Verschijnt 5 maal per jaar, in feb., apr., juni, okt. en dec. Afgiftekantoor 1099 Brussel X P409339
BELGIË - BELGIQUE
P.B. Brussel X BC 9467
TIJDSCHRIFT TOELATING GESLOTEN VERPAKKING
Akademos I n f o r m a t i e m a g a z i n e v a n d e V r i j e U n i v e rs i t e i t B r u s s e l J a a rg a n g 9 - N ° 3 - j u n i 2 0 0 6
Mobiliteit: een multidisciplinaire aanpak .................................. p4 Reclame werkt!
................................................... p10
Heropening Trefcentrum Y' ... p14
Onderzoek ................................... p2
(c) Enthoven Associates design consultants, fotograaf Marc Wouters
Brutus............................................ p7
1.
Innovatie ................................... p13
ONDERZOEK KORT
Wist u dat… … HET AZ-VUB MET EEN WERELDPRIMEUR EEN BRITS GEZIN GEHOLPEN HEEFT? Een medische wereldprimeur van het AZ-VUB in Jette heeft ervoor gezorgd dat de Britse Mandy Baum beviel van een kerngezond zoontje Samuel. Dankzij de uitgebreide Brusselse kennis op het vlak van 'genetisch samengestelde' proefbuisbaby's wist het echtpaar Baum-Moshi met zekerheid dat Sam geboren zou worden zonder de erfelijke aandoening tubereuze sclerose. Met die ziekte, die onder meer epileptische aanvallen en hersentumoren veroorzaakt, werd zijn broer Joe zes jaar geleden wel geboren. “Dat risico wilden we uitsluiten en dat is alleen gelukt dankzij het schitterende werk van de Brusselse dokters”, aldus Baum. Dit dure huzarenstukje (PGD-behandeling, inclusief medicatie) werd onder meer in goede banen geleid door Maryse Bonduelle, kliniekhoofd van het Centrum Medische Genetica en Willem Verpoest, gynaecoloog in het Centrum voor Reproductieve Geneeskunde. Ondertussen is er ook al een Belgische patiënte zwanger die zich liet testen op tubereuze sclerose.
… U ALLES OVER ONDERZOEKSCOMPETENTIE IN HET ASO OP EEN NIEUWE WEBSITE VINDT? De ‘werkgroep onderzoekscompetentie (WOC)’, een initiatief binnen de InterDisciplinaire vakgroep LerarenOpleiding (IDLO) startte onlangs met een eigen website: www.vub.ac.be/IDLO/onderzoekscompetentie, met daarop alle informatie over de werkgroep en haar kerndoelstelling: de ontwikkeling van onderzoekscompetentie op alle onderwijsniveaus maar in het bijzonder op het niveau van het Algemeen Secundair Onderwijs (ASO). Om dit na te streven is de werkgroep onderzoekscompetentie begaan met het pedagogischdidactisch handelen van leraren en van toekomstige leraren. Concreet ondersteunt de werkgroep directies, leraren en leerlingen bij de realisatie van de specifieke eindtermen m.b.t. onderzoekscompetentie voor de polen economie, Grieks/Latijn, humane wetenschappen, moderne talen, sport, wetenschappen en wiskunde in het ASO. De werkgroep ontwikkelt en optimaliseert hiervoor een methodiek en didactiek gesteund op psycho-pedagogisch onderzoek en veldervaringen. Daarnaast worden aspirant-leraren ook geholpen om eigen competenties in onderzoek didactisch te vertalen voor leerlingen van het ASO.
… STEEDS MEER JONGEREN EEN HOGE BLOEDDRUK HEBBEN? Naar schatting twee miljoen Belgen hebben vandaag last van hypertensie, een bloeddruk die hoger is dan 14 op 9. Hoge bloeddruk geeft rechtstreeks aanleiding tot hart- en vaatproblemen, nog steeds de belangrijkste doodsoorzaak in ons land. Ondanks alle sensibiliseringscampagnes voor minder vet en meer beweging is er geen beterschap in zicht. Integendeel. Op de Werelddag Hypertensie maakten experts van de Vrije Universiteit Brussel en de UCL een studie bekend waaruit blijkt dat het aantal 18- en 19-jarige studenten met overgewicht (7%) en hoge bloeddruk (4%) de afgelopen tien jaar is verdubbeld. "Een alarmerende evolutie, aangezien het probleem nog toeneemt met ouder worden", zegt dokter Persu van het Belgisch Comité tegen Hypertensie. "Als deze evolutie zich doorzet, zullen er over 20 jaar wellicht nog 60 procent meer hypertensiepatiënten zijn dan vandaag. We moeten dus dringend iets aan onze leef- en eetgewoonten doen."
… KLEURTECHNIEK DE BEHANDELING VAN EEN KLAPLONG VERBETERT? Professor Marc Noppen, hoofd van de Kliniek voor Interventionele Endoscopie in het Academisch Ziekenhuis van de Vrije Universiteit Brussel, heeft een techniek ontwikkeld om bij patiënten met een spontane klaplong verschillende zieke longdelen beter te visualiseren. Dat gebeurt door middel van een bepaalde kleurstof die de patiënt inademt. Die kleurstof fluoresceert geelgroen wanneer ze beschenen wordt met blauw licht waardoor de arts een beter zicht krijgt op de exacte plaats van de aandoening. Bovendien heeft prof. Marc Noppen met deze techniek aangetoond dat de oorzaak van een spontane klaplong niet altijd daar ligt waar iedereen het tot nu toe vermoedde. De exacte onderliggende oorzaak van een spontane klaplong is nog ongekend, maar duidelijk is wel dat er een spontaan luchtlek moet ontstaan ter hoogte van de long. Omdat vele van deze patiënten kleine ‘blaasjes’ vertonen op het longoppervlak (zogenaamde ‘blebs’) menen velen dat dààr de plaats van het lek ligt. Dankzij de nieuwe techniek van prof. Marc Noppen is duidelijk geworden dat de zieke longdelen niet noodzakelijk ter hoogte van die blebs liggen en dat systematisch verwijderen van deze blaasjes dus eigenlijk overbodig is.
… HET LABO ULTRASTRUCTUUR OPNIEUW KAMEELANTILICHAMEN IN DE RUIMTE STUURDE? Voor de vierde maal stuurde het labo Ultrastructuur van de Vrije Universiteit Brussel kameelantilichamen de ruimte in om het kristallisatieproces te kunnen bestuderen. Omwille van de gewichtloosheid of microzwaartekracht in de ruimte treden er in kristallisatieoplossingen geen storende elementen op en kunnen kristallen op een beter geordende manier groeien. De kristallisatie van de proteïnen werd waargenomen door PromISS, een holografische microscoop, ontwikkeld aan het Microgravity Research Center van de Université Libre de Bruxelles, en door een videocamera op beeld gezet zodat onderzoekers deze nadien kunnen bestuderen. Voor dit PromISS-4 experiment werd het wetenschappelijk team vertegenwoordigd door Ingrid Zegers en Mike Sleutel van de Vrije Universiteit Brussel. De lancering van de reactoren gebeurde op 21 december 2005 van op Bajkonoer (Kazachstan) met de Progress 20P. Verhaert Space en de Vrije Universiteit Brussel waren ter plekke om de laatste hand te leggen aan de hardware. Het experiment in de ruimte startte op 19 januari en na succesvolle proeven landden de kristallen met de Sojoez 11S op 8 april terug op aarde.
2.
… HET KLASSIEKE EINDWERK IN DE LERARENOPLEIDING BETER WORDT VERVANGEN DOOR EEN PORTFOLIO? Het klassieke eindwerk in de opleidingen tot Bachelor in het kleuter- en lager onderwijs zou omgevormd moeten worden tot een portfolio om zo meer aansluiting te vinden bij de professionele gerichtheid van deze opleidingen. Dat concludeert Wil Meeus van de Interdisciplinaire vakgroep lerarenopleiding (IDLO) uit zijn doctoraatsonderzoek. De term ‘portfolio’ is afkomstig uit de kunstwereld. In de lerarenopleiding is het portfolio in essentie een multimediaal dossier waarmee de student zijn competenties en zijn competentieontwikkeling zichtbaar maakt. De student kan het instrument gebruiken om zijn onderwijspraktijk te verbeteren, maar het is in de eerste plaats bedoeld om het zelfstandig werken en leren van de student te bevorderen. Dat is belangrijk omdat het eindwerk in professionele bacheloropleidingen de brug moet maken tussen de opleiding en het werkveld. Dankzij het portfolio leren studenten bovendien beter de klassieke en de digitale onderwijsmedia gebruiken, beter plannen en reflecteren, meer doorzetten en creatief zijn. De studenten en de promotoren appreciëren het portfolio trouwens ook veel meer dan het klassieke eindwerk.
… SMIT MEE DE TOEKOMST VAN MOBIELE COMMUNICATIE BEPAALT? Het centrum voor Studies in Media, Informatie en Telecommunicatie (SMIT) van de Vrije Universiteit Brussel neemt sinds dit jaar deel aan twee toonaangevende onderzoeken binnen het Wireless World Initiative (WWI), één van de grootste Europese initiatieven ooit op het gebied van mobiele communicatie. Pieter Ballon, programmamanager van het SMIT, werd recent aangesteld als coördinator van al het WWI-onderzoek naar zakelijke en strategische succesfactoren. De Europese mobiele industrie is met de zogenaamde tweede generatie (GSM) en derde generatie (UMTS) een wereldleider inzake mobiele standaarden. Intussen is het onderzoek naar "Beyond Third Generation" (B3G) al op gang geschoten en belooft een versmelting van media, mobiele telecommunicatie en internet. Eén van de grootste problemen is dat het succes van B3G afhangt van de samenwerking tussen die verschillende, vaak concurrerende sectoren. Het is net op dit strategisch en politiek-economisch terrein dat het SMIT expertise levert, in nauwe samenwerking met bedrijven als Motorola, France Telecom, Nokia en Telefonica. De eerste resultaten worden verwacht tegen eind 2007.
… HET VLAAMS BELANG BETER SCOORT IN RIJKE GEMEENTEN? Bij de vorige gemeenteraadsverkiezingen scoorde Vlaams Blok (nu Vlaams Belang) beter in rijkere gemeenten met een hoge bevolkingsdichtheid. Gunstige economische omstandigheden verhogen ook de kans dat de partij deelneemt aan de verkiezingen. In 2000 nam het Vlaams Blok namelijk niet in alle Vlaamse gemeenten deel aan de verkiezingen, maar slechts in 180 van de 308. Dit blijkt uit een studie van onder meer Jan Vermeir van de Vrije Universiteit Brussel. Vermeir wijst erop dat het zeker niet de hoogste inkomens zijn die op Vlaams Belang stemmen, maar dat in een rijkere gemeente het migrantenthema en vooral het veiligheidsthema veel sterker leeft dan in andere gemeenten. Precies daarom zou de partij in die gemeenten beter scoren dan elders. Feit is dat een hogere criminaliteitsgraad de kans dat Vlaams Belang deelneemt aan de verkiezingen verhoogt. Andere sleutels tot het Vlaams Belang-succes zijn de aanwezigheid van vreemdelingen en een gebrek aan sociaal-culturele verenigingen.
… ER EEN NIEUWE BEHANDELING IS TEGEN DE AFRIKAANSE SLAAPZIEKTE? De onderzoeksgroep onder leiding van Serge Muyldermans en Patrick De Baetselier verbonden aan het Vlaams Interuniversitair Instituut voor Biotechnologie (VIB) heeft met succes een nieuwe behandeling ontwikkeld tegen de Afrikaanse slaapziekte, die jaarlijks wereldwijd meer dan 300.000 mensenlevens eist. Ze brengt ernstige slaapproblemen met zich mee, waardoor de patiënt uiteindelijk in een coma belandt en sterft. Slechts tien procent van de zieken wordt op tijd behandeld. Helaas is deze behandeling ook niet zonder risico's, zodat vele patiënten sterven tijdens de behandeling. De nieuwe behandeling van het VIB kan de infectie door parasieten elimineren. De proeven op muizen zijn alvast geslaagd. Ze overleven al na één behandeling omdat de parasiet is uitgeschakeld.
