I.O. Magazine, december 2015

Page 1

LEERATELIERS EFFECTIEF INSTRUMENT MAGAZINE VAN HET INSTITUUT VOOR ONDERWIJS EN OPLEIDEN DECEMBER 2015

voor innovatie ouderenzorg

LISA BAYLISSPRATT

De verpleeg足 kundige van de toekomst

VAN ZORGEN VOOR NAAR ZORGEN DAT


2 02

DOOR WILMA MIK FOTO MILAN VERMEULEN

DE SUPERSTUDENT SARA SAHBA (20)

DERDEJAARS STUDENT GENEESKUNDE EN VOORZITTER STUDENTENVERENIGING D.O.C.S.

“Ontmoeten en uitwisselen, daar gaat het om!”

“H

et is best een uitdaging: de combinatie van mijn studie en het voorzitterschap, maar ik vind het belangrijk en doe het dus gewoon. D.O.C.S. staat voor Diversiteit, Openheid, Cultuur en Studenten. We groeien snel: nu al dertig leden, voor het grootste deel studenten van allochtone afkomst. Maar we willen graag een ontmoetingsplek zijn waar iedereen zich thuis voelt. Diversiteit gaat namelijk iedereen aan en is breder dan afkomst of cultuur. Ben je man of vrouw, ben je opgegroeid in Amsterdam of in Kampen, waren er

geldzorgen of juist niet? Van dit soort zaken moeten we ons bewust zijn. En vervolgens: gebruik onze ervaring in het onderwijs! Docenten voelen zich soms ongemakkelijk bij het behandelen van diversiteitsthema’s. Of staan niet stil bij bepaalde gevoeligheden. Denk aan het oefenen van lichamelijk onderzoek. Sommige studenten vinden het prettiger om het gordijn dicht te doen. We komen later allemaal in aanraking met een zeer diverse patiëntenpopulatie, ontwikkel daar dan in je studie al gevoel voor. En waarom gaan patiënten naar alternatieve genezers?

Ook daar krijgen we allemaal mee te maken. Dan is het belangrijk dat je iets weet van motieven van patiënten en wat alternatieve genezers te bieden hebben. Dus organiseren we ook workshops met alternatieve genezers. Ontmoeten en uitwisselen, dat vind ik belangrijk. Er liggen kansen en het is ook nodig, als je luistert naar het debat over vluchtelingen. Heel erg pijnlijk soms. Als meisje van één kwam ik samen met mijn ouders uit Afghanistan. Er valt nog veel te doen. Heel veel. En wie mee wil doen: van harte welkom!”


I.O. DECEMBER 2015

8

INHOUD Nr. 14

SAMEN DE NIEUWE ZORG VORMGEVEN

De zorg verandert onder invloed van maatschappelijke, demografische en technologische ontwikkelingen in rap tempo. Hoe kun je daarop preluderen, in bestuur, zorg en onderwijs? Drie experts aan het woord.

4 HET MOMENT

7 oktober 2015. 20.45 uur Symposium over zorg voor vluchtelingen: ReVUgees: Dare to Care

6-7 EN? Conferentie C2ME + BUITENPOST VUmc in het buitenland + HOOFDREDACTIONEEL

13

Margreeth van der Meijde

LEERATELIERS EFFECTIEF INSTRUMENT

16 DUURZAAMHEID IN DE ZORGSECTOR

Ouderen gaan op steeds latere leeftijd naar een verzorgings- of verpleeghuis, waardoor hun zorgbehoefte door meerdere aandoeningen vaak complexer is dan voorheen. Deze ontwikkelingen stellen nieuwe eisen aan de zorg.

Wat is het en wat levert het op?

20 MEELOPEN MET…

Merle Theelen, kinderthuiszorgverpleegkundige

28 KORT

23

o.a.: training voor docenten en OOR Noord-Holland ontwikkelt missie en visie

32 DE MEESTER

INTERVIEW

Begin dit jaar verscheen in Engeland een gezaghebbend adviesrapport over de verbetering van de verpleegkundeopleiding. Professor Lisa Bayliss-Pratt schetst speciaal voor IO een beeld van de ‘verpleegkundige van de toekomst’. Haar visie is ook interessant voor de Nederlandse opleidingen.

Saskia Peerdeman, neurochirurg, hoogleraar professionele ontwikkeling

COLOFON I.O staat voor ‘in opleiding’ en is een uitgave van het Instituut voor onderwijs en opleiden van VUmc. Het verschijnt 3x per jaar. Hoofdredacteur: Margreeth van der Meijde Eindredacteur: Marre Roozen; m. roozen@VUmc.nl Redactieadviezen: Jacqueline den Bandt-Bloemzaad,

Mariëtte Diderich, Marjan van Duist, Lisette van Elswijk, Inèz de Jonge, Marianne A.R. Kooiman, Saskia Peerdeman, Lilian Rodenburg, Christien van Santen, Jitta Reddingius, Jan Spee, Cora Visser Bladconcept en vormgeving: Maters & Hermsen (Jelle Hoogendam, Jan Peter Hemminga, Mascha Baarda)

03 3

Artikelen: Willy Francissen, Maaike de Hon, Liesbeth Kuipers, Marianne Meijerink, Wilma Mik Fotografie: De Beeldredaktie/Ermindo Armino en Adam Fradgley , Jean Pierre Jans, Milan Vermeulen en Maarten Willemstein Illustraties: Jelle Hoogendam, Marenthe Otten, Marieke van Gils

Coverbeeld: Maarten Willemstein Drukwerk: Boom + Verweij Grafiservices Redactieadres: VUmc, dienst communicatie, 4 Z 190, Postbus 7057 1007 MB Amsterdam, tel. 020 - 444 7003, m. roozen@vumc.nl Oplage: 3000 ex. VUmc maakt deel uit van de Nederlandse Federatie van

Universitair Medische Centra (NFU): www.nfu.nl ISSN: 2211-4955 Stuur voor een gratis abonnement een mail met volledige adresgegevens naar m.roozen@vumc.nl Copyright © 2015, VUmc, Amsterdam. Alle rechten voorbehouden.


04

I.O. DECEMBER 2015

FOTO JEAN PIERRE JANS

7 OKTOBER 2015. 20.45 UUR SYMPOSIUM OVER ZORG VOOR VLUCHTELINGEN: REVUGEES: DARE TO CARE. De kranten staan er vol mee: foto’s van mannen, vrouwen en kinderen die huis en haard achterlaten en op de vlucht slaan. Hun hele leven staat op z’n kop. Ervaringen voor, tijdens en na de vlucht veroorzaken vaak fysieke en psychische gezondheidsproblemen. Wat moeten artsen in spe weten over zorg voor vluchtelingen, hoe kunnen ze hiermee om gaan, welke rechten hebben vluchtelingen eigenlijk op gezondheidszorg, welke zorg krijgen asielzoekers en wat is de rol van de dokter? Op het symposium ReVUgees: Dare to Care kwamen deze vragen aan bod in een gevarieerd en bijzonder symposium met gerenommeerde sprekers, georganiseerd door VUmc afdeling Metamedica en de commissie DOCS van MFVU.


05

Reacties “Ik vond het een prachtig symposium met goeie sprekers en een mooie variatie in standpunten en perspectieven. Zeer relevant met het oog op de huidige ontwikkelingen.” - deelnemer symposium

“Ik heb zeer genoten van de bijeenkomst gisterenavond. Een perfect programma over een belangrijk onderwerp. Ik heb er veel opgestoken over de terminologie (asielzoekers, vluchtelingen, nietgedocumenteerden), de zorg voor deze groepen en de enorme betrokkenheid en inzet van de partijen die presenteerden.” - deelnemer symposium

“Wat waren de studenten betrokken! Als die op het puntje van hun stoel zitten kan het niet meer mis gaan.” - spreker symposium


6 06

I.O. DECEMBER 2015

BUITENPOST VUmc heeft een lange traditie van samenwerking met Indonesië. Tijdens een bezoek van een delegatie van VU en VUmc is dit verder ingevuld.

V

an 3 tot 10 oktober jongstleden heeft een delegatie van de VU en het VUmc een bezoek gebracht aan Indonesië. Tijdens een eerder bezoek in 2014 van de toenmalige decaan, Wim Stalman, waren een aantal overeenkomsten getekend. Deze keer gingen de gesprekken veel meer over de concrete uitwerking. Met de introductie van een nieuw zorgstelsel en een basisverzekering voor alle Indonesiërs is de Indonesische gezondheidszorg volop in beweging. Uiteraard is dat ook voelbaar aan de universiteiten, waar men niet alleen druk bezig is om de curricula te herzien, de programma’s internationaler van aard te maken en de kwaliteit van het onderzoek te

verbeteren, maar men ook op zoek is naar effectieve manieren om long distance learning in te zetten. Met de Universitas Indonesia en de Universitas Gadjah Mada is gesproken over mogelijkheden voor keuzestages, samenwerking in de minor, en werving voor onze research masters. Daarnaast verzorgde Wim Polderman, directeur van de VUmc Academie, bij Gadjah Mada een presentatie over het opzetten van een virtueel instituut dat bijdraagt aan community development and learning. Dit deed hij in het kader van een NICHE traject waarbinnen de VU met financiering van het Ministerie van Buitenlandse Zaken bijdraagt aan capaciteitsopbouw van het hoger onderwijs in partnerlanden.

Siema Ramdas is docentopleider en trainer bij het HogerOnderwijsTeam van het VU-UCGB. Op 18 september jl. gaf ze een workshop tijdens de afsluitende conferentie van het project C2ME.

WAAR GING HET OVER?

EN?

