersteuner als een generalist die breed meekijkt en denkt. De lichte ondersteuner er is een specialist die op één of meerdere gebieden expertise heeft. Je kan dan denken aan: begaafdheid, NT2, rekenen, groepsdynamica en executieve functies,” zegt Kessels. De licht ondersteuners zijn leraren die extra expertise hebben opgebouwd door opleiding en ervaring. “In hun eigen groep kunnen zij die expertise goed inzetten, maar
30
Auteur: Guus Beenhakker Eindredacteur Passend Onderwijs Magazine.
Checklist
Wat staat er tenminste in de schoolgids? Iedere school heeft verplicht een schoolgids die wordt verstrekt aan ouders. Deze school herziet en actualiseert de gids jaarlijks en deelt die ook ieder jaar opnieuw uit aan de ouders. De inspectie controleert scholen erop of de juiste gegevens vermeld zijn in de schoolgids. Scholen mogen allerlei informatie opnemen over de school die zij belangrijk vinden. Sommige gegevens zijn echter verplicht. Hier een overzicht van de minimale inhoud van de schoolgids:
De doelen van het onderwijs op school. De met het onderwijsleerproces bereikte resultaten. De wijze waarop de ondersteuning aan de leerlingen op school wordt vormgegeven. De wijze waarop de ondersteuning voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften en leerlingen met een (voormalig) rugzakje wordt vormgegeven. De wijze waarop de verplichte onderwijstijd wordt benut. Informatie over de ouderbijdrage en de inning daarvan, samen met een voorbeeld van een ouderbijdrage-overeenkomst. Op dit punt dient expliciet informatie verstrekt te worden over de vrijwilligheid van de ouderbijdrage en over de hoogte ervan. De rechten en plichten van de ouders, leerlingen en het bevoegd gezag op school. Informatie over de klachtenregeling binnen de (school)organisatie. De interne procedure moet weergegeven zijn. Ook moet een adres van de externe klachtencommissie vermeld worden en er moet duidelijk zijn waar het reglement van de externe klachtencommissie te vinden is. De gronden voor vrijstelling van onderwijs door leerlingen. De manier waarop de school omgaat met bijdragen die niet afkomstig zijn uit de ouderbijdragen of uit bijdragen die de school toekomt door de wet. Het beleid met betrekking tot de veiligheid op (en rond) de school. Hoe de tussen-, voor- en naschoolse opvang wordt geregeld en wordt vormgegeven.
31
Onopgemerkt talent
Hoogbegaafd zijn, een belemmering? Het risico van onopgemerkt talent. Dit artikel gaat over Tessel. Haar leerkrachten twijfelen aan haar intelligentie en motivatie. Maar haar ouders kennen haar juist als een leergierig meisje. Uit het verhaal over Tessel blijkt hoe belangrijk het is dat het team een onderzoekende houding heeft en de dialoog met ouders aangaat. Het team is zich meer bewust geworden hoe belangrijk ‘waarnemen en begrijpen’ is binnen hun handelingsgerichte werkwijze.
In groep 1 en 2 van juf Suze zit in april 2013 Tessel, een oudste kleuter die zich ontwikkelt naar verwachting. Zij heeft belangstelling voor leren lezen. In het groepsoverzicht van Suze staat over Tessel:
Belemmerend
Stimulerend
Botst regelmatig met Iris, is dan heel verdrietig en wil niks meer.
Knutselt en bouwt graag – heeft creatieve ideeën. Speelt graag buiten, weet veel over de natuur. Motorisch goed ontwikkeld, fijne motoriek. Kent veel letters, wil graag leren lezen. Groot rechtvaardigheidsgevoel.
Tegen het einde van het schooljaar onderneemt Suze met een groepje kinderen, waarbij ook Tessel, leesactiviteiten. Ze start met het benoemen van de letters die de kinderen uit hun eigen naam al kennen. Tessel begint enthousiast, ontdekt al snel dat het schrijven van de letters er ook bij hoort en dat dit haar veel moeite kost. Al snel verliest zij haar motivatie om
32
verder te leren lezen en wil geen enkele activiteit meer doen die daar een relatie mee heeft. Suzes conclusie vanuit deze waarnemingen: “Tessel is nog niet toe aan het leesproces”. Zij maakt zich geen zorgen, dat komt wel goed in groep 3. Met deze conclusie stopt haar denken. Te snel, zo zal blijken.
