verf&inkt magazine van de vereniging van verf- en drukinktfabrikanten VVVF - 04 - 2009
Pleidooi voor meer kleur in de stad Biociden zonder Toelating, waar gaat dat over…?
Verzamelaar Rien de Jong gefascineerd door verfverleden Verffabrikanten nog onzeker over gevolgen recessie De mens achter... Vista-importeur Leo Reichert: Van ‘vijand’ verfindustrie tot langstzittende VVVF-bestuurder Duurzaam ondernemen meer dan marketingtool Onderschat GHS niet: harmonisatie ‘labelling’ kan hele organisatie raken Verfgroothandel ziet in VVVF logische partner Hoe Italiaanse hysterie rond voedselverpakking de drukinktindustrie handenvol werk bezorgde Kleurrijk verleden: ‘Huisschilders roemen Wed. Boonstoppel om bolle glans en vet karakter’ Vliegtuigverven: gewicht het sleutelwoord
Al 20 jaar de verwerker van de afvalstoffen die vrijkomen bij de leden van de VVVF
Afvalstoffen Terminal Moerdijk BV Vlasweg 12, 4782 PW Moerdijk www.atmmoerdijk.nl Tel: 0168-389289 Fax: 0168-389270 Contactpersoon: John van den Berg (06-51422067)
2
ATM is een
bedrijf.
ons beroep op verf & inkt In deze rubriek komen mensen aan het woord die beroepsmatig met verf & inkt van doen hebben en daar enthousiast over vertellen. Deze keer: de autospuiter.
De autospuiter
‘Je ziet de auto glimmen, maar de eigenaar ook’
Jan Willem de Witte (24) uit Zoetermeer wilde na zijn middelbare schoolopleiding (Mavo-Havo) de kant van de informatietechnologie uit. Maar al snel koos hij eieren voor zijn geld: Jan Willem werkt liever met de handen. Via het Mondriaancollege in Den Haag maakte hij kennis met een deeltijdopleiding waarbij zich al werkend een beroep eigen kon maken: dat van autospuiter. Na succesvolle afronding van een vierjarige opleiding is hij inmiddels als volleerd professional werkzaam bij autoschadeherstelbedrijf Spoelstra aan de Komeetweg in Den Haag. Via een vervolgopleiding hoopt hij later nog eens werkplaatschef te worden, of – wie zal het zeggen – ooit zijn eigen autospuiterij te runnen.
“
Ik ben bijna net zo begonnen als een leerling in het kappersbedrijf die krullen mag vegen. In mijn geval betekende dat bumpers schuren. Het leukste aan dit werk vind ik het eindresultaat. Het moment dat de auto klaar is en de spuitcabine uit kan. Dat je de auto ziet glimmen, maar de eigenaar ook. Tenminste, ik krijg heel vaak complimenten voor het werk dat ik verricht. Heel simpel: als het spuitwerk niet goed is, is jouw finishing touch niet goed geweest. Plamuren, het strak maken, vind ik trouwens ook onwijs leuk. Dan ben je eigenlijk nog creatiever bezig. Dan werk je niet alleen
verf&inkt 04 - 2009
op het oog, maar vooral op gevoel. Dat perfectionisme werkt helaas ook wel eens tegen me. Zeker nu ik mijn eigen huis aan het opknappen ben. Ook daar moet dan alles fonkelen en spiegelglad zijn. Misschien ben ik toch een tikkeltje te kritisch op mezelf… We krijgen hier van alles binnen: doodgewone gemiddelde auto’s tot en met de mooiste Bentleys, of Porsches. Dat vind ik toch wel speciale wagens. Die hebben een veel betere lakopbouw. Al doen wij hier natuurlijk ons uiterste best om van elke auto iets moois te maken. Toch zie je spuittechnisch nog
wel eens grote verschillen. Want auto’s zitten lang niet allemaal ‘af fabriek’ even mooi in de lak. Het lijkt wel of er tegenwoordig steeds minder lak op wordt gespoten. Of de gebruikte lak is van een grovere structuur, waardoor je een auto toch niet helemaal glad krijgt. Maar een Porsche of een Bentley zijn standaard zo glad als een spiegel, wat zeg ik: zo glad als een aal. Dat is echt kicken om daar aan te werken. In mijn werk leer ik nog dagelijks van mijn oudere collega’s, die dit bij wijze van spreken al honderd jaar doen. Aan de andere kant leren zij ook van mij. Ik ben van een nieuwe generatie die kan lezen en schrijven met de allernieuwste, watergedragen lakken. Ik ben daar als het ware mee opgegroeid, al kan ik ook heel goed met de oude systemen en de conventionele lakken overweg. Vooral de kwaliteit van de lak is cruciaal. Kwalitatief goed materiaal en gereedschap zijn op zich al het halve werk. De vakman doet de rest. Ik vind het elke keer een uitdaging om met handwerk de robot in de fabriek te verslaan. Ik kan zo aan een auto zien of een autospuiter er zijn best op heeft gedaan, of niet. Belangrijkst is dat je absoluut geen kleurverschil mag zien. En de structuur van de lak moet gelijk zijn. Dat een auto niet ineens een stuk sinaasappelhuid heeft, terwijl de rest van de wagen mooi glad is. Daarom luistert het werk ook zo nauw. En is de kans groot dat je wel eens een steekje laat vallen. Gelukkig is er geen autospuiter of hij heeft wel een zakkertje op zijn naam staan. Zelf heb ik soms hele gordijnen veroorzaakt waar je bij wijze van spreken zo je jas aan zou kunnen ophangen, maar zulke blunders zijn natuurlijk te herstellen. Een voorkeur voor een kleur heb ik natuurlijk ook. Want al heet ik toevallig ‘De Witte’, van mij persoonlijk mag alles zwart zijn. Misschien wel juist een auto. Zet maar eens een zwarte en een zilverkleurige naast elkaar. Ja, hoe simpel kan het zijn, maar die in het zwart vind ik persoonlijk de mooiste. Vooral in hoogglanszwart. Die kleur vind ik helemaal super…
”
Te k s t : A n t o n S t i g Foto: Pet van de Luijtgaarden
3
colofon
Verf&Inkt is een uitgave van de Vereniging van Verf- en Drukinktfabrikanten VVVF. De VVVF behartigt de belangen van de Nederlandse verf- en drukinktindustrie. Het blad wordt verspreid onder leden van de brancheorganisatie en externe relaties. Verf&Inkt verschijnt zes keer per jaar. Verf&Inkt wil een opinieblad zijn. Dat betekent dat van VVVF-standpunten afwijkende meningen niet uit het blad geweerd worden. Redactie Peter Boorsma, Jos de Gruiter (hoofdredactie), Marloes Hooimeijer, Anton Stig Redactieadres Loire 150 2491 AK Den Haag Postbus 241 2260 AE Leidschendam Telefoon 070 3378734 degruiter@vvvf.nl Redactieraad Nienke Groen, Ingeborg van Honschooten, Anja Jesserun, Bianca Maton, Leo Reichert, Eli Roodbeen, Martin Terpstra (directeur VVVF), Jaap Vos, Michel Kranz Vo r m g e v i n g GrafischeZaken, Den Haag Druk Drukkerij Groen, Leiden Advertentie-acquisitie Mooijman Marketing & Sales, Julius Röntgenstraat 17 2551 KS Den Haag Telefoon 070 3234070 info@mooijmanmarketing.nl © VVVF Alle rechten voorbehouden. Behoudens de door de Auteurswet 1912 gestelde uitzonderingen, mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd (waaronder begrepen het opslaan in een geautomatiseerd gegevensbestand) of openbaar gemaakt, op welke wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de VVVF. De bij toepassing van art. 16B en 17 Auteurswet 1912 wettelijk verschuldigde vergoedingen wegens fotokopiëren, dienen te worden voldaan aan de Stichting Reprorecht, Postbus 882, 1180 AW te Amstelveen. Hoewel aan de totstandkoming van deze uitgave de uiterste zorg is besteed, aanvaarden de auteur(s), redacteur(en) en uitgever geen aansprakelijkheid voor eventuele fouten of onvolkomenheden.