“C2ME staat voor ‘Culturally Competent in Medical Education’. Dit project heeft als doel de culturele competenties van docenten in het medisch onderwijs te vergroten onder andere door trainingen. Deze conferentie was de afsluiting van het C2ME project, waarbij 12 landen betrokken waren. Ik was aanwezig omdat ik als docentopleider vanuit het HogerOnderwijsTeam van het VU-UCGB betrokken was bij de ontwikkeling van docenttrainingen.”

HOOGTEPUNTEN VAN HET PROGRAMMA?

“Het was erg interessant om de resultaten te zien die door het project behaald zijn. Vooral de e-learning modules die werden gepresenteerd op het gebied van culturele competenties lijken mij een prachtig middel om in te zetten bij trainingen.”

NIEUWE INZICHTEN?

“Tijdens de conferentie gaven Petra Verdonk, Lina Issa en ik een workshop waarin de deelnemers


07

HOOFDREDACTIONEEL Universitas Gadjah Mada, Indonesië

kennis maakten met twee werkvormen die we tijdens onze training gebruiken. Ik vond het heel interessant om te ondervinden hoe snel bepaalde aannames zijn gedaan; bijvoorbeeld over hoe medisch onderwijs vorm gegeven wordt in andere landen. De deelnemers uit de UK en de VS stonden er bijvoorbeeld versteld van dat in het in Nederland heel gewoon is dat jongens en meisjes samen practica volgen.”

HOE NU VERDER? “Binnen de VU loopt

momenteel het project ‘Diversiteitssensitief Onderwijs’; in dit project worden onder andere docenttrainingen en curriculumscans uitgevoerd. De VU erkent met dit project het belang van aansluiting van het onderwijs op de huidige maatschappij. Het is interessant om tijdens trainingen samen met docenten onbewuste aannames te verkennen en de dialoog aan te gaan over diversiteit, en welke uitdagingen, maar vooral ook, welke kansen hieruit kunnen ontstaan.”

HOE RATIONEEL GEDRAGEN WE ONS? Er waait een wind van verandering door het land. Alles moet anders, hoor je overal. De zorg is te duur, we worden te oud, de technologie dendert voort. We moeten rigoureus over op een ander spoor, anders komt het niet goed. Deze roep om verandering behoeft enkele nuanceringen. Die roep suggereert namelijk dat er de laatste jaren niets gebeurd is en dat er opeens van alles stagneert in onze samenleving. Maar als je inzoomt zie je dat er al heel veel aan het veranderen is, binnen organisaties en binnen beroepsgroepen. Kijk naar de huisartsen die al een heel eind op weg zijn met shared decision making; het gewenste overlegmodel van de toekomst. Kijk naar verpleegkundigen die met een toekomstbestendig beroepsprofiel preluderen op het feit dat we met z’n allen ouder en zieker gaan worden, waardoor de complexe zorgvraag kan worden bediend. En met een initiatief als Buurtzorg is de kleinschaligheid op grote schaal ingevoerd. Allemaal stapjes die voortgang brengen op het pad van verandering. We zijn er al lang mee bezig! Een tweede kanttekening bij het credo ‘alles moet anders’ waarbij woorden als regie en verantwoordelijk burgerschap met daaraan gekoppeld minder regulering als uitgangspunten zijn gekozen. Hieraan ligt een mensbeeld ten grondslag van de ideale burger die weloverwogen werkt aan een goede gezondheid, die relativeert en in goede harmonie met zijn familie en buren verkeert. Eigenlijk een wensbeeld. Iedereen als de potentiële mantelzorger. Maar hoe reëel is dit mensbeeld? Hoe redelijk zijn we eigenlijk? Hoe gezond gedragen we ons? Kijk naar de samenleving nu en het antwoord is al gegeven. Kennelijk zijn we zeer gevoelig voor kleine en grote verslavingen en zijn ongezonde gewoontes moeilijk af te leren. En in hoeverre zijn we in staat bij zware tegenslag de eigen regie en veerkracht te behouden? U begrijpt, er zal veel gaan veranderen, maar dat is van alle tijden. Eenvoudige oplossingen bestaan niet, geen one size fits all. Creativiteit met ruimte voor slimme initiatieven, zoals de thuiszorgorganisatie Emile.nu. Laten we samen verder zoeken naar dergelijke oplossingen voor de zorg en het opleiden van morgen, met nuancering en realisme. Margreeth van der Meijde, directeur Instituut voor onderwijs en opleiden, VUmc


08

I.O. DECEMBER 2015


09

Samen de nieuwe zorg vormgeven

VAN ZORGEN VOOR NAAR ZORGEN DAT De zorg verandert onder invloed van maatschappelijke, demografische en technologische ontwikkelingen in rap tempo. Hoe kun je daarop preluderen, in bestuur, zorg en onderwijs? Drie experts aan het woord. “We staan voor ingrijpende veranderingen, maar laten we daar ook niet te benauwd voor zijn.” DOOR WILMA MIK FOTO’S JEAN PIERRE JANS, MAARTEN WILLEMSTEIN

K

laus Boonstra beschouwt drie majeure ontwikkelingen, die allemaal met elkaar te maken hebben. Hij is ondermeer directeur/ bestuurder van CZO en doorliep diverse echelons van de zorg; een man met overzicht. Als eerste neemt hij de al veel langer gehoorde slogan ‘de patiënt centraal’ bij de kop. Die kreet gaat nu echt vorm krijgen, meent Boonstra.

“Inclusief de verantwoordelijkheidsdeling.” Dat laatste aspect verwijst naar de nieuwe definitie van het begrip gezondheid, waarin eigen regie en veerkracht de leidende thema’s zijn. “Dat verandert de wereld echt. Het stelt namelijk heel andere eisen aan de zorg maar ook aan burgerschap.” De tweede grote factor is de razendsnelle ontwikkeling van de technologie, die – de derde ver-

andering – een grote impact heeft op de zorgsector. “Allerlei conventies die tot op heden volstrekt normaal waren, gaan veranderen. De zorg vindt plaats op andere plekken, bepaalde ingrepen en specialisaties verdwijnen, nieuwe komen op.” Hij noemt enkele voorbeelden. “Met de komst van doelzoekende medicatie raakt een deel van de chirurgische oncologie overbodig. Straks kun je bij de


10

beginselen worden in de zorg moeten we ons wellicht ook gaan richten op zorgonderwijs aan leken. Geen complete opleiding, maar wel toegespitste kennis en vaardigheden, stel ik me voor.”

drogist een bloedbepaling laten doen en de uitkomst neem je mee naar je dokter. Op sommige plaatsen in de VS werkt het al zo.” Competent in de context Decennialang bestond er een eenvoudig onderscheid in de zorg: generalistische zorg voor thuis, specialistisch in het ziekenhuis. Dat onderscheid stopt te bestaan, stelt Boonstra. “We gaan naar competent in de context. Waar en met wie ga ik werken, wat is mijn toegevoegde waarde daar?” Bekijk je de indeling van de zorg door deze bril dan blijkt samenwerken steeds belangrijker, net als goede gezamenlijke dossiervorming. Maar ook specialistische zorgverleners die naar de patiënt toe komen in plaats van andersom. Boonstra: “Kindergeneeskundige zorg gebeurt al voor bijna 30% thuis.” Medewerkers die nu al in de thuiszorg werken, zullen te maken krijgen met cliënten die ook specialistische zorg nodig hebben. Dat betekent bijscholing voor de talloze verzorgenden die juist in deze branche werken. Scholing over omgaan met mantelzorgers zal een plek moeten krijgen in de curricula, brengt Saskia Schalkwijk in, directeur van Sigra. “Er moet een nieuw samenspel ontstaan tussen formele en informele zorg.” Boonstra vult aan: “En als eigen regie en veerkracht de leidende

Saskia Schalkwijk

‘Er moet een nieuw samenspel ontstaan tussen formele en informele zorg’

Verantwoordelijkheid Een verschuiving naar eigen regie is op allerlei terreinen in de samenleving gaande, ziet ook Doekle Terpstra, voormalig voorzitter van InHolland en aanjager van het Zorgpact (zie kader). “Mensen pakken zelf op lokaal en regionaal niveau zaken op en willen niet langer dat ‘Den Haag’ bestiert maar hun initiatieven faciliteert. Lokale bestuurders willen uitgedaagd worden op het nemen van eigen verantwoordelijkheid. Overigens ook een consequentie van het decentralisatiebeleid waarmee de rijksoverheid de regie in handen legt van het lokale bestuur. Zo geef je in feite de participatiesamenleving vorm, ook in bestuurlijke zin. Vormgeving Voor deze grote verschuiving en verdeling van verantwoordelijkheden heb je elkaar wel nodig: bestuurders, zorgprofessionals, onderwijs en burgers. We kunnen immers niet voorzien wat de gevolgen van de nieuwe technologische mogelijkheden en de verschuiving van ‘zorgen voor’ naar ‘zorgen dat’ zijn. Maar