Hoogbegaafdheid
Het is januari 2015 In de koffiekamer hoort Suze van haar collega in groep 4 dat er bij Tessel een intelligentieonderzoek is afgenomen. Haar collega merkte dat het lezen nog moeizaam ging en dat Tessel op de medio toetsen van lezen en rekenen laag scoorde. Daarnaast is Tessel niet meer gemotiveerd om naar school te gaan. In gesprek met de ouders van Tessel bleek dat zij zich niet herkennen in het geschetste beeld van Tessel. In de thuissituatie is Tessel juist leergierig en geïnteresseerd in het “berekenen” van de hoeveelheid zand die nodig is in de zandbak en het inschatten van hoogtes van bomen in het parkje. De verschillende waarnemingen van ouders en school leidden tot een nader onderzoek om een beter beeld van Tessel te krijgen én te begrijpen wat nodig is om een passender aanbod voor Tessel te realiseren. Uit het onderzoek blijkt dat Tessel een harmonisch IQ heeft van 135: een verrassende uitslag! Tessel is voor het team van Suze aanleiding om zich te verdiepen in het signaleren van hoogbegaafde leerlingen. Het team is zich ervan bewust dat zij vanuit onwetendheid over hoogbegaafdheid te snel verkeerde conclusies trekt naar aanleiding van observaties. Uitkomst: Opnieuw stilstaan bij waarnemen en begrijpen dus! Het levert de school de volgende aanpassingen op om hun handelen beter af te stemmen op de onderwijsbehoeften: 1. Om vanaf de start een completer beeld te krijgen van leerlingen laten we ouders een vragenlijst invullen (onderdeel van het signaleringsinstrument hoogbegaafdheid). 2. Voorafgaand aan de eerste schooldag heeft de leerkracht een intakegesprek met ouders aan de hand van deze vragenlijst. Tijdens dit gesprek wordt het groepsoverzicht samen met ouders ingevuld. 3. Hierbij wordt stilgestaan bij de onderwerpen: interesses, taalontwikkeling, creativiteit, initiatiefrijk, eigen opvattingen en sociale vaardigheden. 4. Deze onderwerpen geven een goed beeld van een
leerling en maken je alert of er sprake kan zijn van een ontwikkelingsvoorsprong of hoogbegaafdheid. 5. Jaarlijks invullen van een signaleringsinstrument in combinatie met de eigen waarnemingen van leerkrachten. 6. Samen fungeert dit als een breed vangnet en voorkomt dat de begaafdheid van kinderen onopgemerkt blijft of verkeerd begrepen wordt. 7. Wanneer er mogelijk sprake is van hoogbegaafdheid zijn we alert op andere onderwijsbehoeften. Denk hierbij aan dat de leerling: a. wil weten aan welke eisen het werk moet voldoen en dat dit gecontroleerd wordt; b. structureel uitdagend werk krijgt in plaats van ‘extra werk’ als sluitstuk na het reguliere werk; c. zicht nodig heeft op de doelen en het gehele kader. Wanneer er afgestemd wordt op deze onderwijsbehoeften voorkomen we mogelijk onderpresteren en motivatieverlies voor school zoals bij Tessel.
33
Onopgemerkt talent
April 2015: De huidige groep 1/2 van Suze Zij heeft wederom een groepje belangstellende lezers. In dit groepje zit Rik die vermoedelijk hoogbegaafd is. In het groepsoverzicht staat over Rik: Belemmerend
Stimulerend
Doet niet graag mee met knutselactiviteiten, is ontevreden over wat hij maakt. Is gefrustreerd als taak niet in een keer lukt. Moeite met doorzetten bij een moeilijke taak. Maakt zich zorgen over de wereldvrede.
Grote woordenschat, kan goed uitleggen wat hij wil. Weet veel, kijkt naar jeugdjournaal, vertelt hier veel over. Is heel creatief met bouw- en constructiemateriaal. Organiseerde een “lege flessen actie” om geld in te zamelen voor Nepal.
Suze heeft met een groepje leerlingen een gesprek over leren. Ze maakt ze bewust welke inzet nodig is om te leren lezen. Zij staat stil bij de volgende onderwerpen: • Wat is leren? Wat heb je allemaal al geleerd? Moest je oefenen voordat je het geleerd had? • Wat is lezen en waarom is dat belangrijk? Wat betekent het als je kunt lezen? • Wat is de samenhang tussen lezen en schrijven? Hoe is schrift opgebouwd? • Wat willen ze kunnen lezen? Hoe lang denken ze dat het duurt voordat ze dat kunnen? • Uit welke onderdelen bestaat het leesproces? Denk aan: alfabet, opbouw van woorden (mkm, kkm, mmkmm) verschillende uitspraak van letters. Terugkijkend is het team van Suze blij dat ze zich in de onderwijsbehoeften van deze leerlingen hebben verdiept. Het lukt hen nu om eerder hoogbegaafde leerlingen te (h)erkennen, hierop hun werkwijze af te stemmen én passender onderwijs te bieden. De school heeft geleerd om gedrag anders te interpreteren. Ze nemen nu minder gebruikelijke maatregelen. Instromende jongste kleuters met een ontwikkelingsvoorsprong sluiten direct aan bij groep 2. Voor het kind biedt dit duidelijkheid aan welke eisen het werk moet voldoen. De leerkracht kan meteen goed observeren hoe de leerling op dit aanbod reageert en of er inderdaad sprake is van een ontwikkelingsvoorsprong. Ook de intensievere samenwerking met ouders vanaf de
34
start van de schoolloopbaan van de leerling blijkt zeer vruchtbaar te zijn: Door samen met de ouders in het groepsoverzicht te beschrijven wat hun kind nodig heeft om zich goed te kunnen ontwikkelen voelen ouders zich serieus genomen én krijgen ouders een blik op de handelingsgerichte werkwijze van de school.