4
inhoud
04 - 2009
Verfindustrie en recessie Hoe hard wordt de verfindustrie geraakt door de huidige recessie? Hoe groot is de vraaguitval en hoe los je de daardoor ontstane problemen op? Verf&Inkt vroeg het vijf kleine en middelgrote fabrikanten. Aan het woord komt onder meer Dick Boekee, directeur van Holland Coatings Industries. Hij heeft de afgelopen drie maanden al veel maatregelen moeten nemen, zoals halvering van het personeelsbestand. “Verder saneren wordt moeilijk. Tenminste, als we nog willen blijven produceren.” Pagina 8
Groen ondernemen Duurzaam ondernemen moet, groen is de kleur van deze tijd. Zelfs in crisistijd. Maar ‘maatschappelijk verantwoord’ moet oprecht en geloofwaardig zijn, anders prikt de maatschappij er meedogenloos doorheen. De verf- en drukinktindustrie timmert al jaren aan de weg met Coatings Care. Is het misschien tijd voor een verdieping, voor inbedding van het initiatief in duurzaam ondernemen? Moet het ambitieniveau worden verhoogd? De visies van Willem Lageweg (MVO Nederland) en Arnold van Westerhoven (Ursa Paint). Pagina 14
Breng meer kleur in de stad Architecten moeten wat meer durf tonen als het gaat om het gebruik van kleur bij hun ontwerpen. Soms lijkt het erop dat er onder architecten een taboe rust op het gebruik van kleur in façades van gebouwen, waardoor steden steeds grauwer worden. Dat stelt invloedrijk architect Ben van Berkel in Urban Color, een studie in opdracht van het AkzoNobel Aesthetic Center. Volgens Van Berkel waren de steden vroeger veel kleurrijker. Wat vinden de professionals die nauw betrokken zijn bij de vormgeving van de Nederlandse steden? Pagina 22
voorwoord
Verder in dit nummer: 6 Branchenieuws 11 Gespot 12 EuPIA-topman Kanert: Lappendeken aan wetten voorkomen 19 Verfgroothandel ziet in VVVF logische partner 20 Portret: Leo Reichert 26 Verzamelaar Rien de Jong gefascineerd door verfverleden 28 Kleurrijk verleden: Wed. Boonstoppel 30 Biociden zonder Toelating, waar gaat dat over…? 31 Gastcolumn: Michel Kranz 32 ‘Onderschat gevolgen GHS niet’ 34 ‘Gewicht sleutelwoord bij vliegtuigverven’ 37 VVVF-verenigingsnieuws
Veilig in de keten De Nederlandse verf- en drukinktindustrie is een industrie met hart voor veiligheid. Zij werkt hard aan het terugbrengen van de aan het produceren en verwerken van verf en drukinkt verbonden risico’s voor gezondheid, veiligheid en milieu. Dat heeft de afgelopen jaren spectaculaire resultaten opgeleverd. Zo is het aandeel ‘gevaarlijke’ (toxische, carcinogene, mutagene en reprotoxische) stoffen in verfen drukinkt teruggebracht van 4,4 procent in 1999 naar 1 procent in 2007, is het ziekteverzuim afgenomen met 33 procent sinds 2002 en is het gebruik van oplosmiddelen met 40 procent gedaald. Sinds 1997 heeft zij zich verbonden aan het internationale Coatings Care-programma. Alle leden van de VVVF hebben zich verplicht in het kader van dit zorgsysteem, om voortdurend en systematisch naar verbetering te streven van de producten, de productie ervan, de distributie én het gebruik van verfproducten in de markt als het gaat om veiligheid, gezondheid en milieu. De leden rapporteren aan de VVVF over hun vorderingen door middel van een jaarlijkse enquête. Dankzij deze rapportage kunnen we publiekelijk daarvan verslag doen voor de hele sector, althans voor zover aangesloten bij de VVVF. De sector streeft naar veilige arbeidsomstandigheden voor haar eigen medewerkers. Zo zijn wij bezig samen met de werknemersorganisaties om een arbocatalogus op te stellen. Een onderdeel daarvan wordt de stoffenmanager voor de verf- en drukinktindustrie. De stoffenmanager is een softwareprogramma dat een risico-inventarisatie en -evaluatie oplevert voor de werkplek. De verf- en drukinktindustrie wil ook haar uiterste best doen om te zorgen voor de veiligheid van gebruikers. De zeer uitvoerige wetgeving op dit gebied wordt nauw gevolgd. De VVVF informeert haar leden voortdurend over de wijzigingen zodat de leden altijd up to date zijn. Daarbovenop communiceert de branche over gezondheids- en veiligheidsrisico’s in de keten, onder meer via de speciaal voor dat doel in het leven geroepen website VeiligmetVerf.nl. Daar kunnen bijvoorbeeld veiligheidsinformatiebladen van diverse producten worden gedownload. Deze website wordt voortdurend verbeterd. De branche werkt dus hard aan het terugbrengen van de aan het produceren en verwerken van verf en drukinkt verbonden risico’s voor gezondheid, veiligheid en milieu. Dat willen we samen doen. Samen met onze partners in de CAO’s in onze industrie en samen met de organisaties van onze afnemers. Ketensamenwerking is ook hier het sleutelbegrip voor een veilige toekomst. Kees Kuijken, voorzitter VVVF
verf&inkt 04 - 2009
5
branchenieuws
Branchenieuws wordt samengesteld op basis van persberichten die de redactie ontvangt en op basis van eigen nieuwsgaring. Verffabrikanten die een nieuwe ontwikkeling, een nieuw product of nieuws in de personele sfeer willen melden, worden uitgenodigd hun berichten te zenden aan: redactie Verf&Inkt, Postbus 241, 2260 AE Leidschendam of – nog makkelijker – per e-mail naar degruiter@vvvf.nl
Coldec hoofdsponsor van tenniskampioen De Manege Landskampioen tennis De Manege heeft Coldec als nieuwe hoofdsponsor aangetrokken voor het seizoen 2009. Verffabrikant Coldec uit Vaassen ziet goede mogelijkheden zijn naamsbekendheid te vergroten door tennisclub De Manege uit Apeldoorn te ondersteunen. Met de beste spelers uit Nederland, Jesse Huta Galung en Aranxta Rus, doet De Manege dit jaar mee in de eredivisie. Coldec geniet internationaal een reputatie in de ontwikkeling van decoratieve verf- en vloersystemen. Tot op heden is het bedrijf nauwelijks actief op de Nederlandse markt. “Maar daar komt verandering in”, aldus Ron Bleize, algemeen directeur. “Eind 2009 komt Coldec op de markt met een aantal unieke producten. Coldec heeft internationaal veel succes, nu is het tijd om ook Nederland te laten zien waartoe we in staat zijn.” Coldec is gevestigd te Vaassen (Gelderland) en heeft circa 40 medewerkers. Manege-clubspeler Aranxta Rus is een van de grootste talenten van het Nederlandse damestennis. Ze staat 138ste op de wereldranglijst.
AkzoNobel wint verfcontract rebrandingproject Essent Het onderdeel Car Refinishes van AkzoNobel is gekozen als leverancier van verfsystemen voor de rebranding van Essent Network, de distributiearm van de Nederlandse energieleverancier Essent (nu actief onder de naam Enexis). Car Refinishes gaat haar hoogwaardige VOS-conforme Sikkens Autocoat BT-verfoplossingen leveren aan de Nederlandse brandingspecialist RGN, die het beheer heeft over het rebranden van het 1.100 voertuigen tellende wagenpark van Essent Network. Ook diverse andere objecten en ondergronden worden aangepast om te voldoen aan de onlangs geïntroduceerde vereisten voor uiterlijk en huisstijl van Enexis. De streefdatum voor voltooiing van het Enexis-project is eind juni 2009.
Nieuwe superbeits Jotun beschermt hout acht jaar Norway Coatings, de Jotun-importeur in Nederland, presenteerde onlangs Trebitt Super Beits, een transparante superbeis die buitenhout tot acht jaar lang onderhoudsarm maakt. De superbeis is gebaseerd op een hybride alkyd/acrylaat, talolie en Chinese houtolie. De beits heeft een zeer goede hechting en is toe te passen op nieuw hout, reeds behandeld of geïmpregneerd hout. Volgens Norway Coatings hecht “de transparante houtstabilisator uitstekend op poreuze, ‘hongerige’ ondergronden”.