I.O. DECEMBER 2015

Onderwijsadvies

In het voorjaar van 2016 presenteert de commissie Innovatie ZorgZorgberoepen het Onderwijsadvies: hoe kun kun je toekomstgericht opleiden? Saskia Schalkwijk, directeur van SIGRA kijkt vooruit. “We gaan naar doorlopende leerlijnen, naar een dynamisch continuüm van mbo-hbowo. Patiëntvolgend onderwijs, geheel in lijn met ‘de patiënt centraal’. Toekomstige artsen en verpleegkundigen die samen onderwijs volgen, gemengde klassen van verpleegkundigen voor de eerste en de tweede lijn. Die richting zal het opgaan. zorginstituutnederland.nl

dat maakt het nu juist ook zo interessant. Ik zie overal in het land bereidheid om mee te doen. Bestuurders voorvoelen ook dat er actie ondernomen moet worden. In verschillende regio’s nemen bestuurders uit onderwijs, zorg en lokale overheden het initiatief om regionale actiegerichte agenda’s te maken. Die samenwerking willen we ondersteunen en versterken en dat geldt niet alleen voor de regio, maar ook voor het rijk.” Terpstra opereert snel en flexibel met een kleine werkgroep van ambtenaren van VWS, OCW en SZW tussen rijksoverheid en de talloze initiatieven die ontstaan in de lokale praktijk. “Waar lopen bestuurders en zorgprofessionals tegenaan? Kunnen we daar iets aan doen en hoe?” Hij noemt een concreet voorbeeld waar hij afgelopen maand mee geconfronteerd werd. Een leerling met talent die graag op een ander ROC een extra module wil volgen. “Dat dreigt dan mis te lopen vanwege de bekostigingssystematiek: hij wordt als uitvaller beschouwd bij zijn oorspronkelijke opleiding. Daar zit natuurlijk niemand op te wachten. Het zijn dit soort obstakels die we proberen op te lossen.” Ook Schalkwijk ziet bereidheid bij mensen uit onderwijs en zorg. “Zo’n transitie kost natuurlijk tijd, maar ik merk een duidelijk commitment bij deze groepen. We moeten natuurlijk ook wel

Doekle Terpstra

‘Lokale bestuurders willen uitgedaagd worden op het nemen van eigen verantwoordelijkheid’

11

met zijn allen, maar we vinden elkaar ook. Samen onderzoeken we welke kant we op moeten. Wat willen en kunnen we met elkaar? Hoeveel gespecialiseerde verpleegkundigen hebben we straks nodig? In welke vorm gaan we opleiden? Over al dit soort zaken hebben we nauw en intensief overleg.” Het zou overigens welkom zijn als zorgverzekeraars in deze overgangsperiode bereid zouden zijn tot meerjarenafspraken, suggereert Schalkwijk. Broedplaatsen Op veel plekken wordt samen gewerkt aan de verandering, zie bijvoorbeeld de ‘Kopgroep van 100’ en de vier broedplaatsen in het land (www.zorgin2030. nl). In deze broedplaatsen wordt heel praktisch gewerkt aan innovaties die richting kunnen geven aan de zorg van de toekomst. Ze verzamelen goede voorbeelden die van ‘onderop’ ontstaan, onderzoeken of er ondersteuning nodig is en wie die kan bieden. Schalkwijk, projectleider broedplaats Amsterdam-Amstelveen: “Wat kunnen we ervan leren? Welke initiatieven kunnen toegepast worden op andere vlakken in de zorg?” ‘Beter Samen in Noord’ is een van die initiatieven. Daarin werken zorgaanbieders, het stadsdeel en DWI samen aan een integrale werkwijze voor een groep mensen die op meerdere domeinen zijn vastgelopen in hun leven. Een regisseur begeleidt elke cliënt en maakt een integraal plan van aanpak. TNO heeft de resultaten gemeten. Schalkwijk: “Mensen die in zo’n traject meedoen zijn meer zelfredzaam dan mensen zonder zo’n traject. Dit is dus zo’n mooi voorbeeld hoe met elkaar integraal werken niet alleen leidt tot een betere kwaliteit van leven, maar het verloopt ook veel efficiënter. De zorgverzekeraar levert een budget en daar doen we het voor.” Er wordt nu bekeken of deze aanpak ook op andere groepen kunnen toepassen.


12

Heel interessant om te volgen, meent Schalkwijk. “We kunnen er veel van leren. Wat betekent zo’n manier van werken voor de zorgprofessionals die daar werken? Welke bekwaamheden hebben ze nodig? Hoe brengen we dat vervolgens weer in een opleiding?” Al deze bevindingen vinden hun weg naar de Commissie Innovatie Zorgberoepen die in komend voorjaar met een Onderwijsadvies (zie kader) komt. Risico Alledrie de gesprekspartners zijn optimistisch over de toekomst, weliswaar een ongewisse toekomst maar wel een met onvermoede

kansen. In het kader van een leven lang leren oppert Boonstra voor iedere Nederlander twee jaar studiefinanciering op zijn veertigste. Tot nu toe stokken bij- en nascholing op die leeftijd, terwijl je dan juist toe bent aan verdieping, ethiek, organisatie. Schalkwijk ziet innovatieve stages in de wijk voor zich; de plek waar steeds meer zorg zal plaatsvinden in de toekomst. “Zulke stages zijn ingewikkelder te organiseren dan in het ziekenhuis, maar hoe kunnen we dat toch voor elkaar krijgen?” Naast talloze kansen, kleven er ook risico’s aan het nieuwe elan van eigen regie en veerkracht. Boonstra: “Er zijn een hele hoop mensen die geen eigen veerkracht hebben en voor wie eigen regie niet zo vanzelfsprekend is. Als je ernstig ziek wordt, is veerkracht niet altijd voorhanden. En als je uit een vreemde samenleving komt, is eigen regie ook moeilijker. Het risico is dat er een nieuw categorisch imperatief ontstaat: wees gezond!

Klaus Boonstra

‘Allerlei conventies die tot op heden volstrekt normaal waren gaan veranderen’ Maar gezondheid is niet per definitie een verdienste. Het is je niet altijd gegeven.”

Zorgpact In de zomer van 2015 stuurde Doekle Terpstra als aanjager van het Zorgpact een pamflet de wereld in met enkele dringende vragen: Hoe kunnen we voeden wat er uit zichzelf ontstaat? Hoe creëren we samen met onderwijs, zorg en overheden in de regionale context de vernieuwing

in de zorg? Hoe maken we van de veranderingen kansen en hoe zorgen we ervoor dat zorgprofessionals nu en in de toekomst tijdig over de juiste kennis en vaardigheden beschikken? De oproep vindt weerklank: veel professionals en bestuurders die enthousiast raken van deze omge-

keerde beleidsvorming: niet langer van bovenaf, maar juist van onderop. Er ontstaan tal van initiatieven. In vijf regio’s zetten partijen zich in om aan het eind van het jaar de eerste vijf regionale Zorgpacten te maken. De ‘Kopgroep van 100’ is van start waarin goede voorbeelden van samenwerking

hun initiatieven delen en van elkaar willen leren. Ook ontstaat er meer aandacht om vanuit de zorg samen met het onderwijs in te zetten op de ontwikkeling van de Centra voor Innovatief Vakmanschap en aanvragen voor het Regionaal Investeringsfonds. www.zorgpact.nl


I.O. DECEMBER 2015

13

ESSAY

Hervorming ouderenzorg

Leerateliers effectief instrument voor innovatie Ouderen gaan op steeds latere leeftijd naar een verzorgingsof verpleeghuis, waardoor hun zorgbehoefte complexer is dan voorheen. Vaak hebben ze meerdere aandoeningen tegelijk. Dat maakt hen in hoge mate kwetsbaar en minder zelfredzaam. Deze ontwikkelingen stellen nieuwe eisen aan de zorg.

DOOR: LINDA KOOPMANS, ONDERZOEKER BIJ HET NIVEL ONDER REDACTIE VAN: MARIANNE MEIJERINK ILLUSTRATIE: MARENTHE OTTEN

S

teeds meer mensen hebben langdurige zorg nodig. Dat komt door de groei van het aantal ouderen. Naar schatting zal hun populatie in 2030 ongeveer een miljoen bedragen, van wie een groot aantal mensen dan boven de 80 jaar zal zijn. Hoe bereiden we ons voor op deze veranderingen in zorgbehoefte? Om die vraag te beantwoorden, hebben V&VN (Verplegenden en Verzorgenden Nederland) en het NIVEL (Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg) in 2012 de Proeftuinen Ouderenzorg opgezet. Het doel is meer zicht te krijgen in de optimale samenstelling van teams. Eerder onderzoek toont namelijk aan dat een team beter presteert wanneer medewerkers van elkaar verschillen in termen van opleiding, expertise en vaardigheden, ofwel ‘staff and skill mix’. Wat is de optimale mix binnen een zorgteam? En hoe kan de samenstelling zo goed mogelijk worden afgestemd

op de problematiek van de doelgroep? En welk effect heeft de teamsamenstelling op de kwaliteit van de zorg en de tevredenheid van de betrokken medewerkers? Leerateliers Met die vragen gingen zeven zogeheten leerateliers aan de slag. De kern van elk leeratelier bestond uit directe zorgmedewerkers, zoals helpenden, verzorgenden en verpleegkundigen. De samenstelling verschilde op het gebied van zorgzwaarte van de cliënten en setting (intramuraal, extramuraal of een combinatie van beide). De leerateliers verschilden bovendien in de mate waarin andere disciplines deel uitmaakten van de teams, zoals huisartsen, psychologen, mantelzorgers en vrijwilligers. Onderzoekers van het NIVEL brachten de ontwikkelingen binnen de leerateliers in kaart. Zij keken hoe de variatie in functies en competenties zich binnen de teams ontwikkelde en

wat in de ogen van medewerkers de toegevoegde waarde daarvan was voor de kwaliteit van zorg en kwaliteit van leven van cliënten en voor hun eigen tevredenheid over het werk. Bovendien werd gelet op de effecten op samenwerking, de visie op zorg, regelruimte en teamcultuur. Het NIVEL voerde dit onderzoek uit door middel van semigestructureerde face-to-face interviews met medewerkers van de leerateliers. Daarnaast hebben medewerkers een vragenlijst beantwoord, werd geobserveerd en is documentatie van de leerateliers verzameld. Variatie, zowel binnen als tussen de teams De uitkomsten lieten zien dat bijna alle leerateliers werkten aan het vergroten van de variatie in functies binnen de teams, bijvoorbeeld door het toevoegen van verpleegkundigen, verpleegkundig specialisten, helpenden of groepsassistenten. Ook betrokken zij soms mantelzorgers, vrijwilligers en/


