Akademos februari 2007

Page 1

Verschijnt 5 maal per jaar Afgiftekantoor Gent X P409339

België - Belgique

P.B.

Vrije Universiteit Brussel - Pleinlaan 2 - 1050 Brussel

Gent X BC 9467

Akademos I n f o r m a t i e m a g a zi n e v a n d e V r i j e U n i v e rs i t e i t B r u s s e l J a a rg a n g 10 - N ° 1 - F e b r u a r i 2 0 07

Hoe Brussel hoofdstad van Europa werd...................................................................................................................... p4 Diversiteit is een feit................................................... p12 Platform ‘Doctoraat in de Kunsten’ gelanceerd........................................................................................... p16

Onderzoek.................... p2

Ingenieurs leren ondernemen................. p9

Het Europees Parlement in Brussel

. Oceanen, longen van de aarde.............. p10


Wist u dat... … meer beweging in de menopauze beter is dan hormonentherapie? Om de problemen van vrouwen tijdens de menopauze te ondervangen, is meer bewegen beter dan hormoontherapie. Dat stelt Luc Baeyens, hoogleraar Gynaecologie aan de Vrije Universiteit Brussel, in het medisch tijdschrift Bodytalk. Beweging heeft in tegenstelling tot hormonentherapie een gunstig effect op allerlei vlakken. Over hormoontherapie verschenen bovendien onlangs berichten die op een mogelijk verband met borstkanker wezen. Door voldoende te bewegen zakt het risico op borstkanker met 40 tot 60%, ook voor vrouwen die al borstkanker hadden. Vrouwen in de menopauze hebben soms last van stress. Meer beweging heeft ook hier een veel groter effect dan een hormonale behandeling en scoort volgens sommige studies zelfs beter dan antidepressiva. Beweging helpt ook beter om het gewicht te controleren, eveneens een probleem tijdens de menopauze.

… longemfyseem ook niet-heelkundig behandeld kan worden?

… de helft van de allochtone leerlingen afhaakt zonder diploma? Allochtonen doen het beduidend slechter op school dan autochtonen. Zo verlaat één op de twee het secundair onderwijs zonder diploma. Dat blijkt uit een onderzoek van de vakgroep TOR van de Vrije Universiteit Brussel. Oorzaak is onder meer het lagere sociaal-economische milieu van de jongeren, de andere thuistaal en de laattijdige intrede in het secundair onderwijs. 20% van de jongens en minder dan 25% van de meisjes van Turkse en NoordAfrikaanse origine start nadien in het hoger onderwijs. Bij autochtone jongeren is dat respectievelijk 57% en 71%. Meer dan 40% van de Turkse en Noord-Afrikaanse jongeren begint het secundair onderwijs ook op een leeftijd ouder dan 12 jaar, wat meteen een achterstandpositie inhoudt. Van de Turkse en Noord-Afrikaanse jongeren blijft bij allebei 55% van de jongens en respectievelijk 32 en 42% van de meisjes ook minstens één keer zitten. Bij de autochtone jongens en meisjes is dat 38 en 24%. De oververtegenwoordiging van Turkse en Noord-Afrikaanse jongeren in het beroepsonderwijs springt eveneens in het oog, zeker bij de meisjes. Bijna 70% van de Turkse en 58% van de Noord-Afrikaanse meisjes volgt beroepsonderwijs, tegenover 18% van de autochtone meisjes. De bevindingen van het onderzoek werden neergeschreven in het boek “Wit krijt schrijft beter. De schoolloopbanen van allochtone jongeren in Vlaanderen” van Nils Duquet, Ignace Glorieux , Ilse Laurijssen en Yolis Van Dorsselaer, uitgegeven bij Garant.

Bij sommige patiënten met emfyseem (vernietiging van de longblaasjes vooral ten gevolge van roken) ontstaat er in een long een zeer grote ‘bulla’ of luchtblaas. Deze kan zo groot worden dat zij de omliggende “gezonde” long samendrukt en mogelijk aanleiding geeft tot kortademigheid. Klassiek kunnen deze patiënten geholpen worden met een relatief zware heelkundige ingreep. Recent werd er echter onder leiding van de Kliniek voor Interventionele Endoscopie van het Academisch Ziekenhuis van de Vrije Universiteit Brussel, een internationale studie verricht waarbij, onder lokale verdoving of lichte algemene verdoving, vier éénrichtingsklepjes in de luchtwegen geplaatst werden bij een 57-jarige man met een zeer grote en invaliderende bulla in de linkerlong. Na één overnachting kon de patiënt het ziekenhuis reeds verlaten. Na enige dagen was hij volledig klachtenvrij en was de longfunctie (de werking van de longen) bijna verdubbeld.

... er een nieuw geneesmiddel bestaat voor behandeling van hersentumoren? Kwaadaardige hersentumoren zijn dodelijke gezwelziekten. Wanneer het gezwel groeit na een operatie, een bestraling en een chemotherapie is er vandaag nog geen werkzame behandeling beschikbaar. Het oncologisch centrum van het AZ van de Vrije Universiteit Brussel onderzoekt momenteel het nieuwe geneesmiddel ‘cetuximab’ op zijn werkzaamheid tegen kwaadaardige hersengezwellen. De eerste resultaten van de test wijzen erop dat het gezwel bij sommige patiënten zeer gevoelig is aan dit geneesmiddel en een zeer snelle en belangrijke afname vertoont na het inzetten van de behandeling. Bij andere patiënten kon een ziektecontrole verworven worden die langer aanhield dan zes maanden. Cetuximab is een monoclonaal antilichaam (i.e een eiwit met immunologische eigenschappen) dat gericht is tegen de Epidermale Groeifactor Receptor (EGFR). Deze groeifactor receptor vindt men overvloedig terug op het oppervlak van kwaadaardige hersentumorcellen. Toediening van cetuximab moet het groeisignaal voor de kankercel onderbreken en zorgen voor een afname van de tumor.

.

… het AZ van de Vrije Universiteit Brussel succesvol in vivo bevruchting toepaste? Bij in vivo gebeurt de bevruchting en de embryonale ontwikkeling in een capsule die in de baarmoeder wordt geplaatst. Dat zou een ‘natuurlijker’ alternatief zijn voor de klassieke proefbuisbevruchting of in-vitrofertilisatie. Dankzij deze techniek, uitgetest in het Academisch Ziekenhuis van de Vrije Universiteit Brussel, zijn nu twee Belgische vrouwen zeven maanden zwanger. “Een belangrijke vooruitgang voor de vrouw, zeker psychologisch, omdat ze meer zelf bij het voortplantingsgebeuren betrokken is”, zegt Prof. Paul Devroey van het Centrum voor Reproductieve Geneeskunde hierover. “De embryokwaliteit is bijzonder goed, maar het is nog te vroeg om de slaagkansen te vergelijken met die van klassieke IVF”, aldus Devroey. “We gaan nu het systeem van de capsules verbeteren, verder onderzoeken en vergelijken.” Voor toepassingen op ruimere schaal is het nog wachten tot 2008.


Onderzoek Kort

… DNA-onderzoek bij kikkers een nieuw licht werpt op het verschuiven van de continenten? Een team wetenschappers van de vakgroep Biologie van de Vrije Universiteit Brussel stelt met DNA-onderzoek van kikkers de klassieke modellen voor uiteendrijvende continenten in vraag. Het team van Franky Bossuyt en Ines Van Bocxlaer stelt dat tussenliggende landbruggen, die nu onder het zeeoppervlak liggen, de opbrekende continenten vroeger verbonden en zo uitwisseling van fauna en flora toelieten tot veel later dan voorheen gedacht. De studie toont ook aan dat landmassa’s die nu grotendeels onleefbaar geworden zijn, zoals Antarctica, een centrale rol moeten gespeeld hebben in de verspreiding van dieren in het Laat Krijt (100-65 miljoen jaar geleden). Nog op basis van DNA-onderzoek bij kikkers kon bioloog Kim Roelants achterhalen hoe de voorouders van de moderne amfibieën prehistorische natuurrampen (vulkaanuitbarstingen, komeetinslagen en broeikaseffecten) hebben overleefd. Uit onderzoek van 171 soorten blijkt dat de drie moderne amfibiegroepen (kikkers en padden, salamanders en wormsalamanders) hun eerste bloei meemaakten in het Trias (250-200 miljoen jaar geleden), kort na de ergste biodiversiteitscrisis die landdieren ooit meemaakten.

© Wouter Van Vooren

Kikkeronderzoekers Franky Bossuyt, Kim Roelants en Ines Van Bocxlaer

Het project AluMATTER, waaraan de Vrije Universiteit Brussel als enige Belgische universiteit samen met 19 andere Europese partners van industrie en academici meewerkt, heeft van de European Aluminium Association een award gekregen voor Best Practices supporting European cooperation in Vocational Education & Training. AluMATTER is een gratis-toegankelijke website die innovatief en interactief elektronische leermiddelen over de aluminiumwetenschap en -technologie verstrekt. Iris De Graeve en Herman Terryn van de onderzoeksgroep Metallurgie, Elektrochemie en Materialenkennis van de faculteit Ingenieurswetenschappen werkten aan de modules oppervlakte-technologie, corrosie, kneedlegeringen (nieuwe module als verderzetting van het project) en meerdere case-studies. Meer informatie over het project vindt u op www.alumatter.info/.

© Belga

© Saskia Vanderstichele

… het project AluMATTER een prestigieuze award in de wacht sleepte?

… meer geld niet volstaat voor topsportsucces? … de Vlaamse wetenschapswinkels hun expertise bundelen in een netwerk? Alle Vlaamse universiteiten hebben vandaag een Wetenschapswinkel. In zo’n ‘winkel’ kunnen non-profitorganisaties terecht met vragen waarop ze een wetenschappelijk antwoord willen. De wetenschapswinkel speelt de vragen door naar de wetenschappers van de eigen universiteit. Soms vinden die het antwoord in hun studiemateriaal. Soms moeten ze er eigen wetenschappelijk onderzoek voor opzetten, al dan niet met medewerking van studenten. Van Vlaams minister van Wetenschap Fientje Moerman kregen de Vrije Universiteit Brussel en de Universiteit Antwerpen als pioniers op dit vlak geld om het concept van de Wetenschapswinkel te verfijnen en uit te breiden naar alle Vlaamse universiteiten. Om de dienstverlening te verbeteren, hebben de winkels nu een netwerk opgericht. De Vrije Universiteit Brussel is naast regionale Wetenschapswinkel Brussel tevens coördinator van het netwerk en daarmee het centrale aanspreekpunt voor de Vlaamse organisaties. Meer informatie is beschikbaar op www.wetenschapswinkel.be.

Dat blijkt uit de eerste resultaten van de studie Sport Policy Factors Leading to International Sporting Succes (SPLISS). Dit onderzoek vormt een onderdeel van een doctoraatsstudie door de vakgroep Sportbeleid en Management (SBMA) aan de Vrije Universiteit Brussel in samenwerking met onderzoekers uit Nederland en het Verenigd Koninkrijk. Topsport is geëvolueerd; meer landen nemen deel aan topsportcompetities wat het moeilijker maakt het aandeel in topsportsucces te verhogen. Vlaanderen heeft de laatste jaren een belangrijke inhaalbeweging ingezet. Het huidige actieplan topsport is het eerste beleidsplan voor topsport ooit en de middelen, die in de vorige regeerperiode al waren toegenomen, worden in het beleid van Vlaams minister van Sport Bert Anciaux verdubbeld. Als België meer sportmedailles wil halen, volstaat het echter niet om meer geld in topsport te steken. Belangrijker is de efficiëntie van de investeringen en de innovatie te verhogen. Dit kan onder meer door werk te maken van het vroegtijdig opsporen van talent en deze jonge sporters professioneel te begeleiden. Er moet ook meer aandacht besteed worden aan een betere omkadering van atleten en trainers. En er moet komaf gemaakt worden met de klassieke ‘trein der traagheid’. In Vlaanderen gaat alles ‘per definitie’ traag. Dat is een nadeel in topsport, waar andere landen in een stroomversnelling zitten, aldus de onderzoekers.