… VLAMINGEN STEEDS VAKER MET DE FRANSE ‘R’ SPREKEN? De huig-r of 'Franse r' is in opmars ten koste van de trillende tongpunt-r en neemt het sterkst toe in steden en in kleinere gemeenten rond oude huig-r gebieden. Jongeren praten bovendien vaker met de huig-r dan ouderen. Dat blijkt uit het onderzoek van doctoraatsstudente Evi Tops aan de Vrije Universiteit Brussel. De resultaten zijn gebaseerd op 1.912 straatinterviews, verspreid over heel Vlaanderen. 66 % van de Vlamingen spreekt met een tongpunt-r, 28 % met een huig-r. De zuivere tongpunt trilklank komt nog zelden voor. Ruim 5 % van de Vlamingen gebruikt beide vormen door elkaar. Mannen en vrouwen spreken ongeveer evenveel met de huig-r, maar jongeren doen het vaker dan ouderen. Ze doen dat omdat de 'Franse r' meer prestige krijgt. Veel mediafiguren zoals Birgit Van Mol, Frieda Van Wijck of Heidi Lenaerts praten almaar meer met de huig-r. De 'Franse r' hoor je het meest in de oudere huig-r-gebieden OostLimburg, Ronse, rond Brussel en Gent en een aantal steden in VlaamsBrabant, zoals Tienen en Leuven.
In de vorige editie van Akademos is een foutje geslopen in het bericht n.a.v. Katrien Alewaeters' onderzoek naar de eet- en leefgewoontes van vegetariërs. Hier volgt de juiste informatie: De subjectieve gezondheidsperceptie bij vegetariërs is beter dan die bij niet-vegetariërs. Bij deze laatste groep beschreef 77,2% van de mensen hun gezondheid als “goed” tot “zeer goed”, terwijl de resterende 22,8% hun gezondheid “redelijk”, “slecht” of “zeer slecht” vond. Opvallend meer vegetariërs waren tevreden met hun gezondheid: 90,4% noemde zijn gezondheid “goed” tot “zeer goed”, terwijl slechts 9,6% “redelijk”, “slecht” of “zeer slecht” antwoordde.
3
MOBILITEIT
Mobiliteit: een multidisciplinaire aanpak Professoren Cathy Macharis en Joeri Van Mierlo werken alle twee rond mobiliteit en vervoer. Zij doceert als handelsingenieur vakken zoals Transport en logistiek management en Duurzame mobiliteit, hij geeft als Burgerlijk Ingenieur les over Verkeerskunde en Milieuvriendelijke voertuigen. Samen schreven ze het boek ‘Goederen- en personenvervoer, vooruitzichten en breekpunten’. Daarin pleiten ze voor een multidisciplinaire aanpak van het mobiliteitsvraagstuk. Akademos vroeg hen naar de uitdagingen voor de toekomst, de eventuele oplossingen en of we met het huidig mobiliteitsbeleid op het goede spoor zitten.
Jullie pleiten in jullie boek voor een multidisciplinaire aanpak van het verkeersprobleem, wat houdt dat in? Van Mierlo: We zien dat mobiliteitsproblemen te vaak vanuit één specifieke invalshoek worden bekeken. Wanneer de overheid een bepaalde maatregel neemt met het oog op een bepaald effect, verliest ze de neveneffecten uit het oog. In mijn lessen geef ik als voorbeeld het Gewestelijk Expresnet (GEN). Dat GEN is in de eerste plaats een goede zaak. Men wil immers mensen die naar Brussel pendelen uit de wagen en op het openbaar vervoer krijgen. Maar als Brussel beter bereikbaar wordt, kan dat er ook voor zorgen dat mensen eerder buiten Brussel gaan wonen. Daardoor creëer je bijkomende mobiliteit, net omdat de stad zo goed bereikbaar is. Daarom is een degelijk stedenbeleid met goedkopere woningen onontbeerlijk. Macharis: Die multidisiplinariteit waar we het over hebben, komt tot uiting in de multi-actor, multi-criteria-analyse aanpak die ik vaak in mijn onderzoek hanteer. Dat is een tool om transportinvesteringen -en projecten te evalueren. Daarbij hanteren we economische, ecologische, sociale en maatschappelijke criteria. We kijken wie de stakeholders zijn bij een bepaalde problematiek en wat hun doelstellingen zijn. Zo kunnen we beter adviseren welke soort beslissing nodig is. In het beleid komt die multidisciplinaire aanpak volgens jullie te weinig aan bod. Kan je daar een voorbeeld van geven? Van Mierlo: Eén voorbeeld is de fiscale aftrek van voertuigen die een zeer lage CO2-uitstoot hebben. Dat is interessant met het oog op een daling van die CO2-uitstoot en het broeikaseffect, maar op die manier stimuleer je ook de verkoop van dieselvoertuigen. Die stoten dan weer meer stofdeeltjes uit en zijn zo schadelijker voor de gezondheid, zeker in
4.
een stedelijke omgeving. Macharis: Men neemt dus beslissingen op basis van één bepaald criterium. In dit geval CO2, omdat men de CO2-emissies naar beneden wil halen in het kader van het Kyotoprotocol, maar men kijkt niet naar de andere gevolgen van die maatregelen. Van Mierlo: De versnippering van bevoegdheden in ons land zorgt enerzijds voor dit soort beslissingen. Anderzijds kijkt men ook welk prijskaartje aan zo’n een maatregel vast hangt. Wat die CO2-maatregel betreft, weet men dan ook dat er niet veel van die voertuigen rondrijden en het invoeren ervan geen groot gat in de begroting zal veroorzaken. Hoe zit het dan met gratis openbaar vervoer? Van Mierlo: Het gratis maken van het openbaar vervoer heeft een sociale doelstelling om mensen mobiel te maken. Men denkt echter verkeerd dat met het invoeren van gratis openbaar vervoer, we een grote verschuiving zullen zien van autoverkeer naar openbaar vervoer. Dat is dus niet het geval. Er ontstaat voor sommige groepen in de maatschappij wel een grotere mobiliteit en vooral die sociale functie is belangrijk. Macharis: In mijn onderzoek met Astrid De Witte naar het gebruik van openbaar vervoer bij studenten hebben we gezien dat er met het invoeren van het gratis abonnement maar een klein substitutie-effect optreedt. Een deel van de studenten doet wel degelijk de overstap van de auto naar het openbaar vervoer, maar dat is een klein deel. Je creëert daarentegen wel extra mobiliteit. En dat was ook het opzet; de studenten mobieler maken in de stad zodat ze Brussel beter leren kennen. Maar je merkt ook dat andere factoren dan de prijs hun invloed hebben. Zo zie je dat de Franstalige studenten, die geen gratis abonnement kregen, toch vaker
het openbaar vervoer blijven nemen. Dat komt omdat zij Brussel veel beter kennen dan hun Nederlandstalige collega’s en hun perceptie van Brussel positiever is. Met gratis openbaar vervoer kan je hen dus wel mobieler maken, maar dat is slechts een deel van de oplossing om te zorgen dat ze Brussel beter leren kennen. Kiest men in het buitenland ook voor een beleid van gratis openbaar vervoer? Macharis: Het gratis openbaar vervoeridee is vooral populair in België. In het buitenland is men helemaal
niet gewonnen voor dat gratis-idee. Dat bleek uit een internationale workshop die we hebben georganiseerd. Die gratis-politiek creëert meer mobiliteit, maar daar ziet men dit niet als een voordeel. Voordien had je immers mensen die zich te voet of met de fiets verplaatsten, maar nu, door het gratis openbaar vervoer, de bus of de tram nemen. Van Mierlo: Je moet weten dat wanneer slechts tien procent van de huidige verplaatsingen per auto met het openbaar vervoer zouden worden gedaan, de capaciteit van ons openbaar vervoer zou moeten verdubbelen. Dat betekent dus enorm
veel extra investeringen in het openbaar vervoer. Daarom is het vooral belangrijk heel wat verplaatsingen te vermijden. Door bijvoorbeeld dicht bij het werk te gaan wonen en scholen vlakbij huis te kiezen. Macharis: We hebben ook onderzocht of er op het vlak van het pendelverkeer naar Brussel nog een verschuiving van auto naar openbaar vervoer mogelijk is, want er gaan nu al heel veel mensen met de trein naar Brussel. Tien procent van de autopendelaars zou de overstap naar de trein maken wanneer dit gratis zou zijn. Die gratis-maatregelen hebben dus een zeker effect, maar je moet bij dit soort beleid ook rekening houden met andere, neveneffecten. Van Mierlo: Zoals ik reeds zei, denk ik niet dat alle maatregelen genomen worden met de bedoeling om het gebruik van bepaalde transportmodi te bevorderen. Werkgevers, zoals de overheid, zien een gratis abonnement eerder als een extra aantrekkingspool voor hun werknemers. Bedrijven in de privé-sector doen het dan weer anders. Zij geven
een bedrijfswagen. En dat heeft dan weer grotere gevolgen, want alle maatregelen die de overheid nu neemt voor een doordacht gebruik van een particulier voertuig hebben geen effect voor diegenen die hun wagen gratis krijgen en wiens benzine door het bedrijf wordt betaald. We zien in de verkoopscijfers dat het aandeel van de bedrijfswagens steeds toeneemt. Er is dus nood aan een ander beleid, specifiek naar bedrijfswagens toe, om het gebruik ervan af te raden of duurder te maken. Hoe ver staat men met de alternatieven voor het personenvervoer, zoals hybride voertuigen, voertuigen op biobrandstof,… ? Van Mierlo: De laatste jaren is men bezig met de ontwikkeling en de productie van hybride voertuigen, dit zijn voertuigen met zowel een benzinemotor als een elektrische aandrijving. Ze verbruiken 15 tot 30 procent minder brandstof en reduceren de emissies. Je kan nu al een aantal modellen, vooral van Japanse makelij, kopen. In aankoop zijn deze
wagens nog wel een stuk duurder dan een gewone auto en dat schrikt de consument nog een beetje af. Maar in prijs per kilometer is dat niet het geval. De mensen zijn zich te weinig bewust van wat een auto echt kost. Het is daarom interessant om die prijs per kilometer zichtbaarder te maken, waardoor de kans verhoogt dat de consument de aankoop van een andere technologie zal overwegen. Wat met de biobrandstoffen? Van Mierlo: Dit is een gemakkelijke oplossing voor het verminderen van de CO2-uitstoot van een voertuig, maar niet voor de uitstoot van de andere polluenten. Het voordeel is dat men met biobrandstoffen dezelfde voertuigen kan blijven gebruiken wanneer je slechts 5 procent biodiesel of bio-ethanol toevoegt bij je brandstof. Dat wordt in Frankrijk al een aantal jaren gedaan. Is biobrandstof een duurzame oplossing? Van Mierlo: Ik heb daar een aantal bedenkingen bij. Ten eerste zegt men dat het CO2-neutraal is; de CO2 die uit je uitlaatpijp komt, wordt door de planten opgenomen en van die planten maakt men opnieuw biobrandstof. Je hebt echter ook een heel landbouw- en verwerkingsproces dat ook energie vraagt en dus gepaard gaat met schadelijke emissies. De energie nodig voor het maken van biobrandstof is bovendien een stuk groter dan die voor het raffineren van ruwe aardolie. Maar er is nog een andere probleem: dat van de beschikbare landbouwgronden. Om één wagen één jaar te laten rijden op biobrandstof heeft men één hectare of twee voetbalvelden nodig. Het productiepotentieel in België is dus sowieso beperkt. En daarvoor uitwijken naar landen met veel beschikbare oppervlakte, daar heb ik dan weer ethische bezwaren tegen. In Afrika kan men landbouwoppervlakte beter benutten voor het telen van voedingsgewassen voor de lokale bevolking dan voor een product waar wij in het Westen graag veel geld aan geven. Biobrandstoffen zullen dus wel een rol spelen, maar enkel voor een beperkt percentage. Op langere termijn, ten vroegste binnen tien jaar, rekent men op de waterstoftechnologie; het gebruik van waterstof in brandstofcelvoertuigen. Dit zijn in feite elektrische voertuigen met een brandstofcel die waterstof omzet in elektriciteit. De
enige uitstoot hierbij is waterdamp. Het probleem hierbij is dat waterstof een energiedrager is die geproduceerd moet worden. Je kan het produceren uit bijvoorbeeld aardgas, maar dan heb je geen volledig emissievrij systeem. Als je honderd procent emissievrij wil werken, moet je waterstof halen uit hernieuwbare energiebronnen zoals zonne-energie of windkracht, maar ook daar is het potentieel beperkt. Hoe komt het dat die nieuwe technologieën nu pas beschikbaar worden? Van Mierlo: Dat is een keuze van de automobielindustrie. Die heeft voornamelijk geïnvesteerd in diesel- en benzinetechnologie waar ook de grootste markt voor bestaat. Maar dat wil niet zeggen dat ze stil staan. Alle autofabrikanten zijn bezig met de ontwikkeling van hybride wagens en bouwen prototypes van brandstofcelvoertuigen. Zij weten ook dat de oliereserves beperkt zijn. De reeds ontdekte, goedkoop ontginbare oliereserves zijn gekend. Er worden geen nieuwe snel ontginbare olievelden ontdekt. Azië is verder aan het ontwikkelen en heeft meer energie nodig. Men verwacht dus dat de olieprijzen binnen tien jaar sterk zullen stijgen. Op dat moment zal de autoindustrie wel klaar moeten staan met betaalbare alternatieven. Wanneer men het over mobiliteits- en milieubeleid heeft, spreekt men meestal over het “de vervuiler betaalt”-principe. In hoeverre is dit reeds in het Belgisch beleid doorgedrongen? Macharis: Eind vorig jaar werd ik door de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) uitgenodigd om deel te nemen aan een groot maatschappelijk debat rond het betalen voor de infrastructuur, zowel voor personenals goederenvervoer. Daar bleek een maatschappelijk draagvlak te bestaan om de gebruiker te laten betalen voor het gebruik van de wegeninfrastructuur. En dan vooral voor een gedifferentieerde aanpak, zodat wie meer verbruikt meer betaalt, maar waarbij ook rekening gehouden wordt met het tijdstip en de plaats. De tijd bleek echter nog niet rijp om dit in te voeren voor het personenvervoer. Wat er wel zou komen, is een
5.