Fosag niet blij met crisispakket Branchevereniging Fosag is niet onverdeeld gelukkig met het pakket crisismaatregelen van het kabinet. Fosag is blij
6
met het naar voren schuiven van onderhoudsuitgaven, maar de organisatie betreurt het ontbreken van stimuleringsmaatregelen om onderhoud aan gebouwen aantrekkelijker te maken. Het kabinet haalt uitgaven aan zorg- en AWBZ-instellingen, jeugdinstellingen, scholen en stalen infrastructuur zoals bruggen en sluizen naar voren. Deze maatregelen zullen de komende maanden een geleidelijke toename van onderhoudsactiviteiten veroorzaken, waardoor de schilder-, onderhouds- en metaalconserveringsbranche haar economische activiteiten beter op peil kan houden, maar er komt geen fiscale aftrek van onderhoud, stelt de organisatie van de schildersbranche teleurgesteld vast.
Schilder verwijdert gratis graffiti in Dokkum Schildersbedrijf Loonstra uit Dokkum stelt gratis een schilder beschikbaar om graffiti te verwijderen van muren in het historische vestingstadje. Burgers konden de meest ontsierde plekken hiervoor opgeven. Het schildersbedrijf uit Dokkum deed een oproep in de lokale pers. De bevolking kon aangeven welke plekken ze het liefst zouden zien worden opgeknapt met een frisse schilderbeurt. Medio april startte een schilder van Loonstra op vier locaties in de stad met het sauzen van met graffiti besmeurde muren. Vorig jaar november introduceerde hetzelfde schildersbedrijf het eigen Friese verfmerk Ferve. (bron: Eisma’s Schildersblad)
Corporaties stellen begroting neerwaarts bij Corporaties passen hun begroting voor 2009 aan naar aanleiding van de stapeling van kabinetsmaatregelen en de financiële crisis. Dit blijkt uit een enquête die Aedes, de branchevereniging van woningcorporaties, onder 38 corporaties heeft gehouden. Kabinetsmaatregelen zoals integrale vennootschapsbelasting, inflatievolgend huurbeleid en de Vogelaarheffing hebben, naast de financiële crisis, grote gevolgen voor de financiële positie van corporaties. Van de deelnemende corporaties gaf ruim de helft aan dat zij de begroting 2009 neerwaarts hebben aangepast.
branchenieuws
Nieuw verfje voor Parijse Eiffeltoren Eens in de zeven jaar krijgt de Parijse Eiffeltoren een nieuw verfje en dit jaar wordt weer begonnen aan een nieuwe opknapbeurt. Naast uitlaatgassen, wind en regen behoort duivenpoep tot de grote vijanden. Hoe gevaarlijk het werk ook lijkt, bij de vorige achttien onderhoudsbeurten is nooit een schilder omgekomen. Het bezoek – de Eiffeltoren trekt zeven miljoen toeristen per jaar – gaat tijdens de werkzaamheden door. La Stelma, een Grieks bedrijf dat is gespecialiseerd in het onderhoud van schepen, won de Europese aanbesteding. De schilders, 25 in getal, zijn afkomstig uit Griekenland en Roemenië. Ze trekken voor hun werk een tuig aan waarmee ze zich aan het netwerk van vijftig kilometer zekeringstouw kunnen
verf&inkt 04 - 2009
koppelen; de verfpot wordt aan de riem bevestigd. De 60.000 liter verf wordt gewoon met de ronde kwast aangebracht. Aderito Dos Santos Baptista, chef van de ploeg, maakte sinds 1981 alle schilderbeurten mee. Over de kleur van de toren doen de beheerders van het monument geheimzinnig. Het zou gaan om Eiffeltorenbruin, een kleur die uniek is op de wereld. De verf is biologisch afbreekbaar en wordt gemaakt door een firma uit Finland. De kleur moet de toren ’s avonds, als de verlichting aangaat, een bronzen gloed geven. De 60.000 liter verf wordt gewoon met de ronde kwast aangebracht.
AkzoNobel ziet eerste tekenen herstel De eerste voorzichtige tekenen van herstel zijn er op een aantal markten van AkzoNobel. De grootste verfproducent ter wereld zag in maart tekenen van stabilisatie, maar acht het te vroeg om daaruit een conclusie te trekken voor de rest van het jaar. AkzoNobel maakte op 23 april een forse daling van de winst en omzet in het eerste kwartaal bekend. De winst voor rente en belasting kwam ruim 50 procent lager uit dan in 2008 en viel duidelijk lager uit dan analisten hadden verwacht. De omzet daalde met 13 procent naar 3,27 miljard euro. Netto kwam AkzoNobel uit op een verlies van zeven miljoen, waar analisten hadden gerekend op een winst van elf miljoen. “De resultaten voor het eerste kwartaal bij alle onderdelen van de onderneming weerspiegelen de ernst van de wereldwijde recessie”, aldus topman Hans Wijers. AkzoNobel beleeft een zeer zwaar jaar, maar zag enkele lichtpuntjes. “De toekomst is nog steeds onduidelijk, maar in maart waren er enkele vroege aanwijzingen dat de omstandigheden in een aantal van onze markten mogelijk aan het stabiliseren zijn”, aldus Wijers. Financieel topman Keith Nichols liet weten dat in maart onder meer de verfmarkten in China en Groot-Brittannië lichte tekenen van herstel vertoonden. Maar het is volgens hem te vroeg om iets te kunnen zeggen over het tweede kwartaal of de rest van het jaar. In de Verenigde Staten blijft het volgens Nichols overigens zeer moeilijk en de vraag zwak. Alle drie divisies van AkzoNobel moesten in het eerste kwartaal incasseren. De omzet bij Decorative Paints daalde met zestien procent en Performance Coatings zag de omzet met veertien procent dalen. Daarbij werd de afzetdaling van twintig procent deels gecompenseerd door prijsstijgingen van zes procent. Bij chemiedivisie Specialty Chemicals daalde de omzet met elf procent. Nichols benadrukte dat het concern niet rechtstreeks kon profiteren van lagere grondstofkosten. Wel helpen de eerder aangekondigde reorganisaties de kosten te drukken. Volgens Nichols is AkzoNobel goed gepositioneerd om de problemen het hoofd te bieden. Het concern heeft onder meer zijn herfinanciering afgerond. AkzoNobel handhaaft zijn lange termijndoelen. Voor de korte termijn wil het concern geen verwachting afgeven.
7
actueel
Fabrikanten onzeker over de gevolgen van de recessie
Op alles Hoe hard wordt de verfindustrie geraakt door de huidige recessie? Hoe groot is de vraaguitval en hoe los je de daardoor ontstane problemen op? Verf & Inkt vroeg het vijf kleine en middelgrote fabrikanten. Te k s t : Pe t e r B o o r s m a F o t o’s : Pe t v a n d e L u i j t g a a r d e n
“In onze branche gaat het heel slecht”, zegt directeur Dick Boekee van Holland Coatings Industries (HCI) zonder veel omhaal. HCI is onderdeel van Hunter Douglas en produceert metaal-coatings voor het moederbedrijf en externe klanten. Boekee heeft de afgelopen drie maanden al veel maatregelen moeten nemen. Zo is het personeelsbestand teruggebracht van 44 naar 22 werknemers. “Dat is hard aangekomen omdat er mensen bij zaten die als 25 jaar voor dit bedrijf werkten. Het is zwaar om die te moeten ontslaan. Zeker in Drenthe, waar de banen niet voor het oprapen liggen.” Het zure is volgens Boekee dat er nu soms zaterdags moet worden overgewerkt omdat er zoveel orders zijn. “Het zijn hele kleine ordertjes: de klanten bestellen beetje bij beetje. De kosten per order nemen daardoor wel toe.” De slechte positie van HCI is overigens niet uitsluitend het gevolg van de crisis. In de afgelopen twee jaar kwam er al steeds meer concurrentie vanuit Azië voor lak voor staal. “Toch leek er in september niet veel aan de hand. Maar de laatste drie maanden van 2008 waren echt dramatisch.” Boekee heeft het productievolume in vergelijking met een jaar geleden met 50 procent zien afnemen. Of de prognoses voor 2009 worden gehaald, is onzeker, zo vertelt hij. Seizoensinvloed “Het gaat helemaal nog niet zo slecht”, is de verrassende openingsreactie op het telefoontje naar directeur Jeroen Dudok van Heel van Touwen & Co. Verffabriek in Zaandaml.
