De burgemeester moet alles kunnen
Klaar voor de nieuwe kiesregels Integratie gemeente-OCMW: waar staan we?
Groen-blauwe dooradering verzacht klimaatleed

Klaar voor de nieuwe kiesregels Integratie gemeente-OCMW: waar staan we?
Groen-blauwe dooradering verzacht klimaatleed
Geen schrik van vernieuwing als alles bij het oude blijft
… behalve de naam dan.
Een innovatieve wind na 20 jaar consultancy, rekrutering en selectie brengt A&S Solutions en Public Staffing samen onder één naam: Public! Alles wat u kent en vertrouwt, valt sinds Schrikkeldag 29 februari samen onder één noemer. Onder Public zijn we dé referentie als gespecialiseerd adviesbureau voor Vlaamse steden en gemeenten.
Onze naam verandert, onze mensen én diensten erachter niet!
De werking die je van A&S Solutions en Public Staffing gewend bent, blijft dezelfde. U blijft beroep doen op dezelfde expertise, contact hebben met dezelfde mensen en de dienstverlening genieten die u al jaren weet te appreciëren.
Ready to level up with us?
Get in touch!
STEFAN 12 20 46
5 Opinie
6
Kort
Estafette Sami Souguir
Praat mee over Lokaal met #VVSGlokaal
Deel al waarop u fier bent op #lokaalDNA
5
6
10
12 Het lokale bestuur krijgt almaar meer bevoegdheden, waardoor ook het feitelijke takenpakket van de burgemeester toeneemt. De semirechtstreekse verkiezingen worden een extra stressfactor. Maar wat moeten burgemeesters eigenlijk kunnen, en wat doen ze met de vrijheid die ze hebben om hun functie zelf in te vullen? Ben Derudder en Jef De Rop zochten het uit.
kiesregels voor een nieuwe bestuursperiode 18 20 De stem voor ’24 _ Dave Sinardet 20
Dave
Sinardet kijkt met meer dan gewone belangstelling uit naar de lokale verkiezingen van 13 oktober. Het lokale bestuursniveau als plek voor concrete verwezenlijkingen, bestuurskracht en schaal, en lokale ergernis over Vlaamse verkokering zijn enkele van de thema's die hij in dat kader spontaan aanraakt.
Op de cover : 'De burgemeester (m/v/x) als alleskunner' was het idee waar fotograaf Bart Lasuy mee aan de slag moest. Jeugdige fysieke kracht is uiteraard maar een klein deel van het verhaal, maar het levert wel een sprekend beeld op. © Bart Lasuy
COLOFON
KERNREDACTIE Marlies van Bouwel, Bart Van Moerkerke, Marleen Capelle HOOFDREDACTEUR Pieter Plas VORM Ties Bekaert DRUK Graphius VERANTWOORDELIJK UITGEVER Kris Snijkers, directeur Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten vzw, Bischoffsheimlaan 1-8, 1000 Brussel
ADVERTENTIES Peter De Vester, peter@moizo.be, T 03-326 18 92
VACATURES Monika Van den Brande, vacatures@vvsg.be, T 02-211 55 43
ABONNEMENT 2024 voor alle informatie over de verschillende abonnementenformules www.vvsg.be/lokaal-abonnement
Ondertekende artikels verbinden alleen de auteurs. Reacties zijn welkom. De redactie zal deze naar eigen inzicht al dan niet opnemen, inkorten of er melding van maken. Niets uit deze uitgave mag worden gereproduceerd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, elektronische drager of op welke wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
We staan voor grote milieu- en maatschappelijke uitdagingen!
Om deze aan te gaan en een duurzamere toekomst voor ogen te houden, spelen gemeenten een belangrijke rol.
Om u te helpen, biedt Belfius voordelige financierings-, begeleidings- en beheeroplossingen:
• Ambition Financing’: een reeks financieringsmogelijkheden met investeringskrediet- en leasingformules voor projecten met een duurzaam doel.
• Oplossingen op maat om een beroep te doen op de markt en een groene obligatie of groene lening uit te geven.
• All-in formules die projectbeheer en financiering combineren om u te begeleiden bij woningbouw of energierenovatie van gebouwen.
U begeleiden op weg naar duurzaamheid is onze missie bij Belfius.
Wil u hier meer over weten? Contacteer dan uw relatiebeheerder, die u graag verder helpt.
Aan het begin van deze lokale bestuursperiode voltrok zich een van de belangrijkste structurele hervormingen sinds de regionalisering van de organieke bevoegdheid inzake lokale besturen: de integratie van gemeente en OCMW in het lokale bestuur. Het decreet over het Lokaal Bestuur gaf daarmee een structurele verankering aan een beweging die in Vlaanderen al enige tijd bezig was. Veel besturen waren immers al langer op zoek naar manieren om het beleid en de diensten van de gemeente en het OCMW beter op elkaar af te stemmen. Op beleidsmatig vlak maakte het Gemeentedecreet van 2005 het al mogelijk om de OCMW-voorzitter toe te voegen aan het college van burgemeester en schepenen. Na de verkiezingen van 2012 werd dat verplicht. Op ambtelijk vlak werden in 2012 de mogelijkheden uitgebreid om gemeente en OCMW door één gemeentesecretaris of financieel beheerder te laten aansturen en de managementteams gezamenlijk te laten vergaderen. Het decreet over het Lokaal Bestuur van 2017 verliet deze stapsgewijze aanpassing – die in de praktijk op zijn limieten botste – en besliste tot een volledige organieke integratie van beide besturen. Vanaf 1 januari 2019 is er in de feiten nog één uitvoerend orgaan, één raad, één leidend ambtenaar, één managementteam, één organigram en één plannings- en rapporteringscyclus.
De doelstelling van deze hervorming was meervoudig: het geïntegreerd lokaal sociaal beleid versterken, de efficiëntie verhogen en de drempels van de sociale dienstverlening verlagen. In welke mate zijn deze doelstellingen bereikt? Op die vraag formuleert het Steunpunt Bestuurlijke Vernieuwing in een evaluatieonderzoek een antwoord. In dit nummer van Lokaal licht postdoctoraal onderzoeker Chesney Callens de grote lijnen toe. Heel kort samengevat is de evaluatie genuanceerd positief. Over een aantal belangrijke doelstellingen is er duidelijk een positief verdict. De onderzoekers zien uiteraard wel verschillen op het terrein, afhankelijk van de concrete situatie en de manier waarop het veranderingsmanagement is aangepakt. Toch is het werk al-
lesbehalve af. In de volgende lokale bestuursperiode zal er extra aandacht moeten gaan naar een echt geïntegreerde benadering van lokaal sociaal beleid, zowel in de raad als in het college/vast bureau. Ook het managementteam is op dit vlak overigens een onmisbare schakel.
We pleiten er uitdrukkelijk voor om op federaal niveau de wetgeving te wijzigen om ook een juridische integratie mogelijk te maken, met behoud van de wettelijke en decretale opdrachten die aan de OCMW’s worden opgelegd.
Er is nog één specifieke belemmering om de integratie tussen gemeente en OCMW volledig vorm te geven: het feit dat gemeente en OCMW nog steeds twee aparte rechtspersonen moeten zijn. Dit is te wijten aan artikel 2 van de OCMW-wet van 1976. Dit artikel is nog steeds van kracht en is – in tegenstelling tot de organieke bevoegdheid die al meer dan twintig jaar geregionaliseerd is – nog steeds een federale bevoegdheid. In ons VVSG-memorandum sommen we de praktische moeilijkheden op waartoe deze situatie aanleiding geeft. We pleiten er uitdrukkelijk voor om op federaal niveau de wetgeving te wijzigen om ook een juridische integratie mogelijk te maken, met behoud van de wettelijke en decretale opdrachten die aan de OCMW’s worden opgelegd. —
Beslissingen die volgens het normale besluitvormingsproces verlopen en geen grote financiële betrokkenheid van de gemeente vereisen, zijn meestal geen reden tot bezorgdheid. Maar als het uittredende bestuur snel een beslissing neemt zonder de gebruikelijke voorbereiding, wordt dat beschouwd als een ‘beslissing in extremis’, en dat kan problemen veroorzaken. Ook bij beslissingen met aanzienlijke financiële gevolgen en effect op lange termijn, zoals de bouw van een nieuw gemeentehuis, is extra voorzichtigheid geboden. Een combinatie van beide – een ‘beslissing in extremis’ met grote financiële gevolgen – zou de alarm-
In een verkiezingsjaar gaat de aandacht van politici vooral naar de campagne, maar soms nemen de politieke organen van gemeente en OCMW toch nog belangrijke beslissingen. Het doel mag dan niet zijn het de nieuwe bestuursploeg moeilijk te maken. Daarom is er een omzendbrief opgesteld met richtlijnen.
bellen moeten doen afgaan. Gelukkig blijkt uit een antwoord op een parlementaire vraag dat toezicht niet al te vaak hoeft op te treden in dit soort gevallen.
Neem weloverwogen beslissingen Gemeenteraadsleden worden aangemoedigd om alles grondig af te wegen. We sommen enkele belangrijke overwegingen op. Staat de actie of beslissing al in het meerjarenplan? Is het een lopend dossier waarin het bestuur al (principe)beslissingen heeft genomen? Vereist de beslissing een groot budget dat een aanzienlijke, onvoorziene weerslag kan hebben op de gemeentelijke financiën?
Net als vorig jaar wijzigt 95% van de gemeenten (284 van de 300) de tarieven van de belangrijkste gemeentelijke belastingen niet. De voorlopige resultaten uit een bevraging van de VVSG worden hiermee bevestigd.
Als er al een wijziging in de tarieven is, dan is het in de meeste gevallen een daling. Elf besturen laten het tarief van de APB dalen, drie besturen dat van de OOV. Soms komt dat
doordat gemeenten in 2025 fuseren en het tarief vaststellen op dat van de ‘goedkoopste’ gemeente. Daarnaast zet één gemeente het APB-tarief weer op het ‘oude’ tarief, nadat ze
oproepen
Tot 1 april _ Ruimtelijke strategische projecten Publieke actoren zoals gemeenten en intergemeentelijke samenwerkingsverbanden die een ruimtelijk strategisch project realiseren, komen in aanmerking voor een subsidie. Het project moet uitvoering geven aan het ruimtelijk beleid op bovenlokaal niveau én de actuele beleidsaccenten van de Vlaamse overheid bevorderen. Ook moet er aandacht zijn voor interbestuurlijke samenwerking door ‘gebiedscoalities’ aan te gaan om de realisatie van het project mogelijk te maken. Initiatieven met louter een lokale uitstraling komen dus niet in aanmerking. www.kbs-frb.be
Loopt het bestuur kansen mis, als het nu niet beslist? Zijn er aan een beslissing belangrijke voordelen verbonden die later niet meer beschikbaar zijn? Kan het volgende bestuur nog eenvoudig terugkomen op het engagement, rekening houdend met timing, verbrekings- of schadevergoedingen? Gemeenteraadsleden zullen een balans moeten vinden tussen het nemen van belangrijke beslissingen en het verzekeren van een soepele overgang naar het nieuwe bestuur. Pieter Vanderstappen
Zie ook www.vlaanderen.be/lokaal-bestuur onder 'Verkiezingen, democratie en participatie'
dit vorig aanslagjaar liet dalen om haar inwoners te steunen in tijden van hoge inflatie. Een andere gemeente wijzigt traditioneel het OOV-tarief naar het Vlaamse gemiddelde, wat in dit verkiezingsjaar een lichte stijging inhoudt. Het gemiddelde APB-tarief daalt zo naar 7,17%. Het gemiddelde OOV-tarief daalt tot 898,08.
Meerdere besturen passen een gedifferentieerd OOV-tarief toe. Vorig jaar waren dat er acht, dit aanslagjaar komen er daar twee gemeenten bij, die een ander tarief heffen voor industrieel onroerend goed. _ Ben Gilot
Je vindt de tarieven voor 2024 op de VVSG-website.
Tot 30 april _ Auditieve handicap & inclusie
Het is voor mensen met een auditieve beperking erg moeilijk volwaardig deel te nemen aan de maatschappij wanneer de mogelijkheden om het sociale isolement te doorbreken beperkt zijn. Door bijvoorbeeld praktische of technische aanpassingen aan te brengen, solidariteitsprojecten tussen hun leden te ontwikkelen, de toegankelijkheid van hun activiteiten te vereenvoudigen maar zeker ook door de digitale toegankelijkheid van hun website en/of andere communicatiemiddelen te verbeteren kunnen sport-, culturele en sociale organisaties daar veel aan doen. www.kbs-frb.be
Lokaal Beslist is een online tool die agendapunten van Vlaamse lokale besturen samenbrengt op één centrale plek. Lokaal Beslist maakt de lokale besluitvorming transparanter en vergroot de betrokkenheid van burgers. Zij krijgen er gemakkelijk zicht op waar lokale besturen mee bezig zijn en welke beslissingen ze nemen. Lokale mandatarissen vinden er dan weer inspiratie en goede praktijken.
Lokaal Beslist is eenvoudig in gebruik, maar de technologie erachter is dat allerminst: de databank verzamelt de gegevens volgens het principe van gelinkte open data. Sinds 30 juni 2021 publiceren zo goed als alle lokale besturen in Vlaanderen specifieke agendabesluiten, besluitenlijsten en notulen volgens eenzelfde digitale standaard. Daardoor kunnen zowel
Heb je inspiratie nodig voor lokale besluitvorming? Ben je benieuwd naar hoe andere gemeenten met bepaalde thema’s omgaan? Op Lokaal Beslist kun je je licht opsteken.
mensen als zoekmachines de informatie makkelijk vinden en hergebruiken. Dat vermindert de administratieve last voor lokale besturen en creëert meer transparantie en betrokkenheid bij het besluitvormingsproces.
Lokaal Beslist groeit met jou
Lokaal Beslist is een initiatief van de Vlaamse overheid. De informatie in de applicatie is niet altijd even volledig. Vlaanderen roept lokale besturen daarom op om meer en betere informatie beschikbaar te stellen. Het wil samen met burgers en lokale besturen de functionaliteit en bruikbaarheid van Lokaal Beslist optimaliseren. Zo zal de applicatie steeds beter aan alle behoeften voldoen. _ Marleen Capelle
Lokaal Beslist | Vlaanderen.be
Het Agentschap Binnenlands Bestuur publiceerde eind januari de derde editie van de Gemeente- en stadsmonitor. Net als in 2017 en 2020 bevat de monitor zowat 400 gemeentelijke cijferreeksen. Daarvan komen er 130 uit een grootscheepse burgerbevraging waaraan in 2023 zowat 135.000 Vlamingen deelnamen. Ze konden hun mening kwijt over tal van zaken, zoals de tevredenheid over de eigen buurt, de communicatie met het gemeentebestuur, de kwaliteit van de fietspaden of de beschikbaarheid van huisartsen. Daarnaast bevat de monitor ook zowat 270 gemeentelijke gegevens die afkomstig zijn uit diverse databanken. Alles samen bieden de indicatoren een mooie foto van elke gemeente, met zowel wat goed gaat als wat beter kan. Gemeenten kunnen zich ook vergelijken met het Vlaamse gemiddelde, of met gelijkaardige of buurgemeenten. Ze krijgen een zicht op de evolutie sinds 2017 en 2020, de vorige jaren waarin de burgerbevraging gebeurde. De dertien Vlaamse centrumsteden kunnen verder in de tijd teruggaan, omdat de stadsmonitor al langer bestaat.
Aan de vooravond van de lokale verkiezingen is deze Gemeente- en stadsmonitor een prima bron voor de lokale omgevingsanalyse. Tegelijk bevat hij ook interessant materiaal voor de centrale overheden, want op niet alle van de bevraagde aspecten (bv. beschikbaarheid openbaar vervoer of aanbod van huisartsen) hebben de gemeenten even veel impact. _ Jan Leroy
In Vlaanderen gaat het ‘Fietsforward’!
Ter gelegenheid van zijn tiende verjaardag lanceert het kenniscentrum Fietsberaad Vlaanderen een nieuwe publicatie: ‘Fietsforward’. Ze vervangt het vroegere ‘#sterkfietsbeleid’ dat met Lokaal werd meegestuurd. Lezers van Lokaal ontvangen hun exemplaar van Fietsforward binnenkort in de bus. Er is aandacht voor de thema’s verkeersveiligheid, gezondheid en rechtvaardig fietsbeleid.
De voorbije tien jaar bouwde Fietsberaad Vlaanderen met steun van het Departement Openbare Werken en de VVSG een databank met goede praktijken op, het verzamelde concrete inzichten op basis van praktijkgericht onderzoek en adviseerde en inspireerde overheden, stakeholders, belangenorganisaties en vele anderen in binnen- en buitenland. Met voorbeelden en kennis daagde het wegbeheerders uit om de lat in het fietsbeleid hoger te leggen. Met resultaat, want door gerichte investeringen en andere maatregelen zagen overheden het fietsgebruik de voorbije jaren sterk groeien.
Meer fietsgebruik is het resultaat van sterk fietsbeleid. Dat komt tot stand dankzij politiek en ambtelijk leiderschap, brengt kennis en praktijk samen en wil voortdurend verbeteren.
In ‘Fietsforward’ legt Fietsberaad Vlaanderen de lat bewust nog hoger. Ideeën en visies in dit nieuwe magazine zijn nog niet mainstream. Ze nodigen iedereen die actief is in het fietsbeleid uit om voortdurend beter te doen. Met het nieuwe magazine wil het kenniscentrum dan ook blijven inspireren, adviseren en ondersteunen.
Intercommunales, steden en gemeenten vormen een aantrekkelijk doelwit voor cybercriminelen, zo bleek bij de cyberaanval op Limburg.net in december. Verhoogde cyberveiligheid is absoluut noodzakelijk om de schade van dergelijke aanvallen te beperken. De VVSG dringt bij beleidsmakers aan op een overkoepelende strategie.
Voor de versterking van cyberveilige maatregelen is er de nieuwe Europese Network and Information Security Directive (NIS2-wetgeving). De toepassing in België en Vlaanderen is nog niet helemaal duidelijk. Intercommunales voor afval, afvalwater, drinkwater en gezondheidszorg en hulpverleningszones lijken er wel onder te vallen. De VVSG publiceerde eerder een standpunt over NIS2 en blijft de implicaties ervan nauwlettend volgen. We benadrukken de nood-
zaak van een doordachte werkwijze en breed gedragen strategie om te verhinderen dat er moeilijk werkbare regels en dure investeringen opgelegd worden. Dit betekent niet dat lokale besturen het vraagstuk van cyberveiligheid mogen negeren, integendeel.
Tijd voor actie
Hoewel er al veel in gang is gezet, is het nu tijd voor concrete actie bij alle lokale besturen. Enerzijds moeten ze weer-
baarder worden tegen cybercriminelen, anderzijds moeten ze investeren in een herstelplan na een succesvolle aanval. Het Cyber Response Team van de Vlaamse overheid biedt ondersteuning op maat en het project Cyberveilige Gemeenten van de VVSG presenteert tools voor de opmaak van een bedrijfscontinuïteitsplan en de organisatie van een crisisoefening cybercrime. Er zijn ook regelmatig vormingsinitiatieven.
Charlotte De MullierVlaams minister Gwendolyn Rutten heeft beslist het cofinancieringsaanbod van ICT-veiligheidsaudits voor lokale besturen in 2024 voort te zetten. De audits worden uitgevoerd door professionele auditfirma’s, in opdracht van het lokale bestuur. Ze geven je een beter beeld van de belangrijkste potentiële kwetsbaarheden op het gebied van cyberveiligheid en helpen je de geïdentificeerde zwakke plekken gestructureerd en onder professionele begeleiding weg te werken. De Vlaamse overheid betaalt twee derde
van de prijs van een basisaudit. Verder kun je naar eigen keuze aanvullende audits bestellen die je informatiebeveiliging kunnen helpen controleren, bewaken of verbeteren. Om in aanmerking te komen voor cofinanciering van een aanvullende audit moet er eerst een basisaudit zijn uitgevoerd. Voor de aanvullende audits betaalt de Vlaamse overheid de helft van de kostprijs. _ Marleen Capelle
Meer informatie over de bestelprocedure en voorwaarden vind je op auditvlaanderen.be.
Nieuwe ontslagregels statutaire en contractuele medewerkers
Sinds 1 oktober 2023 gelden nieuwe regels bij het ontslag van statutaire medewerkers van lokale besturen: de Vlaamse overheid heeft de ontslagregeling afgestemd op de contractuele regeling.
Er zijn drie belangrijke wijzigingen. Bij de beëindiging van de arbeidsrelatie met de statutaire medewerker gelden voortaan de regels over het einde van de overeenkomst die in de Arbeidsovereenkomstenwet staan. De arbeidsgerechten en niet de Raad van State zijn ondertussen bevoegd bij betwistingen over ontslag. De tuchtstraffen ‘ontslag’ en ‘afzetting’ ten slotte werden uit het Decreet Lokaal Bestuur geschrapt. Daarbij gelden geen overgangsbepalingen. Bij een eventueel ontslag om dringende
reden als zwaarste disciplinaire sanctie moet een bestuur voortaan binnen een termijn van drie werkdagen handelen.
Op 12 januari werd het uitvoeringsbesluit bij de decretale ontslagregels goedgekeurd. Dat bevat nog punten over deeltijdse werkhervatting na arbeidsongeschiktheid van de statutaire medewerker die nog ziektekrediet heeft, over de herkansingstermijn na een negatieve evaluatie, over flexibele werkregelingen voor zorgdoeleinden van statutaire medewerkers, en over IFIC in de publieke thuisverpleging. _ Marijke De Lange
Een uitgebreide toelichting met een link naar de VVSG-handleiding over ontslag vind je op vvsg.be/ontslagregels.
Betaalbaar wonen houdt steden en gemeenten in de ban. De CIB-huurbarometer toont aan dat de huurprijzen blijven stijgen: met 11,3% over de voorbije twee volgen ze het ritme van de inflatie (+12%). De VVSG heeft verschillende voorstellen in verband met woonbeleid en betaalbaar wonen.
Cijfers tonen al langer aan dat veel private huurders een te groot deel van hun inkomen moet besteden aan een woning. Tot de helft van de private huurders heeft een woonquote van meer dan 30%. Een derde houdt na betaling van de huur te weinig over om menswaardig te leven.
We pleiten daarom voor een groter aanbod aan sociale en betaalbare private huurwoningen. Dat kan de druk op woningen voor mensen met een bescheiden inkomen verlagen. Nu zijn veel mensen die volgens hun inkomen recht hebben op een sociale woning, toch aangewezen op de private markt. De schaarste van het huurwoningaanbod houdt de hoge prijzen mee in stand.
Meer investeringen op de private huurmarkt
De overheid moet ook investeren op de private huurmarkt om een groter betaalbaar en degelijk aanbod te krijgen. Het initiatief geconventioneerd huren, inclusief de mogelijkheid voor woonmaatschappijen om zulke woningen te realiseren, lijkt een goede aanzet. Maar ook de kwaliteit moet beter. De huurprijs op de private huurmarkt is vandaag niet altijd in verhouding tot de kwaliteit van de woning. Verhuurders moeten gestimuleerd worden om de woningen te verbeteren zonder te prijs te verhogen. De VVSG wil ook dat verhuurders die renovaties willen doen om een deugdelijk pand te kunnen verhuren, ontzorgd worden. Verschillende lokale besturen en andere organisaties zetten daar al op in. Zij verdienen ondersteuning van de Vlaamse overheid. _ Joris Deleenheer
Toekomstbestendig wonen voor ouderen: Denemarken inspireert
Voldoen reguliere woonvoorzieningen nog aan de behoeften van de ouderen van vandaag en morgen? Welke vernieuwende initiatieven zouden een alternatief kunnen zijn? Een studiebezoek aan Denemarken bracht inspiratie.
Deze zomer ging een Vlaamse delegatie van zorgmedewerkers op onderzoek naar Denemarken. Robert Geeraert en Rudiger De Belie, uit de Vlaamse ouderenzorg, waren de gidsen. VVSG-stafmedewerkers Elke Verlinden en Sam Vanhuynegem gingen mee. Hun bezoek aan het Generationernes Hus in Aarhus maakte indruk. Zoals de naam het zegt gaat het om een plaats waar verschillende generaties samenwonen. Op een kunstmatig eiland in Aarhus bouwde de lokale overheid een dorp waar 500 mensen van alle leeftijden en met verschillende capaciteiten en levenssituaties het dagelijkse leven delen. Er is kinderopvang en huisvesting voor studenten, gezinnen, mensen met een beperking en ouderen met en zonder zorgbehoefte. Er zijn honderd woningen voor personen met een hogere zorg-
nood, te vergelijken met de bewoners in Belgische woonzorgcentra. Voor hen is er voldoende verpleegkundig personeel aanwezig.
Behalve de eigen woning is er een schat aan gedeelde faciliteiten voor vrij gezamenlijk gebruik: een concert in de multifunctionele zaal, een maaltijd in het café Øens Madhus, een diner in de gemeenschappelijke keukens met je buren, een bioscoopavond in de cinemazaal of een middagje in de orangerie waar de inwonenden hun eigen groenten en fruit kunnen telen, het kan allemaal. Er is een goed uitgeruste fitnessruimte en een muziekkamer met verschillende instrumenten.
Dit generatiehuis in Denemarken is een mooi voorbeeld van hoe we het ook in Vlaanderen zouden kunnen doen. Sam Vanhuynegem
Er is politieke steun voor een shift, er is een window of opportunity door de gezondheidscrisis en de verkeersproblematiek en er zijn technische en financiële middelen. Maar de auto staat nog te centraal. Straatplanners leren in hun opleidingen tekenen voor de auto. Zelfs in Disneyfilms zien kinderen constant auto’s botsen zonder schijnbare gevolgen. Dat moet anders kunnen.
Meredith Glaser, fietsprofessor (UGent) –De Standaard 2/2
Heel wat huizen worden nu goedkoop aangeboden. Mensen zien dan plots de kans om toch een woning aan te kopen en worden verblind door de euforie. Na het plaatsen van de krabbel volgt de koude douche: het verplicht renoveren van hun woning zal vele duizenden euro’s kosten, geld dat ze niet hebben en niet kunnen lenen. De Vlaamse of Federale regering moet werk maken van preventie en informatie. Dit is niet iets wat op gemeentelijk niveau kan worden aangepakt. Als al die dossiers binnen drie jaar actueel worden, zijn het wel de steden en gemeenten die voor noodopvang zullen moeten zorgen.
