Verschijnt 5 maal per jaar Afgiftekantoor Gent X P409339
België - Belgique
P.B.
Vrije Universiteit Brussel - Pleinlaan 2 - 1050 Brussel
Gent X BC 9467
Akademos I n f o r m a t i e m a g a zi n e v a n d e V r i j e U n i v e rs i t e i t B r u s s e l J a a rg a n g 10 - N ° 3 - J u n i 2 0 07
“We hebben nood aan een geïntegreerd stadsbeleid”.................................... p4 Van hokjes denken naar proces denken......................................................................................................... p10 Tussen droom en daad: onderzoekers ondernemen........................... p16
Onderzoek..................... p2
Brusselse nachtrust.................... p12
.
Zorgmasters.............. p14
Wist u dat... … Allochtonen verkeerde keuzes maken in het onderwijs? Nog geen 20% van de jongeren met islamroots die hogere studies aanvatten, slaagt. Bij autochtonen ligt dat cijfer op 56%. Dat blijkt uit een onderzoek van Prof. Raoul Van Esbroeck en wetenschappelijk medewerker Meyrem Almaci (Vrije Universiteit Brussel) en Marlies Lacante (KULeuven). Zij onderzochten de deelname en het rendement van allochtonen aan het Vlaamse hoger onderwijs, maar ook de achterliggende factoren die de cijfers kunnen verklaren. Slechts de helft van de allochtone jongeren van Noord-Afrikaanse of Turkse komaf met een secundair diploma op zak, zet zijn studies voort in het hoger onderwijs. Bij autochtone jongeren is dat drievierde. Uit het onderzoek blijkt dat veel allochtone studenten onrealistische studiekeuzes maken, hun studies weinig efficiënt aanpakken en moeite hebben zich aan te passen. Allochtonen kiezen vooral voor universitaire richtingen. Het populairst zijn economische richtingen, gevolgd door rechten en sociale richtingen. Het gaat vooral om opleidingen die in hun milieu van herkomst een hoge status genieten. Belangrijk is ook het verschil in vooropleiding. Liefst 15,2% van de islamallochtonen uit het eerste jaar komt uit het BSO en 38,3% heeft een opleiding in het TSO achter de rug.
… slimme verkeerslichten de filetijd aanzienlijk kunnen inkorten? Zelfregulerende verkeerslichten, die zich automatisch aanpassen aan de verkeersdrukte op dat moment, kunnen tijdens spitsuren de totale wachttijd voor voertuigen met 64% verminderen. Dat blijkt uit het doctoraatsonderzoek van Carlos Gershenson van het departement Wiskunde. Het zelfregulerende verkeerslicht werkt met een sensor die telt hoeveel auto’s er naderen. Als dat er te veel zijn, springt het licht op groen. Zijn er minder voertuigen, dan blijft het langer rood. Door wagens in kleine konvooien te laten rijden verloopt het verkeer niet alleen georganiseerder, maar springt een volgend licht al op groen bij het naderen ervan. Gershenson deed simulaties voor de Brusselse Wetstraat, een drukke verkeersader waar het op zowat elk moment van de dag aanschuiven is. Met zelfregulerende verkeerslichten liep de totale wachttijd voor voertuigen met ruim 60% terug om 0, 1, 2, 5, 6, 20, 21 en 23 uur. Tijdens het spitsuur om 10, 17 en 18 uur werd het aanschuiven met 64% verminderd. Brussels minister van Mobiliteit Pascal Smet wil het systeem binnenkort testen op een gewestweg met meerdere kruispunten in Brussel.
.
... de charme van Brussel vergankelijk is? De verhuiswoede van de Brusselaar is erg groot. In 2004 werden zo’n 150.000 verhuisbewegingen opgetekend in de hoofdstad. Uitgerekend zijn er 49.808 mensen bijgekomen. Meer dan de helft daarvan zijn buitenlanders (28.454). Uit Vlaanderen verhuisden ongeveer 11.000 mensen naar Brussel, maar tegelijkertijd maakten 18.000 Brusselaars (zowel Frans- als Nederlandstaligen) de omgekeerde beweging. Dat blijkt uit een studie die professor Rudi Janssens van de Vrije Universiteit Brussel uitvoerde in opdracht van de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC). De belangrijkste reden waarom Vlamingen naar de hoofdstad verhuizen, is het multiculturele karakter van Brussel. De voornaamste reden waarom Vlamingen wegtrekken uit Brussel zijn de kinderen. Wie aan gezinsuitbreiding denkt, wil in een rustigere, groene omgeving wonen. Mogelijk speelt ook het slechte imago van het onderwijs een rol voor die jonge of toekomstige ouders. Het Brusselse onderwijs wordt immers erg negatief beoordeeld door zij die nog geen kinderen hebben. Wie wél kinderen heeft die in Brussel school lopen, laten zich meestal heel positief uit over het Brusselse onderwijssysteem. Onveiligheid speelt amper een rol. Vlamingen ervaren Brussel doorgaans als een veilige stad.
… tijdsdruk de Belg ongelukkig maakt? Belgen zijn, gegeven hun welvaart, niet gelukkig genoeg. Dat besluiten Prof. Mark Elchardus en vorser Wendy Smits van de Vrije Universiteit Brussel na een unieke studie naar het geluksgevoel bij 4.500 landgenoten. Inkomen, opleiding en relaties blijken een belangrijke rol te spelen in geluk of ongeluk. Mannen zijn net iets gelukkiger dan vrouwen, maar het verschil is verwaarloosbaar. Leeftijd is bepalender. Jongvolwassenen tussen 18 en 25 zijn iets gelukkiger dan de gemiddelde Belg, daarna daalt het geluk bijna rechtlijnig tot de leeftijd van 55, de zogenaamde midlife dip. De groep 55- tot 66-jarigen is het gelukkigst. Veel heeft te maken met tijd: hoe hoger de tijdsdruk, hoe ongelukkiger. Van de categorie mensen met weinig tot geen vrije tijd noemt een vierde zich ‘zeer ongelukkig’. Nog eens 34,5% geeft zichzelf de stempel ‘ongelukkig’. Bij de mensen met een lage tijdsdruk noemt net geen 70% zich ‘gelukkig’ tot ‘zeer gelukkig’. Een behoorlijk inkomen is zo goed als een voorwaarde voor geluk. Wie worstelt met een slechte financiële situatie is in 62% van de gevallen (zeer) ongelukkig. Bij de mensen met een rooskleurige financiële situatie is ruim 70% (zeer) gelukkig. De studie stelt ook een duidelijke relatie vast tussen studieniveau en geluk. Langer studeren maakt opvallend gelukkiger. Relaties blijken cruciaal voor het geluksniveau. Een levensgezel is geen garantie voor geluk, maar helpt wel.
Onderzoek Kort
… een geblindeerde onderzoeker met tests bepaalt of iemand nekklachten heeft?
… ‘Interfaces’ centraal staan in het tweede CROSSTALKS-boek?
Een onderzoeker, die niet op de hoogte is van eventueel aanwezige klachten (= geblindeerd), kan met 90% zekerheid bepalen of iemand nekklachten heeft of niet. Tot deze vaststelling kwamen onderzoekers van de faculteit Lichamelijke Opvoeding en Kinesitherapie van de Vrije Universiteit Brussel bij het nagaan van de waarde van drie tests uit de klinische praktijk. Aan het onderzoek namen 42 mensen deel. Dit waren enerzijds mensen met niet-traumatische nekklachten die daarvoor in behandeling waren bij een kinesitherapeut. Anderzijds ‘gezonde’ personen, zonder nekklachten. Uit de resultaten van de afzonderlijke tests bleek dat men in staat is om in 77% van de gevallen correct het onderscheid te maken tussen mensen mét en mensen zónder nekklachten. Wanneer de resultaten van de verschillende tests samen beoordeeld worden, stijgt dit percentage tot 92,5%. Aan de hand van dit klinisch onderzoek kan men de nood om een nekbehandeling te starten inschatten: indien de tests negatief zijn, weet de huisarts of kinesitherapeut met zeer hoge waarschijnlijkheid dat er geen onderliggende nekoorzaak voor het klachtenpatroon is.
CROSSTALKS, het universiteits- en industrienetwerk van de Vrije Universiteit Brussel heeft een nieuw boek uit, getiteld ‘Brave New Interfaces. Individual, Social and Economic Impact of the Next Generation Interfaces’. Voor deze publicatie nodigde CROSSTALKS een indrukwekkende reeks academici, bedrijfsleiders, ontwerpers, architecten en doorbrekende artiesten uit om hun visie op de interfaces van de toekomst te verwoorden. Die interfaces bepalen de manier waarop we werken, leren, wonen, communiceren, spelen en liefhebben. Omdat we in volle vaart afgaan op een wereld waarin elk object, gebouw of lichaam deel wordt van een geïntegreerd netwerk, verdiepten de auteurs zich in de voorwaarden, processen en methodes die tot betere concepten en producten kunnen leiden. Daarnaast geven ze kritische reflecties op de systemen en processen waarvan we vandaag zo afhankelijk zijn. Het boek telt 324 bladzijden en werd uitgegeven bij VUBPRESS. Meer info: www.vubpress.be.
… de “Actie Interculturaliseren” trager verloopt dan gepland? Een jaar geleden schoot Vlaams minister van Cultuur, Bert Anciaux, de ‘Actie Interculturaliseren’ op gang. Het doel: tegen de zomer van 2008 streven naar meer etnisch-culturele diversiteit. Navraag bij het departement Cultuur leerde echter dat twee concrete doelstellingen die een jaar geleden naar voren geschoven waren, nog steeds in een beginfase zitten. Zowel een website als een kenniscentrum hadden al een stuk verder moeten staan. Ook in het ‘veld’ is er van een interculturele dynamiek vooralsnog niet veel te merken. Dat besluit studente Katelijne Morreel, die voor haar eindwerk negentien cultuurhuizen uit Vlaanderen en Nederland bevroeg. Ze spitste haar onderzoek toe op diversiteit voor kinderen. Veel aanbod is er nog niet en de meeste huizen hebben meestal nog geen actieplan uitgewerkt. Zestien van de negentien cultuurhuizen vinden dat diversiteit niet ten koste mag gaan van de kwaliteit. Het moet in de eerste plaats een goed product zijn.
… de patiënt steeds mondiger en meer veel eisend wordt? Ziekenhuispatiënten zijn heel wat assertiever dan pakweg tien jaar geleden. Vandaag stellen patiënten een hoop vragen over de onderzoeken én over hun toestand. “Vooral door het internet zijn patiënten veel mondiger geworden”, vertelt professor Ives Hubloue, die de zorgverlening aan het Universitair Ziekenhuis Brussel onder de loep nam. “Patiënten zoeken op het internet naar mogelijke remedies, vaak nog voor ze een arts geraadpleegd hebben. En tijdens de consultatie treedt die patiënt dan in discussie, met in het achterhoofd alle - niet altijd correcte - informatie die hij op het net heeft gelezen.” In de opleiding van jonge artsen wordt er tegenover vroeger wel veel meer aandacht aan communicatie besteed.” Patiënten vragen niet enkel naar meer informatie, maar ook naar comfort. Heel wat ziekenhuizen moderniseren, omdat de ‘hotelfaciliteiten’ beter moeten op vraag van de patiënt. Zo zijn er in het UZ Brussel enkel nog een- en tweepersoonskamers, met een flatscreen-tv voor elke patiënt. Ondanks de hoge eisen is de Vlaming best tevreden over de ziekenhuizen. In 2006 stapte slecht 0,15% van de patiënten naar een ombudsdienst.
… drie op vier kinderen moe in de klas zitten? Driekwart van de Vlaamse kinderen zit suf en slaperig op de schoolbanken. Dat stelde Karen Spruyt, kinderneuropsychologe aan de Vrije Universiteit Brussel vast na een onderzoek bij 900 kinderen tussen 3 en 12 jaar. Bovendien raakt één kind op vijf ‘s ochtends moeilijk uit bed en zo’n 10 tot 15% van de ondervraagde kinderen slaapt tot twee uren per nacht te weinig. Heel wat onderwijzers zien dagelijks dat hun leerlingen te weinig slapen. Ze spreken over geeuwen, concentratieverlies, stemmingswisselingen en kinderen die hun hoofd op de schoolbank leggen. Karen Spruyt onderzocht ook of kinderen tussen 8 en 12 jaar makkelijk in slaap vallen of eerder slaapproblemen hadden. Niet elk kind valt even snel in slaap, maar dat weten de meeste ouders zelfs niet. Sommige kinderen hebben schrik om alleen in de slaapkamer te zijn, terwijl andere ondervraagde kinderen toegeven over schoolresultaten of pesterijen te piekeren. Slapen blijkt ook helemaal niet ‘cool’ te zijn. Kinderen blijven simpelweg liever wakker om naar televisie te kijken of met hun broertjes of zusjes te spelen.
.
