I.O. nr. 5, juni 2012

Page 1

iO Magazine van het iOO juni 2012

interview Albert Scherpbier

‘Geneeskundigen hebben gevoel voor onderwijs, maar niet iedereen is een goede docent’

achtergrond Nieuwe beroepS­ profieleN

verpleegkundigen

essay project­ mANAgemeNt, eeN zorg?

Bloedverwanten Etnische diversiteit in de medische praktijk


2 02

i.O. Magazine van het IOO JUNi 2012

Door wilma miK Foto merliJn doomerniK

de superstudent MARLEEN VAN GERVEN (31) VIERDEJAARS HBOVERPLEEGKUNDE VUMC AMSTEL ACADEMIE

‘HBO­V­ers hebben de toekomst’

‘I

k word helemaal blij van verpleegkundig onderzoek. Op de afdeling vaat- en longchirurgie viel het me op dat patiënten na een longoperatie heel veel pijn hebben. Ik ben toen mijn afstudeeronderzoek gaan doen over de kwaliteit van postoperatief pijnmanagement. Daar is een advies uitgerold om die kwaliteit te verbeteren en een verpleegkundig instrument om de effectiviteit te ondersteunen. Alleen al door het in kaart brengen van de samenwerking worden knelpunten heel inzichtelijk. Vaak zijn oplossingen

zo simpel! Verpleegkundig onderzoek verdient meer aandacht. Denk aan innovatie, kwaliteit, of hoe de zorg efficiënter kan. Inzichten daarover hebben we voor de toekomst hard nodig. Veel voldoening haal ik ook uit de patiëntenzorg. Als verpleegkundige sta je heel dicht bij de patiënt in een moeilijke periode. Dan kun je echt het verschil maken. Ik ben ervan overtuigd dat HBO-V’ers de toekomst hebben. Wij worden opgeleid om evidence based te werken en handelen en zijn bij uitstek geschikt het gat tussen

wetenschap en praktijk op te vullen. Ik zou nog wel een master gezondheids- of verplegingswetenschappen willen doen. Maar eerst ga ik meer tijd besteden aan de mensen in mijn omgeving. Al mijn tijd wordt nu nog opgeslokt door werk, studie, man en twee kinderen. Ik durfde twee jaar geleden te kiezen voor de duale leerweg omdat mijn moeder veel bijsprong. Helaas werd ze ernstig ziek. Die hulp viel dus weg en ik kreeg er extra zorg bij. Terugkijkend ben ik verbaasd over mijn eigen flexibiliteit.’


i.O. Magazine van het IOO JUNi 2012

iNhouD Nr.5 21 ESSAY

organisatie-expert rudi kor over projectmanagement in de zorg 4 ZATERDAG 3 MAART 2012

3 03

08 NIEUWE BEROEPSPROFIELEN VERPLEEGKUNDIGEN

De verpleegkundige kan het best een hbo-opgeleide professional zijn; de zorgkundige heeft een mbo-profiel.

Multiculturele vrouwendag

6-7 EN? Was het een goed symposium? + BUITENPOST VUmc in het buitenland

COLUMN

michiel Peereboom, cabaretier en arts

18 YAEL ABRAHAM,

arts in opleiding en deelneemster Honours Programme

16 ACHTERGROND De etnische en culturele diversiteit van patiënten is groot. Gaat de aankomende generatie artsen het beter doen?

21 1 MINUUT

Signalementen van boeiende artikelen

28 ioo NieuwS:

o.a. geavanceerd onderwijs in airway management

+AGENDA 32 DE MEESTER Lucien Engelen, directeur Radboud Reshape & Innovation Center over zijn inspirators

24 INTERVIEW

Albert Scherpbier onderstreept het belang van medisch onderwijs: ‘dokters moeten kiezen voor een carrière in het onderwijs’.

coloFoN I.o. staat voor ‘in opleiding’ en is een uitgave van het instituut voor onderwijs en opleiden van VU medisch centrum. Het verschijnt 3x per jaar. Eindredacteur: Marre Roozen; m.roozen@VUmc.nl Redactie-adviezen: Jacqueline den Bandt-Bloemzaad, Roel Breuls, Marjan van Duist, Lisette van Elswijk, Inèz de Jonge, Marianne A.R. Kooiman, Saskia Peerdeman, Lies Pelger, Lilian Rodenburg, Christien van Santen, Maybritt Stal, Jitta Reddingius, Jan Spee, Cora Visser Bladconcept en vormgeving: Maters & Hermsen (Stan van Herpen, Jelle Hoogendam/Jan Peter Hemminga, Mascha Baarda) Artikelen: Saskia Engbers, Willy Francissen, Galiëne Gerritsen, Liesbeth Kuipers, Wilma Mik Fotografie: Digidaan, Merlijn Doomernik, Hans van den Heuvel, Lizzy Kalisvaart, Frank Ruiter, Maarten Willemstein, Mark van der Zouw Illustraties: Jelle Hoogendam, Marenthe Otten, Marieke van Gils Coverbeeld: Maarten Willemstein (foto) Drukwerk: Delta Hage Redactieadres: VUmc, dienst communicatie, 4 X 190, Postbus 7057 1007 MB Amsterdam, tel. 020 - 444 7003, io@vumc.nl Oplage: 6000 ex. VUmc en GGZ inGeest zijn partners. VUmc maakt deel uit van de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU): www.nfu.nl IssN: 2211-4955 stuur voor een gratis abonnement een mail met volledige adresgegevens naar io@vumc.nl


i.O. Magazine van het IOO maart 2012

Foto tHiJs wolzaK

ZATERDAG

3 MAART 2012

Foto's lizzy Kalisvaart

4


i.O. i.O.Magazine Magazine van van hethet IOO IOO maart JUNi 2012

Vrouwen onder elkaar Geneeskundestudentes van VUmc School of Medical Sciences met hun moeders, zussen, tantes en vriendinnen. Een multiculturele ontmoeting met als thema de geneeskunde opleiding. Bij de voorlichtingsdagen valt het op dat ouders van studenten uit een andere cultuur dan de Nederlandse zeer ondervertegenwoordigd zijn. Juist deze ouders hebben vaak weinig ervaring met universitair onderwijs in Neder-

land. Geneeskundestudenten ervaren dat als een gemis, omdat het moeilijk kan zijn voor studenten en hun familieleden om samen ge誰nformeerd over de studie te spreken. Een rondleiding door de keuken, leren prikken, lezingen en diverse rondleidingen door het ziekenhuis kleuren de dag. De vrouwen zijn enthousiast. Juist door aanwezigheid van alleen maar vrouwen is de drempel veel lager.

05 5


6 06

i.O. Magazine van het IOO JUNi 2012

Buitenpost

Eind 2011 keerden tweedejaars geneeskundestudenten van VUmc School of Medical Sciences terug na een inspirerend semester in Angers, Frankrijk. Zij namen deel aan het Joint Programme European Medical Studies (JPEMS), een internationaal programma dat voor de eerste maal werd georganiseerd voor deelnemers van het Honours Programme. Door Jitta reddingius

H

et Honours Programme van VUmc School of Medical Sciences is voor studenten geneeskunde die door goede prestaties tijdens het eerste jaar een bijzonder programma meedraaien, met focus op wetenschappelijk onderzoek. Doel is een gezamenlijk Europees curriculum te ontwikkelen en uitwisseling mogelijk te maken van studenten tussen Europese medische faculteiten. In samenwerking met universiteiten uit Frankrijk, Italië, Roemenië, Hongarije en China volgden veertig studenten een multinationaal semester. VUmc studenten kunnen aan het JPEMS programma deelnemen vanwege een Erasmus overeenkomst van VUmc met Angers/Nantes. Niet alleen studenten namen deel aan het programma. Enkele docenten van VUmc gaven les

in Angers: Maarten Boers (klinische epidemiologie en biostatistiek), Christina Vandenbroucke en Thecla Hekker (medische microbiologie). Henk Groenewegen (neuroanatomie) coördineert de zaken vanuit VUmc. Voor Joost Binnerts, geneeskundestudent van VUmc, was deelname aan het project niet alleen in wetenschappelijk opzicht een goede ervaring: “Studenten die deelnemen aan een buitenlands programma hebben dezelfde instelling: een van openheid voor nieuwe ervaringen en mensen. In no time werden vriendschappen gesloten. Voeg daaraan toe de grote hoeveelheden werk als gemeenschappelijke vijand en het werd al snel een hechte groep.”

Ingena Visser werkt als adviseur educatief ontwerp bij VUmc Amstel Academie. Zij houdt zich bezig met de ontwikkeling van afstandsonderwijs, dat ingezet wordt in een aantal blended learning trajecten. Zij nam deel aan de masterclass Toekomst van het onderwijs van Futureconsult. Door Jitta reddingius Foto Hans smit

en?

Waarom deze masterclass?

Bij VUmc Amstel Academie is veel aandacht voor onderwijsvormen waarmee we kennis nu en in de toekomst kunnen overdragen. Snelle technologische ontwikkelingen en de ruime keuze van nieuwe media maken het lastig de juiste richting te bepalen.


i.O. Magazine van het IOO JUNi 2012

7 07

COLUMN

‘Over en weer leren wij van elkaar’ Wat HeB Je Geleerd?

Scenario’s zijn geen voorspellingen, maar verkenningen van toekomstmogelijkheden, waarmee een organisatie haar strategie kan bepalen naar aanleiding van variabelen en omgevingsfactoren.

Wat Is Je Vooral BIJGeBleVeN?

De term 'singulariteit’. Volgens de futuroloog Ray Kurzweil staat die voor exponentiële groei in technologie en vooruitgang, die gaat ervoor zorgen dat het verschil tussen mens en machine vervaagt. Een enge gedachte, maar bij het scenariodenken kan diezelfde groei bepalen hoe het onderwijs van de toekomst er uitziet.

Wat Ga Je aNders doeN?

Hoewel ik scenariodenken al toepaste in mijn werk, ga ik nu bewuster om met de mogelijkheden ervan. Ik neem nu de tijd scenario’s in kaart te brengen en uit te schrijven. Zo zie ik kansen beter liggen.