14

I.O. DECEMBER 2015


15

of externe samenwerkingspartners (bijvoorbeeld arts, psycholoog, fysiotherapeut) bij het team. Om de variatie in competenties te vergroten investeerden de leerateliers in scholing van medewerkers. Met name kozen zij voor het om- en bijscholen van helpenden en verzorgenden. Voor de signalering van problemen, coaching en sturing van andere teamleden werd de toevoeging van verpleegkundigen waardevol gevonden, al leidde de komst van een verpleegkundige binnen teams soms ook onrust en weerstand. Diens rol bleek nog onvoldoende te zijn uitgekristalliseerd. Wat het onderzoek in elk geval duidelijk maakt is dat een ‘one size fits all’ blauwdruk voor de ideale staff-andskill mix niet bestaat. Ideaal gesproken zou elke organisatie de samenstelling moeten kiezen die het best past bij de eigen situatie, waarbij de zorgzwaarte en zorgbehoeften van cliënten leidend zijn. Andere verbeteringen Interessant is dat binnen de leerateliers ook andere processen op gang zijn gekomen die tot verbetering kunnen leiden. ■ Samenwerking: De teams besteedden aandacht aan zowel ‘zachte’ als ‘harde’ kanten van samenwerking en communicatie. Enerzijds is men met elkaar in dialoog gegaan, heeft men elkaar beter leren kennen en is de rolverdeling verduidelijkt. Anderzijds zocht men naar efficiënte manieren om met elkaar te overleggen. Een positieve ontwikkeling nu de complexer wordende cliëntenzorg vraagt om meer samenwerking. Zowel binnen het team als met externe disciplines. ■ Visie op zorg: Parallel aan landelijke bewegingen, blijkt ook binnen de leerateliers de visie op zorg te verschuiven van taakgericht naar meer cliëntgericht. Behoeften en voorkeuren van cliënten staan centraal en familie, mantelzorgers en vrijwilligers worden meer betrokken bij de zorg. Toch zien

we dat binnen veel leerateliers nog wordt gezocht naar de beste praktische invulling. ■ Regelruimte: Teams zien de toegevoegde waarde van regelruimte, willen zij in staat zijn optimale zorg te kunnen leveren. Niet alle teamleden kunnen echter even goed over weg met die vrijheid. Voorwaarde is onder meer dat de leidinggevende ruimte biedt, teamleden de professionele verantwoordelijkheid voelen om de regie te nemen en dat zij elkaar onderling feedback durven te geven. Verpleegkundigen kunnen hierin, met hun overstijgende, sturende en coachende aanpak, een belangrijke rol spelen. ■ Teamcultuur: Het vermogen en de bereidheid om te veranderen zijn belangrijke voorwaarden voor het doen slagen van veranderingen. Deelname aan het project Proeftuinen Ouderenzorg bood de leerateliers de gelegenheid om te experimenteren en bewust na te denken over ontwikkelingen en wensen voor de toekomst. Hierbij werd op diverse vlakken geleerd en was het effect breder dan alleen het aanbrengen van meer variatie binnen teams. Effect op kwaliteit van de zorg In hoeverre slaagden de teams er feitelijk in de zorg beter op de behoeften van de cliënten af te stemmen? De teams zelf ervoeren de bijscholing van medewerkers, het toevoegen van een verpleegkundige en/of een verbetering van de samenwerking als een verbetering van de kwaliteit van de zorg. Zo werd er bijvoorbeeld meer overzicht gehouden, was er meer continuïteit van zorg en werd achteruitgang bij cliënten eerder gesignaleerd. Ook voelden de medewerkers een grote mate van betrokkenheid en tevredenheid bij hun werk. In hoeverre ook de door de cliënten ervaren kwaliteit van leven verbeterde is op basis van dit onderzoek niet te zeggen. Uit interviews met cliënten en/of diens vertegenwoordigers kwam wel naar voren dat de bejegening van cliënten verbeterde en dat er meer cliëntgericht

werd gewerkt. Tegenover deze positieve effecten staat dat de veranderingen ook hier en daar voor onrust en ontevredenheid zorgden bij medewerkers, wat met name veroorzaakt werd door onduidelijkheid in ieders rollen en taken. Hoe nu verder? Vast staat hoe dan ook dat dé ideale teamsamenstelling niet bestaat en dat elke organisatie op zoek moet naar de invulling die het best past bij de (toekomstige) zorgbehoefte van de eigen cliënten. Om de juiste keuzes te kunnen maken is het belangrijk dat teams een analyse maken van de zorgbehoeften van de huidige cliënten en de mogelijke toekomstige verandering hierin. Om de optimale staff & skill mix te bereiken kan bijvoorbeeld worden gedacht aan scholing van teamleden op het gebied van omgang met dementie, begeleiding van teamleden bij een overgang naar kleinschalig wonen, toevoeging van verpleegkundige expertise voor onder meer het vroegtijdig signaleren van achteruitgang bij cliënten. Ook het aanbrengen van teamdiversiteit door de combinatie van verschillende opleidings- en functieniveaus bij het constateren van een steeds zwaarder wordende cliëntengroep kan helpen om de optimale mix te bereiken. Gebleken is dat duidelijke communicatie en dialoog over de redenen om de teamsamenstelling te veranderen, de beoogde doelen die men ermee wil bereiken, en mogelijke gevolgen voor ieders rol- en taakverdeling, voor medewerkers van belang is en de samenwerking ten goede komt. Daarnaast is het belangrijk om aandacht te besteden aan samenwerking, visie op zorg en regelruimte als belangrijke contextfactoren om een gevarieerd team succesvol te laten functioneren. Het uitgebreide rapport van de Proeftuinen Ouderenzorg en alle daaruit voortvloeiende aanbevelingen is te vinden op de NIVEL website (www.nivel.nl).


16

EERSTE DUURZAME STAPPEN IN DE ZORG

Maatschappelijk verantwoord ondernemen Maatschappelijk verantwoord ondernemen of duurzaamheid staat in de zorgsector nog in de kinderschoenen. Toch zetten steeds meer zorgorganisaties hun eerste, duurzame stappen. Wat is het en wat levert het op? I.O. Magazine vraagt het twee voorlopers: Jos de Blok, directeur van Buurtzorg Nederland, en Diana Monissen, bestuursvoorzitter van het Prinses Máxima Centrum voor kinderoncologie. DOOR LIESBETH KUIPERS FOTO’S JEAN PIERRE JANS, MAARTEN WILLEMSTEIN


I.O. DECEMBER 2015

JOS DE BLOK: “PERSOONLIJKE VERANTWOORDELIJKHEID VAN ZORGPROFESSIONALS CREËERT DE BESTE OPLOSSINGEN VOOR CLIËNTEN”

D

e huidige organisatie van de gezondheidszorg is ontspoord, vindt Jos de Blok. “Zorg gaat over concrete dingen: hoe help je iemand die een probleem heeft? Van die eenvoud zijn we ver afgedreven. We beredeneren nu alles vanuit het perspectief van ondernemerschap, op systeemniveau. Je moet je bijvoorbeeld niet verantwoorden over de opbrengsten van je zorg, maar rapporteren over de uren die je levert. En bij ketenzorg bijvoorbeeld gaat meer aandacht uit naar de onderlinge contracten dan naar het goed regelen van de zorg rondom een cliënt. De prikkel om met collectieve middelen winst te maken en te verdienen aan de ellende van andere mensen, is in de loop der jaren steeds groter geworden.” Persoonlijk Vanuit filosofische hoek werd een jaar of tien geleden voor het eerst de vraag gesteld of het huidige zorgsysteem nog houdbaar is. Volgens De Blok is er sindsdien een kentering gaande. “Jongere generaties zijn zich steeds meer bewust dat het in de zorg niet gaat om het maken van winst, maar om een bijdrage aan een hogere doelstelling, een betere wereld.” Buurtzorg Nederland besloot al in 2006 op een andere manier te gaan werken, vertelt De Blok. “Bij maatschappelijke verantwoordelijkheid ben je transparant over de besteding van je geld en wat jouw zorgorganisatie maatschappelijk oplevert. Dat start met het nastreven van duidelijke doelen op basis van een heldere visie. Wij willen ons personeel daarbij zo goed mogelijk ondersteunen,

onder meer met opleidingen, zodat zij die doelen kunnen waarmaken. Aan de andere kant monitor je de resultaten van je werk en vraag je de cliënten of ze je werk waarderen. Dan ben je maatschappelijk verantwoord bezig.” De Blok wil niet langer uitgaan van systeemverantwoording maar terugkeren naar de persoonlijke verantwoording. “Dat creëert de beste oplossingen voor cliënten. Ons uitgangspunt is dat artsen, verpleegkundigen en andere zorgdisciplines willen werken vanuit ethische waarden, of dat nou de eed van Hippocrates of de beroepscode is. Zij willen verantwoordelijk zijn voor hun

“Jongere generaties zijn zich steeds meer bewust dat het in de zorg niet gaat om het maken van winst” werk en daarover verantwoording afleggen aan collega’s en de buitenwereld. Dan hoeft ‘het systeem’ hen niet langer regels op te leggen die dwingen tot bijvoorbeeld het betrekken van het netwerk van de cliënt of ketenzorg. Hebben zorgverleners weer een eigen verantwoordelijkheid, dan regelen zij dat vanuit hun eigen intrinsieke motivatie. Vanzelf zoeken ze dan naar verbindingen

17

Jos de Blok Jos de Blok’s wijkverplegingsorganisatie Buurtzorg Nederland heeft 9500 verpleegkundigen in dienst en geen enkele manager. Zijn revolutionaire organisatiestrategie trekt de aandacht in binnen- en buitenland. De Blok haalde al diverse keren de ‘Duurzame 100’ van dagblad Trouw en werd in 2012 door het blad Management Team uitgeroepen tot ‘Gamechanger van het jaar’.