wegenvignet, zodat ook buitenlandse voertuigen zouden betalen voor het gebruik van ons wegennet. Er is dus wel een zeker evolutie in het denken te merken. Moesten we deze discussie vijf of tien jaar geleden hebben gevoerd, dan was er helemaal geen draagvlak voor geweest. Nu wordt iedereen zich toch meer bewust van het mobiliteitsprobleem en beseft men dat ook de prijs een belangrijke factor is in de oplossing ervan. Van Mierlo: Een eerste stap zijn de brandstofprijzen. Wie meer rijdt en dus meer vervuilt, betaalt dus ook meer. Dat kan een eerste stap zijn om de consument milieuvriendelijker te laten omgaan met mobiliteit. Ik schrok dan ook toen ik zag dat wanneer de brandstofprijzen de lucht in schoten de overheid onmiddellijk compenserende maatregelen wilde invoeren. Het is het één of het ander; wanneer men zegt “de vervuiler betaalt”, laat dan dat prijsfenomeen meespelen. Maar een tolheffing op de Belgische autosnelwegen moeten we niet onmiddellijk verwachten? Van Mierlo: Neen, er zal in eerste instantie vooral op het goederenvervoer gefocust worden, en terecht. Het is nu relatief goedkoop om grondstoffen te transporteren naar een land met goedkope arbeidskrachten. Daar wordt er een tussenproduct van gemaakt waarna het dan weer naar een ander land wordt getransporteerd voor de productie
van het eindproduct, dat dan opnieuw naar elders wordt vervoerd om het daar te verkopen. Daaruit blijkt duidelijk dat dit transport te goedkoop is, zeker als men kijkt naar alle externe effecten die het teweegbrengt, bijvoorbeeld op het vlak van congestie, milieu en verkeersaccidenten. Moest het transport duurder worden, dan wordt het ook interessanter om de producten opnieuw meer lokaal te gaan produceren, hetgeen een gunstige invloed heeft op de lokale tewerkstelling. Wat zijn de evoluties op het vlak van het goederenvervoer? Macharis: Bij de binnenvaart is er nog heel wat capaciteit over. Bij het spoor ligt het iets moeilijker, omdat je daar de infrastructuur moet delen met het personenvervoer. Maar er is nog wel heel wat marge om een deel van het wegtransport via die alternatieve transportmodi te laten gebeuren. Het aantal terminals voor de binnenvaart neemt ook toe. In 1999 hadden we er in Vlaanderen twee en ondertussen zijn er al elf. Er is dus een stijging merkbaar in het goederentransport dat via de binnenvaart verloopt. Vroeger diende de binnenvaart voornamelijk voor bulktransport, maar nu zien we ook op het vlak van containervervoer een modal shift, een verschuiving naar een ander transportmiddel, hier dus de binnenvaart. Maar dat wil niet zeggen dat de binnenvaart marktaandeel wint, want het transport via de weg stijgt eveneens. Er is sowieso
een stijging van zowel het goederenals het personenvervoer. Die stijging opvangen, is een werk van lange adem. Is er toch een positieve noot om mee af te sluiten? Macharis: Bij de werken aan de ring rond Antwerpen hebben we gemerkt dat bedrijven en personen hun mobiliteit anders aanpakten.
Veel mensen lieten de auto thuis en schakelden over op het gebruik van de fiets of het openbaar vervoer. Heel wat verladers vonden de weg naar de binnenvaart en het spoor. Dus wanneer het echt moet, slaagt men er wel in om anders na te denken over de eigen mobiliteit. Dat zal binnen tien jaar ook moeten wanneer, zoals voorspeld, de olieprijzen sterk de hoogte in zullen schieten.
Het boek ‘Goederen- en personenvervoer, vooruitzichten en breekpunten’ van Cathy Macharis en Joeri Van Mierlo is uitgegeven bij Maklu/Garant (ISBN: 9044119087) en kost 44,90 euro.
Professor Cathy Macharis organiseert dit najaar op 19 en 20 oktober 2006 aan de Vrije Universiteit Brussel het Vlaams Wetenschappelijk Economisch Congres. Dit tweejaarlijks congres vindt telkens aan een andere Vlaamse universiteit plaats. Onder de titel ‘Mobiliteit en (Groot)stedenbeleid’ zullen de bevindingen van 18 onderzoekscommissies worden voorgesteld. Thema’s die aan bod komen, zijn pendelgedrag, milieuvriendelijke voertuigen, telewerken, grootstedelijke evolutie,… . In het kader van het congres worden ook enkele debatten georganiseerd. Meer informatie: www.vub.ac.be/vwec2006 of vwec2006@vub.ac.be
KORT NIEUWS
AZ-VUB KRIJGT NIEUWE 'LOOK' EN LOGO Het academisch ziekenhuis van de Vrije Universiteit Brussel werkt aan een nieuwe huisstijl teneinde zich sterker naar de buitenwereld te kunnen profileren. Het voorstel van de dienst Communicatie van het ziekenhuis om tegen eind 2006 een nieuwe huisstijl uit te werken, werd op 23 februari goedgekeurd door de Raad van Bestuur van het AZ-VUB. Via een aanbesteding werd het communicatiebureau Kunstmaan, dat ook de huisstijl voor de Vrije Universiteit Brussel ontwikkelde, verkozen boven drie andere communicatiebureaus. Het ziekenhuis wil met een nieuw logo en kleurenpalet komen tot een éénvormige en duidelijk herkenbare stijl van haar communicatieprodukten. De identiteitsoefening die aan de ontwikkeling van de nieuwe look voorafgaat, heeft tot doel ons (terug) bewust te maken van de positionering van ons ziekenhuis in Brussel, Vlaanderen en Europa. Wat biedt dit ziekenhuis méér dan andere ziekenhuizen, wat is kenmerkend voor haar zorgverlening, hoe ver reikt haar (internationale) uitstraling? Anders gezegd, waar staat het ‘merk’ AZ-VUB voor en hoe kunnen we deze merkwaarden via tekst en lay-out krachtig ondersteunen. De lancering van de nieuwe huisstijl is voorzien voor 1 januari 2007.
6.
JUBILEUMBAL 150 JAAR VLAAMSE STUDENTEN IN BRUSSEL Het thema “150 jaar Vlaamse studenten in Brussel” is al lang geen onbekende meer. Naast de vele activiteiten die in het kader van 150 jaar Brussels Studentengenootschap en 50 jaar Oudstudentenbond werden georganiseerd mocht een heus galabal niet ontbreken. Op vrijdag 13 oktober 2006 organiseren beide jarige verenigingen dan ook het BSG–OSB–Jubileumbal in de Brussels Event Brewery in Molenbeek. Deze prachtig gerestaureerde gebouwen van de oude BelleVue Brouwerij vormen de ideale locatie voor een sfeervol bal dat wordt voorafgegaan door een galadiner. De receptie vangt aan om 19 uur, het diner begint een uurtje later om 20 uur. De dansschoenen kunnen aangetrokken worden om 22.30 uur wanneer het jubileumbal aanvangt. Het bestuur van beide verenigingen nodigt u van harte uit op deze activiteit. Voor meer informatie en reservaties voor het galadiner kan u terecht bij de Oudstudentenbond: tel.: +32 (0)2 644 64 60 - info@osb.be – www.osb.be
BRUTUS
BRUTUS leert scholieren leren Brusselse hoger onderwijsstudenten die aan Brusselse scholieren extra ondersteuning bieden bij het behalen van hun diploma. Dat is het concept van ‘BRUTUS (Brusselse Tutoren voor Scholieren)’, een project van de Universitaire Associatie Brussel, dat begin april definitief uit de startblokken schoot. De bedoeling is niet enkel extra ondersteuning te bieden, maar evenzeer ervoor te zorgen dat er reeds in het secundair onderwijs gewerkt wordt aan studievaardigheden en taalgebruik, opdat de kansen om te slagen in het eerste jaar bachelor groter zouden worden. Géraldine De Visscher, projectmanager van BRUTUS
“Het idee achter BRUTUS hebben we gevonden bij de Université Libre de Bruxelles (ULB). Daar werd in 1989 reeds een project ontwikkeld waarbij studenten uit het hoger onderwijs ingezet werden om buiten de schooluren extra ondersteuning te bieden aan scholieren. In het schooljaar 2003-2004 telde het zogenaamde Tutorat-project (recent omgedoopt tot Schola) reeds 18 scholen, met 137 tutoren en 1496 scholieren. Toen enkele jaren geleden op de Vrije Universiteit Brussel affiches van de ULB opdoken, om studenten (kandidaat tutoren) voor hun project te ronselen, rees bij ons het idee om ook aan Nederlandstalige kant een dergelijk initiatief te organiseren. De associatie is door haar samenwerking tussen unief en hogeschool trouwens het geschikte instrument om in te spelen op de maatschappelijke taak van de hoger onderwijsinstellingen”, steekt Raf Devos, initiatiefnemer van BRUTUS, van wal. Studie- en taalvaardigheden Toch is BRUTUS niet louter een kopie van het ULB-project. Terwijl bij de ULB de nadruk meer ligt op de leerstof, wil BRUTUS vooral werken aan de studievaardigheden van de scholieren. “Onze bedoeling is om extra ondersteuning te geven. We gebruiken de leerstof enkel als kapstok om leer- en studievaardigheden bij te brengen. Het is dus niet enkel bijles, maar eerder een geïntegreerde aanpak”, vertelt Géraldine De Visscher, projectmanager van BRUTUS.