Is er Iets dat Je mee KUNt GeVeN aaN Je colleGa's?

Scenariodenken kan op elk niveau en in elke functie. Pas het toe in je werk. Het is leuk om te doen en een goede oefening om te leren denken in mogelijkheden. Gebruik hierbij een beetje idealisme en optimisme, wees soms onrealistisch. Zo zie je mogelijkheden en kansen beter.

ILLUstrAtIE JELLE HOOGENDAM

Laboratorium in de medische faculteit van Angers, Frankrijk.

In 2025 is er een voorspeld personeelstekort in de zorg van 450.000 fte. Als de economie een beetje tegenzit is dat getal waarschijnlijk vergelijkbaar met het aantal werklozen tegen die tijd. Oftewel een prachtkans! Waarom zou je als ex-makelaar iedere dag met een zak chips op de bank gaan liggen, terwijl je ook de billen van je bejaarde buurman kunt wassen in die veertig jaar geleden gerealiseerde servicewoning, gelegen aan een levendige straat met uitzicht op groen!? Oké, er moet nog gesleuteld worden aan de reclameslogan, maar het idee is niet zo gek. Al die ex-manager en ex-financiële mannetjes die hun Van Bommels inruilen voor Birckenstocks en er nog een zinvol gevoel van krijgen ook! Bovendien hoeven de vertrouwde financiële prikkels niet te ontbreken. Waarom zouden bankdirecteuren wel riante vertrekregelingen krijgen en zorgpersoneel niet? Geef iedereen een bonus van 100 euro per vertrekkende patiënt. Dat hoeft niet eens in het nadeel te zijn van de klant, een slimme zorgmedewerker deelt de bonus met iedere patiënt die elders iemand vindt om zijn of haar billen te wassen. Want zelfredzaamheid van de zorgbehoevende wordt populair. Zo neemt e-health nu al een vlucht; de glasvezelkabel wordt steeds meer een verlenging van de stethoscoop van de huisarts, en het wachten is op de eerste chirurg die via de chat een appendectomie verricht. En dat is nog maar het begin. Denk bijvoorbeeld aan preoperatieve trainingen waarbij de patiënt geleerd wordt om zelf de bewakingsapparatuur in de gaten te houden en daarna van zichzelf verslag te doen bij de overdracht. De mogelijkheden zijn legio en de arbeidsbesparing – de patiënt ligt immers toch niets te doen – enorm. Kortom, het mag dan een tijd van tekorten zijn, op dit moment is het enige gevaar, een tekort aan creativiteit.

Michiel Peereboom specialiseerde zich na zijn artsenopleiding tot cabaretier, tekstschrijver en filmmaker.


(zorgkundige)

Nieuwe beroepsprofielen

de verpleegKundige van 2020 Heeft een HBo-profiel Door liesBetH Kuipers Foto franK ruiter


(verpleegkundige)

i.O. Magazine van het IOO JUNi 2012

09 9


10

i.O. Magazine van het IOO JUNi 2012

de verpleegkundige kan het best een hbo-opgeleide professional zijn. En er moet een nieuw beroep komen: de zorgkundige met een mboprofiel. Op dit advies van de Stuurgroep ‘Verpleegkundigen & Verzorgenden 2020’ aan VwS-minister Schippers is gemengd gereageerd. Maar alleen met nieuwe beroepsprofielen is de verpleegkundige zorg klaar voor de toekomst.

B

ijna duizend verpleegkundigen, verzorgenden en verpleegkundig specialisten gaven in 2011 tijdens rondetafelbijeenkomsten door het hele land hun visie op de zorg in 2020. Op basis van hun inzichten formuleerde een projectgroep met afgevaardigden uit deze beroepsgroepen - onder verantwoordelijkheid van de stuurgroep 'Verpleegkundigen & Verzorgenden 2020' – drie nieuwe verpleegkundige en verzorgende beroepsprofielen: de hbo-verpleegkundige, de mbo-zorgkundige en de hbo-verpleegkundig specialist (zie kader). Deze conceptberoepsprofielen, opgesteld in opdracht van het ministerie van VWS, werden op 8 maart aangeboden aan VWS-minister Edith Schippers en de beroepsvereniging Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland (V&VN). Integraal behandelplan De nieuwe beroepsprofielen zijn een logisch vervolg op ontwikkelingen in zowel het verleden als de toekomst, verklaart Margo Brouns, lid van de Stuurgroep V&V2020 en voormalig bestuursvoorzitter van de - inmiddels opgeheven - Stichting College voor de Beroepen en Opleidingen in de Gezondheidszorg (CBOG). ‘Het was de hoogste tijd wat te doen aan het onduidelijke onderscheid tussen hboen mbo-verpleegkundigen, dat onbedoeld in het verleden is ontstaan. Dat zij nu nog dezelfde juridische status hebben heeft forse nadelen. De patiënt weet niet wie aan z’n bed staat en collega’s weten niet welke competenties een bepaalde verpleegkundige heeft. Ook de professionals zelf hebben een probleem: hbo- verpleegkundigen worden vaak ingezet op taken onder hun niveau en mbo-verpleegkundigen op taken die ze soms net niet aan kunnen. Dat probleem is met de nieuwe beroepsprofielen opgelost.’ Behalve het onduidelijke onderscheid tussen hbo- en mbo-verpleegkundigen, noopte ook de sterk veranderende zorgvraag tot andere beroepsprofielen, vervolgt zij. ‘De definitie van gezondheidszorg is aan het veranderen. Doordat mensen ouder worden, worden zij met steeds meer beperkingen belast. De zorg zal in toenemende

mate bestaan uit hen leren om te gaan met hun beperkingen. Verder neemt de complexiteit van de zorg toe; in de laatste fase van hun leven hebben mensen soms wel vier of vijf aandoeningen tegelijk. In dat soort complexe zorgsituaties vraagt de patiënt om een integraal verpleegkundig behandelplan. Dat is een ingewikkelde taak, waarvoor je kennis nodig hebt van de verschillende ziekteverschijnselen en zorgprocessen en de integraliteit daarvan. Daarom is er behoefte aan een upgrading van het verpleegkundig vak.’ De drie nieuwe beroepsprofielen onderscheiden zich dan ook door een oplopende mate van complexiteit en onvoorspelbaarheid van zorgsituaties. Margo Brouns: ‘De zorgkundige verleent in redelijk voorspelbare situaties zorg doorgaans volgens standaardprocedures. De verpleegkundige weet integraal te handelen in situaties die vaker voorkomen, maar waarin nog niet helemaal duidelijk is hoe de verschillende ziekteprocessen zich in samenhang zullen ontwikkelen. En de verpleegkundig specialist kan in hoogcomplexe en hoogst onvoorspelbare situaties de juiste keuzes maken en vertaalt daarbij de nieuwste wetenschappelijke inzichten naar de zorgpraktijk.’ Betere kwaliteit Vertegenwoordigers van de verpleegkundige en verzorgende beroepsgroepen reageerden enthousiast op het advies over de nieuwe beroepsprofielen van de stuurgroep 'Verpleegkundigen & Verzorgenden 2020'. Zo vindt Marian Kaljouw, tot 1 juli 2012 bestuursvoorzitter van V&VN, dat met deze beroepsprofielen de verpleeg- en verzorgkundige zorg klaar is voor de toekomst. ‘De drie nieuwe beroepsprofielen zijn fantastisch! In de toekomst krijgen we te maken met een totaal andere zorgsituatie met veel chronisch zieken, multimorbiditeit, ziekenhuiszorg die zich, bijvoorbeeld met behulp van domotica, verplaatst naar de thuissituatie, en een toename van de zorg in de eerste lijn. Preventie wordt belangrijker en de zorg zal steeds meer gericht zijn op het equiperen van patiënten, zodat zij zelfstandig kunnen blijven. Deze ontwikkelingen vragen om andere vaardigheden van verpleegkundi-


i.O. Magazine van het IOO JUNi 2012

gen en verzorgenden. De nieuwe beroepsprofielen zijn een antwoord op die vraag. Zo speelt de zorgkundige straks in op de vraag naar goede zorg voor bepaalde patiëntgroepen, zoals ouderen, verstandelijk gehandicapten en dementerenden.’ Met de drie nieuwe beroepsprofielen samen gaat de kwaliteit van zorg omhoog, vindt zij. ‘Het beroep van de verpleegkundig specialist is al vastgelegd in de wet – dat is al goed geregeld. Maar vanwege het onduidelijke onderscheid tussen mbo- en hbo-verpleegkundigen verricht momenteel niet iedere verpleegkundige handelingen waar die verstand van heeft. De nieuwe beroepsprofielen scheppen duidelijkheid: straks doet elke professional de taken waaraan grote behoefte is en waar hij of zij voor opgeleid is. Dat komt ten goede aan de kwaliteit van zorg.’ Marian Kaljouw is het dan ook eens met het voorstel om uitsluitend hbo-opgeleiden de titel ‘verpleegkundigen’ te geven. ‘De verpleegkundige van de toekomst heeft in toenemende mate de regie over en de coördinatie van de zorg. Ze wordt ingezet op het niveau waar ze thuishoort: hboniveau. Dat is overal in de wereld zo, dus hopelijk wordt dat bij ons nu ook eindelijk geregeld.’ Degrading Toch werden de beroepsprofielen niet door iedereen met enthousiasme ontvangen. Margo Brouns: ‘De stuurgroep had de expliciete taak om de beroepsgroepen zelf erbij te betrekken; onder hen is er logischerwijs dan ook draagvlak voor de nieuwe beroepsprofielen. Maar misschien voelden sommige branchepartners zich hierdoor buitengesloten. Zo lees ik dat ROC’s de nieuwe