18

I.O. DECEMBER 2015

met familie en vrijwilligers, waardoor cliënten zich zo lang mogelijk kunnen redden in hun eigen huis en leefomgeving. En vanzelfsprekend ontstaan dan duurzame ketenoplossingen en worden onnodige ziekenhuisopnames voorkomen.” Poppenkast Persoonlijke verantwoordelijkheid voor zorgprofessionals levert ook leuker werk op, aldus De Blok. “Want er wordt een groter appèl gedaan op je eigen creativiteit. Daar past geen hiërarchische werkomgeving bij, want dat leidt dus tot protocollen, procedures en systeemoplossingen. Opleidingen van zorgprofessionals zouden hierop moeten aansluiten. Laat de managementvaardigheden achterwege en ga uitgebreid in op alle gezondheidskwesties, en dus op anatomie, pathologie, fysiologie, psychologie etc. En focus daarbij vooral op mensen en op betekenisvolle relaties tussen mensen. Daar word je een goed vakman of -vrouw van.” Hij vermoedt dat we over twintig of dertig jaar hoofdschuddend zullen terugkijken op de huidige zorg. “We zullen zeggen: wat hadden we het ongelooflijk onhandig georganiseerd. En wat een poppenkast met die twee werelden: aan de ene kant de bestuurders en managers die alles bepalen, aan de andere kant het werkvolk dat onder hen te lijden heeft.” Maar volgens hem is deze fase nodig. “We zijn op weg naar een nieuwe fase van decentralisatie, waarin veel meer vanuit doelgroepen geredeneerd gaat worden. Als alle zorgprofessionals zelf de zorg rondom die doelgroepen slimmer kunnen regelen, dan zijn al die grote ziekenhuizen straks niet meer nodig. En behoort het huidige, geldverslindende zorgsysteem tot het verleden.”

DIANA MONISSEN: “MAATSCHAPPELIJK VERANTWOORDELIJK ONDERNEMEN MOET VANZELFSPREKEND ZIJN IN DE ZORG”

“H

Diana Monissen

Diana Monissen is sinds juli 2015 voorzitter van de raad van bestuur van het nieuwe Prinses Máxima Centrum voor kinderoncologie in Utrecht. In haar vorige functie, als bestuursvoorzitter van De Friesland Zorgverzekeraar, startte zij met Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen: zij reorganiseerde de verzekeraar naar een ‘plattere’ organisatie en tekende met andere Friese zorgpartijen een convenant om het energieverbruik in zorggebouwen terug te dringen.

et streven van het Prinses Máxima Centrum voor kinderoncologie is voor kinderen met kanker topprestaties te leveren rond zorg en onderzoek. En ons uitgangspunt is om dit maatschappelijk verantwoord te doen,” zegt Diana Monissen. “Dat betekent dat we de zorg voor het kind met kanker in een context plaatsen. We richten ons op de gehele leefwereld van onze patiënten, dus ook op hun ouders, broers en zussen. En natuurlijk op onze medewerkers en op leveranciers, investeerders en de maatschappij als geheel. De belangen van alle stakeholders laten we nadrukkelijk meewegen; zo vinden we het erg belangrijk de cliëntenraad en de Vereniging van Ouders van Kinderen met Kanker, de VOKK, te betrekken. We luisteren goed naar ze en we redeneren en handelen vanuit hen; de VOKK is initiatiefnemer en lid van het coöperatiebestuur. De 3 P’s Maatschappelijk verantwoord ondernemen in de zorg gaat om het integraal verbinden van de thema’s mensen, milieu en welvaart, ofwel People, Planet en Prosperity, legt zij uit. “Ik moet constateren dat de zorgsector achterblijft op deze thema’s, hoewel nu wel een aantal ‘MVOexpedities duurzame zorg’ van MVO Nederland gaande zijn. Bij de Friesland Zorgverzekeraar hebben we vanuit zo’n expeditie de eerste gezamenlijke MVOstappen gezet. Alle 3 P’s spelen een grote rol in de zorg; MVO moet vanzelfspre-


19

kend worden, dat is het nu nog te weinig.” Het Prinses Máxima geeft de 3 P’s nu een plek in het meerjarenbeleidsplan, vervolgt zij. “Bij People gaat het om onze patiënten in staat te stellen zich zoveel mogelijk te blijven ontwikkelen, ondanks hun ziekte. Deze ‘ontwikkelingsgerichte zorg’ betekent onder meer dat ouders een kans moeten krijgen er voor hun kind te zijn. In ons nieuwe gebouw komen daarom ouderkind-kamers, die goed zijn uitgerust om er samen te verblijven We willen dat ontwikkelingsgerichte zorg ook aandacht krijgt in de opleidingen van onze kinderartsen/oncologen en verpleegkundigen. Want de behandeling en genezing van het kind is belangrijk, maar het huidige en toekomstige functioneren van het kind en zijn omgeving is net zo belangrijk.” Resultaatverantwoordelijk People betekent voor het Prinses Máxima Centrum ook ‘goed zorgen voor onze medewerkers, zodat die iedere dag weer topprestaties kunnen leveren’. Diana Monissen: “Daarom gaan we met resultaatverantwoordelijke eenheden werken. We kiezen voor een zo plat mogelijke organisatie, dus met zo weinig mogelijk hiërarchische lagen. Want onze artsen en verpleegkundige zijn hoogopgeleide, weldenkende mensen; als er duidelijke kaders zijn werkt een platte organisatie veel effectiever. Ons meerjarenbeleidsplan - dat uitgaat van onze gezamenlijk vastgestelde missie, visie, kernwaarden en bijbehorende competenties - vertalen zij in jaarplannen. Daarin zijn afspraken opgenomen over de kwaliteit van zorg. In de verantwoordingen laten zij zien hoe zij

daaraan tegemoet zijn gekomen.” Rond Planet wil het Prinses Máxima Centrum verantwoord inkopen. “Dus met oog voor het verkleinen van de ecologische footprint, energieneutraliteit en reductie van schade door medicijnafval”, verklaart Monissen. “Nu we aan de vooravond van de bouw van een nieuw ziekenhuis staan, kijken we heel goed naar dat soort processen. Natuurlijk willen we ook een healing environment inrichten die bijdraagt aan het welzijn van de kinderen en hun omgeving. Onder meer met een tuin waar zij dingen kunnen leren en beleven.”

“Bij maatschappelijk verantwoord ondernemen hoort het goed analyseren van de toekomstige zorgvraag en hoe je daar het beste op kunt inspelen”

Innoveren Prosperity is volgens Monissen gericht op een gezonde financiële bedrijfsvoering. “Waarbij we zoveel mogelijk beschikbare middelen inzetten in het belang van onze missie, en over de besteding van die middelen 100 procent transparant zijn. Bij MVO hoort ook het goed analyseren van de toekomstige zorgvraag en bekijken hoe je daar het beste op kunt inspelen. Het onderzoek ‘Naar nieuwe zorg en zorgberoepen: de contouren’ van Marian Kaljouw analyseert de zorgvraag tot 2030. Het voorspelt dat generalistische zorg dichtbij huis geboden gaat worden, naast gespecialiseerde, hoogcomplexe zorg in daartoe uitgeruste centra, zoals het Prinses Máxima Centrum. Wij werken al samen met shared care-ziekenhuizen, voor de minder complexe zorg dichtbij het huis van het kind. Door alle technologische innovaties kunnen we in de toekomst mogelijk nog een stap verdergaan en het kind, in samenwerking met het sociale netwerk en de eerste lijn, zorg thuis geven. Zorgorganisaties die uitgaan van de toekomstige zorgvraag en bekijken hoe zij daar integraal op kunnen inspelen, innoveren. En zorgorganisaties die innoveren hebben de toekomst.”


20

I.O. DECEMBER 2015 MEELOPEN MET...

KINDERTHUISZORG-VERPLEEGKUNDIGE MERLE THEELEN

‘DANKZIJ DE OPLEIDING VOEL IK ME ZEKERDER’ Verpleegkundige Merle Theelen (25) werkt sinds drieënhalf jaar bij KinderThuisZorg in Limburg. De opleiding Kinderverpleegkunde die ze binnenkort afrondt, heeft haar zelfvertrouwen vergroot. ‘Als een kind nu een saturatiedip heeft, weet ik nog beter wat er in zijn lichaampje gebeurt.’ DOOR MAAIKE DE HON FOTO’S DE BEELDREDAKTIE, ERMINDO ARMINO

11.00 uur

“Een, twee… ja,” Merle koppelt Tjeu (2) los van de beademing en collega Janine tilt het jongetje uit het bad en op het aankleedkussen waar Merle de slang snel weer op de canule aansluit. Tjeu heeft een spierziekte en na een besmetting met het RS-virus begin dit jaar kan hij niet meer zelfstandig ademen. Merle is vanochtend om 7.15 uur hier


21

kunde van de VUmc Amstel Academie (zie kader). Haar groep was de eerste die voor de helft bestond uit kinderthuiszorg-verpleegkundigen. “Ik vind dit werk ontzettend leuk, dus toen ik de kans kreeg er meer over te leren, stond ik meteen te springen.”