.


Hoe Brussel hoofdstad van Europa werd 50 jaar na het afsluiten van het Verdrag van Rome (25 maart 1957) ter oprichting van de Europese Economische Gemeenschap is Brussel uitgegroeid tot een politieke wereldstad met een globale uitstraling. Aan de vooravond van het herdenkingsjaar van het verdrag organiseerde het Brussels Informatie-, Documentatie- en Onderzoekscentrum (BRIO) op 18 en 19 december 2006 een internationaal colloquium. Akademos had een gesprek met Roel De Groof, algemeen coördinator van BRIO en van het colloquium.

Waarom een colloquium over Brussel en Europa? Het Centrum voor Interdisciplinaire studie van Brussel (BRUT) aan de Vrije Universiteit Brussel heeft er in de loop van zijn 30-jarig bestaan steeds voor geopteerd om rond een aantal centrale onderzoeksthema’s interuniversitaire colloquia te organiseren teneinde nieuw onderzoek te kunnen plannen en te laten uitvoeren. Daarbij werd steeds uitgegaan van een multidisciplinaire benadering en probleemstelling. Zo werden op initiatief van Els Witte in 1998 en 2002 colloquia georganiseerd over respectievelijk Het Statuut van Brussel en Het Brussels Model en de negentien Brusselse gemeenten. Nadat de positie en de rol van Brussel in het Belgisch staatsbestel en de verhouding tussen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de gemeenten werden uitgediept, was het dus hoog tijd om de verhouding en wisselwerking tussen Brussel en Europa te onderzoeken. Het colloquium in december vormde dus het derde luik van een ‘trilogie’. Maar daarmee is het onderzoek niet beëindigd? Zeker niet, we zullen met BRIO daar zeker nog andere delen aan toevoegen. Door ruim op voorhand – 2 à 3 jaar – aan de voorbereiding van zo’n colloquium te beginnen, wordt het mogelijk om een echte onderzoeksagenda uit te werken en voor elk deelthema de meest aangewezen specialisten aan te

.

zoeken. Het is bovendien telkens de bedoeling om in de mate van het mogelijke het indienen van onderzoeksprojecten te stimuleren, zodat er ook effectief nieuwe resultaten kunnen worden voorgesteld. Tenslotte hoeft het geen betoog dat het bijzonder relevant en nodig was om de verschillende aspecten en dimensies van de relatie BrusselEuropa onder de loep te nemen en zeker ook de knelpunten en spanningsvelden onder de aandacht te brengen. Jullie hebben eerst de positie van Brussel in het ‘netwerk van wereldsteden’ onderzocht. Kunnen we Brussel dan echt als een wereldstad beschouwen? Brussel wordt inderdaad in zekere zin als een ‘wereldstad’ beschouwd, maar dan uiteraard niet omwille van haar demografisch gewicht. De meeste definities hanteren immers een demografisch criterium waar Brussel vér onder blijft. Maar er zijn uiteraard andere beslissende criteria en factoren die van een grootstad een stad met globale invloed maken. Dat kan je meten aan de socaal-economische, culturele, politieke impact en/of de graad van ‘interconnectivity’ in bepaalde sectoren. Daarom hebben we ook aan twee wereldvermaarde specialisten gevraagd om zich over Brussel te buigen. Naast Saskia Sassen (University of Chicago) deden we een beroep op Peter Taylor van de Loughborough University in het Verenigd Koninkrijk. Hij is immers

de directeur van een internationaal onderzoeksnetwerk (Globalization and World Cities Study Group and Network, GaWC) en heeft zich gespecialiseerd in de evoluerende relatie tussen staten, steden en de wereldeconomie. In de GaWC-inventaris staat Brussel getaxeerd als een ‘Beta World City’. Als ‘hoofdstad van Europa’ vervult Brussel de rol van een ‘global legal service centre’, een besluitvormingscentrum met globale impact. Dat is uiteraard het gevolg van de positie van Brussel in het Europese integratieproces, dat sedert 1957 van 6 lidstaten is uitgegroeid tot de Europese Unie die we vandaag kennen, met 27 lidstaten en bijna 500 miljoen inwoners. Hoe komt het dat Brussel de ‘hoofdstad van Europa’ werd? Het is belangrijk te benadrukken dat Brussel zijn statuut of status als nationale hoofdstad ontleent aan de Belgische grondwet, maar dat zijn internationale en Europese rol eerder een politiek-sociologisch feit is. Nationale hoofdsteden worden ook wel niet altijd door de grondwetgever of de gewone wetgever aangeduid, maar de EU is een supranationale en intergouvernementele organisatie, waarvan de instellingen en de werking gebaseerd zijn op verdragen. Een Europese Grondwet is tot op heden niet goedgekeurd en bovendien bevat het ontwerpverdrag betreffende de Europese grondwet geen enkele referentie naar het concept

van een ‘hoofdstad van Europa’, laat staan dat het een stad bij naam noemt. Op dat punt heeft Koen Lenaerts (KULeuven) op het colloquium een zeer verhelderende analyse gegeven. Internationale organisaties verwijzen in hun grondverdragen wel dikwijls naar de ‘zetel’ van hun instellingen maar gebruiken daarom nog niet de term ‘hoofdstad’. Dat is ook zo in het geval van de EU. Waarom stelt het ontwerp van Europese Grondwet geen


Interview

expliciete hoofdstad voorop? Er worden immers wel een officiële Europese vlag, hymne, devies en zelfs een feestdag bepaald. Dat komt omdat het nog steeds een bijzonder gevoelige politieke kwestie is. Het heeft de lidstaten meer dan 30 jaar gekost om een beslissing te nemen over de zetel van de instellingen. En het is een historisch feit dat de aanvankelijke positie die België op dit punt innam, de positie van Brussel initieel niet ten goede is gekomen.

Hoe bedoelt u? Wel, eigenlijk staat de houding van de Belgische regering, die in 1951-52 het verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal onderhandelde, en in het bijzonder het standpunt van de toenmalige minister van buitenlandse zaken, de CVP-er Paul

Van Zeeland, in schril contrast met de pogingen om de internationale rol van Brussel te promoten. Terwijl zijn 5 collega’s Brussel eigenlijk de meest geschikte kandidaat vonden om de zetel van de EGKS te onthalen, heeft Van Zeeland zijn veto gesteld. Binnen de toenmalige regering genoot de stad Luik enkele fervente voorstanders die de stad in haar ambitie steunden om die zetel binnen te halen. Luik puurde die ambitie uit zijn rol in het centrale gebied van de Europese kolen- en staalindustrie.

Bij Van Zeeland, die toen niet meer in Brussel, maar in Luik was verkozen, zouden ook electorale berekeningen gespeeld hebben. Gevolg: Luxemburg werd voorgesteld en aanvaard als compromisoplossing. Die fase komt nu, zoals Michel Dumoulin (UCL) stelde, zeer surrealistisch over. Zeker wanneer men bedenkt welke grootse ambities de Belgen hun hoofdstad reeds vóór de Eerste Wereldoorlog toedichtten. De competitie tussen (hoofd)steden om op te klimmen in de ‘hiërarchie’ van internationale centra gaat dus al ver terug in de tijd? Inderdaad. Brussel groeide in de loop van de 19de eeuw al uit tot één van de hoofdsteden van het ‘associatief’ internationalisme. Tal van factoren, gaande van de voor die tijd liberale grondwet, het verplicht neutraliteitsstatuut van België, zijn dicht

.


Interview

spoorwegennet, etc., bevorderden die internationale centrumfunctie. In het begin van de 20ste eeuw huisvestte Brussel de zetels van 50% van de bestaande internationale verenigingen en organisaties, die als rechtsfiguur een recent fenomeen waren. België werd systematisch gerepresenteerd als bakermat van het moderne pacifisme en kampioen van de internationale rechtsorde. Dat internationalisme hing nauw samen met het economische belang van België in de wereld. Het is geen toeval dat de politiek van Leopold II inzake de ‘mondiale economische expansie’ van België parallel liep met de pogingen om de Belgische hoofdstad als internationaal centrum te bevorderen. Maar België telde vóór de Eerste Wereldoorlog drie Nobelprijswinnaars voor de Vrede en dat duidt ook op een oprecht streven naar internationale samenwerking. In die jaren lieten voor- en tegenstanders van een uniek, dan wel polycentrisch ‘systeem’ van zetels van internationale organisaties echter al van zich horen. Een aantal leidinggevende opinieagenten, zoals Louis Frank en Paul Otlet, ijverden voor de erkenning van Brussel als respectievelijk ‘federaal werelddistrict’ en ‘wereldhoofdstad’. Terwijl Frank het voordeel van

één groot politiek-administratief wereldcentrum benadrukte, bepleitte Otlet een ‘polycentrisch’ model in combinatie met ‘functionele concentratie, coördinatie en integratie’ met Den Haag (zetel van de vredesconferenties), Bern (internationale organisaties qua communicatie en transport) en Brussel (alle intellectuele en economische internationale organisaties) als drie ‘hoofdsteden’. De interparlementaire unie zou terwijl blijven rondreizen om de idee van internationale politieke samenwerking te verspreiden. Brussel wilde zelfs de zetel van de Volkenbond, de voorganger van de Verenigde Naties, huisvesten? Jazeker. Na WOI trachtte de Belgische regering de kandidatuur van Brussel als zetel van de Volkenbond erdoor te krijgen, maar dat werd uiteindelijk Genève. De optie om niet alle gespecialiseerde organisaties van de UNO te concentreren, is zonder twijfel een bewuste optie en ook een vorm van ‘verdelende rechtvaardigheid’ geweest. En die term gebruikte Luik overigens in 1954 om zijn kandidatuur als zetel van de EGKS te verdedigen. Vanuit zeker opzicht spruit een polycentrische opvatting van de Europese hoofdstedelijke functie(s) voort uit de bekommer-

Dr. Roel De Groof

nis om een evenwicht te vinden via de verdeling van het symbolisch kapitaal dat daaraan verbonden is. De aan de gang zijnde ‘One seat’-

petitie (om Brussel als permanente locatie voor het Europese Parlement te kiezen) toont alleszins aan dat het debat nog niet voorbij is.

BRIO Het Brussels Informatie-, Documentatie- en Onderzoekscentrum (BRIO) werd in mei 2005 opgericht als een consortium van het Centrum voor de Interdisciplinaire Studie van Brussel van de Vrije Universiteit Brussel en het Studiecentrum voor Ondernemerschap van de KUBrussel/EHSAL. Dat gebeurde op initiatief van de Vlaamse minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel Bert Anciaux en met de steun van de Vlaamse Gemeenschap en de Vlaamse Gemeenschapscommissie. BRIO wil een wetenschappelijk onderzoekssteunpunt over Brussel en de Vlaamse Rand uitbouwen. Naast de uitvoering van een aantal onderzoeksprojecten wil het centrum ook fungeren als virtueel informatie- en documentatiecentrum. Via de BRIO-portaalwebsite zullen niet alleen de wetenschappelijke informatie, maar ook allerhande politiek-maatschappelijke bronnen, publicaties en data over Brussel systematisch worden ontsloten via de Brusselbibliografie, de virtuele Brusselbibliotheek over de Vlaamse aanwezigheid in Brussel en de Vlaams-Brusselstatistiek. BRIO richt zich op het centraliseren en het snel en permanent toegankelijk maken van informatie voor alle geïnteresseerden, en spitst zich toe op de zogenaamde maatschappijwetenschappen. Hierbij gaat het over bronnen, literatuur en publicaties van bijvoorbeeld politiekinstitutionele en -juridische, taalsociologische, sociolinguïstische, politiek-economische en -financiële, sociaal-geografische en –demografische aard en over alle thema’s die het Vlaamse gemeenschapsleven in Brussel aanbelangen. Met het oog op een eenduidige publieke profilering werd het Centrum BRUT, dat als kerngroep van het consortium fungeert, omgevormd tot de centrale en interuniversitaire onderzoeksgroep BRIO, onder het voorzitterschap van ererector Els Witte. De bevindingen van het colloquium met bijdragen van meer dan 30 specialisten uit diverse disciplines zullen binnenkort gebundeld en gepubliceerd worden. Meer informatie daarover en over BRIO kan u vinden op www.briobrussel.be.