Daarnaast zal het BRUTUS-project ook oog hebben voor taalvaardigheden. Niet onlogisch als je ziet dat het percentage kinderen uit anderstalige of meertalige gezinnen in Brussel soms meer dan 60% bedraagt. “Bovendien blijkt uit onderzoek van Meyrem Almaci rond de aanwezigheid van allochtonen in het hoger onderwijs, dat taal wel eens een van de factoren zou kunnen zijn die aan de basis liggen van het minder goed presteren van die groep in het hoger onderwijs. Net omdat het om een maatschappelijk probleem gaat, willen we daar met dit project op inspelen”, zegt De Visscher. Tutoren gezocht Na een grondige voorbereiding van anderhalf jaar, kan het project vanaf oktober 2006 effectief van start gaan. Drie Brusselse scholen: het Koninklijk Atheneum Etterbeek, het Stedelijk Atheneum Karel Buls en het Instituut Anneessens-Funck hebben toegezegd om mee te werken. Tegelijk lopen ook de eerste sollicitatiebrieven van kandidaat tutoren binnen. “Na een selectie op basis van CV zullen de studenten een opleiding volgen. Die bestaat uit drie workshops: ‘Leren leren, hoe breng ik dat over naar de leerlingen’ (Dienst Studieadvies), ‘Onderwijsprocessen’ (IDLO) en ‘Taalgericht vakonderwijs’”, licht De Visscher de aanwervingsprocedure toe. Nadien kan in de drie scholen het echte werk beginnen. In het ASO zullen de tutoren ondersteuning bieden bij de vakken
Wiskunde, Fysica, Chemie en Duits. In het TSO en BSO vragen de vakken Aardrijkskunde, Geschiedenis en Maatschappelijke vorming extra aandacht. De studenten spreken na de schooluren en op woensdagnamiddag af met de leerlingen. Daarvoor krijgen ze ondersteuning van Géraldine De Visscher die het project coördineert. Rolmodel Naast de ondersteuning legt de projectmanager vooral de nadruk op het creëren van een band met de leerlingen. “In tegenstelling tot het project aan de ULB willen wij de studenten meer lessen laten geven aan dezelfde groep scholieren. Wij willen voor de scholieren een rolmodel creëren en dat doe je niet door elke week iemand anders naar die school te sturen. Om het groepsgevoel te versterken, zullen we, naast de begeleiding, trouwens ook andere activiteiten, zoals een avondje bowlen, organiseren.” Momenteel vormen enkel de laatstejaarsstudenten uit het secundair onderwijs de doelgroep van BRUTUS. “Enerzijds omdat onderzoek heeft aangetoond dat leerlingen van die leeftijd het meest vatbaar zijn voor dergelijke ondersteuning. Anderzijds is het ook zo dat we de doorstroom naar het hoger onderwijs willen meten”, verklaart De Visscher. Omdat die doorstroom in het verleden nooit in kaart is gebracht, wil BRUTUS er extra aandacht aan besteden. Samen met onder andere de ULB en de Koning Boudewijnstichting wil men nagaan
of het mogelijk is een project op te zetten om die doorstroom te meten en te evalueren. De verwachtingen van de initiatiefnemers zijn alvast hooggespannen. Als het proefproject succesvol blijkt, is een uitbreiding waarschijnlijk. Maar veel zal afhangen van de financiering. Het geld komt nu van het Federaal Impulsfonds voor Migrantenbeleid, maar wordt via de Vlaamse Gemeenschapscommissie naar BRUTUS gestort. Dat kan echter maar voor 1 jaar. ”We moeten dus op zoek gaan naar financiering voor de komende jaren. Maar laat ons dit jaar eerst leren hoe we het, met onze specifieke benadering van taal- en studievaardigheden, moeten aanpakken”, besluit Raf Devos.
Meer informatie: Géraldine De Visscher Tel: +32 (0)2 629 15 85 E-mail: ggdeviss@vub.ac.be
7.
KUNSTENPLATFORM
Doctoreren in de kunsten Hoe beweeg je kunstenaars, die per definitie niets moeten weten van wetenschappelijke feitenkennis, tot het behalen van een doctoraat in de kunsten? Niet door ze te willen ‘academiseren’ als wetenschapper, maar wel door tegemoet te komen aan hun verwachtingen als kunstenaar. Dat wordt één van de hoofdopdrachten van het kunstenplatform ter ondersteuning en begeleiding van het doctoraat in de kunsten dat de Universitaire Associatie Brussel begin mei in het leven riep. Het is de eerste keer dat een universiteit zich zo ver buiten haar eigen terrein waagt.
Dat het platform tegemoet komt aan een bepaalde verwachting binnen de kunstwereld blijkt uit het feit dat externe belangrijke partners zoals het Paleis voor Schone Kunsten, kunstencentrum WIELS en De Munt onmiddellijk in het project zijn gestapt. Zowel wetenschappers als kunstenaars zullen via het platform waken over de wetenschappelijke en artistieke kwaliteit van het doctoraat in de kunsten. Kwaliteit die trouwens gewaarborgd wordt door de medewerking van enkele klinkende namen uit de kunstwereld: muzikant Barthold Kuijken, schilder Luc Tuymans en beeldende kunstenaars David Claerbout en Ann Veronica Janssens. Daarnaast zal het platform als een ontmoetingsplaats dienen waar wetenschappers en kunstenaars, via allerlei activiteiten, met mekaar van gedachten kunnen wisselen rond actuele thema’s in de kunst. Het idee voor dit platform is gegroeid vanuit de vraag hoe men de graad van doctor in de kunsten concreet vorm kan geven. Want een doctoraat in de kunsten houdt niet alleen rekening met theoretische reflecties, maar ook met een ‘portfolio’ van artistieke creaties. Zeker voor kunstenaars is de combinatie van beiden niet vanzelfsprekend. Het platform zal hen hierin dan ook begeleiden. Combinatie kunst en wetenschap De inrichting van een doctoraat in de kunsten vloeit voort uit de zogenaamde academisering van de hogeschoolopleidingen. Dat betekent dat een gedeelte van de docenten aan een hogeschool op termijn een titel van doctor zal moeten dragen. Voor de meeste opleidingen levert dat geen problemen op, behalve dan voor de kunstopleidingen waar de eigenheid van creatieve processen moeilijker te combineren is met wetenschappelijke feitenkennis. Kunst en wetenschap zijn twee omgevingen die vreemd zijn aan
8.
mekaar en aan beide kanten bestaat enig wantrouwen ten opzichte van mekaar. Kunstenaars bouwen hun artistieke carrière uit volgens een eigen logica en dat kan je niet zomaar onderbreken voor theoretische reflectie. Hen bewegen tot het behalen van een doctoraat in de kunsten is dus zo mogelijk nog moeilijker. Nu er geen decretale hindernissen meer zijn om een doctoraat in de kunsten te kunnen toekennen, ging de Universitaire Associatie Brussel op zoek naar een gepaste formule die tegemoet komt aan de verzuchtingen van de kunstwereld. Voorbeelden uit het buitenland tonen alvast aan hoe het niet moet. Zowel bij de University of Art in Helsinki als het Royal College of Art in Londen leidde de combinatie van wetenschap en kunst tot ontgoochelende resultaten. De fout daar was dat men probeerde om de kunstenaars te ‘academiseren’ en hen verplichtte om hun creatieve processen te enten op bestaande wetenschappelijke structuren. Met dit gegeven in het achterhoofd besloot de Universitaire Associatie Brussel het anders aan te pakken. Via haar partners, de Vrije Universiteit Brussel en de Erasmushogeschool (Koninklijk Muziekconservatorium en RITS), zocht ze samenwerking met externe partners, waaronder het Paleis voor Schone Kunsten, kunstencentrum WIELS en De Munt, om een heus kunstenplatform op te richten. Op die manier wordt het doctoraat in de kunsten geen zuiver theoretisch en academisch gebeuren, maar is het iets dat ook de kunstenaar zelf aanspreekt en beantwoordt aan een reële behoefte van een aantal kunstenaars.
schappen. Het platform is bedoeld als een onafhankelijke ontmoetingsplaats die zich ophoudt tussen de academische wereld en de wereld van de kunsten. Breeddenkende academici en interessante kunstenaars zullen mekaar regelmatig via allerlei activiteiten ontmoeten om na te denken over actuele problemen in de kunstwereld. Het wordt een permanent theoretisch reflectieplatform van hoog niveau waar kunstenaars regelmatig stimuli zullen ontvangen zonder dat het platform hen tot iets verplicht. Op die manier kunnen kunstenaars zelf bepalen wat het geschikte tijdstip is waarop ze hun interessante artistieke portfolio kunnen aanvullen met een theoretische reflectie onder promotorschap van een academicus.
Daarom is bewust gekozen voor een gesloten formule met een ‘fellowship’. De kwaliteitsgarantie van het platform is immers van groot belang om de blijvende waardering van de kunstwereld te blijven genieten. Fellows die doctor in de kunsten geworden zijn, blijven ook fellow van het platform en kunnen promotor worden van jongere collega’s. Eénmaal per jaar worden nieuwe fellows gekozen. Het platform zal zichzelf kunnen besturen en laat op die manier de kunstwereld zelf aan het woord. Dat is ook de reden waarom de Universitaire Associatie Brussel toenadering is gaan zoeken tot externe partners uit de kunstwereld. Binnen het platform zijn ook alle disciplines van de kunstwereld vertegenwoordigd.
Onafhankelijk platform “Het platform zal onafhankelijk kunnen werken en wordt zeker geen strikt elitair clubje”, verduidelijkt initiatiefnemer prof. Hans De Wolf van de vakgroep KunstwetenKunstenaar Luc Tuymans en Rector Benjamin Van Camp bij de voorstelling van het doctoraat in de kunsten
WETENSCHAPSWINKEL
Wetenschapswinkels breiden uit Tegenwoordig wordt ook van organisaties uit de non-profit sector verwacht dat ze op een objectieve en, liefst, wetenschappelijke manier kennis genereren. Met deze kennis moeten zij hun werking of beleid kunnen verbeteren of motiveren. Kortom, ook de nonprofit sector ontsnapt niet aan de verdere uitbouw van onze kenniseconomie. Maar hoe begint een kleine vzw of ngo aan de verzameling van data of aan een onderzoek? De Wetenschapswinkel helpt hen daar reeds drie jaar bij door de toegang tot de wetenschappelijke kennis die ze nodig hebben te vereenvoudigen. Het succes van de wetenschapswinkels aan de Vrije Universiteit Brussel en de Universiteit Antwerpen kent nu uitbreiding naar de andere Vlaamse universiteiten. De Vrije Universiteit Brussel vervult hierbij, dankzij haar expertise, een leidende rol.