Brussels Stadsplatform bundelt stadsexpertise
“We hebben nood aan een geïntegreerd stadsbeleid” Brussel profileert zich met recht en rede als een kleine wereldstad. De stad heeft echter onvoldoende beleidsinstrumenten in handen om haar rol naar behoren te vervullen. Stadsgeograaf Eric Corijn, directeur van de onderzoeksgroep COSMOPOLIS, City, Culture & Society en coördinator van het Brussels Stadsplatform dat afgelopen academiejaar het levenslicht zag, vertelt meer over de toenemende verstedelijking, de Brusselse culturele mix en de tekortkomingen van het stedelijk beleid.
“De wereld zit in een heel grondige omwenteling. Sommigen zeggen dat we een even diepgaande transformatie beleven als de neolithische revolutie of de industriële revolutie. Die transformatie kan je vatten met twee trefwoorden: mondialisering en verstedelijking”, vertelt Corijn. “Als je vandaag over global change spreekt, is urbanisering daar één van de belangrijkste aspecten van.”
Welke proporties neemt die verstedelijking aan? Sinds 2001 leeft voor het eerst in de wereldgeschiedenis een meerderheid van de wereldbevolking in steden. In het begin van de twintigste eeuw was dat slechts 10%. Binnen vijftien jaar zal dat oplopen tot zelfs 70 of
80 procent. Wat vandaag de dag in continenten zoals Europa, al naargelang de berekeningswijze, reeds het geval is. Dat betekent dat het samenleven in een stedelijke context de regel wordt. En dat terwijl we het menselijk samenleven tot nu toe in andere termen hebben beschreven. Tot voor kort spraken we enkel over landen. Sinds de negentiende eeuw gaat men er vanuit dat de samenleving best nationaal wordt georganiseerd. Dat systeem van natiestaten staat dwars op het economische wereldsysteem dat mondiale aspiraties heeft. Ons wereldbeeld klopt dus niet meer? Neen, je hebt niet alleen een ander soort samenleving, maar er ontstaat ook een nieuw verband. De mondialisering zorgt voor een nieuwe orde. De wereld wordt steeds meer een netwerk van stromen
en interacties. De knooppunten zijn steden. Het resultaat is een andere soort geografie binnen het bestaande wereldsysteem. Enerzijds worden transnationale verbanden belangrijker; kijk naar de Europese Unie. Anderzijds pogen steden hun plaats te verwerven en te behouden in die transnationale netwerken. Brussel is een heel mooie case om al die complexe veranderingen te bestuderen. Hoe ver staat Brussel in dat verstedelijkingsproces? Brussel is ondertussen een kleine wereldstad geworden. Binnen de grenzen van de 19 gemeenten telt Brussel iets meer dan 1 miljoen inwoners. Maar als je het gehele metropolitane gebied bekijkt, kom je aan 1,7 tot 2 miljoen inwoners. Wanneer je vergelijkt met andere steden moet je nu eenmaal de volledige urbane zone in rekening brengen. Het is dan evident dat de Vlaamse rand, niet de rand van Vlaanderen is, maar de suburbane rand rond Brussel. Parijs is ook veel meer dan alleen datgene wat binnen de grenzen van de ‘périphérique’ ligt. Of neem Rijsel. Die stad heeft een metropolitane visie en structuur met daarin andere gemeenten zoals Roubaix en zelfs Kortrijk.
Stadsgeograaf Eric Corijn
.
Interview
En zoiets kennen we niet in Brussel? Niet echt. Intelligent bestuur zou rekening moeten houden met alle stedelijke interacties. Zo komen elke dag 350.000 mensen naar Brussel om er te werken. Eén derde van het Brussels budget wordt besteed aan openbaar vervoer, maar dat dient natuurlijk ook voor die 350.000 pendelaars. Zij dragen daar niet toe bij, omdat ze hun belastingen buiten de stad betalen. Brussel heeft geen bestuurlijke band met zijn hinterland. Brussel is ook een echte cosmopolitische stad. 56 procent van de inwoners heeft buitenlandse roots. Voor hen hebben de Vlaams-Waalse verhoudingen en de Belgische politiek niet echt betekenis. Zij worden door de Belgische instellingen slecht vertegenwoordigd. U bedoelt dat Brussel veel meer is dan een stad van Franstaligen en Nederlandstaligen? Natuurlijk. Brussel is alleen institutioneel een bi-communautaire stad. Er wordt altijd gezegd dat Brussel 85 procent Franstaligen en 15 procent Nederlandstaligen telt. Taal wordt daarbij gebruikt alsof het een huidskleur is, een etiket, terwijl het in werkelijkheid om het gebruik van een omgangstaal gaat. Rudi Janssens (BRIO) heeft dat taalgebruik onderzocht. Dan blijkt dat in 9% van de gezinnen Nederlands wordt gesproken terwijl dat in 11% van de gezinnen gecombineerd wordt met een andere taal. Het Frans haalt nauwelijks 50% van de gezinnen en wordt in 30% gecombineerd met een andere taal. Dat wil zeggen dat 41% van de Brusselse huishoudens in privé-kring meertalig is. Deze cijfers bewijzen niet alleen dat Brussel een multiculturele stad is, maar dat culturen er in vele mengvormen voorkomen. Dat is het echte kenmerk van deze stad. Terwijl het culturele beleid twee keer eentalig blijft. Wij blijven ook de mensen taalkundig en nationaal etiketteren: dé Marokkanen van Molenbeek en dé Turken van Schaarbeek, alsof dat de juiste culturele identificatie is.
Alle stadskennis op één platform De Vrije Universiteit Brussel en de Erasmushogeschool Brussel hebben een lange traditie op het vlak van stedelijk onderzoek. Het Brussels Stadsplatform van de Universitaire Associatie Brussel brengt alle aanwezige knowhow samen. Waarom werd het stadsplatform opgericht? Corijn: Vice-rector Onderzoek Jan Cornelis en het departement R&D wilden samenwerking stimuleren tussen alle onderzoeks- en onderwijsgroepen die het probleem van stad en stedelijkheid in hun portefeuille hebben zitten. Er is een toenemende vraag naar onderzoekers die de stedelijke complexiteit aankunnen. Daarom koos men voor een politiek van interdisciplinaire schaalvergroting. Het samenbrengen van kritische massa moet het onderzoekspotentieel en de onderzoeksoutput vergroten. Ook op onderwijsvlak zorgt dat voor meer samenwerking. Corijn: De Universitaire Associatie Brussel telt verschillende opleidingen die aandacht hebben voor de stad. Met het stadsplatform stemmen we dat onderwijsaanbod op mekaar af. We hebben aan alle deelnemers gevraagd één of twee relevante vakken te selecteren. Zo krijg je vanuit de verschillende richtingen een kernprogramma van een tiental keuzevakken dat ook de basis zou kunnen vormen voor een toekomstige masteropleiding in de stadsstudies. Wat stond er in dit eerste levensjaar van het stadsplatform op het programma? Corijn: We zijn begonnen met twee ruim bijgewoonde interne onderzoeksseminaries waarbij de verschillende betrokken groepen kennis konden maken met elkaars onderzoekslijnen. We hebben ook al een aantal interdisciplinaire onderzoeksprojecten en doctoraatsstudies opgezet. En we bouwen aan een website en geven zeer regelmatig de e-brief St@snieuws uit. Begin deze maand hebben we dan een transdisciplinaire studiedag georganiseerd met als centraal thema ‘de publieke ruimte’. Onderzoekers uit verschillende disciplines, zoals criminologie, rechten, politicologie, stedenbouw en sociale geografie presenteerden er onderzoekspapers rond dat onderwerp. Wat is bij deze problematiek de bijdrage van die verschillende disciplines? Corijn: Onze criminologen doen bijvoorbeeld onderzoek rond overlast en ordeverstoring in de publieke ruimte. In een multiculturele omgeving wordt die ordeverstoring toegespitst op bepaalde delen van de bevolking; jongerengedrag of meer specifiek allochtone jongerengedrag. Vanuit de Rechten komt dan weer onderzoek over regelgeving op het vlak van de openbare orde en de rechtstaat. Hoe moeten die werken in een multiculturele samenleving? Stedenbouwkundigen bekijken het weer anders. Zij creëren publieke ruimte en plaatsen daar een aantal functies in. Maar op welke manier wordt die ruimte ontworpen? Geografen onderzoeken de ruimtelijke structuur. Zij zien dat de stad geen homogeen territorium is, maar sociaal, economisch en cultureel gesegregeerd is en dat bepaalde plaatsen in de stad gethematiseerd zijn. Wat zijn de gevolgen van dergelijke heterogeniteit voor vormgeving en beleid? Dergelijke studiedagen willen we zeker jaarlijks herhalen. Het UAB Brussels Stadsplatform bestaat uit: Vrije Universiteit Brussel • ARCH, vakgroep Architectuur • BRIO, Brussels Informatie-, documentatie- en onderzoekscentrum • COSMOPOLIS, City, Culture & Society • HOST, Centrum voor Historisch Onderzoek naar Stedelijke Transformatieprocessen • POLI, vakgroep Politieke Wetenschappen • School voor Criminologie Erasmushogeschool Brussel • HORTECO, Landschapsarchitectuur • Stedenbouw en Ruimtelijke Planning, dept. Industriële Wetenschappen en Technologie Meer informatie: www.vub.ac.be/infoover/associatie/stadsplatform.html of via eacorijn@vub.ac.be en ann.depoorter@vub.ac.be
.
Interview
doet de culturele samenstelling van de bevolking er veel minder toe dan wel de inkomensongelijkheid of de leeftijdsstructuur. Het mag niet vanzelfsprekend zijn dat culturele en etnische identificatie van mensen de maatstaf vormt in een stedelijke beleid. En mocht het wel zo zijn, dan is het juist de opdracht van het beleid om een intercultureel aanbod te voorzien. Het imago van Brussel mag juist geen al te strakke identiteit vertonen. En dat lukt momenteel niet in onze hoofdstad? Brussel heeft geen eigen culturele beleidsinstrumenten. Je hebt twee aparte gemeenschappen die op een onverantwoordelijke manier, zonder enig overleg, op hetzelfde territorium werken. Kijk bijvoorbeeld naar de Vlaamse buurtwerkers die een Vlaamse opleiding volgen en in het kader van een Vlaams decreet in de buurten van Brussel komen
werken. Net hetzelfde gebeurt aan Franstalige kant. Op het terrein komen ze elkaar voor de eerste keer tegen. En we hebben juist nood aan een geïntegreerd beleid, aan een echt stadsproject. Geldt dat ook op andere vlakken? Zeer zeker. Voor ons onderwijs bijvoorbeeld. Als je echt de hoofdstad van Europa wil worden, heb je nood aan een sterke Brusselse kosmopolitische universiteit en het is nog maar de vraag of de twee eentalige Belgische gemeenschappen daar met het huidige beleid voor kunnen zorgen. We moeten uit het nationalisme stappen en radicaal kiezen voor een post-nationaal stedelijk project. Ik denk dat de toekomst van de Vrije Universiteit Brussel en de Associatie in de uitbouw van een Brussels University ligt, een meertalige echte universitas met Europese uitstraling die loskomt uit het Belgische nationaal-regionalisme.
The state of the city Wat stelt u dan voor? We hebben nog geen concrete nieuwe benamingen voor stedelijke mengvormen. Sommigen hebben het over Maroxellois bijvoorbeeld. Uiteindelijk moeten we de culturele hybriditeit op één of andere manier benoemen en losmaken van de nationalistische connotaties. Het gaat namelijk om Brusselse geconstrueerde mengvormen van cultuur waarbij een aantal elementen van bijvoorbeeld de oude Marokkaanse traditie gemengd worden met de stedelijke cultuur in Brussel. Brussel is ‘Zinneke’. Kunnen benamingen zoals Brusselse Vlaming dan ook niet langer stand houden? Een Brusselse Vlaming wordt steeds meer een Vlaamse Brusselaar: mensen met een Vlaamse achtergrond die in Brussel functioneren. Dat staat ver van het beeld dat in Vlaanderen over Brussel wordt geproduceerd. Of kijk naar de
.