Schepen Angelique Declercq (Vooruit) van Menen – Krant van West-Vlaanderen 16/2
De lokale besturen en OCMW’s verkeren in een zorgwekkende financiële toestand. We kunnen de lonen van onze medewerkers, voor wie de werklast exponentieel is gestegen, niet optrekken. Als er geen structurele herfinanciering komt, zal de basisdienstverlening onvermijdelijk verzwakken of zelfs deels wegvallen.
Khalid Zian, voorzitter van federatie van Brusselse OCMW’s Brulocalis –Trends 14/2
Om de woningprijzen naar beneden te krijgen, is er maar één fundamentele oplossing en dat is meer woningen bouwen. (…) Nu botst men bij stadskankers soms op hardnekkige eigenaars: ze willen niet verkopen, maar weigeren ook te renoveren. Van zodra projectontwikkelaars minimaal 80 procent van de site in eigendom hebben, zouden ze via de overheid moeten kunnen onteigenen. (…) Als we naar meer woningen willen, moeten we naar efficiënter ruimtegebruik van bestaande wijken, en dat betekent extra bouwlagen. Dat zal nu eenmaal nodig zijn.
Open VLD-voorzitter Tom OngenaHet Nieuwsblad 13/2
Laat gemeenten zelf bekijken waar het nog verantwoord is om te bouwen [in al dan niet watergevoelig gebied]. Ik ken veel gemeenten die goed beleid voeren en bijvoorbeeld waterbekkens aanleggen. Heb wat meer vertrouwen in onze burgemeesters, zij willen hun inwoners tenslotte niet in de ellende storten.
CD&V-voorzitter Sammy MahdiHumo 13/2
Schepen Gent
Sami Souguir, schepen in Gent, kreeg het estafettestokje van schepen Abdrahman Labsir uit Mechelen, om een vragenlijstje à la Proust te beantwoorden. Aan het eind geeft hij het door aan een andere lokale politica/ politicus, van een andere partij en ver van Gent.
Wat betekent je politieke functie voor jou?
Als schepen van Cultuur én Stadsontwikkeling heb ik het geluk dat ik de grote cultuurwerven in Gent mag leiden. De bouw van het Wintercircus, de restauratie van de Opera, de bouw van een nieuwe vleugel voor het Design Museum, binnenkort de renovatie van Cinema Rex… Daarnaast bouwen we met stadsontwikkelingsbedrijf sogent aan nieuwe woningen en zelfs hele wijken om zo de druk op de woningmarkt te counteren. Het is écht bouwen aan de stad en daar ben ik wel fier op.
Wat was je eerste politieke daad (in de ruimste betekenis)?
Ik was politiek secretaris van Jong VLD Gent, toen we opkwamen tegen de kotbelasting ergens begin jaren 2000. Dat was de eerste keer écht politiek actievoeren.
Kom je uit een politiek nest?
Ik kom uit een gastarbeidersgezin waar politiek niet echt deel uitmaakte van de dagelijkse discussies. Mijn ouders verhuisden destijds van Tunesië naar Gent op zoek naar een beter leven en ik ben hier in Gent geboren. Mijn ouders hebben niet dezelfde politieke overtuiging als ik, maar ze hebben mij wel steeds gesteund.
Wat zie je als je grootste prestatie?
Het financieren van alle bouwdossiers was een enorme uitdaging. De gestegen grondstofprijzen leidden tot enorme extra kosten en dus moesten we zorgen dat de rekening klopte. Dat heeft zware onderhandelingen gevraagd – ook met de Vlaamse regering. Vandaag staat letterlijk elk project nog op de rails zoals het hoort, tegen alle verwachtingen in.
Neem je dit ambt mee naar huis?
Ik vrees van wel. Ik sta ermee op en ik ga ermee slapen. Qua work-lifebalance ben ik geen voorbeeld, vrees ik.
Heb je vrienden in de politiek?
Absoluut! Zowel binnen als buiten mijn partij. Sommigen ken ik al sinds mijn tienerjaren, anderen heb ik en cours de route leren kennen.
Met wie overleg je het eerst als je een belangrijke politieke beslissing moet nemen?
Belangrijke beslissingen passeren altijd nog eens langs mijn kabinetschef en woordvoerder.
Wat vind je zelf je meest uitgesproken positieve eigenschap? Niet iedereen zal dat als een positieve eigenschap beschouwen, maar als ik mijn tanden in iets zet, dan los ik niet meer.
Welke eigenschap bij jezelf betreur je het meest?
Ongeduld. Van mij zou alles wel wat sneller mogen gaan. Grootschalige bouwprojecten vragen soms jaren voorbereiding en dat wringt toch.
Welke eigenschap waardeer je het meest bij een oppositielid?
Een goed gestoffeerd debat, daar kan ik van genieten. En dan mag het er gerust stevig aan toegaan.
Met welke historische figuur identificeer je je het meest?
Daar heb ik nog nooit bij stilgestaan, ik zal erover nadenken voor bij een volgend interview...
Wie zijn je huidige helden?
De mensen uit het onderwijs. De inspanningen die zij leveren voor de volgende generatie, daar kun je alleen maar veel respect voor hebben.
Waar zou je nu het liefste zijn?
Met mijn medewerkers heb ik een running gag. Als ik maandag niet kom opdagen, heb ik in het weekend de loterij gewonnen en zit ik al met een cocktail op Miami Beach. Tot nu toe daag ik nog elke maandag braaf op.
Welk woord of welke zin gebruik je te vaak?
‘Laten we elkaar geen Liesbeth noemen.’
Wat koester je het meest?
Momenten met vrienden en familie. Daar probeer ik zoveel mogelijk tijd voor te maken.
Wat is volgens jou de diepste ellende?
Armoede. Mijn ouders hadden het niet breed, maar konden wel voor hun gezin zorgen. Maar ik besef dat het een moeilijke spiraal is om uit te raken.
Wat is je favoriete bezigheid?
Ik ben een fervente BBQ’er. Als bij vrienden de barbecue aangaat, dan sta ik binnen de kortste keren zelf aan het vuur. Ik kan dat niet laten.
Ga je nog af en toe op café in de gemeente?
Zeker en vast. Tegenover het stadhuis hebben we café Den Turk waar na de gemeenteraad de ‘nabespreking’ gebeurt. In mijn woonplaats Sint-Denijs-Westrem is er café ’t Gemeentehuis. Ik kan een goed bruin café wel appreciëren.
Wat is je motto?
‘Los het op!’ Het is al zover gekomen dat mijn medewerkers mij een tas met die slogan cadeau hebben gedaan.
Aan wie geef je de estafettestok door?
Aan Kristof Bossuyt, districtsburgemeester van Wilrijk. —
Interview met Ben Derudder en Jef De Rop: Een burgemeester moet alles kunnen
De voorbije jaren kreeg het lokale bestuur almaar meer bevoegdheden, waardoor ook het feitelijke takenpakket van de burgemeester toenam. Daar komt dit jaar nog een extra stressfactor bij: de semirechtstreekse verkiezingen. De persoon met de meeste stemmen van de grootste partij binnen de coalitie wordt (zo goed als) automatisch burgemeester. Maar wat moet een burgemeester eigenlijk kunnen?
Vroeger was de burgemeester de behoeder van de gemeenschap, nu moet hij of zij ook over een aanzienlijke juridische en technische bagage beschikken die relevant is voor de gemeente.
Jef De Rop:
‘Een burgemeester woont, leeft en werkt letterlijk op de plaats waar hij of zij bestuurt. Als een burgemeester op zondag naar de bakker gaat, komt hij de mensen tegen die hij vertegenwoordigt.’
‘Voor burgemeesters bestaat er geen strikte functiebeschrijving. Dat betekent dat ze veel vrijheid hebben om hun functie zelf in te vullen,’ zegt Ben Derudder die bij zijn benoeming tot directeur van het KU Leuven Urban Studies Instituut, een nieuwe leerstoel aan de KU Leuven, van een externe financier de vraag kreeg om het burgemeesterschap te onderzoeken. Sinds Johan Ackaert voor zijn doctoraat van 2006 Vlaamse burgemeesters ondervroeg, is er vrij weinig onderzoek naar de invulling van dit ambt gebeurd. Ben Derudder is de promotor van het onderzoek De burgemeester als alleskunner?. Jef De Rop, onderzoeker aan het KU Leuven Instituut voor de Overheid, sprak met burgemeesters, maar ook met ministers, algemeen directeurs, korpschefs, gouverneurs en andere belanghebbenden.
Ben Derudder: ‘Burgemeesters weten zelf wel –en beter dan wie ook – wat hun functie inhoudt én dat ze zich op een eiland bevinden. Dat ervaren alle burgemeesters. Toen we de burgemeester van Leuven, Mohamed Ridouani, het onderzoek lieten lezen, moest hij af en toe glimlachen, omdat het voor hem zo herkenbaar was.’
Wat typeert burgemeesters het meest?
Ben Derudder: ‘Misschien wel hun bereikbaarheid. Daar worstelen ze steeds meer mee, onder meer ook door de socialemediacomponent die komt kijken bij publieke functies. Door de zichtbaarheid van hun functie zijn ze zeer aanspreekbaar. Hun burgers willen dat, en zelf willen ze dat eigenlijk ook wel.’
Jef De Rop: ‘Een burgemeester woont, leeft en werkt letterlijk op de plaats waar hij of zij bestuurt. Als een burgemeester op zondag naar de bakker gaat, komt hij de mensen tegen die hij vertegenwoordigt. Alles komt op hem af, 24 op 24, zeven op zeven. Burgemeesters dragen bovendien een hele reeks petjes, van burgervader tot crisismanager. Dat maakt de functie uitdagend en soms zelfs ronduit moeilijk.’
Ben Derudder: ‘Dat vloeit ook voort uit de afwezigheid van een decretale functieomschrijving.
Het ambt is heel open: ieder kan er in ruime mate een invulling aan geven. In Nederland is de burgemeester een ambtenaar: in de omschrijving staan de meest essentiële vereisten en verwachtingen. Het gebrek aan functieomschrijving bij ons is niet per se negatief, want het maakt een individuele invulling mogelijk. Het zorgt er mee voor dat burgemeesters hun individuele capaciteiten en aandachtspunten in de verf kunnen zetten. Burgemeesters kunnen, mogen en zullen bijna alles doen en ook nog de leemtes opvullen. Omdat het vandaag vriest, zorgt mijn burgemeester ervoor dat meteen op alle fietspaden wordt gestrooid, zodat de kinderen veilig naar school kunnen. Hij communiceert daar ook zelf over. Dat is geweldig, maar is dat de taak van een burgemeester? Elke dag valt er wel iets uit de hemel als je de functie zo invult, en dan dreigt het einde al snel zoek te raken.’
Jef De Rop: ‘Een Nederlandse burgemeester is eigenlijk een aangestelde technocraat. Onze burgemeesters moeten niet alleen verstandig zijn en een visie hebben, ze moeten ook ieders vriend zijn, overal aan de toog hangen en vooral heel graag eten. Ze worden bejubeld, maar ook verguisd om de foute redenen. Je mag als burgemeester jaar na jaar een perfecte begroting afleveren, maar als je niet op elke spaghettiavond bent opgedaagd, ben je geen goede burgemeester. Er zit dus een resem paradoxen in dat ambt.’
Zo komt de burgemeester tussen hamer en aambeeld terecht?
Jef De Rop: ‘Dat ligt ook aan de complexe bestuurlijke omgeving. Burgemeesters hebben heel veel te zeggen, maar tegelijk ook heel weinig. Zo moeten ze vaak verantwoording afleggen voor zaken die eigenlijk niet tot hun takenpakket behoren. Als er op een plaatselijke gewestweg veel verkeersslachtoffers vallen, dan is het moeilijk om als burgemeester te zeggen dat je daar niets aan kunt doen, ook al is dat uiteindelijk wel zo: die burgemeester kan weinig anders doen dan dat tot bij de bevoegde instantie brengen. Burgers zien niet of iets een Europese, federale, Vlaamse of lokale bevoegdheid is.’
Ben Derudder: ‘Dat is ook de reden waarom een burgemeester zo’n stapel petjes draagt. Dat was dertig jaar geleden ook al zo, maar ondertussen komt er meer bij lokale besturen terecht en is onze maatschappij complexer geworden.
Zowel impliciet als expliciet worden er daardoor bevoegdheden en taken doorgegeven aan de gemeente en de burgemeester. Vroeger was de burgemeester de behoeder van de gemeenschap, nu moet hij of zij ook over een aanzienlijke juridische en technische bagage beschikken die relevant is voor de gemeente, denk maar aan het omgevings- en veiligheidsbeleid. De burgers verwachten ook steeds meer, zelfs als maar één procent van je bevolking mondig is, ben je een hele dag bezig.’
Wat is dan het ideale profiel?
Jef De Rop: ‘Moeilijke vraag. Op het eind van de rit is het de kiezer die beslist of je het goed hebt gedaan. Het is dus niet evident om daar een ideaal profiel op te plakken. Volgens mij wordt het profiel van een burgemeester dus vooral door een aantal generieke eigenschappen bepaald: het moet bijvoorbeeld een dynamische en daadkrachtige persoonlijkheid zijn die kan netwerken en visie heeft. Maar zoiets leg je niet op papier vast. De burgemeester hoeft niet per se te managen en hoeft geen juridische of economische vorming te hebben genoten, maar een beetje voeling ermee is wel een pluspunt. Er zijn dus wel verschillende succesfactoren voor het burgemeesterschap te bedenken, maar dat moet je in een ruimer perspectief bekijken dan alleen maar de functie en de persoon.’
‘Bij wet ligt wel vast dat de burgemeester verantwoordelijk is voor de veiligheid. Daar mag je dus wel expertise, of minstens de snelle opbouw ervan, verwachten. Op dat vlak hebben burgemeesters van kleinere gemeenten een capaciteitsprobleem: een cel Integrale Veiligheid is daar een luxeproduct. Zonder de nodige ondersteuning doen die burgemeesters dan maar veel zelf, of ze delegeren het aan de politiezone. De macht van de korpschefs wordt zo bijzonder groot, terwijl de burgemeester wel zelf verantwoordelijk blijft voor de integrale veiligheid –wat ruimer is dan enkel de politiewerking.’
Ben Derudder: ‘In elk geval heeft een burgemeester een aantal algemene kwaliteiten nodig, zoals leidinggevende kwaliteiten. Mensen wensen dat ook. Maar de burgemeester van Antwerpen heeft andere kwaliteiten nodig dan die van pakweg Alveringem. Wat van een burgemeester wordt verwacht, is afhankelijk van het lokale bestuur. De afwezigheid van een functieprofiel kan op die manier net een voordeel zijn, want zo
weegt in de verkiezingen door wat de mensen in een bepaalde gemeente of stad van een burgemeester verwachten.’
De burgers kiezen dus een burgemeester die bij hun gemeente past?
Jef De Rop: ‘Klopt, al kun je die causaliteit ook omdraaien: kiest een gemeente een ideale burgemeester, of vormt een burgemeester zijn gemeente naar zijn ideaal? Twintig jaar geleden was Mechelen een achtergebleven stad. De algemene perceptie is toch dat Bart Somers daar eigenhandig een en ander aan veranderd heeft. Het is dus niet enkel wat een burger kiest, maar ook wat de burgemeester als visie heeft.’
‘Het draait meer en meer om de persoon van die burgemeester zelf. Het decreet ter versterking van de lokale democratie benadrukt dit ook. Vanaf dit jaar stem je, naar analogie met de Europese verkiezingen, de facto op een Spitzenkandidat. Eigenlijk ga je in 2024 bijna puur op een burgemeester stemmen, en niet langer op een partij. De lijst van de burgemeester wordt daardoor een algemeen fenomeen.’
Ben Derudder: ‘Vroeger maakten de voorakkoorden lokale verkiezingen voor een deel tot een schijnvertoning. Net zoals het monster van Loch Ness waren ze zeer aanwezig maar onzichtbaar. Er zullen er nog zijn, maar de meeste coalities worden nu al, meer dan een half jaar op voorhand, zichtbaar. Lokale verkiezingen zullen nog meer draaien om wie de burgemeester wordt. Met daarbij een kritische massa op de lijst die mee moet zorgen voor die rechtstreekse verkiezing.’
Jef De Rop: ‘De verkiezingen worden dus al deels voor de verkiezingen gestreden. Waar vroeger drie partijen een coalitie sloten, zal er nu een kartellijst zijn. Vroeger waren er voorakkoorden in de achterkamers, nu is het transparanter.’
Ben Derudder: ‘Maar mogelijk met minder keuze en een meer gepersonaliseerde campagne. Het effect of het resultaat is dat de lokale politiek, de burgemeester, mogelijk minder gealig-
Ben Derudder: ‘De reële macht zit bij het college van burgemeester en schepenen, een burgemeester die alleen zijn eigen ideeën wil doorduwen en daardoor op ramkoers gaat liggen, maakt het voor iedereen moeilijk.’
Jef De Rop:
‘Het draait meer en meer om de persoon van de burgemeester zelf. Het decreet ter versterking van de lokale democratie benadrukt dit ook. Vanaf dit jaar stem je, naar analogie met de Europese verkiezingen, de facto op een Spitzenkandidat.’
neerd zal zijn met een nationale politieke partij. De invloed van de nationale politiek verandert dus. Schaalvergroting kan dit terugschroeven en nationale partijen meer greep geven. Nu zie je coalities van heel verschillende partijen, zonder duidelijke ideologische stempel.’
Jef De Rop: ‘De rechtstreekse benoeming zal een soort presidentialisering met zich meebrengen en de illusie creëren dat het om een persoonlijk mandaat gaat. Dat is niet onproblematisch, want het ambt is ingebed in een collegiale omgeving. Het is op zich wel een logisch idee dat als je iemand een persoonlijk electoraal mandaat geeft, die persoon ook effectief de middelen heeft om met dat mandaat iets te doen. Maar dat zal nog niet voor morgen zijn.’
Ben Derudder: ‘De reële macht zit bij het college van burgemeester en schepenen, een burgemeester die alleen zijn eigen ideeën wil doorduwen en daardoor op ramkoers gaat liggen, maakt het voor iedereen moeilijk.’
Jef De Rop: ‘Voor de regiovorming zit de burgemeester bijvoorbeeld wel echt in de cockpit: daar is een apart takenpakket voor de burgemeesters.’
Is dit goed of is dit slecht?
Jef De Rop: ‘Dat hangt van de persoon af. Die persoonsafhankelijkheid is een sterkte, maar ook een risico. Als het allemaal goed loopt, dan opent dat de deur voor daadkracht en efficiëntie. Maar je hebt ook de keerzijde van de medaille. Een lokaal bestuur valt of staat misschien te dikwijls met de burgemeester. Gemeentefusies zijn daar het beste voorbeeld van: de sleutelrol daarin ligt bij de burgemeesters. Burgemeesters die tegen zijn, daar moet je niet aan beginnen, want daar gaat niets gebeuren. Enfin, met uitzondering van Zwijndrecht.’
Ben Derudder: ‘De burgemeesters bepalen met wie er wordt gesproken. Door de vrijwilligheid van de fusies hebben de burgemeesters hierin een grote zeggenschap. Dat is een nadeel van burgemeesters zomaar in de cockpit zet-
ten. Wat gebeurt er met zulke fundamentele keuzes, wanneer die specifieke burgemeester verdwenen is? Je kunt je vragen stellen bij een hertekening van de bestuurlijke kaart waarbij burgemeesters zichtbaar of onzichtbaar de lijnen uitzetten.’
Jef De Rop: ‘Nu wordt een fusie soms ingegeven door de carrièreplanning van de individuele burgemeesters.’
Ben Derudder: ‘Voilà, dat zijn potentiële nadelen van het gebrek aan functiebeschrijving. Maar daarnaast speelt ook de omgeving een rol, denk maar aan de algemeen directeur.’
De algemeen directeur heeft wel een functiebeschrijving.
Ben Derudder: ‘De persoonlijke verhouding tussen algemeen directeur en burgemeester is van belang voor hoe een gemeente wordt gerund. Ze kunnen elkaar aanvullen, maar ook in elkaars vaarwater belanden. Zo hoeft de burgemeester niet noodzakelijk leiding te geven, want de algemeen directeur is de CEO van de gemeente: die moet de administratie organiseren en aansturen. Sommige burgemeesters sturen het personeel aan, wat niet de bedoeling is, net zomin als dat algemeen directeurs politiek de lijnen uitzetten, wat ook voorkomt.’
Jef De Rop: ‘De algemeen directeur staat in voor de interne organisatie. Veel burgemeesters willen ook CEO zijn. Dan heeft een algemeen directeur het recht te zeggen dat dat zijn wereld is: politici moeten het beleid uittekenen dat de administratie moet uitvoeren. Omgekeerd zijn er algemeen directeurs die graag aan hun bureau zitten, maar ook zelf een visie hebben en op het terrein van de burgemeester willen komen. In die functie zitten dus ook veel nuances.’
Ben Derudder: ‘Dat is het spanningsveld tussen het politieke “wat gaan we doen” en het administratieve “uitvoeren”. Er zijn een aantal manieren om daarmee om te gaan. Het is in elk geval onvermijdelijk dat er wederzijdse invloed is tussen de visie en het operationele. Dat hoeft
niet negatief te zijn. Daarnaast werken burgemeesters collegiaal samen met de schepenen.’
Jef De Rop: ‘Een bevoegde schepen, dat bestaat eigenlijk niet. Het is natuurlijk wel de gewoonte om schepenen bevoegdheden te geven, met het risico dat ze zich heel “verkokerd” opstellen. Het is dan aan de burgemeester om de koppeling te maken.’
Daarnaast heeft een burgemeester ook contacten met andere bestuursniveaus.
Ben Derudder: ‘Dat zijn die dubbele petjes: een burgemeester is tegelijk ook de externe pleitbezorger van zijn gemeente. In veel landen is het bijvoorbeeld vreemd dat iemand tegelijk burgemeester en parlementslid is, laat staan ook partijvoorzitter. Die belangenbehartiging werkt trouwens in alle richtingen: naar de andere overheden, maar ook intergemeentelijk bij de regiovorming.’
Jef De Rop: ‘Een burgemeester die ook parlementslid is, kan veel voor de gemeente betekenen. Ik begrijp dus wel dat ze alle gewicht in de schaal willen werpen. Maar als het erop aan komt, kiezen velen toch voor het lokale. Qua tijdsbesteding lukt de combinatie dikwijls gewoonweg niet: het zijn twee volwaardige functies. Dat geldt trouwens ook voor jobs in de privésector.’
Ben Derudder: ‘Burgemeester is gewoon een voltijdse baan. Dat verschijnt nu meer in het discours: mensen die zich lokaal willen profileren, stappen uit het parlement, zoals Björn Rzoska of Bart Somers. Dat je niet op verschillende paarden kunt wedden, reflecteert ook een grondstroom van erkenning van het belang van de functie. Dat is eigenlijk wel goed. Het burgemeesterschap slorpt je op. Er wordt veel verwacht, dikwijls te veel, maar niets weerhoudt burgemeesters ervan om grenzen te stellen. Je kunt ook niet naar alle spaghettiavonden gaan, je kunt limieten stellen.’
Jef De Rop: ‘Zoiets kun je natuurlijk niet decretaal verankeren. Die nabijheid blijft belangrijk. Veel hangt dus af van het communicatieprofiel van de burgemeester zelf: het eigen verwachtingenmanagement.’
Ben Derudder: ‘Een burgemeester kan perfect zeggen dat klachten professioneel afgehandeld worden via de administratie. Het signaal over een losse stoeptegel hoeft niet bij de bur-
gemeester te komen. Je moet als burgemeester een helder profiel opbouwen. Die druk van sociale media roepen veel burgemeesters voor een deel over zichzelf af.’
Jef De Rop: ‘Een burgemeester kan zich voor officiële taken laten vervangen, maar daarmee weten de gewone mensen dat nog niet. Zij blijven tijdens hun vakantie evengoed mailen en sms’en. Er blijft een constante informatiestroom via Facebook, Messenger of Whatsapp. Mensen verwachten gewoon dat je altijd en overal bereikbaar bent.’
Waarom zou iemand nog burgemeester willen worden?
Ben Derudder: ‘Over het algemeen wordt een burgemeester erg gewaardeerd, meer dan om het even welke andere politieke functie. De burgemeester is met heel zichtbare zaken bezig. Een burgemeester kan dikwijls zeggen: ik heb een steen verlegd in de rivier. Bovendien krijgen burgemeesters bedankingen. Burgemeesters halen ondanks alles veel genoegdoening uit die functie. Niets is voorgeschreven, je kunt je functie zelf invullen.’
Maar je moet wel verkozen geraken.
Jef De Rop: ‘Om verkozen te geraken moet je verwachtingen creëren en beloven zaken te doen die een ander niet kan. Maar om je mandaat vol te houden moet je grenzen stellen.’
Ben Derudder: ‘Die evenwichtsoefening is moeilijk voor politici op alle niveaus, maar nationaal ligt het script klaar en zijn de thema’s bepaald. Lokaal gaat het over alle domeinen, zelfs over zaken die de bevoegdheid van een gemeente overschrijden, zoals die gewestweg. Maar een burgemeester kan ook niet alle wereldproblemen oplossen.’
Jef De Rop: ‘We leven in een eistijd: mensen zijn mondiger, directer en assertiever geworden. Dat is ook de verantwoordelijkheid van de overheid zelf: die is heel gretig om alles op te lossen – of toch de indruk te wekken dat ze dat kan. Dat vormt hoe langer hoe meer een probleem voor de burgemeester, die door zijn herkenbaarheid bijna een “frontoffice” is. Door die bereikbaarheid sta je geen seconde stil en kom je in een bol.com-samenleving terecht: de mensen vragen vandaag iets en willen morgen al een antwoord – anders zijn ze niet tevreden.’ —
Ben Derudder: ‘De persoonlijke verhouding tussen algemeen directeur en burgemeester is van belang voor hoe een gemeente wordt gerund. Ze kunnen elkaar aanvullen, maar ook in elkaars vaarwater belanden.’