Met de nieuwe profielen gaat de kwaliteit van zorg omhoog functie ‘zorgkundige’ als een degrading van de mbo-opgeleide zien. Zo is het echter nooit beoogd, integendeel. In het algemeen gaat het juist om het upgraden van het verpleegkundige en verzorgende functiegebouw. Bij ROC’s leeft ook de angst dat jonge mensen zich niet aangetrokken voelen tot dit beroep, omdat ‘zorg’ als minder positief wordt gezien dan ‘verpleegkunde’. Maar het laatste over de titel ‘zorgkundige’ is nog niet gezegd; er is veel verwarring over die naam. Als de minister instemt met ons advies, gaat een TaskForce aan de slag, die ook de titels van de beroepsprofielen opnieuw bekijkt.’ Ook Marian Kaljouw, op 1 april 2012 door de VWS-minister benoemd tot voorzitter van de nieuwe Sectie Zorgberoepen en Opleidingen, nuanceert de kritiek. ‘Niemand verliest z’n huidige titel. Alle verpleegkundigen van nu blijven verpleegkundigen en mbo-verpleegkundigen worden in de gelegenheid gesteld om hbo-kwalificaties te halen. Over de titel zorgkundige is nogal wat discussie in de beroepsgroep en daarbuiten; misschien is er nog een betere. Maar het onderscheid tussen de verpleegkundige en verzorgende beroepen moet wel in de titel tot uiting komen. Anders zien patiënten en andere zorgprofessionals het verschil niet, terwijl daaraan grote behoefte is.’ CanMed-profielen Zodra minister Schippers akkoord gaat

11


12

i.O. Magazine van het IOO JUNi 2012

met het advies over de nieuwe beroepsprofielen, kunnen de veldpartijen in de zorg aan de slag. Marian Kaljouw: ‘We moeten met elkaar in gesprek over de implementatie: vertegenwoordigers van de betreffende beroepsgroepen, onderwijsinstellingen, werkgevers en aanpalende beroepsgroepen, zoals medisch specialisten. Opleidingen sluiten vaak niet aan op de behoeften van de werkvloer. Dat kun je voorkomen door het echt samen te doen. Dat blijkt al uit het succes van de rondetafelbijeenkomsten met verpleegkundigen, verzorgenden en verpleegkundig specialisten.’ Het wordt nog een ingewikkeld proces, denkt Margo Brouns: ‘Om de nieuwe curricula met elkaar in te vullen, betekent heel veel werk. Wil je bijvoorbeeld - net als bij medisch specialisten - de CanMed-competentieprofielen, zoals samenwerken en communiceren, opnemen? Dat zou wel een streven moeten zijn: in de toekomst zullen we vaker moeten samenwerken over de grenzen van de disciplines heen. Bij de samenwerking gaat het nu nog vaak mis omdat men elkaars taal niet verstaat. Met de CanMedprofielen kun je eenheid van taal realiseren.’ Verder dient goed naar carrièremogelijkheden gekeken te worden, vindt zij. ‘Er moet een goede aansluiting zijn tussen het zorgkundige en de verpleegkundige niveau en tussen het niveau van de verpleegkundig specialist en het medische niveau. Aan de ene kant is het van belang te differentiëren tussen de beroepsgroepen, aan de andere kan moeten eenvoudige transities mogelijk zijn van de ene naar het andere beroepsgroep, zodat mensen zich ook persoonlijk kunnen ontwikkelen. Duidelijkheid daarover mist nog in het huidige advies.’ Omvang Bij de implementatie van de nieuwe beroepsprofielen is de omvang de grootste uitdaging, vindt Marian Kaljouw.

Het is de hoogste tijd onderscheid tussen hbo- en mbo-verpleegkundigen te maken

‘Een achterban van 400.000 verpleegkundigen en verzorgenden is enorm. En dan de complexiteit, met al die stakeholders – van ziekenhuizen tot thuiszorg en ouderenzorg, van justitie tot ministeries en onderwijsinstellingen. Maar we gaan niet polderen tot er een wanconstructie komt. Ik wil het eerder omdraaien. We moeten uitgaan van ons gezamenlijke doel: optimale zorg tegen een verantwoorde prijs. Dan mogen er best wat neuzen de andere kant op staan.’

3 Nieuwe beroepSprofieleN De verpleegkundig specialist (artikel 14 wet BIG, hbo-master) is een verpleegkundige die, vanuit het perspectief van de patiënt care en cure geïntegreerd aanbiedt, ter bevordering van de continuïteit en kwaliteit van zowel de verpleegkundige zorg als de medische behandeling. De verpleegkundig specialist komt op basis van klinisch redeneren (anamnese, lichamelijk en/of psychiatrisch onderzoek) tot aanvullende diagnostiek en past in aansluiting hierop medische, verpleegkundige, therapeutische, evidencebased interventies toe. De verpleegkundige (artikel 3 Wet BIG, hbo-bachelor) is een allround zorgprofessional die zich in de verschillende velden van de gezondheidszorg richt op het ondersteunen van het zelfmanagement van mensen, hun naasten en hun sociale netwerk, met als doel het behouden of verbeteren van het dagelijks functioneren in relatie tot gezondheid en ziekte en kwaliteit van leven. De verpleegkun-

dige verleent zorg op basis van het continue, cyclische proces van klinisch redeneren. Dit omvat: risicoinschatting, vroegsignalering, probleemherkenning, evidencebased interventie, monitoring en evaluatie. De zorgkundige (artikel 34 Wet BIG, mbo-4) is een zorgprofessional met een specifieke bekwaamheid voor het werken met één of enkele omschreven groep(en) patiënten, zoals chronisch zieken (multimorbiditeit) en kwetsbare ouderen. De zorgkundige richt zich op het ondersteunen van het zelfmanagement van mensen, hun naasten en hun sociale netwerk, met als doel het behouden of verbeteren van het dagelijks functioneren in relatie tot gezondheid en ziekte en kwaliteit van leven. Het handelen verloopt grotendeels volgens (professionele) standaarden en richtlijnen. In instabiele, acute, complexe situaties werkt de zorgkundige onder supervisie van de verpleegkundige, bij wie dan de eindverantwoordelijkheid berust.


i.O.i.O. Magazine Magazine van van het het IOOIOO JaNUari JUNi 2012

13

ESSAY

PROJeCtManageMent:

Bezint eer ge Begint Ook in ziekenhuizen worden veel vraagstukken als project aangepakt. Maar het fenomeen project heeft vaak een slechte naam. Het beeld bestaat dat het project aan het einde niks oplevert. Projectleiders voelen zich vaak onmachtig om echt te sturen, medewerkers aan een project voelen zich overbelast, opdrachtgevers vinden dat ze niet de goede voortgangsinformatie krijgen en de eindgebruiker voelt zich niet betrokken en kan niks met het opgeleverde projectresultaat. Geen vrolijkmakend beeld. door rudi Kor illustratie marentHe otten

T

och zijn veel van de ergernissen eenvoudig te verhelpen of zelfs te voorkomen. Maar dat gaat niet vanzelf. Ik denk dat het al helpt als het woord ‘project’ niet te snel op een opgave wordt geplakt, maar dat er eerst wordt gezorgd voor een heldere omschrijving van hetgeen er aan het einde van het project wordt opgeleverd. Net zo belangrijk is dat er duidelijkheid is over het opdrachtgeverschap en de tijd die de opdrachtgever ook echt besteedt aan het project. Bovendien moet het duidelijk zijn wat de projectleider mag regelen. Het mag niet zo zijn dat iemand met een project wordt opgezadeld met veel verantwoordelijkheden maar zonder bevoegdheden. Organisaties van professionals, zoals ziekenhuizen, hebben daarbij nog te maken met een cultuur die gekenmerkt wordt door autonomie. “Ik weet toch het beste hoe je een incisie maakt en daar heb ik geen POWI project voor nodig”. Maar ook ingeslepen routines; “gaan ze me nu vertellen dat ik al die jaren dat ik hier werk mijn handen

niet goed was, kom nou zeg” en onduidelijke en soms conflicterende gezagsstructuren: “is de chirurg verantwoordelijk voor het opstellen en invoeren van het nieuwe protocol of het hoofd van de OK?” ‘Echt’ project of probleem In het Nederlands gebruiken we het woord ‘project’ voor een veelheid aan vraagstukken. Vaak voor vraagstukken die buiten de dagelijkse werkzaamheden vallen, voor problemen die opgelost moeten worden of doelen die behaald moeten worden. Het probleem of het doel krijgt dan het label ‘project’ om zo legitimiteit te creëren. “In ons beleidsplan staat dat we de overlast bij de eerste hulp post terugdringen, dat gaat natuurlijk geld kosten en daar hebben we nu een projectbudget voor vrijgemaakt”. Of het wordt zo genoemd om iemand met de klus te kunnen belasten: “jij moet er de komende twee weken voor zorgen dat de vertragingen op de OK zijn opgelost”. Veel opdrachtgevers dragen bij aan

matig stuurbare projecten. Vaak zie ik opdrachten geformuleerd door de directie in termen van: “de verbouwde behandelkamers mogen niet meer dan €40.000,- kosten en het moet over vijf maanden klaar zijn en de chef de clinique moet het regelen”. Deze opdrachtomschrijving is veel te vaag om goed mee aan de slag te kunnen. De opdrachtgever denkt echter door middelen en menskracht ter beschikking te stellen dat er iets goeds tot stand komt en dat ze zelf wel snappen wat er aan het einde klaar is. Er valt op een matig gestructureerde opgave weinig te sturen. Wanneer er toch zekerheid nodig is over het te behalen resultaat en over de hoeveelheid geld die dat gaat kosten, dan is het raadzaam er een ‘echt project’ van te maken. Concrete resultaten Wanneer er overeenstemming is over het te behalen doel, dan is het vervolgens de vraag hoe deze te bereiken. Er zijn immers veel manieren om een doel te bereiken. Uit de veelheid van mogelijke resultaten moet de