12.15 uur

begonnen en Janine is er later bijgekomen, zodat ze hem samen in bad konden doen. De rest van de dag blijft Janine bij hem. Merle: “Je moet bij Tjeu ontzettend alert zijn. Onlangs heeft hij een keer een heel erge saturatiedip gehad. Eerder zou ik misschien 112 hebben gebeld maar dankzij de opleiding kon ik nu precies beredeneren wat er gebeurde

en wat ik moest doen. Ik heb het slijm weggezogen uit de canule en hem extra zuurstof gegeven. Zo kreeg ik hem er weer bovenop. Zoiets blijft spannend maar ik voel me zekerder doordat ik nu meer theoretische kennis heb. Ik durf daardoor meer op mijn eigen inzichten te varen.” Merle startte bijna anderhalf jaar geleden met de opleiding Kinderverpleeg-

De okergele Fiat 500 met het kleurrijke logo van KinderThuisZorg zoeft door het regenachtige Limburgse land. Met de iPad op de stoel naast haar, de smartphone – met headset – binnen handbereik en een broodje op schoot, rijdt Merle naar haar tweede patiënt van vandaag, de zeventienjarige Nienke. Het meisje heeft leukemie en is ongeneeslijk ziek. Onderweg belt Merle met haar collega die ’s ochtends een nieuwe voedingssonde heeft ingebracht bij Nienke. Dat had ook tijdens de nachtdienst gekund, toen de sonde kapot ging, maar het inbrengen is een nare ingreep en dat wilden ze Nienke ’s nachts niet aandoen. Merle: ‘Dat vind ik het fijne van ons werk: we hebben de ruimte en vrijheid alles zo goed mogelijk te regelen voor onze patiënten. Daardoor kan ik zoveel geven.” Nienke slaapt als Merle binnenkomt. Haar vader zegt dat ze moe is van alles wat er die ochtend is gebeurd. Merle maakt van de gelegenheid gebruik om te vragen hoe het met vader en moeder gaat en om iets te schrijven in het ‘vergeet me niet’-dagboek dat het gezin heeft gekregen van KinderThuisZorg. Als Nienke wakker is, spreken ze af dat Merle haar vandaag alleen even zal wassen en verschonen; voor iets anders is ze te moe. Gelukkig krijgt Merle haar nog wel even aan het lachen met een grapje over die knappe man uit de tvserie die Nienke haar had aangeraden.

14.30 uur

In een jaren zeventig wijk in Roermond wachten Maarten (3) en zijn oma op


22 22

I.O. DECEMBER 2015

begeleiding bij het aansluiten van de sondevoeding. Oma is bang iets verkeerd te doen maar terwijl Merle toekijkt, doet ze het prima. Als oma even later de andere kinderen uit school gaat halen, speelt Merle met Maarten. “Dit is ook zo leuk aan dit werk, dat je gewoon even zo met een kind bezig kan zijn.” Hoewel het bij KinderThuisZorg vrijwel altijd om gecompliceerde zorg gaat, zijn er wel gradaties in hoe erg kinderen eraan toe zijn. “En dat is soms lastig,” zegt Merle. “Als ik net bij een terminaal ziek kind vandaan kom en in het volgende gezin is de moeder overstuur omdat haar verder gezonde kind een sonde moet omdat het niet goed eet, dan moet ik wel snel kunnen schakelen.” Zo’n twee tot drie keer per jaar krijgt Merle te maken met het overlijden van een kind. Ze werkte nog niet zo lang bij de organisatie toen dat in haar dienst gebeurde met een vijftienjarige jongen. “Ik schrok natuurlijk enorm. Maar tot mijn verrassing ontdekte ik dat het eigenlijk ook heel mooi en intens was. Ik vind het enorm bijzonder om daarbij te zijn en ervoor te zorgen dat alles zo goed mogelijk verloopt.”

16.15 uur

Op haar roze tienerkamer trekt Jessica (12) haar stoere zwarte jeans een beetje naar beneden en haar truitje omhoog. Ze laat de ‘MIC-KEY’ zien – een button in haar buik waardoor voeding kan

worden toegediend. Sinds kort heeft ze ook een button in haar onderbuik via welke ze zelf haar darmen kan spoelen. De afgelopen jaren moesten Merle of haar collega’s dat dagelijks doen. Nu helpt Merle haar alleen nog met het schoonmaken van de wond. Als ze klaar is, loopt Merle naar beneden en duikt de koelkast in. Lachend zegt ze: “Dat doe ik niet overal, hoor, maar hier weten ze dat ik alleen kijk of de medicatie nog aanwezig is.” Jessica’s vader beaamt het: “Ze komt hier al zo lang.” En niet alleen voor Jessica, maar ook voor haar broertje, die nu al sinds begin juli in het ziekenhuis ligt. Ook hij heeft maag-darm problemen, en net als bij Jessica komen de artsen er niet achter wat er aan de hand is. Merle luistert aandachtig naar wat vader vertelt over de laatste ontwikkelingen. Haar werk heeft duidelijk ook een psychologische component. Toch worden ze daar niet in opgeleid. “Je merkt dat de opleiding nog erg gericht is op verpleegkundigen die in het ziekenhuis werken. Die hebben heel ander werk dan wij. Als kinderen daar heel ziek zijn gaan ze naar afdelingen met gespecialiseerde verpleegkundigen, zoals oncologie of de intensive care. Wij komen dat allemaal wel tegen. Dat maakt het ook zulk mooi werk.” * De namen van de patiënten zijn om herkenning te voorkomen gefingeerd.

Opleiding kinderverpleegkunde De intensieve kindzorg in de thuissetting is de afgelopen jaren gegroeid. Landelijke regelgeving schrijft sinds kort voor dat deze intensieve kindzorg door kin-

derverpleegkundigen moet worden geboden. Daarom biedt VUmc Amstel Academie sinds anderhalf jaar de opleiding kinderverpleegkunde ook voor verpleeg-

kundigen in de thuissetting aan. In ongeveer zestien maanden wordt in 39 lesdagen aandacht besteed aan de verschillende ontwikkelingsfases en ziektebeelden

waarbij het klinisch redeneren en ketenzorg centraal staan. Meer informatie op www.vumc.nl/onderwijs


I.O. DECEMBER 2015

Meer zorg aan huis en mondiger patiënten

AANPASSINGEN NODIG IN ENGELSE OPLEIDINGEN VERPLEEGKUNDE Begin dit jaar verscheen in Engeland een gezaghebbend adviesrapport over de verbetering van de verpleegkundeopleiding. Professor Lisa Bayliss-Pratt was nauw betrokken bij de totstandkoming. Zij is directeur Verpleegkunde bij de overheidsorganisatie Health Education England (HEE). Bayliss-Pratt schets speciaal voor IO een beeld van de ‘verpleegkundige van de toekomst’. Haar visie is ook interessant voor de Nederlandse opleidingen. DOOR WILLY FRANCISSEN FOTO’S DE BEELDREDAKTIE/ADAM FRADGLEY

23 23


24

I.O. DECEMBER 2015

“Verpleegkunde is een vak om een levenslange carrière in op te bouwen”

H

Om te kunnen werken als verpleegkundige moet men in Engeland geregistreerd staan bij de Nursing and Midwifery Council (NMC). 1

et rapport Raising the Bar (‘De lat hoger leggen’) laat er geen misverstand over bestaan: de verpleegkundige van de toekomst moet heel wat in huis hebben. Het belangrijkste is dat zij (of hij) in staat is de patiënt inspraak te geven in beslissingen over welke zorg nodig is. Daarbij komt dat complexe zorgtaken niet alleen in ziekenhuizen worden uitgevoerd, maar ook bij mensen thuis. De verpleegkundige moet buiten het ziekenhuis alles kunnen doen dat ook erbinnen kan – op operatietaken na. Zij is steeds meer een autonoom expert die goed naar de patiënt als geheel kijkt én luistert, en niet focust op afzonderlijke aandoeningen. Zo’n expert heeft een ondernemende houding, leiderschapskwaliteiten, uitstekende communicatievaardigheden, kan interdisciplinair samenwerken en onderzoek doen naar de effecten van haar werk. De verpleegkundige van de toekomst is volgens de opstellers van Raising the Bar zowel een generalist als een specialist. Een belangrijke aanbeveling uit het rapport is dat de Britse verpleegkundeopleiding een bredere basis krijgt met meer ruimte voor praktijkervaring. De opstellers willen dat studenten zich pas na twee jaar specialiseren, en niet, zoals nu het geval is, direct bij de start van de opleiding. Aan de huidige vier specialismes (adult, mental health, children en learning disabilities) voegen zij een vijfde toe: community care. Doel hiervan is dat gediplomeerde verpleegkundigen die net zijn toegelaten tot het beroepsregister1 ook direct inzetbaar zijn buiten het ziekenhuis. Nu gaan verreweg de meeste verpleegkundigen daar pas aan het werk als ze ervaring hebben opgedaan in de instellingen. Als u het heeft over community care, gaat het dan vooral over zorg voor ouderen? “Het gaat over ouderen, maar niet alleen

over hen. Een kwart van de Britse populatie bestaat uit kinderen en jonge mensen. Verpleegkundigen die de zorg voor mensen thuis hebben, moeten kennis hebben van de hele levensloop: van preconceptie tot aan het einde van het leven. Waar het om gaat is dat ze kunnen omgaan met patiënten die één of meerdere chronische aandoeningen hebben en die fragiel zijn. Dat kunnen zowel ouderen, jongeren als kinderen zijn. Bijvoorbeeld jongeren met mentale problemen of kinderen die niet de beste start in het leven hebben gehad.” Uw verpleegkundige van de toekomst moet zich ook later in haar carrière nog kunnen specialiseren. Waarom is dat? “Verpleegkunde is een vak om een levenslange carrière in op te bouwen, maar daar


25 25

Professor Lisa BaylissPratt

“Verpleegkundigen die de zorg voor mensen thuis hebben, moeten kennis hebben van de hele levensloop”

moeten wel mogelijkheden voor worden geschapen. Die zijn er nu onvoldoende. Op dit moment zijn er meer verpleegkundigen dan in lange tijd geregistreerd bij het beroepsregister van de Nursing and Midwifery Council. Toch hebben we een tekort in de ziekenhuizen en in lokale gemeenschappen; het is niet makkelijk om verpleegkundigen voor het beroep te behouden. Veel mensen willen flexibele loopbanen, bijvoorbeeld omdat ze gezinnen krijgen en parttime willen werken. Die flexibiliteit biedt het huidige systeem niet. We moeten verpleegkundigen meer carrièrepaden kunnen bieden. Daarvoor moeten ze tijdens hun loopbaan hun vaardigheden kunnen aanscherpen, nieuwe kennis kunnen opdoen of zelfs kunnen kiezen voor een heel nieuw specialisme. Daarvoor is gestructureerde training nodig ook ná de registratie.