Leuven 28 maart Studiedag burgemeesters en lokale politiek
Op deze studiedag in samenwerking met de VVSG stellen Ben Derudder, Jef De Rop en vele anderen hun bevindingen en het onderzoeksrapport voor. www.vvsg.be of https://soc. kuleuven.be/io/opleidingen/studiedagen/burgemeesters-en-lokale-politiek
Het volledige onderzoeksrapport lees je op soc.kuleuven.be/io/ onderzoek/project/veranderende-rol-vlaamse-burgemeesters
Zeg niet meer ‘oproepingsbrief’, wel ‘uitnodigingsbrief’: dat is wat de kiezer voor 13 oktober 2024 krijgt, nu de opkomstplicht voor de lokale verkiezingen is afgeschaft.
Die afschaffing is een van de wijzigingen die zijn doorgevoerd met het decreet
‘Versterking lokale democratie’ van 16 juli 2021. Tot diep in 2023 én 2024 volgden nog een resem verfijningen. Wat komt er op de lokale besturen en hun bestuurders af?
Lokaal loodst je langs de belangrijkste veranderingen en aandachtspunten voor het grote V-woord.
Kandidatenlijsten
De regels voor kandidaten bij lokale verkiezingen zijn niet zo veel veranderd. Een kandidaat moet uiteraard voldoen aan de verkiesbaarheidsvoorwaarden. Als algemene leidraad geldt: ben je een kiezer in je gemeente, dan ben je daar in principe ook verkiesbaar voor de gemeenteraad. Op de kandidatenlijst blijven pariteitsregels gelden, per kandidaat zijn bepaalde gegevens verplicht in te vullen, de lijstnaam mag ten hoogste twintig tekens bevatten. Nieuw is de verplichting om kandidatenlijsten uiterlijk tegen 14 september om 16 uur in te dienen via een digitale
tool, die wordt opengesteld op 4 september. In de faciliteitengemeenten en de randgemeenten rond Brussel mag de indiening nog op papier. Nog nieuw: wie met een kartellijst opkomt en ervoor opteert die lijst na de verkiezingen te splitsen in twee fracties (geen drie of meer) voor de gemeenteraad, moet dat bij het indienen van de kandidatenlijst aangeven door daarover een verklaring toe te voegen, en voor elke kandidaat te preciseren in welke fractie die zal zetelen. Opgelet: door de verklaring wordt de kartelsplitsing definitief en kan ze niet meer worden ingetrokken. Omgekeerd zal een splitsing
zonder die voorafgaande verklaring na de verkiezingen ook niet meer mogelijk zijn.
Fijnmazige stemresultaten
Hoe stemmen kiezers van bepaalde wijken, of hoe verschilt het stemgedrag tussen de deelgemeenten van een nieuwe fusiegemeente? Een antwoord op die vragen wordt mogelijk, doordat we de stemresultaten vanaf nu per geografisch deelgebied zullen kunnen bekijken, dus niet enkel voor de hele gemeente. De Vlaamse overheid noemt dit de ‘fijnmazige stemresultaten’. Ze heeft daartoe bepaald dat stemafdelingen (d.w.z. groepen kiezers) geografisch aan elkaar moeten grenzen. Elke stemafdeling heeft een eigen stembureau. Alfabetische indelingen zijn niet meer mogelijk: gemeenten die tot nu toe hun kiezers op naam toewezen aan stembureaus, moeten die indeling herzien.
Bij voldoende opkomst worden de resultaten voor deelgebieden – wijken of deelgemeenten dus – bekendgemaakt. Dat zal ongetwijfeld boeiende vaststellingen opleveren. Wordt er digitaal gestemd, dan loopt de bekendmaking per individueel digitaal stembureau, als er minstens 500 kiezers hun stem uitgebracht hebben. Bij stemming op papier gebeurt dat per telbureau, het bestuur moet dan in elk telbureau minstens drie stembureaus groeperen waarvan de stemafdelingen geografisch aan elkaar grenzen. Overigens is voor de nieuwe fusiegemeenten op 13 oktober een combinatie van papieren en digitale stemming mogelijk, afhankelijk van hoe de stemming in elk van de fusionerende gemeenten verliep.
Nog weetjes voor kiezers en kandidaten
De oproep om in een stem- of telbureau te zetelen mag je vanaf de derde keer weigeren. Deze regel geldt vanaf nu, dus ook voor de verkiezingen van 9 juni 2024, maar niet met terugwerkende kracht. Partijen mogen niet meer putten uit de reserve van lijststemmen om kandidaten boven aan de lijst aan een hoger stemcijfer te helpen. Dat betekent dat je als kandidaat enkel nog op basis van het aantal behaalde voorkeurstemmen in de gemeenteraad moet zien te geraken, volledig op eigen kracht dus.
Actief volmachten ronselen is nu niet enkel verboden maar ook strafbaar. Wil je een volmacht verlenen omdat je op het moment van de verkiezingen in het buitenland verblijft, dan moet je daarvan een bewijsstuk kunnen voorleggen, een verklaring op eer volstaat niet meer.
Tijdens de sperperiode van 1 juli tot en met 13 oktober worden de regels voor campagnevoering en verkiezingsuitgaven wat versoepeld. Gadgets, geschenken en commerciële telefooncampagnes blijven verboden, grote campagneaffiches in het straatbeeld mogen dan weer wel. Hoeveel kandidaten mogen uitgeven voor hun campagne, is gebaseerd op het aantal kiezers. Referentiepunt daarvoor wordt de voorlopige kiezerslijst van 1 mei 2024.
Initiatiefrecht voor coalitievorming
Het is de avond van 13 oktober, de verkiezingen zijn achter de rug en de resultaten lopen binnen. Wat is het vervolg? Tenzij één lijst de absolute meerderheid haalt, moet er een coalitie van twee of meer partijen worden gevormd. Dat gebeurt bij indiening van een gezamenlijke akte van voordracht van de schepenen. Nieuw is dat de voordracht moet gebeuren op verplichte modelakten die pas beschikbaar worden gesteld op 13 oktober zelf. Het initiatiefrecht voor de coalitievorming gaat naar de winnaar van de verkiezingen: dat is de kandidaat die de meeste stemmen behaalt op de grootste lijst, dus de lijst met het hoogste stemmenaantal. Is de grootste lijst een kartellijst, en wisten we dat die na de verkiezingen zou splitsen in twee fracties? Dan is het initiatiefrecht voor
de stemmenkampioen van de grootste fractie, dat wil zeggen de fractie met het hoogste aantal zetels. Zijn de fracties even groot, dan gaat de eer naar de kandidaat met de meeste voorkeurstemmen. Het initiatiefrecht duurt veertien dagen en gaat in op de dag na het proces-verbaal van de verkiezingen. In de regel is dat maandag 14 oktober. Het initiatiefrecht stopt, wanneer de gezamenlijke akte van voordracht van de schepenen wordt ingediend (zie hoger). Enkel de houder van het initiatiefrecht kan dit doen. Leveren de onderhandelingen voor een coalitie geen akkoord op, dan gaat het initiatiefrecht over naar de stemmenkampioen van de volgende lijst (gerangschikt in grootte op basis van het aantal stemmen) voor een volgende veertiendaagse periode. Burgers moeten de afwikkeling van het initiatiefrecht kunnen volgen op de website van de gemeente. Hoe dan ook stoppen de periodes van initiatiefrecht uiterlijk op de derde dag vóór de installatievergadering van de gemeenteraad, die in de regel plaatsheeft in de eerste week van december. Hebben alle coalitieonderhandelingen gefaald, dan volgt er een aparte verkiezing van de schepenen met een individuele akte per schepenmandaat. Interessant om hier nog te vermelden is dat de rangorde van de schepenen bij beslissing van de gemeenteraad kan worden gewijzigd.
Wie wordt burgemeester?
De stemmenkampioen van de grootste fractie van de coalitie wordt burgemeester: dat is de nieuwe gulden regel van het zogenaamde semiautomatische burgemeesterschap. Zijn er toevallig twee even grote ‘grootste fracties’ van een ‘gesplitste’ kartellijst binnen de coalitie? Dan kijken we naar de stemmenkampioen van de gehele kartellijst. Weigert de eerste stemmenkampioen of neemt hij/ zij later ontslag, dan gaat het mandaat naar de vice-stemmenkampioen, maar alweer binnen de grootste fractie van de coalitie. De enige manier waarop een stemmenkampioen van een kleinere lijst burgemeester kan worden (bij doorgeven van het initiatiefrecht bijvoorbeeld, zie hoger), is wanneer álle kandidaten van een grotere lijst waarmee de
coalitie wordt gevormd, stuk voor stuk afstand doen van het mandaat. Zijn er twee stemmenkampioenen met gelijk aantal voorkeurstemmen in de grootste fractie, dan krijgt degene met de hoogste plaats op de lijst het voordeel.
Opvolging binnen eenzelfde bestuursperiode
Om de opvolging van de burgemeester door een andere kandidaat binnen eenzelfde bestuursperiode te regelen gelden welbepaalde voorwaarden. Zo kan de opvolging ten vroegste ingaan vanaf 1 oktober van het vierde jaar (2028 in het eerstvolgende geval) en moet de opvolger tot de fractie van de burgemeester behoren; het mag daar wel om het even wie van de verkozenen zijn, ongeacht het aantal voorkeurstemmen. De afspraken over de opvolging moeten gebeuren tijdens de periode van het initiatiefrecht en worden opgenomen in een akte van opvolging, in te dienen bij de algemeen directeur uiterlijk drie dagen vóór de installatievergadering. De nieuwe fusiegemeenten zijn niet gebonden aan de termijn van vier jaar en hoeven opvolgers ook niet binnen de fractie van de burgemeester aan te duiden. De opmaak van een nieuwe akte van opvolging is enkel mogelijk in specifieke gevallen: bijvoorbeeld wanneer het mandaat van de burgemeester nog vóór 1 oktober van het vierde jaar eindigt en zij/hij op dat moment wordt vervangen door de ‘vice-stemmenkampioen’; of wanneer binnen de eerste vier jaar blijkt dat de opvolger die in de eerste akte werd vermeld, geen gemeenteraadslid meer is. —
PIETER PLAS hoofdredacteur Lokaal
MARIAN VERBEEK
VVSG-stafmedewerker politieke organisatie en werking
Veel van de specifieke regelgeving en procedures die gelden voor Voeren en de zes randgemeenten rond Brussel, lieten we in dit artikel gemakshalve buiten beschouwing. Je vindt ze samen met uitgebreide andere informatie terug via: www.vvsg.be/verkiezingen www.vlaanderen.be/vlaanderen-kiest/lokaleverkiezingen
De stem voor ’24 _ Dave Sinardet
De VVSG kijkt vooruit naar de verkiezingen van 2024 en heeft samen met haar leden een nieuw memorandum opgemaakt. In Lokaal laten we een reeks inspirerende en kritische mensen met een heldere visie op de samenleving aan het woord. We vragen hen onder andere hoe lokale besturen kunnen inspelen op de belangrijkste maatschappelijke uitdagingen, wat het lokale bestuur voor hen betekent, hoe ze de relatie met de andere overheden zien, en hoe het tout court beter kan.
‘Het lokale bestuur roept uiteraard heel veel bij me op, maar als politicoloog denk ik nu vooral aan de belangrijke lokale verkiezingen die op ons afkomen. Meer dan ooit vermengen die zich met de regionale, nationale en Europese verkiezingen die enkele maanden eerder zullen plaatsvinden. Regeringsvormingen zullen er sterk door worden beïnvloed, wellicht worden ze daardoor zelfs over de lokale verkiezingen getild. Omgekeerd staan de lokale verkiezingen niet volledig los van wat er op de andere niveaus gebeurt. Ook politici worstelen daar nu al duidelijk mee. Bij meerdere van hen zie je de aandacht verschuiven van het Vlaamse en federale niveau naar het lokale. Die worsteling hangt samen met het cumuleren van mandaten in ons land, een traditie waar ik overigens geen voorstander van ben, omdat ze minstens een risico van belangenvermenging inhoudt. Dat lokale bestuurders ook als parlementsleden zetelen, zal wel zijn voordelen hebben voor lokale besturen: ze kunnen dan “iets voor hun gemeente of stad doen”, is doorgaans het argument. Nu zijn er 124 Vlaamse parlementsleden, veel gemeenten kunnen dus niet van zo’n bijzondere vertegenwoordiging genieten. En dat is ook niet de bedoeling, het parlement moet het algemeen belang voor ogen hebben, niet een confederatie
Dave Sinardet
is professor politieke wetenschappen aan de Vrije Universiteit Brussel en aan de UCLouvain Bruxelles. Hij doceert en publiceert over onder meer federalisme, nationalisme, Belgische politiek, staatshervorming en politieke communicatie. Hij is ook expert in de Antwerpse en Brusselse lokale politiek. Als columnist had hij achtereenvolgens een vaste plek in alle Belgische kwaliteitskranten en schrijft hij nu voor De Morgen. Ook via lezingen, debatten en mediaoptredens is hij actief in het publieke debat, aan beide kanten van de Belgische taalgrens.
van allerlei lokale belangen zijn. Het moet oor hebben voor de wensen en verzuchtingen van lokale besturen, maar daarom hoeven burgemeesters en schepenen nog niet in dat parlement te gaan zitten. Bovendien is het vaak ook qua tijdsinvestering onmogelijk om beide functies goed uit te oefenen.’
‘Ook los van politieke berekening is een keuze voor het lokale bestuur niet slecht. Van politici hoor je vaak dat het lokale niveau hen gelukkiger maakt dan het Vlaamse of het federale: lokaal zie je sneller impact van je beleid, de feedback op dat beleid is directer, er is een nauwe dialoog met de bevolking. Het is ook een niveau dat veel verder weg staat van het gepolariseerde publieke debat. Zeker in een kleinere gemeente kun je als bestuurder de klacht van een boze burger gewoon samen uitpraten. Het is bovendien het niveau waar je concrete initiatieven en oplossingen opzet als antwoord op de grote uitdagingen die op ons afkomen, zoals klimaatverandering, gezondheidscrisissen, de digitale transformatie.’
‘Die grote uitdagingen zijn tezelfdertijd van transnationale en zelfs globale omvang. Daar zit je met een paradox, zulke zaken moeeten op heel hoog niveau behandeld worden, maar ze hebben tegelijk lokaal een zeer sterke impact. Daar blijkt dan weer dat de bestuurskracht aan het dalen is: veel gemeenten
zijn te klein aan het worden om complexer wordende problemen het hoofd te bieden. Dat is niet nieuw, maar wel een proces dat zich voortzet. Het debat over fusies, die daarop een antwoord kunnen bieden, moeten we blijven voeren. Wat is de meest geëigende schaal om op een democratische manier een antwoord te bieden op een hele reeks maatschappelijke en beleidsuitdagingen? Het is een van de meer fundamentele vragen in de politicologie en bestuurskunde. In de praktijk zie je bij fusies los van de aanvankelijke koudwatervrees allerlei argumenten – niet het minst financiële – en tactische overwegingen meespelen. Het kan ook verkeerde mechanismen in gang zetten. Je hoort altijd dat nabijheid belangrijk is, dan gaat het over de dichte band tussen bestuurders en bevolking die we niet verloren mogen laten gaan. Akkoord, maar als een aantal kleine gemeenten met die nabije dienstverlening bepaalde uitdagingen niet meer de baas kan, zal dat op termijn het geloof van burgers in het lokale bestuur ook ondermijnen. De volgende Vlaamse regering heeft daarom de belangrijke taak om, vanuit een doordachte visie, initiatieven niet alleen te stimuleren maar ook proberen op te leggen. Hoe moeilijk dat ook ligt.’
‘De Vlaamse overheid doet de facto wel wat aan decentralisering en duwt taken naar het lokale bestuursniveau, maar niet altijd op de beste manier of met de beste ondersteuning. Wanneer ik met burgemeesters praat, hoor ik vaak ergernis over de verkokering van het Vlaamse beleid, die politiek is en tegelijk doorgetrokken wordt naar de administraties. De vragen maar ook de impulsen die van de Vlaamse overheid komen, zijn niet geïntegreerd en gaan gepaard met veel planlast en reglementering. En wanneer lokale besturen consultants moeten gaan inhuren om Vlaamse projectsubsidies met almaar complexere voorwaarden te kunnen verkrijgen, verzand je in absurde toestanden. Over die zaken moeten we ons eens grondig bezinnen. Wat ik dan weer wel een goede zaak vind, is de regiovorming die in de voorbije Vlaamse bestuursperiode werd uitgetekend. Regio’s waarin veel van de bestaande, vaak ondoorzichtige samenwerkingsstructuren tussen lokale besturen opgaan, zouden een vooruitgang zijn qua bestuurskracht, democratie en transparantie. Al bieden ze natuurlijk geen antwoord op alles.’
‘ De lokale democratie kan beter. Het loopt er wel anders dan in de nationale politiek, maar voor een stuk zie je er toch de replicatie van een partijpolitieke meerderheid-versus-oppositielogica. En zoals de verschillende parlementen in ons land weinig macht hebben, merk je ook dat de gemeenteraad er vaak niet aan te pas komt. Het kan utopisch klinken, maar lokale besturen zouden voor het hele land een voorhoede kunnen vormen in het experimenteren met democratische vernieuwingen. Met participatie doen ze dat al langer, maar ook daar zijn er uitdagingen. Participatie-initiatieven die niet op de juiste manier worden opgezet, kunnen het vertrouwen in
Het kan utopisch klinken, maar lokale besturen zouden voor het hele land een voorhoede kunnen vormen in het experimenteren met democratische vernieuwingen.
de politiek nog doen afnemen. Het lokale niveau is het meest geschikte om participatie te organiseren, en pionierende lokale besturen doen het vaak heel goed. Kleine besturen hebben echter niet altijd voldoende knowhow en middelen, ze zouden op dat vlak meer ondersteuning en begeleiding moeten krijgen. Daar is volgens mij nog een taak weggelegd voor de [referentie-]regio’s op een moment dat ze wat verder staan in hun ontwikkeling.’
‘Terug naar de verkiezingen: waar ik ook met meer dan gewone belangstelling naar kijk, is de impact van de nieuwe verkiezingsregels die de Vlaamse overheid heeft uitgevaardigd, met name dan de afschaffing van de opkomstplicht op het lokale niveau. Voor de kiezer wordt het ingewikkelder: in juni moet die gaan stemmen, in oktober is het dan weer niet verplicht, tenzij je als Vlaming in Brussel of Wallonië woont, dan moet het weer wel. Fundamenteler is de kwestie van representatie: buitenlands onderzoek wijst uit dat zonder opkomstplicht vooral de stem van de sociaaleconomisch kwetsbare kiezer verloren dreigt te gaan. Ik vermoed dat dit ook zal gelden voor kiezers met een migratie-achtergond. Al zullen de precieze effecten moeten blijken. Die effecten zullen zullen waarschijnlijk ook danig verschillen van gemeente tot gemeente. Lokale besturen hebben de belangrijke taak ervoor te zorgen dat de opkomst zo hoog mogelijk blijft. Dat ze bezig zijn met motiverende campagnes om mensen naar de stembus te krijgen, kan een positief effect van de nieuwe regelgeving zijn. Die campagnes zijn dan wel het best zo breed mogelijk, zodat ze de lokale politieke coalities overstijgen. Daarnaast stimuleren de nieuwe kiesregels meer dan vroeger de vorming van allerlei kartels. Dat kun je dubbel opvatten. Enerzijds krijg je meer transparantie, omdat de voorakkoorden waar vroeger niemand van afwist, nu zichtbaar worden in de vorm van kartels. Anderzijds zie je in die kartelvormingen dynamieken aan het werk die erop gericht zijn los van veel inhoudelijke affiniteiten zoveel mogelijk de macht te behouden en de grootste te blijven. De vraag is hoe dat overkomt bij de lokale bevolking.’ —
PIETER PLAS hoofdredacteur LokaalDe transitie naar een koolstofneutrale samenleving zorgt ervoor dat we de komende jaren steeds meer elektriciteit zullen verbruiken. Tegen 2032 voorspellen we een toename van het totale elektriciteitsverbruik van wel 50%. Tegelijk worden ook grotere hoeveelheden hernieuwbare energie op het net geïnjecteerd Als netbeheerder staat Elia klaar om ons hoogspanningsnetwerk voor te bereiden op die uitdagingen en klaar te stomen voor de toekomst. Daarvoor staan belangrijke investeringen en projecten op de planning. Om deze succesvol te kunnen realiseren geeft Elia in haar verkiezingsmemorandum een overzicht van alle belangrijke uitdagingen en aanbevelingen om de energietransitie te laten slagen. Het memorandum is opgebouwd rond vier werven:
1. Duidelijkheid over het energiebeleid na 2030 om de nodige investeringszekerheid te garanderen
2. Realiseren van de nodige netinfrastructuur
3. Het faciliteren van flexibel elektriciteitsverbruik
4. De digitale onafhankelijkheid van België verzekeren
Lokale besturen zijn een partner om deze uitdagingen succesvol te kunnen aanpakken. Als geen ander kennen zijn de lokale bezorgdheden en opportuniteiten: ze houden vinger aan de pols bij wat leeft in onze gemeenten en steden. Net daarom wil Elia hen ook meer dan ooit betrekken om ons elektriciteitsnetwerk klaar te stomen voor de toekomst. Vooral naar infrastructuur en flexibel energieverbruikt kunnen lokale besturen een belangrijke rol spelen.
Een sleutel tot het succes van de energietransitie is het tijdig realiseren van de nodige netinfrastructuur die instaat voor het transport van (hernieuwbare) elektriciteitsproductie naar onze bedrijven en tot bij de mensen thuis. Door de stijgende vraag naar elektriciteit zal zowel het bestaande net moeten worden versterkt en zal er ook nieuwe infrastructuur moeten worden gebouwd. We moeten daarbij de ontbrekende schakels in ons Belgisch hoogspanningsnet wegwerken. In deze context in de realisatie van het Ventilus-project in West-Vlaanderen van cruciaal belang
Hoewel de noodzaak van het realiseren van netinfrastructuur hoog is, blijkt het in de praktijk vaak niet evident om de projecten tijdig klaar te hebben. Daarom ishet essentieel dat we plannings – en vergunningsprocessen gaan vereenvoudigen en versnellen.
Daarnaast moeten we ook beter anticiperen op de toekomst. Elia wil de toekomstige noden voor het elektriciteitsnet van morgen sneller in kaart brengen. Daarom vragen we beleidsmakers, zowel nationaal als lokaal, om bij planningsinitiatieven tijdig zones voor openbaar nut te voorzien. Het vragen van bestemmingswijzigingen via RUP of het argumenteren van afwijkingen is immers een tijdrovend proces.
Verder pleit Elia er in zijn memorandum voor dat het principe “van hoger openbaar belang”, in Europese regelgeving gedefinieerd voor hernieuwbare energie en netinfrastructuur, verder zou uitgewerkt worden in nationale en regionale wetgeving. Dit principe kan zorgen voor kortere doorlooptijden of vrijstellingen van vergunning voor projecten in het kader van hernieuwbare energie.
LOKALE OVERHEDEN KUNNEN
EEN STERKE PARTNER ZIJN
OM BIJ LOKALE HOOGSPANNINGSPROJECTEN HET NODIGE DRAAGVLAK TE CREËREN. ZIJ
KENNEN ALS GEEN ANDER DE LOKALE BEZORGDHEDEN. MEER
DAN OOIT IS DIT NOODZAKELIJK:
ELKE VORM VAN VERTRAGING
BRENGT DE ECONOMISCHE
ONTWIKKELING VAN ONS LAND IN GEVAAR.
Fréderic Dunon, CEO van Elia Transmission Belgium
De elektriciteitsproductie zal in de toekomst steeds meer afhankelijk worden van hernieuwbare energie. Dit betekent dat we de komende jaren steeds meer schommelingen zullen zien in de productie. Het zal er aldus op aankomen om de elektriciteit te verbruiken wanneer bijvoorbeeld win en zon zorgen voor veel (en dus goedkope) stroom op het net. Zowel huishoudens als bedrijven zullen dan ook een actieve rol kunnen spelen in het elektriciteitssysteem door hun consumptie te verschuiven naar die momenten waarop veel energie beschikbaar is. Ook voor lokale besturen, denk maar aan openbare gebouwen zoals zwembaden of bibliotheken, is hier een belangrijke rol weggelegd. Digitale toepassingen die de slimme aansturing van warmtepompen of elektrische wagens mogelijk maken zijn hierbij een essentiële partner. Nieuwe innovatieve spelers kunnen de voordelen van de energietransitie tot bij de mensen thuis of tot in de gemeente of stad brengen en op die manier mensen te ontzorgen, zonder een verlies aan comfort.
Om dit mogelijk te maken pleit Elia voor een nieuw regelgevend kader waarbinnen verschillende energiecontracten endiensten kunnen gecombineerd worden en waarbij real-time prijsinformatie wordt gegeven. Dit terwijl men tegelijkertijd beschermd wordt tegen grote prijsschommelingen en er toch een garantie is op het nodige comfort.
Fréderic Dunon, ceo van Elia Transmission Belgium : “We moeten de voordelen van de energietransitie tot bij de mensen thuis brengen. Extra flexibiliteit moet ook financieel iets opbrengen en moet te zien zijn op de energiefactuur. Dit is niet alleen voor de consument voordelig: we sparen er ook extra beheerskosten van het net bij uit. Een dubbele win-win.”
bestuur
Gemeentebestuur en OCMW waren jarenlang twee aparte entiteiten. Het regeerakkoord van 2014 bracht daar verandering in en bepaalde dat de OCMW’s volledig in de gemeentebesturen geïntegreerd moesten worden. Intussen zijn we tien jaar en een nieuw decreet Lokaal Bestuur verder en de integratie is een feit. Kunnen we tevreden zijn?
De Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn (OCMW’s) hebben een rijke geschiedenis in België. In 1976 volgden ze de toenmalige Commissies voor Openbare Onderstand (COO’s) op. Ze kregen uitgebreide bevoegdheden om het recht op sociale dienstverlening te verzekeren. Via een eigen OCMW-raad, bestuursstructuur (vast bureau, OCMW-voorzitter) en administratie konden de OCMW’s in samenwerking met het gemeentebestuur, maar wel in alle autonomie, functioneren. Latere regelgeving zoals het decreet lokaal sociaal beleid, het gemeentedecreet en het OCMW-decreet zette verder in op een intense samenwerking tussen het OCMW en de gemeente. Met het decreet Lokaal Bestuur werd vanaf 2019 uiteindelijk afgestapt van het OCMW als aparte organieke entiteit. Het OCMW bleef wel een aparte rechtspersoonlijkheid behouden.