Auteurs (v.l.n.r.): Jet Barendrecht, Corrine Bleecke, Marianne Soeters
Cursusprogramma
VO O RJA A R 2 0 1 6
Cursus: Co-teaching bij taal en rekenen Inhoud: Deze cursus biedt een effectieve taal-/lees- en rekenles; varianten van co-teaching, co-teaching ter versterking van de taal-/leesles op de eigen school en co-teaching ter versterking van de reken-/wiskundeles op de eigen school. Docenten: Drs. Vivian van Alem, Drs. Pauline van Vliet Cursusdata: 11 januari, 21 maart, 11 april 2016
www.instondo-acamdemy.nl/taalrekenen
Cursus: Omgaan met gedragsproblemen Inhoud: In deze cursus wordt kennis en inzicht aangereikt op het gebied van gedragsproblemen- en stoornissen. Zowel theorie als praktijk komen ruimschoots aan bod. Er worden handvatten aangeboden voor de klas en de school. Humor ontbreekt niet! Docent: Willem de Jong Cursusdata: 25 januari, 21 maart, 11 april 2016
www.instondo-academy.nl/gedragsvraagstukken
Cursus: Teamcoaching: op weg naar actieve leerteams Inhoud: Verdiepen en verbreden van coachingvaardigheden om een professionele leergemeenschap (PLG) te ondersteunen. Docent: Drs. Erna Broekman Cursusdata: 21 maart, 11 april, 23 mei en 13 juni 2016
www.instondo-academy.nl/teamcoaching
Cursus: Voer een opbrengstgerichte leerlingbespreking Inhoud: De cursisten voeren leerlingbespekingen die resulteren in concrete maatregelen passend bij de leerkracht en waarbij de administratie beperkt is tot het vastleggen van afspraken. Docent: Dr. Wim Meijer Cursusdata: 21 maart, 11 april, 23 mei en 13 juni 2016
www.instondo-academy.nl/leerlingbespreking
Cursusdetails Locatie: Congrescentrum Domstad Koningsbergerstraat 9, 3531 AJ Utrecht Certificering en accreditatie: Bij iedere met goed gevolg gevolgde opleiding ontvangt u als cursist een certificaat van Instondo Academy. Deze cursussen (op loopafstand centraal station) worden gevalideerd voor registerleraar.nl. Cursuscoordinator: CRKBO: Instondo Academy voldoet aan de kwaliteitscode voor onderwijs- drs. Vivian van Alem Studiebelasting: Totaal aantal SBU: 18. Uren voorbereiding: 2, aantal contacturen: 12, aantal uren praktijkopdrachten: 4.
instellingen voor kort beroepsonderwijs en is in 2015 geauditeerd op basis van de CRKBO kwaliteitsnormen opgesteld door het CPION, het Centrum voor Post Initieel Onderwijs Nederland.
Tijdelijk prijsvoordeel
slechts â‚Ź595 Schrijf u in voor 1 november 2015 en betaal , thee en cursusmateriaal. in plaats van â‚Ź795 per cursus. Prijs inclusief BTW, koffie ndo-academy.nl meer informatie en/of inschrijven? www.insto
Media
De Belbin-benadering. Voor individuele coaching en loopbaanbegeleiding. Rob Groen & José Houweling: De Belbin-benadering. Voor individuele coaching en loopbaanbegeleiding. Uitgeverij Academic Service, Boom, Amsterdam, 2015, 184 p., 24,90 euro, ISBN 978 94 6220 132 3
Rob Groen heeft ongeveer 20 jaar geleden het Belbinteamrolmodel in Nederland geïntroduceerd. De redacteuren zetten in deel I op een compacte wijze het Belbin-teamrolmodel uiteen. In deel II laten enkele (mede)auteurs zien hoe je met Belbin op individuele wijze kunt werken. In Deel III wordt besproken hoe het teamrolmodel gecombineerd kan worden met andere coachingstechnieken: Belbin en Voice Dialogue; Combi met Ofman; combi met systemisch werken; combi Roos van Leary en Belbin. In deel IV treft de lezer een review aan van de Belbinbenadering van Ger van Doorn en Marijke Lingsma. Afgesloten wordt met een viertal bijlagen: ontwikkel je teamrollen; bronnen van misverstand; in gesprek met; over de auteurs. Van Doorn en Lingsma hanteren in hun review een vijftal kritische succesfactoren voor coaching: doelgerichtheid, eigenaarschap,
competentiegerichtheid, hier en nu en contextgerichtheid. Zij stellen dat de beide auteurs terecht pleiten voor contextgericht coachen, dat wil zeggen zowel gericht op de omgeving als op de coachee zelf. In het hier en nu wordt de coachee uitgenodigd tot diepere reflectie. Dan komt bijvoorbeeld de vraag aan de orde als: ‘Wat doe ik precies in deze situatie, dus in afstemming met mijn directe omgeving?’ Ook is er kritiek. Hoeveel Belbin-ervaring moet je hebben om dit instrument doeltreffend te gebruiken? Hoe moet je het hanteerbaar maken voor de coachee? Voelt de coachee zich voldoende gerespecteerd in dit Belbinjargon? Al met al ligt er een mooie uitdaging voor ons waar het coaching betreft.
Materialen:
36
•
Vincent Reusel & Natasja Loomans: Inzicht in teams. Tips en tools. Uitgeverij Thema, Zaltbommel, 2012,14.95 euro (hardcover) 7,50 euro (eBook), ISBN978 90 5871 688 0. Indien je de samenwerking in je team wilt verbeteren tref je hier op een compacte wijze tips en tools aan (teambijdragen; fasen in teams; teamrollen; team en teamomgeving; praktijksituaties)
•
Annemieke Nijman: Luisteren. Dat is toch niet zo moeilijk. Uitgeverij Thema, Zaltbommel, 2012, 14,95 euro (hardcover), 7.50 euro (eBook), ISBN 978n 90 5871 755 9. Luisteren is de basis van communicatie. Echt effectief luisteren vraagt veel van je. Deze tips en tools kunnen daar erg behulpzaam bij zijn.