Bayliss-Pratt werkt sinds 2012 als directeur Verpleegkunde bij HEE. In deze rol is ze een van de belangrijkste Britse beleidsmakers op het gebied van opleiding, training en inzetbaarheid van de non-medical healthcare worksforce. Voordat ze in dienst kwam bij HEE, bekleedde ze verschillende seniorfuncties in de verpleegkunde, zowel op strategisch als operationeel niveau, en zowel op regionaal als op nationaal niveau. Bayliss-Pratt heeft als gepassioneerd voorvechter van betere opleidingsprogramma’s en kansen voor zorgprofessionals heel wat successen op haar naam. Ze kreeg verschillende eervolle aanstellingen aan universiteiten, zoals Honorary Professor of Interprofessional Education aan de universiteit van Wolverhampton, Honorary Degree (Doctor of Business Administration) aan de universiteit van Coventry. Ze behaalde een Doctorate of Clinical Practice aan de universiteit van Southampton en een Postgraduate Certificate in Education aan de universiteit van Wolverhampton.


26

“Zorgassistenten moeten meer mogelijkheden hebben om in te stromen in de opleiding tot verpleegkundige” Certificeringsprogramma’s, geïnitieerd door Health Education England, kunnen daarbij helpen. We zijn aan het onderzoeken hoe we dit in praktijk kunnen brengen.” Het rapport gaat ook uitgebreid in op de rol van zorgassistenten (vergelijkbaar met de Nederlandse thuishulpmedewerkers). Moeten zij ook anders worden opgeleid? “Zorgassistenten moeten meer mogelijkheden hebben om in te stromen in de opleiding tot verpleegkundige. Ik zou de scheiding tussen de twee groepen willen verminderen. Ze zijn allebei deel van het zorgteam, ze moeten elkaar aanvullen in vaardigheden. Idealiter zou je iedereen die in de praktijk zorgvaardigheden opdoet, verder willen trainen en opleiden in het vak van verpleegkundige. Maar niet iedereen hoeft dit te willen, want we hebben ook andere vaardigheden nodig dan die van geregistreerde verpleegkundigen. Voor degenen die wél willen doorstromen, moet het makkelijker worden.” Hoe zijn de aanbevelingen ontvangen in Engeland? “We hebben hard gewerkt om het veld te betrekken bij onze adviezen. De ontvangst was dan ook positief. Verpleegkundigen weten heel goed dat we moeten nadenken over thema’s als goede loopbaanmogelijkheden na de registratie, de redenen om uit het vak te treden, effectieve werving van verpleegkundigen, mondiger patiënten en tegemoetkomen aan hun noden en wensen. Ik denk dat er geen aanbeveling tussen zit die niet uitvoerbaar is. De vraag is meer: op

welke termijn kunnen we ze uitwerken in de praktijk?” “Natuurlijk is er wel wàt discussie. Zo bestaat er angst dat verpleegkundigen die zich in kinderen willen specialiseren, afhaken als ze eerst twee jaar met volwassenen moeten werken. Voor dit soort vraagstukken moeten we een goede oplossing vinden. We zoeken naar een leerroute voor nul tot achttien jaar. Ook over de opleiding van zorgassistenten is wel discussie: hoe doe je dat op een goede manier en hoe houd je deze beroepsgroep tevreden met het werk dat ze doen?” Wat moet er gebeuren om de aanbevelingen uit te voeren? “The proof of the pudding is in the eating. Als HEE hebben wij kracht en invloed, maar we hebben ook een infrastructuur nodig om onze ideeën in praktijk te brengen. Daarom hebben we onze bestuurders voorgesteld een ‘zorgfaculteit’ in te stellen, verbonden dus aan HEE. Het moet een orgaan zijn dat erover waakt dat iedereen in de care workforce het werk doet met compassie, discretie en integriteit. De zorgfaculteit stelt nationale standaarden vast voor de competenties van verpleegkundigen en voor nieuwe opleidingsroutes voor zorgassistenten. De faculteit wordt verantwoordelijk voor experimenteren, benchmarken, accrediteren en kennis uitwisselen over de beste trainingsomgevingen, mentoraten en het monitoren van kwaliteit. De organisatie moet ook een netwerk vormen met hoofdverpleegkundigen. Ik denk dat we via training en educatie een heel eind komen, en ook via de samenwerking met werkgevers.” “Daarnaast ben ik enthousiast over de contacten die wij hebben met de ANCC: de American Nurses Credentialing Center. We zijn aan het onderzoeken of we een strategisch partnerschap met hen kunnen aangaan. Zij hebben robuuste, evidence based werkwijzen om teams van verpleegkundigen te laten excelleren, om incidenten terug te dringen en ziekteverzuim te verminderen. Zij denken na over vragen als: hoe kun je teams werkelijk laten nadenken over betere patiënten-


I.O. DECEMBER 2015

Raising the Bar De volledige naam van het rapport is: Raising the Bar. Shape of Caring: A Review of the Future Education and Training of Registered Nurses and Care Assistants (maart 2015). Het kwam tot stand onder leiding van oud-parlementariër Lord Phil Willis of Knaresborough.

“Hoe kun je teams werkelijk laten nadenken over betere patiëntenzorg”

Het rapport bevat 34 aanbevelingen, gerangschikt onder 8 thema’s:

1 Rekening houden met de

stem van de patiënt en het publiek

2 Waarderen van de rol

van zorgassistenten 3 Betere instroommogelijk-

heden voor zorgassistenten in het verpleegkundige beroep 4 Flexibel opleidingsmodel 5 Uitstekende leeromgeving

voor verpleegkundigen in opleiding 6 Uitstekende mogelijk-

heden voor een leven lang leren 7 Aandacht voor onderzoek

en innovatie

8 Goede randvoorwaarden

(onder andere financiering)

zorg, hoe kun je omgaan met spanningen, hoe kun je infecties voorkomen, et cetera. Ik zou graag met hen samenwerken.” Hoe past de dokter in dit geheel? “Ik denk dat die profiteert van goed opgeleide, zeer gemotiveerde en tevreden verpleegkundigen, en dat ook zijn behandeling er beter door aanslaat. Wij hebben een tekort aan huisartsen in Engeland, en beter opgeleide verpleegkundigen kunnen voor hen een deel van de werkdruk wegnemen. Dat is mooi. Maar het allermooiste is dat we tegen de verpleegkundigen kunnen zeggen: wij hebben jullie opleiding goed op orde, wees ambitieus, je bent bijzonder waardevol en je kunt in dit beroep met onze steun een prachtige carrière maken.” Meer informatie is te vinden via: http://hee.nhs.uk/wp-content/blogs. dir/321/files/2015/03/2348-Shape-of-caring-review-FINAL.pdf

27


28

I.O. DECEMBER 2015

KORT NIEUWS

ILLUSTRATIES MARIEKE VAN GILS

Training voor docenten

‘SOMMIGE DINGEN ZIJN ZO BELANGRIJK DAT JE SOMS MOET DENKEN: DAN LOPEN WE MAAR UIT’ De studentenpopulatie van VUmc wordt steeds diverser. Programmaleider Interculturalisatie en Diversiteit in het medisch onderwijs, Petra Verdonk, ontwikkelde daarom met haar team een training voor docenten, C2ME. “Een dag na de training merk ik dat ik er in mijn hoofd nog steeds mee bezig ben.”, zegt deelnemer Sabine Jaken, trainer en stafmedewerker docent professionalisering bij VUmc School of Medical Sciences. “Het is echt een training die je aanzet tot denken en op je gevoel speelt. Vooraf vond ik het lastig te bepalen wat ik moest verwachten. Het hele concept van cultureel competent zijn, is vrij ongrijpbaar. Maar tijdens de training werd het duidelijker.” De deelnemers beginnen de training met informatie over het project waar deze pilot onderdeel van uitmaakt en over andere

initiatieven binnen VUmc, zoals D.O.C.S. (Diversiteit. Openheid. Cultuur. Studenten.), een studentennetwerk dat zich focust op diversiteit binnen de opleiding. Maar op Jaken maakten vooral de vier aanwezige studenten veel indruk. “Zij

vertelden heel kwetsbaar allemaal hun eigen verhaal. Over hun achtergrond, hoe ze ertoe kwamen om dokter te willen worden, maar ook over wat zij zelf aan vooroordelen en vervelende ervaringen meegemaakt hebben.”

Prijs

ESKE DURLINGER WINT MASTERSCRIPTIE Op 20 oktober vierde de VU haar Dies Natalis. Er werden prijzen uitgereikt aan studenten voor de beste bachelor- en masterscripties. Eske Durlinger, geneeskundestudente van VUmc , won de tweede prijs met haar masterscriptie. Haar scriptie is allereerst verkozen uit alle geneeskunde masterscripties van afgelopen jaar, en vervolgens met één andere scriptie door de VU-jury geselecteerd uit de door tien faculteiten ingediende scripties. Ze heeft een prospectieve studie uitgevoerd naar de beademing van patiënten op de IC. De titel van haar scriptie was: ‘Hyperoxia: at what oxygen saturation is a patient safe?’