In de eerste plaats werd voor de non-profitsector een duidelijk aanspreekpunt gecreëerd: Wetenschapswinkel.be. Zoals bedrijven uit de profitsector weten dat zij aan de universiteiten bij een “Interface” terecht kunnen, willen de wetenschapswinkels deze reflex ook inbouwen bij de non-profitsector. Een herkenbaar aanspreekpunt, met eigen logo en website, moet deze dienstverlening een duidelijke visibiliteit geven. Bij de Wetenschapswinkel krijgen nonprofitorganisaties eerstelijns informatie over de onderzoeksmogelijkheden die van toepassing zijn op hun probleem of vraag. Indien blijkt dat hun verzoek in aanmerking komt voor universitair onderzoek of advies gaat de Wetenschapswinkel
op zoek naar de juiste experts. De Wetenschapswinkel voert dus zelf geen onderzoek uit, maar bemiddelt bij de omvorming van een gewone vraag naar een wetenschappelijke onderzoeksvraag tussen de organisatie (de opdrachtgever) en de onderzoeker en zorgt mee voor een klantgericht antwoord. Dat de formule van een Wetenschapswinkel aanslaat, heeft de Vrije Universiteit Brussel voor Vlaanderen bewezen. In 2003 werd deze dienstverlening binnen de cel R&D-Wetenschapscommunicatie van onze universiteit en aan de Universiteit Antwerpen gestructureerd. De Vrije Universiteit Brussel nam daarbij ook de coördinatie van het centrale aanspreekpunt op zich. Het succesvolle pilootproject, gefi-
nancierd door de Vlaamse overheid, leverde na twee generaties vraaggestuurde onderzoeken maar liefst 34 onderzoeksrapporten af. De Vlaamse overheid zag dat het goed was en geeft nu groen licht aan alle Vlaamse universiteiten om dergelijke Wetenschapswinkels op te richten. De Vrije Universiteit Brussel zal het centraal aanspreekpunt voor
de Vlaamse organisaties blijven coördineren en haar expertise delen met de nieuwe Wetenschapswinkelmedewerkers van de KULeuven, UGent, UHasselt en KUBrussel.
Meer info: www.wetenschapswinkel.be www.vub.ac.be/wetenschapswinkel
Shoppen in de Wetenschapswinkel – een voorbeeld Eén van de organisaties die de voorbije jaren beroep heeft gedaan op de diensten van de Wetenschapswinkel Brussel is VIVA-SVV, een vrouwenvereniging van de socialistische mutualiteiten. Het onderzoek, uitgevoerd door studente Communicatiewetenschappen Sarah Verhaege in het kader van
haar thesis, focuste zich op de vraag naar de identiteit en het imago van VIVA-SVV. Aan de hand van haar resultaten werd een nieuw beleidsplan opgesteld en werden de communicatiemiddelen aangepast. Eén van de knelpunten waarmee VIVA-SVV kampte, was de veroudering van de afdelingen. Vooral oudere mensen blijken tijd te kunnen vrijmaken om activiteiten voor de vrouw en het gezin te organiseren. Toch zijn er tegenwoordig ook vrouwengroepen binnen de organisatie actief, die bijna uitsluitend bestaan uit jonge vrouwen. Natuurlijk mogen de seniorenvrouwen niet vergeten
worden; zij zijn immers nog vaak de drijvende kracht achter de schermen van de afdelingen. Ook meer en meer wordt het gezin bij het gebeuren betrokken. De klassieke vrouwenvereniging verdwijnt en er wordt plaats gemaakt voor man en kinderen. Bij VIVA-SVV hebben ze de trend ingezet: sinds kort werken er 3 mannen! Op die manier trachten ze de boodschap over te brengen naar hun afdelingen. Een tweede knelpunt dat het onderzoek aan het licht bracht, was het gebrek aan éénvormigheid. Voordat VIVA-SVV met de nieuwe bedrijfscultuur van start ging, had elke afdeling zijn eigen naam voor de vrouwenbeweging. Het hoeft niet gezegd te worden dat één naam en één identiteit het imago van de organisatie ten goede komt. Ook voor de bestuursvrijwilligers van de afdelingen is dat van belang. Zij trekken nu aan
één en hetzelfde touw. Vervolgens deed en doet VIVA-SVV veel inspanningen om haar bekendheid te vergroten. Vrouwen die zich aansluiten bij de socialistische mutualiteiten zijn automatisch lid van de vrouwenvereniging, maar uit het onderzoek van Sarah Verhaeghe bleek twee derde van de leden niet te weten aangesloten te zijn. Meer bekendheid bij hun leden is dus zeker gewenst. Om die reden verhoogde VIVA-SVV haar inspanningen via verschillende communicatiekanalen zoals SMagazine, het maandelijks ledenblad van de Socialistische mutualiteiten, de website en een (elektronische) nieuwsbrief.
9.
CAMPAGNEPRESENTATIES
Reclame werkt! Tijdens de 6de editie van de campagnepresentaties, dit jaar in het kader van ideële reclame, streden opnieuw zes communicatie-adviesbureaus voor de prijs van beste reclamecampagne. Deze ‘reclamebureaus’, bestaande uit studenten eerste licentie communicatiewetenschappen van Prof. Dr. Frank Thevissen stelden er een op eigen krachten en met eigen middelen gemaakte reclamecampagne voor aan een imposante vakjury, pers en publiek.
Na de vorige succesvolle edities, draaide dit jaar alles rond ideële reclame. Ideële reclame tracht mensen te sensibiliseren rond maatschappelijke thema's om zo een vitale en betrokken samenleving te promoten. In dit kader ontwikkelden de laatstejaarsstudenten Communicatiewetenschappen een Belgisch equivalent voor de Nederlandse Stichting voor Ideële Reclame (SIRE), bekend van de campagne ‘Je bent een rund als je met vuurwerk stunt’. Dat Belgische equivalent kreeg de naam FAIR mee. 20-koppige jury Onder het motto ‘Reclame werkt’ hadden hun jongere collega’s uit de eerste licentie als taak een goede campagne te ontwikkelen over ‘hoe met reclame van deze maatschappij een betere maatschappij gemaakt kon worden’. Geef toe, er zijn eenvoudiger opdrachten! Rond zelf gekozen thema’s gingen de fictieve reclamebureaus aan de hand van colleges en gastlezingen op zoek naar wat een campagne, een strategie, de doelgroepen en de ‘middelen’ wel konden betekenen. Op woensdag 26 april was het dan zover, althans voor de zes finalisten: hun moment suprême, de presentatie van hun campagnes. De nodige zenuwen waren aanwezig: een indrukwekkende aula, een publiek vol verwachtingen, de scherpe tongen van Luc Alloo en Phara de Aguirre, die het geheel aan elkaar praatten en de zeer kritische blik van een wel 20-koppige jury bestaande uit vakmensen en mediaspecialisten met aan het hoofd Luc Van der Kelen, hoofdredacteur van Het Laatste Nieuws. Een waardige stand-in voor zijn collega-hoofdredacteur Yves Desmet van De Morgen, die wegens ‘Berlinerformaatproblemen’ in
10.
eigen huis forfait moest geven. Analfabetische zwervers Op de tonen van Golden Eye beten de drie dames van het reclamebureau IRIS de spits af met hun campagne ‘Zwerf-vuil’. Hiermee riepen ze op om de vooroordelen rond daklozen de wereld uit te helpen en meer aandacht en sympathie voor daklozen te ontwikkelen. Een niets aan de verbeelding overlatende tv-spot toonde aan dat er inderdaad dringend nood is aan een andere houding tegenover daklozen. Het reclamebureau Cooper & Cooper zette met ‘meneer X’ het analfabetisme centraal. Hun campagne richtte zich tot personen die met analfabeten in contact komen. Hiervoor werden geen middelen onbetuigd gelaten: bladwijzers, sleutelhangers, een voorstel tot een ‘boekenbeurs on field’ (op een voetbalveld),... allemaal gecoördineerd door een zekere ‘meneer X’. Een geheel andere problematiek, nl. oudermishandeling werd door het bureau Mira.Suti op de voorgrond geplaatst. De campagne probeert ouders ertoe aan te zetten deze mishandeling door hun kinderen te melden, door middel van allerlei kanalen: een oudertelefoon, een radiospot, een heuse song,... Aan creativiteit ontbrak het deze drie presentaties zeker niet, maar toch kon het de jury niet echt smaken, de commentaren waren dan ook zeer kritisch! Gelukkig konden Luk Alloo en Phara de Aguirre toch ook enkele positieve noten ontfutselen aan de juryleden.
Pestende lolita’s Het reclamebureau Mix nam het ‘Lolita-fenomeen’ onder de loep. Lolita’s, u kent ze wel, die opgedirkte jonge meisjes die uitdagend gekleed rondlopen. Voor wie ze toch nog niet kende, had het reclamebureau Mix een live-exemplaar meegebracht. Door middel van een teasercampagne werd getracht de ouders vatbaar te maken voor dit fenomeen. Hiervoor werden zelfs K3 en Belle Perez ingeschakeld. En zowaar, hier klonken positieve noten van de jury, al stelden ze zich wel meteen de vraag of het nodig was om hierover een campagne te voeren? Kan het toeval zijn dat de jury grotendeels uit mannen bestond? Maar toegegeven, de slogan ‘Pak me dan als je kan!’ klonk wel dubbelzinnig... Blue Tomato pakte het probleem van mobbing aan. Het resultaat: een originele campagne met vloeren deurstickers ‘peSSSTer hier is geen plaats voor jou’. Toch bleef de kritische noot van de jury niet uit en waren ook hier de meningen verdeeld. Het beloofde een spannende en vooral moeilijke deliberatie te worden.
Fuel for thought Het zesde en laatste reclamebureau Gasoline lanceerde een campagne tot buur(t)werk. Het powerful introductiefilmpje ‘Fuel for thought’ trok meteen de aandacht. De campagne ‘Ambi buur’ waarschuwt voor de gevaren van onverschilligheid in de samenleving en het belang van goede buren. Deze spot laat zien hoe een jongeman de walgelijke geur die van de aanpalende flat komt, verdrijft met een spuitbus, maar niet gaat kijken bij de buurman, die dood voor zijn tv ligt. De jury was van mening dat deze laatste campagne de slogan ‘Reclame werkt’ waardig was en bekroonde het reclamebureau Gasoline met de hoofdprijs. Ook de publieksprijs en de prijs voor creatiefste campagne gingen naar dit reclamebureau. De prijs voor beste campagnepresentatie ging naar Mira.Suti (oudermishandeling). Blue Tomato kaapte de prijs weg voor beste strategie en analyse voor hun campagne over mobbing.
ASSOCIATIE
De Vrije Universiteit Brussel en de Erasmushogeschool Brussel vormen samen de Universitaire Associatie Brussel. Om onze associatiepartner beter te leren kennen, reserveren we elke keer een plaatsje in Akademos.
Samen de internationale toer op Jean Pierre Roose en Johan De Sterke van de dienst Internationalisering van de Erasmushogeschool Brussel (EhB) ruilden begin maart de derde verdieping aan de Nijverheidskaai voor een bureau op de campus Etterbeek van de Vrije Universiteit Brussel. Hiermee bezegelden ze het samenlevingscontract dat de diensten Internationalisering van de EhB en de Vrije Universiteit Brussel al hadden afgesloten. Mondt dit samenleven uit in een associatiehuwelijk? Akademos vroeg het aan Jean Pierre Roose en aan Filip Callewaert, diensthoofd Internationale Relaties en Mobiliteit van de Vrije Universiteit Brussel.