8
“Ondanks de recessie verloopt de order-intake positief.” Dudok van Heel haast zich er aan toe te voegen dat Touwen een bijzonder geval is. “Wij zijn actief in een bijzondere niche; Touwen maakt vooral tuinhoutbeits, hardhoutolie en bangkirai-olie voor de doe-het-zelver. Dat betekent dat het seizoen en het weer heel erg van invloed zijn op de verkopen. Is het een koud en regenachtig voorjaar, zoals vorig jaar, dan merken wij dat onmiddellijk. Maar is het zonnig en droog weer zoals nu, dan krijgen de mensen het voorjaarsgevoel en slaan ze aan het beitsen.” Bij Touwen werken 21 mensen. Iedere maand produceren ze
Paul Dokter (Nelf): ‘Ik heb wel een plan A, B en C voor het geval de vraaguitval de 30 procent overschrijdt’
een twaalfde deel van de totale jaarverkoop. Dat betekent dat aan het eind van de winter het magazijn tot aan de nok volstaat met producten. In het voorjaar wordt er meer verkocht dan geproduceerd en raakt het magazijn weer leger. Door tijdig te anticiperen op veranderingen in de vraag is dit altijd goed gegaan. “Slechts een enkele keer hebben we wat extra mensen moeten inhuren, nog nooit hebben we mensen hoeven te ontslaan.” Toch is Dudok van Heel er niet helemaal gerust op. “Ik verwacht dat het onderhoud aan de huizen op peil zal blijven. Maar als de crisis lang aanhoudt en ook voelbaar wordt in de portemonnee van de consument, dan zijn wij ook aan de beurt. Zeker als gelijktijdig het weer omslaat en het gaat regenen. Valt de omzet met meer dan 20 procent terug, dan komen we serieus in de problemen.” Segmenten Een rondje langs een aantal Nederlandse verfproducenten maakt duidelijk dat het veel uitmaakt op welke markt een bedrijf actief is. De algemene verwachting is dat de fabrikanten die produceren voor de doe-het-zelvers het minst te lijden zullen hebben van de recessie. Want ondanks de economische tegenwind zullen mensen thuis toch blijven schilderen. Maar in de nieuwbouw wordt het moeilijk. “De bouwverven moeten ook grote klappen gaan krijgen als deze zomer de nog lopende projecten aflopen”, denkt bijvoorbeeld Boekee.
actueel
voorbereid
Paul Dokter, directeur van Nelf/Koopmans, het Friese bedrijf dat in verschillende marktsegmenten actief is, is het met Boekee eens. “DHZ gaat bij ons fantastisch. In de nieuwbouw worden veel projecten uitgesteld, maar tegelijkertijd zie je dat kleinere aannemers er niet veel last van hebben. Verbouwingen zijn nu voordeliger, omdat er voldoende mankracht is. Dat gebeurt meestal met goeie spullen. Maar we hebben ook te maken met terugval. Neem marine paints voor de scheepsbouw, waar de omzet met 25 procent is teruggelopen.” Waar in de bouw eenmaal gestarte projecten nog doorlopen, is de pijn in de bijvoorbeeld de automobielindustrie onmiddellijk voelbaar, zo benadrukken de geraadpleegde directeuren. “Als er 30 tot 40 procent minder auto’s worden verkocht, wordt er natuurlijk ook veel minder coating verkocht.” Hetzelfde geldt voor bedrijven die coatings maken voor de industrie. De put Voor de meeste fabrikanten kwam de crisis en zeker de hevigheid daarvan toch als een verrassing, ook al stond de omzet van sommigen al enige tijd onder druk als gevolg van minder bouwactiviteit, concurrentie of de lage dollarkoers. Niemand waagt zich dan ook aan een voorspelling over wanneer de markt weer aan gaat trekken. Boekee verwacht dat de crisis nog wel een tijdje aanhoudt. Bij het HCI-moederbedrijf Hunter Douglas verwacht men dat het nog zeker
drie tot vier jaar gaat duren voordat de situatie verbetert. De directeuren benadrukken dat ze juist door hun kleinschaligheid verwachten er nog redelijk goed uit te springen. Paul Dokter van Nelf: “Kleinere bedrijven zijn veel wendbaarder. Grote multinationals hebben in een hoogconjunctuur meer doorgroeikansen. Maar als het slecht gaat zijn ze veel minder flexibel en vormen de financieringen een zware last. Als dan de omzet met tien procent zakt, is er totale paniek. Wij hebben een heel platte organisatie en dan kun je inspringen op alle kansen.” Geert Duijghuisen valt Dokter bij. Hij is directeur van Baril, dat per jaar zo’n vier miljoen liter voornamelijk metaalconserveringsproducten produceert. ”Baril en andere kleine bedrijven doen het redelijk goed ten opzichte van grotere bedrijven die het van volumeproductie moeten hebben.” Duijghuisen zou willen dat er positiever werd bericht over de economie. “Iedereen wil weten hoe slecht het gaat; men is teveel gericht op bedreigingen. Datzelfde zie ik bij klanten en dat versterkt de crisis. We praten elkaar de put in: iedereen is onzeker en afwachtend en daardoor valt alles stil.” Want de recessie biedt wel degelijk kansen, weet Duijghuisen. Zo heeft hij een deel van het omzetverlies in automotive kunnen compenseren door zijn aandacht te verleggen naar coatings voor de trailerbouw. “De huidige crisis geeft ook een stukje rust. Tot voor een paar maanden terug moest alles onder druk gebeuren. Nu is er gelegenheid om eens na te denken en nieuwe kansen te creëren.”
Jaap van den Boom vindt dat er meer uit de kast gehaald moet worden om de klanten te ondersteunen. Van den Boom is een oudgediende in de verfwereld; hij adviseert als voormalig directeur Drost Coatings, waarvan zijn zoon nu directeur is. Drost Coatings produceert verf voor de bouw en onderhoud. Drost had een slechte start vanwege de strenge winter, die maakt dat niemand meer zin heeft in schilderen, aldus Van den Boom. “De eerste maanden van dit jaar is er tussen de 0 en 10 procent minder verkocht. Toch gaat het nog heel redelijk; de nieuwbouw en de detailhandel blijven achter, maar de renovatie loopt goed door. Bovendien doen we er nog een schepje bovenop om klanten en orders binnen te halen, zoals de roadshow die we in april hebben georganiseerd.” Personeel In hoeverre heeft de recessie nu gevolgen voor het personeelsbestand van de bedrijven? Baril heeft volgens Duijghuisen sowieso een sterk fluctuerende productie en dus een fluctuerende behoefte aan personeel. “Inmiddels beschikken we over een tweede ring van goede tijdelijke krachten. Of we het zo gaan redden, weten we pas achteraf. Nu waait het nog alle kanten op.” Duijghuisen werkt daarnaast aan een project om uitwisseling van competentie tussen de bedrijven mogelijk te maken. “Dat zou ons allen weerbaarder maken. Wij hebben daarvoor al contact gezocht met diverse collega-bedrijven.”
4 verf&inkt 04 - 2009
9
Het schilderseizoen is weer begonnen, bel nu voor onze speciale prijzen van Collomix schudders & mixers.
service onderhoud helpdesk revisie reinigen shakers mixers shopdispensers
Biax 33
Eskens Benelux B.V. T. +31 172 430181
Viba Pro
Rota 30
www.eskens.com •
info@eskens.com
•
Eskens Benelux N.V.
•
T. +32 15 451500
Advertentie_april_2.indd 1
4/21/09 10:23:22 AM
Caldic is de grootste onafhankelijke chemische distributeur van Europa. Wij bieden zowel industriële chemicaliën als specialiteiten. Dankzij hoogwaardige kennis van zowel producten en toepassingen als distributie, kunnen onze medewerkers u voorzien van het juiste advies met betrekking tot formuleringen en logistieke oplossingen. Voor de coating- en inktindustrie, het grootste marktsegment waarin Caldic opereert, verzorgen wij een volledig programma voor u. Hierbij worden wij gesteund door gerenommeerde producenten.
Silberline, de toonaangevende producent van aluminium effect pigmenten en Caldic helpen u graag bij uw keuze voor de beste oplossing. Een liquid metal effect of welk ander schitterend effect dan ook heeft u voor ogen? Neem contact met ons op via info@caldic.nl o.v.v. Silberline voor meer informatie.