.


Onderwijs xxxxxxxx kort

BEO helpt leraars De Universitaire Associatie Brussel lanceerde in januari samen met enkele onderwijspartners het Brussels expertisenetwerk ‘BEO’. Binnen het netwerk zullen de Vrije Universiteit Brussel, de Erasmushogeschool Brussel, vijf Centra voor Volwassenenonderwijs (CVO’s) en een aantal pedagogische begeleidingsdiensten expertise uitwisselen ter ondersteuning van de professionalisering van het beroep van leraar. Concreet zullen de partners samenwerken op het vlak van vakdidactisch onderzoek, de gezamenlijke organisatie van stages, de gemeenschappelijke vorming van mentoren, het uitwisselen van personeel, de organisatie van externe kwaliteitszorg en het gezamenlijk benutten van infrastructuur.

Nieuwe CHINA-leerstoelen China’s toenemende internationale economische en politieke invloed heeft er toe geleid dat het Chinese recht steeds belangrijker wordt. Bij contractuele onderhandelingen eist de Chinese zakenpartner steeds vaker het Chinese recht als toepasselijk recht en de bevoegdheid van Chinese rechtbanken

bij geschillenbeslechting. Dit noopt westerse zakenlui en advocaten ertoe zich te verdiepen in het Chinese recht en samen te werken met Chinese advocatenkantoren. Om adequaat te kunnen inspelen op deze ontwikkeling richt het Brussels Institute of Contemporary China Studies (BICCS) een leerstoel Chinees Recht in. Deze leerstoel loopt in samenwerking met meester Martin Aps, advocaat aan de balie te Antwerpen. Meester Aps is sterk gespecialiseerd in het begeleiden van Belgische ondernemingen naar en in het buitenland met nadruk op de zeer complexe Chinese markt. Een andere nieuwe leerstoel die BICCS inricht, is de ‘Loyens Chair, Focus on China - Benelux as a Gateway’. Het unieke aan deze leerstoel is dat hij bedoeld is voor Chinese ondernemers die in Europa, en de Benelux in het bijzonder, willen investeren. De Loyens leerstoel maakt deze Chinese ondernemers wegwijs in alle aspecten van het investeren in Europa of de Benelux. BICCS wil op die manier ook de Benelux in China promoten als poort naar Europa. De Vrije Universiteit Brussel werkt voor deze leerstoel samen met het advocatenkantoor Loyens dat sterk gespecialiseerd is in het begeleiden van buitenlandse ondernemingen die zich in de Benelux vestigen, met specifieke focus op de Chinese investeerders. Meer informatie over de opleidingen binnen het Brussels Institute of Contemporary China Studies vindt u op www.vub.ac.be/biccs.

Fascination of light Waar komen het licht en de kleuren vandaan? Hoe kan een optische kabel licht doorsturen? Wat heeft mijn gsm met licht te maken? Hoe kan men met een laser een schip lassen? Van 5 tot en met 18 maart 2007 krijgen leerlingen, hun leerkrachten en andere geïnteresseerden het antwoord op deze en andere vragen tijdens de tentoonstelling Fascination of Light. Deze rondreizende tentoonstelling maakt deel uit van een Europese campagne die de fascinerende mogelijkheden van optische technologieën wil tonen aan een breed publiek. Met de steun van de Europese Unie doet deze tentoonstelling verschillende steden in Europa aan. Zo ook Brussel en meer bepaald de campus Etterbeek van de Vrije Universiteit Brussel. Fascination of Light wil niet enkel de jongeren, leerkrachten en het brede publiek bewust maken van de vele toepassingen van licht in het dagelijkse leven, maar ook een beeld geven van de loopbaanmogelijkheden in de industrie waar licht een bepalende factor is voor vernieuwing en innovatie. Op weekdagen verwacht de Vrije Universiteit Brussel voornamelijk

scholen. De leerlingen krijgen een geleid bezoek aangepast aan leeftijd en opleidingsniveau. Tijdens de Teacher Days kunnen leerkrachten tips en inspiratie opdoen om hun lessen aanschouwelijker en interactiever te maken. De onderzoeksgroep Toegepaste Natuurkunde en Fotonica (TONA), voorziet op deze dagen workshops met o.a. de voorstelling van de EDU KIT, een

educatief pakket over micro-optica. Deze EDU KIT wordt achteraf ook aan de deelnemende leerkrachten geschonken. De Teacher Days zijn gratis voor alle leerkrachten en worden enkel georganiseerd op woensdag 7 en 14 maart in de namiddag. Speciaal voor het grote publiek zal Fascination of Light te bezichtigen zijn op zaterdag 10 en op zondagen 11 en 18 maart.

Expo

De tentoonstelling is enkel onder begeleiding van een gids te bezoeken. De toegang is gratis, maar inschrijven is wel verplicht.

Meer informatie over Fascination of Light vind je op http://tona.vub.ac.be/light/

.


Milieubeleid

EcoTeams willen ecologische universiteit Sinds enkele maanden zijn aan de Vrije Universiteit Brussel drie EcoTeams actief. Elk team bestaat uit milieubewuste personeelsleden die op een creatieve wijze willen werken aan een milieuvriendelijkere universiteit. Daarvoor verzamelen ze ecotips en overtuigen ze hun collega’s ecologisch bewust te werken.

Dat er bij het personeel van de Vrije Universiteit Brussel een bereidheid bestaat om mee te werken aan oplossingen voor de milieuproblematiek bleek uit de Milieugedrag­ scan, een online enquête die vorig jaar werd gehouden. “Een concreet voorbeeld is de gescheiden PMDophaling. 92% van de ondervraagden was bereid daar actief aan deel te nemen”, vertelt Dimitri Devuyst, milieucoördinator en één van de initiatiefnemers. Drie teams “Om milieuvriendelijke maatregelen te stimuleren en ecologische tips te verzamelen hebben we drie Eco­Teams opgericht. Twee op de campus in Etterbeek en één in Jette. De teams denken na over papierverbruik, het aankoopbeleid, afval, elektriciteit en verwarming. Voor elk milieuthema bekijken we de stand van zaken binnen de instelling”, gaat Devuyst verder. De EcoTeams worden daarbij begeleid door Ecolife, een vzw die zich bezighoudt met duurzame levensstijlen binnen huishoudens en bedrijven. Met hun hulp gaan ze na welke acties ondernomen kunnen worden om de universiteit in een milieuvriendelijkere richting te sturen. Devuyst: “Neem bijvoorbeeld het elektriciteitsverbruik door computers. Veel mensen laten hun pc een hele dag en zelfs nacht aanstaan. Maar door enkele eenvoudige instellingen kan je heel wat energie uitsparen.” (zie kader) Ecollega Personeelslid Bernadette Mergaerts is één van de EcoTeam-vrijwilligers.

.

“Wij willen een bedrijfscultuur creëren waar iedereen werkt in een ‘minder-consumptie-modus’. En dat begint bij elke persoon individueel.” Devuyst: “De EcoTeams zijn een voorbeeld van die bottom-up aanpak. Een overkoepelend milieubeleid is er nog niet, maar wij willen met de oprichting van de ecoteams de directie daartoe stimuleren en tonen dat er een wil is bij heel wat personeelsleden om ook op het werk duurzamer om te gaan met energie. Daarom introduceren we ook de term Ecollega. Zo kunnen we een netwerk van milieubewuste personeelsleden opbouwen die tips doorgeven aan andere personeelsleden.” Mergaerts beaamt dat. “Als in elke dienst iemand zich bezighoudt met die bekommernis om het milieu, dan sijpelt dat binnen bij de andere personeelsleden. Milieubewust zijn kan zo deel uit maken van de bedrijfscultuur van de Vrije Universiteit Brussel. Het past helemaal binnen de filosofie van onze instelling.” Om al deze milievriendelijke ideeën te promoten, plannen de Ecoteams verschillende acties, onder meer in samenwerking met de Denk- en Actiegroep Duurzame Ontwikkeling (DADO) die op de campus actief is. Devuyst: “Zo willen we de film ‘The Inconvenient Truth’ aan alle personeelsleden en studenten tonen en worden heel wat activiteiten gepland om de klimaatsproblematiek onder de aandacht te brengen.” Financieel voordelig “We moeten natuurlijk op een realistische manier te werk gaan. Er zijn immers ook financiële argumenten

in de discussie over duurzaamheid. Bepaalde milieuvriendelijke inspanningen vragen investeringen. Maar er zijn heel wat maatregelen die financieel voordeliger uitkomen. De centrale overheid van de universiteit heeft al heel wat inspanningen geleverd. Kijk maar naar de verwarming van de gebouwen op de campus”, aldus Mergaerts. De Technische Dienst slaagde er in om via verschillende ingrepen en investeringen een besparing van 70% op verwarming en 40% op elektriciteit te realiseren. Diensthoofd Marc Hendrickx: “Dat lukte voornamelijk door aanpassingen aan de ventilatiesystemen in bijvoorbeeld de scheikundelokalen. De overcapaciteit van onze stookcentrale gebruiken we nu voor de verwarming van de gebouwen van de ULB.” Nic Van Craen, financieel beheerder van de Vrije Universiteit Brussel is alvast gewonnen voor een milieubewust beleid. “Met de implementatie van de nieuwe online RAPTOOLS-software voor het inbrengen van bestellingen, facturen en onkosten besparen we enorm veel papier. Naar de toekomst toe kunnen we ook in het kader van nieuwe overeenkomsten met leveranciers milieuvriendelijke en fair trade parameters in de bestekken inlassen.”

Deze Akademos wordt sinds dit academiejaar gedrukt op 100% gerecycleerd papier, daardoor bespaart de Vrije Universiteit Brussel 2,2 ton CO2-uitstoot per nummer of 11 ton per jaar.

Zet die PC in standby! Een gemiddelde desktop PC verbruikt 120 watt, 6 watt in standby en nog steeds 6 watt wanneer hij helemaal uit staat. PC’s in standby verbruiken een stuk minder, terwijl ze toch snel ‘wakker’ gemaakt kunnen worden, en bovenal: ze kunnen automatisch wakker worden voor bepaalde taken (bijvoorbeeld ‘s nachts voor het maken van een backup). Een PC die constant draait verbruikt 1138 kWh/jaar en kost 109,48 euro. Een PC die 40 uur per week draait en verder in standby staat, verbruikt 432 kwh/jaar en kost 41,56 euro. Dat is een beparing van 67,92 euro per jaar. Als we er van uit gaan dat er 1000 PC’s te vinden zijn op de Vrije Universiteit Brussel die constant blijven draaien, dan zou er op jaarbasis 67.920 euro bespaard kunnen worden. Meer ecotips vind je op www.vub.ac.be/MICO/ikdoemee.html

De EcoTeams in Jette en Etterbeek


Onderwijs

Ingenieurs leren ondernemen Elke dag boekt de wetenschap vooruitgang. Toch slagen we er in ons land onvoldoende in om deze kennis economisch te verzilveren in innovatieve producten en diensten. Het onderwijsproject ‘Technologisch Ondernemen aan de Vrije Universiteit Brussel’, een initiatief van de vakgroep Bedrijfseconomie onder leiding van Prof. Dr. Rosette S’Jegers, wil met de steun van de Vlaamse overheid en de privésector wat aan deze innovatieparadox doen.