I.O. DECEMBER 2015

Longitudinaal onderzoek

MOTIVATIE VAN GENEESKUNDESTUDENTEN ‘DIE ER TOE WILLEN DOEN’ Om erachter te komen of geselecteerde studenten ook echt gemotiveerd zijn, is het Team Onderzoek van Onderwijs van VUmc School of Medical Sciences onder leiding van Rashmi Kusurkar een meerjarige studie gestart: de Student Motivatie en Succes (SMS) studie. Hierin zullen zij de academische motivatie, leerstrategie, bevlogenheid, empathie, persoonlijkheid en academische en professionele prestaties van geneeskundestudenten onderzoeken. Het onderzoek vindt plaats onder bachelor- en masterstudenten en loopt door tot 2021. Het onderzoek van Kusurkar en haar team is bedoeld om inzicht te krijgen in de motivatie van studenten en de mogelijkheden om die te versterken. De verzamelde informatie wordt gebruikt voor wetenschappelijk onderzoek om een goed en gefundeerd inzicht te krijgen in studentkenmerken en leerprocessen. Geneeskundestudenten van VUmc zullen jaarlijks uitgenodigd worden om een vragenlijst in te vullen. Kijk voor meer informatie over de SMS studie op www.vumc.com/ researchineducation

Opleiden

OOR NOORD-HOLLAND ONTWIKKELT MISSIE EN VISIE De OOR (Onderwijs- en OpleidingsRegio) is een regionaal netwerk dat bestaat uit een UMC en de opleidingsziekenhuizen die onderling samenwerken ten behoeve van het initiële geneeskundeonderwijs en de medisch specialistische vervolgopleidingen. In de OOR’s worden o.a. de landelijk vastgestelde kaders voor inhoud en planning van de medische (vervolg)opleidingen vertaald naar concreet ziekenhuisniveau. Het UMC neemt de rol van coördinator op zich.

In de OOR komen bestuurlijke (werkgevers) en professionele (opleiders/wetenschappelijke verenigingen) belangen samen op regionaal niveau. De samenwerking tussen VUmc en de belangrijkste partners in de regio is geformaliseerd in het samenwerkingsverband OZON (Onderwijs en opleiding Zorg Onderzoek Netwerk noordwest Noord Holland. Zij hebben een missie en visie vastgesteld. Wil je een brochure ontvangen? Vraag er een gratis aan via io@vumc.nl

29


30

I.O. DECEMBER 2015

KORT NIEUWS Promotie

OPVATTINGEN VAN DOCENTEN OVER ONDERWIJS EN LEREN

Het jaar van de tutor

EXTRA TRAINING MOTIVERENDE GESPREKSVOERING Tutoren zijn bij VUmc de ruggengraat van de geneeskundeopleiding. Zij leren studenten om zélf het antwoord op een vraag te geven. Dat is belangrijk, want ook een arts gaat op die manier te werk. Bij VUmc is 2015 het jaar van de tutor. In dat kader krijgen tutoren extra aandacht en worden speciale activiteiten georganiseerd. Zo maakte een groep van 10 tutoren kennis met de techniek van motiverende gespreksvoering van de grondleggers Miller & Rollnic. Gitta Paardenkooper, trainer van VUmc Academie : “met concrete tips over houding, manier van vragen stellen en ook wat je vooral niet moet doen leerden de tutoren wat je kan doen om de motivatie uit de student zelf te laten komen”. Meer informatie: www.vumc.nl/onderwijs

Docenten van de opleiding geneeskunde van VUmc blijken een meer docentgecentreerde opvatting over het onderwijs te hebben dan docenten van Maastricht UMC+. “Docenten in Maastricht hadden minder docentgecentreerde opvattingen, meer waardering voor activerend onderwijs en meer oriëntatie op de toekomstige beroepspraktijk in vergelijking tot de docenten in Amsterdam”, concludeert onderzoekster Anita Jacobs in haar proefschrift waarmee ze is gepromoveerd bij de VU. Opvattingen van docenten over onderwijs en leren zijn belangrijk voor hoe zij onderwijs geven en voor de studieresultaten van studenten. Maar opvattingen zijn deels onbewust. Onderzoekster Anita Jacobs ontwikkelde een vragenlijst om opvattingen te meten, de

COLT. Vervolgens vergeleek zij deze van twee UMC’s met onderwijs waarin de student centraal staat, VUmc en Maastricht. In haar proefschrift heeft Anita Jacobs geprobeerd een antwoord te vinden op de vraag hoe opvattingen van docenten over onderwijs hun doceergedrag verklaren in onderwijs waarin de student centraal staat. VUmc en Maastricht kennen een verschillende historie in studentgecentreerd onderwijs. In Maastricht is in 1974 bij de oprichting van de universiteit gestart met studentgecentreerd onderwijs, terwijl VUmc dit pas in 2005 heeft ingevoerd. Maar hoe komt het dan dat de opvattingen van docenten verschillen? Uit het onderzoek van Jacobs blijkt dat de COLT-vragenlijst (Conceptions of Learning and Teaching) gebruikt kan worden om opvattingen van docenten

Opleiding

ERKENDE OPLEIDING RESEARCHCOÖRDINATOR/ -VERPLEEGKUNDIGE De opleiding Researchcoördinator/-verpleegkundige van VUmc Amstel Academie is Post HBO erkend door Centrum Post Initieel Onderwijs (CPION). De researchcoördinator/-ver-

pleegkundige is ‘de spin in het web’ bij het ondersteunen van proefpersonen, arts-onderzoekers, verpleegkundigen en anderen in alle fases van klinisch wetenschappelijk onderzoek. Deze opleiding ondersteunt


I.O. DECEMBER 2015

31

AGENDA 8 januari Symposium Symposium ´Professionele ontwikkeling: niet de bestemming, maar de reis´Symposium naar aanleiding van de oratie van prof. dr. Saskia Peerdeman over de ontwikkelingen op het gebied van de geneeskunde en degenen die hier werkzaam in zijn. www.vumc.nl/professioneleontwikkeling 14 t/m 16 januari 2016 Congres SBRT symposium. Stereotactic Ablative Radiotherapy. www.sbrt.eu te meten. Tussen beide opleidingen vond Jacobs significante verschillen in de scores op de vragenlijst. Uit vervolgonderzoek bleek dat er vijf docentprofielen te onderscheiden zijn, op basis van hun opvattingen over onderwijs. Verder bleek dat diverse persoonlijke factoren en contextfactoren (bijv. de leiderschapsstijl van het afdelingshoofd)

er voor zorgen dat docenten verschillende opvattingen over onderwijs ontwikkelen. Jacobs raadt aan om docentprofessionalisering anders aan te pakken: meer maatwerk en langere trajecten. Tevens zou er meer aandacht moeten zijn voor de onderwijscontext, met name voor de invloed van leiderschapsstijl van afdelingshoofden.

28 januari Symposium Symposium Autonomie en/of Barmhartigheid Medische beslissingen rond het levenseinde in romans en films. www.vumc.nl/levenseinde 14 april Symposium Jaarlijks Radiologie Festival Dit jaar met als onderwerp ‘CT hoe staat het ermee? Ontwikkelingen en innovatie’ www.vumcacademie.nl 29 april Symposium

researchcoördinatoren bij het zelfstandig faciliteren en coördineren van klinisch wetenschappelijk onderzoek. In theorie wordt men voorbereid op de taken en verantwoordelijkheden van de rol van researchcoördinator binnen het

onderzoeksteam. Wet- en regelgeving, patiëntveiligheid en kwaliteit van onderzoek lopen als een rode draad door de opleiding. Meer informatie vind je op www.vumc.nl/onderwijs

Symposium Actualiteiten JGZ VUmc Jaarlijks symposium over actuele onderwerpen in de jeugdgezondheidszorg. www.vumcacademie.nl


DE MEESTER Herinneringen aan inspirerende docenten SASKIA PEERDEMAN

NEUROCHIRURG HOOGLERAAR PROFESSIONELE ONTWIKKELING

DOOR WILMA MIK FOTO JEAN PIERRE JANS

‘Mijn leermeester? De nieuwe generatie!’

“I

k heb van iedereen die ik ben tegengekomen in mijn professionele leven dingen afgekeken, bekeken, overgenomen. Dan gaat het om techniek en gedrag. Maar ook – heel essentieel – om de afweging of iets toegevoegde waarde heeft voor de patiënt. Ik pik eruit wat bij me past. En dat doe ik nog steeds, elke dag. Doordat ik telkens nieuwe situaties tegenkom kan ik mezelf blijven ontplooien en nieuwe doelen stellen, waardoor ik weer nieuwe mensen en andere ideeën leer kennen. In die ontmoeting – of confrontatie – kan ik mijn eigen opvattingen en inzichten

bijstellen of aanscherpen. Die reis maakt het leven voor mij de moeite waard, veel meer dan de bestemming zelf. Ik kom dus voortdurend leermeesters tegen, ook onder degenen die ik opleid. Ze stellen vragen over zaken waar ik nooit aan heb gedacht, ze opperen toepassing van nieuwe technieken waar ik geen weet van heb. En het motiveert mij enorm als ik de drive om het optimale voor je patiënten te doen, herken bij studenten en aio’s. Dat is zo verrijkend! Waren vroeger mijn leermeesters hoger in de hiërarchie, nu is de nieuwe generatie mijn leermeester.”


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.