•
Axelle de Roy: Kennismakingskaarten. Een originele, speelse en toegankelijke manier met elkaar kennis te maken a.h.v. 30 kaarten. Uitgeverij Thema, Zaltbommel, 19.95 euro. ISBN 978 90 5871 942 3
Media
Professioneel communiceren met ouders Tonnis Bolks: Professioneel communiceren met ouders, Uitgeverij Boom Lemma, Den Haag, 193 p., 22,50 euro, ISBN 978 90 5931 663 8 De stelling van de auteur is dat ouders altijd gelijk hebben. Dan komen meteen vragen naar voren als: ‘Hoe kijken leerkrachten (directieleden) naar ouders?’ ‘Zien ze ouders als gelijkwaardige partners?’ De centrale vraag is echter: ‘Hoe kunnen leerkrachten dat op een professionele manier doen?’ In de hoofdstukken 1 tot en met 9 komen ‘kennis’, ‘houding’ en ‘vaardigheden’ aan bod. Elke laatste paragraaf van elk hoofdstuk bevat een opdracht, waarbij wordt ingegaan op de verschillende reflectielagen (omgeving, gedrag, vaardigheden, overtuigingen, identiteit). Een voorwaarde voor een goede samenwerking tussen school en ouders is een constructieve manier van communiceren. Om goede communicatie mogelijk te maken zal de leerkracht de ouders persoonlijk moeten (leren) kennen. Binnen de communicatie nemen gesprekken de grootste plek in. De vraag is dan: ‘Welke attitude (afstemming) komt de communicatie ten goede?’ Vertrouwen ondersteunt en bepaalt immers de kwaliteit van iedere relatie. Ook gaat het over de praktische aspecten van het voeren van gesprekken (voorbereiding, opbouw en evaluatie). Dan wordt stilgestaan bij een tiental gespreksinterventies. Tenslotte gaat het over het voeren van ‘lastige’ gesprekken. In hoofdstuk ‘Afsluiting’ worden vragen voorgelegd als: Hoe zie je je eigen rol in concrete situaties waarin je samenwerkt met ouders? Waar ga je écht voor? Waar doe je het allemaal voor? Het boek wordt afgesloten met een literatuuropgave en register. Het betreft een boek, dat een systematische opzet kent en veel nadruk legt op de eigen rol en identiteit van de leerkracht (en directie). Hoewel het een ouder boek is heeft het wel de nodige zeggingskracht en past het zeker binnen passend onderwijs.
Websites: www.123test.nl 123test biedt een breed en gevarieerd aanbod van Nederlandse testen. Het betreft testen op het gebied van carrière, persoonlijkheid, IQ en studie. De tests variëren van serieuze en professionele tests tot tests voor onder meer plezier.
www.mijnmissie.nl Het doel van deze site is te ondersteunen in het vergroten van je persoonlijke leiderschapskwaliteiten. Bij het vinden van antwoord op de vraag WAT je WAAROM moet doen. Je kunt je registreren. Daarna vind je informatie, opdrachten en oefeningen over missie en doel stellen. 37
Voortgangsrapportage
1 jaar passend onderwijs: de stand van zaken De afgelopen weken werden veel onderzoeken gepubliceerd, waarin de balans wordt opgemaakt na een schooljaar lang werken met passend onderwijs. Het lijkt erop dat de basale afspraken over de ondersteuning aan leerlingen in bijna alle regio’s wel geregeld is. Maar juist als het ingewikkeld wordt of als het erop aan komt, gaat het nog wel eens mis. De organisatie van zorgplicht, maatwerk voor complexe ondersteuningsvragen en het voorkomen van thuiszitters – dat levert allemaal nog hoofdbrekens op. Ondertussen zijn de meeste leerkrachten in het primair onderwijs er niet van overtuigd dat er in hun klassen nog ruimte is voor meer leerlingen die extra tijd en aandacht vergen. Passend onderwijs staat. Maar het loopt nog niet. 38
Passend Onderwijs
Auteur: Ron Benjamins Ron Benjamins is onderwijsadviseur en hoofdredacteur van Passend Onderwijs Magazine.
Rond de zomervakantie verschenen enkele onderzoeken over de invoering van passend onderwijs. In juni verscheen een rapportage van het ministerie, de zevende voortgangsrapportage. Die rapportages verschijnen al een paar jaar; ze zijn bedoeld om de Tweede Kamer te informeren. Daarnaast verschenen er rapporten en enquêtes van onderwijsorganisaties, die elk met een eigen invalshoek in kaart brachten hoe het gaat met passend onderwijs.
leerlingen geregeld is. De Kinderombudsman signaleert dat ook veel ouders niet goed weten hoe het werkt en waar ze recht op hebben. Er zijn organisaties die zijn opgericht om ouders daarbij te helpen, maar zelfs dat weten ouders vaak niet. In de tweede plaats klagen schoolleiders over nieuwe bureaucratie. Alles mag dan goed geregeld zijn, het heeft ook geleid tot een nieuwe hausse aan (digitale) formulieren en procedures. Schoolleiders verzuchten dat in de enquête van de AVS, en ook het ministerie signaleert het.
“Als de situatie rond een leerling complex is, en geen enkele organisatie of instantie een goede oplossing voor handen denkt te hebben, kan een patstelling ontstaan.”