Voor dit nieuwe project, dat de kloof tussen technologie en ondernemerschap wil dichten, werken de Vrije Universiteit Brussel, de Vlaamse overheid en de privésector nauw samen. Het project dat deze maand van start gaat, loopt over een periode van drie jaar en kan beroep doen op een financiering van in totaal 500.000 euro. De Partnerbedrijven (Bank Degroof, ETC, Ethias, Fundus, IBM Belgium, WTCM (Agoria), Yakult en de Participatiemaatschappij Vlaanderen) dragen daarvoor zowel inhoudelijk als financieel bij. De Vlaamse regering van haar kant heeft, onder impuls van Minister Fientje Moerman, in het kader van de ‘brugprojecten economie-onderwijs’ 248.998 euro toegekend aan het project. Ingenieursstudenten De eerste doelgroep van het project ‘Technologisch Odernemen’ zijn de masterstudenten Burgerlijk ingenieur en Bio-ingenieur. “Onze technologische ingenieurs zullen tijdens hun opleiding wegwijs gemaakt worden inzake het bedrijfsgebeuren, zoals het schrijven van een businessplan, het vinden van financiering en het ontwikkelen van een marketingstrategie”, zegt projectleider Marc Goldchstein van de vakgroep Bedrijfseconomie. “Maar nog belangrijker is dat we deze bedrijfseconomische opleiding zullen afstemmen op specifieke technologische sectoren, zoals biotechnologie, fotonica, microelektronica en ICT. Zo wordt het onderwerp tastbaarder voor hen.” Het project richt zich echter niet alleen naar technologische ingenieurs. Ook de Handelsingenieurs ‘Solvay’ worden in het domein opgeleid. Deze studenten kiezen voor

één of meerdere technologische sectoren en krijgen daarover een technologische en bedrijfseconomische vorming. Met dit project wordt de filosofie achter de gereputeerde opleiding Handelsinge­nieur ‘Solvay’ bevestigd: economie als basis, technologie als toegevoegde waarde, ondernemerschap als leidraad. Eigen onderneming Het project brengt technologische ingenieurs en handelsingenieurs zoveel mogelijk samen. Ze volgen gezamenlijk een aantal cursussen

stap, het opzetten van volwaardige universitaire spin-offs, niet veraf ligt, is ook de Technology Transfer Interface cel van de Vrije Universiteit Brussel betrokken bij het project. “We spelen met dit project volledig in op de conclusies van het belangwekkend boek ‘Durven groeien in Vlaanderen’ van het Steunpunt Ondernemerschap, Ondernemingen en Innovatie. Daarin wordt aangetoond dat bij technologische starters de aanwezigheid van bedrijfseconomische én sectoriële expertise van

Marc Goldchstein van de vakgroep Bedrijfseconomie en Strategisch Management leidt het project in goede banen.

en kunnen in gemengde werkgroepen een businessplan opstellen. De studenten krijgen ook de mogelijkheid om zelf een studentenonderneming op te starten. De ‘holding voor studentenondernemingen aan de Vrije Universiteit Brussel’ ETC NV, een initiatief dat loopt in samenwerking met P&V verzekeringen, zorgt daarbij voor de financiering van deze projecten. Gezien de volgende

doorslaggevend belang is voor hun succes. Onze medewerkster Iris Vanaelst toont in dit boek aan dat de beste teams in de regel organisch groeien: langs informele weg, lang vóór er van een project sprake was. We hopen dergelijke contacten te laten groeien binnen dit project”, aldus Goldchstein. Strategische partners Veel sectoriële expertise zal

worden aangebracht door de research departementen van de Vrije Universiteit Brussel die actief zijn in de beoogde domeinen. Drie vermaarde onderzoeksgroepen, de zogenaamde ‘Industriële Onderzoeksfonds Zwaartepunten’ van de Vrije Universiteit Brussel, zijn strategische partners in het project. Het gaat onder meer om de vakgroep Elektronica en Informatica (ETRO) onder leiding van Prof. Jan Cornelis. ETRO is een cluster van hoogtechnologische labo’s met een groot valorisatiepotentieel. De onderzoeksgroep telt zo’n 110 researchers en is een geassocieerd lab van het internationaal befaamde IMEC en sinds 2004 een substantiële partner van het IBBT (Instituut voor Breedband Technologie). Een andere partner in het nieuwe project is de onderzoeksgroep Industriële Microbiologie en Voedingsbiotechnologie (IMDO) van Prof. Luc De Vuyst. IMDO is een pionier op het gebied van voedingsbiotechnologie waarvoor het samenwerkt met verschillende nationale en internationale bedrijven uit de voedingsindustrie. Een derde partner is de vakgroep Toegepaste Natuurkunde en Fotonica (TONA) van Prof. Hugo Thienpont. Hij en zijn collega’s verrichten baanbrekend onderzoek op het gebied van fotonica en micro-fotonica, de wetenschap die technologische revoluties zoals lasertechnologie en optische telecommunicatie mogelijk maakte. In een tweede fase zullen ook andere vakgroepen in het project participeren.

Meer informatie: marc.goldchstein@vub.ac.be

.


Junior researcher

Oceanen, longen van de aarde Niet elke chemicus is voornamelijk geïnteresseerd in laboproeven en veldwerk. Dat het onderzoek daarom niet minder interessant of nuttig is, bewijst jonge vorser Anouk Debrauwere van de onderzoeksgroep Analytische en Milieuchemie (ANCH). Ze ontwikkelt nieuwe wiskundige modellen om resultaten van CO2-processen in de oceaan beter te kunnen interpreteren.

Koolzuurgas of CO2 is één van de belangrijkste zogenaamde ‘broeikasgassen’. Door de sterke toename van CO2 in onze atmosfeer en zijn warmte capterende eigenschappen treden meetbare veranderingen op in het wereldklimaat. Een resulterende globale opwarming van de atmosfeer kan volgens wetenschappers mogelijk leiden tot een gedeeltelijk wegsmelten van continentale ijsmassa’s en dus tot een gevreesde zeespiegelrijzing. Oceanen Anouk Debrauwere: “Mijn onderzoek situeert zich in het grote verhaal van de zogenaamde biologische koolstofpomp in de oceaan. Onze oceanen zijn namelijk de grootste opslagplaatsen van CO2 op aarde. Het is dan ook belangrijk dat we begrijpen hoe die oceanen die schadelijke CO2-concentraties uit de atmosfeer opnemen en wat dit proces eventueel zou kunnen beïnvloeden. Bij voorspellingen over het klimaat is het bovendien essentieel te weten hoeveel CO2 er in de atmosfeer aanwezig zal zijn”, legt Debrauwere uit. Die hoeveelheid CO2 hangt onder meer af van emissies door menselijke activiteiten, maar ook door de uitwisselingen met land en oceanen. “Die CO2-uitwisseling tussen atmosfeer en oceaan hangt voor een deel af van processen in de oceaan die het opgeloste CO2 kunnen afvoeren naar de diepzee. Zo kan er in de oppervlaktelagen van de oceaan meer ‘plaats’ gemaakt worden om atmosferische CO2 op te nemen. Maar het zou kunnen dat de oceanen in de toekomst verzadigd raken en dat er dus plots terug meer CO2 wordt uitgestoten naar de atmosfeer”, vertelt Debrauwere.

10.

POMP De CO2 die door het water uit de lucht wordt opgenomen, zakt stilaan tot op de bodem waar het blijft zitten. Meestal wordt intuïtief geschat hoeveel en hoe snel dit gebeurt, maar zo’n schatting kan tot onbetrouwbare resultaten leiden. Via mathematische modellen tracht Debrauwere die onzekerheden en onvolmaaktheden te minimaliseren. Ze ontwikkelde daarvoor een nieuwe methode, de Parametrische Optimum MultiParameter (kortweg POMP), om watermassa’s te analyseren. Over de processen die het organisch materiaal (waarin de CO2 zit) ondergaat tijdens zijn reis doorheen de waterkolom is weinig geweten. Het is immers niet altijd even gemakkelijk om de hoeveelheid CO2 te meten. Daarom werkt Debrauwere met andere chemische bestanddelen die aanwezig zijn in het water, zogenaamde proxies, zoals Barium. Die zijn makkelijker te volgen in hun weg naar de oceaanbodem en geven onrechtstreeks info over de hoeveelheid en snelheid van CO2-concentraties. Teamwork Debrauwere biedt haar modellen aan andere onderzoekers aan. Zelf zit ze dus niet op een boot om metingen uit te voeren, maar verschillende onderzoekers leenden haar al hun gegevens voor verdere verwerking. Momenteel werkt Debrauwere met meetgegevens uit de Antarctische Oceaan. Daarvoor trok Debrauwere zelf naar Australië waar ze twee experts vond die haar verder konden helpen met haar onderzoek in het antarctische gebied. “Ik heb bewust voor dataverwerking gekozen, een theoretische richting voor een scheikundige. Maar we

werken samen met een heel team van mensen die allemaal op kleine stukjes werken om zo een beter beeld te krijgen van de hele puzzel.” De onderzoeksgroep Analytische en Milieuchemie, toch één van de meest experimentele binnen de vakgroep Scheikunde, zorgt voor ondersteuning wat betreft het begrip van de processen en het leveren van de metingen. Daarnaast werkt de jonge scheikundige samen met de ingenieurs van ELEC (Algemene Elektriciteit en Instrumentatie). “Zij ontwikkelen statistische methoden om elektrische metingen te beschrijven. Die zijn heel anders dan chemische metingen, maar hun basis kan je voor beide gebruiken.” De samenwerking bleek succesvol en onderzoekers uit beide disciplines namen ideeën en aanpassingen van technieken over van elkaar. “Deze samenwerking is heel belangrijk. Je kan immers veel grotere

stappen zetten in je onderzoek wanneer je expertises van twee verschillende onderzoeksgroepen combineert. Dit soort onderzoek en metingen kosten enorm veel tijd en geld. Het is daarom ook belangrijk dat er efficiënt gewerkt wordt.”, verzekert Debrauwere ons. Internationaal Doordat de problematiek van broeikasgassen tegenwoordig hoog op de politieke agenda staat, springen overheden regelmatig bij met subsidies. Vaak gebeurt dit op internationaal niveau. Debrauwere: “Collegawetenschappers zijn momenteel met hun boot vanuit Tasmanië naar het antarctisch gebied vertrokken om er nieuwe metingen te doen. De expeditie is een voorbeeld van die internationale samenwerking. De boot zelf is van Australië, maar er zijn wetenschappers uit heel de wereld aan boord.”


De Vrije Universiteit Brussel en de Erasmushogeschool Brussel vormen samen de Universitaire Associatie Brussel. Om onze associatiepartner beter te leren kennen, reserveren we elke keer een plaatsje in Akademos

xxxxxxxx Associatie

De hogeschool als dienstverlener De gemeenten Middelkerke en Machelen, het opleidingscentrum CEVORA, landbouwbedrijf Keymolen, de Vrije Universiteit Brussel,… . Ze deden de voorbije jaren stuk voor stuk een beroep op de maatschappelijke dienstverlening van de Erasmushogeschool Brussel (EhB). Maar wat houdt maatschappelijke dienstverlening in? En wie kan er beroep op doen en om wat voor projecten gaat het?