Turken in Schaarbeek. Vorig jaar deden twee Turkse studenten uit Istanboel voor ons veldonderzoek in die gemeente. Die kwamen met open ogen terug. Met hun stedelijke achtergrond konden zij niet geloven dat de Turkse gemeenschap hier, in vergelijking met de moderne wereldstad die Istanboel nu is, nog in de Turkse jaren ’50-’60 leeft. Kortom, mengvormen zijn legio in de stedelijke cultuur en die botsen met de huidige institutionele representatie in het Belgische staatsmodel. Maar zijn er niet teveel mengvormen. Je moet ergens afbakenen om een beleid te voeren op maat van die doelgroepen? De vraag is maar of je een doelgroepenbeleid moet voeren. Je kan wél doelterritoria afbakenen om mobiliteit, infrastructuur en lokale voorzieningen te organiseren. Wanneer er nagedacht wordt over het inplanten van een zwembad, dan
Steden winnen op internationaal vlak aan belang. Sedert dit jaar leeft meer dan de helft van de wereldbevolking in een stad. In Vlaanderen is de bevolkingsaangroei in de centrumsteden van Vlaanderen sterk toegenomen. In Gent zijn er bijvoorbeeld op 7 jaar tijd 10.000 inwoners bijgekomen. Dat is de grootte van een doorsnee gemeente in Vlaanderen. Dit zorgt soms voor problemen, maar biedt ook een enorme waaier aan nieuwe mogelijkheden. In het boek The State of the City, The City of the State verkennen de auteurs de uitdagingen op het vlak van economische interactie tussen steden, politieke samenwerking en inzake ruimtelijke en culturele ontwikkelingen in de stad. In de publicatie bundelt professor Patrick Stouthuysen van de vakgroep Politieke Wetenschappen, samen met een aantal politici, bijdragen en reflecties over de prikkelende stelling ‘in een geglobaliseerde wereld worden steden en niet langer staten de belangrijkste spelers.’ The State of the City, The City of the State. Stadslucht maakt vrij van Sven Gatz, Sas van Rouveroij, Christian Leysen, Patrick Stouthuysen en Jan Pille (eds.) wordt uitgegeven door VUBPress. Meer informatie op www.vubpress.be.
Kortxxxxxxxx nieuws
Interuniversitaire Master Biomedische Ingenieurstechnieken Vanaf volgend academiejaar richten de faculteiten Ingenieurswetenschappen van de Vrije Universiteit Brussel en de Universiteit Gent de nieuwe masteropleiding ‘Master of Science in de Ingenieurswetenschappen: Biomedische Ingenieurstechnieken’ in. Dat gebeurt in samenwerking met de medische faculteiten van beide universiteiten. De opleiding slaat een unieke brug tussen burgerlijk ingenieurs, artsen en medisch/biologisch georiënteerde wetenschappen. Biomedische ingenieurstechnieken is een tak van de ingenieurswetenschappen waarbij studenten, doorgaans ingenieurs, kennis opbouwen en vaardigheden ontwikkelen die worden toegepast om complexe problemen op te lossen in de geneeskunde, de biologie en de gezondheidswetenschappen. De biomedisch ingenieur ontwikkelt nieuwe materialen, apparatuur, hulpmiddelen, systemen en methoden voor de diagnose, preventie en behandeling van ziektes. Biomedische ingenieurs zijn van vele markten thuis. Ze worden hoofdzakelijk tewerkgesteld in de industrie (bijvoorbeeld bij producenten van medische apparatuur), in ziekenhuizen, aan universiteiten en onderzoeksinstituten en bij de overheid (voorbereiding en beheer van technologische dossiers in de gezondheidszorg).
Bilal Benyaich verkozen als vicevoorzitter VVS Bilal Benyaich, student tweede licentie politieke wetenschappen aan de Vrije Universiteit Brussel, werd onlangs verkozen als vice-voorzitter van de Vlaamse Vereniging van Studenten (VVS), het overkoepelend orgaan van alle studentenraden in Vlaanderen. Bilal vertegenwoordigt binnen de VVS de Vrije Universiteit Brussel. Hij was eerder al bestuurslid, bevoegd voor Diversiteit. Bilal is ook de eerste allochtone student die het tot vicevoorzitter van het VVS-bestuur schopt.
Prinses Astrid bezoekt campus Jette
Prinses Astrid bracht op woensdag 2 mei een bezoek aan de Campus Jette van de Vrije Universiteit Brussel. Ze deed dit in het kader van de projecten, die gesteund worden door de Geneeskundige Stichting Koningin Elisabeth (GSKE). De prinses bezocht de laboratoria van de ‘Research Group Experimental Neuropharmacology’ van Prof. Dr. Yvette Michotte, decaan van de Faculteit Geneeskunde en Farmacie van de Vrije Universiteit Brussel.
EhB volledig in Brussel
Kort nieuws Erasmushogeschool Brussel
De opleiding Landschaps- en Tuinarchitectuur van het departement Horteco ruilt Vilvoorde in voor de campus Jette aan de Laarbeeklaan. Met de verhuizing verdwijnt de laatste EhB-campus buiten het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De andere opleiding van het departement Horteco, namelijk de Bachelor in de Milieuzorg, nam eerder al z’n intrek op deze campus van de Erasmushogeschool Brussel. Op zijn nieuwe locatie fuseert Horteco met het departement Gezondheidszorg/Lerarenopleiding tot het ‘departement Campus Jette’. Waar Horteco vroeger kon uitpakken met zijn ligging in een groene ruimte van 52 hectare (die voor het grootste deel toebehoort aan het gemeenschapsonderwijs), komt het nu terecht in een schitterende groene omgeving met onder andere het Laarbeekbos en het Poelbos als buren. De moerassen van Ganshoren en Jette en de groene oasen met weiden en paadjes met knotwilgenrijen, kondigen het idyllische Pajottenland al aan. Kortom, een gedroomde locatie voor twee opleidingen die ‘groen’ hoog in het vaandel dragen.
Luc Van de Velde volgt Frank Roos op De Raad van Bestuur van de Erasmushogeschool Brussel heeft Luc Van de Velde op 30 mei verkozen als opvolger van algemeen directeur Frank Roos, die vanaf 1 oktober 2007 met pensioen gaat. Luc Van de Velde is sinds 1996 secretaris-generaal van de Vlaamse Hogescholenraad (VLHORA). Hij stond in 1995-1996 als administratief directeur Onderwijs, Onderzoek, Communicatie en Personeel mee aan de wieg van Erasmushogeschool Brussel.
.
Samenwerking
Vrije Universiteit Brussel en Universiteit Gent gaan nauwer samenwerken
Gent en Brussel sluiten alliantie De Vrije Universiteit Brussel en de Universiteit Gent gaan een strategische alliantie aan. Dat kwamen hun Raden van Bestuur overeen. De gezamenlijke inspanning moet zorgen voor een versterking van onderzoek, onderwijs en moet leiden tot een efficiëntere inzet van de middelen.
“De samenwerking biedt beide universiteiten perspectieven. De aanwezigheid in zowel Vlaanderen als Brussel, de complementariteit van elkaars onderzoeksgroepen en ziekenhuis, de mogelijkheid tot het organiseren van gemeenschappelijke en op elkaar afgestemde opleidingstrajecten en de ruimere mogelijkheden tot marktsegmentatie (doelgroepenbeleid) maakt dat we ons totaalaanbod maximaliseren”, aldus rector Van Cauwenberge (UGent) en rector Van Camp (Vrije Universiteit Brussel). Beide rectoren beklemtonen dat de alliantie met “respect voor elkaars identiteit” gebeurt. Er wordt een werkgroep opgericht waarin vertegenwoordigers
van beide universiteiten zetelen. Zij zullen de alliantieovereenkomst verder uitwerken. De beoogde samenwerking richt zich in eerste instantie op het masteraanbod en het daarbij horende onderzoek in de medische, wetenschaps- en ingenieursdisciplines alsook beide universitaire ziekenhuizen. De alliantie sluit samenwerking met andere universiteiten geenszins uit. De samenwerking past in een Europese visie van ‘joint’ masters (onderwijs) en Networks of Excellence (onderzoek). Wereldwijd ontstaan allianties tussen instellingen van hoger onderwijs. Ze worden gedreven door een duidelijke strategie, die zowel een onderzoeksverster-
king als een optimalisatie van het onderwijsaanbod beoogt en die uitgaat van een efficiëntere inzet van middelen. Zeker in een klein gebied als Vlaanderen kan een universiteit niet alle expertise voor elke (sub)discipline in uitmuntende kwaliteit aanbieden. Samenwerken is de boodschap. “We appreciëren elkaars kwaliteit, ongeacht de grootteorde. De eigenschappen en troeven van de Brusselse en Gentse locatie zullen maximaal geëxploiteerd worden. Zo kunnen we ons aanbod beter afstemmen op de wensen van specifieke doelgroepen”, aldus rector Van Camp. “De bredere waaier aan onderzoeksdisciplines is dan weer
een extra troef voor het aantrekken van buitenlandse onderzoekers en onderzoeksprojecten”, stelt rector Van Cauwenberge. Voor de bacheloropleidingen worden afspraken gemaakt in verband met flexibele doorstroomtrajecten. Er zijn al heel wat elementen die de verbondenheid tussen de UGent en de Vrije Universiteit Brussel aantonen. Masters in Fotonica, Biomedische Ingenieurstechnieken en Physical Land Resources werden al onderling ingericht en één derde van het onderzoek aan de Vrije Universiteit Brussel gebeurt in nauw contact met de UGent. Deze samenwerking zal nu wel vastere vormen aannemen.
Eerste Solvay Summer School De Solvay Business School van de Vrije Universiteit Brussel en de Université Libre de Bruxelles organiseert voor het eerst in België een Summer School. Zo wil ze buitenlandse studenten een voorproefje geven van haar expertise en hen laten kennismaken met het leven in de hoofdstad van Europa.
De eerste Solvay Summer School loopt van 19 tot 26 augustus 2007. Het programma, met als thema ‘Europe’s Business and Economic Challenges’, bestaat uit diverse cursussen en activiteiten waarbij het accent op Europa en het internationale aspect van Brussel ligt. De deelnemende studenten bezoeken ook de Europese Instellingen, de steden Brugge en Namen, en als extraatje is een bezoek aan de brouwerij Palm voorzien. Het initiatief, oorspronkelijk een idee van enkele ondernemende
.
studenten, wordt mogelijk gemaakt door de financiële steun van onder andere oud-studenten en hun vereniging SBSAlumni. De deelnemers moeten daardoor slechts een beperkte financiële bijdrage leveren. De Solvay Business School wil zich in de Belgische en Europese markt positioneren als een Business School van hoog niveau. De organisatie van de Summer School ligt volledig in lijn met die ambitie. De Solvay Business School heeft de voorbije jaren een waaier aan
diverse hooggekwalificeerde programma’s ontwikkeld (International Master in Science of Management, Master in Business and Administration, Executive Education, Ecole doctorale,...) en heeft daarvoor professoren met internationale reputatie weten aantrekken. Deze initiatieven hebben er ondertussen toe geleid dat de Solvay Business School recent de EQUIS-accreditatie verkreeg en 14de staat in de Europese ranglijst voor de kwaliteit van zijn Master in Science of Management.
Meer informatie over de Summer School vindt u op: www.solvay.edu/summerschool.
Doctor Honoris Causa
Vrije Universiteit Brussel lauwert 3 mannen en 3 vrouwen
Eredoctoraten voor redelijk eigenzinnige personen Nadat de Vrije Universiteit Brussel vorig jaar een eredoctoraat uitreikte aan de Indische politica Sonia Gandhi zijn dit jaar drie andere sterke vrouwen aan de beurt: de Franse politica Simone Veil, de Egyptische gynaecologe, politiek activiste en schrijfster Nawal El Sadaawi en Frie Leysen, oprichtster van het KunstenFESTIVALDESARTS. Ook de faculteiten Geneeskunde & Farmacie, Psychologie & Educatiewetenschappen en Ingenieurswetenschappen reiken op 28 november een eredoctoraat uit aan respectievelijk Martin Charles Raff, Michael I. Posner en Burt Rutan.