Is jullie samenwerking exponentieel gegroeid sinds de oprichting van de Universitaire Associatie Brussel? Callewaert: De Vrije Universiteit Brussel heeft pas sinds twee jaar een dienst Internationalisering. Tot dan zat ons takenpakket verspreid onder verschillende diensten. Van een nauwe samenwerking met de EhB was tot dan toe geen sprake, die verliep veeleer ad hoc. Roose: Bij de oprichting van de dienst ‘International Relations and Mobility’ hebben we een gemeenschappelijke visie en een gemeenschappelijk meerjarenplan opgesteld in het kader van de Universitaire Associatie Brussel. Dit was dan ook de start van de structurele samenwerking die vandaag tastbaar wordt. Blijven beide diensten aparte entiteiten? Roose: Zeker, zowel de EhB als de Vrije Universiteit Brussel zullen ook op het vlak van internationalisering hun eigenheid behouden. We blijven dus twee aparte diensten, ook de loonlasten blijven trouwens gescheiden. Wel willen we telkens weer aftasten op welke domeinen we kunnen samenwerken. Dat willen we echt stimuleren. Callewaert: Nu we fysiek op dezelfde campus zitten, zal de drempel ongetwijfeld nog verlagen om na te
gaan wanneer we kunnen samenwerken. We moeten nóg meer gebruik maken van elkaars expertise. Op welke vlakken zijn beide diensten zoal complementair? Callewaert: De Vrije Universiteit Brussel heeft bijvoorbeeld heel wat expertise op het vlak van ontwikkelingssamenwerking. Dat levert voor de Erasmushogeschool echt wel een meerwaarde op. Roose: Onze hogeschool heeft dan weer een veel langere ervaring met het EU Tempusprogramma (een internationaal programma voor curriculumontwikkeling en ‘university management’ met, onder andere, de NIS-gebieden, Noord-Afrika en het Midden-Oosten), waar de universiteit zich in het verleden niet in engageerde. Onze diensten blijken heel complementair. Bovendien merken we dat uit de wisselwerking tussen beide partners vaak nieuwe benaderingen en ideeën ontstaan. Hebben jullie al gemeenschappelijke projecten op poten gezet? Roose: Zeker, zo hebben we in het kader van een Leonardo Da Vinciprogramma (dit is een Europees mobiliteits- & onderzoeksprogramma dat financiële ondersteuning biedt aan transnationale samenwerkingsprojecten) een project lopen waarbij we samenwerken met het departe-
ment Horteco van de EhB en de opleiding Architectuur van de faculteit Ingenieurswetenschappen van de Vrije Universiteit Brussel. We hebben ook een gelijkaardig proefproject tussen de opleidingen Journalistiek en Communicatiewetenschappen. Callewaert: We werken ook samen rond internationalisering & onderzoek en internationalisering & kwaliteitszorg. We hebben een pilootproject opgestart rond ‘internationalisering & onderzoek’, een materie die aan de universiteit heel gevoelig ligt. Roose: Programma’s als Leonardo Da Vinci en Erasmus hebben, naast mobiliteit, namelijk ook de mogelijkheid om internationale onderzoeksprojecten op poten te zetten. Iedereen is het erover eens dat mobiliteit tot het takenpakket van de dienst Internationalisering behoort, maar onderzoek komt maar al te vaak exclusief bij de dienst Onderzoek (EhB) of de dienst Research & Development van de Vrije Universiteit Brussel te liggen. Via dit pilootproject zal de dienst Internationalisering betrokken blijven bij het onderzoek. Callewaert: Ook op andere vlakken werken we samen. Zo hadden we laatst nog een gezamenlijke uitstap voor de buitenlandse Erasmusstudenten van beide instellingen.
Heeft jullie nauwe samenwerking ook gevolgen voor de externe partners? Callewaert: We merken inderdaad dat, onder andere, vanuit de universitaire netwerken waaraan onze instellingen verbonden zijn (de Vrije Universiteit Brussel is verbonden aan UNICA, de EhB aan de Compostela Group of Universities) een sterke interesse bestaat om overkoepelende projecten uit te werken. Hoe zien jullie de toekomst? Roose: Onze grootste uitdaging is om zoveel mogelijk samen te werken en te proberen de werklast te verdelen. Dat moet het ultieme streefdoel zijn. Beide diensten blijven aparte entiteiten, maar het moet perfect mogelijk zijn dat overkoepelende projecten door één van de twee diensten worden gecoördineerd voor beide instellingen. Binnenkort starten we met een gezamenlijke nieuwsbrief rond internationalisering. Daarin zullen onder andere onze projecten voorgesteld worden, zodat alle personeelsleden zicht krijgen op de werking en samenwerking van de diensten Internationalisering. Maar al te vaak merken we dat collega’s denken dat enkel de mobiliteit van studenten en docenten tot ons takenpakket behoort, maar internationalisering is veel meer dan dat.
11.
VRIENDENKRING
Nieuwe impuls voor Vriendenkring Personeel De Vrije Universiteit Brussel zet zich reeds lang in om de band met haar oud-werknemers ook na hun pensionering intact te houden. Aanvankelijk was de schare gepensioneerden nog klein, maar anno 2006 is de situatie, onder invloed van allerlei maatschappelijke veranderingen, grondig gewijzigd. De oud-werknemers stegen in aantal en die huidige senioren hebben duidelijk een ander, jonger en vooral een meer assertief profiel.
In 1998 namen Leo Peeters, EreDirecteur-Generaal, en Jeannine Marinus, administratief medewerker, het initiatief - hierbij gesteund door Rector Els Witte - om een 'Vriendenkring Gepensioneerden Vrije Universiteit Brussel“ op te richten. Op die manier wilden ze de banden van de toen kleine groep oud-werknemers met de instelling, via de organisatie van diverse recreatieve activiteiten, versterken en vooral behouden. De groep gepensioneerden groeide gestadig aan en door een personeelsbeleid inzake vervroegd onderbreken van de loopbaan kon het Bestuur van de Vriendenkring anno 2005 vaststellen dat er op dat ogenblik in het totaal ongeveer een 600-tal gepensioneerde werknemers en vervroegde 'uitstappers' waren, die in feite potentieel allen de Vriendenkring als leden konden vervoegen. Na bevraging van vele van deze potentiële kandidaatleden bleek dat hun verwachtingen
Lunchcauserieën Sterrenkunde Op 24 november organiseert de Vriendenkring voor alle geïnteresseerde gepensioneerden/uitstappers, maar ook voor huidige personeelsleden een gastronomische Herfstlunch (kwaliteit verbonden aan een schappelijke prijs en aan een aangename, gemakkelijk te bereiken omgeving) in de lokalen van de Hotelschool Elishaut (vroeger COOVI) in Anderlecht. Tijdens deze lunch zal de Ondervoorzitter van de Vriendenkring, Prof. Em. Dr. Bert De Loore, Sterrenkundige, een gastlezing geven. Deze lezing is de eerste van een reeks lunchcauserieën rond ditzelfde thema die telkens tussen 12u00 en 14u00 op de Campus Etterbeek zullen plaatsvinden. Hierbij zal beroep gedaan worden op hoog gereputeerde sprekers en opnieuw zijn
12.
ten aanzien van de instelling en de samenleving in het algemeen, grondig verschilden van de personeelsleden die zich in 1998 als lid aanmeldden. De vraag naar deelname aan culturele-, educatieve- en wetenschappelijke activiteiten blijft dan ook groeien. Verder kan opgemerkt worden dat vele oud werknemers meer en meer effectief gebruik willen maken van de brede informatie- en kennisbronnen die de universiteit bezit. Om op deze veranderingen in te spelen werden vanaf april 2005 gesprekken opgezet met de Rector en met de administratieve leiding van de instelling over een vernieuwd werkingsbeleid van de Vriendenkring. Daaruit bleek dat ook de universitaire overheid er zich van bewust is dat het personeel, zowel gepensioneerd als actief in dienst, een niet te verwaarlozen ondersteuning kan geven aan de uitbouw van een versterkt imago van de instelling.
alle geïnteresseerde gepensioneerden/uitstappers als actieve personeelsleden welkom. De volgende subthema's zullen tijdens deze lunchcauserieën aan bod komen: In den beginne was er niets… (24/11/2006, Bert De Loore) We reizen steeds maar voort door ruimte en tijd op de sintels van een explosie, die miljarden jaren geleden gebeurde Zonder de sterren waren wij er niet … (08/12/2006, Walter Van Rensbergen) Het ontstaan van de elementen Over rode reuzen en dwergen… (02/02/2007, Jean-Pierre De Greve) Een astronomisch sprookje De sterren van het zwarte doek… (16/02/2007) Telescopen op aarde en in de ruimte Op zoek naar de ET's…
In de tweede helft van 2006 staan dan ook een nieuwe reeks activiteiten gepland. De vriendenkring wil met het nieuwe beleid een mix van traditionele en van nieuwe activiteiten aanbieden. Eén van deze nieuwe initiatieven is de initiatiecursus voor beginnende computergebruikers die de vriendenkring dit jaar zal organiseren. En de leden die dat willen, kunnen voortaan ook deelnemen aan de jaarlijkse personeelsbarbecue op de Campus Etterbeek waar een speciale tafel
Meer info: secretariaat Vriendenkring Personeel Vrije Universiteit Brussel Marie-Claire Van Roy Tel.: +32 (0)15 71 45 84 mcvanroy@skynet.be
(02/03/2007) Zijn wij alleen? Of zitten onze broers en zusters te ver af? De blinde horlogemaker… (16/03/2007, Jean-Paul Van Bendegem) Evolutie versus Intelligent Design of Darwin versus God
voor hen wordt voorzien. De Vriendenkring werkte voor haar activiteiten voorheen al samen met UPV (Uitstraling Permanente Vorming van de Vrije Universiteit Brussel). Dit jaar krijgt die samenwerking evenwel een formeel karakter. Zo zal de Vriendenkring optimaal gebruik kunnen maken van het bijzonder ruim activiteitenaanbod van UPV en kan ze ook voor de organisatie van bepaalde activiteiten op hun brede ervaring rekenen.
secretariaat Personeelsdienst/ contactpersoon voor de Vriendenkring Rosie Verhaert Tel.: +32 (0)2 629 22 41 rvhaert@vub.ac.be Voorzitter Vriendenkring Prof. Em. Dr. Livin Bollaert Tel.: +32 (0)9 248 07 71 livin.bollaert@skynet.be
Het heelal gaat aan vlijt ten onder … (30/03/2007, Bert De Loore) Het einde van de toekomst De lezingencyclus wordt afgesloten met een geleid bezoek aan de Sterrenwacht MIRA.