14

i.O. Magazine van het IOO JUNi JaNUari 20122012

opdrachtgever er één kiezen waarvan hij denkt dat deze het meest bijdraagt aan het bereiken van het doel. Om van doelen naar een beoogd projectresultaat te komen gaat veel mis. In mijn ervaring blijkt dat het resultaat heel vaak te vaag wordt geformuleerd. Zo vertelde een medewerker van een ziekenhuis kortgeleden dat ze projectleider was van het project dat als resultaat had: “In een pilot ervaring opdoen met wassen zonder water op twee zorgafdelingen en vervolgens zorgen voor de invoering van wassen zonder water in het ziekenhuis”. Deze omschrijving voldoet absoluut niet aan de benodigde concreetheid. De omschrijving van de op te leveren projectresultaten moet duidelijk maken wat er klaar is als het project klaar is. Voorbeelden van concrete resultaten zijn: ‘een gedrukte folder’, ‘een ingerichte poli (waarbij het nog wel nodig is om te zeggen wat de deelresultaten zijn, zoals drie ingerichte behandelkamers, een ingerichte receptie met ingewerkt personeel). Om terug te komen op het project ‘wassen zonder water’, kan het op te leveren resultaat bijvoorbeeld zijn: een uitgevoerde pilot op twee afdelingen, waarvoor nodig is: tachtig wassets, twee magnetrons, een werkinstructie voor personeel, een voorlichtingsbrochure voor patiënten en een evaluatierapport. Betrokkenheid Van de opdrachtgever wordt verwacht dat hij gedurende de looptijd van het project betrokken blijft bij het project. Hij moet in het begin zowel de doelen en het resultaat (laten) definiëren als alle benodigde (personele, financiële en materiële) middelen ter beschikking (laten) stellen. De opdrachtgever hoeft het project niet zelf te sturen (dat is de taak van de projectmanager met zijn team). Wellicht nog belangrijker is dat de opdrachtgever gedurende het verloop van de opgave bereid is zich als opdrachtgever te gedragen. Dat wil zeggen dat hij sturing geeft door tijdig beslis-

singen te nemen en die keuzes te maken die nodig zijn voor een goede voortgang. De opdrachtgever is dus meer dan een initiator of financier. Hij moet ervoor zorgen dat het projectteam het werk kan uitvoeren. Eenhoofdig opdrachtgeverschap heeft mijn voorkeur. De ervaring heeft geleerd dat er veelvuldig overleg nodig is tussen de opdrachtgever en de (deeltijd) projectleider. Overleg dat in veel gevallen niet kan wachten tot de eerstkomende vergadering van een stuurgroep of managementteam. Degene die voor de opdrachtgevende functie in aanmerking komt is de persoon die een probleem opgelost wil hebben of een kans wil benutten. Het is degene die het projectresultaat uiteindelijk in handen krijgt. Een ander argument tegen meerhoofdig opdrachtgeverschap is dat hoe meer mensen menen dat ze het laatste woord mogen hebben, hoe groter de kans is dat er in afwachting van de beslissingen niets wordt gedaan en dat er bovendien alsnog tegenstrijdige opdrachten worden verstrekt. Een goede opdrachtgever verbindt zich emotioneel aan het project en wil er iets voor doen. Als het goed is ligt hij er wakker van als het niet goed gaat. Com-

Rudy Kor

werkt als organisatieadviseur bij Twynstra Gudde. Hij heeft zich gespecialiseerd in het managen van projecten. Hij is (co-)auteur van diverse managementboeken zoals ‘Meesterlijk organiseren’ (Rudy Kor, Mathieu Weggeman en Gert Wijnen), ‘Werken aan projecten’ en ‘Managen = gewoon doen’. Enkele van zijn boeken verschenen ook in het Engels en Chinees. U kunt hem volgen via zijn blog: www.twynstraguddeblog.nl/rudykor

missies en managementteams liggen er niet zo snel wakker van als het project in een zorgelijke situatie verkeert. De kans is groot dat men denkt dat een collegacommissielid wel de noodzakelijke actie zal ondernemen. Daadwerkelijk resultaat De meeste projectleiders werken in een organisatie waar projecten geen onderdeel zijn van de dagelijkse werkstroom. Het projectleiderschap wordt uitgevoerd naast het eigen dagelijkse werk. Eigenlijk is er in deze gevallen sprake van een ‘deeltijdprojectleider’. De projectleider besteedt enkele uren tot enkele dagen per week aan het project. Hij is vaak ook meewerkend voorman (m/v) in dat project, dus hij voert ook veel inhoudelijke werkzaamheden uit. Wel wordt van hem verwacht dat hij enige vaardigheid heeft in het leidinggeven aan projectmedewerkers. Om te voorkomen dat er in het project langs elkaar heen gewerkt wordt, moet hij zorgen voor de coördinatie tussen de diverse betrokkenen. Om de sturing van het project mogelijk te maken, stelt de projectleider een projectplan op en zorgt ervoor dat er naar dit plan gehandeld wordt. Projecten zijn gedoe Ik heb nog nooit meegemaakt dat projecten automatisch goed lopen. Het vraagt goede wil en inzet van alle betrokkenen. Projecten vragen om een goed begin. Ik snap dan ook wel dat veel mensen projectmatig werken ‘gedoe’ vinden, ze willen liever meteen aan de slag gaan. Als een vraagstuk improviserend aangepakt kan worden, is mijn advies dan ook: doe dat en accepteer dat het niet makkelijk te sturen valt. Maar als er zekerheid moet zijn over het te behalen doel en de op te leveren producten/resultaten op een van te voren afgesproken tijdstip en voor een bepaald budget, dan is projectmanagement nu eenmaal nodig, ook al brengt het gedoe met zich mee. Daarom: bezint eer ge begint!


i.O.i.O. Magazine Magazine van het vanIOO IOO het IOO JaNUari mei 2012

15


16

i.O. Magazine van het IOO JUNi 2012

Bloed­ verwanten Etnische diversiteit in de medische praktijk

De etnische en culturele diversiteit van patiënten is groter dan ooit. Helaas verloopt de zorg aan allochtone patiënten op dit moment nog niet altijd vlekkeloos. Gaat de aankomende generatie artsen het beter doen? Dat is gezien de casuïstiek in het medisch onderwijs nog maar de vraag. En waar blijven de gekleurde specialisten? Door sasKia engBers Foto’s maarten willemstein


i.O. Magazine van het IOO JUNi 2012

T

aal- en cultuurverschillen veroorzaken in de zorg regelmatig misverstanden. Dat weet Jeanine Suurmond, postdoc onderzoeker bij de afdeling Sociale Geneeskunde van AMC-UvA. Zij doet al jarenlang onderzoek naar diversiteit en kwaliteit van zorg. ‘Soms schakelen zorgverleners geen tolk in, waardoor zij de patiënt niet begrijpen en vice versa. Ook gebeurt het dat allochtonen een verkeerde verwachting hebben van onze zorg. Een Turkse vader en moeder vonden hun zoontje te mager. Ze waren in Turkije bij een dokter geweest, die het kind Prednison had gegeven om zwaarder te worden. De Nederlandse arts wilde het middel niet aan het jongetje voorschrijven, en daar begrepen de ouders niks van.’ ‘Vooroordelen en discriminatie komen ook voor’, vult MarieLouise Essink-Bot aan. Zij is universitair hoofddocent en onderzoeker bij AMC-UvA. ‘Een man klaagde na een heupoperatie over hevige pijn. De arts nam dat niet zo serieus. Hij dacht: zo uiten mensen uit die cultuur nu eenmaal hun lichamelijke pijn. Drie dagen later kwam aan het licht dat tijdens de operatie iets verkeerd was gegaan; de man had inderdaad heel veel pijn geleden.’ Basiskennis van culturen De voorbeelden laten zien hoe noodzakelijk het is dat medisch studenten worden toegerust met kennis en vaardigheden om goede zorg aan allochtonen te kunnen verlenen. Dat is des te belangrijker omdat Nederland steeds kleurrijker wordt. Volgens het CBS bestond onze bevolking aan het begin van 2011 uit 11,4 procent niet-westerse allochtonen. Hun aantal stijgt naar verwachting nog tot 17 procent in 2050. Wat is de beste manier om studenten te leren omgaan met een multiculturele patiëntenpopulatie? Essink-Bot: ‘In de jaren ’70 vonden we dat artsen en verpleegkundigen heel veel moesten weten van andere culturen. Daar denken we nu wat genuanceerder over. Stel dat in een ziekenhuis veel Turkse patiënten komen. Die zijn allemaal islamitisch. Maar wat heb je als zorgverlener aan een diepgravende kennis van die godsdienst? De ene Turk gaat immers anders met zijn geloof om dan de andere, net zoals de ene christen de andere niet is.’ Toch is een basiskennis van verschillende culturen wel nodig, meent Essink-Bot: ‘Artsen moeten bijvoorbeeld weten wat de ramadan is, en op de hoogte zijn van regelgeving over tolken en illegalen. Ze moeten ook bekend zijn met etnische verschillen in de epidemiologie. Hindoestanen hebben vaker diabetes. Hoge bloeddruk moet je bij mensen van Afrikaanse afkomst anders behandelen dan bij Nederlanders. Dat is belangrijke informatie.’