Gespot Dokter van Nelf geeft aan nog geen ontslagen te voorzien. “Dat wil niet zeggen dat ik er geen rekening mee houd: ik heb wel een plan A, B en C voor het geval de vraaguitval de 30 procent overschrijdt. Daarover heb ik inmiddels al met de or gesproken.” Dokter heeft bij Nelf onlangs arbeidsflexibilisering doorgevoerd, waarbij werknemers ’s winters 35 uur in de week werken en ’s zomers 45 uur. Je moet gewoon een plan klaar hebben liggen, want niemand weet hoe zwaar de crisis zal toeslaan.” Dokter streeft ernaar de kosten beheersbaar te houden. “We moeten niet aan de noodrem trekken, want dan kost het later enorm veel energie om de trein weer op gang te brengen als het beter gaat.”
Dick Boekee (HCI): ‘Verder saneren wordt moeilijk, als we tenminste nog willen blijven produceren’ Jaap van den Boom vertrouwt erop dat Drost ook deze moeilijke periode weer goed doorkomt en beseft dat daarvoor wel hard gewerkt moet worden. De grootste klappen in het personeelsbestand zijn tot nu toe gevallen bij HCI, dat de helft van zijn mensen heeft moeten laten gaan. Directeur Boekee weet dat hij zo verder moet. “Verder saneren wordt moeilijk. Tenminste, als we nog willen blijven produceren.”
Hoe staat het met de banken? Van verschillende kanten komen er geluiden dat banken erg terughoudend zijn met kredietverstrekking waardoor herfinanciering van bedrijven in gevaar komt of investeringen niet gedaan kunnen worden. Geldt dit ook voor de verffabrikanten die voor dit verhaal benaderd zijn? Nee, luidt het antwoord. Drost en Touwen & Co hebben geen grote investeringen gepland en dus ook geen financiering nodig. Ook Paul Dokter, die nog geen drie jaar geleden Nelf heeft overgenomen, heeft geen probleem met de banken. “Ik heb geen gelukzoekers zoals investeringsfondsen om me heen, en toen ik financiering nodig had, waren de banken nog happig. Ik heb een meerjarenplan gemaakt voor een periode van vijf jaar en ondanks de crisis laat ik dit plan niet los. Het gaat niet om extreme bedragen of een extreem risico en ik heb steeds mijn doelstellingen gehaald, dus willen ze me nog wel geld lenen. Voor investeringen zou het wel lastiger zijn, maar er zijn geen acute investeringen nodig. De beoogde groei vergt vooral menskracht.” HCI heeft op dit moment nog geen problemen met financiering, maar Boekee durft niets te zeggen over de toekomst. “Klanten betalen steeds later waardoor de liquiditeit in gevaar komt. Een ander probleem is dat de kredietverzekering voor levering steeds moeilijker te regelen is. Ook Geert Duijghuisen van Baril wijst op dit probleem: “Met onze eigen bank hebben we een prima relatie. Maar banken die de sector niet kennen beoordelen de branche als risicovol. Dat levert problemen op bij bijvoorbeeld de exportfinanciering.”
“Het VVVF-bureau signaleert, op basis van contacten met leden, een volumedaling van zeker 40 procent bij lakleveranciers aan de industrie”, reageert VVVF-directeur Martin Terpstra. “Bij de producenten van bouwverven moet de grote klap nog komen maar ook hier is al een teruggang merkbaar.” Drukinktproducenten hebben eveneens te lijden onder de crisis. “Ten minste veertien VVVF-leden, waaronder twee drukinktproducenten, zijn bezig met een personeelsreductie waarbij gedwongen ontslagen zullen vallen”, aldus Terpstra.
verf&inkt 04 - 2009
Minder rijk “Na deze crisis zijn we met elkaar stukken minder rijk. In ruil daarvoor krijgen we duurzaamheid, innovatie en degelijkheid” (Commentaar in dagblad De Pers van 18 februari, een dag nadat het Centraal Planbureau zijn sombere verwachtingen over de Nederlandse economie naar buiten bracht) Kletskoek “Modieus gewauwel, geneuzel, gebazel en kletskoek” (Ex-premier Dries van Agt tijdens een spreekbeurt in Brussel over het streven van Amerika en Europa om in het Midden-Oosten te komen tot een vrij Israël en een vrij Palestina) Dom idee “Het streven naar een zo hoog mogelijke aandelenkoers was een dom idee. Aandeelhouderswaarde is een resultaat, niet een strategie. Je werknemers, je klanten en je product zijn het belangrijkst” (Jack Welch, van 1981 tot 2001 bestuursvoorzitter van General Electric, door het tijdschrift Fortune gekozen manager van de eeuw en de man die door velen wordt gezien als de grondlegger van het aandeelhouderskapitalisme, in de Financial Times) Hond “Iedereen kon in de jaren negentig een bedrijf leiden, zelfs een hond had het gekund” (Jeffrey Immelt, opvolger van Jack Welch als bestuursvoorzitter van General Electric, eveneens in de Financial Times) Wandelende geldautomaat “De meeste gezinnen eten nooit samen. Vaders zijn altijd aan het werk en worden door hun vrouwen beschouwd als een wandelende geldautomaat” (Japanexpert Masaru Tamamoto van het World Policy Institute over de mislukking van het Japanse economische model, in De Volkskrant van 15 april) Leider “President Bush zei een keer tegen mij in de Oval Office: Joe, ik ben een leider. Ik zei tegen hem: “Mr. President, draai u om en kijk achter u. Niemand volgt u.” (Vice-president Joe Biden, geciteerd in De Volkskrant van 8 april)
11
interview
EuPIA-topman Martin Kanert: Lappendeken aan wetten voorkomen
Hoe hysterie rond Nidina en Latte Mio de drukinktindustrie handenvol werk bezorgde Een incident uit 2005 in Italië, waarbij minieme hoeveelheden niet-giftige drukinkt door de verpakking heen was
doorgedrongen tot melkproducten, leidde tot hysterie,
geweldige kosten en imagoschade voor fabrikant Nestlé. De
drukinktindustrie kwam onder verdenking te staan, maar aan Europese regelgeving werd geen prioriteit verleend. Dus dreigt een lappendeken van nationale regels. Tenzij… Dr. Martin Kanert werkt hard aan de oplossing. Te k s t : J o s d e G r u i t e r Een paar jaar geleden werd Italië opgeschrikt door een ‘voedselincident’: de voedselen warenautoriteit in het land ontdekte de chemische stof IsopropilThioXantone (ITX) in enkele pakjes babymelk van de merken Nidina en Latte Mio, onderdeel van Nestlé. De ontdekking leidde tot hysterie. Gadegeslagen door camerateams veegden carabinieri de schappen van supermarkten leeg. In totaal werd dertig miljoen liter melk uit Italiaanse winkels weggehaald en Nestlé zag zich gedwongen diverse producten terug te roepen van verkooppunten in Frankrijk, Spanje en Portugal. Een schadepost van 1,6 miljoen euro en een ernstige deuk in het imago van de multinational. Wat was er gebeurd? De stof ITX, die gebruikt wordt in de inkt waarmee teksten en aanduidingen op de verpakking wordt gedrukt, was in kleine hoeveelheden via de wand van het kartonnen verpakkingsmateriaal bij het product gekomen en was daar tijdens een routinecontrole door de de Italiaanse voedsel- en warenautoriteit aangetroffen. Nestléwoordvoerder Perroud sprak dan ook van ‘een verpakkingsprobleem’ en niet van ‘een voedingsmiddelenprobleem’. Met andere woorden: verpakker Tetra Pak was de boosdoener en natuurlijk ging de beschuldigende vinger vervolgens in de richting van de drukinktfabrikanten. Lappendeken Inmiddels zijn bijna vier jaar verstreken na het Italiaanse incident en is de Europese drukinktindustrie intensief op zoek naar oplossingen die herhaling van het probleem moeten voorkomen. Martin Kanert, directeur van EuPIA, de Europese belangenorganisatie van de drukinktindustrie, is er naar eigen zeggen tachtig procent van zijn tijd mee bezig. Zijn belangrijkste zorg is dat EU-lidstaten individueel nationale wetgeving ontwikkelen, zodat een lappendeken van wetten en regels ontstaat waaraan de Europese drukinktindustrie moet voldoen. “De Europese Commissie heeft haar aandacht na het Italiaanse incident - dat weliswaar vervelend was, maar dat geen enkele bedreiging heeft opgeleverd voor de gezondheid van gebruikers van de melkproducten, dat is zelfs bevestigd door de European Food Safety Authority – sterk op ons gericht. Zo heeft ze een GMP-regel voor ons in het leven
12
geroepen waaraan de industrie zich moet houden. Aan de andere kant heeft de Commissie laten weten dat het ontwikkelen van wetgeving op dat terrein voorlopig geen prioriteit heeft.” En dat laatste is bedreigend, verzekert Kanert. “Als individuele landen op eigen gelegenheid het wiel gaan uitvinden, wordt het voor ons verschrikkelijk moeilijk en kostbaar om aan alle eisen in de verschillende landen te voldoen.” Kanert besteedt daarom veel van zijn tijd om in Brussel alsnog Europese regelgeving te bepleiten. En
Conjunctuurgevoelige branche De West-Europese drukinktindustrie zet jaarlijks zo’n 1.250.000 ton drukinkt om. Daarmee is een bedrag gemoeid van zo’n 4.000 miljoen euro. De Europese markt wordt gedomineerd door vier grote aanbieders: Flint, Sun Chemical, de Huber Group en de Siegwerk Group. Daarnaast is een groot aantal middelgrote bedrijven actief, vooral in nichemarkten. Grofweg de helft van de productie gaat richting grafische industrie, de andere helft gaat naar de verpakkingsindustrie. De afzet voor de grafische industrie volgt in grote lijnen de algemene conjuncturele ontwikkelingen. De inkt die bedoeld is voor de verpakkingsindustrie volgt een wat grilliger spoor. In tijden van crisis kiest de supermarktklant eerder voor goedkopere ‘huismerken’. Dat leidt wel tot een verschuiving van de afzet, maar in mindere mate tot ferme dalingen. In totaal kampte de drukinktindustrie in Europa in het vierde kwartaal van 2008 met een vraaguitval van een kleine vijftien procent ten opzichte van het laatste kwartaal van een jaar eerder. Dat beeld is in de eerste maanden van 2009 nog niet gecorrigeerd.