Het regeerakkoord van 2014 had duidelijke ambities aan de toekomst van de OCMW’s gesteld: ze moesten volledig geïntegreerd worden in de gemeentebesturen. De doelstellingen die de toenmalige minister van Binnenlands Bestuur Liesbeth Homans met een dergelijke integratie nastreefde, bevonden zich op vier vlakken. Ten eerste moest ze maximaal geïntegreerd sociaal beleid garanderen, waarbij het armoede- en
welzijnsbeleid van het OCMW geïntegreerd werd met dat van de gemeente. Ten tweede zou integratie volgens de minister tot een versterking van de gemeenteraad leiden, die zich op die manier ook zou kunnen buigen over het armoedebeleid. Ten derde ambieerde de minister een efficiënter en effectiever lokaal bestuur door beter gebruik van de ondersteunende diensten (personeel, financiën, technische diensten et cetera) en een verdere professionalisering van het ambtenarenapparaat. Ten vierde zou door een verregaande integratie in de gemeentelijke dienstverlening laagdrempeliger sociale dienstverlening van betere kwaliteit tot stand komen.
Scepsis
Er kwam al snel kritiek op de geformuleerde doelstellingen. Ten eerste zou integratie niet automatisch leiden tot beter sociaal beleid, want het sociale beleid zou ondergesneeuwd kunnen raken onder het gemeentelijk beleid, omdat het voor mandatarissen vaak interessanter is om zich daarrond te profileren. Deze beperking zou bovendien een versterking van de gemeenteraad als beleidsvormend orgaan tegenhouden. Ten tweede zou integratie ook niet automatisch leiden tot schaalvoordelen en dus efficiënter en effectiever bestuur, aangezien veel processen,
Het potentieel van het BCSD wordt vandaag nog te weinig gebruikt en soms zelfs afgeremd, terwijl een actief en betrokken BCSD wel effect heeft op de kwaliteit van de sociale dienstverlening.
ook financiële, vaak afgestemd zijn op een specifieke rechtspersoon en na een integratie nog steeds naast elkaar uitgevoerd zouden moeten worden. Ten derde zou integratie niet vanzelf leiden tot laagdrempelige dienstverlening van goede kwaliteit, aangezien de integratie van het OCMW-onthaal/sociale dienst in de gemeentelijke diensten de drempel om zich aan te melden ook kan verhogen, en de sociale dienst na integratie nog steeds als een apart organisatieonderdeel kan blijven functioneren.
Vergelijkende analyse
Vijf jaar na de inwerkingtreding van het decreet Lokaal Bestuur, en dus van de integratie gemeente-OCMW, leek het ons vanuit het Steunpunt Bestuurlijke Vernieuwing (Universiteit Antwerpen en Universiteit Hasselt) een goed idee om een balans op te maken. Zijn de ambities van de Vlaamse regering gehaald, of kregen de criticasters gelijk? Via meer dan negentig interviews en surveys bij burgemeesters, schepenen, algemeen directeurs, diensthoofden en uitvoerende medewerkers (bijvoorbeeld sociaal werkers) voerden we een vergelijkende analyse van dertig lokale besturen uit. We peilden onder meer naar de gepercipieerde verandering in kwaliteit van beleid en dienstverlening, de mate van structurele en culturele integratie, en de efficiëntiewinsten die behaald zijn door de integratie. Dat levert een vrij genuanceerd beeld op. Over het algemeen valt de evaluatie eerder positief uit: de samenwerking tussen gemeente en OCMW is eenvoudiger en efficiënter, er zijn schaalvoordelen geboekt in de ondersteunende diensten ondanks het feit dat er nog twee
rechtspersonen bestaan, en er wordt nu meer geïntegreerde sociale dienstverlening aangeboden. Maar kijken we wat systematischer naar de effecten van de integratie aan de hand van de doelstellingen van de Vlaamse regering, dan zien we toch wat meer nuance. De ambitie om het sociale beleid van het OCMW en de gemeente maximaal te integreren in een gemeenteraad/raad voor maatschappelijk welzijn die uit dezelfde leden bestaat, is maar gedeeltelijk gehaald. We zien immers over het algemeen een afname van de sociale beleidsfocus (i.e. aantal beleidspunten op de agenda, discussies over sociaal beleid) in de raad voor maatschappelijk welzijn. Dit komt enerzijds omdat agendapunten over sociaal beleid vandaag sneller op de gemeenteraad komen (wegens de hogere visibiliteit van agendapunten daar), maar ook doordat steeds meer punten van sociaal beleid naar het college/vast bureau gedelegeerd worden. Maar dat heeft er niet toe geleid dat de gemeenteraad versterkt
is. Het sociale beleid wordt vooral vormgegeven in het vast bureau, en dan nog vooral door de schepen van Sociale Zaken. Hoewel hier verschillen merkbaar
deld als iedereen zijn valies al aan het maken is. En ik merk ook dat een aantal schepenen systematisch punten van het vast bureau niet lezen.’
Grotere gemeenten zijn vaak beter in staat dan kleinere gemeenten om de sociale dienst in de gemeentelijke diensten te integreren. Er zijn echter nog grote cultuurverschillen tussen OCMW en gemeente in de meeste besturen.
zijn tussen gemeenten, zien we over het algemeen weinig kruisbestuiving tussen het sociale beleid en het gemeentelijke beleid in het college/vast bureau. Het volgende citaat van een schepen van Sociale Zaken van een middelgrote gemeente illustreert dit: ‘Helaas moet ik zeggen dat de punten voor het vast bureau meestal nog snel worden afgehan-
Adviezen vragen en verlenen
We stellen bovendien vast dat het bijzonder comité voor de sociale dienst (BCSD) zijn decretaal verankerde beleidsadviserende taak in de meeste gemeenten onvoldoende kan opnemen. Het BCSD komt zowel formeel als informeel weinig op eigen initiatief met advies over het sociale beleid, en omgekeerd wordt het ook
maar sporadisch om advies gevraagd door het college/vast bureau of de gemeenteraad/raad voor maatschappelijk welzijn. Onze resultaten geven nochtans aan dat het net de besturen met een actief BCSD (veel advies gevraagd/ gegeven) zijn die een hogere kwaliteit van sociaal beleid ervaren in vergelijking met de tijd vóór de integratie. Deze
specialisatie vs. taakspecialisatie) en de gebruikte taal (mensgerichte taal vs. technische taal). De besturen met een beperkte structurele en culturele integratie zijn ook vaak de besturen die onvoldoende veranderingsmanagement (i.e. informeren en betrekken van en luisteren naar medewerkers) hebben toegepast tijdens het integratietraject.
Nauwe samenwerking tussen de sociale en gemeentelijke diensten blijkt vaak al voldoende te zijn voor geïntegreerde sociale dienstverlening.
besturen hebben vaak ook een erg actief managementteam (MAT) dat in staat is transversale sociale beleidsinitiatieven te coördineren en voor te bereiden. Helaas stellen we ook vast dat de rol van het BCSD veelal bewust geminimaliseerd wordt om geen fricties te creëren met de beleidsrichting van het college/ vast bureau. Het volgende citaat van een uitvoerende medewerker van een centrumstad illustreert dit: ‘Het BCSD geeft geen formele adviezen. Wij hebben dat eigenlijk wat proberen af te bakenen, want we dachten van: ja, dan wordt het helemaal gek, we moeten al zoveel meer afstemmen. Dus wij hebben de rol van de BCSD-leden wat beperkt.’
En de structuren?
Wat betreft de mate van structurele en culturele integratie stellen we een verregaande integratie vast van het management (MAT, diensthoofden) en de ondersteunende diensten. Dit geldt echter niet voor het onthaal en de sociale dienst, waar we een erg wisselend beeld zien. Ook de samenwerking tussen de sociale dienst en de gemeentelijke diensten is vaak nog afwezig. Grotere gemeenten zijn vaak beter in staat dan kleinere gemeenten om de sociale dienst in de gemeentelijke diensten te integreren. Er zijn echter nog grote cultuurverschillen tussen OCMW en gemeente in de meeste besturen. Het gaat dan om verschillen in dienstverleningscultuur (hulpverlenerscultuur vs. dienstverlenerscultuur), de cultuur van sturing en leiderschap (coachende cultuur vs. hiërarchische cultuur), de specialisatie (doelgroepen-
Efficiëntiewinsten?
Wat betreft de verandering in efficiëntie door integratie van de ondersteunende diensten, en eventueel van het OCMW-onthaal en de sociale dienst, zien we over het algemeen een lichte stijging. Dergelijke efficiëntiewinsten kwamen vooral voor in de besturen die de sociale dienst verregaand hebben geïntegreerd in de gemeentelijke diensten, weinig cultuurverschillen tussen gemeente en OCMW ervaren, en een sterk veranderingsmanagement hebben uitgevoerd tijdens het integratietraject. We zien bij alle besturen wel nog vaak dat werken met twee rechtspersonen de efficiëntiewinsten van de integratie nadelig beïnvloedt. Het volgende citaat van een sociaal werker van een middelgrote gemeente toont dit aan: ‘Het hebben van twee rechtspersonen vormt sowieso al een probleem. We hadden onlangs nog problemen met het krijgen van een bepaalde subsidie, omdat we eigenlijk de verkeerde rechtspersoon gebruikt hadden volgens het subsidieagentschap.’
Meer kwaliteit in dienstverlening
Kijken we naar de perceptie op de kwaliteit van de sociale dienstverlening, dan zien we over het algemeen een lichte stijging van de kwaliteit. Maar het is ook duidelijk dat de toename van geïntegreerde dienstverlening nog een werkpunt is, en dat de ervaren laagdrempeligheid van de dienstverlening sterk verschilt van bestuur tot bestuur. Wat dit laatste betreft, zien we dat grotere besturen (meer dan 20.000 inwoners) een laagdrempeligere dienstverlening
hebben, wanneer de sociale dienst niet geïntegreerd is in de gemeentelijke diensten. Deze besturen kunnen de sociale dienst dan dichter bij de burger brengen (decentraliseren), waardoor de sociale dienstverlening laagdrempeliger wordt. We zien het omgekeerde voor kleinere besturen, waar een sterke integratie van de sociale dienst leidt tot laagdrempeliger dienstverlening. Bij kleinere besturen is het immers eenvoudiger om sociale diensten samen te zetten met gemeentelijke diensten, bijvoorbeeld in hetzelfde gebouw, wat de drempel voor doorverwijzing naar de sociale dienst verlaagt. Het volgende citaat van een sociaal werker uit een klein bestuur geeft dit aan: ‘Als er iemand bij burgerzaken staat die nog verschillende vragen heeft, of misschien financiële problemen, dan gaat het veel makkelijker om gewoon te zeggen: loop door naar de sociale dienst, een collega daar zal je helpen.’
Nog potentieel
Kortom, de integratie gemeente-OCMW wordt over het algemeen als positief ervaren, maar de effecten van de integratie op het sociale beleid, de sociale dienstverlening en de interne werking zijn afhankelijk van de manier waarop de integratie is uitgevoerd. Het onderzoek leert ons dat het potentieel van het BCSD vandaag nog te weinig gebruikt en soms zelfs afgeremd wordt, terwijl een actief en betrokken BCSD wel effect heeft op de kwaliteit van de sociale dienstverlening. Verdere integratie van de sociale dienstverlening dringt zich bovendien op, maar mag niet verglijden in een discussie over het wel of niet fysiek integreren van de sociale dienst in de gemeentelijke diensten. Nauwe samenwerking tussen de sociale en gemeentelijke diensten blijkt vaak al voldoende te zijn voor geïntegreerde sociale dienstverlening. We merken bovendien hoe belangrijk veranderingsmanagement tijdens het integratietraject is voor de structurele en vooral culturele integratie van het OCMW en de gemeente. Zelfs vijf jaar na de integratie is een sterk veranderingsmanagement nog steeds noodzakelijk om beide organisaties op elkaar af te stemmen. —
CHESNEY CALLENS postdoctoraal onderzoeker UA
Dankzij de ING Sustainable Buildings Guide ontdek je de impact van elke euro op de EPC-score van je gebouwen, je CO2-uitstoot, energiekosten én de terugverdientijd van je investeringen.
Signalen van eerstelijnswerkers effectiever opvangen en inzetten voor lokaal sociaal beleid: dat is het doel van een nieuwe digitale tool die tien lokale besturen samen met de VVSG en andere partners ontwikkelen onder de noemer Lokaal Signaal. Het startschot van het baanbrekende project werd onder ruime belangstelling gegeven op 31 januari. Wat kunnen we van de pilot verwachten?
Veldwerkers, waaronder thuisverpleegkundigen, maatschappelijk werkers en vrijwilligers bij voedselbedeling hebben vanuit hun functie of engagement regelmatig contact met kwetsbare burgers. Ze zijn daardoor goed in staat om structurele sociale en maatschappelijke problemen te herkennen. Deze ogen en oren op het terrein worden op dit moment veel te indirect en onvoldoende systematisch ingezet als input voor (lokaal)
sociaal beleid. Samen met tien lokale besturen (Kortrijk, Oud-Turnhout, Gent, Bornem, Berlaar, Eeklo, Dendermonde, Sint-Niklaas, Roeselare en Mortsel) en partners als District09, VIVEL en Eerstelijnszone Gent, werkt de VVSG nu aan de ontwikkeling van een digitale tool en de implementatie van procedures om ‘lokale signalen’ vast te laten leggen door veldwerkers uit de eerste lijn. Het uiteindelijke doel van het initiatief is deze input te benutten bij de
opmaak van lokaal sociaal beleid, waardoor het beleid beter kan inspelen op de behoeften van kwetsbare burgers. Lokaal Signaal wordt dus niet zozeer een nieuw meldsysteem als wel een instrument voor beleidsadvies, dat leidt tot relevante acties en zo de kwaliteit van lokaal sociaal beleid helpt verbeteren.
Innovatieve aanbesteding De deelnemende besturen en partners stelden Tree company aan om
instrument voor beleidsadvies, dat leidt tot relevante acties en zo de kwaliteit van lokaal sociaal beleid helpt verbeteren.
Dieter Van de Putte:
‘Met deze tool kan wat dagelijks geregistreerd wordt op het terrein, ook doorstromen naar de juiste personen om er iets mee te doen.’
samen de digitale tool Lokaal Signaal te ontwikkelen. VLAIO financiert het project mee binnen het Programma Innovatieve Overheidsopdrachten (PIO). De tool en het begeleidende proces worden uitgewerkt op maat van verschillende gebruikers in zowel kleinere als grotere lokale besturen, met gebruik van artificiële intelligentie om gecapteerde signalen te structureren en te prioriteren. PIO-adviseur Tom D’heygere begeleidde het aanbestedingsproces mee. ‘Met PIO ondersteunen we het volledige traject en we volgen ook de uitkomst op,’ zegt hij. ‘Voor innovatieve projecten zoals dit bieden we 50 procent cofinanciering voor de aanbesteding. Dit is een boeiend initiatief, dat ondersteuning biedt bij een behoefte die duidelijk leeft in het werkveld, bij geëngageerde veldwerkers. Het is voor het eerst dat ik een project met een dergelijke sociale insteek begeleid. De lokale besturen stonden binnen de beoordelingscommissie in voor het inhoudelijke luik, met de andere partners waren ook IT- en andere technische aspecten afgedekt. Het hele aanbestedingsproces zelf is een heel mooie voorbeeldcase die recht naar de handboeken kan!’
Voor de ontwikkelaars van Tree company is impact genereren de hoofddoelstelling en meteen ook het interessantste aan het project. Business developer Dieter Van de Putte: ‘Het gaat ons nooit enkel om softwareontwikkeling, onze voornaamste missie is organisaties helpen om maatschappelijke doelen te halen en invloed uit te oefenen. Deze tool zal mogelijk maken dat wat dagelijks geregistreerd wordt op het terrein, ook doorstroomt naar de juiste personen om er iets mee te doen.’
Liesbet Dierckx:
‘Het is niet omdat je een klein bestuur bent dat je niet groots kunt zijn in het aanbod dat je wilt uitdragen.’
Voortraject en pilotbesturen: groot en klein
Als voorbereiding op de ontwikkeling van de tool moedigen pilotbesturen Kortrijk en Oud-Turnhout hun eerstelijnsorganisaties en veldwerkers al ruim een half jaar aan om meldingen vast te leggen in een online formulier. De data die op die manier worden verzameld, dienen als input voor de digitale tool. De pilotbesturen halen daarnaast de banden met hun eerstelijnswerkers aan: die worden betrokken in het proces van ‘sociaal beleid maken’ en kunnen zo de manieren om signalen door te geven en op te lossen mee verbeteren. Schepen Liesbet Dierckx van Oud-Turnhout is enthousiast en gelooft sterk in de voordelen van de nieuwe tool. ‘Het is fijn dat Kortrijk als grote stad en wij als kleine gemeente er mee voor zorgen dat de tool afgestemd wordt op zowel grote als kleinere besturen,’ reageert ze. ‘De proefversies hebben ons al heel veel bijgebracht, we voelen dat de zaken in beweging komen.’ Met Lokaal Signaal wil ook haar gemeente voluit anticiperen op de toekomst. ‘Het is niet omdat je een klein bestuur bent dat je niet groots kunt zijn in het aanbod dat je wilt uitdragen,’ gaat Liesbet Dierckx verder. ‘Problemen van armoede, tekorten in de zorg en kinderopvang, gebrek aan sociale woningen: het zijn tendensen die ook doorsijpelen in de knusse cocon van Oud-Turnhout. We zijn een klein bestuur met veel eenmansdiensten, wat ons kwetsbaar maakt. De vele nuttige samenwerkingsverbanden die we aangaan, helpen om dat op te vangen. Ook bij Lokaal Signaal wilden we mee aan de knoppen zitten als pilotgemeente en niet wachten tot de tool er is.’
Tom D’heygere:
‘Het hele aanbestedingsproces zelf is een mooie voorbeeldcase die recht naar de handboeken kan!’
Basis voor de toekomst
De wil om lokaal sociaal beleid rechtstreeks te laten voeden vanuit de eerste lijn, een visie die de gebruiker centraal plaatst, het gezamenlijk zoeken naar oplossingen voor complexe problemen die in de tool geprioriteerd moeten worden, de inbreng van artificiële intelligentie die ruwe signaalinformatie kan categoriseren, rubriceren, verbinden en versterken: die elementen vormen het sterk innovatieve karakter van Lokaal Signaal.
De VVSG treedt bij dit samenwerkingsverband op als projectleider. Samen met de partners maken we een ondersteunend instrument om lokaal sociaal beleid beter te funderen in de realiteit van grote, middelgrote en kleine besturen. Dit partnerschap creëert meteen ook de randvoorwaarden om de tool op termijn ingang te doen vinden bij alle lokale besturen. Zo leggen we de basis om lokaal sociaal beleid robuuster en toekomstbestendiger te maken.
Een eerste gedeeltelijke oplevering van de tool, met name voor het onderdeel ‘captatie van signalen uit eerste lijn’, wordt dit najaar verwacht. Het luik van signaalverwerking, dat analyse en rapportering tot bij de uitvoerende mandataris toevoegt, wordt tegen juni 2025 afgewerkt. —
PIETER PLAS hoofdredacteur Lokaal
KIRSTEN DEWAELHYNS
VVSG-stafmedewerker lokaal sociaal beleid
Meer weten over Lokaal Signaal?
Surf naar www.vvsg.be/lokaal-signaal of neem contact op via lokaalsignaal@vvsg.be en kirsten.dewaelheyns@vvsg.be
de toekomst
De toekomst Annie Van Hondeghem
Voor professor bestuurskunde Annie Hondeghem zijn fusies een goede zaak, want om de taken die op gemeenten afkomen aan te kunnen, moeten gemeenten groot genoeg zijn om professioneel personeel aan te werven. Tegelijk moeten steden en gemeenten toegankelijk blijven, want waar kunnen mensen anders nog terecht? ‘ Leave nobody behind moet het motto van de gemeentelijke dienstverlening zijn,’ zegt Annie Hondeghem.
‘Volgend jaar telt Vlaanderen 285 gemeenten in plaats van de huidige 300, deze opschaling is een algemeen fenomeen dat je ook aantreft bij andere sectoren. Het aantal gemeenten is niet zo belangrijk, wel het gemiddelde aantal inwoners. Ook volgend jaar tellen bijna twee derde van de Vlaamse gemeenten nog altijd minder dan 20.000 inwoners. Gezien de verwachtingen ten aanzien van de gemeenten is zo’n kleine schaal moeilijk te handhaven. In kleinere gemeenten heb je nog veel eenpersoonsdiensten, waardoor de dienstverlening bij ziekte of vakantie wegvalt. Uit studies blijkt dat fusies een positief effect hebben op de professionalisering.’
‘Bestuurskundig zijn gemeenten van minder dan 20.000 inwoners onvoldoende bestuurskrachtig, we hebben grotere en sterkere besturen nodig voor alles wat er op de gemeenten afkomt, en het personeel moet in staat zijn die opdrachten uit te voeren.’
‘Daarom moet een bestuur voor zijn personeelsplanning nadenken welke profielen het nodig heeft en hoe het die kan aantrekken. Er circuleren enkele mythes, zo zouden lokale besturen moeilijk kunnen concurreren met de privésector wegens bedrijfswagens of hogere lonen, maar dat moet je relativeren. Uit onderzoek blijkt dat de stad of gemeente evengoed over troeven beschikt, denk aan de jobinhoud, de mogelijkheid om je te ontwikkelen, de work-life balance, de relaties met collega’s en leidinggevenden. Een grote troef is uiteraard de locatie, het is dicht bij huis en je hoeft niet ver te pendelen. Bovendien sta je ten dienste van de bevolking en de samenleving, dat is de grootste troef. Het werk is zinvol en op lokaal niveau is het ook heel zichtbaar wat je doet.’
‘Voor welbepaalde taken heb je specialisten nodig, maar als je die niet kunt vinden, kun je de rekruterings-
‘Bij talentmanagement kijk je welke mensen je in huis hebt en hoe je de talenten van deze mensen maximaal kunt benutten. Goed peoplemanagement is een combinatie van bekwame mensen aantrekken, hen motiveren en kansen geven.’
basis verbreden en inzetten op interne opleidingen. Rekruteren en selecteren is één zaak, mensen houden een andere. Veel mensen beginnen gemotiveerd aan hun job, maar hoe hou je hen zo? Dat heeft met HR-beleid te maken, maar ook met talentmanagement, hoe kun je de talenten van de medewerkers maximaal inzetten? Klassiek zoek je mensen die je nodig hebt, bij talentmanagement kijk je welke mensen je in huis hebt en hoe je de talenten van deze mensen maximaal kunt benutten. Goed peoplemanagement is een combinatie van bekwame mensen aantrekken, hen motiveren en kansen geven.’
Ambtenaren en politici
‘Ambtenaren en politici hebben een verschillende rol en positie in het openbaar bestuur. De theorie zegt dat ambtenaren worden aangeworven en/of benoemd op basis van hun deskundigheid. Ze hebben een langetermijnperspectief en hanteren een professionele rationaliteit. Ze zijn eerder pragmatisch en intern gericht. Naast de administratie vormen de politici de tweede pijler van het lokale bestuur, voor een efficiënt bestuur moeten deze pijlers goed met elkaar samenwerken. Politici worden verkozen en zijn in principe leken. Ze hebben een korte termijn om dingen te realiseren, ze moeten overtuigend zijn en richten zich vooral tot wie zich buiten het bestuur bevindt. Die verschillen in kenmerken kunnen spanningen met zich meebrengen, maar het kan evengoed een sterkte betekenen. Het verschil in achtergrond en attitude brengt een verschil in perspectieven in de organisatie en in het beleid.’
‘De samenwerking tussen ambtenaren en politici vlot als er goede en duidelijke afspraken zijn: wie doet wat? Politici zijn verantwoordelijk voor de strategische hoofdlijnen, de administratie is verantwoordelijk voor het operationele uitwerken ervan.’
‘Het gemeentedecreet van 2005 heeft deze verhoudingen vormgegeven, met het managementteam als ondersteunende constructie, dat is de link tussen administratie en politiek. De algemeen directeur is leidend maar ook inter pares, het is een collectieve verantwoordelijkheid. Vroeger had de gemeentesecretaris soms de feitelijke macht, maar dat is veranderd door die collectieve verantwoordelijkheid van het managementteam.’
Annie Hondeghem is gewoon hoogleraar aan de Faculteit Sociale Wetenschappen en directeur van het KU Leuven Instituut voor de Overheid. Zij is coördinator van het Steunpunt Bestuurlijke Vernieuwing. Ze verricht onderzoek in het domein van personeelsmanagement bij de overheid, gelijke kansen en diversiteit, en veranderingsmanagement.
‘Ook al willen schepenen soms nog diensthoofd spelen, toch evolueren de meeste besturen naar dit model van het gemeentedecreet van 2005, onder meer dankzij een generatiewissel en omdat mensen toch meer teamgericht kijken in plaats van strak hiërarchisch.’
‘Er duikt wel een nieuw fenomeen op bij de lokale besturen, en dat zijn de kabinetten, vooral in de centrumsteden maar ook in kleinere steden. Een doctoraal onderzoeker van de Gentse universiteit stelde vast dat er in 2004 in totaal 79 kabinetsleden waren bij alle Vlaamse steden of gemeenten en dat het er nu 300 zijn. We moeten waakzaam blijven, als dit te veel uitdijt, kan het nadelige effecten hebben, het kan de administratie degraderen tot een louter uitvoerend orgaan. Een masterproef ging na waarom Vlaamse en federale politici met kabinetten willen werken en ze hadden hiervoor twee argumenten. Van een kabinetsmedewerker kunnen ze totale loyaliteit verwachten én de klok rond beschikbaarheid. Het argument van wantrouwen moeten politici niet overdrijven, want ambtenaren kennen hun eigen deontologie, ze staan ten dienste van de politici, zelfs als ze er een andere opvatting op na houden. Ambtenaren kunnen tegenargumenten geven maar finaal beslissen de politici, dat is het primaat van de politiek.’
‘De professionalisering is zeker een positieve kant van de fusiekwestie, maar wat tevredenheid, betrokkenheid en politieke participatie van burgers betreft is dat minder eenduidig. In internationaal bestuurskundig vergelijkend onderzoek zijn er weinig studies over de kwaliteit van de dienstverlening na fusies. Als die er wel zijn, blijkt er vooral een verschil tussen feiten en perceptie. Mensen denken dat de dienstverlening er na een fusie op achteruit gaat.’