17

‘Culturele kennis geeft sturing’, vindt Suurmond. ‘Als je weet dat islamieten heel angstig kunnen zijn voor palliatieve zorg, kun je daar als zorgverlener rekening mee houden door dingen extra goed uit te leggen. Tegelijkertijd moet je altijd toetsen of mensen echt zo denken als jij vermoedt. Maar dat moeten artsen en verpleegkundigen bij iedere patiënt doen. Eigenlijk vraagt de omgang met een allochtone patiënt geen wezenlijk andere vaardigheden dan die met elke patiënt die "anders" is dan de arts zelf.’ Suurmond is medeauteur van het boek Arts van de Wereld. Dit gaat over taal- en cultuurverschillen die artsen ervaren, en geeft handvatten om ermee om te gaan. Vanzelfsprekende aandacht In het landelijke Raamplan Artsopleiding staat dat een (aankomend) arts aandacht moet hebben voor etniciteit. Het is aan de opleidingen zelf om in het curriculum invulling aan die eis te geven. AMC-UvA werkt aan een ‘Longitudinaal thema diversiteit’, dat vastlegt welke kennis, houding en vaardigheden de studenten moeten ontwikkelen om met een diverse patiëntenpopulatie om te kunnen gaan. Essink-Bot coördineert het thema, terwijl Suurmond zorgt voor de implementatie. De laatste vertelt: ‘We kiezen zo veel mogelijk voor vanzelfsprekende aandacht voor diversiteit. Zo krijgen allochtone patiënten door het hele curriculum heen aandacht. In het onderwijs over hypertensie leren studenten bijvoorbeeld ook over etnische verschillen in de prevalentie van hypertensie.’ Daarnaast heeft AMC-UvA een keuzevak: etnische diversiteit in de medische praktijk. Suurmond: ‘In negen bijeenkomsten gaan we in op epidemiologische verschillen. Ook besteden we aandacht aan onderwerpen als: hoe praat je via een tolk met de patiënt? Wat doe je als een patiënt een totaal ander idee heeft over de ziekte of de behandeling dan jij?’ De belangstelling voor het keuzevak is gemiddeld. Essink-Bot denkt dat veel studenten ‘onbewust onbekwaam’ zijn: ‘Als je niet in de gaten hebt dat je iets onvoldoende kunt, kom je ook niet op het idee het te leren.’ Op den duur zullen de onderwijsvormen die voor het keuzevak zijn ontwikkeld, een plaats krijgen in het curriculum voor alle studenten. Het keuzevak blijft dan – met een nieuwe inhoud – waarschijnlijk bestaan voor studenten die extra verdieping willen. Stigma’s in curriculum Op VUmc School of Medical Sciences is de aandacht voor allochtone patiënten ook grotendeels geïntegreerd in casuïstiek


18

i.O. Magazine van het IOO JUNi 2012

die in verschillende blokken aan bod komt. Is die casuïstiek waarheidsgetrouw? Student Joeri Tjitra wilde dat graag weten, en vroeg het zijn allochtone medestudenten. De uitkomsten van het onderzoek zijn een reden tot zorg: casussen blijken vaak vooroordelen te bevestigen, hoewel dat uiteraard niet de intentie is geweest van de curriculumontwerpers. Zo constateerde een student dat Marokkanen in casuïstiek heel vaak een neef en nicht zijn die samen een kind krijgen. ‘En ze heten altijd Mohammed.’ Een andere student merkte op dat het in casussen lijkt alsof de islam vrouwenbesnijdenis verplicht. ‘Totale onzin! En dan moet ik in een groep van twaalf mensen als enige moslim steeds de islam verdedigen.’ Tineke Abma coördineerde het onderzoek. Zij is hoogleraar en onderzoeksleider bij de afdeling Metamedica van VUmc en onderzoeksinstituut EMGO+. Ze zegt: ‘We hebben veel geneeskundestudenten van allochtone afkomst, maar het curriculum blijkt zich volledig te richten op blanke studenten. En ook nog eens op een stigmatiserende manier. De allochtone studenten vonden het vooral vervelend dat er in de colleges helemaal niet over die stigma’s werd gepraat.’ Ook bij de practica verloopt niet alles soepel. ‘Alle geïnterviewde vrouwen vonden het vervelend onderzocht te worden door een mannelijke student. De moslima’s hadden het er extra moeilijk mee en zeiden het tegen de docenten. De ene docent stond toe dat vrouwen elkáár onderzochten, de andere wilde dat pertinent niet. Er was geen eenduidig beleid. Ook hier werd weer niet over de kwestie gepraat. Dat leidde tot irritaties bij de Nederlandse studenten over "die moslimmeiden met hun rare ideeën en hoofddoeken". Dit terwijl het dus niet alleen de moslima’s waren die liever door een vrouw werden onderzocht. Door dergelijke vooroordelen ontstaat een scheiding in de studentengroep. En die willen we juist voorkomen.’ Verhalen uit de praktijk Het onderzoek liet inderdaad zien dat blanke en gekleurde studenten niet met elkaar omgaan. Wel trekken de gekleurde studenten, met hun verschillende culturele achtergronden, samen op. Abma denkt dat dat komt omdat ze een aantal ervaringen delen. ‘Ze zijn vaak eerstegeneratiestudent, komen uit armoede, moeten werken om hun studie te kunnen betalen, en worden gediscrimeerd en gestereotypeerd.’ Doordat allochtone studenten support bij elkaar zoeken, leren ze volgens Abma veel over andere culturen. ‘Die mogelijkheid blijft bij blanke studenten onbenut.’ Mede door Tjitra’s onderzoek krijgt de leerlijn Interculturalisatie in VUmc School of Medical Sciences opnieuw vorm. Vooral de casuïstiek wordt tegen het licht gehouden. Abma: ‘De huidige casuïstiek is voornamelijk ontwikkeld door blanke, westerse docenten. Het lijkt me goed om samen met allochtone groeperingen in de samenleving te bekijken hoe

we de casussen realistischer kunnen krijgen.’ Daarnaast ziet Abma graag allochtone patiënten naar de opleiding komen die verhalen uit de praktijk vertellen. ‘Dat spreekt misschien meer tot de verbeelding dan een casus van een allochtone patiënt op papier. Daarvan zien blanke studenten namelijk lang niet altijd de relevantie. Ze willen weten hoe het zit met die maagzweer, niet of de patiënt Turks of Marokkaans is. Ze beseffen nog onvoldoende dat de etnische en culturele achtergrond een rol speelt bij de presentatie van de klachten en bij fysieke en biologische kwesties. Ze staan daar ook niet erg voor open. Ik denk dat dat komt omdat allochtone patiënten als totaal anders worden neergezet. Dat veroorzaakt een zekere irritatie. Ik pleit er daarom voor in het onderwijs niet zozeer de culturele achtergrond van patiënten te benadrukken, als wel de diversiteit van mensen. Studenten moeten leren dat elke patiënt een individu is met meerdere dimensies die bepalen welke zorg nodig is. Het gaat dan om leeftijd, sekse, klasse, opleiding en de culturele en etnische achtergrond.’ Meer allochtone specialisten Geneeskunde is een populaire studierichting onder allochtonen. VUmc heeft, samen met de Erasmus Universiteit Rotterdam, het hoogste aantal allochtone geneeskundestudenten. Ongeveer een derde van de studenten van VUmc School of Medical Sciences is gekleurd. Dat is een schatting, want exacte cijfers zijn er niet. Net zo min als die bestaan voor het aantal allochtone patiënten en specialisten in de verschillende Nederlandse ziekenhuizen. Dit tot spijt van beleidsmakers, want hoe kunnen zij zonder cijfers optimale keuzes maken? Ook zonder harde cijfers is duidelijk dat er op dit moment nog relatief weinig allochtone studenten doorstromen naar de specialistenplaatsen in ziekenhuizen. ‘Hoe dat komt, weten we niet’, zegt Abma. ‘Mogelijk ervaren de allochtone studenten te weinig begrip voor hun culturele achtergrond en religieuze overtuiging. Of misschien vallen ze tijdens de studie vaker uit, omdat ze meer sores hebben. Wel hoor ik om me heen: hoe meer allochtone patiënten er op een afdeling zijn, hoe gekleurder ook het personeel is. Het gaat dan om dokters, verpleegkundigen, verzorgenden en leidinggevenden.’ Abma werkt mee aan een onderzoek naar de factoren die belemmeren of bevorderen dat allochtone basisartsen doorstromen naar specialistenplaatsen binnen VUmc. Het onderzoek wordt binnenkort afgerond en VUmc zal de resultaten gebruiken voor het interculturalisatieprogramma. Hoe belangrijk is het eigenlijk dat de specialisten in ziekenhuizen een afspiegeling vormen van onze maatschappij? Heel belangrijk, vinden de drie onderzoekers. Hoewel het volgens Suurmond geen voorwaarde is voor goede zorg. ‘Artsen die cultureel competent zijn, kunnen zorg verlenen aan patiënten met welke etnische achtergrond dan ook.’


i.O. Magazine van het IOO JUNi 2012

19

Marokkanen zijn in casuïstiek heel vaak neef en nicht die samen een kind krijgen. En ze heten altijd Mohammed.

‘Patiënten moeten zich thuisvoelen in de zorgomgeving’, vindt Essink-Bot. ‘Dat zal voor allochtonen lastiger zijn als er alleen maar blanke Nederlanders werken.’ ‘Met multi-etnisch personeel leer je sneller over verschillen’, meent Abma. ‘Net als de gekleurde studenten die samen optrekken veel van elkaar leren.’ Hoog tijd dus dat er meer allochtonen op de specialistenplaatsen komen. Daarbij is volgens Abma een kritische blik op het aannamebeleid nodig. ‘Bij het aannemen van nieuw personeel kiezen we meestal mensen die zo veel mogelijk lijken op degenen die er al werken. Dat is veilig. Ziekenhuizen zouden meer moed moeten tonen! Moed om iemand te kiezen die anders is.’

Een arts van de wereld, Etnische diversiteit in de medische praktijk. C. Seelman, J. Suurmond en K. Stronks. Bohn Stafleu van Loghum, 2005 en 2012, ISBN 90-313-4659-4.

‘Dan blijf ik gewoon stil’: ervaringen van allochtone studenten met interculturalisatie tijdens de opleiding Geneeskunde. Tjitra J.J, Leyerzapf H, Abma, VUmc 2010. Verschenen in het Tijdschrift voor Medisch Onderwijs, 30(6): 292-301.