interview
‘Het Nestlé-incident is erg vervelend geweest, maar het heeft de verpakkingsindustrie en zeker ook de drukinktindustrie nog alerter gemaakt dan ze al waren’
mocht dat niet slagen, dan, zo vindt hij, moeten nationale overheden hun regelgeving met elkaar in overeenstemming brengen. Inmiddels ziet Kanert met zorg de gevreesde lappendeken gestalte krijgen. “Ik krijg signalen dat de Nederlandse overheid plannen ontwikkelt en dat er in Duitsland aan wordt gedacht. Tot nu toe hebben de Duitsers vrijblijvende richtlijnen, net als de Britten.” Eigen initiatief Een manier om nationale wetgeving weg te houden is het ontwikkelen van eigen initiatieven, denkt Kanert. “Uiteindelijk zal er harmonisatie in wet- en regelgeving op dit vlak komen, maar ik weet niet wanneer. Wanneer ze komt en hoe de wetgeving er uit zal zien, zal voor een belangrijk deel afhangen van de vraag of wij als industrie zelf geslaagde initiatieven kunnen ontwikkelen. We hebben daarmee een hoopvol begin gemaakt. We hebben onderzocht welke stof problemen kon opleveren en we hebben de Commissie een rapport overhandigd waarin duidelijk werd gemaakt dat de hele keten het probleem onderkende en dat wij werkten aan oplossingen die herhaling van het probleem zouden voorkomen. Op voorstel van de Europese koepel van de voedsel- en drankenindustrie zitten alle vertegenwoordigers uit de verpakkingsketen bij elkaar. We praten onder meer over de vraag welke informatie in de hele keten nodig is om verantwoord te kunnen produceren, hoe die informatie in de hele keten beschikbaar komt en waar de overdracht van kennis stokt. We hebben als drukinktindustrie bovendien een lijst samengesteld van alle ingrediënten van drukinkt die we gebruiken in verpakkingen van voedingsmiddelen, zodat er een ruime kennis aanwezig is en in een vroeg stadium kan worden vastgesteld of een bepaalde stof onwenselijk is. Op basis daarvan zijn we zelf met classificatie begonnen. De Zwitserse overheid heeft al belangstelling getoond voor die lijst en ik heb ook verzoeken uit Nederland gekregen. Het Nestlé-incident is erg vervelend geweest, maar het heeft de verpakkingsindustrie en zeker ook de drukinktindustrie nog alerter gemaakt dan ze al waren. Bovendien is men vastbesloten herhaling van de problemen te voorkomen.” •
verf&inkt 04 - 2009
Duitse verf en drukinkt in één organisatie Per 1 januari 2009 zijn de Duitse organisaties van verf- en drukinktfabrikanten samengegaan in het Verband der Deutschen Lack- und Druckfarbenindustrie (VdL). Dr. Martin Kanert is een van de directeuren van de organisatie. Daarnaast is hij directeur van de European Printing Ink Association (EuPIA), de Europese koepelorganisatie van de drukinktindustrie. EuPIA opereert onder de paraplu van CEPE, de belangenorganisatie van de Europese verf- en drukinktindustrie.
‘Sterke nationale vereniging nodig’ Kanert besteedt naar eigen zeggen zo’n tachtig procent van zijn tijd aan het onderwerpen rond verbetering van de veiligheid van voedselverpakkingen. Dat roept de vraag op wat hij met de resterende twintig procent doet. Veel bezig zijn met het aanmoedigen van hergebruik van grafische producten en drukinkt, is het antwoord. Kanert is overtuigd van het voortbestaan van kranten en tijdschriften “met digitale media als aanvulling” en noemt hergebruik daarom van groot belang. Een andere nuttige tijdbesteding is het onderhouden van contacten met nationale lidverenigingen van EuPIA. “De samenwerking gaat prima”, vindt hij. “De nationale organisaties hebben een belangrijke rol te spelen in het krachtenspel tussen belangenorganisaties van onze afnemers en de klanten van onze afnemers. Die organisaties zijn vaak sterk nationaal georganiseerd. En dus heeft de drukinktindustrie sterke nationale belangenbehartigers nodig.”