Afspraken zijn op orde Het grootste succes van passend onderwijs tot nu toe lijkt te zijn dat de basale afspraken over ondersteuning overal op orde zijn. Een jaar geleden werd in de media nog wel gesuggereerd dat er chaos zou uitbreken, maar dat lijkt niet het geval te zijn. Het ministerie schrijft: “Samenwerkingsverbanden hebben hun procedures op papier vrijwel allemaal op orde. Procedures zijn ingericht om leerlingen ondersteuning te geven en het is duidelijk hoe een plaatsing naar het speciaal onderwijs verloopt.” Dat wordt bevestigd door het onderzoek van DUO. De meeste directeuren en intern begeleiders geven aan dat ze weten wat van hen verwacht wordt bij de concrete vormgeving van passend onderwijs in de klas. Ze weten ook welke stappen leraren moeten nemen als een leerling extra ondersteuning nodig heeft. Ze voelen zich goed geïnformeerd over passend onderwijs. Er zijn twee kanttekeningen te maken bij het algemene beeld dat alles goed geregeld en duidelijk is. In de eerste plaats is niet iedereen goed op de hoogte. Uit het onderzoek van DUO blijkt dat leerkrachten veel minder vaak aangeven dat ze overzien hoe de ondersteuning voor
Als het moeilijk wordt, gaat het minder goed Dat er afspraken over passend onderwijs zijn gemaakt, betekent nog niet dat het in alle gevallen ook goed werkt. Als de problematiek zwaar of complex wordt, is het in de praktijk moeilijk om goede ondersteuning te realiseren. Het ministerie en de kinderombudsman signaleren allebei dat de ‘doorzettingsmacht’ in veel regio’s niet goed geregeld is, of niet goed werkt. Als de situatie rond een leerling complex is, en geen enkele organisatie of instantie een goede oplossing voor handen denkt te hebben, kan een patstelling ontstaan. In die situatie zou je iemand willen hebben die de knoop kan doorhakken en kan beslissen wie wat gaat doen. Dat is de ‘doorzettingsmacht’. Soms is dat geregeld, maar het werkt het in de praktijk niet goed. De Kinderombudsman schrijft dat het andersom ook gebeurt: formeel is het niet geregeld, maar in de praktijk spreken organisaties elkaar juist wel aan. Complexe situaties kunnen leiden tot thuiszitters: leerlingen voor wie op geen enkele plek passend onderwijs voor handen is. De inzet van het nieuwe
39
Voortgangsrapportage
beleid is dat dit niet meer voorkomt. Dat is nog geen werkelijkheid. Het ministerie geeft aan dat het onderwijs beter kan samenwerken met leerplicht en de jeugdhulp die door de gemeente wordt geboden, om thuiszitters te voorkomen. Voor de kinderombudsman is dat ook belangrijk, omdat ieder kind recht heeft op onderwijs. De kinderombudsman wijst erop dat passend onderwijs niet in alle gevallen de oorzaak is van thuiszitters; het komt ook voor dat ouders ervoor kiezen om hun kind niet naar school te laten gaan. Zorgplicht in de praktijk Schoolbesturen hebben de plicht om voor iedere leerling die wordt aangemeld passend onderwijs te organiseren. Als een school dat niet zelf kan, moet de school ouders helpen om een passende plek te vinden. In de praktijk gaat dat nog niet altijd goed. De AVS trekt in haar onderzoek de conclusie scholen in veel gevallen een leerling niet zomaar inschrijven, maar eerst een kennismakingsgesprek organiseren en in het team bespreken of er een goed ondersteuningsaanbod voor de leerling is. Scholen doen dat met de beste bedoelingen, maar formeel voldoen ze daarmee niet aan de zorgplicht. De AVS noemt dat zorgelijk. Het ministerie gelooft overigens niet altijd in de goede bedoelingen van scholen, als het hierom gaat. In de voortgangsrapportage staat
dat sommige samenwerkingsverbanden “te maken hebben met enkele schoolbesturen die de zorgplicht proberen te omzeilen. Dat gebeurt bijvoorbeeld door ouders het gevoel te geven dat andere scholen hun kind beter onderwijs kunnen bieden. Als de inspectie daarvan signalen krijgt, komt zij direct in actie.” Wat helpt Uit het onderzoek van DUO blijkt dat veel leerkrachten nog niet overtuigd zijn van de kans van slagen van passend onderwijs. De meeste onderschrijven wel het ideaal, dat voor veel leerlingen ondersteuning op maat in het regulier onderwijs mogelijk wordt. Maar om dat goed te laten slagen, zijn twee dingen nodig: kleinere klassen en meer handen in de klas. Veruit de meeste directeuren en leerkrachten zijn het daarover eens.
Welke rapporten over passend onderwijs zijn verschenen? In juni publiceerde het ministerie de ‘Zevende voortgangsrapportage passend onderwijs’, waarin een beeld wordt gegeven van de stand van zaken. De rapportage is gebaseerd op gesprekken met onderwijsorganisaties. Er wordt gebruik gemaakt van onderzoeken door onder andere Sardes en de Rijksuniversiteit Groningen. DUO onderwijsonderzoek hield samen met het Algemeen Dagblad in augustus een onderzoek naar de stand van zaken van passend onderwijs. Aan directeuren, intern begeleiders en leraren uit het PO en VO werd gevraagd hoe zij passend onderwijs ervaren. De Kinderombudsman publiceerde in september het rapport ‘Werkt passend onderwijs?’. In dit rapport wordt onderzocht of passend onderwijs bijdraagt aan het recht op onderwijs dat ieder kind heeft. De Algemene Vereniging Schoolleiders publiceerde in september een onderzoek onder schoolleiders, over hoe zij passend onderwijs ervaren.
40
TIB tools
Nieuwe
TIB tools
‘Zet ouders in hun kracht’ Veel onderwerpen in TIB vragen om wat verdere uitwerking en verdieping. Dat doen we in de TIBtools. Na ‘Arrangeer samen’ en ‘Voicing: geef leerlingen een stem’ verschijnt binnenkort ‘Zet ouders in hun kracht’ van Peter de Vries.
Zet ouders in hun kracht, want ouderbetrokkenheid is belangrijk voor leerlingen. Maar hoe dan? Volgens de motivatietheorie van Deci en Ryan komen mensen in hun kracht wanneer we een beroep doen op hun autonomie, competentie en relatie. Expert Peter de Vries bespreekt in dit boek 8 aanraders om ouders in hun kracht te zetten, door ze aan te spreken op hun competenties en autonomie, en door een échte samenwerkingsrelatie met hen aan te gaan.