‘Ambtenaren kennen hun eigen deontologie, ze staan ten dienste van de politici, zelfs als ze er een andere opvatting op na houden. Ambtenaren kunnen tegenargumenten geven maar finaal beslissen de politici, dat is het primaat van de politiek.’
‘Vanuit politiek oogpunt moet je altijd kijken naar de impact op de burger. Om van een fusie een succes te maken moeten lokale besturen aandacht hebben voor het veranderingstraject en de negatieve effecten proberen te vermijden. Zo is het belangrijk om de laagdrempelige dienstverlening te behouden en veel initiatieven te nemen om de communicatie met de burgers te verbeteren. Daarbij komt het erop aan om veel kanalen te gebruiken, meer dan alleen de digitale.’
‘De publieke dienstverlening moet de prioriteit zijn van de lokale besturen, want andere organisaties bouwen die dienstverlening af. Hoe dikwijls kom je niet bij callcenters of chatboxen terecht, en word je van het kastje naar de muur gestuurd? Veel mensen vinden hun weg niet meer. Lokale besturen moeten nadenken hoe ze de basisdienstverlening op een menselijke manier kunnen blijven garanderen. In veel lokale besturen moet je tegenwoordig een afspraak maken, dan ben je weer algauw een maand verder. Er moeten hybride systemen komen, naast afspraken moeten mensen ook de mogelijkheid hebben om gewoon binnen te lopen of te bellen. Er is maar één bestuursniveau dat dit kan en dat is het lokale bestuur vanwege de nabijheid. De ambitie van het lokale bestuur moet zijn: “Leave nobody behind”.’—
MARLIES VAN BOUWEL redacteur Lokaal
Situering van de lokale politie in de politiestructuur;
Takenpakket van de lokale politie (inclusief bestuursorganen, politiesecretaris en bijzondere rekenplichtige);
Fusiemogelijkheden van de politiezones;
Financiering, begroting en jaarrekening van de politiezones.
BESTUUR EN ORGANISATIE VAN DE LOKALE POLITIEZONE
ISBN (print): 9782509043153
Voor bulkkortingen vanaf 5 ex., mail naar nathalie.deceukeleer@politeia.be.
In Bestuur en organisatie van de lokale politiezone maakt u kennis met de werking van de lokale politiezone.
Björn Cools is stafmedewerker lokale politie en veiligheid bij de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG).
Ben Gilot is stafmedewerker gemeente- en OCMW-financiën bij de Vereniging van Vlaamse Steden & Gemeenten (VVSG).
Koen Van Heddeghem is diensthoofd en stafmedewerker lokale politie binnen het team Veiligheid bij de Vereniging van Vlaamse Steden & Gemeenten (VVSG).
Peter Verheyden is jurist-criminoloog bij de politiezone Leuven.
Meer info & bestellen: www.politeia.be
Nieuwe infrastructuur _ Hypermodern en centraal: politiezone is klaar voor de toekomst
Na een laatste grote verhuisbeweging hebben alle medewerkers van de politiezone Antwerpen hun plek in een gloednieuw hoofdkantoor. Het hypermoderne gebouw met twee torens en centraal onthaal is de nieuwste blikvanger van de Antwerpse Binnensingel.
‘Centralisatie waar het kan, deconcentratie waar het hoort’, luidt het principe van het masterplan huisvesting van de politiezone Antwerpen. In de praktijk resulteerde dit de voorbije tien jaar in nieuwe regio- en wijkkantoren. De belangrijkste aanvulling kwam er in 2023: een sterk gecentraliseerde interventiewerking vanuit één locatie, een mastergebouw.
Aan de realisatie ging een lang traject vooraf. Een projectdefinitie legde in 2014 de voorwaarden vast waaraan het nieuwe hoofdkantoor moest voldoen. Politie, stadsbestuur en AG Vespa keurden in de loop der jaren een ontwerp, een locatie en een aannemer goed, waarna de bouw in 2017 startte. Begin 2023 was het nieuwe gebouw klaar en sinds oktober hebben alle medewerkers er hun intrek genomen.
Kantoor- en sporttoren
Het hypermoderne gebouw heeft 84.000 vierkante meter vloeroppervlak. Niet alleen zijn omvang maar ook de architectuur maken van het mastergebouw een blikvanger. Het complex bestaat uit twee in elkaar passende liggende L’en, eentje in glas en eentje in natuursteen.
De rechtse toren is de zogenaamde kantoortoren aan de kant van de Singel. Hier bevinden zich de kantoren, goed voor in totaal zo’n 900 werkplekken. Elke verdieping beschikt over vergaderruimtes, verschillende soorten werkruimtes afgestemd op verschillende types van activiteiten, printhoeken en koffiehoeken. Op de topverdieping vind je de telecommandokamer van waaruit de camera’s in de stad gemonitord worden en die als crisiscentrum fungeert bij calamiteiten. Er is ook een aula en een perszaal.
De linkse toren aan de kant van de Ring biedt ruimte aan de sportaccommodaties met onder meer een sporthal, een fitnesszaal, een vechtsportzaal en kleedkamers. Daarnaast vind je er oefenlocaties zoals de 50 meter lange schietstand en de verdieping voor virtualrealitytraining. Hier oefent het personeel interventietechnieken in op locaties zoals het centraal station of de omgeving rond het MAS, die helemaal virtueel zijn nagebouwd.
Ontmoeting op het politieplein
In het midden van het mastergebouw, tussen de twee torens, ligt het politieplein als centrale ontmoetingsplek voor het personeel, met onder meer het restaurant. Boven op het politieplein is een daktuin aangelegd. Minder zichtbaar van de buitenkant is dat er ook vier verdiepingen onder de grond zitten. Hier zijn het cellencomplex en het logistieke complex ondergebracht. De parkeerzone biedt plaats aan alle dienstvoertuigen van de politiezone, inclusief de combi’s, BearCats, de commandowagen, motoren en dienstfietsen. En er is een werkplaats voor gespecialiseerd licht onderhoud aan de interventievoertuigen.
de buitenkant is dat er ook vier verdiepingen onder de grond zitten.
400 bezoekers per dag
Het centrale onthaal is dag en nacht open voor dringende klachten of aangiftes of voor een afspraak bij een van de vele diensten van de Antwerpse politie. Omdat ook de lokale recherche en de verkeerspolitie mee verhuisden, verwacht de politie maandelijks zo’n 12.000 bezoekers, gemiddeld 400 per dag. De benedenverdieping biedt dan ook heel wat ruimte om al die mensen te ontvangen.
Centralisatie
Het mastergebouw biedt plaats aan 2200 politiemedewerkers. Dat zijn alle medewerkers, met uitzondering van de wijkwerking en het hondenteam, die hun werkdag beginnen vanop de Borsbeeksebrug. Met de verhuizing verlaat de politiezone verschillende locaties, zoals de bekende Oudaan. Doordat dit veelal gedateerde gebouwen zijn, betekent dit een grote besparing op het vlak van zowel energieverbruik als logistiek. Er zijn veel minder verplaatsingen tussen de verschillende kantoren en ook de centralisatie van het schoonmaakpersoneel, de logistieke ondersteuning en een centraal personeelsrestaurant maakt het werk (kosten)efficiënter.
Goed bereikbaar
De nieuwe locatie bevindt zich, in tegenstelling tot het vorige kantoor op de Noorderlaan, centraal in de stad, omringd door woonwijken en toch vlot bereikbaar naast het station van Berchem, tussen de Singel en de Antwerpse Ring. Bezoekers kunnen voor de deur ook de tram of de bus nemen of komen met de fiets langs het Ringfietspad of de fietsostrade.
Partners voor ontwerp, bouw, financiering en onderhoud
Het autonoom gemeentebedrijf voor vastgoed en stadsprojecten in Antwerpen (AG Vespa) trad op als opdrachtgever en aanbestedende overheid voor de stad Antwerpen en de politiezone Antwerpen. Ze kozen voor een publiek-private samenwerking en sloten een DBFM-overeenkomst met de projectontwikkelaar Post X. Die laatste heeft het mastergebouw ontworpen, gebouwd en gefinancierd en zal het gedurende 25 jaar onderhouden. AG Vespa verhuurt het hele complex aan de politie. —
COMMUNICATIEDIENST politiezone Antwerpen
KATRIEN GORDTS redacteur Lokaal
In het midden van het mastergebouw ligt het politieplein als centrale ontmoetingsplek voor het personeel.
TECHNISCHE FICHE MASTERGEBOUW PZ ANTWERPEN
• Opdrachtgever: politiezone Antwerpen, stad Antwerpen en AG Vespa
• Locatie: Borsbeeksebrug 38 in Berchem
• Oppervlakte: 84.000 vierkante meter
• Architect: Stéphane Beel Architects en Jaspers-Eyers & Partners
• Aannemer: Besix NV
• Contactpersoon: pz.antwerpen.communicatie@police.belgium.eu
September 2021: drie medewerkers van een omgevingsdienst staan op de cover van Lokaal. Ze torsen samen een zware stapel vergunningsdossiers, maar ze behouden toch hun glimlach. En da’s logisch: het werk dat op omgevingsdiensten wordt verricht, levert een tastbare bijdrage aan de look & feel van een gemeente. Toch is die glimlach allerminst vanzelfsprekend. Op veel omgevingsdiensten is de werkdruk groot. Dat is de conclusie van ‘GOA, een knelpuntberoep?’, een studie in opdracht van het Vlaamse departement Omgeving.
De VVSG polste bij twee medewerkers van een omgevingsdienst naar hoe zij er iedere dag weer het beste van maken. En aan een algemeen directeur vroeg ze of de omgevingsdienst op lokaal niveau echt zo uniek is, of dat er op andere diensten vergelijkbare omstandigheden gelden. Met andere woorden: is de omgevingsdienst de kanarie in de mijn van het gemeentelijke personeelsbeleid?
De studie ‘GOA, een knelpuntberoep?’ trekt de niet mis te verstane conclusie dat er ‘een probleem is op het vlak van werkdruk en het verloop van de omgevingsdiensten’. Daarbij worden factoren aangehaald waar de gemeente weinig vat op heeft, zoals de steeds complexere Vlaamse regelgeving, het ontbreken van advies van Vlaamse adviesinstanties of de steeds hogere verwachtingen van aanvragers. Jurgen Mestdagh, algemeen directeur van Wingene, herkent dit: ‘Omgevingsdiensten werken binnen procedures met termijnen waarin processtappen plaatsvinden die op hun beurt afhankelijk zijn van termijnen en snelheden van externe instanties. Er zijn maar weinig processen in een lokaal bestuur waar zoveel druk op zit vanuit particulieren en ondernemingen, omdat er vaak grote financiële belangen uit een beslissing voortvloeien. Er zijn daardoor ook weinig andere processen waarbij het managen van de relatie tussen politiek en administratie zoveel aandacht vraagt. De adviserende taak van een
Jurgen Mestdagh:
‘Er zijn maar weinig processen in een lokaal bestuur waar zoveel druk op zit vanuit particulieren en ondernemingen als op die voor omgevingsvergunningen, omdat er vaak grote financiële belangen uit een beslissing voortvloeien.’
omgevingsdienst is bijzonder belangrijk om aanvragen van inwoners, ontwikkelaars of bedrijven onafhankelijk en objectief te toetsen aan alle regels. De steeds complexere wetgeving, de wijzigende sociodemografische evoluties en maatschappelijke trends (bijvoorbeeld vraag naar nieuwe woonvormen, verlaten landbouwsites), de toegenomen digitalisering, de opgelegde opdrachten van de Vlaamse overheid en de gestegen verwachtingen van inwoners en projectontwikkelaars hebben de voorbije jaren steeds hogere eisen gesteld aan medewerkers.’
Evalueer de organisatie van de dienst
Behalve op externe pijnpunten wijst de studie ook op interne, gemeentelijke pijnpunten. Daar kunnen gemeenten zelf wat aan doen om de werkdruk te verminderen.
Sommige gemeenten zijn volgens de studie ‘echt wel’ onderbezet. Daar is het dus een kwestie van bijkomend personeel aanwerven, gemeentelijk of intergemeentelijk, hoe moeilijk die mensen ook te vinden zijn. Er wordt ook gesuggereerd de dienst beter te organiseren, bijvoorbeeld door enkel op afspraak te werken. Tine Degloire, clusterhoofd Ruimte van Deerlijk: ‘Onze dienst Omgeving kende een hoge werkdruk. Steeds meer vergunningsaanvragen moesten worden afgehandeld door hetzelfde aantal personeelsleden. We besloten ons te laten begeleiden om te kijken hoe we onze dienst beter konden organiseren.
Tine Degloire:
‘We kozen er juist níét voor dossiers thematisch of gebiedsgericht op te splitsen. De variatie houdt het werk interessant en maakt dat we van elkaar weten waarmee we bezig zijn.’
Hieruit bleek dat niet altijd even duidelijk is welke taken tot de corebusiness van de dienst Omgeving behoren. Soms werden zaken dubbel gedaan, door twee diensten dus, terwijl andere taken bleven liggen. Een deel van het antwoord is daarom de organisatiestructuur verbeteren.’ Om vergunningen vlotter te kunnen behandelen maakte de dienst ook een overzicht van complexe en veeleer eenvoudige aanvragen. Tine Degloire:
‘Een vergunningsaanvraag is complex als er een bijzonder aspect mee verbonden is, bijvoorbeeld qua mobiliteit of hinder. Verkavelingen met wegenaanleg of grote bouwblokken zijn in ieder geval complex. Juist die aanvragen zijn beeldbepalend voor Deerlijk. De vraag is nu of we erin slagen die complexe aanvragen meer aandacht te geven dan de aanvragen met een “eenvoudig” profiel: de tuinhuisjes en verbouwingen. Bij die laatste groep kunnen we wellicht meer werken met standaardformuleringen, waardoor we wat tijd winnen.’
Omgaan met druk
Uit het onderzoek blijkt dat de medewerkers van een omgevingsdienst nogal wat druk ondervinden van initiatiefnemers die regelmatig met ‘oversized’ of kwalitatief ondermaatse voorstellen afkomen. Willem Geens, omgevingsambtenaar Vilvoorde: ‘Ik kan beamen dat de druk om vlot akkoord te gaan met een voorgenomen project groot is. Dat kan echter alleen, als het project ook meteen goed zit. Projectontwikkelaars willen graag duidelijke uitspraken of wat ze wensen mogelijk is. Maar dat vereist veelal intern overleg. Dat vraagt tijd. Daarom hebben we een nieuwe procesverloop uitgewerkt, dat we ook bekendmaken bij de initiatiefnemers van grotere ruimtelijke projecten. Er is voortaan op vaste tijden intern ambtelijk overleg en daarna zo nodig nog een bestuurlijk overleg. Dat geeft ons tijd om in het voortraject ons standpunt te bepalen en zo weten initiatiefnemers van projecten waar ze aan toe zijn, zowel wat betreft het tijdsverloop als wat betreft de inhoud. Dat schept rust.’ De stad Vilvoorde wilde bovendien de kwaliteit van de ruimtelijke projectvoorstellen verhogen. Daar zat veel verschil op. Willem Geens: ‘Daarvoor stelden we een leidraad voor duurzame en kwalitatieve ontwikkelingen op. Deze projectwegwijzer bevat een reeks vragen waarop de ontwikkelaar een antwoord moet geven om met ons in gesprek te gaan. Zo krijgen wij een goed inzicht in het voorgenomen project, zonder dat het volledig uitgewerkt hoeft te zijn. We evalueren hoe het project “scoort” en laten dat aan de initiatiefnemer weten. Die projectwegwijzer is trouwens gewoon raadpleegbaar via de website van Vilvoorde.’ Een goeie zaak, want aandacht voor communicatie wordt ook door de studie ‘GOA, een knelpuntberoep?’ gezien als een van de instrumenten om de werkdruk van de dienst Omgeving te verminderen.
De omgevingsdienst staat in nauw contact met leden van het college. Veel personeelsleden weten dat te waarderen. De mening van een schepen over een voorgenomen project doet er vanzelfsprekend toe. In Wingene werd daarover een afsprakennota opgemaakt tussen het college en de omgevingsambtenaar. Jurgen Mestdagh: ‘De nota takt aan op deontologische codes (voor mandatarissen en gemeentepersoneel), op de afsprakennota tussen het college en het managementteam en op decretale bepalingen. Centraal staan de samenwerking tussen politiek en administratie, het duiden van het wederzijdse belang van transparantie en het omgaan met conflicterende posities. Zo heb je op zijn minst een toetssteen waarnaar verwezen kan worden. Het tot stand komen van deze nota was op zich al een voordeel, omdat het een debat in het college over dit thema op gang bracht. Daardoor is er nu meer wederzijds begrip. Goede en toch onafhankelijke samenwerking tussen ambtenarij en burgemeester of schepen is zeer belangrijk, zowel qua besluitvorming als qua werkomgeving.’
Willem Geens:
‘Onze projectwegwijzer bevat een reeks vragen waarop de ontwikkelaar een antwoord moet geven om met ons in gesprek te gaan. Zo krijgen wij een goed inzicht in het voorgenomen project, zonder dat het volledig uitgewerkt hoeft te zijn.’ GF
Zorg voor een fijne werksfeer
Uit de studie blijkt dat een van de belangrijkste redenen waarom mensen op een omgevingsdienst (blijven) werken, de goede werksfeer is. Tine Degloire: ‘Onze medewerkers gaven aan dat ze het fijn vinden om gedifferentieerd te werken. Dat kan bij ons, we kozen er juist níét voor om dossiers thematisch of gebiedsgericht op te splitsen. In die zin hebben wij wellicht zelfs een voordeel ten opzichte van een grote stad, waar veel meer specialisatie is of moet zijn. De variatie houdt het werk interessant en maakt dat we van elkaar weten waarmee we bezig zijn.’
Willem Geens beaamt dat: ‘Het geeft echt voldoening als je een project dat je begeleidt, beter kunt maken en daar dan later de resultaten van op het terrein ziet. Werken in een team als het onze is een echte energiegever. Door een project samen te bekijken wordt het “echter”. Een aandachtspunt is wat mij betreft vorming en bijscholing. Dit kan bij ons, maar het schiet er nogal eens bij in. Vorming zou wat meer gepromoot kunnen worden.’
Intergemeentelijk samenwerken of fusies
Het onderzoek signaleert dat de omgevingsdiensten het in kleine gemeenten het moeilijkst hebben. Jurgen Mestdagh beaamt dat: ‘Vlaanderen stuurt met zijn wetgevende kaders steeds meer aan op een intensiever voortraject en meer flexibiliteit om dossiers bij te sturen tijdens de procedure, maar dat vraagt een steeds grotere inzet van personeel. De ontvoogding is op bepaalde plekken toch wat doorgeschoten. In die zin kan schaalvergroting voor een omgevingsdienst de bestuurskracht wel degelijk versterken en de druk op medewerkers verzachten, zoals dat bijvoorbeeld ook voor handhaving het geval is. Schaalvergroting moet wel hand in hand gaan met lokale terreinkennis en een duidelijke visie op toegankelijke en klantvriendelijke dienstverlening. Een zekere afstand kan het directe risico op beïnvloeding wegnemen, maar het mag uiteraard niet leiden tot ivoren torens. Voeling met de lokale context blijft belangrijk.’—
XAVIER BUIJS
VVSG-stafmedewerker ruimtelijke ordening
Het volledige rapport vind je via www.friscris.be met de zoekterm "GOA knelpuntberoep". In Lokaal nr. 9 van 2021 besteedde de VVSG hier onder de titel ‘Applaus voor de medewerkers van omgevingsdiensten’ ook al aandacht aan.
Elektriciteit stroomt steeds meer door ons leven.
Thuis, onderweg, overal. We gebruiken meer én produceren meer. We investeren in elektrische wagens en zonnepanelen met het oog op een duurzame toekomst. Dat vraagt om een elektriciteitsnet dat meer aankan, in elke gemeente.
Als netbeheerder werkt Fluvius vandaag om de netwerken klaar te maken voor morgen.
Ontdek hoe Fluvius meewerkt aan de energietransitie op fluvius.be/netwerkenvoormorgen
Linten en stapstenen van natuur en water midden in versteende kernen staan garant voor een opwaardering van de omgeving, extra waterberging, extra biodiversiteit en verkoeling. Het zijn rustpunten met een positieve invloed op de gezondheid van bewoners en op wateroverlast, droogte en hitte. In veel gemeentelijke investeringsprojecten wordt daarom nu sterk ingezet op groen-blauwe dooradering.
De toenemende verharding en de gevolgen van klimaatverandering maken de noodzaak om extreem weer te milderen steeds groter. De opeenvolgende extreme weerfenomenen van de afgelopen jaren illustreren dat. Van 2017 tot 2020 waren er telkens extreem droge periodes. In de zomer van 2021 viel de waterbom in het zuiden en oosten van België. En 2022 was extreem droog van het voorjaar tot eind oktober. In de zomer van dat jaar werd de waarschuwingsfase van het hitteplan vier keer geactiveerd. De combinatie van hitte en covidsterfgevallen maakte er het jaar met de hoogste oversterfte in twee decennia van, met 2291 extra overlijdens. In november 2023 en de daaropvolgende kerstperiode was er opnieuw wateroverlast in grote delen van Vlaanderen. Internationaal is het al niet beter. In februari dit jaar werd in Catalonië de noodtoestand afgekondigd door de meest extreme droogte sinds de metingen. In de regio rond Barcelona is er op bepaalde plaatsen al drie jaar amper regen gevallen. Het goede nieuws is dat groen-blauwe dooradering al deze effecten van klimaatverandering mildert en bovendien een opwaardering van de leefomgeving op gang brengt. Overal in Vlaanderen ontstaan waardevolle lokale initiatieven. Je vindt er veel terug in de VVSG-praktijkendatabank klimaat (vvsg.be/klimaatpraktijken, filter ‘adaptatie’).
Maar de invloed van klimaatverandering en toenemende verharding is zo groot dat we de inspanningen zullen moeten opdrijven. In het klimaatportaal van de VMM kun je met de impacttool de effecten van klimaatverandering schatten. We zien ook dat, ondanks onthardingsmaatregelen, de netto verharding in Vlaanderen is gestegen van 14,2% in 2013 naar 15,3% in 2021, al tonen voorlopige cijfers (nog te valideren) voor 2022 wel een lichte daling tot 15,1%. Daarom moeten we grote en kleine maatregelen voor ontharding, vergroening en ruimte voor water blijven nemen op zowel publiek als privaat terrein.
Herinrichting openbaar domein Bij heraanleg van het openbaar domein krijgt de gemeente de kans extra ruimte voor water en groen te creëren. In almaar meer projecten laten gemeenten grote versteende oppervlaktes achterwege ten voordele van ontharding, vergroening, waterinfiltratie en een betere beleving. Zo maakte Kortrijk van de Groeningeparking in het centrum een park. Hierdoor verdween het grootste deel van de 118 parkeerplaatsen; er zijn er nog achttien over voor bewoners en personen met een handicap en voor kortparkeren. Wat een onaantrekkelijke verharde ruimte was, is nu een aangename verblijfsplek voor buurtbewoners, leerlingen van de naastgelegen school, bewoners van het aan-
palende wzc en centrumbezoekers. De stad betrok de buurt bij het ontwerp via experimenten met tijdelijke functies, een praatplan en een sterk communicatietraject. Dit leverde een ontharding van ongeveer 2000 m 2 op. De buurt gebruikt het park. Het woonzorgcentrum verplaatste bijvoorbeeld zijn terras naar de voorkant van het gebouw met zicht op het park.
Eind 2021 startte de gemeente Heusden-Zolder met rioleringswerken in de Zolikenstraat, een doodlopende straat zonder riolering. Na een participatietraject met de bewoners kwam er een aanleg met wadi’s en waterdoorlaatbare verharding tot stand in plaats van een klassiek ingebuisd gescheiden stelsel. Na de inrichting is de straat nog 4 m breed (in plaats van 6 m vroeger) en zijn de bermen ingericht met grasdallen en wadi’s. De inritten zijn van waterdoorlatende straatstenen en er werden extra bomen aangeplant. De keuze voor wadi’s in plaats van ingebuisde regenwaterafvoer leverde ook nog eens ongeveer 25.000 euro besparing op. De afkoppelingsadviseur kon de meeste inwoners overtuigen om ook op hun terrein een deel van het regenwater te laten infiltreren. In een workshop met de bewoners werden verschillende scenario’s met hun klimaatimpact toegelicht. De jongere bewoners probeerden de ouderen van het maximale scenario (wadi’s en extra groen) te overtuigen, en dat lukte ook. Opmerkingen en vooroordelen,
bijvoorbeeld dat een dergelijk systeem meer ratten zou aantrekken, of dat er een risico op gebrek aan onderhoud en overlast van bladeren van de extra bomen bestond, werden overwonnen.
Dit praktijkvoorbeeld, dat je overigens met eigen ogen kunt gaan bekijken op de Klimaatdag van 2 mei, illustreert de koppelkansen tussen uitbreiding van
Alle beetjes helpen
Ook veel kleine maatregelen op publiek en privaat domein kunnen helpen. Zo engageert de gemeente Zwalm zich met haar pleintjesplan om elk jaar een verlaten pleintje op te waarderen en klimaatrobuuster aan te leggen. Het Fatimapleintje in Meilegem lag er verlaten en wat rommelig bij. De gemeente stak het
De invloed van klimaatverandering en toenemende verharding is zo groot dat we de inspanningen zullen moeten opdrijven. Daarom moeten we grote en kleine maatregelen voor ontharding, vergroening en ruimte voor water blijven nemen op zowel publiek als privaat terrein.
het rioolstelsel ten behoeve van de goede waterkwaliteit en klimaatadaptieve inrichting van het openbaar domein. Gemeenten en hun rioolbeheerders moeten de komende jaren hun investeringen in het rioolstelsel opdrijven om de reductiedoelen van de Europese Kaderrichtlijn Water te realiseren. Ze kunnen dit combineren met extra groen-blauwe maatregelen. De verstrengde eisen van de gewestelijke verordening regenwater zullen dergelijke oplossingen ook noodzakelijk maken.
in een nieuw jasje: nieuw plantgoed, een bijenhotel, een poeltje, een zandheuvel en een nieuwe zitbank om even te spelen of te verpozen. Weg met de overbodige verharding en in plaats daarvan een schorspad, bloemen en struiken. Er komt ook een fietsbeugel en een vuilnisbak.