13
actueel
Groen ondernemen meer dan marketingtool
Duurzaam ondernemen moet. Ook in tijden van crisis. Maar het moet oprecht en geloofwaardig zijn, anders prikt de maatschappij er meedogenloos doorheen. De verf- en drukinktindustrie timmert al jaren aan de weg met Coatings Care. Misschien is het tijd voor een verdieping. De visies van Willem Lageweg (MVO Nederland) en Arnold van Westerhoven (Ursa Paint). Te k s t : J o s d e G r u i t e r F o t o’s : Pe t v a n d e L u i j t g a a r d e n Groen of duurzaam ondernemen (what’s in a name) overspoelt de markt. Het lijkt erop dat bedrijven ten dode zijn opgeschreven als ze zich niet presenteren als groen, milieuvriendelijk of maatschappelijk verantwoord. Maar de klant laat zich niet voor de gek houden, het moet allemaal wel oprecht en geloofwaardig zijn. “Ik ken een bedrijf dat zich presenteert als maatschappelijk verantwoord”, vertelt bijvoorbeeld directeur Willem Lageweg van MVO Nederland. “De oprichter kweekt voedingsmiddelen op een alternatieve, milieuvriendelijke wijze, maar de man roept te pas en te onpas dat hij zo snel mogelijk rijk wil worden. In mijn opvatting ben je dan geen maatschappelijk verantwoord ondernemer. Zo’n opstelling hoort er gewoon niet bij. In mijn ogen redt die ondernemer het uiteindelijk ook niet, al is zijn aanpak nog zo groen en innovatief. Maatschappelijk verantwoord ondernemen heeft ook te maken met geloofwaardigheid. NGO’s, maar ook gewone consumenten, voelen haarfijn aan of een ondernemer oprecht is.” Lageweg is sinds april 2006 directeur van MVO Nederland. De in Utrecht gevestigde organisatie vormt een groeiend nationaal MVO-netwerk waarin circa duizend ondernemersorganisaties, bedrijven en NGO’s samenwerken op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO). Gezamenlijk vertegenwoordigen zij meer dan 100.000 ondernemers. MVO Nederland helpt ondernemers om concreet met MVO aan de slag te gaan. Ze doet dat bijvoorbeeld door middel van brancheprogramma’s. In een paar jaar is het aantal deelnemers daaraan opgelopen tot ruim dertig brancheverenigingen, met een totaal bereik van meer dan 50.000 ondernemers. De organisatie heeft voor hen bedrijfsdossiers ontwikkeld met tips, publicaties en praktijkvoorbeelden. Lageweg zelf is sinds 1996 nauw betrokken bij initiatieven op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen, zowel bij zijn vorige werkgever, de Rabobank, waar Lageweg
14
onderdirecteur was, als in nationale en internationale netwerken op dit gebied. Maatschappelijk verantwoord ondernemen is voor hem niet meer weg te denken uit de samenleving. “Het begon met het rapport ‘Grenzen aan de groei’ van de Club van Rome in 1972”, zoekt hij de wortels van het duurzaam ondernemen. “Voor het eerst werden toen vraagtekens geplaatst bij het uitputten van natuurlijke bronnen voor het bereiken van economische groei en de belasting van het milieu als gevolg daarvan. In 1987 werd het gevolgd door het rapport ‘Our common future’ van de World Commission on Environment and Development (WCED) onder voorzitterschap van de Noorse ex-premier Gro Harlem Brundtland. De belangrijkste conclusie van dit rapport was dat de belangrijkste mondiale milieuproblemen het gevolg waren van de armoede in het ene deel van de wereld, en de niet-duurzame consumptie en productie van het andere deel van de wereld. Het rapport riep voor het eerst op tot duurzame ontwikkeling. Beide rapporten waren vooral gericht op beleidsmakers en politiek. Langzamerhand is bij producenten en consumenten het besef gegroeid dat natuurlijke bronnen niet onuitputtelijk zijn. We zien tekenen van energie- en voedselschaarste en we zien dat onze manier van leven onherstelbare schade aan het milieu kan toebrengen. Nadat ‘groen’ ondernemen aanvankelijk een zaak was voor voorlopers, zien we langzamerhand dat het een integraal onderdeel wordt van alle bedrijfsprocessen bij alle ondernemers. Op termijn zal het etiket ‘groen’ of ‘duurzaam’ verdwijnen omdat iedereen dan inziet dat het in feite gewoon ondernemen is zoals het hoort, met innovatie en fatsoen. Dat zal nog wel een paar jaar duren, maar ik zie het eerder díe kant op gaan dan dat het verdwijnt.” Wa n d e l e n m e t d e h o n d Arnold van Westerhoven is zo’n voorloper die Lageweg bedoelt. Naar aanleiding van publicaties als die van de Club
van Rome, richtte hij zich met zijn bedrijf Ursa Paint al in de jaren zeventig op de ontwikkeling en de productie van watergedragen verven en lakken. “En”, zoals hij vertelt, “als logisch vervolg daarop, introduceerden we in 1982 verven op basis van natuurlijke grondstoffen. Want daarmee namen we ons totale grondstofconcept in beschouwing”. Tegenwoordig heeft broer Robert ‘het stuur in handen’ en houdt Arnold zich hoofdzakelijk bezig met productontwikkeling. Hij blikt terug: “Onze vader had een kleine verffabriek. Ik studeerde verftechnologie in Krefeld en kwam in het familiebedrijf terecht. Al snel merkte ik dat er frictie ontstond tussen mijn werk en mijn levensvisie. Dat leidde ertoe dat we zijn begonnen met watergedragen bindmiddelen. We zochten daarvoor nichemarkten en vonden die onder meer in de parket- en meubellakken. Dat leek ons zinvol: parketleggers werkten met slechte oplosmiddelen en in moeilijk te ventileren ruimtes en ze ondervonden de gezondheidsproblemen daarvan aan den lijve. Die zouden onze ontwikkeling toejuichen, dachten wij. Dat bleek dus, althans in Nederland, niet het geval: hier bleven ze vasthouden aan hun vertrouwde producten en wandelden ’s avonds wel wat langer met de hond om hun longen schoon te krijgen. Uiteindelijk zijn we geholpen door de wetgever, die eind jaren negentig de vervangingsplicht voor professionele verwerkers introduceerde.”
Deugdelijke producten Oplosmiddelen vervangen door water was mooi, vond Van Westerhoven, maar wel beperkt. “We wilden breder kijken. Het begrip ‘duurzaam ondernemen’ bestond nog niet, maar we hadden wel het idee dat we deugdelijke producten moesten maken, producten die meer in harmonie met de natuur waren.”
actueel
Lageweg: “Maatschappelijk verantwoord ondernemen heeft ook te maken met geloofwaardigheid. NGO’s, maar ook gewone consumenten, voelen haarfijn aan of een ondernemer oprecht is.”
Samen met een milieubioloog startte hij de productie van ‘natuurverf’. “Een rotnaam”, vindt hij zelf, maar hij gaf wel weer wat het product inhield: verf op basis van grondstoffen uit de levende natuur. Het bedrijf ‘Agathos’ was behoorlijk succesvol, maar strandde toen Van Westerhovens compagnon door ziekte werd uitgeschakeld. De ‘natuurproducten’ werden vervolgens ingebracht in Ursa Paint onder de merknaam Aquamarijn, een ‘natuurverf’ op basis van planaardige olie en zoveel mogelijk andere, natuurlijke, niet-aardolie gebonden grondstoffen. Hoewel van Westerhoven zijn wortels in de verfindustrie had en zich niet tegen zijn collega’s van de ‘gevestigde’ fabrikanten afzette (wat bijvoorbeeld in Duitsland wel gebeurde: natuurverf werd daar in een demagogische strijd keihard tegenover ‘chemische’ verf geplaatst) had hij moeite begrip voor zijn keuze te vinden. “We werden met onze natuurverven toch een beetje gezien als een rare eend in de bijt”, herinnert hij zich. Inmiddels is Aquamarijn een gevestigde naam, Ursa Paint een geaccepteerd lid van de Nederlandse verffamilie en van Westerhoven lid van het VVVF-bestuur. Binnen dat bestuur is hij verantwoordelijk voor de portefeuille Duurzaam Ondernemen. “Het feit dat juist ík daarvoor ben gevraagd illustreert dat er de afgelopen jaren toch wel wat in het denken veranderd is, en dat het de VVVF ernst is met dat thema.” Tr a n s p a r a n t i e Watergedragen verf en natuurverf waren uitingen van ondernemen met een maatschappijvisie, maar Van Westerhoven wil het blikveld nogmaals verbreden. “Het waren eigenlijk niet meer dan verlichte uitingen van het denken over productie zoals dat ten tijde van de industriële revolutie ontstond”, vindt hij. “Grof gezegd stelden we de mens cen-
verf&inkt 04 - 2009