De drie vrouwen die door de academische overheid van de Vrije Universiteit Brussel werden voorgedragen zijn krachtige persoonlijkheden die tegen de heersende opvattingen durven ingaan. We stellen ze kort aan u voor. Simone Veil (°1927, als Simonne Jacob) is een Franse politica. Ze staat bekend als een van de meest moedige, sterke en invloedrijke personen, niet alleen in Frankrijk en Europa, maar ook in de rest van de wereld. In 1944, werden zij, haar moeder en een zus gedeporteerd naar Auschwitz. Na haar bevrijding in 1945 studeerde ze politieke wetenschappen en rechten. Vanaf 1957 was ze verbonden aan het departement van Justitie en in 1968 werd ze secretaris-generaal van de Hoge Rechterlijke Raad. In 1974 werd ze door president Giscard d’Estaing tot minister van Gezondheid benoemd. In die functie, die zij tot 1977 vervulde, bracht ze onder meer een (liberale) wettelijke regeling van de abortus tot stand. Simone Veil is voorzitter van het Fondation pour la Mémoire de la Shoah en bestuursvoorzitter van het slachtofferfonds bij het Internationaal Strafhof in Den Haag. Momenteel is ze lid van de Staatsraad in Frankrijk. Nawal el Sadaawi (°1931) is een Egyptische gynaecologe, mos-
limfeministe, politiek activiste en schrijfster. Haar werk bevat toneelstukken en werken over de religieus opgelegde plichten en geweld tegen vrouwen. El Saadawi studeerde Geneeskunde aan de Universiteit van Caïro. Ze schopte het tot Directeur Openbare gezondheid op het Ministerie van Gezondheid, maar werd er in 1972 ontslagen vanwege haar politieke activiteiten en haar boek “Women and sex”. In 1980 stichtte ze een feministische pressiegroep in Egypte. Misstanden die ze via deze organisatie openlijk aankaartte waren vrouwenbesnijdenis, prostitutie, het islamitisch huwelijk, het recht op scheiden en moslimfundamentalisme. Omdat ze al sinds 1982 doodsbedreigingen kreeg van islamitische fundamentalisten verliet El Saadawi in 1991 Egypte en verhuisde naar de Amerikaanse staat North Carolina. In 1996 keerde ze terug naar Egypte om haar politiek activisme daar weer op te nemen. In 2005 wilde ze zich kandidaat stellen voor de eerste vrije presidentiële verkiezingen, maar trok zich terug vanwege de zware voorwaarden die gesteld werden. Frie Leysen (°1950) was de stuwende kracht achter De Singel in Antwerpen en stond samen met Guido Minne aan de wieg van het tweetalige KunstenFESTIVALDESARTS. Tien jaar lang drukte ze haar
stempel op het festival dat in die periode uitgroeide tot een referentie. Tot eind mei 2006 was ze directeur van het KunstenFESTIVALDESARTS. Nu werkt ze samen met Young Arabe Theatre Fund. Als directrice wil ze, samen met deze organisatie de circulatie van artiesten binnen de Arabische wereld stimuleren. Eén van de activiteiten daartoe is het multi-
Sonia Gandhi die vorig jaar een eredoctoraat ontving
disciplinaire festival ‘Meeting Point 5’ dat in 2007 in negen Arabische steden plaatsvindt. Voor 10 jaar De Singel kreeg Frie Leysen in 1991 de Arkprijs van het Vrije Woord. In 2003 won ze de Prijs voor Algemene Culturele Verdienste van de Vlaamse Gemeenschap, voor haar uitzonderlijke verdienste voor het brede culturele veld gedurende meerdere jaren.
Naast de academische overheid reiken ook enkele faculteiten in november een eredoctoraat uit. Op voordracht van de faculteit Geneeskunde en Farmacie mag Martin Charles Raff de eretekens in ontvangst nemen. Na zijn opleidingen geneesheer – neuroloog werd Raff al snel toponderzoeker in de immunologie. Hij is nu vooral bekend voor zijn uitzonderlijke studie van de ontwikkeling van het centraal zenuwstelsel. Voor zijn wetenschappelijke loopbaan kreeg Martin Raff tal van onderscheidingen. Hij is Fellow of the Royal Society en lid van de Amerikaanse National Academy of Science. Psycholoog Michael I. Posner is de laureaat van de faculteit Psychologie en Educatiewetenschappen. Posner kan gerust beschouwd worden als één van de belangrijkste psychologen van de laatste halve eeuw. Hij was één van de drijvende krachten achter het analyseren van psychologische processen in zijn verschillende componenten en functies, om op die manier onze kennis over de relatie tussen gedrag en brein te verbeteren. De faculteit Ingenieurswetenschappen ten slotte heeft een eredoctoraat klaarliggen voor Burt Rutan. Na een aanvankelijke carrière als testpiloot ontpopte Burt Rutan zich tot een succesvolle ondernemer in de luchtvaarttechnologie. Hij schreef ook tal van innovatieve projecten op zijn naam. Door zijn opmerkelijke carrière als vernieuwer in de luchtvaarttechnologie kreeg hij verschillende onderscheidingen, zowel in Amerika als in het buitenland. Hij is ook opgenomen als lid van de prestigieuze ‘National Academy of Engineering’.
.
Onderzoek
Nieuw campusmanagementsysteem voor betere dienstverlening
Van hokjes denken naar proces denken De Vrije Universiteit Brussel gaat mee met haar tijd. Bijna 9.000 studenten, meer dan 2500 onderzoekers en personeelsleden. Dat vergt heel wat organisatie. Een nieuw informatiseringsproject moet leiden tot een geïntegreerd campusmanagementsysteem dat de ruggengraat vormt van een performante administratie in dienst van de student. Rector Benjamin Van Camp, Financieel Directeur Nic Van Craen en professor Eddy Torfs, coördinator van het project, over het hoe en het waarom.
Waarom heeft de universiteit dit project nodig? Van Camp: Er was een acute vraag naar een oplossing voor de problemen die zich stelden bij de dataaanlevering in de studentenadministratie. Op dat moment waren we ook bezig met het uitwerken van een nieuw financieringsmodel voor de universiteit. We stelden vast dat de interne business intelligence te kort schoot om vlot kostensimulaties uit te voeren. Van Craen: Met onze huidige software waren we niet meer in staat om de evoluties rond flexibilisering voor studenten accuraat op te volgen. Van Camp: Het rectorencollege en de Raad van Bestuur hebben daarom gevraagd om een inventaris te maken van de grootte van het probleem en een oplossing te voorzien.
10.
En die oplossing is meer en betere informatica? Van Craen: De invoering van zo’n campusmanagementsysteem (CMS) gaat gepaard met een inhaaloperatie op het vlak van het gehele informaticaniveau binnen de administratie. We moeten er voor zorgen dat we zaken die automatisch kunnen gebeuren, ook automatisch laten gebeuren. Torfs: Ik ben in augustus van vorig jaar gestart met de inventarisatie van het probleem. Zo kregen we zicht op de achterstand die we hebben op IT-niveau en kregen we van de Raad van Bestuur de opdracht oplossingen aan te reiken met onder meer het invoeren van een campusmanagementsysteem. Wat is de bedoeling van zo’n campusmanagementsysteem? Torfs: Het is een systeem dat het volledige beheer van de universiteit verzorgt. Dat begint bij de geïnteresseerde scholier die via de website een kijkje neemt wat de Vrije Universiteit Brussel hem kan bieden, over het inschrijven van die student en het kiezen van cursussen, de opvolging van de financiën, het beheer van de onderwijscurricula, examens en resultaten tot de planning van uurroosters, deliberaties en het opvolgen van alumni. Het is één centraal systeem waarbij iedereen betrokken is. Dat gaat van de financieel directeur die wil weten hoeveel studenten er
zijn en wat de weerslag daarvan is voor zijn financiering tot ik als prof die op een eenvoudige manier mijn studenten wil opvolgen. Van Camp: Een campusmanagementsysteem houdt in dat we alles op een geïntegreerde manier gaan beheren. Maar dat betekent ook dat we de beheersprocessen die er vandaag zijn, moeten stroomlijnen en afstemmen op dat systeem. Van Craen: De rode draad daarbij is de student. Dat vergt een totaal andere manier van denken. Je gaat niet meer in functie van een bepaalde administratieve dienst redeneren, maar je vertrekt vanuit de individuele student. De student is nu de klant? Torfs: We volgen een tendens die aan het einde van de twintigste eeuw zichtbaar was in bedrijven. Vroeger verkocht men enkel producten, maar vanaf de jaren ’90 stelde men de klant centraal. Dat wilde ook zeggen dat alle processen vlot moesten verlopen. Een klant dienen, betekent een goede boekhouding hebben, voldoende verkooppunten inplanten, service bieden enzovoort. Van Camp: In het verleden bestond de opvatting om een administratie te organiseren vanuit één bepaalde specifieke opdracht die uitgevoerd moet worden. Een dienst inschrijvingen was verantwoordelijk voor de inschrijving van een student, niet meer dan dat.
Van Craen: Het kon best zijn dat er beslissingen genomen werden die niet optimaal waren voor volgende stappen die gezet moesten worden. Kijk bijvoorbeeld naar de inning van inschrijvingsgelden. Wanneer er beslist werd dat je met visa, bancontact, cash of met een voorschot kon betalen, werd daarom niet noodzakelijk nagegaan wat dit betekende voor de financiële administratie. Het zijn die beslissingen die in een klassieke administratie via hokjes denken gebeuren en waarbij onvoldoende nagedacht wordt wat de impact voor andere diensten is. En dat moet juist wel gebeuren bij proces denken. Torfs: Daardoor kunnen we kijken hoe we dat proces sneller, beter en kwalitatiever kunnen laten verlopen. Welke domeinen hebben jullie binnen de administratie afgebakend? Van Craen: Er zijn er zeven: Studentenadministratie, Onderwijs, Financiën, Personeel, Research & Development, Faculteiten en Operationele diensten. Per domein werd iemand aangeduid, de zogenaamde Business Domain Managers (BDM), die vandaag op het terrein inschatten wat er moet veranderen. Van Camp: Zij moeten alle mechanismen herbekijken in functie van het globale proces: een student heeft een bepaalde interesse, wil studeren en zal uiteindelijk uitstromen als alumnus.
Interview
Torfs: We hebben de BDM’s aangesteld om de bestaande beheersprocessen te evalueren en er nieuwe op te starten. Zij worden begeleid door een externe expert ter zake die het gehele plaatje moet coördineren. Hoe hebben jullie die BDM’s gekozen? Van Craen: We hebben elk domein onder de loep genomen. Daarbij gingen we na wie op het terrein actief is en wie er met informatisering bezig is. Het probleemoplossend denken gebeurt vandaag al, alleen wordt het niet gecoördineerd. Van in het begin was duidelijk dat het mensen moesten zijn van op de werkvloer zelf. Voor de draagkracht van het project bij de rest van de personeelsleden is dat trouwens essentieel. Wat zal er voor de studenten veranderen? Torfs: Zoals elk personeelslid zullen zij kunnen inloggen op hun portaal. Ze moeten maar één keer hun username en paswoord ingeven. Vanuit die portaalsite krijgen ze alle informatie die ze nodig hebben: informatie over hun actueel programma inclusief inhouden van opleidingsonderdelen, uurroosters, eventueel verworven credits, de status van hun betalingen... We zullen evolueren naar een e-loket waarbij attesten kunnen aangevraagd worden, adreswijzigingen ingevoerd, enzovoort. Op termijn zouden studenten zelfs kunnen kiezen welke sessie van een werkcollege ze willen bijwonen. Kortom, de portal wordt een interactief loket. Wat zijn de gevolgen voor de onderzoekers? Torfs: De onderzoekers die aan een doctoraat werken, zullen zich eveneens inschrijven via het nieuwe systeem. Anderzijds hebben de onderzoekers en professoren op een uniforme manier toegang tot de studenteninformatie en kunnen zij ook gegevens toevoegen zoals examenresultaten en deliberatiegegevens. Bovendien kunnen ze eenvoudig communiceren met de
studenten over de opvolging van de masterproef of taken. Van Camp: Een onderzoeker moet aan onderzoek kunnen doen. Hij moet zo weinig mogelijk belast worden met administratieve rompslomp. Het is onze ambitie om er voor te zorgen dat academici zich zo veel mogelijk op hun onderzoekswerk kunnen concentreren. Momenteel wordt er met verschillende informaticaplatformen gewerkt. Is dat geen probleem bij een geïntegreerd systeem? Van Craen: De administratieve ondersteuning van een universiteit benader je vanuit een bedrijfsoptiek. Dit wil zeggen dat de administratie zo efficiënt mogelijk moet verlopen. Vandaar dat we moeten streven naar het gebruik van zo weinig mogelijk platformen die met elkaar geïntegreerd zijn tot één systeem. Wat gebeurt er met de huidige afdeling Administratieve Informatie Verwerking (AIV)? Van Craen: Het AIV is vandaag volledig onderbemand. Daarom worden er binnenkort zes nieuwe mensen aangeworven. Er moet in eerste instantie een inhaaloperatie gebeuren. De ondersteunende rol van de AIVinformatici verdwijnt niet, maar hun werkinhoud zal wel veranderen. Krijgen we dan een nieuw ITdepartement? Van Camp: We zullen evolueren naar een omgeving waar enorm veel informatica aanwezig is. Daarvoor hebben we een IT-departement met de juiste dimensies nodig. Van Craen: Dat IT-departement wordt in de toekomst cruciaal. Er moet een centrale helpdesk komen die er voor zorgt dat een personeelslid zijn informaticaprobleem zo snel mogelijk wordt opgelost en terug aan het werk kan, zonder daarvoor naar allerlei diensten te moeten bellen. Zijn er veranderingen op het vlak van het netwerkbeheer? Van Craen: We stellen vandaag nog
vast dat veel mensen werken met het idee van een home computer. Je slaat al je documenten lokaal op een harde schijf op en afspraken worden op de lokale outlook-applicatie gepland. Dat leidt tot risico’s inzake informatieverlies. Daarom moeten we veel meer naar een server oriented omgeving gaan waarbij de gegevens op centrale servers worden bewaard en geback-upt. Je kan er heel wat risico’s en kosten mee uitschakelen én tijd mee winnen. Wat is het kostenplaatje van heel dit project? Van Craen: Professor Torfs is nagegaan wat de marktprijzen zijn voor zowel de aankoop van de nodige software als de implementatiekost. Zo hebben we een vork kunnen bepalen waarbinnen de investeringen zich afspelen, namelijk tussen 4,5 en 11,5 miljoen euro, afhankelijk van de snelheid waarmee het nieuwe systeem geïmplementeerd wordt. Hoe zal dat gefinancierd worden? Van Craen: Het project is opgenomen in de volgende meerjarenbegroting 2008-2012. Het is dus onderdeel van een groter geheel, dat ook alles te maken heeft met het nieuwe financieringsmodel voor het hoger onderwijs dat in de steigers staat. De Vrije Universiteit Brussel zal het volgens dat nieuwe financieringsmodel in de toekomst met minder geld moeten doen. Is er dan wel ruimte voor een dergelijke investering? Van Craen: Je mag niet alleen kijken naar de overheidsmiddelen die de Vrije Universiteit Brussel op jaarbasis krijgt voor het financieren van haar recurrente werking. Door het samenvoegen van de overheidsinkomsten, eigen inkomsten en inkomsten van derden kan je een meerjarenplanning opstellen waarin wel ruimte aanwezig is om dergelijke investering te financieren. Bovendien is het uitvoeren van een meerjarenbegroting ook gelijk aan keuzes maken voor de toekomst.