INNOVATIE
Het verschil tussen spitstechnologie en innovatie
© Jerry De Brie
Wat verstaat men onder innovatie? De voortdurende technologische vooruitgang? Staaltjes van spitstechnologie? GSM’s waarmee je op het internet kan surfen of een iPod waarop je video’s kan bekijken? Voor Richard Hawkins, professor aan de University of Calgary in Canada en een autoriteit op het vlak van innovatiebeleid en ICT, alvast geen van al die zaken. Het onderzoeksinstituut SMIT-IBBT van de Vrije Universiteit Brussel nodigde hem op 17 mei 2006 uit voor een driedelige lezing. Professor Richard Hawkins
Onder de titel “From the Information Society to the Innovation Society” belichtte Dr. Hawkins de oorsprong en aard van de huidige wereldwijde focus op innovatie. Hij verdedigt de stelling dat innovatie geen reeks is van uitzonderlijke gebeurtenissen gedreven door technologische verandering, maar integendeel een strategie om consensus te creëren over maatschappelijke doelstellingen. Dit leidt tot verrassende gevolgen voor beleidsmakers en innovatoren uit het bedrijfsleven. Informatiemaatschappij “Wat ik wil aantonen, is dat ondanks de technologische focus in onze zogenaamde Informatiemaatschappij, onderzoek serieuze vragen heeft opgeworpen over de veronderstelde voorbestemming van technologie en wetenschap als de basis van innovatie. Dit klinkt vreemd als we terugkijken naar de technologieobsessie van de jaren ’90 toen in de Informatiemaatschappij vooral de technologie-industrieën groeiden en veel winst boekten. Eigenlijk was de Informatiemaatschappij niet meer dan een reclameslogan voor de personal computer.” Volgens Hawkins zorgden de problemen die de Informatiemaatschappij met zich meebracht er wel voor dat wetenschappers het innovatieproces op verschillende manieren gingen bekijken. E-commerce Als voorbeeld gebruikt hij de elektronische handel. “Men zag het
internet als de sleutelinnovatie die een revolutie ging teweegbrengen op het vlak van verkoop en handel. Men zou de markt sneller en eenvoudiger kunnen binnendringen, er zou een grotere gelijkheid komen in de relatie tussen kopers en verkopers en lagere transactiekosten zouden de concurrentie bevorderen en voor lagere prijzen zorgen. Wanneer we daar nu op terugkijken, waren veel van deze overdreven voorspellingen niet gefundeerd. De verkoop via het internet is gestegen, maar het blijft een relatief klein aandeel in de meeste marktsectoren”, aldus Hawkins. Volgens hem lag het innovatieve van elektronische handel niet aan de technologische, maar aan de commerciële en sociale kant ervan. “E-commerce was eerst en vooral een innovatie van de markt, niet van de technologie.” Technologie en innovatie Toch ontkent Hawkins niet dat technologie een rol speelt bij innovatie. “Maar door innovatie telkens eerst en vooral vanuit een technologisch standpunt te bekijken, krijgen we nooit een volledig beeld van wat innovatie inhoudt. Innovatie gebeurt namelijk in vele contexten die niets met technologie te maken hebben. Volgens mij zijn zaken als openbaar onderwijs, een progressief belastingssysteem, krediet, verzekeringen of de emancipatie van vrouwen enorme innovaties waarvan de impact veel groter is dan van eender welke technologie. Deze niet-technologische innovaties beïnvloeden natuurlijk wel de ontwikkeling van
bepaalde technologieën en die technologieën kunnen dan weer een sociale functie van die innovatie vergemakkelijken en ondersteunen.” Innovatiemaatschappij Volgens Hawkins is het zaak om innovatie niet te zien als een serie van uitzonderlijke gebeurtenissen gedreven door technologische verandering, maar als een fundamentele strategie om de doelstellingen van menselijke ontwikkeling te bereiken. Hij bundelt zijn ideeën, analoog met verwante termen zoals de Informatie- of Kennismaatschappij, onder de naam de Innovation Society. “De term Innovatiemaatschappij is een volgende stap in het ontwikkelen van een nieuw concept voor
innovatie, maar dan als een fenomeen dat niet geassocieerd wordt met een specifieke technologie. Dit impliceert dat comparatief voordeel niet ligt in de capaciteit van een maatschappij om uit te vinden en te produceren, maar eerder in het creëren van omgevingen die verandering omarmen en daar een maximale waarde uit kunnen halen.” En dat is dan weer een belangrijke les voor ondernemers en beleidsmakers die er volgens Hawkins te vaak van uitgaan dat de consument wel zal volgen wanneer er een nieuwe technologie op de markt komt.
IBBT Het IBBT, het Interdisciplinair instituut voor BreedBand Technologie, is een nieuw onderzoeksinstituut opgericht op initiatief van de Vlaamse regering, gericht op de Informatie- en CommunicatieTechnologie (ICT) in het algemeen, en de ontwikkeling van breedbandtoepassingen in het bijzonder. Twee onderzoeksgroepen van de Vrije Universiteit Brussel zijn nauw betrokken bij dit instituut. Enerzijds het onderzoekscentrum SMIT (Studies over Media, Informatie en Telecommunicatie) dat zich binnen de vakgroep Communicatiewetenschappen bezighoudt met fundamenteel onderzoek, toegepast onderzoek op korte en op lange termijn en contractonderzoek in het domein van de gebruikersen beleidsaspecten van ICT. Andere Brusselse medewerking aan het IBBT komt van het departement Electronics and Informatics (ETRO) van de Vrije Universiteit Brussel dat drie onderzoeksgroepen omvat: het laboratorium voor Micro-elektronica, de groep Digitale Signaal- en Spraakverwerking (DSSP) en de onderzoeksgroep Digitale Beeldverwerking (IRIS). Meer informatie: www.ibbt.be www.smit.vub.ac.be www.etro.vub.ac.be
13.
CULTUUR
Trefcentrum Y’ in het nieuw Trefcentrum Y’, de culturele ontmoetingsplaats van de Vrije Universiteit Brussel, heropende op maandag 22 mei de deuren. Na een grondige renovatie, met de steun van de Vlaamse Gemeenschap en de Vlaamse GemeenschapsCommissie, staat het Trefcentrum meer dan ooit klaar om de culturele noden van het jonge volkje op te vangen. Rita Hebbelinck, hoofd van de Dienst Cultuur, leidde ons rond in het vernieuwde gebouw.
De naam Y’ verwijst naar de letter die bij de oprichting aan het gebouw gegeven werd op de campus van de Vrije Universiteit Brussel. Het trefcentrum herbergt het Kultuurkaffee, de GalerY' (waar ruimte is voor tentoonstellingen, vergaderingen, creatieve ateliers, filmvoorstellingen, voordrachten,...), en de administratie van de Dienst Cultuur. Sinds jaar en dag is het de uitvalsbasis voor het culturele gebeuren aan de Vrije Universiteit Brussel. Na meer dan 20 jaar intensief gebruik voldeed de locatie echter niet meer aan de huidige en toekomstige noden. Een grondige renovatie drong zich dan ook op. Een lange weg Toch duurde het een hele tijd voor de werkzaamheden konden starten. Reeds in de beleidsoptie van 1994 werd als belangrijk punt de optimalisatie van het gebouw Y' goedgekeurd. Het duurde echter nog tot 2001 vooraleer een subsidiedossier kon worden opgemaakt en ingediend. Studenten Burgerlijk Ingenieur-architect van de Vrije Universiteit Brussel maakten de eerste schetsontwerpen, met verplaatsbare bureauruimtes en opplooibare bureaustoelen als toemaatje. Het dossier werd vervolgens in 2002 weerhouden door de toenmalige Vlaamse Minister van Cultuur, Bert Anciaux. Het was Minister Paul Van Grembergen, Vlaams Minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Cultuur, Jeugd en Ambtenarenzaken die in 2003 de subsidie van 210.000 euro liet vastleggen. Daarnaast werd vanuit de Vlaamse Gemeenschapscommissie in oktober 2003 een bijkomend bedrag van 52.423 euro uitgetrokken op voorstel van Minister Pascal Smet, zodat de langverwachte renovatie in september
14.
van vorig jaar eindelijk kon beginnen. Meer ruimte Om meer zichtbaarheid te geven aan de tentoonstellingsruimte werd deze verplaatst van de eerste verdieping naar het gelijkvloers. “Door de jaren heen werden er in het gebouw een aantal muren bijgezet. Op den duur beschikten we zo over meer opbergruimte dan publieke ruimte”, vertelt Rita Hebbelinck. “Bovendien werden een dansvloer en modulaire wandpanelen voorzien zodat de expositieruimte een meer polyvalente functie krijgt. Zo kunnen we in deze ruimte ook klassieke dansvoorstellingen en concerten organiseren.” De kantoren verhuisden dan weer naar de bovenverdieping. “We kozen echter voor ingebouwde bureaus en kasten, waardoor deze ruimtes na de werkuren bruikbaar zijn als muziek- en repetitielokalen voor onze studenten.” Naast een extra tentoonstellings- en polyvalente ruimte werd, op vraag van de geïnteresseerde fotoliefhebbers, op die bovenverdieping ook een donkere kamer ingericht.” Samen met de heropening werd ook de inkomhal van gebouw Y (Studentenvoorzieningen) officieel ingehuldigd als tentoonstellingsruimte. Het is de bedoeling vooral sociaal geëngageerde expo's hun weg te laten vinden in deze ruimte. Chocokot En wat met het ‘Chocokot’, het ‘beruchte’ kunstwerk van Peter de Cupere dat hij samen met de kinderen van het kinderdagverblijf van de Vrije Universiteit Brussel maakte? “Dat blijft een klein vergaderzaaltje zoals het was voor de renovatie. Die met choco en confituur beplakte
Rita Hebbelinck en haar collega's in het vernieuwde trefcentrum
muren zijn immers kunst”, verzekert Hebbelinck ons. Met de renovatie is het hele gebouw ook veel toegankelijker voor andersvaliden. Er kwam een lift en het sanitaire gedeelte werd eveneens aangepast aan hun noden. “En we hebben nu eveneens een douche voor de talrijke artiesten die we ontvangen.” Liaisons De link met Brussel is één van de uitgangspunten voor het ganse cultuurgebeuren binnen de universiteit. “De hoofdstad van Europa biedt immers een verscheidenheid die men nergens anders vindt. Het aanbieden van mogelijkheden om het Brusselse cultuurlandschap te verkennen, is een taak die ons aan het hart ligt. Het gaat hem hier niet enkel om kunst, maar evenzeer om de leefomgeving”, aldus Hebbelinck. De titel van de eerste tentoonstelling werd ‘Liaisons’. Deze titel verwijst naar de plek waar het tot een synergie zou moeten komen tussen mensen onderling, tussen ideeën en haalbaarheid, tussen verleden en
toekomst, kortom tussen verhoudingen die staan voor ideale relaties. Vanuit deze context werden vier koppels gevraagd om hun werk te tonen op de openingstentoonstelling. De kunstenaars, Merlin Spie en Foton, Francis Denys en Greet De Gendt, TMC Volckaert en Marylin De Cordier, en Jo Voets vertrekken vanuit verschillende invalshoeken, maar hebben allen een betrokkenheid of partner, die complementair is. Naast deze expositie stonden tijdens een feestelijke driedaagse nog fuiven in het KultuurKaffee, djembé-initiaties en een concert van jazz-pianist Jef Neve op het programma.
Meer informatie: Dienst Cultuur +32 (0)2 629 23 25 cultuur@vub.ac.be www.vub.ac.be/cultuur
ALUMNI
Jonge mensen opleiden tot kritische, zelfstandige en ambitieuze individuen, die vrij denken en durven afwijken van platgetreden paden. Dat is één van de objectieven die de Vrije Universiteit Brussel zichzelf stelt. Akademos geeft in elk nummer een oud-student het woord die ook na zijn/haar studies blijk gaf van deze kwaliteiten.
Experimenteren en ontdekken Deze zomer kan u tijdens de opendeurdagen van het Koninklijk Paleis in Brussel niet alleen genieten van de royale interieurs, u kan er ook experimenteren. Het Vlaamse doe-centrum voor wetenschap en technologie Technopolis slaat er immers zijn tenten op. Patricia Verheyden, oud-studente Chemie van de Vrije Universiteit Brussel, is als Manager of Exhibits verantwoordelijk voor zowel de vaste als de mobiele tentoonstellingen van Technopolis.