Aanbieding In de serie TIBtools verschijnen vier praktische uitgaven per jaar. Indien je je abonneert op de serie krijg je ze, zonder verzendkosten, direct na verschijnen toegestuurd en mis je er nooit één. Bovendien betaal je dan slechts € 18,50 per uitgave. Je kunt je opgeven met de antwoordkaart in dit nummer of via www.tijdschriftib.nl/tibtools.
Peter de Vries (1965) was bijna tien jaar leerkracht in het basis- en speciaal basisonderwijs. Daarna werkte hij als locatiemanager op een orthopedagogisch dagcentrum voor kinderen met een verstandelijke en een lichamelijke beperking. Tegelijkertijd had hij zijn eigen praktijk als bemiddelaar tussen ouders en scholen in het primair en voortgezet onderwijs. Sinds 2003 werkt De Vries als principal-adviseur en trainer bij CPS Onderwijsontwikkeling en advies. Hij schreef onder andere het Handboek ouders in de school en Ouderbetrokkenheid 3.0 van informeren naar samenwerken.
41
Veelgestelde vragen
Onderwijs in Cijfers geeft de belangrijkste cijfermatige informatie over het onderwijs in Nederland. Een aantal cijfers met betrekking tot passend onderwijs worden gepubliceerd. Zo kunnen de volgende vragen kwantitatief beantwoord worden. ‘In welke provincie gaan naar verhouding de meeste leerlingen naar het speciaal onderwijs?’ Fig.1. Ondersteuningspercentage (lgf/sbao/so) op 1-10-2013 per PO Samenwerkingsverband (Bron: DUO) In Limburg en het oosten van Nederland is het aandeel leerlingen met extra ondersteuning opvallend hoog ten opzichte van de rest van Nederland (figuur 1). Hoeveel leerlingen ontvangen onderwijsondersteuning? Fig.2. In het schooljaar 2013-2014 zaten 70.000 leerlingen in het speciaal basisonderwijs of op een speciale school voor basisonderwijs. Het aandeel leerlingen dat naar het speciaal basisonderwijs gaat, is de laatste jaren afgenomen. Voor het basisonderwijs op speciale scholen nam het aandeel tot het schooljaar 2007-2008 nog toe, daarna bleef het vrij stabiel.
Figuur 1
Aandeel leerlingen in het speciaal basisonderwijs en op speciale scholen voor basisonderwijs % ten opzichte van alle leerlingen in bao, sbo en speciale scholen voor basisonderwijs 3,5
3,25
3
2,75
2,5
‘Waar komen de leerlingen in het sbao vandaan en waar gaan ze naartoe?’ Fig.3. Te zien is dat de meeste kinderen uit het reguliere basis onderwijs kwam. Wanneer ze daarmee klaar waren stroomt 69 procent uit naar lwoo of pro.
100%
60% 40%
51%
2002
2003
2004
2005
2007
2008
2009
so/vso
40%
bao
69%
66%
sbao
so
20% 0%
Bron: Passend onderwijs, Onderwijs In Cijfers - http://www.onderwijsincijfers.nl/themas/passend-onderwijs 42
2011*
2012*
201...
CBS
100%
60%
2010
Speciale scholen basisonderwijs
Noot: De figuren zijn gebaseerd op stromen van 2012 op 2013. De gemiddelde instroom is 23% in het sbao en 24% in het so. De gemiddelse uitstroom is 26% uit het lwoo en 25% uit het so.
2006
Figuur 2
lwoo/pro
sbao so
2001
Speciaal basisonderwijs
80%
0% sbao
2000
overig vo
80%
20%
1,75
Waar gaan leerlingen uit het sbao en so naar toe? (Bron: DUO) directe in/uitstroom
80%
2
Figuur 3
Waar komen leerlingen in het sbao en so vandaan? (Bron: DUO)
2,25
Veelgestelde vragen
Onderwijs in cijfers zet de schoolloopbaan die leerlingen uit het passend onderwijs doorlopen uiteen. Dit geeft antwoord op drie veelgestelde vragen. ‘Hoeveel leerlingen versnellen in het basisonderwijs?’ Fig. 4. In totaal versnelt ruim 10 procent van de kinderen in het basisonderwijs. Daarvan zijn 9 procent jongens en 11 procent meisjes. Ruim 85 procent is een herfstkind, doorgaans hebben zij versneld gekleuterd en dus korter in de kleuterklas gezeten. ‘Hoeveel leerlingen blijven zitten in het basisonderwijs?’ Fig. 5. Bijna 15 procent van de kleuters doet groep 1 of 2 twee keer. Bij de groep 2-leerlingen (10,5 procent) betekent dit kleuterbouwverlenging. Ook in groep 3 en 4 blijven relatief veel kinderen zitten ( resp. 5 procent en 3,8 procent). Na groep 4 daalt het percentage zittenblijvers per groep tot 0,4 procent in groep 8. Cumulatief blijft zo’n 13,5 procent van alle leerlingen zitten in de groepen 3 tot en met 8.