Kan een onderwijsinstelling als de Vrije Universiteit Brussel het zich permitteren om niet van start te gaan met dergelijk project? Van Camp: Neen. Dan zouden we terechtkomen in een doodlopende straat. We zien dit project als een investering in de toekomst van de universiteit. Maar dat betekent dat er keuzes gemaakt moesten worden over het al dan niet aanwenden van beschikbare financiële reserves. En die keuze heeft de Raad van Bestuur gemaakt. Hoe zal de invoering van het nieuwe systeem verlopen? Torfs: Dat gebeurt zeker niet met een big bang. Op 1 september starten we een eerste fase met het oog op de inschrijvingen van nieuwe studenten voor het academiejaar 2008-2009. Tegen 1 september 2009 zou tachtig procent van alle fundamentele functionaliteiten voor het studentenbeheer operationeel moeten zijn. Van Craen: We zullen alle personeelsleden regelmatig op de hoogte houden van de evoluties. We zullen hen duidelijk maken dat het geen bedreigend project is. Vroeger werd al eens gedacht: informatica en automatiseren is gelijk aan minder jobs. Dat is hier niet de overweging. We willen er wel voor zorgen dat de nieuwe informatica de ruggengraat vormt van een goed functionerende administratie die op een efficiënte manier de studenten en ons academisch korps ondersteunt, zodat de universiteit optimaal kan functioneren.
Junior researcher
Onderzoek naar nachtrust in de hoofdstad
Slapen onder de Brusselse sterren Voor sommige mensen is slapen vermoeiend. Nachtlawaai en wegverkeer zijn voor hen de grote boosdoeners. Sandra Pirrera van de vakgroep Cognitieve en Biologische Psychologie verricht onderzoek naar het verband tussen omgevingslawaai en slaap in Brussel. Uit haar, voorlopige, onderzoeksresultaten blijkt dat de verstoring van de nachtrust serieuze gevolgen heeft voor het algemeen welbevinden van de Brusselse inwoners.
De voorbije jaren bracht het Brussels Instituut voor Milieubeheer (BIM) verschillende ‘zwarte zones’ in kaart. Mensen die in zo’n zone wonen, zijn onderhevig aan veel omgevingslawaai. Onderzoekers van de Vrije Universiteit Brussel gingen dieper in op deze problematiek en spitsten zich toe op het wegverkeerslawaai in onze hoofdstad. Sandra Pirrera is één van hen. Onder leiding van Prof. Cluydts en Prof. De Valck onderzocht ze de slaappatronen van verschillende Brusselaars. “Als je weet dat 28% van de Brusselaars hinder ondervindt van het wegverkeer, is de maatschappelijke relevantie van dit onderzoek erg groot. Het is echter een complexe materie en een grondige voorbereiding was dan ook erg belangrijk.” Zwarte zones Nadat de subsidiëring van haar onderzoek door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest rond was, ging ze op zoek naar geschikte proefpersonen. “Niet iedereen komt immers in aanmerking”, aldus Pirrera. “De kandidaten moeten wonen en werken in het Brusselse én tot een bepaalde leeftijdscategorie behoren. Slaapgedrag verandert met de leeftijd.” Uiteindelijk werden vier doelgroepen afgebakend. Twee daarvan wonen in een drukke, zogenaamde zwarte zone. Met dat verschil dat bij de ene groep die in een zwarte zone woont tijdens het onderzoek veranderingen zijn
12.
opgetreden, bijvoorbeeld door een verbeterde weginfrastructuur. De omgevingsomstandigheden voor de andere doelgroep bleven dezelfde. Een derde doelgroep bestaat uit pendelaars in het Brusselse. De vierde doelgroep woont in een rustigere zone en dient vooral als vergelijking voor de andere groepen. K-complexen Bij alle vier de doelgroepen wordt de algemene levens- en slaapkwaliteit onderzocht. Zowel de subjectieve beleving als objectieve metingen komen aan bod. Dit gebeurt met vragenlijsten, een aandachtstest en actigrafie. “Met een actigraaf, een soort polshorloge dat aan de hand van lichaamsbeweging en -temperatuur een aantal slaapparameters, bewegingen en ontwakingen registreert, kunnen we op een objectieve manier deze criteria nagaan”, legt Pirrera uit. “Elke slaap telt vier stadia. Tijdens de overgang naar de diepe slaap, het tweede stadium, treden er K-complexen op, die we goed kunnen waarnemen met een EEG (elektro-encefalogram). Als je echter gestoord wordt door lawaai, komen deze K-complexen ook tijdens de diepe slaap voor. En dat verstoort je nachtrust, waardoor je ’s ochtends vermoeid opstaat.” Een mens stopt namelijk niet met het waarnemen en verwerken van geluid wanneer hij gaat slapen. Het is dus niet omdat je niet wakker geworden bent, dat je geen hinder
hebt ondervonden van lawaai. Een volledig bewuste ontwaking is bovendien slechts het meest extreme gevolg van nachtlawaai. Stress De testen worden over een langere tijdsspanne herhaald. Daarbij wordt ook gekeken naar de invloed van veranderingen in de omgeving. Is de slaapkwaliteit hoger als er bijvoorbeeld een verbeterde weginfrastructuur werd aangelegd? Treedt er na een tijdje gewenning aan nachtlawaai op? Belangrijke vragen, want een verlaging van de slaapkwaliteit heeft gevolgen voor de levenskwaliteit in het algemeen. “Een verstoorde nachtrust genereert vermoeidheid en heeft een invloed op de gemoedstoestand”, legt Pirrera uit. “Je bent minder aandachtig en hebt meer stress. Dit zijn de secundaire effecten. Primaire effecten situeren zich eerder tijdens de nacht zelf en houden in dat je moeilijker in- of doorslaapt, vervroegd wakker wordt en je cardiovasculair systeem verstoord raakt”, gaat ze verder. Brussel woonstad “Binnen twee jaar gaan we het project nog uitbreiden”, verzekert Pirrera ons. “Voorlopig zijn het allemaal nog hypotheses, maar we willen antwoorden vinden om de beeldvorming over Brussel te nuanceren. Vaak is die bij nietBrusselaars immers vertekend.” Het Brussels Gewest en het BIM hebben
al heel wat maatregelen getroffen om de slaapkwaliteit van haar inwoners te verbeteren. Met het onderzoek aan de Vrije Universiteit Brussel wordt dieper ingegaan op het sociaal aspect. “Wij gaan na wat lawaai nu concreet met mensen doet. Brussel is een grootstad en heeft verschillende functies: een economische, een recreatieve, een sociale en een woonfunctie. Er wordt hard gewerkt om al die functies op elkaar af te stemmen, zonder dat de bewoners hun recht op rust en slaapkwaliteit verliezen. Slaaponderzoek is dan ook een topic dat enorm leeft binnen onze vakgroep. Met ons project hopen we adviezen te kunnen geven en een wetenschappelijk houvast aan te reiken voor het verdere beleid.”
De Vrije Universiteit Brussel en de Erasmushogeschool Brussel vormen samen de Universitaire Associatie Brussel. Om onze associatiepartner beter te leren kennen, reserveren we elke keer een plaatsje in Akademos
xxxxxxxx Associatie
EhB organiseert EU-congres in Brussel
Diversiteit over de grenzen heen Hoe ga je om met leerlingen uit politieke of sociale minderheidsgroepen? Hoe pas je je als leerkracht aan aan kinderen met een verschillende seksuele geaardheid? Een blinde leerkracht, kan dat? Het zijn maar enkele van de vragen die van 11 tot 24 maart aan bod kwamen op het EU Intensive Programme ‘Teaching and Diversity’.
Gastheer en organisator van dit congres was de Erasmushogeschool Brussel (EhB). Onder de deelnemers 32 studenten en docenten uit Turkije, Cyprus, de Tsjechische Republiek en Spanje. Stof genoeg dus voor een boeiende ‘diversiteitsveertiendaagse’ met leerkrachten-in-spe. ADHD Probeer je kinderen met een handicap te stimuleren om in het reguliere onderwijs les te volgen? Of schotel je hun een specifiek opleidingsprogramma voor? Het antwoord op deze vraag lijkt logisch, maar blijkt in een internationale context toch niet zo vanzelfsprekend te zijn. ,,Wij vinden het normaal dat kinderen met bijvoorbeeld ADHD of een fysieke handicap bij ons in de klas zitten, maar blijkbaar is dit in vele landen niet het geval’’, zegt Abir Ben Ahmed. Dit blijkt inderdaad het geval te zijn in de Spaanse regio Catalonië:,,Bij ons komen leerlingen met een handicap in een aparte school terecht’’, zegt Carla Marrades Badia. ,,Het is interessant te zien hoe andere landen toch verschillend omspringen met dezelfde problematiek.’’ Beide studentes volgen een lerarenopleiding, Abir aan de EhB, Carla aan de Universitat de Lleida, en binnen deze opleiding nemen ze deel aan het congres ‘Teaching and Diversity’. Samen met 5 docenten en 27 toekomstige leerkrachten uit Turkije, Cyprus, de Tsjechische Republiek en Spanje debatteren ze twee weken lang over verschillende
diversiteitsthema’s als minderheden, religie, handicaps, de digitale (gender) kloof enzovoort. Werkinstrument ,,Tijdens dit congres leggen we de deelnemers verschillende probleemcases voor. In de eerste week komen bijvoorbeeld de thema’s etnische diversiteit en religie aan bod. We starten telkens met een spreekbeurt door een specialist ter zake, waarna de studenten in kleine groepjes rond dit thema debatteren. In elke groep zitten mensen met een verschillende nationaliteit, zodat ze hun opvattingen en culturele verschillen naast elkaar kunnen leggen’’, zegt coördinatrice Angelique Baeyens. ,,Hun ervaringen en opgedane kennis moeten ze tegen het eind van het congres bundelen en in groep voorstellen. Na afloop worden deze presentaties verzameld op het teleleerplatform
Dokeos, zodat ze voor onze overige studenten, die niet aan het congres deelnemen, een werkinstrument kunnen worden.’’ Expertise De organisatie van het EU Intensive Programme lag in handen van de Erasmushogeschool Brussel. ,,Het Bureau Internationalisering van de EhB en de lerarenopleiding vroegen het Socrates/Erasmus project aan om onze studenten de kans te bieden om binnen de hogeschool in contact te komen met andere culturen. Het is voor de deelnemers bovendien de kans bij uitstek om na te gaan hoe ver andere landen staan op het vlak van diversiteit, en hoe elders met diversiteitsthema’s wordt omgesprongen. Zo kiezen sommige culturen voor integratie, anderen opteren voor differentiatie. Al zal de beste weg ook hier ongetwijfeld de gulden middenweg
zijn’’, zegt Angelique Baeyens. ,,Het is bovendien meer dan een kennismaking met de diversiteitsthema’s, het geeft ons ook de gelegenheid om onze expertise op dit vlak te delen. Zeker voor studenten van de lerarenopleiding is deze uitwisseling rond diversiteit heel belangrijk. Elke leerkracht zou namelijk op een gepaste manier moeten kunnen omgaan met diversiteit. Als alle kinderen met begrip behandeld worden, kunnen ook zij in de toekomst positief omgaan met de verschillen van de ander. Dat is het fundament van een pluralistische samenleving’’, vertelt Angelique Baeyens. ,,Voor het departement is het congres ook ideaal om onze Europese netwerken te versterken. Met uitzondering van Cyprus, zijn alle deelnemende universiteiten Erasmuspartners van de hogeschool. Heel interessant dus met het oog op toekomstige uitwisselingen.’’
13.