Begraafplaatsen. Het zijn niet onmiddellijk de locaties die je associeert met Dienstverlening aan Derden (DAD) van een hogeschool. Toch besloot de gemeente Machelen voor de plaatsing van een nieuw columbarium een DAD-overeenkomst af te sluiten met de Erasmushogeschool Brussel. “Steden en gemeenten zijn sinds een tiental jaren verplicht hun begraafplaatsen zodanig in te richten dat nabestaanden de keuze hebben hun overledenen te begraven of te cremeren”, zegt docent Wim Van Steen van het departement Horteco. “Veel gemeentebesturen waren bij het begin weinig vertrouwd met deze manier van dodenherdenking en ze wisten dan ook niet goed hoe een columbarium vorm moest krijgen. Het gevolg hiervan zie je op vele Vlaamse kerkhoven: nissen in 4 en 6-hoekvorm, die vaak van weinig smaak getuigen.” De begraafplaats van Machelen was in hetzelfde bedje ziek en het bestaande columbarium was bovendien volzet. De Vlaams-Brabantse gemeente sloot met de opleiding Landschaps- & Tuinarchitectuur van het departement Horteco een DAD-contract af voor het ontwerpen van een nieuw columbarium. Met succes. “Na overleg met de gemeente, stelde de hogeschool voor het kerkhof uit te breiden met een urnenwand, een urnenkelder en een strooiweide met gedenkplaat”, vertelt Wim Van Steen. Luchtvervoer De dienstverlening waar het

docentencorps van het departement Industriële Wetenschappen & Technologie (IWT) zich momenteel op toelegt, situeert zich in een heel ander domein. “De federale overheid schreef een aantal maanden terug een aanbesteding uit voor het geven van een opleiding Specialisatie Luchtvervoer”, vertelt departementshoofd Lode Plas. “De gecertificeerde opleiding richt zich tot ambtenaren niveau A van de vakrichting Mobiliteit & Vervoer. Slagen ze voor het examen dat volgt op de opleiding, dan hebben ze recht op een extra premie.” Het departement IWT dien-

van Bloom, een pedagogisch instrument om het leerniveau te meten. Omdat deze procedure nieuw was voor ons, vroeg het dan ook heel wat tijd om het studieprogramma hieraan aan te passen.” Extra inkomsten De stimulans voor Dienstverlening aan Derden bij de hogescholen kwam er in 1994. Toen werd beslist dat de instellingen naast onderwijs en onderzoek ook aan maatschappelijke dienstverlening moesten doen. Hieronder wordt verstaan dat hogescholen, net als universiteiten,

Het columbarium op de begraafplaats van Machelen, ontworpen door de mensen van Horteco.

de een dossier in en wist de overheid te overtuigen. “DAD-projecten vragen van onze personeelsleden natuurlijk een extra inspanning. Het voorbereiden van het dossier, het doceren van de lessen, het evalueren van de studenten,… . Zo worden de leerdoelstellingen en evaluatiecriteria bij de overheid vastgelegd op basis van de zogenaamde Taxonomie

opdrachten uitwerken voor opdrachtgevers uit de openbare of privésector. Dit biedt de opdrachtgever de mogelijkheid gebruik te maken van de onderzoeksfaciliteiten en de expertise van een hogeschool. Voor het onderwijzend personeel biedt DAD niet enkel een financiële meerwaarde; het laat de docenten ook toe in contact te blijven met

de nieuwe tendensen en ontwikkelingen in het beroepenveld. Op pedagogisch vlak is maatschappelijke dienstverlening een uitgelezen kans om de studenten te betrekken bij realistische opdrachten uit de maatschappij. Maar ook het financiële aspect speelt een belangrijke rol. De financiering van de hogeschool, en dus ook van de departementen, volstaat maar net om de basisvoorzieningen te betalen. DAD vormt voor de hogeschool dan ook een welgekomen extra geldbron om het algemeen comfort van docenten en studenten te verhogen. Studiebureau De regelgeving rond DAD wordt voor de EhB en de Vrije Universiteit Brussel bepaald door de Universitaire Associatie Brussel, waar op dit vlak door beide partners een Onderzoeks- en Samenwerkingsreglement werd goedgekeurd. Het verwerven van projecten en de uitwerking ervan blijven echter een autonome bevoegdheid van de instellingen, die DAD sterk promoten. Om de dienstverlening ten volle te kunnen exploiteren, hebben de opleidingen Landschaps- & Tuinarchitectuur en Milieuzorg van de Erasmushogeschool Brussel het studiebureau DAD-Horteco opgericht. Dit bureau werkt multidisciplinair en staat ten dienste van een waaier aan opdrachtgevers. Zo werden in het verleden kleinschalige waterzuiveringsinstallaties, natuurbeheerplannen, kinderspeelplaatsen, bedrijfsterreinen, winkelcentra en andere kleinere projecten uitgewerkt. Voor meer informatie over DAD aan de Erasmushogeschool Brussel kan je terecht bij Inge Vansweevelt via inge.vansweevelt@ehb.be.

11.


Onderzoek

Diversiteit is een feit De Vrije Universiteit Brussel besliste in 2003 als eerste Vlaamse universiteit werk te maken van een diversiteitsbeleid. Dit leidde ondertussen tot verschillende nieuwe initiatieven, onder meer op het vlak van onderwijs. Vicerector onderwijs Rosette S’Jegers en voorzitter van het Diversiteitsforum en van RHEA-Onderzoekscentrum Gender en Diversiteit professor Machteld De Metsenaere vertellen er meer over.

“Iedereen is het er over eens dat diversiteit één van de grote uitdagingen vormt voor onze maatschappij. Wij moeten die diversiteit dus ook inbedden in ons onderwijsbeleid. Vermits wij in een grootstedelijke en misschien wel de meest diverse omgeving van België actief zijn, hebben wij aan onze universitaire instelling van oudsher een zeer divers studentenpubliek. Dat heeft ons er reeds in de beginjaren toe aangezet om allerlei begeleidingsinitiatieven voor studenten in bijzondere situaties op te starten”, vertelt S’Jegers. “Kijk maar naar de oprichting van de zelfstudie- en begeleidingscentra voor studenten en naar de invoering van de begeleidingsprogramma’s voor werkende studenten. Maar je merkt het ook aan de inspanningen die wij sinds de invoering van de semesterexamens hebben gedaan voor de studietrajectbegeleiding van onze studenten.” Professor De Metsenaere is het daar mee eens. “Diversiteit zit in het DNA van onze instelling. Dat weerspiegelde zich echter niet systematisch in het opleidingsaanbod. Met ons diversiteitsbeleid willen we daar verandering in brengen.” Geïntegreerd en redelijk Bij het uitstippelen van dat beleid hanteren de beleidsmakers onder meer de Diversiteitsmeter, een bevraging die bij personeel en studenten peilt naar hun perceptie, wensen en behoeften ten aanzien van diversiteit. Eind vorig jaar gebeurde dat bij het personeel, deze maand zijn de studenten aan de beurt. Maar hoe vertaalt zich dat in het beleid? “We voeren enerzijds een specifiek Gelijke Kansenbeleid. Dat wordt gestuwd vanuit het

12.

Vicerector Rosette S’Jegers en professor Machteld De Metsenaere

diversiteitsforum, de denktank voor diversiteit waarin alle geledingen van de instelling en onze associatiepartner zijn vertegenwoordigd. Het diversiteitsbureau zet de ideeën om in concrete projecten die de ongelijkheidssituaties willen wegwerken en die zich richten op concrete doelgroepen. Dat gebeurt vaak in het kader van de Universitaire Associatie Brussel. Anderzijds zorgen we er voor dat diversiteit geïntegreerd wordt in het gehele beleidsproces. Voorbeelden daarvan zijn het sinds vorig jaar ingevoerde flexibel en inclusief onderwijs- en examenreglement of het continu

screenen van alle promotiefolders”, legt De Metsenaere uit. Het diversiteitsbeleid van de Vrije Universiteit Brussel is gestoeld op redelijkheid. “Als een student bijvoorbeeld vraagt om een speciale behandeling omwille van een tijdelijk of permanente handicap dan moeten wij een oplossing aanbieden die verdedigbaar is ten opzichte van de andere studenten. Ze mag geen afbreuk doen aan het gelijkheidsprincipe. Je kan een zwangere, een werk- of een topsportstudent bijvoorbeeld niet géén examen laten afleggen, maar je kan wel de examenmodaliteiten aanpassen.”

Meerwaarde “Belangrijk is dat het diversiteitsbeleid zich niet alleen richt naar bepaalde doelgroepen, zoals vrouwen, allochtonen, personen met een handicap en holebi’s”, weet De Metsenaere. “Daarom spreken wij van inclusieve diversiteit. Dat betekent dat je rekening houdt met het feit dat iedereen er op een bepaald moment baat bij heeft. Een diversiteitsbeleid moet de doelgroepen overstijgen en een meerwaarde met zich meebrengen voor iedereen”, aldus De Metsenaere. “In onze diversiteitsbevraging antwoordde iemand dat hij als gezonde, blanke


Onderwijs

man op den duur gediscrimineerd wordt. Wel, dat is zeker niet zo. Het feit dat we werk maken van verscheidenheid creëert uiteindelijk voor iedereen een betere werkomgeving. Stel dat die man een chronisch rugpatiënt wordt, dan zal de mogelijkheid bestaan om rekening te houden met zijn probleem. Als wij bijvoorbeeld aandacht schenken aan een betere taalbeheersing bij onze studenten, dan wordt uiteindelijk iedere student er beter van die een beroep wil doen op die begeleiding en dit ongeacht zijn/haar geslacht, etnische achtergrond, seksuele geaardheid of fysieke toestand. Als wij onze nieuwe jonge personeelsleden beter zouden coachen en zouden laten begeleiden door mentoren – een behoefte die nu vaak met vrouwen wordt geassocieerd – dan profiteren alle nieuwe jonge personeelsleden daar uiteindelijk van. “Meer en meer bedrijven ontdekken de meerwaarde van die diversiteit en zien het niet meer als een probleem. Zeker in een maatschappij zoals de onze, waar we steeds meer naar kennisintensieve sectoren evolueren en waar creativiteit zeer belangrijk is, kunnen verschillende culturen, invalshoeken en percepties heel verrijkend werken voor een bedrijf. Daar geraken veel managers nu ook van overtuigd”, besluit S’Jegers.

School je bij over diversiteit Vanaf dit academiejaar vormt diversiteit eveneens het centrale thema van de postacademische vorming aan de Vrije Universiteit Brussel. Grietje Goris van iPAVUB, het instituut voor PostAcademische Vorming van de Vrije Universiteit Brussel, weet er meer over. “We richten ons naar mensen die op beleidsvlak geconfronteerd worden met de diversiteitsproblematiek. We zijn op zoek gegaan naar thema’s die maatschappelijk relevant zijn en waarover een uitgebreide competentie bij onze academici aanwezig is. We bieden in onze activiteiten steeds een theoretische kader aan, een update van de feiten, zeg maar. Daarnaast trachten we via praktijkcases de cursus sterk af te stemmen op de werkGrietje Goris van iPAVUB vloer. Daarvoor kunnen we steunen op de expertise van de professoren uit eigen huis, maar we laten ook sprekers uit verwante onderzoeksdomeinen van andere universiteiten of hogescholen en uit het werkveld aan het woord. Naast de maatschappelijke relevantie en theoretische basis, is immers ook de multidisciplinariteit zeer belangrijk in onze aanpak”, aldus Goris. De seminaries en cursussen richten zich naar vier doelgroepen. Enerzijds bedrijven en overheidsdiensten, meer specifiek naar Human Resource-managers, maar eveneens naar werkgeversorganisaties, vakbonden en andere stakeholders in het sociaal overleg. Leraren en andere onderwijswerkers vormen een tweede doelgroep. Hiervoor zullen de krachten gebundeld worden met het Interdisciplinair Instituut voor LerarenOpleiding (IDLO) van de Vrije Universiteit Brussel. Vervolgens richten enkele seminaries zich specifiek naar de magistratuur en advocatuur. De vierde doelgroep situeert zich binnen de Life sciences. Hier gaat het onder meer om diversiteit in het kader van omgang met patiënten en interculturele communicatie. Hieronder vindt u een overzicht van de eerstvolgende activiteiten. Voor meer informatie en inschrijvingen kan u terecht op www.vub.ac.be/iPAVUB.