Figuur 4
Groep
1
2
3
4
5
6
7
8
Gemiddeld (groep1-8)
Doubleren(%per groep)
4,2
10,5
5
3,8
2
1,3
1
0,4
3,4 Figuur 5
Jongens blijven substantieel vaker zitten dan meisjes. In groep 8 heeft ruim 19 procent van de jongens een leeftijdsachterstand tegenover bijna 16 procent van de meisjes. Zittenblijven gebeurt vaker bij kinderen van laag opgeleide ouders dan bij kinderen van hoog opgeleide ouders (percentage met leeftijdsachterstand: 38,2% en 15,3%) en gebeurt vaker bij kinderen met een niet-Nederlandse achtergrond dan bij kinderen met een Nederlandse achtergrond (percentage met leeftijdsachterstand: 25,8% en 15,1%). Fig. 6. Hoe het aantal leerlingen terechtkomt als ze klaar zijn met het (voortgezet) speciaal onderwijs. Figuur 6 Bron: Schoolloopbanen en onderwijsduur - http://www.onderwijsincijfers.nl/themas/transities-in-het-onderwijs 43
Agenda
In het vooruitzicht
Autisme in het primair onderwijs
2015-2016 6 oktober
Leerlingen met ASS sociaal-emotioneel en cognitief begeleiden. Plaats: Antropia, Driebergen. Meer info en inschrijven: www.medilexonderwijs.nl/autismePO.
Congres WIB TIB, Tijdschrift Intern Begeleiders organiseert jaarlijks dé regiobijeenkomsten voor Intern Begeleiders. Dit jaar in Eindhoven, Den Haag, Utrecht en in Zwolle. Deelnemen kan vanaf € 155,-. Meer informatie en inschrijven: www.tibweek.nl.
Training Waanzinnig Leiderschap
27 oktober & 2, 9, 11 november
2 november
U oefent uw houdingsaspecten en vaardigheden die medeverantwoordelijkheid en gedeeld eigenaarschap versterken bij uw medewerkers. Ook leert u een reeks technieken toe te passen die uw team stimuleren actief mee te denken en te doen in schoolontwikkeling. En ook de hobbels te nemen die daarbij optreden. De training is met name interessant voor leidinggevenden die met een verandertraject bezig zijn of een verandertraject (willen) gaan starten. Plaats: ’s-Hertogenbosch Meer info: www.kpcgroep.nl/kpc-groep/trainingen
Lesco professionaliseringsbijeenkomst
25 november
In de professionaliseringstraining wordt aandacht besteed aan het dieper doorvragen om tot een concluderende feitelijke bevinding te komen. Tevens wordt aandacht besteed aan het rapporteren van bevindingen op procesniveau. De training biedt ruimte voor auditoren om overige zaken waar zij bij de uitvoering van audits in de praktijk tegen aan gelopen zijn te bespreken. Plaats: NDC Utrecht Meer info: lesco.nl
Opleidingscursussen Instondo Academy Instondo Academy biedt tools om collega’s ‘in de leerstand’ te brengen, aansluitend bij de nieuwste inzichten rondom ‘motiveren om te leren/ontwikkelen’. Thema’s voor voorjaar 2016 zijn ‘Co-teaching bij taal en rekenen: een passende oplossing voor nóg betere lessen’, ‘Omgaan met gedragsproblemen’, ‘Teamcoaching: op weg naar actieve leerteams’ en ‘Voer een opbrengstgerichte leerlingbespreking’. De cursussen worden gegeven in congrescentrum Domstad in Utrecht. Meer informatie en inschrijven: www. instondo-academy.nl.
vanaf 11 januari, 25 januari & 21 maart 2016
Congres: Passend Onderwijs in 1 Dag Dit congres heeft als thema ‘Leiderschap’. De dag wordt voorgezeten door Ron Benjamins. Verder bestaat de dag uit 4 plenaire sessies en 4 korte plenaire gespreksrondes. Tussen 12.30 en 13.30 uur zal er een netwerklunch zijn en in de ochtend en middag ook nog een koffiepauze. Meer informatie volgt op www.pocongres.nl.
44
18 april 2016
POM _ 44
t niet “Een leraar staa leraar voor de klas, een staat in de klas” denken)
Toshiro Kanamori (Om
‘Ik heb vijf leerlingen in de groep die elke week een half uur begeleiding krijgen. Maar ik heb ze de hele week in de groep.’
Juf Silvia de Weerd, groep 3 van basisschool Slingerbos in Diepenveen, in het Radio 1 Journaal van 8 september.
45
Verwacht: passend onderwijs magazine 2015-05 TERUGPLAATSINGSBELEID We geven inzicht in een succesvol concept op het gebied van terugplaatsingsbeleid en hoe dit goed geregeld kan worden binnen de kaders van passend onderwijs.
Heeft u suggesties of
VERANTWOORDING SCHOOLLEIDER
in passend onderwijs
Op scholen heerst soms de vraag waar de verantwoordelijkheid ligt van bijvoorbeeld samenwerkingsverband en bestuur. Passend Onderwijs Magazine bekijkt wie wanneer welke verantwoordelijkheid heeft. Waar houdt de verantwoordelijkheid van de directeur op bij bepaalde problemen die spelen in de regio?
zou u willen publiceren
magazine? Stuur dan een bericht naar: hoofdredactie@pomagazine.nl Of kijk op www.pomagazine.nl
UPLIFTING LEADERSHIP In dit nummer treft u een artikel over uplifting leadership. In het volgende nummer verschijnt een follow-up met daarin verdieping op het onderwerp.