Onderwijs
Zorgopleidingen voor meer professionalisering
Naar een kwalitatieve gezondheidszorg De Vrije Universiteit Brussel draagt volop bij aan de toenemende professionalisering in de gezondheidssector. Met haar zorgmasteropleidingen biedt de universiteit medische professionals en andere geïnteresseerden de kans om zich op een academisch niveau bij te scholen en zo een nieuwe wending aan hun carrière te geven.
De Vrije Universiteit Brussel is altijd al een voortrekker geweest in het Vlaamse onderwijslandschap. Dat geldt ook als het over zorgopleidingen gaat. Met de bachelormasterhervorming werden deze opleidingen grondig herbekeken en vernieuwd. Vandaag kan je op de campus in Jette onder meer kiezen voor drie ‘zorgmasters’: Master in de Verpleeg- en Vroedkunde, Master in Management en Beleid van de Gezondheidszorg en de Master in Management, Zorg en Beleid van de Gerontologie. Pionier “Meer dan 20 jaar geleden zijn we begonnen met een opleiding in de gezondheidswetenschappen. Na enkele jaren kwam daar een opleiding in de gerontologie bij. De eerste en nog steeds enige in haar soort in Vlaanderen”, vertelt professor Fred Louckx, verantwoordelijke voor de opleiding Master in Management en Beleid van de Gezondheidszorg. “Met onze opleiding willen we voor een input van de sociale wetenschappen in de gezondheidszorg zorgen. We kijken wat de meerwaarde van de sociale wetenschappen is voor iemand die in de gezondheidssector werkt.” Gerontologie Met de oprichting van de Master in Management, Zorg en Beleid van de Gerontologie werd eveneens zeer toekomstgericht gedacht. De Vrije Universiteit Brussel was twintig jaar geleden de eerste die een dergelijke
14.
specialisatie aanbood en is ook vandaag nog steeds pionier op dat vlak. Professor Tony Mets: “Onze opleiding is multidisciplinair gegroeid. Aan de basis lagen wetenschappelijke disciplines zoals kinesitherapie, psychologie, agogiek en, meer geneeskundegericht, de geriatrie. In al die domeinen was er aandacht voor ouderenzorg. Wij hebben die expertise gebundeld.” Maar in de opleiding gaat het om zoveel meer dan zorg alleen. “We benaderen ouderenzorg positief. Daarbij stellen we de vraag hoe je als oudere problemen kan vermijden. Mensen denken bij ouder worden te vaak enkel aan afhankelijkheid en instellingen”, zegt Mets. Werkstudenten Een belangrijk aspect van de zorgopleidingen is dat ze zich voor een groot deel richten op werkstudenten. “Daar wordt vandaag in het onderwijsbeleid op gefocust, maar wij hebben die keuze al vele jaren geleden gemaakt”, aldus Louckx. Concreet wil dit zeggen dat de colleges ’s avonds of op zaterdagvoormiddag worden gegeven. In de opleidingen draait het om wetenschappelijk onderbouwd onderwijs en onderzoek, maar ze zijn ook zeer praktijkgericht. De studenten vragen immers om die praktische toepassing. Ze hebben vaak zelf al een ruime beroepsbagage en willen daarom werken met heel praktische en relevante onderwerpen. Louckx: “De studenten tillen je als docent naar een hoger niveau, omdat ze die praktijkervaring hebben.”
Beleidsfuncties Zowel de opleiding in de Gezondheidszorg als die in de Gerontologie wil de studenten voorbereiden op beleidsfuncties in de sector. “We willen een breed gamma van mensen bereiken die in een leidinggevende functie willen terechtkomen in de gezondheidssector in de brede betekenis van het woord. Dat zijn verpleegkundigen, maar ook maatschappelijk werkers, psychologen en soms een arts. De meeste van onze studenten zijn inderdaad verpleegkundigen die in de klinische praktijk geconfronteerd worden met een vlakke loopbaan. Zij willen niet alleen hun kennis verruimen, maar ook promotie maken”, weet Louckx. En dat een dergelijk diploma daarbij helpt is duidelijk. Louckx: “Uit een enquête bij onze afgestudeerden blijkt dat nagenoeg iedereen dankzij het diploma promotie heeft gemaakt of een nieuwe job heeft gevonden. Dat is het mooiste compliment. De arbeidsmarkt absorbeert onze diploma’s wel degelijk.” Intense begeleiding Je hebt dus geen klinische achtergrond nodig om aan de opleiding te beginnen. “Inderdaad, ook een
architect of een jurist, kunnen wij opleiden tot een ouderenspecialist. Daarom starten we met een zeer breed programma in het schakeljaar waar we de mensen die vakken aanbieden die ze nodig hebben om mee te zijn”, vertelt Mets. Louckx: “Die flexibiliteit en intense begeleiding is net één van onze troeven. We werken met groepen van een 25 tot 30 mensen. Die kan je dus heel goed begeleiden.” Bij die begeleiding van de studenten wordt gebruik gemaakt van moderne onderwijsvormen zoals elektronische portfolio’s en nieuwe vormen van evaluatie. Dat is vooral voor werkstudenten, die niet hele dagen op de campus rondlopen, heel handig. “Die studenten hebben flexibiliteit nodig en die wordt hen ook geboden.” Dat de opleiding ook voor mensen zonder medische achtergrond openstaat, kan je ook zien aan de overstapmogelijkheden die binnen de faculteit Economische, Politieke en Sociale wetenschappen werden gecreëerd. Zo kan je bijvoorbeeld in de bacheloropleiding Sociologie kiezen voor een minor van 30 studiepunten die er voor zorgt dat je na het behalen van je bachelordiploma rechtsreeks kan doorstromen naar een zorgmaster.
Onderzoek xxxxxxxx
“Uitzwermen biedt een pak voordelen” Er is aan de Vlaamse universiteiten (te)veel inteelt. Vlaams minister van Wetenschap en Innovatie Fientje Moerman wil dat de universiteiten zich openstellen voor ‘nieuw bloed’. In het kader van haar Hersentoer, een rondgang langs Vlaamse onderzoeksinstellingen, debatteerde de minister met onderzoekers van de Universitaire Associatie Brussel en de Katholieke Universiteit Brussel. Professor Philippe Claeys hamerde tijdens de sessie op het belang van ‘mobiele vorsers’.
Prof. Philippe Claeys is sinds 2001 verbonden aan de vakgroep Geologie van de Vrije Universiteit Brussel. Daarvoor vertoefde hij liefst 15 jaar in het buitenland en behaalde onder meer een doctoraat in de Verenigde Staten. Hij benadrukte tijdens de sessie het belang van zo’n buitenlandse ervaring. “Het is jammer dat zo weinig academici een dergelijk parcours ambiëren”, vindt Claeys. “Aan de Vrije Universiteit Brussel heeft 78% van de professoren een diploma van de Vrije Universiteit Brussel en maar liefst 84% van de assistenten komt uit de eigen rangen. De andere Vlaamse uniefs zijn in hetzelfde bedje ziek.
Ook de andere Vlaamse uniefs zijn in hetzelfde bedje ziek. Hierdoor loop je het risico op “gekloonde vorsers” doordat er te weinig vers bloed van buiten komt.” De meeste buitenlandse ervaringen van onderzoekers blijven beperkt tot enkele maanden, maar dat volstaat niet volgens Claeys. “Mobiliteit is meer dan 3 tot 6 maanden verblijven in het buitenland. Er is een enorm verschil tussen ‘een bezoeker’ in een labo en een echte ‘actieve medewerker. Je hebt tijd nodig om de andere onderzoeksfilosofie te leren en sterke en lange termijncontacten te ontwikkelen met lokale vorsers.”
“Wat een onderzoeker leert tijdens een lang verblijf in het buitenland zal hij/zij nooit leren als hij/zij hier blijft werken in hetzelfde lab waar hij het doctoraat aflegde. Met andere woorden; de leercurve is altijd sneller als je vaak van plaats verandert.” Maar universiteiten zien hun beste vorsers nu eenmaal niet graag vertrekken. Toch levert dat uitzwermen volgens Claeys meer voor- dan nadelen op. “Door topvorsers naar het buitenland te sturen, stijgt ook de reputatie van de Vrije Universiteit Brussel met het gevolg dat ook buitenlandse topvorsers naar hier zullen komen als postdoc. Dit
betekent dus geen verlies voor de instelling. Integendeel.” In het onderzoeksbeleidsplan van de Vrije Universiteit Brussel 2006-2011 staan verschillende initiatieven die onderzoekers meer van werkplek moeten doen veranderen. Eén van die maatregelen betreft het in rekening brengen van de relevante dienstjaren die een onderzoeker doorbrengt aan een andere universiteit. Ook de vacatures voor senior vorsers zullen internationaler verspreid worden. Daarenboven zal de beoordeling van onderzoeksactoren, -projecten en -kwaliteit nog meer dan in het verleden gebeuren door buitenlandse collega-onderzoekers.
Alumni Q&A
Bedrijfsleider Jos Sluys • Leeftijd 43 jaar • Diploma behaald aan de Vrije Universiteit Brussel Burgerlijk werktuigkundig en Elektrotechnisch Ingenieur (1986) • Beroep CEO van ARINSO (oorspronkelijke naam Argus Integrated Solutions), een bedrijf dat Human Resources dienstverlening biedt. • Meest opmerkelijke studententijdmoment Met de elektrisch aangedreven autootjes van professor Magetto door de stad Brussel rijden • Eerste job na het behalen van mijn diploma Co-Packing Manager Iglo-Ola • Beste karaktereigenschap gescherpt aan de Vrije Universiteit Brussel: Mijn kritische en rationele ingesteldheid. Twee eigenschappen die niet alleen in de wetenschap, maar ook in het bedrijfsleven razend belangrijk blijven.
• Redelijk eigenzinnigheidsfactor Ik richtte ARINSO in 1994 zelf op en bouwde het van een louter Belgische bedrijf uit tot een groep die actief is in 26 landen en meer dan 2500 medewerkers telt. (ARINSO werd onlangs overgenomen door het Britse Northgate Information Solutions, red.) • Meest memorabele professionele gebeurtenis De beursintroductie van ARINSO in 2000 • Minst memorabele professionele gebeurtenis De dag na die beursintroductie. (De koers van het ARINSO-aandeel klapte in mekaar, red.) en de vier keer dat ik het podium in de verkiezing ‘Onderneming van het Jaar’ haalde, zonder echter ooit verkozen te worden. • Meest memorabele persoonlijk moment In alle eerlijkheid? De geboorte van mijn drie kinderen. • Favoriete vrije tijdverdrijf Sporten en basketbal gaan kijken
• De droom die ik nog wil nastreven Een bijdrage leveren aan de maatschappij • Studeren in Brussel is Best leuk
15.
Hoe universitaire spin-offs ontstaan
Tussen droom en daad: onderzoekers ondernemen Hoe ontstaat een universitaire spin-off eigenlijk en wie zijn de onderzoekers die hun dromen omzetten in daden? Waar wordt de kiem gelegd voor ondernemerschap? Waar zoek en vind je steun in de aanloopfase tot het oprichten van een bedrijf? Deze en andere vragen legden we voor aan een panel van ervaringsdeskundigen.
Pieter Soens werkt in het Labo voor Digitale Spraak en Audio Bewerking en Ronald Van Ham is actief in de Robotica & Multibody Mechanica onderzoeksgroep, beiden gefinancierd door ‘Spin-off in Brussels’ (SOIB), een initiatief van het Brussels gewest. Ze werken respectievelijk rond spraakmodificatie en revalidatierobots. Onze derde gesprekspartner Thomas Crispeels begeleidt studentenondernemingen en werkt mee aan het onderwijsproject ‘Technologisch Ondernemen’ van de vakgroep Bedrijfseconomie dat in een aantal masteropleidingen wordt geïmplementeerd. Op welke manier groeide het idee om jullie onderzoek te valoriseren en wat is uiteindelijk de doorslaggevende factor om een bedrijf op te richten ? Pieter Soens: Bij ons rijpt dit idee al geruime tijd. De onderzoeksgroep heeft een jarenlange ervaring op het gebied van spraakmodificatie. Na een screening werden 2 kernactiviteiten weerhouden voor valorisatie: het tijdschalen van spraak en audio, en de automatische postsynchronisatie voor film en televisie. Na 3 jaar vervolgonderzoek is de technologie nu veel ‘volwassener’ geworden. Het SOIBproject geeft ons nu de kans om de technologie volledig marktrijp te maken en de strategische markten, klanten, partners en financiers te identificeren om uiteindelijk een
16.
businessplan op te stellen dat moet leiden tot de succesvolle oprichting van een spin-off. Ronald Van Ham: Binnen het onderzoek op onze dienst zijn er twee grote fasen te onderscheiden. Een eerste vrij fundamentele fase, waarbij de ondersteunende technologieën werden uitgewerkt, denk maar aan de pneumatische spieren en de stappende robots Lucy en Veronica. De volgende fase is het toepassen van deze technologieën in meer marktgerichte toepassingen, zoals een staprevalidatierobot en een enkel-voet prothese. Aangezien dit binnen een onderzoekskader gebeurt, zijn dit uiteraard prototypen die nog niet marktklaar zijn, maar wel marktpotentieel hebben. Het zou dom zijn om op dit moment niet reeds de 3de fase te starten: de prototypen marktklaar maken en nagaan welke features of eigenschappen de markt vraagt of kan gebruiken. Dit om uiteindelijk de spin-off te kunnen opstarten. Crispeels: Als student heb ik een mini-onderneming opgericht. Wij vertrokken vanuit een volledig ander uitgangspunt. Er zijn uiteraard geen jaren onderzoek aan voorafgegaan. Wij wilden een gezelschapsspel over wielrennen op de markt brengen, maar bij de distributie ervan is het fout gelopen. Achteraf kan je dit analyseren vanuit de risicoloze luxepositie die je als student-ondernemer hebt. Vooral het toetsen aan de markt was enorm verrijkend.
