3 minute read
18. 1965-1970 | Maquette van de campus
Architektengroep 69, Maquette van de VU-campus, ca. 1970.
18
1965-1970 | Maquette van de campus
Tussen 1955 en 1995 verhuisde de VU stapsgewijs uit de Amsterdamse binnenstad en Oud-Zuid naar de campus in Buitenveldert. Geld- en ruimtegebrek vormen het constante spanningsveld waarbinnen de campus vorm kreeg. In de erfgoedcollectie zijn de verschillende maquettes, en foto’s van verloren maquettes, stille getuigen van de ontwikkelingen. Architectuurhistoricus Freek Schmidt evalueert de geschiedenis van de VU-campus.
In 1953 kocht de Vrije Universiteit een stuk land in het toen nog lege Buitenveldert. Het was in eerste instantie bestemd voor een eigen Academisch Ziekenhuis, maar later ook voor de faculteiten en andere onderdelen van de universiteit. Ook werd aanvankelijk geprobeerd er studentenhuisvesting te realiseren. De studentenpopulatie groeide in deze periode spectaculair: van 2000 in 1953 naar 10.000 in 1973, het jaar waarin het huidige hoofdgebouw officieel werd geopend. Tegenwoordig herbergt de campus zelfs bijna 30.000 studenten. Dit en veranderende wensen zorgden voor een steeds veranderende campus.
Deze maquette, gemaakt voor Architektengroep 69, toont op een schaal van 1:1000 de ‘totale bebouwing’ van de Vrije Universiteit. Op de voorgrond links bevInden zich nu nog altijd de sportvelden, rechts daarvan is de uitbreiding van de polikliniek en op de achtergrond het VU-ziekenhuis zichtbaar. Het grote rechthoekige grondstuk achter de sportvelden is volgebouwd met het hoofdgebouw met aula en daarachter het complete wis- en natuurkundegebouw, met rechts daarop aansluitend de geneeskundefaculteit. Als we goed naar de maquette kijken en die vergelijken met hoe de campus zich nu in de werkelijkheid vertoont, vallen een aantal zaken op. Er zijn gebouwen verdwenen, en er zijn andere voor in de plaats gekomen. Wat het meeste opvalt is het gamma-gebouw, dat nooit is gerealiseerd. Van 1966 tot 2001 heeft hier het Provisorium I gestaan; het in 1976 gebouwde Transitorium staat er nog steeds.
Kijken we naar de hoofdvormen, dan zien we dat er de eerste veertig jaar van de campus werd vastgehouden aan een inrichting met stoere gebouwen opgebouwd uit veelal grove, geometrische volumes, waartussen de openbare ruimte om de zoveel jaar op pragmatische wijze werd heringericht, van voetgangersgebied met parkachtige plekjes tot parkeerterrein. Nog niet eens zo lang geleden zijn pogingen gedaan om dit ‘restgebied’ meer tot het hart van de campus te maken, ook al noopte de vraag naar extra onderwijsruimten opnieuw tot nogal detonerende noodgebouwen die niet echt bijdragen aan de nieuwe sfeer.
Voor het verdwenen Provisorium I kwamen in de laatste twee decennia gebouwen terug die zich in architectonische vormgeving nogal onderscheiden van de voorgaande generatie. Dat geldt voor het nieuwe universiteitsgebouw, waarvoor de De Boelelaan nu een extra knik maakt en dat aan de binnenzijde een enorme vide of overdekte open ruimte heeft, iets waar in de eerste generatie gebouwen juist totaal geen inwendige ruimte aan werd opgeofferd. Nog afwijkender, ook qua vorm, is de ‘paprika’ of ‘rode pieper’ – het gebouw zonder ingang zou ik het willen noemen – dat zich nadrukkelijk onderscheidt van de strakke geometrie en robuustere uitstraling van zijn voorgangers.
De campus zal ook in de nabije toekomst nog verder veranderen, waarbij een goede balans nodig is tussen innovatie van het gebouwenbestand en een duurzame omgang met het bestaande. Daarbij mag ook de erfgoedvraag een belangrijke rol spelen. Hoewel de aanwezige architectuur lang niet iedereen op de campus kan bekoren, ligt daarin wel ruim een halve eeuw wetenschapsbedrijf besloten, met alle ambities, dromen en ervaringen die daarbij horen en die de campus in zijn huidige staat ontegenzeggelijk een grote cultuurhistorische waarde verlenen.
Freek Schmidt is hoogleraar geschiedenis van de architectuur en de leefomgeving aan de Faculteit der Geesteswetenschappen.
De VU-campus in aanbouw, met een deel van het wis- en natuurkundegebouw dat gereedkwam in 1964.
Het Algemeen Uitbreidingsplan van Amsterdam (AUP), 1934; ontwerp van de stedenbouwkundige ir. Cornelis van Eesteren, hoofd van de afdeling Stadsontwikkeling van de dienst Publieke Werken. De geplande stadswijken zijn aangegeven in oranje. In ‘tuinstad’ Buitenveldert aan de zuidkant zou vanaf de jaren vijftig de nieuwe VU-campus verrijzen.