De Kempense gemeenten roepen hun inwoners op om hun straten om te vormen tot tuinstraten. In die tuinstraten gaan buren samen aan de slag om het straatbeeld te vergroenen en te verblauwen. Ze leggen geveltuinen aan, onthar-
• Lokale besturen hebben zelf grote mogelijkheden voor klimaatadaptatie via blauw-groene dooradering. Planmatig nemen ze dit op in klimaatadaptatieplannen en hemelwater- en droogteplannen. Ze engageren zich ook via het LEKP.
• Tijdens de week van het water (https://weekvanhetwater.be/) van 22 tot en met 31 maart kun je tal van activiteiten in verband met water bezoeken.
• Met het klimaatportaal van de VMM kunnen gemeenten impact, plannen en projecten toetsen. Ook Provincie in cijfers ondersteunt met data.
• Het Vlaamse klimaatadaptatieplan 2021-2030 en de Blue Deal zijn Vlaamse kaders in de strijd tegen droogte, overstromingen en hitte.
• Met green deals ondersteunt het Departement Omgeving van de Vlaamse overheid innovatieve samenwerking voor duurzame thema’s. Onder meer de green deals klimaatbestendige omgeving, natuurinclusieve parkeerterreinen en tuinstraten zetten in op klimaatadaptatie. GF
den voortuinen, fleuren plantvakken op… Halfjaarlijks kunnen straten zich kandidaat stellen. Geselecteerde straten krijgen ondersteuning (advies groenexpert, gratis compost, plantpakket, buurtfeest…). Bij de selectie kijkt IOK onder meer of er enthousiaste trekkers zijn die de straat mee kunnen krijgen. Om koppelkansen te detecteren (bijvoorbeeld heraanleg) wordt elke inzending besproken met de betrokken gemeente. Het project is een samenwerking tussen IOK, Commons Lab, de Kempense gemeenten en partnerorganisaties.
De gemeenten Dilbeek, Ternat en Tremelo ten slotte schakelen regenwatercoaches in. Die onderzoeken gratis bij gezinnen thuis de mogelijkheden tot
opvang, hergebruik en infiltratie van hemelwater. Ze geven advies op maat (mogelijkheden, technische informatie over installaties, kostenraming, nuttige tips). Ze richten zich op gezinnen die zich vrijwillig engageren, en niet op wie verplicht is een regenwaterput te plaatsen. De deelnemende gezinnen zijn enthousiast en een groot deel zal voorgestelde maatregelen ook uitvoeren. Interleuven trekt dit project en wil het koppelen met een groepsaankoop van regenwaterinfrastructuur en infiltratievoorzieningen. —
CHRISTOPHE CLAEYS
VVSG-stafmedewerker waterbeleid en openbare werken
Recente cijfers over ontharding en verharding zijn te vinden via https://indicatoren.omgeving. vlaanderen.be/indicatoren/verharding Alle voorbeelden uit dit artikel staan uitgebreider beschreven op www.vvsg.be/klimaatpraktijken (filter ‘adaptatie’). Daar kun je ook eigen goede klimaatadaptatiepraktijken toevoegen. Groen-blauwe dooradering valt onder werf 1 (bomen, haag- of geveltuinbeplanting en natuurperken) en werf 4 (hemelwateropvang en ontharding) van het LEKP. Bekijk de resultaten via www.vvsg.be/kennisitem/vvsg/ monitoring-via-pactportaal
Klimaatdag
Samen voor fossielvrij
2 mei 2024 Heusden-Zolder
In het februarinummer van Lokaal werd al een boeiend project in gastgemeente Heusden-Zolder gepresenteerd dat je op Klimaatdag kunt bezoeken. Maar je kunt ook een kijkje nemen over de gemeentegrens in Beringen. Dat was een van de steden die na de projectoproep in 2021 aan de slag gingen met een wijkverbeteringscontract.
Deze projectoproep was de aanleiding om het concept van wijkverbeteringscontracten toe te spitsen op renovatie en het op te nemen in het Lokaal Energie- en Klimaatpact 2.1. Gemeenten die nog op zoek zijn naar inspiratie voor het eigen wijkverbeteringscontract, kunnen die op dit werkbezoek zeker opdoen. Ook het Agentschap Binnenlands Bestuur presenteert in deze sessie al een aantal lessen uit de lopende trajecten.
De Tuinwijk Beringen-Mijn is een oudere tuinwijk, in verschillende fases gebouwd tussen 1908 en 1964, met een strikte opdeling tussen woningen voor arbeiders, bedienden, ingenieurs en directie. Na de mijnsluiting werden de meeste woningen verkocht, vaak aan de zittende huurders. Behalve woningen is er ook ge -
er allemaal moest gebeuren om de wijk op te waarderen. Dit document was ook de basis van een masterplan voor de wijk, het heeft een gestructureerde wijkwerking in gang gezet met aandacht voor zowel het versterken van de bewoners als de renovatie van het volledige patrimonium. Er is nu ook voldoende draagkracht voor de participatietrajecten, en er kan gewerkt worden aan de fierheid van de inwoners op hun ‘Cité’.
In het wijkverbeteringscontract gaat Beringen voor verbeterde woonkwaliteit door degelijke renovatie, met een evenwicht tussen woonkwaliteit, erfgoed en duurzaamheid. Zo is er in 2024 een collectieve wijkrenovatie gepland.
Klimaatdag 2 mei
Schrijf je in via https://opleidingen.vvsg.be/ klimaatdag2024 en kies tussen talrijke, al even boeiende sessies als het werkbezoek aan Beringen-Mijn.
meenschapsinfrastructuur zoals een schoolcomplex, een mijnkathedraal, een voetbalstadion. De hele wijk is een erfgoedzone en huisvest een kwetsbaar publiek, met weinig financiële draagkracht. De werkzaamheidsgraad is er laag, het armoedecijfer hoog. Dit brengt sterk verweven problematieken mee die een strikt gecoördineerde behandeling vragen vanuit de verschillende levensdomeinen.
Voorafgaand aan het wijkverbeteringscontract onderzocht SAAMO wat de uitdagingen in de wijk waren en hoe de stad daarmee aan de slag kon gaan. Het resultaat was een verzameling van dertig uitdagingen en honderd acties. Omvangrijk, maar het gaf de stad een overzicht van wat
Beringen engageert zich ook naar mogelijkheden voor een degelijk huuraanbod te zoeken, onder andere door alternatieven voor het ‘ongeschikt en onbewoonbaar’ verklaren van woningen te onderzoeken, aangezien de huurders daar meestal de dupe van zijn. Daarnaast wil het ondernemerschap stimuleren en werkplekken creëren. Een laatste element in het wijkverbeteringscontract is streven naar participatie en bewoners klaar maken voor adaptatie. Zo is er met ‘Beringen-Mijn Denkt’ een breed netwerk van geëngageerde bewoners die fungeren als inspiratiebron, netwerker en aftoetsinstrument. —
MAARTEN TAVERNIER coördinator
VVSG-Netwerk Klimaat
Meer info over het project is te vinden in de praktijkendatabank van Netwerk Klimaat: vvsg.be/klimaatpraktijken.
De renovatie van het woningpatrimonium in Vlaanderen is absoluut noodzakelijk om de klimaatdoelstellingen voor 2050 te halen. Dat is niet enkel een energievraagstuk, het heeft ook een belangrijke sociale component. Iedere woningeigenaar moet meekunnen met de renovatiegolf, ook als die helemaal geen renovatiebudget heeft. Het Vlaamse Noodkoopfonds ondersteunt deze kwetsbare eigenaars. Steeds meer lokale besturen tekenen erop in en staan in voor de sociale en bouwtechnische begeleiding.
Hilde Venstermans:
De Vlaamse Klimaatstrategie 2050, goedgekeurd in 2019, wil de broeikasgasuitstoot van onder meer woningen met 85 procent verminderen tegen 2050 om nadien zo snel mogelijk naar volledige klimaatneutraliteit te evolueren. Concreet moeten alle woningen over goed 25 jaar het EPC-label A halen. Dat is een gigantische uitdaging. Onderzoek toont aan dat de helft van de eigenaars onvoldoende financiële middelen heeft om een diepgaande renovatie uit te voeren. Met instrumenten als Mijn Verbouwpremie en Mijn Verbouwlening wil de Vlaamse overheid hen ondersteunen. Ongeveer vier procent van de woningeigenaars komt zelfs het volledige renovatiebedrag tekort en woont in zeer slechte woningen. Zij worden noodkopers genoemd. De stad en het OCMW Gent zetten in 2015 een eerste proefproject ‘Dampoort knapT OP’ op om tien noodkoopwoningen in de Dampoortwijk aan te pakken. Ze stelden tot 30.000 euro per woning en intensieve sociale en bouwtechnische begeleiding ter beschikking van de eigenaars. Het bedrag moest pas worden terugbetaald bij de latere verkoop van de woning. Het initiatief werd opgepikt door andere lokale besturen en door de provincie Vlaams-Brabant. In 2019 richtte de Vlaamse overheid het Noodkoopfonds op. Op de derde call in 2022 tekenden lokale besturen voor 21 miljoen euro in. Intussen kan sinds juli 2023 permanent worden ingetekend tussen januari en eind oktober, het Vlaams Energie- en Klimaatagentschap
‘Voor woningen waar de renovatiekosten hoog oplopen, kunnen de subsidieretentie en het Noodkoopfonds gecombineerd worden. Zo kunnen we in Vlaams-Brabant aan een beschikbaar renovatiebudget van maximaal 80.000 euro komen.’
Frouke Wouters:
‘Ook voor het OCMW is het een bijzondere doelgroep in de zin dat een intensief renovatietraject niet echt tot de gangbare opdracht van de maatschappelijk werkers in het begeleiden van cliënten behoort. Toch is zo’n renovatie zeer belangrijk voor de begeleiding op andere levensvlakken.’
VEKA organiseert geen calls meer. Ook de uitvoeringsbepalingen van het fonds zijn stelselmatig verbeterd. Zo is er bijvoorbeeld een kwijtscheldingsregeling ingeschreven.
Subsidieretentie Vlaams-Brabant
De provincie Vlaams-Brabant was een van de voorlopers in het opschalen van het Gentse voorbeeld, met het project subsidieretentie, inmiddels omgedoopt tot renovatielening met uitgestelde betaling. In 2017 ging ze van start met projecten in twee gemeenten, de daaropvolgende jaren tekenden steeds meer lokale besturen in. ‘We wilden niet wachten op het Vlaamse Noodkoopfonds,’ zegt projectcoördinator Gert Poulman. ‘Het vraagt behoorlijk wat tijd om zo’n project van de grond te krijgen. Je moet een netwerk uitbouwen met lokale besturen en andere partners. Noodkopers – ik noem ze liever noodeigenaars, omdat sommigen al vele jaren eigenaar zijn van een woning die niet aan de veiligheids- en energienormen voldoet – kloppen niet spontaan aan, je moet hen opzoeken, hun vertrouwen winnen.’ Net als in Gent stelt de provincie tot 30.000 euro per woning ter beschikking, een bedrag dat pas moet worden terugbetaald als de woning in andere handen overgaat, bijvoorbeeld als de eigenaar ze verkoopt of overlijdt. De provincie maakt het subsidiebedrag over aan het OCMW, dat op zijn beurt de facturen van de aannemers betaalt. Gert Poulman: ‘Het OCMW staat ook in voor een grondig sociaal onderzoek vóór de toekenning van de subsidie en voor de sociale begeleiding van de eigenaar gedurende het traject. De provincie neemt de bouwtechnische begeleiding voor haar rekening. We hebben daarvoor vier renovatiebegeleiders in dienst en we werken samen met externe begeleiders die we zelf opleiden.’ In Vlaams-Brabant zijn intussen een 200-tal woningen gerenoveerd en er lopen nog even veel renovaties. Er is 5,2 miljoen euro geïnvesteerd via de provinciale subsidieretentie en 0,8 miljoen euro via het Noodkoopfonds.
Scherpenheuvel-Zichem, een van de pioniers
Scherpenheuvel-Zichem schreef al snel in voor het provinciale project subsidieretentie, voor tien woningen. De stad stelde een overzicht van de oudste huizen op en schreef de eigenaars aan. Er meldden zich niet minder dan honderd kandidaten. Financieel directeur Hilde Venstermans: ‘Op basis van twee onderzoeken hebben we een ranglijst opgesteld: een sociaal onderzoek door het OCMW en een doorlichting van de woning door Wonen aan de Demer, een intergemeentelijke samenwerking met Aarschot en Diest. Het OCMW betaalt de facturen van de aannemers met de middelen die de provincie ter beschikking stelt en nadat die door de provincie zijn goedgekeurd. De meest prioritaire woningen hebben we in die eerste beweging onder handen genomen. Intussen hebben we opnieuw ingeschreven op het provinciale project, weer voor tien woningen. En we hebben ook al twee keer ingetekend op het Noodkoopfonds, voor vijf en voor tien woningen. Lopen de renovatiekosten hoog op, dan kunnen de subsidieretentie en het Noodkoopfonds gecombineerd worden tot een budget van maximaal 80.000 euro.’
Noodkoopfonds
In 2019 nam de Vlaamse overheid het initiatief voor het Noodkoopfonds. De renteloze noodkooplening moet pas terugbetaald worden na twintig jaar – de terugbetaling kan gespreid worden over de daaropvolgende 25 jaar – of op het ogenblik van de vervreemding van de woning. Een OCMW kan als projectpromotor de aanvraag doen en intekenen op het Noodkoopfonds. ‘Uit de steunaanvraag moet blijken dat het project ingebed wordt in het lokale woon- en energiebeleid. Het OCMW moet ook aantonen dat de nodige expertise voorhanden is, financieel, bouwtechnisch en qua sociale begeleiding,’ zegt VEKA-woordvoerder Lotte Ringoot. Het Energiehuis is een verplichte partner. Het staat in voor het beheer van de leningen en de uitbetaling
van de aannemers, in opdracht van het OCMW. Soms neemt het Energiehuis ook de bouwtechnische begeleiding en opvolging op, vaak trekt het hiervoor gespecialiseerde partners aan. Het Noodkoopfonds werkte aanvankelijk met calls, maar sinds midden 2023 kunnen OCMW’s permanent aanvragen voor renovatieprojecten voor noodkoopwoningen indienen van 1 januari tot 31 oktober, zolang het budget het toelaat. Bij de eerste call was het maximale budget per woning 25.000 euro, dat werd in de tweede en derde call verhoogd tot 30.000 en 50.000 euro. Was er bij de eerste calls nog geen begeleidingsvergoeding voor het OCMW, dan wordt daarvoor nu 3000 euro per woning uitgetrokken. Lotte Ringoot: ‘De Vlaamse regering heeft een verhoging van dat bedrag tot 9000 euro principieel goedgekeurd, het definitieve fiat wordt in mei of juni verwacht.’ Aan de laatste call in 2022 namen dertig gemeenten deel, de Vlaamse regering investeerde 21 miljoen euro voor de renovatie van 421 woningen. Voor 2024 ligt een budget van 20 miljoen euro klaar.
Leuven, een buitenbeentje
Ook in Leuven staan noodkopers al langer op de radar. Het was een van de werven in het kader van Leuven 2030 klimaatneutrale stad: hoe kan de renovatie van woningen voor iedereen betaalbaar zijn? Met middelen uit een Interreg-project en van de provincie Vlaams-Brabant voor lokale klimaatprojecten kon de vzw Minder is Meer projectcoördinator Frouke Wouters aan het werk zetten. Haar opdracht: een werkwijze uittekenen voor een renovatie voor en in samenspraak met woningeigenaars in een sociaal kwetsbare situatie. Op basis van deze voorbereiding tekende het Leuvense OCMW in op de subsidieretentie van de provincie, voor tien woningen. Voor het Noodkoopfonds organiseerden de stad en de vzw drie infoavonden waarop samen zestig geïnteresseerden afkwamen. Frouke Wouters: ‘Velen waren niet bekend bij het OCMW en andere sociale organisaties. Het is een nagenoeg on-
Natascha Diericx:
‘Het stadsbestuur ziet het Noodkoopfonds als een van de belangrijkste instrumenten in de strijd tegen armoede en kinderarmoede.’
zichtbare groep die niet zelf naar buiten komt met de financiële onmogelijkheid om de woning te renoveren. Ook voor het OCMW is het een bijzondere doelgroep, een intensief renovatietraject behoort niet echt tot de gangbare opdracht van de maatschappelijk werkers. Toch is zo’n renovatie zeer belangrijk voor de begeleiding op andere levensvlakken, een huis zit soms een beetje in de weg van het tegemoetkomen aan andere vragen en behoeften. In de vzw brengen we alle partners samen: bouwtechnische renovatiebegeleider, sociale begeleider, EPC- en EPB-verslaggever, veiligheidscoördinator... Dat team functioneert als een ontzorgende draaischijf rond eigenaar en woning. We hebben een architectenpool die we op afroep kunnen aanspreken. Er blijft natuurlijk een zeer nauwe samenwerking met het OCMW en het Klimaathuis van de stad Leuven, de stedelijke diensten duurzaamheid en wonen, de provincie en de vele sociale organisaties in de stad.’ Bij het Noodkoopfonds heeft Leuven dossiers ingediend voor de renovatie van 45 woningen. De eerste werf ging van start in augustus 2021. Intussen zijn de eerste zeven projecten afgerond.
Ook Mechelen knapt op
In Mechelen is de sociale dienst van het OCMW de trekker van het Noodkoopfonds. Coördinator Natascha Diericx opereerde aanvankelijk vanuit het Energiehuis maar werkt nu vanuit het sociaal huis. ‘Het stadsbestuur ziet het Noodkoopfonds als een van de belangrijkste instrumenten in de strijd tegen armoede en kinderarmoede.’ Schepen Gabriella De Francesco vindt dat een belangrijk signaal: ‘In het begin bekeken we het Noodkoopfonds als een energiemaatregel, maar de sociale dimensie is minstens even belangrijk. Het mooie aan dit project is dat we energie, klimaat en woningkwaliteit in brede zin kunnen verbinden met het sociale. Vanuit Energiepunt Mechelen ondersteunden we al eigenaars die energiemaatregelen wilden nemen maar we misten een doelgroep die we nu wel bereiken. Vaak gaat het over inwoners die niet bekend zijn bij het OCMW. Er zijn ook behoorlijk wat werkende mensen met een laag loon bij. Het Noodkoopfonds is een manier om hen ook op andere vlakken te helpen, bijvoorbeeld voor het uitputten van hun rechten.’ Elk traject vraagt maatwerk en staat of valt met zeer intensieve begelei-
ding en korte lijnen met de eigenaars en de aannemers. De renovatiebegeleiders zijn soms letterlijk elke dag aanwezig op de werf. Voor de sociale begeleiding werkt de stad samen met SAAMO. Natascha Diericx: ‘Intussen zijn er 39 dossiers goedgekeurd door het bijzonder comité, negentien werven lopen. Voor sommige woningen is een renovatiebudget van 50.000 euro niet voldoende. Daarom schiet de stad ook de premies van Mijn Verbouwpremie voor. Normaal moeten de eigenaars van een woning de centen voorschieten, en ze krijgen ze dan vaak pas een jaar later terug van Vlaanderen. Voor noodkopers is dat geen optie. Als de stad de som voorschiet, kan een extra renovatiebudget van 5000 tot soms 12.000 euro worden ingezet.’
Plannen op lange termijn
Vaak gaat het over woningen met een Eof F-label, ze met het beschikbare budget (tot 50.000 euro, in Vlaams-Brabant tot 80.000 euro) optrekken naar C is al een huzarenstuk. Dat betekent dat er op termijn nog een verdere renovatie nodig is. Gert Poulman: ‘Voor elk dossier waarin de provincie betrokken is, laten we een duurzaam bouwadvies en een renovatieplan met klimaatdoelstelling 2050 opmaken door een onafhankelijke instantie. Daarin zijn de prioriteiten vastgelegd. De veiligheid van de woning staat voorop – denk aan het wegwerken van CO-intoxicatie- of elektrocutiegevaar –, daarna komen de energetische ingrepen in volgorde van prioriteit. Met het plan op lange termijn vermijden we ook een lock-in, waarbij we onszelf en de eigenaar vastzetten in een volgende renovatiefase.’ Noodkoopfondsprojecten vragen dus een goede planning en de inzet van veel partners. Ze zijn doorgaans complex, een doorlooptijd van twee, drie jaar is eerder regel dan uitzondering. OCMW’s staan in voor de hypotheekname op de te renoveren woning, maar vooral de personeelskosten voor de sociale en renovatiebegeleiding en de coördinatie tikken aan. Als Vlaanderen over enkele maanden effectief de begeleidingsvergoeding verhoogt tot 9000 euro zal die ongeveer de kosten dekken. Dan valt voor gemeenten een mogelijke reden weg om niet in het Noodkoopfonds te stappen. —
BART VAN MOERKERKE redacteur LokaalOp www.vvsg.be vind je een dossier over het Noodkoopfonds en hoe erop in te tekenen. Het aanbod van de provincie Vlaams-Brabant vind je op www.vlaamsbrabant.be/subsidieretentie.
Blankenberge zocht de afgelopen jaren een innovatieve oplossing voor zijn socio-demografische uitdagingen. De dubbele vergrijzing – pensioenmigratie boven op demografie – is er duidelijk voelbaar. Het risico op sociaal isolement neemt toe en steeds meer mensen redden zich niet zonder helpende hand.
Als je er de statistieken op naslaat, komen armoede, sociale uitsluiting, eenpersoonshuishoudens en werkloosheid in Blankenberge gemiddeld vaker voor dan in de rest van Vlaanderen. En met die problemen groeit het risico op eenzaamheid en sociaal isolement en verhoogt de vraag naar zorg en ondersteuning. Maar net als in de rest van Vlaanderen daalt het aantal informele hulpverleners: van 6,7 burgers per 80-plusser in 2020 naar een geschatte 5,1 tegen 2030. De kwestie wordt dus om met minder mensen meer mensen te helpen. Dat vereist efficiënte manieren om informele hulp vanuit de samenleving te mobiliseren. Het lokale bestuur van Blankenberge wil daarom inspelen op de tendens tot vermaatschappelijking van zorg en investeert structureel in buurtgerichte zorg. De deskundige buurtzorg van het lokaal dienstencentrum (LDC) speelt een centrale rol in het buurtzorgbeleid van de stad. Het LDC, het online buurt-
netwerk en de buurtconciërge van Hoplr verstevigen de sociale cohesie en bevorderen informele zorg binnen de buurt.
Sociaal netwerk versterken
De mensen van het LDC detecteren hulpvragen en ondersteunen inwoners bij zelfzorg en het versterken van hun sociaal netwerk. Hierbij spitsen ze zich vooral toe op ouderen, mantelzorgers en kwetsbare personen. ‘Mensen blijven langer thuis wonen. Dat legt een druk op professionele zorgverleners en mantelzorgers,’ vertelt Bart Verhelst, cen-
trumleider van LDC De Bollaard in Blankenberge. ‘We moeten efficiënt hulp uit de buurt inschakelen; als dit “kleine helpen” zorgprofessionals en mantelzorgers ontlast, kunnen zij zich met hun kerntaken bezighouden. Via het buurtnetwerk van Hoplr brengen wij mensen online met elkaar in contact. Het platform vergemakkelijkt contact tussen buurtbewoners, zodat zij sneller engagement opnemen binnen hun buurt.’
Het LDC organiseert ook laagdrempelige, buurtgerichte activiteiten zoals buurtbabbels. Dat doet het samen met vrijwilligers, dienstver-
Bart Verhelst:
‘Mensen die elkaar kennen via het Hoplr-buurtnetwerk, zien elkaar live op de buurtbabbels. Omgekeerd zijn die buurtbabbels ook een mooie gelegenheid voor buurtbewoners om Hoplr te leren kennen.’
Caroline Decorte:
‘Dat burgers onze boodschap uitdragen, is iets om trots op te zijn. Onze buurtgerichte aanpak werkt. Dat hoor en voel je op straat. Ook onze beleidsmakers horen die positieve feedback.’
leners (politie, sociaal huis…) en lokale verenigingen, wat de betrokkenheid van de buurt vergroot. Bart Verhelst licht toe: ‘De maandelijkse buurtbabbels liggen in het verlengde van de Hoplr-buurten. Mensen die elkaar kennen via het Hoplr-buurtnetwerk, zien elkaar live op de buurtbabbels. Omgekeerd zijn die buurtbabbels ook een mooie gelegenheid voor buurtbewoners om Hoplr te leren kennen.’
Blankenberge en LDC De Bollaard schakelden Hoplr in 2020 in om inwoners met elkaar te verbinden. De stad gebruikt het online platform ook als communicatiemiddel om buurten beter te bereiken en stimuleert burgers om via enquêtes en peilingen te participeren in haar beleid. Cijfers laten zien hoe dit netwerk de gemeenschap al heeft beïnvloed: er zijn 2346 geregistreerde huishoudens (dit is één op de vier huishoudens), met gemiddeld 16 berichten en 82 reacties per week. Belangrijker nog, er zijn op het netwerk 1222 hulpvragen gesteld, en 308 mensen hebben burenhulp geactiveerd op hun profiel. Dit zijn, gezien de demografische en sociale uitdagingen, fraaie cijfers.
Nog een stapje dichter naar elkaar
De projectoproep Zorgzame Buurten (najaar 2021) luidde een nieuw hoofdstuk in voor de buurtzorg in Blankenberge. Het project stimuleert informele burenhulp en community-building, onder andere via 35 digitale informatiezuilen bij instanties zoals lokale handelaars, ziekenfondsen, huisartsen en apothekers. Dat leidt tot een betere detectie van (zorg-)
vragen. Daarnaast breidt het lokale bestuur zijn samenwerking met Hoplr uit met de Hoplr Buurtconciërge. ‘Tijdens het project groeide het besef dat het heel interessant was offline hulpvragen met een online hulpaanbod te matchen, want zo kun je hulp onder buren efficienter organiseren,’ vertelt Bart Verhelst. ‘Met eigen personeel en onze poule aan vrijwilligers konden we de toegenomen vraag niet langer bolwerken, dus gingen we op zoek naar een partner. Die vonden we in Hoplr. Het dashboard van Hoplr en de ondersteuning van hun “social care expert” vormen samen met onze deskundige buurtzorg onder de noemer “buurtconciërge” de ideale combinatie om hulpvragen en vrijwilligers te screenen.’ De conciërge lost kleine problemen op die geen professionele tussenkomst vereisen en fungeert als schakel tussen het online potentieel op het Hoplr-buurtnetwerk en de offline hulpvragen. Wanneer er een hulpvraag is, zoekt de buurtconciërge een oplossing. Hij brengt buren met elkaar in contact of verwijst door naar de juiste professionele instantie. Op die manier krijgen hulpvragen snel en efficiënt een antwoord.