Wat is jullie persoonlijke drijfveer om in het ondernemerschap te stappen? Soens: Bij mij is dat eerder door omstandigheden gebeurd, omwille van de vooruitgang binnen het onderzoek naar postsynchronisatie. Bovendien is er maar één speler op deze nichemarkt binnen de filmwereld en zijn er bij de software die zij aanbieden veel problemen. Tijdens mijn eindwerk en de daarop volgende jaren zijn de voornaamste problemen weggewerkt. Een logisch vervolg is valorisatie. Ik ben drie à
Ronald Van Ham, Thomas Crispeels en Pieter Soens
vier jaar puur technologisch bezig en uiteindelijk wil je dat niet in de kast stoppen, maar ook gevaloriseerd zien. Ik wil ook altijd betrokken blijven bij het innovatieve technologische onderzoek van deze toepassingen. Van Ham: Ik heb ondertussen al enkele jaren onderzoek gedaan, wat ook zeker zijn charmes heeft, maar uiteindelijk is het toch prachtig als je zelf een economische finaliteit kan geven aan onderzoek. Een spinoff is een mooie kans om enerzijds met hi-tech bezig te blijven en
Interview
anderzijds de bedrijfswereld in te stappen. Ik ben al met veel mensen in contact geweest die onze ideeën en ontwerpen fantastisch vonden en dat stimuleert natuurlijk ook om de stap naar het ondernemerschap te zetten. Wat is cruciaal bij het opstarten van een bedrijf ? Soens: Eerst dienen er uiteraard één en liefst meerdere goede en innovatieve ideeën te zijn. Het is ook van groot belang om je toekomstige potentiële klanten te kennen. Die kan je proberen te identificeren via een marktstudie of door met die potentiële klanten, investeerders of concurrenten te praten. Op die manier zal je concreet gestalte kunnen geven aan je idee en het eventueel bijsturen of aanpassen. Verder zijn een gemotiveerd en competent team en een degelijk business plan waaruit de haalbaarheid van het project en de eraan verbonden risico’s blijken, cruciaal. Crispeels: Volgens mij zijn er twee essentiële zaken; het idee op zich, nl. de technologie, het product of de dienst, en het team. Iets innovatiefs of nieuws hoeft op zich niet, misschien is het gemak-
kelijker om een markt te betreden waar al enkele spelers zijn en waar het team dan de cruciale factor wordt. Het team moet complementair zijn wat technologische kennis en commerciële zaken betreft. Zeer belangrijk is ook een goede verstandhouding binnen het team. Uit een studie van onze vakgroep is gebleken dat teams die elkaar reeds kenden voor het oprichten van een onderneming en een affectieve band hebben meer regelmatige groei kennen dan teams waarbij dit niet het geval is. Belangrijk is dat het idee bij de teamleden gezamenlijk gerijpt is en dat ze organisch groeien naar een onderneming. Bij problemen komt de band onder stress te staan. Bij een affectieve band kan je daar als groep beter mee omgaan. Van Ham: Naast het team en een goed idee of product, is kennis van de markt en van de andere spelers ook zeer belangrijk. Een van de moeilijkste zaken is het correct inschatten van de markt. Bij mijn project zijn er een heel aantal onderzoeksgroepen bezig met research in dezelfde richting, wat duidelijk duidt op marktpotentieel. In welke voorbereidende fase tot het oprichten van een onderneming bevinden jullie zich nu ? Soens: Op dit moment zijn we bezig met de technische analyse. Bij de start van het project hebben wij eerst een lijst proberen op te stellen met mogelijke producten/diensten die vanuit onze onderzoeksgroep in aanmerking kunnen komen binnen het kader van een spin-off. Voor elk van de mogelijke toepassingen die we voor ogen hebben, onderzoeken we nu eerst de ‘freedom-to-operate’ (FTO). Dit is nodig om het risico op inbreuk op de intellectuele eigendomsrechten van concurrerende bedrijven te minimaliseren. Voor de toepassing van post-synchronisatie is het bepalen van de FTO relatief eenvoudig, omdat er eigenlijk maar één bedrijf actief is in dit domein. Om onze technologie te beschermen tegen het reeds bestaande octrooi vragen we daarom zelf een octrooi aan, dat
momenteel onderzocht wordt op de drie noodzakelijke voorwaarden: nieuwheid, inventiviteit en industriële toepasbaarheid. Van Ham: Het project is nog maar recent gestart. Momenteel zijn we bezig om één van de prototypen marktklaar te maken en een eerste marktstudie uit te voeren. Besteedt men het financieel en ondernemingsplan best uit aan gespecialiseerde consulenten of houdt men dit beter volledig zelf in handen? Van Ham: Het zelf in handen houden lijkt me evident, omdat dit de basis is van de onderneming. Het is essentieel als ondernemer te weten welke richting je uit wil en goed de mogelijke problemen te kunnen inschatten. Uiteraard gebeurt dit best met hulp van mensen die er ervaring mee hebben. Crispeels: Zeker in dergelijke gespecialiseerde sectoren zoals postsynchronisatie denk ik dat je niet kan uitbesteden aan een consultancybureau. Je kan wel iemand met ervaring binnen die markt aantrekken. Van Ham: Een mogelijkheid is samenwerking met het BI3-fonds (Brussels Imagination, Innovation & Incubation) van de Vrije Universiteit Brussel voor dit aspect. Soens: Wij hebben een nauwe samenwerking met de Technology
Transfer Interface: deze valorisatiecel is de schakel tussen de universiteit en de industrie en helpt ons in alle fasen van samenwerking met de bedrijfswereld. Ook is Peter Helfet - oprichter van de ETRO-LAMI spin-off ECQOLOGIC - als peter van ons project nauw betrokken bij het economisch valorisatietraject. Verder is er via Marc Goldchstein samenwerking met de Solvay school voor handelsingenieurs via het project ‘Technologisch Ondernemen’ dat hij coördineert: studenten handelsingenieur kunnen ons helpen bij ons marktonderzoek. Hebben jullie al gehoord van de Starterseminaries ? Crispeels: De Starterseminaries lijken me heel interessant voor iedereen die speelt met het idee om een bedrijf op te starten. Bij het onderwijsproject Technologisch Ondernemen daarentegen zit de cursus verweven in de masteropleiding van de studenten en moet je examen afleggen. Van Ham: Ik heb ze ooit gevolgd, puur uit interesse. Toen werd de kiem gelegd. Nu ga ik ze opnieuw volgen als toekomstige ondernemer. Soens: Ik weet het nog niet maar kom waarschijnlijk wel al mijn licht opsteken op de kick-off op 4 oktober.
Starterseminaries Marketingstrategie, financiering, boekhouding, ondernemingsplan, ... Het zijn slechts enkele van de thema’s die aan bod komen tijdens de Starterseminaries van de Vrije Universiteit Brussel. Deze richten zich naar studenten, doctorandi, pas afgestudeerden, vorsers, professoren, die hun licht willen opsteken over ondernemerschap, alsook naar potentiële starters die reeds verder staan in hun plannen om een eigen bedrijf of een universitaire spin-off op te richten. De seminaries gaan telkens door op de Campus in Etterbeek op donderdagavond van 18u30 tot 20u30 tijdens het eerste trimester van het academiejaar 2007-2008 en gaan van start met een gratis kick-off event op donderdag 4 oktober. Meer informatie en inschrijvingen: www.vub.ac.be/infovoor/onderzoekers/startersseminaries.html#idee of via alenaga@vub.ac.be en +32 (0)2 629 38 47 - 22 07
17.
Activiteitenverslag
Activiteitenverslag 2006 nu beschikbaar
Een jaar in het leven van de universiteit In 2006 besteedden bedrijven en overheid zo’n 68 miljoen euro aan onderzoek van de Vrije Universiteit Brussel. De universiteit richtte twee prestigieuze Europese Erasmus Mundusopleidingen in (de Europese Unie weerhield slechts 17% van alle ingediende Europese voorstellen). En we zijn de snelst stijgende universiteit op de wereldranglijst van The Times. Dat wist u allemaal nog niet? Hoog tijd om het activiteitenverslag van de Vrije Universiteit Brussel eens ter hand te nemen.
Het activiteitenverslag van de Vrije Universiteit Brussel, editie 2006, staat stil bij het werk dat haar personeel het afgelopen jaar op vlak van onderwijs, onderzoek en studentenbeleid heeft verzet. Ook wordt er teruggeblikt op een aantal belangrijke momenten zoals het bezoek van Koning Albert II, het eredoctoraat voor Sonia Ghandi en de start van de eerste China Studies postgraduaten. Enkele cijfers De Vrije Universiteit Brussel is gelegen op twee campussen van in totaal 59 hectare en met 327.000 m² aan gebouwenoppervlakte (bureaus, laboratoria, aula’s en leslokalen). Niet alleen studenten van de Vrije Universiteit Brussel, maar ook die van het Vesalius College, het Instituut voor Volwassenenonderwijs en het Instituut voor Permanente Vorming maken gebruik van deze infrastructuur. Een dagelijkse ‘flow’ van zo’n 16.000 studenten. De Vrije Universiteit Brussel telt 2.582 personeelsleden. 52% van haar personeelsleden wordt met overheidsgeld (werking), 48% wordt via andere financieringsbronnen (onder meer onderzoeksgelden) betaald. Het Universitair Ziekenhuis van de Vrije Universiteit Brussel stelt 2.875 personeelsleden te werk. De stroom aan consultaties, hospitalisaties (in
18.
één van de 700 bedden) en spoedgevallenopvang bedraagt ruim 400.000 per jaar. In totaal biedt de Vrije Universiteit Brussel 132 opleidingen (28 bachelors, 62 masters en 42 masternamasters) aan, waarvan 27 Engelstalig. Daarnaast werden in 2006 59 (kortlopende) postacademische vormingen voor professionals ingericht. Hoge score De Vrije Universiteit Brussel staat, in de universiteitenranglijst van The Times als eerste Vlaamse universiteit, na de KULeuven vermeld. De helft van het resultaat van de ranking van The Times is gebaseerd op een rondvraag bij 3700 academici in de wereld die de top-30 van universiteiten in hun vakgebied moesten opstellen. En daar stond de Vrije Universiteit Brussel veelvuldig tussen. Ook de jonge generatie staat klaar. Dat blijkt uit de hoge scores die onderzoekers van de Vrije Universiteit Brussel halen bij de competitie om de IWT-gelden (Instituut voor de aanmoediging van Innovatie door Wetenschap en Technologie). De dossiers die hiervoor worden ingediend worden gescreend door externen, veelal mensen uit de industrie. Al twee jaar op rij noteert de Vrije Universiteit Brussel het hoogste slagingspercentage in deze competitie.
Jaarverslag Vrije Universiteit Brussel
Momenten uit 2006
Momenten uit 2006 Mede-oprichter Vrije Universiteit Brussel overleden Op 8 januari 2006 overleed Prof. Dr. Emeritus Frans De Pauw. Hij was één van de oprichters van de Vrije Universiteit Brussel, medeoprichter van het Universitair Ziekenhuis Brussel en onder andere decaan van de faculteit Recht en Criminologie. Frans De Pauw stierf op 76-jarige leeftijd.
Eredoctoraat voor Sonia Gandhi De Indiase politica Sonia Gandhi kreeg omwille van haar uitzonderlijke verdiensten op 11 november 2006 een eredoctoraat. Gandhi is in India voorzitster van de regerende Congrespartij en daarmee de machtigste vrouw van het land. Als verdedigster van de fundamenten van een seculiere staat en vechter tegen armoede belichaamt ze voor een deel de erfenis van Mahatma Gandhi. Ze heeft een diep geloof in een multiculturele en verdraagzame samenleving met integere politici.