20

i.O. Magazine van het IOO mei JUNi2012 2012


i.O. Magazine van het IOO JUNi 2012

21

MEELOPEN MET... YAEL ABRAHAM

‘IK LEERDE VAN DE VEERKRACHT VAN EEN ZEVENJARIG MEISJE’ Zeg FGF-23spiegel en het hart van Yael Abraham (23) roffelt een tikje harder. Hoe een student geneeskunde passie ontwikkelde voor een eiwit, dat mogelijk de nierfunctie bepaalt van kinderen met één nier. Door galiËne gerritsen Foto digidaan

Wat is er zo spannend aan de FGF-23? ‘Fibroblast Growth Factor-23 is een eiwit dat pas ontdekt is, en dat mogelijk correleert aan de nierfunctie. Als je ziet dat het eiwit in het bloed gestegen is, zou dit kunnen zeggen dat de nierfunctie is gedaald. In hoeverre, dat is niet bekend, omdat de normale FGF-23 spiegels bij gezonde kinderen nog niet zijn vastgelegd. Er zijn in het verleden allerlei onderzoeken geweest, maar die zijn niet met elkaar op een hoop te gooien om algemene conclusies uit te trekken. Dat maakt het kaderen lastig. Maar dat er een verband is tussen eiwit en nierfunctie, is inmiddels wel duidelijk. Ik vind het boeiend een terrein te verkennen waar nog veel te ontdekken valt. Er bestaan nu wel methodes om de functie van een nier te meten. Bijvoorbeeld, door tijdens een halve dagopname kinderen in het bloed insuline toe te dienen en te meten hoe snel de stof uit het bloed wordt geklaard door de nier. Maar dat is invasief. De FGF-23 kan ons in korte tijd mogelijk meer vertellen. Dat intrigeert me.’

Als er zelfs nog geen kader is waaraan je jouw onderzoeksresultaten kunt toetsen, wat heb je dan aan jouw onderzoek? ‘Het is een pilotstudie om de relatie vast te stellen tussen de FGF-23spiegels en de nierfunctie. Ik heb tachtig kinderen met één nier onderzocht. Om exact de nierfunctie eruit af te lezen heb je een groter onderzoek nodig. Daarop zou ik willen promoveren.’ Je bent vierdejaars student geneeskunde; dit onderzoek valt binnen het Honours Programme, een extra traject binnen een toch al niet lichte studie. Waarom doe jij daaraan mee? ‘Geneeskunde is breed, ik wilde me verdiepen in een klein gebied om daarover veel te weten te komen. Het Honours Programme biedt de mogelijkheid om iets nieuws te doen, buiten alleen studeren uit de boeken om. Het is een vierjaar durend onderzoeksprogramma. Je doet medisch wetenschappelijk onderzoek op hoog niveau. Ik ben een type dat het druk moet hebben. Hoe meer ik te doen heb, hoe


22

i.O. Magazine van het IOO JUNi 2012

beter ik presteer. Ik ga nog een veel drukkere periode tegemoet, maar daar geniet ik juist van.’ Waarom viel jij voor een onderzoek naar het functioneren van die ene nier bij kinderen met een mononier? Had het ook de oogspier van kinderen met een oog kunnen zijn? ‘Dat betwijfel ik. Ik vind endocrinologie (hormoonwerking) interessant, omdat dat zo complex is. De FGF-23 spiegel staat in wisselwerking met fosfaat, calcium, vitamine D, en de botfunctie. Het is de puzzel: wat werkt in op wat? De arts die zijn onderzoek naar kinderen met een mononier presenteerde, deed dat met zoveel overgave, dat ik vanaf de eerste minuut geboeid was. Zijn enthousiasme werkte aanstekelijk, hij had iets ontdekt wat kinderen zou kunnen gaan helpen. Dat drijft mij. Ik vind het leuk om met kinderen samen te werken.’ Zie je dat zo: als samenwerking? ‘Ja. Ik liep tijdens mijn stage op de afdeling kindergeneeskunde mee met een kinderarts. Het viel me op hoe sterk sommige kinderen zijn als ze ziek zijn. Er was een meisje van 7 jaar. Ze was nog niet eens zo lang ziek, maar wist precies welke medicijnen ze moest nemen voor en na het eten, voor en na het slapen. Ze kon goed voor zichzelf zorgen, ondanks de beperking. Je wilt kinderen niet zien lijden, je wilt dat ze leven zoals dat hoort. Tegelijk had dit meisje zoveel veerkracht, dat hielp haar in haar ziek zijn. Daar leerde ik van.’ Leerde je van de kinderen, of van artsen? ‘Artsen motiveren me, kinderen inspireren. De arts met wie ik optrek doet alles voor haar patiënten. Ze is altijd bereikbaar voor telefoon, bezoekjes. Ze regelt zaken bij andere instanties als dat nodig is, ze geeft zich vol overgave. Zo zou ik ook willen zijn, een goede verzorger.’ Wat leer je van het onderzoeken, meer dan alleen de bevindingen? ‘Vaardigheden als communiceren, doorzetten bij tegenslagen, samenwerking

‘Hoe meer ik te doen heb, hoe beter ik presteer’ zoeken met andere disciplines, de financiering rondbreien. En de praktische logistiek: welke patiënten benader ik voor het onderzoek, wanneer moet ‘mijn’ arts bloed afnemen, waar moeten die buisjes naar toe, wanneer bepaalt het lab de FGF-23spiegel in het bloed, wanneer voer ik de gegevens van de onderzochte kinderen in in een database?’ Hoe vertel jij op feestjes waar jij op dit moment mee bezig bent? ‘Ik heb het met leeftijdgenoten eigenlijk niet zo veel over mijn onderzoek. Dat is te complex om uit te leggen, hooguit vertel ik dat er een nieuw eiwit is ontdekt, dat er nauwelijks onderzoek naar is gedaan en dat mijn streven is, om vat te krijgen op de werking van dat eiwit. De rest is niet zo interessant voor anderen, denk ik.’ Voor jou wel, dat zie je meteen! Terwijl het grotendeels data-analyse is. Is dat niet stoffig? ‘Nee, omdat ik met dat grotere doel bezig ben: de resultaten. Als je onderzoek

doet, ben je voortdurend nieuwsgierig naar de uitslagen. Ik heb geluk gehad met een goede begeleider. Ze helpt me bij het structureren van het onderzoek, ze leerde me hoe ik overzicht kon maken in het woud van gegevens en ze wees me op nieuwe invalshoeken als ik weer eens vast liep. Verder leer ik door domweg te doen. Het leuke van het Honours Programme is, dat de verantwoordelijkheid bij jou ligt. Ook daar leer je van.’ Was jij altijd al zo eager? ‘Ja, denk ik wel. Op de middelbare school deed ik op het vwo twee profielen tegelijk. Op m’n zeventiende deed ik in de zomervakantie twee maanden vrijwilligerswerk op de ambulance in Israël, het land waar mijn ouders vandaan komen. Tijdens een van de nachtdiensten mocht ik een patiënt reanimeren. De kick van het reanimeren was overweldigend. Maar nog meer de voldoening daarna: de patiënt kwam bij. Daar is de liefde voor geneeskunde begonnen.’


1

i.O. Magazine van het IOO JUNi 2012

23

MINUUT

EEn SIGnAlEMEnT VAn bOEIEndE PUblICATIES In OnGEVEEr 1 MInUUT lEESTIJd.

dE PATIËnT AlS PArTnEr De patiënt als partner – ontwikkeld door Lucien Engelen – is een verslag van de voortdurende reis van UMC St Radboud zonder vaste bestemming, maar met wel een vaste koers: de patiënt als partner. Dit boek is een bron van inspiratie voor iedere zorgverlener, van verpleegkundige tot arts, van geneeskunde student tot bestuurder. Voor iedereen die het dichter bijeen brengen van patiënt en zorgverlener op een effectieve en efficiënte wijze nastreeft, biedt dit boek verfrissende en motiverende inzichten. Het boek is een weerslag van de gesprekken met de

smaakmakers van het UMC St Radboud over hun ervaringen en visie over de patiënt als partner. Het is een dialoog met mensen die twijfelen, overhellen naar de ene of de andere kant, naar voor of tegen, maar dan in de zin van: wat is het en hoe doe ik dat dan? Een weergave van het proces zoals dat in Nijmegen plaatsvond, met kansen en uitdagingen, puur en oprecht. Leer van de ervaringen en inzichten van Bas Bloem, Jan Kremer en Lucien Engelen. Bestel online versie op: www.bsl.nl

PrOJECT- En POrTFOlIOMAnAGEMEnT In dE ZOrG Projectmanagement biedt de structuur om grip te krijgen op tijd, organisatie, geld, informatie en kwaliteit die voor het slagen van een project belangrijk zijn. Aan de hand van een casus worden alle aspecten van projectmanagement behandeld. Dit boek is gebaseerd op de methodiek voor project- en portfoliomanagement die is ontwikkeld door en voor VUmc. P2 Zorg is bedoeld voor iedere medewerker die binnen een zorginstelling verantwoordelijkheid wil nemen voor een project-

matige aanpak van initiatieven. Elders in dit magazine lees je het essay van Rudi Kor over projectmanagement. Op 13 en 14 september vindt het congres over projectmanagement plaats bij VUmc. Je kunt je hiervoor aanmelden bij www.vumc.nl/ opleidingen. P2 Zorg – Project- en portfoliomanagement. Michiel van Geloven, Peter Fest en Tineke de Roos (Boom Lemma Uitgevers, 2012)


24

i.O. Magazine van het IOO JUNi 2012

OndErwIJSSPECIAlIST AlbErT SCHErPbIEr:

onderwiJs staat goed op de Kaart UMC’s tonen steeds meer belangstelling voor onderwijs. Medici krijgen didactische training en er komen steeds meer hoogleraren die onderwijs als aandachtsgebied hebben. Albert Scherpbier, toonaangevend onderwijsspecialist en faculteitsbestuurder, schetst een cultuurverandering. Door willy francissen Foto Hans van den Heuvel

O

nderwijs geven op universitair niveau is niet gemakkelijk. Een goede arts is niet automatisch een goede docent – zoals ook een goede natuurkundige niet automatisch een goede opleider is. De formele erkenning van dit feit is relatief jong: in 2008 tekenden de Nederlandse universiteiten de overeenkomst BKO (basiskwalificatie onderwijs). Sindsdien kunnen universitair docenten via een scholingstraject hun onderwijscompetenties uitbouwen en het BKO-certificaat behalen. Het tekenen van de overeenkomst past in de trend van de toegenomen aandacht voor onderwijs in de universitaire wereld. Die is ook duidelijk zichtbaar in de medische sector. Sterker nog, geneeskundigen lopen hierin voorop, zegt Albert Scherpbier, decaan van de faculteit Health,