Na enkele maanden boekt de buurtconciërge al mooie resultaten. Er zijn 65 hulpvragen opgelost, en 55 gevalideerde helpers maken nu deel uit van het netwerk. In totaal zijn er 151 uren aan burenhulp georganiseerd, zonder de terugkerende hulpvragen meerdere keren te tellen. Bovendien zijn er 36 duo’s gevormd, mensen die elkaar permanent ondersteunen en de banden binnen de buurt versterken.
• 20.511 inwoners
• 34% van de woningen zijn vakantieverblijven en/of tweede verblijven (6250 wooneenheden)
• 73% van de wooneenheden zijn appartementen
• één op drie inwoners is 65 jaar of ouder, 25% daarvan is 80 jaar of ouder
• pensioenmigratie: toenemend aantal gepensioneerden verhuist naar de kust
• 46,1% van de huishoudens bestaat uit alleenstaanden
• 28,7% armoede en sociale uitsluiting tegenover 12,4% in Vlaanderen
• 6,2% werkloosheid tegenover 3,8% in de rest van Vlaanderen
Sterke combinatie
Caroline Decorte, deskundige buurtzorg van LDC De Bollaard, getuigt: ‘De combinatie tussen het buurtnetwerk en de buurtconciërge levert een groter bereik en meer opgeloste hulpvragen op, maar de succesverhalen lokken ook meer vrijwilligers. Ons buurtverhaal is daardoor ook een verhaal van de burger. Dat is een sterkte. Dat burgers onze boodschap uitdragen, is iets om trots op te zijn. Onze buurtgerichte aanpak werkt. Dat hoor en voel je op straat. Ook onze beleidsmakers horen die positieve feedback.’
Kortom, Blankenberge vond met buurtgerichte zorg, het buurtnetwerk en de buurtconciërge van Hoplr een innovatief en effectief antwoord op de uitdagingen van vergrijzing, eenzaamheid en een groeiende behoefte aan zorg. Door in informele hulp te investeren en de kracht van de buurt te benutten ontwikkelde Blankenberge een sociaal model dat niet alleen de levenskwaliteit van de inwoners verbetert, maar ook andere steden en gemeenten met soortgelijke uitdagingen kan inspireren. ‘Bovendien heeft het ertoe geleid dat andere stadsdiensten en lokale verenigingen warm gemaakt zijn om hun aanbod naar de buurt te brengen,’ besluit Caroline Decorte. ‘We zijn nu partners in één verhaal. Het lokaal dienstencentrum is niet langer een concurrent. We werken samen en versterken elkaars aanbod.’ —
CARA VISSERS
VVSG-stafmedewerker thuiszorg
De veralgemening van telewerk en de digitalisering van de economie bieden cybercriminelen nog meer mogelijkheden. Daarom heeft Ethias de brandverzekering uitgebreid met een optionele dekking.
De bijstandskosten 24/7 in het geval van een cybergebeurtenis (cyberaanval of malware) gericht tegen het IT-systeem van uw organisatie (of u nu eigenaar, huurder of exploitant bent) waarbij gegevens verloren zijn gegaan.
De bijstandskosten omvatten de kosten van een cyberexpert die:
de cybergebeurtenis zal onderzoeken om de oorzaak ervan vast te stellen
zal ingrijpen om de cybergebeurtenis te bedwingen en, indien nodig, de bestanddelen ervan te verwijderen (verwijderen van malware, deactiveren van gehackte gebruikersaccounts)
de cybergebeurtenis zal documenteren en een rapport zal opstellen
Er wordt geen bijstand verleend als: u uw IT-materiaal uitleent aan een derde partij (die geen personeelslid is) het gaat om een kwaadwillige of opzettelijke daad of nalatigheid door u of door een persoon voor wie u burgerlijk aansprakelijk bent
het gaat om frauduleuze financiële transacties op het internet
de cybergebeurtenis plaatsvond vóór de datum waarop de uitbreiding Cyber Assistance werd afgesloten
> Lees alles over de brandverzekering op ethias.be/brand en kijk of uw organisatie in aanmerking komt voor de uitbreiding Cyber Assistance.
Om een vrijblijvende offerte, de infofiche en onze algemene voorwaarden te ontvangen: mail naar publiekesector@ethias.be of ga naar ethias.be/brand.
Lees aandachtig de infofiche en de algemene voorwaarden voordat u de uitbreiding Cyber Assistance afsluit. De brandverzekering is een multirisicoverzekering onderworpen aan het Belgisch recht. Het is een jaarcontract dat elk jaar stilzwijgend wordt verlengd, tenzij het ten minste 3 maanden voor de vervaldag wordt opgezegd. Bent u niet tevreden? Dan kunt u een brief sturen naar Ethias, rue des Croisiers, 24 te 4000 Luik, of mailen naar klachtenbeheer@ethias.be. Bij onenigheid kunt u een klachtenbrief sturen naar de Ombudsman van de Verzekeringen (www.ombudsman-insurance.be), de Meeûssquare 35 te 1000 Brussel. Ethias nv, erkenningsnr. 196, rue des Croisiers 24 te 4000 Luik, is een in België erkende verzekeringsmaatschappij onderworpen aan het Belgische recht. www.ethias.be • info@ethias.be RPR Luik • BTW BE 0404.484.654 • IBAN: BE72 0910
Als we aanwezigheidslijsten en verzuimgesprekken nu eens even loslieten en het over een andere boeg gooiden? Als het nu eens niet alleen zou draaien om afwezigheid verminderen, maar ook om voldoening en veerkracht vergroten?
Plezier op het werk geeft energie.
Door te investeren in het welzijn van het zorgpersoneel bouwen we niet alleen aan een gezonde werkomgeving, maar zorgen we er ook voor dat medewerkers met energie en plezier voor anderen kunnen zorgen. Zorgbedrijf Meetjesland is hier ook van overtuigd en zet daarom vol overtuiging in op positiviteit en verbondenheid op de werkvloer.
Verbondenheid en geluk
Zorgbedrijf Meetjesland hield in 2019 een tevredenheidsmeting bij de medewerkers. Daarin kwamen drie aandachtspunten bovendrijven: de werkdruk verminderen, de communicatie verbeteren en het emotionele welbevinden bevorderen. Corona gooide roet in het eten, maar eind 2021 pikte een multidisciplinaire werkgroep de draad weer op. Ze wierp zich op de opdracht meer geluk op de werkvloer te scheppen. Hiervoor kreeg ze de hulp van enkele laatstejaars uit de opleiding Wellbeing- en vitaliteitsmanagement uit Hogeschool Vives. Zij werkten via de methode van Design Thinking een project uit met positiviteit en verbondenheid bij de medewerkers als centraal punt. Hun
paper leverde een stevige basis op waaruit Zorgbedrijf Meetjesland eigen acties liet groeien. Dat resulteerde in een reeks activiteiten die in de loop van het jaar gepland staan om er positiviteit en verbondenheid op de werkvloer mee te stimuleren. Het geheel kreeg de titel fun@work.
‘Met fun@work wilden we prettige activiteiten aan de werkdag toevoegen om de verbondenheid onder de collega’s te bevorderen zowel binnen de teams als over de muren van de woonzorgcentra en de thuiszorg heen,’ vertelt Celine Bernaerdt, adviseur organisatie, kwaliteit en projecten. ‘De thuiszorgdiensten vormden voor fun@work nog een extra uitdaging, omdat zij niet onder hetzelfde dak werken maar bij de mensen thuis. Daarom vonden we het
GF
belangrijk om de gebruikers van de thuiszorgdienst te betrekken in onze acties, want met hen brengen onze thuiszorgmedewerkers het meeste van hun tijd door.’
In het begin organiseerde Zorgbedrijf Meetjesland de activiteiten buiten de werkuren om zo de impact op de planning en de dienstverlening voor gebruikers te beperken. Maar toen ze het zwaartepunt verlegden naar kleine maar waardevolle momenten tijdens een werkdag, voelden ze dat dat meer effect had. ‘Een van de succesvolste acties was een pannenkoekenbak naar aanleiding van Maria Lichtmis,’ vertelt Sofie Maeyens, kwaliteitscoördinator Thuiszorg. ‘Na de donkere maanden is februari de maand van het licht. We lanceerden een oproep bij de medewerkers om
Sofie Maeyens:
‘Een van de succesvolste acties was een pannenkoekenbak naar aanleiding van Maria Lichtmis. Aan de foto’s te zien was er maar één besluit mogelijk: actie geslaagd!’
samen met of voor de thuiszorgklanten pannenkoeken te bakken en daar een foto van in te sturen. We kregen een pak foto’s doorgestuurd met lachende en opgetogen gezichten. Omdat we alle diensten erbij wilden betrekken, leverde de dienst warme maaltijden bijvoorbeeld een pannenkoek als dessertje tijdens de week van Lichtmis. Aan de foto’s te zien was er maar één besluit mogelijk: actie geslaagd!’
Het afgelopen jaar lanceerde het team maandelijks een actie, bij voorkeur verbonden aan een themadag. Zo mochten medewerkers op Werelddierendag hun huisdier meebrengen naar de gebruikers die dit zagen zitten. Of de verzorger plande een extra verwenmomentje voor de huisdieren samen met de gebruiker. ‘Zo genieten onze klanten mee van de fun@ work-acties, en we stimuleren er ook nog de verbondenheid tussen klant en medewerker mee,’ merkt Sofie Maeyens op. Medewerkers en klanten leren elkaar op een andere manier kennen, wat gelukkige medewerkers én klanten oplevert. Natuurlijk staan niet alle medewerkers of gebruikers voor elke actie te springen. ‘Dat is ook niet erg. Het daagt ons alleen maar meer uit om op zoek te gaan naar veel uiteenlopende acties, zodat iedereen zich wel eens aangesproken voelt om mee te doen. Een uitdaging die we graag aangaan!’
Nog meer werkplezier
Ondertussen zijn we een jaar verder, en ze hebben in het Meetjesland al een hele resem grote en kleinere acties achter de rug, maar helemaal tevreden waren ze nog niet. ‘We voelden dat er veel potentieel lag om nog meer medewerkers te bereiken,’ blikt Celine Bernaerdt terug. ‘Daarom evalueerden we onze acties eerst grondig met onze werkgroep zelf en met de leidinggevenden van woonzorg én thuiszorg. We vonden het be -
De dienst voor gezinszorg van het lokale bestuur Tessenderlo zet sterk in op welzijn van de medewerkers. Zo krijgen ze een sportkaart waarmee ze onder andere toegang tot het lokale zwembad hebben, en krijgen ze kortingen op cultuurbeleving en fietslease. Elke maand zijn er gezondheidswandelingen. De medewerkers gaan dan een half uurtje in de buurt wandelen met het team. Daarvoor spreken ze om acht uur ’s morgens af. Deze wandeling stimuleert het vlotte contact zowel tussen de verzorgenden onderling als tussen verzorgenden en leidinggevenden. ‘Spontaan wisselen we allerlei relevante zaken uit. Daardoor is deze wandeling een mooie aanvulling op de vaste vergaderingen “binnen”. Na een half uurtje wandelen is iedereen klaar om de dag fris te beginnen en vertrekken de verzorgenden naar de eerste werkpost,’ vertellen Ils Bastiaens en Shauni Christiaens, verantwoordelijken van de dienst voor gezinszorg van Tessenderlo. ‘De medewerkers geven aan dat ze het fijn vinden dat we hier tijd voor maken. Ze waarderen dat er niet alleen aandacht is voor het werk maar ook voor hun mentale welzijn en tevredenheid op het werk!’
Celine Bernaerdt:
‘We verwachten dat leidinggevenden de ontplooiing van hun medewerkers ondersteunen maar ook zorg dragen voor hun welzijn. Onze acties van fun@work zijn voor hen een laagdrempelige manier om met welzijn bezig te zijn.’ GF
langrijk om de leidinggevenden hierbij te betrekken, want binnen Zorgbedrijf Meetjesland vertrekken we van coachend leiderschap. We verwachten dat leidinggevenden de ontplooiing van hun medewerkers ondersteunen maar ook zorg dragen voor hun welzijn. Onze acties van fun@work zijn voor hen een laagdrempelige manier om met welzijn bezig te zijn. Vanuit Zorgbedrijf bieden we ook wel algemene vorming aan in verband met welzijn, maar deze acties maken het thema toch heel concreet en creëren samenhorigheid en een veilig gevoel op de werkvloer. Bovendien zijn de thuiszorgcoördinatoren en teamcoaches zeer belangrijke schakels in dit project en de communicatie erover. Tijdens hun overlegmomenten brengen zij de acties onder de aandacht. Dit vergroot mee het draagvlak bij de medewerkers.’
En nu bewegen!
Door de vele positieve reacties beslisten ze bij Zorgbedrijf Meetjesland fun@ work uit te breiden met twee nieuwe pijlers. Een daarvan is move@work. Celine Bernaerdt licht toe: ‘Bewegen is zo belangrijk voor je lichaam en je geest, dus sporen we onze collega’s aan dat voldoende te doen. Om hen op weg te helpen voegden we beweegacties toe aan ons jaarprogramma. Zo kregen medewerkers in oktober vorig jaar een voucher voor “start to run”, organiseren we
yogasessies op het werk en participeren we aan lokale sportevenementen in de gemeentes waar Zorgbedrijf Meetjesland actief is. Omdat wandelen en lopen het laagdrempeligst zijn, gingen we daar op zoek naar wandel- en loopevenementen. En op die manier tonen we ons als organisatie ook actief in de regio. We roepen onze medewerkers op om zoveel mogelijk deel te nemen aan die evenementen. De voucher is voor hen ideaal om zich voor te bereiden. Op de dag zelf zijn we telkens met een standje ter plaatse om onze medewerkers te ontvangen en krijgen ze iets gezonds en lekkers aangeboden en een gadget zoals een fluohesje of sport-T-shirt van onze organisatie. Ook het inschrijvingsgeld van die evenementen neemt Zorgbedrijf op zich.’
Sofie Maeyens wijst erop dat er ook nog culture@work bijkomt. ‘Medewerkers kunnen deelnemen aan culturele evenementen. Zo hadden we onlangs een voorstelling “Dag mama” over dementie en komt later dit jaar Ann Peuteman langs voor een lezing. Door een brede waaier aan activiteiten aan te bieden hopen we mensen in onze organisatie te stimuleren om er elke dag voor te blijven gaan! Maar met oog voor zorg voor zichzelf en een toffe werksfeer!’ besluit ze. —
JOKE VANDEWALLEVVSG-stafmedewerker gezinszorg
In deze publicatie focussen we op de selectie van archieven. Wat moet je bewaren of vernietigen en welke regels gelden daarbij? Verder gaan we dieper in op digitale duurzaamheid en het opzetten van een digitaal depot
Inge Schoups was van 1994 tot 2021 stadsarchivaris van Antwerpen en directeur van het FelixArchief. Ze nam er het voortouw bij het realiseren van het digitaal werken en digitaal archiveren. Inge is ook medeoprichter van het Expertisecentrum DAVID dat zich toelegt op onderzoeksvragen over digitaal documentbeheer en digitale archivering.
Roeland Verhaert werkt voor het FelixArchief Antwerpen. Hij is verantwoordelijk voor het informatiebeheer (digitaal werken, selectie, overdracht van archieven) bij de Antwerpse administratie.
en . Ze krijgen ook online toegang tot alle nieuwe en reeds verschenen
Deze publicatie maakt deel uit van de reeks Wie klasseert, die vindt. Abonnees op de reeks ontvangen jaarlijks automatisch nieuwe boekdelen, updates en aanvullingen. Ze krijgen ook online toegang tot alle nieuwe en reeds verschenen content. Meer info op politeia.be.
Auteurs: Inge Schoups en Roeland Verhaert
ISBN (print): 9782509040862
ISBN (digitaal): 9782509041593
Meer info & bestellen: www.politeia.be
De gemeenten van Rivierenland zijn onder de vleugels van de intercommunale Igemo op zoek naar plekken in de regio waar vrachtwagenparkeren georganiseerd kan worden. Het Labo Regiovorming ondersteunt het project. Igemo wil tegen eind 2024 landen, waarna het aan de private markt is om de parking en mogelijke aanvullende faciliteiten te realiseren.
Onvoldoende parkeergelegenheid voor vrachtwagens, het is op veel plaatsen in Vlaanderen een probleem. Het dwingt chauffeurs ertoe hun voertuigen op niet aangepaste plekken te parkeren. Dat veroorzaakt niet alleen ergernis bij de vrachtwagenchauffeurs maar ook bij de andere weggebruikers en de omwonenden die hinder kunnen ondervinden. Soms ontstaan er door het parkeren of de manoeuvres die ermee gepaard gaan, ook onveilige situaties. De burgemeesters van de twaalf gemeenten van Rivierenland – de regio rond Mechelen – vroegen het regionale samenwerkingsverband Igemo te zoeken naar oplossingen voor de problematiek. Igemo diende een projectvoorstel in bij het Labo Regiovorming van de VVSG, dat met financiering van de Vlaamse overheid (sub)regio’s begeleidt bij regionale ontwikkelings- en doorbraaktrajecten. Het voorstel kreeg een subsidie van 25.000 euro. Zeven van de twaalf gemeenten van Rivierenland stapten in en legden eenzelfde bedrag bij. Een jaar later zijn de eerste twee fases van het project afgerond en kan er een tussentijdse balans worden opgemaakt. Met nog twee fases te gaan wil Igemo eind 2024 klaar zijn.
Veel partners, veel overleg Een eerste vaststelling is dat de zaak ingewikkelder is dan op het eerste gezicht zou lijken. ‘Eerst hebben we de bestaande situatie in kaart gebracht,’ zegt Felipe Garcia Del Pino, projectmanager Omgeving bij Igemo. ‘We hebben alle beschikbare data verzameld, we zijn gaan praten met de gemeenten, omdat zij natuurlijk weten waar vrachtwagens worden geparkeerd, we hebben een beeld geschetst van wie allemaal bij het zoeken naar een oplossing betrokken moest worden. Dat bleken heel wat partijen te zijn: de gemeenten en de vervoerregio, de Vlaamse administraties MOW, AWV en de Vlaamse Waterweg, de sectorfederaties zoals Febetra en Transport en Logistiek Vlaanderen, de logistieke bedrijven van de regio Rivierenland, exploitanten van parkings en terreinbeheerders.’ In een tweede fase bracht Igemo al die partijen bij elkaar in werktafels per gemeente om de problemen te bespreken en te kijken naar verwachtingen, mogelijkheden en synergieën. Er waren ook veel een-opeen gesprekken. Vertrouwen creëren was zeer belangrijk en arbeidsintensief. Felipe Garcia Del Pino: ‘We hebben die werktafels gekoppeld aan een
Igemo vertrekt vanuit een tekort aan plaatsen om vrachtwagens te parkeren. Brugge Geeft Energie, een vzw van private ondernemingen, neemt het gebrek aan laadinfrastructuur voor elektrische bestel- en vrachtwagens van voornamelijk kmo’s als uitgangspunt. In de kmo-zone aan de Pathoekeweg wil ze een laadplein realiseren, waarvan de energie wordt geleverd door een bestaande windturbine. Omwille van de rendabiliteit onderzoekt de vzw de mogelijkheden om ook andere diensten aan te bieden zoals sanitair, parkeerplaatsen of een stedelijk distributiecentrum van waaruit de binnenstad emissievrij beleverd kan worden. Er is daarover uiteraard overleg met de stad Brugge. Ook over dit project zal er eind dit jaar wellicht al meer duidelijkheid zijn.
beperkt locatieonderzoek op basis van GIS-analyses. Welke plekken zouden eventueel in aanmerking komen? Kan het volgens de bestemming in de ruimtelijke plannen? Dat heeft geleid tot een kader waaraan we kandidaat-locaties kunnen toetsen op het vlak van mobiliteit en ruimtelijkheid, en tot haalbaarheidscriteria om de slaagkansen van verschillende locaties te kunnen objectiveren.’
Bouwen aan een businesscase
In een volgende fase gaat Igemo in gesprek met parkingexploitanten en projectontwikkelaars om naar een businesscase voor vrachtwagenparkeren toe te werken. De exploitatie door een privépartner betekent natuurlijk dat het project zichzelf bedruipend moet zijn. Met parkeren alleen zal dat (wellicht) niet lukken, er zal ook andere dienstverlening aan moeten worden gekoppeld (sanitair, overnachting, laadinfrastructuur voor elektrische vrachtwagens…). Igemo kijkt ook naar meervoudig ruimtegebruik van bestaande verhardingen die momenteel onderbenut zijn. In het kader van de Vlaamse programma’s VLOCA (Vlaamse Open City Architectuur) en OSLO (Open Standaarden voor Linkende Organisaties) werkt de intercommunale ook aan een digitaal platform, zodat vrachtwagenchauffeurs kunnen zien waar er parkeermogelijkheden beschikbaar zijn. ‘Er ligt nog zeer veel werk te wachten, maar alle partners zijn het erover eens dat er echt wel parkeerterreinen voor vrachtwagens moeten komen in de regio. We willen tegen eind 2024 tot een verklaring komen waarin alle partijen zich engageren om op termijn tot een realisatie over te gaan.’ —
BART VAN MOERKERKE redacteur Lokaal‘Damme geeft tijd om anderen te ontmoeten, de omgeving te ontdekken en jezelf te ontplooien,’ zegt burgemeester
Joachim Coens. ‘Dit benadrukken we al in onze baseline, maar dankzij het cittaslowlabel kreeg onze filosofie nu ook internationale erkenning.’
‘In opvolging van de slowfoodbeweging ontstond cittaslow in 1999 in Orvieto, een Italiaanse stad met een authentieke cultuur. Ook Damme wil zo’n onthaaste stad zijn,’ zegt burgemeester Joachim Coens. ‘We hebben ons erfgoed, zowel de gebouwen als de lokale productie en de mogelijkheid tot slow food, maar we kunnen ons ook op een rustig tempo ontplooien en zo het sociale weefsel en de biodiversiteit herstellen of versterken. Cittaslow is ook beperkt tot kleinere steden, omdat de schaal der dingen belangrijk is. Cittaslowsteden hebben een rijk patrimonium, net zoals Damme, en ze vragen zich af welke rol ze ruimtelijk, agrarisch en economisch vandaag kunnen spelen
Joachim Coens: ‘We hebben een rijk cultureel patrimonium en willen het goede behouden en vertalen naar vandaag.’
in een globaliserende wereld waar overal hetzelfde gebeurt, hetzelfde wordt gegeten en gedronken en iedereen dezelfde tradities huldigt.’ In Wallonië zijn al meerdere steden erkend als cittaslow, volgens Joachim Coens omdat de Waalse regering meer steun en aandacht geeft aan lokale producenten. ‘De landbouw gebeurt er ook kleinschaliger dan in het geïndustrialiseerde Vlaanderen.’
Damme geeft tijd
Het West-Vlaamse Damme combineert de baseline Damme geeft tijd
al een paar jaar met het logo van een zandloper die verwijst naar de blauwe vaarten en de groene dreven die de gemeente doorkruisen. ‘In onze gemeente focussen we bij alles op het fenomeen tijd,’ zegt burgemeester Joachim Coens. ‘We willen een rustig ritme, we hebben aandacht voor het verleden en de toekomst. We hebben een rijk cultureel patrimonium en willen het goede behouden en vertalen naar vandaag.’ De Damse algemeen directeur Kristof Schotsmans is ervan overtuigd dat onze hectische maatschappij behoefte heeft aan onthaasting. ‘Vooral mensen in de ratrace hebben die cittaslowfilosofie nodig. In het dichtbevolkte Vlaanderen is Damme een uitzondering, hier is er nog open ruimte. De bezoekers van Damme zoeken rust in het landschap om te fietsen, te wandelen en te onthaasten.’ Overal kunnen bezoekers trouwens gaan zitten, Damme telt veel zitbanken, bij elke vernieuwing van het openbare domein zet de stad nieuwe zitbanken bij. In Damme heet dit het nieuwe pleintjesgevoel.
Transversaal
Kristof Schotsmans benadrukt dat cittaslow geen project is, maar wel een filosofie waaraan hij samen met de medewerkers van de stad Damme alle beleidsplannen wil ophangen. ‘We hadden al veel labels voor duurzaamheid en fair trade. Cittaslow biedt een kader om het hele beleid af te toetsen, zowel cultuur als toerisme, maar ook of er bij wegenwerken voldoende aandacht is voor de zwakke weggebruiker. Kortom, alle domeinen moeten de toetssteen van cittaslow doorstaan. Daarom hebben we het afgelopen jaar op het managementteam en het college elk agendapunt de cittaslowtoets gegeven. Formeel
hebben we dit nog niet ingevoerd, maar wel getest. Cittaslow is een grote vlag die al onze acties dekt.’
Om aan het keurmerk te voldoen en het label te behalen gebeurde een audit op 73 criteria tijdens een relatief korte periode. Het bestuur beantwoordde 179 vragen in zeven domeinen over de toestand in klimaat, infrastructuur, mobiliteit en medische voorzieningen, ruimtelijke kwaliteiten, agrarisch, toeristisch en ambachtelijk beleid, gastvrijheid, wetenschap en onderwijs, sociale cohesie en samenwerking. Damme behaalde in totaal 71,79 procent. ‘Onze sterkte is uiteraard de ruimtelijke kwaliteit, maar ook de gastvrijheid en de voeding,’ zegt algemeen directeur Kristof Schotsmans. ‘Minder goed scoorden we op sociale cohesie, pas na die toets ging ons lokaal dienstencentrum open dat nu al een kapstok is geworden voor veel nieuwe initiatieven.’
‘De commissie was bovendien zeer gecharmeerd door de zonnecrème-dispenser die we op de Grote Markt hadden staan voor de mensen die lang op een ter-
Kristof Schotsmans: ‘Cittaslow is innovatief met respect voor de oorsprong, de geschiedenis en het authentieke.’
rasje bleven zitten,’ zegt burgemeester Joachim Coens. ‘Meer dan 4000 handen gingen vorige zomer onder het pompje door, dit paste in onze kankerpreventie en gaf de mensen meer tijd in de zon.’