EN VERDER NATUURLIJK… Veelgestelde vragen, Media, Leiden & Managen, Best Practice, Actueel, Checklist en Agenda
Colofon Passend onderwijs magazine: een uitgave van Instondo B.V., Binnen Kalkhaven 263, 3311 JC Dordrecht T +31 (0)78 645 50 85 F +31 (0)78 645 37 56, info@instondo.nl, www.instondo.nl. Hoofdredactie: Ron Benjamins, hoofdredactie@pomagazine.nl Eindredactie/coördinatie: Guus Beenhakker, eindredactie@pomagazine.nl Redactie: Jacques van den Born, Jack Biskop, Tijn Nuyens, Thieu Dollevoet, Nico Eigenhuis Vaste redactiebijdragen: Pauline Demacker Uitgever: Marcel Mathijssen, T +31 (0)78 645 50 85 F +31 (0)78 645 37 56, m.mathijssen@instondo.nl Adverteren: Voor het informatie over de advertentiemogelijkheden kunt u zich richten tot de uitgever. Lidmaatschap: €89 per jaar voor 5 nummers per lidmaatschap. Prijs voor een extra lidmaatschap op hetzelfde adres €44,50 per jaar. Prijzen inclusief BTW en verzendkosten. Lidmaatschappen worden automatisch met een periode van een jaar verlengd tenzij deze twee maanden voor de vervaldatum schriftelijk worden opgezegd bij de uitgever. Vormgeving: Vormvreters, grafische vormgeving, www.vormvreters.nl Druk: Drukkerij Verloop, T 078 691 28 99, www.verloop.nl Fotografie: Roel Burgler, roelburgler@gmail.com, T 020-46 37 143 (pagina’s 14, 29 en 40), Rene Schotanus, info@reneschotanus.com, T 06 102 893 22, (cover en pagina 30), Martine Sprangers, martine@sprangers-fotografie.nl T 06 51 51 39 01 (pagina 33), Shutterstockbeelden (pagina’s 7, 9, 21, 32, 34, 38 en 45)
ISSN 2352-0507 Zelf bijdragen aan passend onderwijs magazine? Uw voorstel(len) zien wij graag tegemoet en kunt u richten aan de hoofdredacteur Ron Benjamins: hoofdredactie@pomagazine.nl © Instondo B.V. Auteursrechten voorbehouden. Het is niet toegestaan zonder schriftelijke toestemming van de uitgever artikelen, illustraties of schema’s geheel of gedeeltelijk over te nemen. Aan de totstandkoming van deze uitgave is de uiterste zorg besteed. Voor informatie die nochtans onvolledig of onjuist is, aanvaarden auteur(s), redactie en uitgever geen aansprakelijkheid. Voor eventuele verbeteringen en suggesties houden zij zich gaarne aanbevolen. Vanwege de aard van de inhoud en het doel van dit vakblad, wordt de abonnee geacht het blad te ontvangen in verband met de uitvoering van een beroep of bedrijf.
46
Passend onderwijs in 1 dag! 18 APRIL 2016 - JAARBEURS UTRECHT
Thema: Praktisch leiding geven aan duurzame schoolontwikkeling
In bijna alle samenwerkingsverbanden zijn afspraken
van passend onderwijs kunnen benutten. In 1 dag wordt
gemaakt over passende ondersteuning voor leerlingen.
u bijgepraat over de stand van zaken rond de invoering
Maar nog lang niet alle leraren, ouders en begeleiders
van passend onderwijs, zoals de samenwerking met de
hebben hun draai gevonden in het nieuwe systeem.
jeugdhulp, de positie van ouders en afspraken met het
Op het congres horen directeuren en leidinggevenden
samenwerkingsverband. En vooral: hoe geef je leiding
hoe zij hun teams mee kunnen krijgen en de kansen
aan deze duurzame veranderingen in de school?
RESERVEER 18 APRIL 2016 DUS IN UW AGENDA! Voor meer informatie en/of inschrijven: www.pocongres.nl
Hoe komen zij aan de beste onderwijsadviseurs of –begeleiders?
Kijk of het bureau een Cedeo-erkenning heeft! Voorkom problemen, als u een bureau voor onderwijsadvies of –begeleiding zoekt. Kies uitsluitend uit aanbieders met een Cedeo-erkenning. Dat geeft u de zekerheid dat minimaal 80 procent van hun huidige klanten ‘tevreden tot zeer tevreden’ is over de kwaliteit, klantgerichtheid en samenwerking. Die klanten zijn directies en interne begeleiders van andere basisscholen. Een Cedeo-erkenning voor Onderwijsadvies en Onderwijsbegeleiding staat dus gelijk aan een aanbeveling door uw collega’s!
Onderstaande bureaus beschikken over de Cedeo-erkenning ‘Onderwijsadvies’ of ‘Onderwijsbegeleiding’:
• Bazalt, Vlissingen • BCO Onderwijsadvies, Venlo • BVS schooladvies, Utrecht • Cedin educatieve dienstverlening, Drachten • Centraal Nederland, Nunspeet • Driestar Educatief, Gouda • Ds. G.H. Kerstencentrum, Veenendaal • Edux Onderwijspartners, Ulvenhout
K.P. van der Mandelelaan 41a, Rotterdam
• Fontys Fydes, Tilburg • HCO, ‘s-Gravenhage • Hogeschool Viaa, Zwolle • IJsselgroep, Educatieve Dienstverlening, Apeldoorn • OAB Dekkers BV, Nuenen • OBD Noordwest, Hoorn • Onderwijs Maak Je Samen, Helmond • OnderwijsAdvies, Zoetermeer
Postbus 701, 3000 AS Rotterdam
• RPCZ, Vlissingen • Sardes BV, Utrecht • Schooladviesdienst Wassenaar, Wassenaar • Schoolbegeleiding Zaanstreek-Waterland, Purmerend • Stichting APS, Utrecht • Stichting Marant, Elst gld • Timpaan Onderwijs, Gorredijk
T. 010 - 201 42 22
www.cedeo.eu info@cedeo.nl
* Cedeo is de onafhankelijke certificerende instantie voor organisaties actief op het gebied van de human resources improvement. Cedeo verleent en registreert het keurmerk ‘Cedeo-erkend’.