❏ 3 maart 2007: Interculturele communicatie en geïntegreerde interculturele zorgverlening ❏ 9 maart 2007: Antidiscriminatiewetgeving: theorie en praktijk op de werkvloer ❏ vanaf 17 april: Leerstoel Humanistiek, Naar een humanistische kijk op migratie? vier lessen over het ethisch-sociale aspect van migratie (i.s.m. Unie Vrijzinnige Verenigingen) ❏ 27 april: Tweespraak Vrouwenstudies Grenzen, geweld en gender: internationale betrekkingen feministisch bekeken. (i.s.m RHEA-onderzoekscentrum gender en diversiteit en UCOS) ❏ 10 mei 2007: De maagdenkooi: vrouw-zijn in multiculturele context

Enkele lopende projecten rond onderwijs en diversiteit: ATHOS Op het niveau van de Universitaire Associatie Brussel loopt het ATHOSproject (Academisch Taalvaardig in het Hoger Onderwijs, red.) met medewerking van het Huis van het Nederlands. Dit zijn groepslessen en individuele begeleiding rond taalvaardigheid voor (eerstejaars)studenten. In de onthaalweek, bij het begin van het academiejaar, moest iedere nieuwe student een tekstje schrijven. Wie na verbetering minder dan 60% scoorde op taalvaardigheid werd uitgenodigd om gratis en op vrijwillige basis groepslessen te volgen of individueel begeleid te worden. Brusselse Tutoren voor Scholieren (BRUTUS) Studenten van het Brussels hoger onderwijs (tutoren), die daartoe worden opgeleid, bieden kleine groepjes scholieren in het Brussels secundair onderwijs extra ondersteuning bij het behalen van hun diploma. Daarnaast is het de bedoeling dat er reeds in het secundair onderwijs gewerkt wordt aan studievaardigheden en taalgebruik opdat de kansen om te slagen

in het eerste bachelorjaar groter zouden worden. Het project wordt gedragen door de Vrije Universiteit Brussel, de Erasmushogeschool Brussel, de Vlaamse Gemeenschapscommissie in het kader van het Federaal Impulsfonds voor Migrantenbeleid en op voorstel van Minister Guy Vanhengel. Gesprekken met allochtone ouders Voor vele allochtone ouders is het Vlaamse hoger onderwijssysteem een grote onbekende. Dit maakt het voor de potentiële student(e) zeer moeilijk om zijn (haar) ouders te overtuigen van het nut van een hogere studie. Allochtone studenten van de Vrije Universiteit Brussel en Erasmushogeschool organiseren in samenwerking met de dienst Studieadvies en de Sociale dienst gesprekavonden en namiddagen. Op die momenten kan er laagdrempelig informatie uitgewisseld worden en kunnen allochtone jongeren en ouders in hun taal een antwoord vinden op hun specifieke vragen. Meer informatie over deze initiatieven en het diversiteitsbeleid aan de Vrije Universiteit Brussel vindt u op www.vub.ac.be/diversiteit.

13.


Archeologie met spitstechnologie Snellegem, een dorpje vlakbij Brugge, was vroeger een kroondomein van Karel de Grote. Dat bleek reeds eerder uit historische documenten, maar lijkt nu ook bevestigd te worden door archeologisch onderzoek van Dries Tys van de Vrije Universiteit Brussel. Zijn bevindingen trokken de aandacht van een middeleeuwenexpert van Harvard University die prompt besloot een pak geld vrij te maken voor verder onderzoek.

Dries Tys, sinds 2005 professor aan de vakgroep Kunstwetenschappen en Archeologie, verrichtte voor zijn doctoraat onderzoek naar de ontwikkeling van landschappen en nederzettingen in de kustvlakten tijdens de middeleeuwen. “Daaruit bleek dat die kustvlakten altijd al bewoond zijn geweest, terwijl men vroeger dacht dat het gebied in die tijd onder water stond”, vertelt Tys. Hij zag eveneens dat er ook in de ‘zandstreek’ rond Brugge een hele reeks vroegmiddeleeuwse nederzettingen aanwezig was. “Uit eerder archeologisch en historisch onderzoek bleek dat Snellegem bij Brugge waarschijnlijk een kroondomein was uit de Karolingische tijd. Een centraal gelegen goed, eigendom van Keizer Karel de Grote.” Harvard University Vorig jaar in juni kreeg Dries Tys de vraag van Mike McCormick, een professor van Harvard University, om hem rond te leiden langs zijn onderzoekssites in de kustvlakte. “Eén van de zaken die ik hem liet zien, was de kerk en het zogenaamde Oosthof in Snellegem. McCormick was zeer enthousiast. Hij wilde niet onmiddellijk starten met opgravingen, maar stelde voor om een geofysisch onderzoek van de site te doen. Daarvoor konden we rekenen op een speciale Harvardbeurs bestemd voor research naar de ontwikkeling van de middeleeuwen in Europa. Het gaat immers om zeer duur onderzoek. Harvard stak tot nu toe 150.000 euro in het project. Het geïntegreerde archeometrisch onderzoek dat we daarmee ontwikkelen is nog maar zelden gezien in het archeologisch onderzoek naar de middeleeuwen”, aldus

14.

Tys. Het hele project biedt dan ook erg waardevolle ervaringen voor de studenten Kunstwetenschappen en Archeologie van de Vrije Universiteit Brussel, die actief in het terreinonderzoek participeren. Magnetometer Voor het onderzoek ter plaatse kregen Tys en McCormick de hulp van professor Joachim Henning van de Goethe Universität in Frankfurt. “Vorig jaar in september zijn beide professoren met hun studenten naar België afgezakt om samen met ons de site (5 hectaren) magnetometrisch te onderzoeken. Bij dit soort onderzoek worden met een magnetometer, apparatuur waarover niemand in België beschikt, de storingen in het magnetisch veld gemeten. Die wijzen op houten structuren, haardplaatsen of andere overblijfselen. De resultaten

van de metingen overtroffen alle verwachtingen. Het komt zelden voor dat plattegronden van houten structuren er zo duidelijk zichtbaar door worden”, verzekert Tys ons. De meest verbazende ‘vondst’ waren twee parallel aan elkaar liggende langhuizen (ca. 18m op 5m) die, volgens de bestaande typologieën, gebouwd werden tussen de 8ste en de 11de eeuw. Bij de langhuizen zijn in één geval duidelijk sporen van de houten palen zichtbaar. Maar hoe kan het dat hout magnetometrisch zichtbaar is? “Tijdens het rottingsproces van het hout zijn er bacteriën aanwezig die biogenisch magentite afscheiden en zo een spoor achterlaten in de bodem dat de verrotte paal weergeeft.” Na grondboringen werd ook een klein brokje houtskool gevonden. Aan de hand van de C14-methode kon worden vastgesteld dat dit waar-

schijnlijk dateerde uit de periode tussen 766 en 869. “Mede daardoor kunnen we met grotere zekerheid stellen dat dit gebied Karolingisch kroondomein was”, aldus Tys. Internationaal team Omdat McCormick en Henning zodanig onder de indruk waren van de goede resultaten werd er meteen gedacht aan een vervolgproject. Daarover werd eind januari in Frankfurt een videoconferentie gehouden met collega’s uit Tel Aviv, Bratislava, Londen, Harvard en Brussel. Tys: “Deze zomer gaan we opnieuw aan de slag op het terrein. Daarbij willen we de interdisciplinaire samenwerking tussen archeologen en natuurwetenschappers verder uitbouwen. Zo kunnen we verschillende technieken toepassen op dezelfde site. We gaan met de hulp van de universiteiten van

Zoeken naar middeleeuwse nederzettingen met een magnetometer


Onderzoek xxxxxxxx

Nottingham en Durham bodemstalen nemen die we analyseren op chemische restsporen die op vroegere menselijke activiteiten wijzen.” Daarnaast zullen de onderzoekers ook historische activiteitenzones lokaliseren via bodemmicromorfologisch onderzoek. Daarvoor krijgt Tys de hulp van Richard Macphail van het University College London,

de wereldspecialist op dat vlak. De in archeologische middens wereldberoemde Steve Weiner van de universiteit van Tel-Aviv zal dan weer een microscopisch bodemonderzoek uitvoeren met behulp van infraroodspectrometrie. Collega’s van de universiteit van Bratislava zullen helpen met het gebruik van een geo-radar. Ook de mogelijkhe-

den van het gebruik van de Ground Penetrating Radar waarin Luc Van Kempen en Hichem Sahli van de Vrije Universiteit Brussel expertise ontwikkelden, worden verkend. “Nadien leggen we alle resultaten bij elkaar om een zo juist mogelijk beeld te reconstrueren van de site tijdens de vroege middeleeuwen. Op die manier kan misschien een

tipje van de sluier opgelicht worden van de nederzettingsgeschiedenis van dit Karolingische kroondomein dat vermoedelijk een belangrijke plaats innam in de socio-economische, landschappelijke en socio-politieke ontwikkelingen in de middeleeuwen aan de rand van en in de Vlaamse kustvlakte”, besluit Tys.

Jonge mensen opleiden tot kritische, zelfstandige en ambitieuze individuen, die vrij denken en durven afwijken van platgetreden paden. Dat is één van de objectieven die de Vrije Universiteit Brussel zichzelf stelt. Akademos geeft in elk nummer een oud-student het woord die ook na zijn/haar studies blijk gaf van deze kwaliteiten.

Alumni

Research met Zwitserse precisie Helena Van Swygenhoven studeerde tussen 1973 en 1977 Fysica aan de Vrije Universiteit Brussel. Ze doctoreerde in België, maar trok nadien met haar medestudent en echtgenoot naar Zwitserland. Ze ging er aan de slag in het gerenommeerde Paul Scherrer Institute. Als ambitieuze vrouwelijke wetenschapper had ze het in Zwitserland echter niet onder de markt.