Medicine and Life Sciences in Maastricht en specialist in onderzoek naar onderwijs. Een goede verklaring voor de toegenomen aandacht heeft hij niet, maar blij is hij er wel mee. Wordt nu via de BKO elke dokter een goede docent? ‘Geneeskundigen hebben een goed gevoel voor onderwijs, maar niet iedereen kan een goede docent worden. Sommige artsen kunnen flitsende hoorcolleges geven terwijl ze in kleine groepjes dingen niet goed kunnen uitleggen. Anderen zijn heel goed in de begeleiding van promovendi. Ik denk dat iedereen wel iets kan op dit gebied, en dat je binnen een team moet afspreken wie wat kan doen. Daarvoor is meestal wel ruimte. In elk geval moet iedereen, welke vorm van onderwijs hij ook geeft, de kans krijgen

zichzelf te verbeteren. Daar hoort een opleidingstraject bij met een goede feedback. Uit onderzoek blijkt dat het zelfbeeld van docenten vaak niet klopt. Ze zien niet wat ze goed doen en wat beter kan. Daar moet je ze dus bij helpen.’ Is er veel animo onder artsen om zich bij te laten scholen? ‘De trajecten die wij in Maastricht aanbieden, zitten helemaal vol. We leiden nu ongeveer veertig medici per jaar op voor de BKO. Net als de andere UMC’s vullen we de trajecten zelf in. We hebben een traject voor nieuwkomers in het onderwijs en eentje voor mensen met ervaring. Bij de laatste tellen eerder verworven competenties mee, waardoor de studiebelasting minder is. Als organisatie eisen wij van onze medici dat ze iets aan onderwijs gedaan moeten


i.O. Magazine van het IOO JUNi 2012

25


26

i.O. Magazine van het IOO JUNi 2012

hebben als ze carrière willen maken. We willen dat onderwijs, onderzoek en patiëntenzorg met elkaar in balans zijn. Mensen kreunen trouwens wel over de tijdsinvestering voor de BKO, hoor.’ Waaruit blijkt de toegenomen aandacht voor onderwijs bij UMC’s nog meer? ‘Ik zie een zeer actief medisch onderwijswereldje, onder andere op congressen. Als de Nederlandse Vereniging voor Medisch Onderwijs een bijeenkomst organiseert, dan komen er meer dan duizend mensen. Het loopt verbazingwekkend goed. Dat geeft veel dynamiek en uitstraling. In internationale vergelijkingen doen onze opleidingen Geneeskunde het heel goed. En uit de jaarlijkse enquêtes van het weekblad Elsevier blijkt dat de studenten hun opleiding hoog waarderen. Opvallend is dat de cijfers voor de verschillende opleidingen door de jaren heen steeds dichter bij elkaar zijn gekomen: ze schommelen tussen de 7.0 en de 7.2 (het landelijk gemiddelde voor opleidingen in het domein gezondheid ligt rond de 7.0). Ook in opmars zijn de zogenoemde teaching professors: hoogleraren die zich bezighouden met onderwijs en met onderzoek naar onderwijs. Wat is het belang van deze functies? ‘In Maastricht spreken we van onderwijshoogleraren. Wij hebben nu ongeveer acht van deze leerstoelen. Andere UMC’s hebben ze ook. Hoeveel het er precies zijn weet ik niet, elk academisch ziekenhuis heeft er wel een paar. Het ontwikkeltempo verschilt nogal. Het hangt ook af van de definitie die je hanteert: soms vallen hoogleraren die veel doen aan onderwijs al onder de teaching professors. Het is belangrijk om goede criteria op te stellen voor deze hoogleraren. Het gaat om dokters die veel verstand hebben van onderwijs – veel meer dan de BKO van ze vraagt. We zitten nu nog in de opbouwfase, dus we benoemen nu nog mensen op grond van hun expertise. Maar straks moeten ze over de juiste papieren als docent beschikken.

‘Ik zie een zeer actieve medische onderwijswereld’


i.O. Magazine van het IOO JUNi 2012

27

Over Albert Scherpbier Albert Scherpbier (1954) is hoogleraar Quality Improvement in Medical Education. Sinds mei 2011 is hij ook decaan van de faculteit Health Medicine and Life Sciences van de Maastricht University. Scherpbier nam een onderwijsbaantje aan

omdat het zicht bood op een opleidingsplaats. Hij verdiepte zich steeds meer in onderzoek naar onderwijs. Als wetenschappelijk directeur van het Onderwijs Instituut van Maastricht University werd hij benoemd tot Officier in de Orde van Oranje

Ze moeten een passie voor onderwijs hebben, uitstekend les kunnen geven en al geruime tijd onderzoek doen naar onderwijs. Verder vragen we ervaring met het management van opleidingen. De serieuze invulling van de profielen is heel belangrijk, want je wilt niet te lichte mensen benoemen. Dat zou juist een negatief effect hebben op het onderwijs.’ ‘Het belang van deze aanstellingen is groot. Het is heel goed om als organisatie een cultuur te scheppen waarin onderwijs er volledig bij hoort. Je laat zien dat het loont om in onderwijs en opleiden te investeren; het is zichtbaar dat je niet alleen via onderzoek een universitaire carrière kunt opbouwen. Daarmee geef je jonge mensen een nieuw rolmodel. We bieden een speciaal carrièrepad op het gebied van opleiden via tenure tracks. Mensen die zo’n traject gevolgd hebben, kunnen een aanstelling krijgen als universitair docent speciaal belast met onderwijs. Uiteindelijk kunnen ze doorgroeien naar een hoogleraarsbenoeming.’ Hoe ziet u de toekomst van het onderwijs in de UMC’s? ‘Van de onderwijshoogleraren komt er nog wel een aantal bij, verwacht ik. Hoe snel dat bij ons in Maastricht zal gaan, hangt mede af van de mensen die nu in de tenure tracks zitten. Verder gaan wij voor de leerstoelen samenwerken met de affiliatieziekenhuizen. Sommige UMC’s doen dat al.’

Nassau. In 2010 stond hij op de tweede plaats van de wereldwijde lijst van auteurs die schrijven over medische onderwijskunde. Scherpbier begeleidt veel promovendi en geeft zowel in binnen- als buitenland cursussen over onderzoek naar onderwijs.

‘Ik verwacht dat het BKO-certificaat geleidelijk aan verplicht gaat worden. Maar het gaat om veel docenten, dus daar is tijd voor nodig. Je moet de capaciteit hebben om ze bij te scholen. Veel universiteiten maken daarover al afspraken met het ministerie, dus die ontwikkeling zet wel door. Ik hoop dat over enkele jaren de scholingstrajecten geïndividualiseerd zijn. Eigenlijk is de huidige aanpak niet de goede. We geven gestandaardiseerde cursussen terwijl we uit onderzoek weten dat je beter kunt aansluiten bij wat mensen al weten. Daar leren ze meer van, het is veel efficiënter. Je zou dan in een goede intake nog beter moeten kijken naar eerder verworven competenties en naar de sterke en zwakke kanten die mensen hebben. Vervolgens bepaal je op welke punten je ze kunt helpen. In de geneeskunde is het begrip personalized medicine inmiddels ingeburgerd. Dat wil zeggen dat je je behandeling afstemt op de persoon, omdat iedereen anders is. Zo moet het met scholing in de toekomst ook.’ En waarom moet een dokter kiezen voor een carrière in het onderwijs? ‘Omdat onderwijs geven buitengewoon leuk is! Je moet er natuurlijk wel gevoel voor hebben, maar het is geweldig om met jonge mensen om te gaan en ze iets te leren. Daar komt bij dat het hard nodig is dat we dat doen, we kunnen straks elke arts gebruiken. Je bent je eigen dokter aan het opleiden. Hoe kun je daar nou geen tijd voor maken?”


28

i.O. Magazine van het IOO JUNi 2012

iOO Kort

Door marre roozen ILLUstrAtIEs marieKe van gils

lUCHTwEGEn

Geavanceerd onderwijs in airway management Veel incidenten en complicaties in de acute geneeskunde worden veroorzaakt door problemen met airway management. Airway management is te omschrijven als alle technieken of handelingen die worden toegepast om een open verbinding te waarborgen tussen de longen en de buitenwereld, zodat het lichaam voldoende zuurstof krijgt en de vitale functies behouden blijven. Airway management omvat een technisch gedeelte, men moet heel goed weten hoe apparatuur werkt, maar het bestaat ook uit effectief werken in teamverband en goede duidelijke communicatie. Vaak moet er gewerkt worden in kritische situaties onder hoge stress en tijdsdruk. Airway management is

ProFessIoNeel oNtWIKKeld Een arts heeft in zijn bagage zoveel meer nodig dan medisch inhoudelijke kennis en vaardigheden alleen. Verschillende aanvullende competenties maken hem tot een goede dokter. In de masteropleiding geneeskunde van VUmc School of Medical Sciences komt er nadruk te liggen op het in praktijk brengen van de in de bachelor opgedane theoretische kennis. De student gaat immers steeds vaker de kliniek in. Saskia Peerdeman, neuroloog en examinator professionele ontwikkeling, ontwikkelde samen met huisartsen Marianne Kooiman en Ale Gercama een nieuw programma. Gercama maakt zich sterk voor het benutten van bij VUmc aanwezige kennis en ervaring. “Ervaren dokters

hebben in de dagelijkse praktijk vaak al veel onderwijs gegeven. Ervaring die we kunnen inzetten voor studenten bij het ontwikkelen van hun rol als dokter.” Het programma dat het drietal heeft ontwikkeld, bestaat uit acht sessies. In het traject staat bewustwording over de verschillende rollen die je als dokter hebt, voorop. Peerdeman: “Naast het onderscheiden van verschillende typen dokters, leren studenten te ontdekken welk type bij hen past.” Het versterken van competenties die minder goed ontwikkeld zijn, zijn vanzelfsprekend leerdoelen, al benadrukt Peerdeman dat het net zo belangrijk is om te waarderen en uit te bouwen wat de student al aan competenties heeft.

bij acute patiënten moeilijk te trainen doordat fouten tot ernstige complicaties kunnen leiden. Anesthesiologen Hans Huitink en Ralf Krage organiseren cursussen op het gebied van airway management bij VUmc. Zij hebben beiden jarenlang nationale en internationale ervaring met patiëntenzorg, (simulatie)onderwijs en onderzoek met betrekking tot airway management. Bij VUmc worden diverse cursussen aangeboden, waarbij technische skills in combinatie met crisis resource management kunnen worden geleerd. Meer info: www.samt-amsterdam.com of www.vumc.nl afdeling anesthesiologie, cursussen.


i.O. Magazine van het IOO JUNi 2012

29

oNderWIJs oNderzocHt

VErPlEEGKUndIGEn, brOOdnOdIG Verpleegkundigen zijn cruciaal voor de zorg. Er wordt veel gevraagd van verpleegkundigen, onder andere door vergrijzing, snelle ontwikkelingen binnen de gezondheidszorg en de noodzaak om kosten te beheersen. Het beroep dreigt minder aantrekkelijk te worden, ook al omdat het carrièreperspectief beter kan. Dat vraagt om een visie en om beleid. In de werkgroep Strategisch Verpleegkundig Opleidingsbeleid hebben

VUmc en GGZ inGeest zich samen gebogen over mogelijkheden om het verpleegkundig opleidingscontinuüm te verbeteren. Er is gekeken naar hoe verpleegkundigen leren en hoe de verpleegkundige van de toekomst er uit ziet. Er zijn adviezen geformuleerd om veel meer samen te werken en regie te voeren zodat efficiënt, effectief en aantrekkelijk opleiden gerealiseerd kan worden.