“Wat ik boeiend vind aan wetenschap? Het experimenteren, het ontdekken van nieuwe dingen. Als kind had ik al een microscoop en een scheikundedoos. Het stond voor mij dus vast dat ik wetenschappen ging studeren aan de universiteit. Ik koos voor chemie, omdat ik me daar verschillende interessante beroepsmogelijkheden bij kon voorstellen: geneesmiddelen ontwikkelen, nieuwe kunststoffen maken, analyses doen,…. Het was een gevarieerde opleiding, verschillende takken van de scheikunde kwamen aan bod. Een goede mix van theorie, practica en labo’s geven een volledig beeld en zorgen dat je nadenkt over toepassingen van de theorie. Na mijn studies heb ik 11 jaar onderzoek gedaan aan de Vrije Universiteit Brussel. Tijdens een aantal vakanties in het buitenland had ik al enkele science centra bezocht en ik vond het steeds jammer dat er in België geen gelijkaardig initiatief was. Toen ik op een dag bij het doorbladeren van de jobadvertenties zag dat de Stichting Flanders Technology International er één ging bouwen (Technopolis) en dat men een verantwoordelijke voor de tentoonstelling zocht, wist ik direct: dit wil ik heel graag doen. Ik heb dan ook geen moment geaarzeld en me kandidaat gesteld. Nu ben ik er Manager of Exhibits, dit wil zeggen dat ik met mijn team verantwoordelijk ben voor het ontwikkelen van de tentoonstellingen. Een boeiende en afwisselende functie; dat gaat van het bedenken van een idee en het uitwerken van een concept tot het ontwerp, de realisatie en het onderhoud van de tentoonstellingen. Aan de ene kant is de hoofdtentoonstelling van Technopolis. Daarin belichten we diverse aspecten van wetenschap en technologie met interactieve opstellingen die we op een speelse manier groeperen. Anderzijds zijn er de thematentoonstellingen die we ook
verhuren aan buitenlandse wetenschapscentra. Voor zo’n thematentoonstelling wordt eerst een onderwerp gezocht dat een groot publiek aanspreekt en dat we kunnen gebruiken als kapstok om de bezoekers op een leuke manier met wetenschap en technologie in contact te brengen. Zodra dat vastligt, beginnen we met de research en het genereren van ideeën: hoe kunnen we dit vertalen naar een interactieve opstelling, wie kan ons helpen met de correcte wetenschappelijke achtergrondinformatie? Nadien kijken we hoe we dit kunnen realiseren en wat de technische mogelijkheden en budgettaire implicaties zijn. Voor elke tentoonstelling geldt hetzelfde principe: ze moet interactief zijn. De bezoeker zelf iets laten doen, zelf laten experimenteren, dat staat centraal. Daarbij zorgen we voor een evenwicht tussen fun, spektakel en rustige momenten. Het is ook belangrijk dat we het feit dat we voor het grote publiek werken niet uit het oog verliezen. Families en scholen zijn immers onze belangrijkste doelgroepen. Daarom kijken we of de opstellingen aansluiten bij het leerpakket van de scholen? Een vraag die we ons ook steeds stellen is of bezoekers van verschillende leeftijden met de opstelling kunnen experimenteren: zowel fysiek (waar staan de bedieningselementen, kan je er als kind aan, als volwassene, wat als je in een rolstoel zit,…) als mentaal (is het leuk voor een 9-jarige, steekt een 13-jarige er iets van op, maar is het ook interessant voor een volwassene,…). Ook robuustheid en veiligheid zijn aandachtspunten. Een opstelling moet sterk genoeg zijn, opdat 250.000 bezoekers per jaar er mee kunnen experimenteren. Op korte termijn gaat Technopolis uitbreiden en vernieuwen. We legden in juni dit jaar de eerste steen van een nieuw kinder-doe-centrum waar we ons specifiek op kinderen
Patricia Verheyden in de gloednieuwe Doe-tuin van Technopolis
van 4 tot 8 jaar gaan richten. Daarnaast wordt de hoofdtentoonstelling van Technopolis grondig vernieuwd. In juni opent al een nieuwe waterzone en in de komende jaren zal de hoofdtentoonstelling, zone per zone, verder vernieuwd worden. Zopas openden we een Doe-tuin van 1000 m2: een tuin met planten en interactieve opstellingen. Dit project gaan we evalueren en mogelijk gaan we later een groter Doe-park aanleggen. Wat Technopolis bijzonder maakt, is dat we naast de tentoonstelling op een vaste locatie een heel uitgebreid aanbod van outreach-activiteiten op verplaatsing hebben: een wetenschapstruck die naar scholen rijdt, wetenschapstheater en -poppenkast voor lagere scholen, doekalenders, doeboekjes, wetenschapsfeesten en -weken, doepakketten,… . Zo zitten we deze zomer in het Koninklijk Paleis in Brussel. De bezoekers kunnen er papieren vliegtuigjes en
raketten bouwen en testen, en experimenteren met interactieve opstellingen: leg je hoofd op een schotel, bouw zelf een brug,… . Het Koninklijk Hof heeft steeds belangstelling getoond voor wetenschap en technologie en wat er daar rond in Vlaanderen gebeurt. Verschillende leden van de koninklijke familie brachten al een bezoek aan Technopolis. Bij de uitreiking van de prijs van de Stichting Koningin Paola organiseerden we tijdens de academische zitting voor de 6 à 7 jarige kinderen een doe-hoek in een aparte zaal. Op de receptie achteraf ontstond zo het idee om een dergelijke doe-hoek te organiseren tijdens de opendeurdagen in het Paleis deze zomer.”
Meer informatie: www.technopolis.be
15.
PERSONALIA
- Philippe Tassin, afgestudeerd Burgerlijk Elektrotechnisch Ingenieur en momenteel onderzoeker aan de Vrije Universiteit Brussel, heeft met zijn afstudeerwerk ‘Diffraction engineering with left handed materials’ de publieksprijs én de tweede prijs van de K VIV-Ingenieursprijzen 2005 gewonnen en ook de prijs voor het beste afstudeerwerk uitgereikt door de Belgische Natuurkundige Vereniging voor de promotie 2004-2005. - Liesbeth Gommé, onderzoekster aan de dienst ELEC, heeft voor haar afstudeerwerk ‘Assessment of space radiation effects on materials for Brillouin phase-conjugating mirrors’ de prijs gewonnen voor beste universitaire eindwerk 2004-2005, uitgereikt door het SCK-CEN (Studiecentrum voor Kernenergie - Centre d'Etude de l'Energie Nucléaire). - Karin Verelst, bioloog en filosoof en werkzaam in de onderzoeksgroep Fundamenten van de Exacte Wetenschappen, heeft vanwege het netwerk psychiatrie en samenleving de eerste Aliënofilieprijs ontvangen. De prijs wordt twee keer per jaar toegekend aan een persoon of instelling die het recht op anders-zijn, in het bijzonder het "geestelijk" of "psychisch" anders-zijn, ondersteunt. - Professor José Ramet, die jarenlang verbonden was aan het Academisch Ziekenhuis, maar nu in het ZNA Koningin Paola Kinderziekenhuis en het UZ Antwerpen werkt, heeft van de universiteit van York de eretitel ‘Honorary Fellow of the Royal College of Paediatrics and Child Health’ gekregen. - Professor Mark Noppen werd in opvolging van professor dr. Louis Tielemans verkozen tot nieuw Gedelegeerd Bestuurder van het Academisch Ziekenhuis van de Vrije Universiteit Brussel. Mark Noppen is kliniekhoofd van de dienst Longziekten en prof aan de Faculteit Geneeskunde en Farmacie. Hij is in zijn vakgebied een internationaal gereputeerde arts die verschillende prijzen won en belangrijke publicaties op zijn naam heeft. - Koen Vandermot, van de vakgroep ELEC, ontving samen met Wendy Van Moer, Johan Schoukens en Yves Rolain met de paper ‘Understanding the nonlinearity of a mixer using multisine excitations’, tijdens de IEEE 2006 Instrumentation and Measurement Technology Conference (IMTC-2006) de ‘Second-Prize Student Paper Award’. - Steven Laureys, afgestudeerd als arts aan de Vrije Universiteit Brussel en momenteel verbonden aan de Universiteit van Luik, is laureaat van de tweejaarlijkse Van Geen prijs van het Studiecentrum voor Kernenergie, uitgereikt naar aanleiding van de viering van de 50e verjaardag van de BR1 reactor.
COLOFON
REDACTIE Sandra Van Maurik, Jeroen De Samblancx, Raf Van Dyck, Thomas Mels EINDREDACTIE Thomas Mels OPMAAK EN DRUK Livosales.be VERLEENDEN VERDER HUN MEDEWERKING Livin Bollaert, Ils De Bal, Valéry De Smet, Veerle Magits FOTO’S Thomas Mels REDACTIESECRETARIAAT Myriam De Pelseneer Dienst Interne en Externe Communicatie Pleinlaan 2 – 1050 Brussel Tel.: +32 (0)2 629 21 34 Fax: +32 (0)2 629 12 10 E-mail: ieco@vub.ac.be Web: www.vub.ac.be Wilt u Akademos thuis ontvangen, laat ons iets weten. VERANTWOORDELIJKE UITGEVER Prof. Dr. Benjamin Van Camp Rector Vrije Universiteit Brussel Pleinlaan 2, B – 1050 Brussel
16.
- Frans Verbeyst, Yves Rolain, Johan Schoukens en Rik Pintelon, allen leden van de vakgroep ELEC, kregen tijdens de Instrumentation and Measurement Technology Conferentie van de organisatie Agilent technologies, de Award Commision of Agilent Technologies uitgereikt. Zij kregen de prijs voor hun paper ‘System Identification Approach Applied to Jitter Estimation’. - Prof. dr. Romain Meeusen van het departement Menselijke Fysiologie en Algemene Biologische Scheikunde (MFYS ) heeft op de jaarlijkse meeting van the American College of Sports Medicine (ACSM) een President’s lecture gegeven. Het is de eerste keer dat een Belg deze eer te beurt valt. - Topsportstudente Sofie Hendrickx, eerste Bachelor Lichamelijke Opvoeding, werd verkozen tot basketbalspeelster van het jaar. Naast speelster bij Sint Katelijne Waver is ze een vaste waarde in de nationale dames basketbalploeg. - Karlien Van Cauwelaert, afgestudeerd als licentiaat en geaggregeerde in de Motorische Revalidatie en Kinesitherapie aan de Vrije Universiteit Brussel, is één van de laureaten die van het Belgisch Fonds voor Roeping een beurs van 10.000 euro krijgt, die ze zal besteden aan de uitvoering van het project: ‘Ademhalingskiné bij mucoviscidosepatiëntjes’. - Goutam Chandra Mridha, oud-student IUPWARE, is met zijn eindwerk één van de prijswinnaars van de Prijs Ontwikkelingssamenwerking. Professor Okke Batelaan van het departement Hydrologie en Waterbouwkunde was de promotor van het winnende eindwerk. - Wim Vandenbussche van het Centrum voor linguïstiek heeft van de Queen Mary, University of London een Distinguished Visiting Fellowship gekregen voor de periode 1 januari – 30 april 2007. - Pat Lauwerys, alumnus Handelsingenieur en topsportstudent, promoveert met zijn huidige basketbalclub Kangoeroes naar tweede klasse. - Bart Cleyman, voormalig topsportstudent Lichamelijke Opvoeding, speelde met de nationale ploeg de finale van het WK Korfbal te Boedapest en bevestigden samen de plaats van België in het mondiale korfballandschap. - De vakgroep Metallurgie, Elektrochemie en Materialenkennis (META) heeft met de poster ‘Local electrochemical investigation of rolled-in subsurface layers in commercially pure aluminium alloys with the micro-capillary cell technique’ de ‘Best Poster Award’ in de wacht gesleept op het 4th International Symposium on Aluminium Surface Science and Technology. - Ine Declerck, studente 2de licentie Rechten, nam deel aan de Milan International Model United Nations (MILMUN) te Milaan, Italië. Daar mocht ze Frankrijk vertegenwoordigen in de Veiligheidsraad. Haar volharding in het handhaven van het Franse beleid in Ivoorkust en diplomatieke strategie leverde haar de ‘Best Delegate Award’ op.