“Ik denk graag terug aan mijn studententijd. We hadden verschillende uitstekende professoren zoals Van Geen, Philippot en Eisendrath. Maar ik denk ook met plezier terug aan de enthousiaste toenmalige assistenten zoals Alex Hermanne en Irina Veretennicoff. Zij zijn voor mij altijd een soort van voorbeeld geweest. Na mijn studies ben ik aan mijn doctoraat begonnen, waarna ik terug naar de Vrije Universiteit Brussel keerde om er te werken bij professor Cardon. Toen kreeg mijn echtgenoot een job aangeboden bij de Zwitserse machinebouwer Sulzer. Ik was net 6 maanden zwanger, maar nam toch het risico om, zonder enig vooruitzicht op werk, mee te verhuizen. Nadat ik twee jaar voor de kinderen had gezorgd, begon ik te solliciteren. Dat liep niet van een leien dakje. Zeventien jaar geleden werd je in Zwitserland nogal scheef bekeken wanneer je als vrouw een job zocht. Dit wou immers zeggen dat je man niet genoeg verdiende of dat je geen goede moeder was. Ik

herinner mij zelfs antwoorden op sollicitatiebrieven waarin letterlijk stond geschreven dat het bedrijf “geen moeders met jonge kinderen aanstelde”. Uiteindelijk vond ik dan toch een job. Mijn CV belandde op het bureau van Dr. Max Victoria, een wetenschapper in het Paul Scherrer Institute. Victoria was een Argentijnse professor die ooit nog aan de universiteit in Gent had gewerkt en mij nog kende van conferenties in België. Hij belde me op en stelde me voor een project in te dienen voor de toen net uitgeschreven “Marie Heim-Vögtlin Scholarship” van de Swiss National Science Foundation. Deze beurs, die nog steeds bestaat, heeft als doel jonge moeders na een pauze de mogelijkheden te geven voor een professionele herstart. Na een succesvolle verdediging van mijn project in het Engels - ik kon toen nog geen Duits - is mijn carrière aan het Paul Scherrer Institute (PSI) begonnen. Het PSI is het Nationaal Research Instituut van Zwitserland. Het

instituut beschikt over indrukwekkende onderzoeksinstallaties die gebruikt worden door onderzoekers van Zwitserse universiteiten, maar ook toegankelijk zijn voor buitenlandse onderzoekers. Ik leid er de onderzoeksgroep Materials Science & Simulation en ben tegelijkertijd professor aan de Ecole Polytechnique Fédérale de Lausanne (EPFL). Ik coördineer onderzoeksprojecten in materiaalfysica en hou me in het bijzonder bezig met de mechanische eigenschappen van nanogestructureerde metalen en kleine metallische objecten (ongeveer een micron of een duizendste millimeter groot) die van toepassing zijn in Micro-Electro-Mechanical Systems (MEMS). Dat is een technologie waarbij op hele kleine schaal wordt gewerkt met mechanische elementen, sensoren en elektronica.

hoog gewaardeerd worden. Als je goede ideeën hebt voor onderzoek, dan vind je er gemakkelijker de fondsen voor. De financiering van het onderzoek lijdt er ook veel minder onder de politieke situatie met de verschillende taalgebieden. Een nadeel is wel dat vrouwen in Zwitserland weinig carrièrekansen krijgen. Het schoolsysteem laat dit niet toe, de kleuterschool begint pas vanaf 5 jaar en de alternatieven, zoals private scholen, zijn erg duur. Daardoor geven heel wat Zwitserse meisjes hun carrière op na hun universitaire studies. In het PSI vind je onder het vast wetenschappelijk kaderpersoneel slechts 5% vrouwen! Ik ben dus een uitzondering.”

Of er in Zwitserland meer middelen voor onderzoek beschikbaar zijn? Wanneer ik vergelijk met de tijd toen ik in Belgie aan de slag was, moet ik daar eerlijk ja op antwoorden. Een voordeel in Zwitserland is dat je prestaties zeer

15.


Platform ‘Doctoraat in de Kunsten’ gelanceerd Eind vorig jaar zette de Universitaire Associatie Brussel, samen met haar partners uit het culturele landschap van de hoofdstad (Bozar, de Munt, Wiels en het Koninklijk Filmarchief van België), het Platform ‘Doctoraat in de Kunsten’ op de sporen. Dat gebeurde met een drukbezocht internationaal colloquium dat zich boog over de vraag naar de betekenis en de noodzakelijkheid van een toenadering tussen de academische wereld en de wereld van de kunsten. Een aantal prominente personaliteiten uit de kunstwereld, zoals Daniel Buren en Peter Greenaway, formuleerden er hun visie op deze problematiek.

Het colloquium, dat plaatsvond in het halfrond van het Brussels Parlement, was het eerste omvangrijke initiatief van het Platform ‘Doctoraat in de Kunsten’. Met dit project wil de Universitaire Associatie Brussel (UAB, waartoe de Vrije Universiteit Brussel en de Erasmushogeschool Brussel met haar departementen het Koninklijk Conservatorium Brussel en het RITS behoren) in samenwerking met haar partners een antwoord formuleren op de zeer actuele vraag: hoe kunnen de academische wereld en de kunstwereld samen borg staan voor een hoogwaardige toenadering tot elkaar? Kan dat leiden tot een zinvolle invulling van de nieuw in te richten graad van ‘Doctor’, gereserveerd voor kunstenaars? De noodzaak een dergelijke graad in te richten, is het gevolg van de hervorming van het hoger onderwijs. Dit Europees gestuurd programma (veelal geassocieerd met de namen Bologna en Sorbonne) gaat ervan uit dat een uniformisering van de principes in het hoger onderwijs een noodzaak is om de uitdagingen van de toekomst aan te kunnen. Bijgevolg moet ook het hoger kunstonderwijs voortaan het academisch basisprincipe aannemen: onderwijs moet gebaseerd zijn op onderzoek. In een poging dit principe aan de artistieke realiteit te koppelen, is het begrip ‘onderzoek in de kunsten’ ontstaan. Niemand weet echter exact wat het betekent.

16.

Brussel model In tegenstelling tot andere modellen die in Vlaanderen worden uitgetest, en gewaarschuwd door weinig benijdenswaardige pionierprojecten in het buitenland - waarbij telkens weer wordt vastgesteld hoe de relatie spaak loopt zodra men een academische logica in een kunstomgeving wil overplanten - besloten de UAB en haar partners het over een andere boeg te gooien. Zij riepen een Platform in het leven dat door academici en gerespecteerde kunstenaars zal worden ingenomen. Hierdoor ontstaat automatisch een nieuwe omgeving waarin beide realiteiten naar elkaar toe kunnen groeien. “Wat we zeker moeten vermijden”, zegt professor Hans de Wolf van de vakgroep Kunstwetenschappen en initiatiefnemer van het project, “is dat de kunstenaars de indruk krijgen dat ze in hun integriteit worden bedreigd door een niets ontziend academiseringsproces dat hen van buitenaf wordt opgedrongen. Er is een andere weg mogelijk; een weg van toenadering op een daartoe geschapen platform, waar kunstenaars op een voor hén zinvolle wijze, kennis kunnen nemen van het theoretische discours at large”. Deze denkrichting blijkt bovendien te beantwoorden aan een duidelijke behoefte aan zinvolle debatten bij kunstenaars. “Het is trouwens opvallend,” aldus de Wolf, “dat zoveel excellente kunstenaars onmiddellijk ingestemd hebben om deel uit te

maken van dit unieke experiment”. De stichtende groep bestaat uit een vijfenveertig fellows, voor de helft kunstenaars, voor de andere helft academici. Omdat het project een totaal nieuw perspectief toevoegt aan het debat, wordt er sindsdien ook naar gerefereerd als “het Brussels model”. Where do we go from here? Met ‘het Brussels model’ werd dus een unieke formule in het leven geroepen die een antwoord wil bieden op de vraag wat de inhoud zou kunnen zijn van een doctorsgraad voor kunstenaars. Maar Where do we go from here? hoe moet het nu verder? Dat was de centrale vraag tijdens het colloquium op 1 en 2 december. Voor deze bijeenkomst werden een aantal prominente figuren uit de kunstwereld uitgenodigd om hun visie op deze problematiek met anderen te delen en met hun ervaring en inzichten de initiatiefnemers te begeleiden bij het opstarten van het project. Rector Benjamin Van Camp opende de discussie: “Veel mensen moeten er nog aan wennen, maar het lijkt erop dat we een nieuw monsterverbond tussen kunst, wetenschap en technologie zijn aangegaan. De idee van de homo universalis lijkt weer teruggekeerd”. Voorgesteld door Annie De Decker nam vervolgens de Franse conceptkunstenaar Daniel Buren het woord. In zijn toespraak evoceerde hij het Parijse Hoger Instituut voor Plastische Kunsten dat hij in de vroege jaren

1990 samen met Pontus Hulten oprichtte. Eerder had Hans de Wolf het colloquium opgedragen aan de onlangs gestorven oprichter van het Moderna Museet in Stockholm en het Centre Pompidou in Parijs. Aansluitend bood Buren aan de hand van een aantal werken, een blik in zijn complexe praxis als beeldend kunstenaar, die zich vooral toespitst op ingrepen in de publieke ruimte. Sceptische visie De grootste verrassing kwam op vrijdagavond van de Deense scenarist en bezieler van het “Dogmafenomeen” in de film, Mogens Rukov. Rukov, voorgesteld door Bert Beyens, richtte zijn pijlen op de Europese hervormers van het hoger onderwijs en de politici. Op een ongeëvenaarde wijze illustreerde hij met een combinatie van kritiek en provocatie, aan de hand van een brandende sigaret, dat het creëren van een film in niets te vergelijken valt met de uitgangspunten van de wetenschap en waarschuwde hij het publiek voor de gevolgen van de hervormingen van het hoger onderwijs. In het verlengde van deze sceptische visie, illustreerde Peter Delpeut, de Nederlandse cineast die door Gabriëlle Claes werd ingeleid, de volgende dag zijn houding ten opzichte van de toenadering tussen kunst en wetenschap aan de hand van zijn eigen praktijk. Die veronderstelt zowel een artistieke component, als een onderzoeksactiviteit, als de expertise in film als


Kunst en wetenschap

medium op zich. Het integreren van deze verschillende perspectieven, getuigt Delpeut, kan alleen maar succesvol worden toegepast, vanuit het besef van de intrinsieke verschillen tussen al deze activiteiten. Daarna kwam Paul Dujardin op het spreekgestoelte om, als oprichter van het festival voor hedendaagse muziek Ars Musica, één van zijn opvolgers in te leiden, de musicus en theoreticus Frank Madlener die, in navolging van Pierre Boulez, het Institut de Recherche et Coordination Acoustique/Musique (IRCAM) in Parijs leidt. Madlener bood een fascinerend inzicht in de dagelijkse werking van een uniek instituut waarin zowel wetenschappers als musici en componisten, in ideale materiële omstandigheden aan het werk zijn. Interessant was het voorstel van Madlener om, zo nodig, waardevolle theoretische reflecties van kunstenaars te laten

optekenen door medewerkers, die voldoende vertrouwd zijn met de artistieke realiteit van waaruit die kunstenaars reflecteren. Debat Een heel andere notie werd door de Italiaanse Arte povera kunstenaar Luciano Fabro aan het debat toegevoegd. Volgens Fabro situeert het probleem dat hier aan de orde is zich niet in de relatie tussen de kunstwereld en de academische wereld. In alle tijden hebben kunstenaars, bij het ontwikkelen van hun oeuvres, hun blik gericht naar de generaties van kunstenaars die hen voorafgegaan zijn en naar hun artistieke concurrenten. Dat is hun werkelijke referentiekader, niet de universiteit. De huidige hervormingen van het hoger onderwijs dreigen op deze vitale verhoudingen een nefaste invloed uit te oefenen. Dit is het uur van de tegenstand,

het uur waarop de artistieke integriteit van de kunsten moet verdedigd worden, aldus Fabro. De samenstelling van het panel dat onder moderatie van Frederik Leen al deze thema’s met elkaar zou confronteren, beloofde een intense discussie te garanderen. Die belofte kon maar gedeeltelijk waargemaakt worden, misschien alleen al omdat het halfrond zich daar formeel niet goed toe leende. De componist Wim Henderickx, de schilder Luc Tuymans, Frank Madlener en filosoof en wiskundige Jean Paul Van Bendegem gaven hun verschillende visies op het probleem, waarbij allen het erover eens waren dat het ‘Brussels model’ een unieke doorbraak zou kunnen realiseren en een interessante toenadering tussen beide werelden mogelijk zou kunnen maken. Een doorbraak die, aldus Van Bendegem, zou moeten beginnen met een nieuwsgierigheid

naar elkaars verborgen essentie. Kunst en wetenschap zijn minder vreemd aan elkaar dan men denkt. Henderickx loofde de geest van openheid waarmee het Platform wordt opgestart, terwijl Tuymans en Madlener vragen hadden bij de precieze uitwerking van het hele project op lange termijn. Weg met hyperspecialisatie Nadien was het de beurt aan de Britse, in Amsterdam levende cineast Peter Greenaway om het publiek te confronteren met zijn inzichten. Greenaways analyse van de problematiek is vooral gebaseerd op de vaststelling dat de vorming van onze jonge mensen te zeer toegespitst is op specialisatie. Specialisatie gaat altijd ten nadele van het algemene beeld van wat we sinds de Renaissance als cultureel waardevol hebben beschouwd. Greenaway pleit voor het afbouwen van de tendens tot hyperspecialisatie. Hij nodigde de toehoorders uit zich te bezinnen over de cultuur als fundament van onze beschaving. Daartoe behoort ook de vaststelling dat het onderwijs de jeugd opvoedt tot visuele analfabeten. De klemtoon ligt al te zeer op het cognitieve en op rationele kennis. En nu aan het werk! Het colloquium werd muzikaal afgesloten met de uitvoering van het werk Pression voor cello van de Duitse componist Helmut Lachenmann in een interpretatie van Eric-Maria Couturier van het Parijse ensemble Intercontemporain. Het colloquium heeft zonder twijfel veel vragen open gelaten. Verschillende nieuwe aspecten van het debat werden naar boven gewoeld. De discussie is dus lang niet gedaan en het antwoord op de vraag “Where do we go from here?” blijft in menig opzicht onzeker. Maar het colloquium heeft er zonder twijfel toe bijgedragen dat het ‘Brussels model’ als één van de interessantste experimenten binnen het debat door de kunstwereld ernstig wordt genomen. Het echte werk kan nu beginnen.