Koning Albert II bezoekt de Vrije Universiteit Brussel
Rectoraatsgebouw als architecturele parel In het kader van de Open monumentendagen publiceerde de Vrije Universiteit Brussel een boekje over het Rectoraats- en Administratiegebouw dat in 1971 werd ontworpen door architect Renaat Braem. “Omdat de architectuur en het uitzonderlijke karakter van dit gebouw uitdrukking geven aan de normen en waarden waar de Vrije Universiteit Brussel voor staat”, aldus rector Benjamin Van Camp. De publicatie vertelt het verhaal van het ‘Gebouw M’ en haar architect en is geïllustreerd met veel foto’s en originele schetsen en ontwerpen. Het boekje, waarvan een Nederlandse, een Franse en Engelse uitgave werden gepubliceerd, is ook online beschikbaar op www.vub.ac.be/downloads/GebouwM-NL.pdf. De universiteit heeft ondertussen een aanvraag tot bescherming van het gebouw ingediend.
Op 7 maart 2006 bracht Z.K.H. Albert II een bezoek aan de Vrije Universiteit Brussel. Verschillende professoren en onderzoekers informeerden de koning over een vijftal onderzoeksprojecten waarbij multiculturaliteit en meertaligheid centraal staan. Nadien kreeg Koning Albert II een rondleiding in het laboratorium ‘Robotica & Artificiële Intelligentie’. Dat de vorst een grote belangstelling toonde voor de onderwijs- en onderzoeksprojecten van de Vrije Universiteit Brussel bleek uit zijn boodschap uitgesproken op de Nationale feestdag van 21 juli 2006. Daarin verwees hij expliciet naar één van de onderzoeksprojecten rond meertaligheid.
Trefcentrum Y’ ingrijpend gerenoveerd De culturele ontmoetingsplaats van de Vrije Universiteit Brussel werd met de steun van de Vlaamse Gemeenschap en de Vlaamse Gemeenschapscommissie grondig gerenoveerd. Op 22 mei 2006 heropende het Trefcentrum Y’ zijn deuren. Een van de opvallendste vernieuwingen betreft de tentoonstellingsruimte, die groter en zichtbaarder werd. Het Trefcentrum Y’ herbergt het KultuurKaffee, de GalerY’ (waar ruimte is voor tentoonstellingen, creatieve ateliers enzovoort) en de administratie van de Dienst Cultuur.
18
19
Jaarverslag Vrije Universiteit Brussel
Vrije Universiteit Brussel in de media
Vrije Universiteit Brussel in de media De grote hartspecialist komt naar Jette “Dit is een meervoudige uitdaging. Ik krijg de uitzonderlijke kans om te starten met een geheel nieuw team. Allemaal mensen met wilskracht en de neuzen staan in dezelfde richting. De ligging van de Vrije Universiteit Brussel is ook aantrekkelijk. Met Brussel zit je in het hart van Europa. (…) De Vrije Universiteit Brussel was het afgelopen jaar de snelste stijger op de wereldranking van de universiteiten. Ik denk dat we hier nu genoeg grijze materie samenbrengen om alles tot een ontploffing te brengen!”, aldus cardioloog Pedro Brugada.
China in de wereld China is het alomtegenwoordige succesverhaal in de economische berichtgeving van de jaren 2000. Maar bijna nooit hoor je de vragen stellen die Gustaaf Geeraerts en Jonathan Holslag in hun boek Macht of mythe? Achter de schermen van het Chinese groeimirakel beantwoorden. Als de blinde vlekken dan toch ingekleurd worden, verdwijnt de jasmijngeur en maneschijn, en keert de realiteit met haar fricties, bedreigingen en historisch gewicht terug – ook voor China. MO, 14 november 2006
De Morgen, 23 december 2006
Jong, arm en dik
We moeten elkaar helpen
De Westerse economie blijft haar consumptiegewoonten exporteren naar de ontwikkelingslanden, zegt professor Daniël Pipeleers van de Vrije Universiteit Brussel. “Men is bezig diabetes, samen met de flatscreens, in te voeren in die landen.”
Ooit was het een minionderneming van enkele Brusselse studenten die oude computers opknappen en schenken aan Afrika. Gisteren ontving de Zuid-Afrikaanse Nobelprijswinnaar Desmund Tutu het 30.000ste exemplaar. Het Nieuwsblad, 17 november 2006
MO, 14 november 2006
Belgen helderen fenomeen hiv-immune prostituees op Wij maken het warmer Vlaanderen herbergt enkele klimaatwetenschappers die toponderzoek uitvoeren, en een abonnement lijken te hebben op bijdragen aan de grote vakbladen Nature en Science. Geograaf Philippe Huybrechts van de Vrije Universiteit Brussel exploreert de mogelijkheden die ijs biedt om klimaatschommelingen in kaart te brengen.
Afrikaanse prostituees die onbeschermd seks hebben met seropositieve mannen en toch niet besmet raken met hiv fascineren aidsexperts al jaren. Onderzoekers van het Tropisch Instituut en de Vrije Universiteit Brussel helderen het fenomeen stilaan op. “Het aangeboren immuunsysteem is belangrijk.” De Morgen, 6 november 2006
Knack, 15 november 2006
14
15
Wilt u het allemaal eens rustig nalezen, vraag dan het fraai uitgegeven Activiteitenverslag 2006 van de Vrije Universiteit Brussel aan bij de dienst Interne en Externe Communicatie: ieco@vub.ac.be.
Personalia
• Professor dr. Caroline Pauwels, vakgroepvoorzitter Communicatiewetenschappen, maakt deel uit van de Raad van Bestuur van de VRT. Voordien was Pauwels actief in de Vlaamse Regulator Media (VRM), opvolger van het Vlaams Commissariaat voor de Media (VCM), en het Vlaams Audiovisueel Fonds (VAF). • Dr. Vu Thi Minh Nguyet, onderzoekster van het Research Institute of Geology and Mineral Resources (Hanoi, Vietnam) behaalde in 2006 haar doctoraat aan de faculteit Ingenieurswetenschappen. Voor haar doctoraatsthesis met als titel ‘Hydrogeological characterization and groundwater protection of tropical mountainous Karst areas in NW Vietnam’ krijgt ze de Development Cooperation Prize in de categorie onderzoekers uitgereikt door het Koninklijk Museum voor Midden Afrika. • Topsportstudent judo Dirk Van Tichelt (Lichamelijke Opvoeding) werd door BLOSO een contract aangeboden als topsporter/student. Ook judoka Katrien Verheeke (alumnus Lichamelijke Opvoeding) kreeg van BLOSO een contract als profatleet. • Prof. Dr. Jean-Pierre De Greve, van de vakgroep Natuurkunde, werd door de Internationale Astronomische Unie (IAU) aangesteld als directeur van de jaarlijkse International School for Young Astronomers (ISYA), het postgraduaat programma van de IAU. • Dr. ir. Wendy Van Moer en dr. ir. Gerd Vandersteen, beiden van de vakgroep Elektriciteit (ELEC) worden senior lid van het IEEE (Institution of Electrical and Electronic Engineers). Met circa 365.000 leden in 150 landen is de IEEE ‘s werelds grootste vereniging van professionals zoals ingenieurs, wetenschappers, wiskundigen, informatici, fysici, etc. • Prof. Daniel Pipeleers, dr. Bart Keymeulen en dr. Zhidong Ling, allen van de faculteit Geneeskunde en Farmacie, (JDRF Center for Beta Cell Therapy in Diabetes) ontvingen eind maart de Bial Merit Award in Medical Sciences uit handen van de Portugese president Cavaco Silva. Daarmee krijgt dit onderzoeksteam erkenning voor haar werk rond beta cellen en onder meer de toepassing ervan in diabetesonderzoek. • Topsportstudente Corinne Van Hombeeck behaalde samen met haar 18- en 15-jarige partners een uitstekende vierde plaats in de groepsdiscipline tijdens de Wereldbeker Acrogym, na de Wereldspelen de belangrijkste competitie voor deze niet-Olympische sportdiscipline. • Het BEST-team (Board of European Students of Technology) van de Vrije Universiteit Brussel behaalde een tweede plaats, na het team van de UCL (Louvain-La-Neuve), op de nationale finale van de eerste Belgian BEST Engineering Competition (beBEC).
COLOFON REDACTIE Sandra Van Maurik Jeroen De Samblancx Raf Van Dyck Katrien Verheecke Thomas Mels EINDREDACTIE Thomas Mels
• Student SĂŠbastien Devos is na de eerste editie van de Knack Quizard bekroond tot de slimste student van BelgiĂŤ. Lene Hardy, eveneens student aan de Vrije Universiteit Brussel, was derde. • Prof. Frank Deconinck, van de vakgroep Medische beeldvorming en fysische wetenschappen, werd op initiatief van de Franse senaat benoemd tot internationaal expert bij het Office Parlementaire d’Êvaluation des Choix scientifiques et technologiques (OPECST) – Commission nationale d’Êvaluation de l’Êtat d’avancement des recherches relatives Ă la gestion des matières et dĂŠchets radioactifs (CNE). • Patrick De Maeseneire, van opleiding handelsingenieur aan de Vrije Universiteit Brussel en de ceo van chocoladeproducent Barry Callebaut, is gelauwerd als zevende laureaat van de Vlerick Award. • Prof. Katia Segers werd onlangs benoemd tot voorzitster van de Adviescommissie Kunsten, waarvan ze tot nu toe al lid was. • AurĂŠlie CrabbĂŠ die momenteel doctoreert bij het Departement Moleculaire en Cellulaire interacties krijgt via de Koning Boudewijnstichting een Henri Benedictus Fellowship. Het Henri Benedictus Fonds kent beurzen toe om de opleiding van ingenieurs en geneesheren aan te moedigen, op het vlak van biomedische engineering aan universiteiten of onderzoeksinstellingen in de Verenigde Staten. • Stefan Magez, VIB-onderzoeker verbonden aan de Vrije Universiteit Brussel, ontvangt de MERIAL-Award voor Parasitologie. • Onder leiding van prof. Karin Vanderkerken trokken studenten van de Biomedische Wetenschappen naar de Maastricht Medical Students Research Conference. Twee ervan mochten daar een prijs ontvangen. Inge Neels kreeg de prijs voor de beste posterpresentatie en Miguel Lemaire ontving de publieksprijs voor de beste poster. • Ir. Innes Vanderniepen ontving voor haar afstudeerwerk “ALTACRO, mechanisch design van een staprevalidatierobotâ€? het certificaat “Laureaat Biomedisch Genootschap 2006â€? van het K.V.I.V. Genootschap Biomedische Techniek en Gezondheidszorg. • Koen Nevens van de vakgroepen Metajuridica (JURI) en Sociaal Recht (SORE), werd met zijn bijdrage “Arbeidsrechtelijke bescherming van gedetineerden die gevangenisarbeid verrichtenâ€? verkozen tot laureaat van de Juan Vives-prijs 2007 • Prof. Michel Bartosik van de vakgroep Taal- en Letterkunde (TALK) ontving voor zijn dichtbundel ‘Geschreven familie’ de Provinciale prijs voor letterkunde 2006 voor een verzenbundel (periode 2003-2006).
OPMAAK EN DRUK Erasmus drukkerij Gedrukt met plantaardige inkten op 100% gerecycleerd papier
FOTO’S Thomas Mels Katrien Verheecke Alena Aga
VERLEENDEN VERDER HUN MEDEWERKING Alena Aga ValĂŠry De Smet Veerle Magits
REDACTIESECRETARIAAT
Myriam De Pelseneer Dienst Interne en Externe Communicatie Pleinlaan 2 – B –1050 Brussel Tel.: +32 (0)2 629 21 34 Fax: +32 (0)2 629 12 10 E-mail: ieco@vub.ac.be Web: www.vub.ac.be
Wilt u Akademos thuis ontvangen, laat ons iets weten. Verantwoordelijke Uitgever Prof. Dr. Benjamin Van Camp, Rector Vrije Universiteit Brussel Pleinlaan 2 B – 1050 Brussel
3PONSOR DE TOEKOMST -EER WETEN OVER FUNDRAISING KIJK OP DE WEBSITE WWW VUB AC BE INFOOVER FUNDRAISING 19.
Redelijk eigenzinnig Inschrijvingen Studeren is meer dan kennis absorberen. Studeren is ook jezelf ontplooien en je eigen(zinnige) mening vormen. Door discussies aan te gaan met studenten uit andere studierichtingen bijvoorbeeld, die allemaal op dezelfde campus zitten. Of door Brussel - de meest opwindende stad van het land - in te trekken. De Vrije Universiteit Brussel stimuleert je zelfstandigheid, verruimt je blik en ontwikkelt je kritische geest.
Meer info: www.vub.ac.be Knack-A4 update.indd 1
2 juli t.e.m. 13 juli 2007 16 augustus t.e.m. 31 oktober 2007
Infozaterdag 1 september 2007 10u00 - 16u00 Campus Jette voor alle medische opleidingen / Campus Etterbeek voor alle andere opleidingen
24-05-2007 10:57:30