Biodiversiteit
‘Veel initiatieven die al in Damme gebeurden, vallen onder cittaslow,’ zegt ook Chantal Van Rie die als deskundige groen instaat voor de biodiversiteit en de bijencultuur waarin Damme al enkele jaren koploper is. ‘We hadden al een markt voor lokale producten onder de naam Da Smakt, maar we kunnen nog verbeteren. Toch hield de commissie ook van onze pop-up waar volgens middeleeuwse recepten lokale ingrediënten werden verwerkt, zoals de paradijskorrel, een lokaal kruid tussen venkel en peper met een citroensmaak. Die paradijskorrel wordt hier in worst gebruikt en in Knokke in het ijs verwerkt. Knokke is een Zwingemeente net zoals Damme. Onze toetreding tot het grensoverschrijdende Zwinlandschapspark is voor cittaslow ook een troef, vooral de fietstocht die de Zwingemeenten verbindt en waar je onderweg restaurants tegenkomt die met lokale producten werken.’
Volgens Chantal Van Rie vereist cittaslow vooral een bewustwordingsproces, dat ontwikkelt zich ook traag. ‘Voor meer biodiversiteit moet je anders maaien, anders de bermen beheren en bijen verzorgen. Nu is iedereen verliefd op onze bijentuin, maar in het begin vonden velen het een vuile boel.’ De bijentuin heeft nog meer bedoelingen. ‘Dit is een ontmoetingsplaats met een lange tafel waar de mensen op de boomstammen kunnen aanschuiven, heel verbindend,’ zegt Chantal Van Rie. ‘Op die plaats kun je je kennis over je eigen
De bezoekers van Damme zoeken rust in het landschap om te fietsen, te wandelen en te onthaasten. Maar Damme scoort ook goed op gastvrijheid en voeding. GF
Chantal Van Rie:
‘We hebben ondertussen 450 plantensoorten die goed zijn voor pollen en nectar, aanbevolen door de imkervereniging.’
tuin vergroten. Als voorbeeld hanteren we met de groendienst nieuwe technieken, we gebruiken kruiden voor het gazon, gemakkelijk in het onderhoud, we hebben ook meer vaste borders en zelfs twee droogtetuinen. Ik zie nu dat de medewerkers het thuis ook uitproberen. Ook de scholen worden aangesproken, de landbouwschool richt borders in samen met tuinarchitecten. We hebben ondertussen 450 plantensoorten die goed zijn voor pollen en nectar, aanbevolen door de imkervereniging. De borders krijgen ook planten met een lange bloeiboog. Zo zetten we de tijd een beetje stil en verlengen we de verblijfsduur.’
En wie in Damme een tegel uit het trottoir wil lichten, kan terecht aan het administratief centrum voor een voorbeeld. Via de QR-code kun je het reglement nakijken.
De Damse vaart
Chantal Van Rie neemt me mee langs de mooie Damse vaart, over de brug naast de sifon waar ik een mini-waterval zie op de plaats waar de Damse vaart in een gemetselde buis onder de Afleidingskanalen stroomt. ‘Dat water is een verbindend element in het Zwinlandschap,’ zegt ze. ‘Het wordt een uitdaging in de toekomst om het water te bergen, zoet water voor hergebruik en zout water om verzilting tegen te gaan.’
De ooievaars vliegen traag over ons hoofd, als we door het witte maar schilderachtige dorpje Oostkerke rijden en over de kronkelende Krinkeldijk. Chantal Van Rie vertelt dat we door de opwarming van het klimaat 24 van de 35 inheemse boomsoorten zullen verliezen en dat we daar rekening mee moeten houden. ‘Daarom is cittaslow belangrijk.’ Ook haar algemeen directeur Kristof Schotsmans gelooft in het belang van een toekomst met cittaslow: ‘Zo bekijken we de mens als inwoner, bezoeker of ondernemer in de duurzame omgeving in alle facetten. Cittaslow is innovatief met respect voor de oorsprong, de geschiedenis en het authentieke. Nu we dit keurmerk hebben behaald, zullen we het verder verdiepen.’ —
MARLIES VAN BOUWEL redacteur Lokaal
Algemene vergadering netwerk van cittaslowsteden
24 maart in Damme
Joachim Coens ziet het cittaslowlabel als een internationale hefboom en roept de andere Vlaamse steden op om dit label ook te halen en onder elkaar de ervaringen uit te wisselen. cittaslow.be/nl/cittaslow-worden
‘Noem mij maar horecafluisteraar’
Leuven telt 720 horecagelegenheden, de Oude Markt vormt met 45 cafés de langste toog van het westelijk halfrond en op weekdagen lopen er 65.000 studenten rond. Terwijl de politie voor de handhaving instaat, is Evert Thys de liaison tussen de stad en de horecasector, een functie die in elke stad een andere naam heeft, maar horecafluisteraar vindt hij het sympathiekst.
Evert Thys had als psycholoog al succesvol horecazaken mee opgestart en was actief bij Horeca-Leuven en Horeca-Vlaanderen, toen de stad Leuven in 2016 een horecacoach zocht. Hij bleek de uitgelezen persoon. ‘Dankzij die jarenlange ervaring praat ik op een andere toon met de mensen uit de sector. Ik weet welke risico’s ze nemen, hoe hard ze werken, en bovendien ken ik de meeste mensen persoonlijk.’
Voor Evert Thys is het altijd een evenwicht zoeken tussen het economisch-commerciële standpunt en de res publica, het openbare nut. ‘Dat evenwicht van commercie op het openbare domein is onze boodschap. Dat lukt onder meer omdat we horecapolitie hebben, net als een studentenflik. Alle Leuvense zaken moeten hun vergunningen bij de politie aanvragen. Die goede samenwerking is historisch gegroeid vanuit een bezorgdheid over brandveiligheid na de Switel-brand van 31 december 1994. Voor de horeca werd veiligheid toen een belangrijk thema. Nog altijd komt dit op de agenda van ons hore-
• Studeerde psychologie.
• Werkte 27 jaar in de Leuvense horeca, hij zette met anderen vijf zaken op en was daarnaast actief bij de organisaties Horeca-Leuven en Horeca-Vlaanderen.
• Werkt sinds 1 oktober 2016 voor de stad Leuven als horeca-adviseur.
ginnen. ‘Wij werken daarom aan een beleidsinstrument om meer sturend te kunnen optreden. Nu hebben we in Leuven de luxe dat de taart die in meer stukken verdeeld moet worden, ook almaar groter wordt. Het inwoneraantal neemt toe en ook het aantal studenten. Maar we hebben dus geen instrumenten om starters te sturen. Als we doorvragen naar een uitgewerkt businessplan, vallen nog iets te dikwijls starters uit de lucht. Soms moet je ook de boodschap geven dat ze beter niet starten. Vroeger hadden die mensen bedrijfsbeheer geleerd. Wij willen goede horeca, eentje met veel kwaliteit. Om de horeca te verbeteren organiseren we daarom coaching-sessies, een op een, vijf uur lang. Functioneel en zeer nuttig, ook voor al bestaande uitbaters.’
Een tip die Evert Thys altijd geeft, is de madammentoets: ‘Sorry voor de term, maar als je toiletten die toets doorstaan, komen klanten terug, anders niet.’
‘Een innovatief nudgingproject in verband met geluidsoverlast hebben we in de Naamsestraat uitgetest; als er daar te veel lawaai op straat is, licht op het wegdek op: “Sssst, hier slaapt iemand”. De metingen geven aan dat er tot dertig procent minder geluidsoverlast was. We gaan dit project nu uitbreiden naar de andere straten.’
Nog zoiets is geluidsmonitoring voor gehoorbescherming. ‘De politie en de dienst Milieu monitoren het geluid dat maximaal 95 decibel mag bedragen. Iedereen moet zich aan dit systeem houden, en het heeft zijn deugdelijkheid bewezen, zelfs in danscafés.’
ca-overleg. Daar spreken de vijf mensen van de horecasector, de betrokken schepenen, de directeur preventie en ik elkaar frank en vrij, en als er een probleem is, zoeken we samen naar een oplossing. Per wijk is bovendien de horeca op vrijwillige basis georganiseerd, zo is er een aanspreekpunt.’
Bij de eerste zon zoemt het op de Oude Markt, iedereen wordt er naartoe gezogen. Evert Thys: ‘De Langste Toog is uniek, het is een van Leuvens unique selling propositions, maar dit betekent ook een bloeiend nachtleven. Dat het allemaal wonderwel lukt, hebben we aan de politie te danken. Zo kunnen uitbaters op bepaalde dagen de Night Vision-ploeg contacteren, als hun buikgevoel zegt dat er iets niet pluis is. Dan komen twee agenten in burger langs, dat is zeer constructief, die ploeg heeft al veel interventies voorkomen.’
Volgens Evert Thys is de horeca in grote verandering. Zo kan iedereen sinds de Europese afschaffing van het bewijs van beroepsbekwaamheid een zaak be-
Ook in de mobiliteit verandert er veel voor de horeca. ‘De jeugd vindt het logisch dat een bestuurder niet drinkt.’ Nog een verandering is het tijdstip van uitgaan, dat aldoor later wordt. ‘Horecaondernemers zitten met de handen in het haar, loont het om vanaf drie uur ’s nachts nog personeel in te zetten, als er dan jongeren dronken arriveren omdat ze zich op kot hebben ingedronken? Daarom leeft er nu vanuit de sector het idee om op bepaalde dagen het sluitingsuur te vervroegen, zodat de doelgroep ook vroeger begint uit te gaan.’
Een stad moet omgaan met de fun-disorder paradox, ook met overlast en intoxicatie. Dat is volgens Evert Thys een ingewikkeld thema. ‘We missen een goed wettig instrument om bepaalde taken zoals sfeerbeheer, die nu balanceren op de rand van de grijze zone met de wet op private bewaking, uit te voeren. Het gaat over aanspreekteams bij grensoverschrijdend gedrag, over safe zones, over zorgen voor elkaar, niet over echte securitytaken. De politieke wil is er wel, maar we wachten op de uitvoering. Een ministeriële omzendbrief kan al een eerste stap zijn. Maar dit is duidelijk een van de beleidswerven voor de toekomst.’
‘We willen meer gegevens om de horeca beter op te volgen. Zo zien we het aantal drankzaken afnemen en de koffiezaken toenemen, zij zitten overdag vol. Dat is een nieuwe invulling. Mensen zoeken gezelligheid. Daarom is die coaching ook van belang, zo kunnen de zaken beter inspelen op verandering. Hoe puzzel je entertainment bijvoorbeeld in een bestaand concept, zodat mensen langer blijven hangen?’
Bij Evert Thys kriebelt het soms nog. ‘Horeca is een virus dat onder je vel kruipt, het is plezant om mensen plezier te geven, met elkaar in contact te brengen. Als horeca draag je je steentje bij voor een feel good moment.’
Hij deelt nog een tip uit voor dinsdagavond 19 maart tijdens het FTI And&-festival: ‘In ons project Human Library kun je in twintig toffe cafés een half uur op date met een expert. Kunnen we de veroudering vertragen? Zullen we in de toekomst alles 3D printen? En wat is de toekomst van seks? Zal teleportatie echt mogelijk zijn? Heel boeiend en een echte aanrader. Boeken kun je op www.fti-and.be.’—
MARLIES VAN BOUWEL redacteur LokaalDe VVSG brengt al jaren de horecacoaches en horecaverantwoordelijken bij gemeenten en politie samen via haar Overlegtafel Horeca. Deze wordt georganiseerd in het kader van het project ‘Overlegtafels Economie & Smart Cities’.
Werkbezoek
burgerparticipatie Genk Genk 11 maart
Ontdek tijdens een inspirerend werkbezoek over burgerparticipatie hoe Genk zijn burgerbudget vormgeeft en profiteer mee van de lessen die zij trekken uit de evaluaties. Deel je ervaringen en uitdagingen met andere lokale besturen. Sterke uitwisseling geeft je participatiebeleid een extra duwtje in de rug! vvsg.be/opleidingen
Zo vrij als mogelijk, zo veilig als nodig
Leuven 11 maart
Op deze studiedag over de balans tussen vrijheid en veiligheid in de ouderenzorg zoeken we samen hoe we de vrijheid van ouderen in een residentiële setting kunnen maximaliseren, zonder de veiligheid uit het oog te verliezen. We gaan dieper in op de vele nuances aan de hand van concrete casussen. vvsg.be/opleidingen
Doordachte beslissingen nemen met het afwegingskader BOA Brussel 12 maart *
We dompelen je onder in het afwegingskader om lokaal beleid buitenschoolse opvang en activiteiten te ontwikkelen. Je krijgt inzicht in het beleidsmodel, de leidraad voor het nemen
ontdek meer opleidingen op www.vvsg.be/opleidingen
maart - april - mei
van beslissingen over hoe het BOA-beleid eruit zal zien, en het toetsingsmodel, waarmee je het gekozen lokale beleid aftoetst tegenover onder andere de lokale visie op BOA, de doelstellingen van het decreet, de gevolgen voor de burgers. vvsg.be/opleidingen
Opleiding kwaliteitszorg LDC evaluatie, reflectie en rapportage Pelt 14 maart
We denken na over hoe en op welke aspecten we onze werking kunnen evalueren en welke relevante informatie ons dit oplevert. We bekijken hoe we deze informatie toegankelijk kunnen presenteren en delen met betrokkenen. We maken de verbinding met wat deze informatie kan betekenen voor toekomstige (beleids-) doelstellingen. vvsg.be/opleidingen
Aan de slag met Blink Leuven 14 maart * Wil je met Blink aan de slag, maar weet je nog niet goed hoe of waarvoor je het precies wilt inzetten? Wil je dit doordacht organiseren en van Blink een succes maken binnen je werking en vormingsbeleid? Schrijf je dan in voor deze fysieke train-the-trainer. vvsg.be/opleidingen
Klimaatdag
2
Opleiding kwaliteitszorg Gezinszorg en GAW Jaarverslag en kwaliteitsplanning Mechelen 21 maart *
We leren werken met kwaliteitsplanning, op maat van de eigen werking, en inzichtelijke jaarverslagen/rapporten creëren. Je ontdekt een systeem om acties efficiënt en effectief op te volgen en te realiseren en er gericht over te communiceren. vvsg.be/opleidingen
Digitale vorming: subsidies kinderopvang baby’s en peuters DVO Online 25 maart *
Na deze vorming heb je een beter inzicht in het subsidiesysteem en de bezetting. Je weet welke gegevens je in de gaten moet houden en kunt tijdig signaleren wanneer er subsidies verloren dreigen te gaan. Je weet welke relevante informatie waar te vinden is.
vvsg.be/opleidingen
Aan de slag met de opmaak individuele inclusieve dossiers in de kinderopvang
Online 29 maart
Voor elk kind met specifieke ondersteuningsbehoefte kun je als kinderopvang subsidies aanvragen. Hilde Schockaert, inclusiecoach van Dienst Kinderopvang Stad Gent, licht toe hoe
je dat doet, voor welke kinderen en hoe je de ouders inschakelt. vvsg.be/opleidingen
KO-Piloot: kwaliteitsplanning
Online 29 maart
In de KO-piloot kwaliteitsplanning loodsen we je samen met collega’s van andere opvanginitiatieven door de verschillende stappen van de opmaak van de planning. Het is een (inter)actieve opleiding. vvsg.be/opleidingen
Opleiding kwaliteitszorg LDC processen in kaart brengen
Antwerpen 17 april
Deelnemers krijgen een diepgaand inzicht in het uitschrijven en optimaliseren van de processen in de eigen organisatie. Het grootste deel van de sessie wordt aan de slag gegaan met een methode om praktijkgericht processen uit te tekenen.
vvsg.be/opleidingen
Opleiding kwaliteitszorg
Gezinszorg omgaan met thematische inspecties Brussel 18 april
Een thematische inspectie is voor veel verantwoordelijken een stressmoment. Toch hoeft dit niet zo te zijn als je weet hoe je kunt voorbereiden en wat je mag verwachten. Deze opleiding wil komaf maken met vooroordelen over inspectie en nuttige handvatten aanreiken om succesvol een
Op 2 mei is het zover!
Dan kun je opnieuw deelnemen aan Klimaatdag, hét inspiratie- en netwerkevenement van de VVSG voor iedereen die op lokaal niveau betrokken is bij beleid voor klimaat in de brede zin van het woord. Inspirerende sessies en interessante praktijken in verband met energie, renovatie, patrimonium, circulariteit, ruimtegebruik, adaptatie en duurzame mobiliteit.
inspectie te doorlopen. vvsg.be/opleidingen
BAR regie kinderopvang baby en peuter – centrumsteden
Brussel 18 april *
Hoe breng je de behoeften van kinderen en gezinnen in kaart?
Hoe scheid je de rol van het lokale bestuur als regisseur van die als initiatiefnemer? Hoe motiveer je organisatoren om mee te werken?
Hoe ga je om met weerstand bij partners? Waar loop je tegenaan bij de uitwerking van lokaal beleid kinderopvang? De vragen en thema’s die we gaan bespreken, bepalen de deelnemers zelf.
vvsg.be/opleidingen
Themababbel:
Experimenteren
met collectieve zorg
Online, 29 april
Als verantwoordelijke van een dienst voor gezinszorg stoot je vaak op kleine praktische uitdagingen. Eén verzorgende mag met verschillende gebruikers tegelijk aan de slag. Welk aanbod kan je hiervoor uitwerken?
Hoe betrek je verzorgenden hierbij? Welke drempels zijn er (gebruikersbijdrage, regelgeving)? vvsg.be/opleidingen
Webinar: Globaal rapport interne monitoring met financiële impact Online 31 mei
De VVSG organiseert in samenwerking met Audit Vlaanderen een gratis webinar over interne monitoring (met financiële impact) bij lokale besturen. Een degelijke interne monitoring helpt om de werking van processen/diensten/dienstverlening van lokale besturen gericht aan te sturen en op te volgen. Maar hoe begin je daar zelf aan en hoe ondersteun je dat als organisatie?
Audit Vlaanderen wil met dit webinar inspiratie bieden. vvsg.be/opleidingen
* Meer datums, thema’s en/of locaties online via vvsg.be/opleidingen
De VVSG biedt verschillende tariefformules aan voor de plaatsing van vacatures.
03 maart 2024
WELZIJNSKOEPEL WEST-BRABANT Regioverantwoordelijke
LOKAAL BESTUUR ASSE
Diensthoofd cultuurcentrum
04 maart 2024
LOKAAL BESTUUR GEEL
- Twee deskundigen burgerzaken
- Teamleider sociale dienst
- Twee medewerkers groenonderhoud (gazonploeg)
- Projectcoördinator Zuiderkempen
INTERCOMMUNALE HAVILAND
- Projectcoördinator sociale tewerkstelling
- Jurist overheidsopdrachten
- Regiodeskundige
06 maart 2024
GEMEENTE NIEL
Deskundige financiën
GEMEENTE GRIMBERGEN
Deskundige vergunningen
GEMEENTE EN OCMW TREMELO
Diensthoofd omgeving
GEMEENTE EN OCMW WAASMUNSTER
Hoofdmaatschappelijk werker
07 maart 2024
PROVINCIE OOST-VLAANDEREN
P rojectingenieur dienst mobiliteit
10 maart 2024
DIVERSCITY
Sectorconsulent duaal leren
STAD ROESELARE
Projectleider groen
GEMEENTE MALLE
Teamverantwoordelijke ICT
HULPVERLENINGSZONE ZUID-OOST
Deskundige ICT
Lokaal
11 maart 2024
STAD LOKEREN
Expert wegen en riolering
STAD AARSCHOT
Hoofddeskundige personeel
15 maart 2024
ISVAG
Medewerker bestuurszaken
LOKAAL BESTUUR DUFFEL
- Afdelingshoofd omgeving
- Afdelingshoofd interne ondersteuning
MOTENA
ICT-servicedesk-medewerker
28 maart 2024
GEMEENTE HOVE
- Boekhouder
- Diensthoofd openbare werken, mobiliteit en veiligheid
31 maart 2024
MOTENA
Dossierbeheerder administratie en payroll
07 april 2024
WVI
Intergemeentelijk omgevingsambtenaar
In haar maandelijkse column vertelt Nora Van Meeuwen over lokale thema’s over de grens.
Toen ik onlangs naar het tv-journaal zat te kijken, viel ik bijna uit mijn leunstoel. Er werd een politicus geïnterviewd die de wet op de kinderopvang wilde veranderen. Hij had namelijk ergens iets horen waaien over ontaarde ouders die hun dreumes in de opvang dropten om te gaan skiën. Niet om te gaan werken dus, zelfs niet om werk te zoeken, nee, het waren wel hardwerkende Noren, maar in plaats van een snipperdagje met hun kleuter door te brengen, gebruikten ze dat om te gaan skiën. Want voor alle duidelijkheid, een Belg zou er misschien niet direct aan denken, maar hier in Noorwegen hoef je geen weekje Frankrijk of Oostenrijk te boeken om te wintersporten, op heel veel plaatsen kun je dat al op een uurtje van huis. De man vond het absoluut ongehoord en zelfs inciviek dat deze mensen hun vrije tijd niet met hun kinderen doorbrachten, maar ze zomaar op een vrije dag ’s morgens in de opvang afzetten en ze aan het eind van de normale werkdag weer lekker opgekikkerd na een dagje in de openlucht oppikten. ‘Toen de wet op de kinderopvang begin jaren 2000 werd ingevoerd, was dat niet met de bedoeling dat mensen hun kinderen op kosten van de gemeenschap in de opvang zouden stoppen en zelf iets anders gingen doen,’ meldde hij met de gemeende verontwaardiging van iemand die net een groot schandaal op het spoor gekomen is. Nee, de kinderopvang was er enkel en alleen om de economie te doen draaien en mannen en vrouwen gelijke rechten en kansen te geven om voltijds te werken.
Een specialiste in de studio herinnerde hem eraan dat de kinderopvang een recht voor het kind is en dat er ook nu al regels zijn omtrent het maximale aantal uren dat kinderen er mogen verblijven. Wie zijn kinderen tussen kerst en nieuw naar de opvang brengt, moet op andere momenten in het jaar snipperdagen gebruiken om met de kinderen door te brengen, gaf ze als voorbeeld. Maar het maakte allemaal geen indruk. En ik die dacht dat die kinderopvang net heel belangrijk was, sociaal en pedagogisch, zeker in een land waar de kinderen pas naar school gaan in augustus van het jaar waarin ze zes worden en tot zo lang in de opvang zitten – of ook niet, dus. Welke criteria moesten er dan volgens hem gelden, vroeg de presentatrice van het journaal. Wat doe je met ouders die nachtwerk doen? Mogen hun kinderen nooit naar de opvang, want die is a priori niet open op de uren dat zij werken? Wat doe je met mensen met onregelmatige werkuren, mensen die onverwacht zonder werk vallen, mensen die een snipperdag gebruiken
om mantelzorg te verrichten, een cursus te volgen of eens een dagje huishoudelijke klussen in te halen? Hij pruttelde wat tegen, had er duidelijk nog niet over nagedacht. Maar één ding stond wel vast: je arme duts van een kind van zijn kameraadjes weghouden en verhinderen dat het liedjes en versjes leert, naar verhalen luistert en wie weet wat voor spannende dingen bijleert, dáár dienen snipperdagen voor, niet om even op adem te komen en ’s avonds met verse energie aan de poort van de opvang te staan.
Misschien spiegelde hij zich een beetje te veel aan de andere kant van de levensdraad. Woonzorgcentra – of sykehjem (ziekentehuizen), zoals ze hier heten, het woord zegt al alles – zijn er alleen voor absolute noodgevallen. Het adagium dat oude mensen zolang mogelijk thuis moeten wonen, geldt hier namelijk ook, en zelfs nog strenger dan bij jullie, denk ik. Ik lees geregeld verhalen van mensen die een aanvraag doen om in een woonzorgcentrum opgenomen te worden en geen toelating krijgen, ook al zijn ze in de negentig en kunnen ze echt niet meer uit de voeten. De zorginstellingen voor senioren zijn een verantwoordelijkheid van de gemeente, zij beslist en als ze dus nee zegt, ben je gezien.
Natuurlijk beslist ze niet zomaar uit onverschilligheid. Het is overal hetzelfde verhaal: het plaatsgebrek is misschien nog niet het ergste, dat is het gebrek aan personeel. En mensen om- of bijscholen vereist tijd. Geschoold personeel van de andere kant van de wereld naar hier halen? Het is een optie, er werken nu al een deel goed opgeleide en bijzonder vriendelijke en hardwerkende Indiase, Filipijnse, Ethiopische mensen in de zorg. Maar de taal- en cultuurbarrière is in de ouderenzorg nog een ernstiger probleem dan in andere zorgsectoren. En gelooft u mij: de Noren zijn nog minder op standaardtaal gesteld dan de Vlamingen. Voordat je de taal in al haar varianten voldoende onder de knie hebt om warm en vertrouwelijk met oude mensen te kunnen omgaan, ben je wel een hele poos zoet.
Als die politicus van in het journaal dan vroeg of laat zijn zin krijgt en je je kleine niet eens in de kinderopvang mag laten om tijd en rust te hebben om wat te studeren en sociale contacten te leggen, dan zullen die hulpbehoevende negentigers nog wel wat langer op een plekje in het wzc moeten wachten. —
NORA VAN MEEUWEN columnist van LokaalOntdek Water- en Omgevingsadvies van Aquafin
Als stad of gemeente kan je zó veel meer doen met de openbare ruimte dan wat nodig is volgens de wettelijke bepalingen. Het zou zonde zijn om die opportuniteiten niet te benutten, toch? Met Water- en Omgevingsadvies op maat grijp je elke (koppel)kans.
Zo bouwen we samen aan klimaatrobuuste straten, wijken en pleinen in jouw stad of gemeente, en aan een leefbaar Vlaanderen!
Benieuwd naar de mogelijkheden?
< Neem een kijkje op onze website.
Kom alles te weten over ons Water- en Omgevingsadvies.
Bezoek onze stand op het ‘Congres Publieke Ruimte’ op 24 april in Antwerpen
• Ruimte voor water, zonder in te boeten op andere domeinen
• Creëer een meerwaarde voor natuur én inwoners
• Haal het maximale uit elk infrastructuurproject
©Renderbeeld CLUSTER landschap & stedenbouw