17.


In memoriam

Afscheid van ererector Oscar Steenhaut Op 23 januari 2007 overleed Prof. dr. Ir. Em. Oscar Steenhaut. Hij was van 1982 tot 1986 rector van de Vrije Universiteit Brussel. Sinds 1998 was hij met emeritaat.

Oscar Steenhaut was een man met een uitzonderlijke intelligentie. Dat bleek al in zijn jonge jaren. Nadat hij aan de Universiteit Gent was gepromoveerd tot Burgerlijk Ingenieur Elektrotechniek trok hij naar de Louisiana State University in de Verenigde Staten. Daar behaalde hij in recordtijd zowel het diploma van Master of Science in Electrical Engineering als dat van Doctor of Philosophy in Physics. Tussendoor voegde hij er, via de centrale examencommissie, ook nog het diploma van Licentiaat in de Wiskunde aan de Vrije Universiteit Brussel aan toe. Na een kort verblijf als ingenieur bij Sabena en een opdracht als lesgever elektronica aan het Rijkshoger Technisch Instituut voor Kernenergie te Brussel werd hij op 1 oktober 1970 benoemd als docent aan de Vrije Universiteit Brussel. Hij behoorde tot de eerste ‘Gentenaars’ die door de kersverse universiteit geëngageerd werden. Zijn eerste belangrijke activiteit betrof de uitbouw en vooral de verhuis van de dienst Elektronica - met de bijhorende onderzoekslaboratoria - naar de nieuwe campus in Etterbeek. Eens ‘gesetteld’ in deze

18.

nieuwe omgeving kwam zijn academische loopbaan in een stroomversnelling terecht. Steenhaut werd titularis van een omvangrijke onderwijsopdracht, verspreid over de faculteiten Toegepaste Wetenschappen, Wetenschappen, Economische, Sociale en Politieke Wetenschappen en ook Letteren en Wijsbegeerte. Hij fungeerde als promotor van vele onderzoeksprojecten, publiceerde in diverse gereputeerde wetenschappelijke tijdschriften en nam de supervisie waar over een lange reeks afstudeerwerken en doctoraatsthesissen. Oscar Steenhaut werd daarnaast belast met de belangrijkste academische functies binnen de Vrije Universiteit Brussel. Zo was hij van 1979 tot 1982 decaan van de Faculteit Ingenieurswetenschappen en leidde hij van 1 oktober 1982 tot 30 september 1986 de Vrije Universiteit Brussel als rector. Ook buitenshuis werd regelmatig een beroep gedaan op zijn kennis en wijsheid. Hij was adviseur bij Euratom, voorzitter van de VLIR (van 1983 tot 1985), voorzitter van het NFWO (in 1985 en 1986), lid van het bureau van het IWONL,

lid van het technisch comité van de Nationale Maatschappij voor Krediet aan de Nijverheid, vicevoorzitter van het IMEC en voorzitter van het Comité voor Wetenschapsbeleid en van het IVVO. Ontelbare malen werd hij, onder meer door de overheid, aangezocht om als expert wetenschappelijk onderbouwde rapporten op te stellen aangaande diverse onderwerpen. Hoewel hij veeleer afkerig stond ten opzichte van uiterlijk vertoon, kreeg Oscar Steenhaut uiteraard de nodige erkenning voor zijn inzet. Zo werd hem in 1985 het doctoraat ‘honoris causa’ toegekend door de academische autoriteiten van de Humboldt Universität in Berlijn. En tussen eind 1986 en begin 1987 ontving hij een ‘visiting professorship’ aan de Louisiana State University, het Massachusetts Institute of Technology en de universiteiten van Stanford en Chicago. Oscar Steenhaut stond ook al vroeg open voor de Chinese taal, cultuur en samenleving. Toen hij als jonge ‘research fellow’ aan de Louisiana State University verbleef, woonde hij samen met enkele Chinese studenten. Dankzij hen maakte hij kennis met de erg ingewikkelde Chinese taal. Hij wist zich zo bijzonder vlot in het Mandarijns uit te drukken. Vaak tot verbazing van zijn hoge Chinese gastheren. Nadat hij, in het kader van de culturele akkoorden tussen België en China, Chinese delegaties van

de universiteiten van Zhejiang, Hangzhou en Shangaï aan de Vrije Universiteit Brussel ontving, bracht hij in juni 1984 op uitnodiging van het Ministerie van Onderwijs een visitatiebezoek aan Taiwan. Sindsdien onderhoudt de Vrije Universiteit Brussel steeds nauwere banden met China en komen talrijke Chinese studenten hun universitaire studies hier met een gespecialiseerde postgraduaats- of doctoraatsopleiding bekronen. De belangstelling die Steenhaut koesterde voor China, werd de laatste jaren ook uitgebreid naar Vietnam. De niet-aflatende ijver waarmee hij onder auspiciën van het ABOS en de VLIR de institutionele samenwerkingsovereenkomst met de Hanoi University of Technology heeft begeleid en opgevolgd, is hiervan het bewijs. Zijn belangstelling betrof ook andere derdewereldlanden. Hij was in weze een pionier op het toen nog grotendeels onontgonnen terrein van de internationale universitaire ‘ontwikkelingssamenwerking’. Door zijn zeer uitgebreide kennis en een sterk maatschappelijk engagement had Oscar Steenhaut een groot netwerk van binnenen buitenlandse contacten. Hij was geen professor in een ivoren toren. Hij was altijd bereikbaar en was voor iedereen Oscar, inclusief de studenten. Oscar Steenhaut overleed op zijn geboortedag. Hij werd 74 jaar.


Personalia

- Liesbeth Vanheusden, licentiate in de Medisch-Sociale wetenschappen, kreeg voor haar eindverhandeling ‘Een gezondheidsonderzoek bij bewoners van Limburgse opvangcentra voor thuislozen’ de ‘Prijs eregouverneur Louis Roppe 2006’. - Els Thielemans, afgestudeerd aan de Vrije Universiteit Brussel, kreeg bij de uitreiking van de ‘Talent 2006’-prijs van het Interactive Advertising Bureau (IAB) een eervolle vermelding voor haar eindwerk ‘Evaluatie van sms als marketingcommunicatiemiddel’. - Prof. Chris Van den Wyngaert, huidig professor Strafrecht in Antwerpen en gewezen professor aan de faculteit Recht en Criminologie van de Vrije Universiteit Brussel, heeft de jaarlijkse Prijs voor Mensenrechten ontvangen tijdens de Internationale Dag van de Rechten van de Mens. - Bram Spruyt van de Vrije Universiteit Brussel heeft met zijn werk ‘Ongelijkheid en segregatie in het onderwijslandschap: effecten op het etnocentrisme’ de Klasseprijs van de Vlaamse Scriptieprijs 2006 gewonnen. Daarin onderzocht hij hoe de Vlaamse leerlingen verspreid zitten over het algemeen, kunst-, technisch en beroepsonderwijs. - Prof. Leon Kaufman, professor Biostatistiek aan de faculteit Geneeskunde en Farmacie, werd onlangs verkozen als lid van de Koninklijke Academie voor Geneeskunde van BelgiĂŤ. - Het Staalinfocentrum organiseerde voor de vijfde maal de Studentenstaalprijs voor studenten Architectuur of Bouwkunde. In categorie D (Onderzoek) ging de prijs naar Ouchy Van Loo (promotor: prof. Mollaert) voor het project ‘Plooibare tensegrity-structuren voor architecturale toepassingen’. Het Staalinfocentrum is een informatie- en promotiecentrum voor BelgiĂŤ en Luxemburg met als doel het bevorderen van het gebruik van staal in de bouw.

COLOFON

OPMAAK EN DRUK Erasmus drukkerij

REDACTIE Sandra Van Maurik Jeroen De Samblancx Raf Van Dyck Katrien Verheecke Thomas Mels EINDREDACTIE Thomas Mels

VERLEENDEN VERDER HUN MEDEWERKING Roel De Groof ValĂŠry De Smet Hans De Wolf Veerle Magits

- Delphine Maenhout, afgestudeerd aan de Vrije Universiteit Brussel, ontving van de stad Oostende in de categorie universitair onderwijs de ‘Prijs Studiewerk’ voor haar eindwerk dat ze maakte over de cultuurbeleving en de culturele behoeften van jongeren tussen 18 en 25 jaar in Oostende. - Jorgen D’Hondt (faculteit Wetenschappen) van het Interuniversity Institute for High Energies, werd benoemd tot coĂśrdinator van het onderzoek in een van de vijf grote onderzoeksthema’s van het Large Hadron Collider-programma in het CERN. Jorgen D’hondt is voor twee jaar hoofd van het CMS Top Quark Physics Team dat het zogenaamde ‘Top quark’ (het zwaarste waargenomen elementaire deeltje) nauwkeurig zal opmeten. - Meyrem Almaci, wetenschappelijk medewerker aan de faculteit Psychologie en Educatiewetenschappen, is bij de komende federale verkiezingen in de provincie Antwerpen lijsttrekker voor de Kamer voor de partij Groen!. - Prof. Paul De Knop, hoogleraar Sportmanagement en decaan van de faculteit Lichamelijke Opvoeding en Kinesitherapie, is herkozen als voorzitter van de Raad van het Gemeenschapsonderwijs. Het Gemeenschapsonderwijs krijgt trouwens een nieuwe naam: “GO! Onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap’’. - Adrian Munteanu, Joeri Barbarien, Peter Schelkens en Jan Cornelis van de vakgroep Elektronica en Informatica (ETRO) en hun collega’s Y. Andreopoulos en J. Van Der Schaar zagen hun artikel “In-band motion compensated temporal filtering (2004)â€? in het tijdschrift Signal Processing: Image Communication bekroond met de Most Cited Paper Award uitgereikt door datzelfde tijdschrift.

FOTO’S Thomas Mels Dimitri Devuyst

Wilt u Akademos thuis ont­ vangen? Laat ons iets weten.

REDACTIESECRETARIAAT Myriam De Pelseneer Dienst Interne en Externe Communicatie Pleinlaan 2 – B –1050 Brussel Tel.: +32 (0)2 629 21 34 Fax: +32 (0)2 629 12 10 E-mail: ieco@vub.ac.be Web: www.vub.ac.be

Verantwoordelijke Uitgever Prof. Dr. Benjamin Van Camp Rector Vrije Universiteit Brussel Pleinlaan 2 B – 1050 Brussel

3PONSOR DE TOEKOMST -EER WETEN OVER FUNDRAISING KIJK OP DE WEBSITE WWW VUB AC BE INFOOVER FUNDRAISING

19.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.