Bij het Instituut van onderwijs en opleiden worden onderzoeken opgestart die vallen binnen het overkoepelende onderzoeksthema “maatschappelijk verantwoord opleiden”. Naast het organiseren van refereerbijeenkomsten worden wetenschappelijke bijdragen geleverd aan (inter-) nationale congressen. Eind maart werd het eerste onderzoek gepresenteerd naar de effecten van intrinsieke en extrinsieke motivatie op leren. Andere onderzoeken die op stapel liggen zijn: onderzoek naar onderwijs in de medische vervolgopleiding en onderzoek naar studievoortgang en carrière van studenten van niet westerse afkomst.


30

i.O. Magazine van het IOO JUNi 2012

iOO Kort LABELS Het Instituut voor onderwijs en opleiden vervult binnen VUmc de kerntaak onderwijs en biedt een breed palet van medische, medisch ondersteunende en verpleegkundige opleidingen aan. Het Instituut ontwikkelt, innoveert en onderzoekt onderwijs binnen het medisch opleidingscontinu端m en stelt deze kennis optimaal beschikbaar. Om de samenwerking op ontwikkel- en innovatietrajecten te verbeteren is het onderwijs samengevoegd in drie herkenbare labels met een duidelijk onderscheid in aanbod en uitstraling. Onder VUmc School of Medical Sciences vallen de bacheloropleiding, de masteropleiding en het zij-instroomprogramma VUmccompas (opleiding geneeskunde), de research master oncology, re-

zorG oNder toezIcHt VUmc Amstel Academie is een nieuwe opleiding Zorgadministratie (RZA) gestart. De opleiding bestaat uit een combinatie van digitaal leren en werkplek leren aan de hand van opdrachten. Er zijn maandelijks bijeenkomsten om vaardigheden te trainen. De nieuwe postHBO-opleiding zorgadministratie duurt een jaar en is bedoeld voor mensen die al in een zorginstelling werken als zorgadministrateur. VUmc Amstel Academie heeft de opleiding ontwikkeld op verzoek van de beroepsvereniging NVMA.

Tot nu toe bestond er nog geen complete opleiding zorgadministratie. Veel zorgadministrateurs hebben een achtergrond als verpleegkundige of bedrijfskundige. Zij hebben genoeg kennis op deelgebieden, maar nog geen beroepsgerichte opleiding gevolgd. Met de nieuwe opleiding wordt het hele vakgebied afgedekt, zowel wat betreft theoretische kennis als specifieke vaardigheden. Ziekenhuizen kunnen straks hun zorgadministratie nog beter inrichten lopen geen geld mis.

search master cardiovasculair en de postinit誰ele masteropleiding epidemiologie. Daarnaast worden de medisch specialistische vervolgopleidingen ondersteund. VUmc Amstel Academie verzorgt verpleegkundige vervolgopleidingen en medisch ondersteunende opleidingen. Het nieuwe label VUmc Academie biedt een breed onderwijspalet aan. Hieronder vallen bij- en nascholingen (medisch, medisch ondersteunend, verpleegkundig en GGZ), congres-, symposium- en cursusorganisatie (het voormalige PAOG) en human resource development, training en coaching (waaronder het voormalige centrum voor leiderschapsontwikkeling en effectiviteitverbetering).


i.O. Magazine van het IOO JUNi 2012

agenDa ALUMNIDAG OVER PSYCHIATRIE Jaarlijks organiseert de alumnikring geneeskunde VUmc een bijzondere dag voor haar alumni. Dit jaar stond in het teken van de psychiatrie. Onder de titel ‘Lichaam en Geest’ belichtten sprekers van binnen en buiten VUmc een aantal actuele thema’s uit de geestelijke

10 JunI

2 JulI

ZUIdAS rUn

SUMMEr SCHOOl AnGErS, FrAnKrIJK

Op zondag 10 juni wordt er gerend op de Zuidas en ook dit jaar is VUmc CCA het goede doel van deze run.

MeeR inFO: WWW.zUiDaSRUn.nL

10 JunI

STrATEGISCH OPlEIdEn VOOr dE ZOrG

Conferentie voor zorgmanagers, hoofden opleiding en directeuren P&O OOR VUmc en AMC

MeeR inFO: WWW.vUMC.nL

21 en 25 JunI

GOOd ClInICAl PrACTICE

Algemene introductiecursus mensgebonden onderzoek.

MeeR inFO: WWW.PaOg.nL

14-daags programma voor medisch studenten.

MeeR inFO: WWW.MeD.vU.nL

3 SePTeMBer

STArT GEnEESKUndE OPlEIdInG MeeR inFO: WWW.MeD.vU.nL

4 SePTeMBer

MIndFUlnESS

Op een andere manier leren kijken naar het leven.

MeeR inFO: WWW.aMSteLaCaDeMie.nL

9 en 10 okToBer

PrOJECTMAnAGEMEnT Projectmanagement in de zorg.

MeeR inFO: WWW.aMSteLaCaDeMie.nL

UItGelIcHt 11 SePTeMBer gezondheidszorg, zoals erfelijkheid, religie en e-health. De bijeenkomst van vond plaats op zaterdag 12 mei. Dagvoorzitter Willem van Tilburg, emeritus hoogleraar psychiatrie aan VU/ VUmc, gaf als afsluitende lezing een presentatie over de 101-jarige Valeriuskliniek. Ook werden rondleidingen gegeven op de locatie Bocholtstraat (Amsterdam-West) van GGZ inGeest, het VUmc Alzheimercentrum en het recent geopende VUmc Cancer Center Amsterdam - diagnose & behandeling.

CONGRES ‘PROJECTMANAGEMENT IN DE ZORG’ Projectmanagement is in de zorg vaak een ondergeschoven kind, meestal doet men het “er even bij”. Risicovol, omdat met projecten vaak veel tijd en geld gemoeid is. De kans op het welslagen van een project kan worden vergroot door een systematische, doelmatige en efficiënte aanpak en planning. Ook de samenwerking en communicatie tussen de verschillende partijen is cruciaal voor een goede uitvoering van een project. Een projectmanager moet dan ook van vele markten thuis zijn om

projecten tot een succes te maken. Vanuit deze gedachte heeft VUmc een methodiek ontwikkeld en ingevoerd voor project- en portfoliomanagement toegespitst op de zorg. VUmc Amstel Academie organiseert op 11 september een congres. Tijdens verschillende interactieve workshops ervaar je wat er bij projectmanagement in de zorg komt kijken. In welke functie je ook te maken hebt met projectmanagement, hier kom je tot nieuwe inzichten.

MeeR inFO: WWW.PaOg.nL.

31


de meester Herinneringen aan inspirerende docenten/mensen LUCIEN ENGELEN

Door wilma miK Foto marK van der zouw

DIRECTEUR RADBOUD RESHAPE & INNOVATION CENTER, ZORGONDERNEMER, OPRICHTER THE FUTURE OF HEALTH (O.A. TEDXMAASTRICHT)

‘Kan niet, bestaat niet’

‘I

edereen verklaarde hem voor gek, maar tien jaar later stond wel degelijk de eerste mens op de maan. En dat was precies wat John F. Kennedy had voorspeld. Hij deinsde er niet voor terug grote doelen te stellen, sleurde hele groepen mensen mee en zette veel in beweging. Die houding spreekt me aan. Ook bij andere mensen die bijzondere dingen in gang zetten, herken ik die houding. Ze stellen doelen waarvan iedereen denkt dat krijg je nooit voor elkaar. Franciscus van

Asissi – nog zo’n inspirator - verwoordde het heel mooi: Doe eerst wat nodig is, doe dan wat mogelijk is en plotseling doe je wat onmogelijk is. Ook in de gezondheidszorg tref ik ze. Bijvoorbeeld degene die me in het Radboud heeft binnengehaald: Emile Lohman, de voormalige voorzitter van de Raad van Bestuur. Die denkt ook groot, toont gedurfd leiderschap. Halve maatregelen werken niet, zei hij altijd. Doe het meteen goed. Die man heeft zovelen geïnspireerd,

onder wie mij, om dingen te doen waar je zelf niet aan zou denken. Kan niet, staat niet in zijn woordenboek. Als je een goed verhaal hebt dat uiteindelijk zal leiden tot betere zorg, gaf hij je alle ruimte en vertrouwen. Ik heb er zelf de grootste schik in om anderen ook die ruimte en dat vertrouwen te kunnen en mogen geven. Dat is voor mij telkens het uitgangspunt, bij het innovatiecentrum, bij TEDx. Er kan meer dan dat er niet kan. We moeten eens stoppen met praten en meer gaan doen!’


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.