traal en stond de natuur ons ten dienste. De volgende stap kan alleen maar zijn dat we ons weer in de natuurlijke orde voegen, de natuurlijke processen respecteren en terugbrengen wat we er uithalen.” Sinds een paar jaar is hij gegrepen door de gedachtewereld van de Duitse chemicus Michael Braungart. “Als ik Cradle to cradle lees, dan vind ik daarin onze visie helemaal terug: de mens als onderdeel van de natuur. Naar mijn mening dienen we het léven centraal te stellen. In alles wat we doen. Dat is pas een biobased economy! En het grappige is dat natuurvolken als de Aboriginals in Australië en de Indianen in Amerika al lang geleden volgens die visie leefden. Zij lieten geen sporen na in de natuur.” Hij realiseert zich dat de uitleg misschien wat zweverig klinkt. “Maar het is wel de richting waarin we ons moeten ontwikkelen. Ook als verfindustrie. Gewoon door te beginnen. Waarom zouden we bijvoorbeeld niet eens serieus onderzoeken hoe we uit verfrestanten onze kostbare grondstoffen zouden kunnen terugwinnen? We kunnen er toch veel beter nieuwe verf van maken dan ze te verbranden!” Het ‘groene’ ondernemen van Van Westerhoven werd gedreven vanuit de producten die het bedrijf maakt, maar de ondernemer realiseert zich dat er meer bij komt kijken als het bedrijf zich als ‘maatschappelijk verantwoord’ wil profileren. “Waarin zich dat bijvoorbeeld uit? In transparantie, om iets te noemen. We vertellen meer over onze producten en de keuzes die we maken dan wat we wettelijk verplicht zijn. Soms is het leven niet zo perfect als we zouden willen en moeten we compromissen sluiten, bijvoorbeeld in de samenstelling van onze producten. Daar doen we dan niet geheimzinnig over. Die transparantie hoort ook bij maatschappelijk verantwoord ondernemen.” De opstelling van het bedrijf stoot klanten af en trekt andere aan, is zijn ervaring. “Er zijn weleens afnemers uit niet nader
te noemen sectoren, die verwachten dat je ‘op een bepaalde manier’ met ze omgaat. Zulke klanten hebben wij dus niet. In die zin komen we nooit voor vervelende dilemma’s te staan. Met andere, meer gelijkgestemde klanten, hebben we een lange, zeer hechte band.” Afrekenen De keuze voor maatschappelijk verantwoord ondernemen betekent vaker afrekenen met dilemma’s, waarschuwt Lageweg. “Bij mijn oude werkgever, de Rabobank, maakte ik deel uit van een zogenoemde ethische commissie. Daarin werden dilemma’s vanuit verschillende invalshoeken bekeken. Bijvoorbeeld: moet een bank die duurzaamheid wil uitstralen, een sigarettenfabriek financieren? Wat weegt zwaarder in zo’n afweging: de gezondheid van rokers of de banen van werknemers? In zulke gevallen is er geen perfecte oplossing, maar je moet wel transparant zijn over de keuze die je maakt.” “Neem DSM. Voor mij een goed voorbeeld van een bedrijf dat serieus bezig is met de grote vraagstukken van deze tijd. De hele bedrijfsstrategie is erop gebaseerd en het bedrijf communiceert daarbij ook over zijn dilemma’s.” “Neem nu het investeren in een kolencentrale. Is dat per definitie fout? Ik denk het niet. We hebben in Nederland nog een aantal jaren kolencentrales nodig voor onze energievoorziening. Maar als je daarvoor kiest, zorg dan wel voor de schoonste techniek, voor de afvang van CO2 enzovoorts. De werkelijkheid is vaak gecompliceerder dan de theorie. Waar het om gaat is dat je transparant bent over je keuzes.” “In het oude denken was een onderneming een instrument voor kapitaalverschaffers om winst te maken. Dat was een enge, eendimensionale opvatting van ondernemen. In een SER-advies van tien jaar geleden is al een andere visie op ondernemen neergelegd: een onderneming is een lange-
4
15
CALCIUM CARBO N ATE [in nature, in life]
Paints, Coatings, Adhesives
Customer Focus
Printing Inks
Sustainability
Omya is a global producer of calcium carbonate. With over 120 years experience in mineral sourcing and production Omya’s knowledge of calcium carbonate and its use is unparalleled. Omya’s Applied Technology Services will help you to improve your performance. We understand your needs. Worldwide. www.omya.com WBAdv210x150HR.pdf
1/23/08
10:44:23 AM
1 0 0 J A A R VA N W I J K & B O E R M A POMPTECHNIEK EN VERDER C
M
Y
Met een ruim pakket verdringeren centrifugaalpompen voor elke vloeistof de juiste pompoplossing. Neem contact op voor meer info.
CM
MY
CY
CMY
K
Leningradweg 5, 9723 TP Groningen, T 050 549 59 00, www.wijkboerma.nl
actueel
Van Westerhoven: “Ik zou graag zien dat onze industrie zich meer in de richting van het principe van cradle to cradle ontwikkelt. Op de uitdagingen die daaruit voortvloeien, biedt Coatings Care, hoe nuttig het ook is als instrument, geen antwoorden.”
termijn-samenwerkingsverband van alle belanghebbenden. Dat zijn werknemers, klanten, leveranciers, omwonenden en kapitaalverschaffers. En het doel is meervoudige waardecreatie. Een onderneming mag dus wel winst maken, maar moet ook zorgen voor een beter milieu en mensen ontplooiingskansen bieden. Kort gezegd: je gaat netjes met je mensen om en je gooit je afval niet in de sloot.” Geen luxe En dat is geen luxe, is Lagewegs overtuiging. “Ik heb de afgelopen maanden vier onderzoeken op mijn bureau gekregen die aantonen dat groene bedrijven het beter doen. Groen is geen garantie voor goed, maar als je er niet structureel mee bezig bent, krijg je op termijn last van zaken als maatschappelijke weerstand, reputatieschade en problemen om gekwalificeerd personeel te vinden. Omgekeerd heeft groen alles te maken met gevoeligheid bij de ondernemer voor zijn maatschappelijke omgeving. Hij zal producten of diensten aanbieden die daarin passen. Daarom durf ik de stelling aan dat groene bedrijven het ook beter doen in tijden van crisis. De huidige crisis heeft dan ook geen negatief effect op de ontwikkeling van maatschappelijk verantwoord ondernemen. Ik hoor tenminste van weinig duurzame bedrijven dat ze willen stoppen. Hooguit is er even minder geld voor investeringen. Ik werd onlangs aangesproken door een grote makelaar die zei: ik zou eigenlijk mijn wagenpark moeten vervangen door zuiniger auto’s, maar ik kan mijn geld nu beter uitgeven aan het behoud van de banen van mijn medewerkers. Dat is een reëel dilemma.” De in de VVVF verenigde Nederlandse verf- en drukinktindustrie onderschrijft al vele jaren Coatings Care, het mondiale programma dat fabrikanten en importeurs verplicht zich actief bezig te houden met veiligheid, gezondheid en het milieu en daarover transparant te rapporteren. “Een goed ini-
verf&inkt 04 - 2009
tiatief”, vindt Lageweg. “De branche loopt daarmee voorop.” Coatings Care zou wel ambitieuzer mogen zijn, vindt hij. “Het streven naar voortdurende verbetering klinkt mooi, maar het kan concreter en ambitieuzer.” Ook Van Westerhoven vindt dat het programma ingebed zou moeten worden in een groter geheel. Daarom heeft zijn werkgroep, via het bestuur van de VVVF, aan IPPIC, de wereldwijde organisatie van verffabrikanten, voorgesteld om duurzaam ondernemen expliciet op te nemen in de beleidsverklaring van Coatings Care. Kortgeleden is daarop positief gereageerd. Het voorstel zal worden uitgewerkt. “Kijk, dat is goed nieuws!”, stelt hij enthousiast vast. “Het gaat er niet alleen om dat we verf steeds minder milieubelastend maken en dat er bijna geen ongelukken in onze fabrieken gebeuren. Veel van de oorspronkelijke ambities van Coatings Care zijn of gehaald of achterhaald door regelgeving.” Coatings Care Het programma heeft nog steeds een uitstekende functie, erkent hij. “De overheid stelt, bijvoorbeeld, eisen aan producten in haar beleid van duurzaam inkopen. Voor verf worden geen aparte criteria genoemd, want, zo staat het er: alle bij de VVVF aangesloten bedrijven houden zich aan de verfrichtlijn en aan de voorwaarden van Coatings Care. Dat is dus een geweldige verworvenheid. Maar Coatings Care is duurzaam volgen en geen duurzaam ondernémen, het is allemaal een beetje minder en een beetje beter. Ik zou graag zien dat onze industrie zich meer in de richting van het principe van cradle to cradle ontwikkelt. Op de uitdagingen die daaruit voortvloeien, biedt Coatings Care, hoe nuttig het ook is als instrument, geen antwoorden.” Lageweg: “Coatings Care heeft inderdaad nog steeds een belangrijke functie. Drie miljoen Nederlandse consumenten zoeken meer of minder bewust naar milieubewuste produc-
ten. Als je je richt op die groep moet je wel uitdragen wat je ambities zijn. Dat doet Coatings Care. Overigens moet het dan wel erkend worden als een geloofwaardig iets. Zodra het een stempel is waarbij de vlag de lading niet dekt, heeft het weinig zin. Ook het in jaarverslagen melden van activiteiten heeft een functie. Misschien dat het een consument niet direct interesseert of hij verf koopt van een bedrijf waar het afgelopen jaar minder ongelukken zijn gebeurd, voor de professionele afnemer is dat noodzakelijke informatie. Er is een maatschappelijke en politieke stroming die bedrijven wil verplichten door de keten heen vast te leggen waar producten vandaan komen, of er kinderarbeid of slavernij aan de orde was, of er ongevallen zijn gebeurd en hoe de arbeidsomstandigheden zijn. Dat is een tamelijk dwingende en bureaucratische benadering waar bedrijven niet op zitten te wachten. De overheid heeft de SER nu gevraagd wat er op dit terrein al gebeurt. Coatings Care is op dat vlak een goed voorbeeld. Dus ga er vooral mee door, maar ook mijn advies zou zijn: koppel het aan nieuwe ambities.” Van Westerhoven: “Duurzaam ondernemen is voor onze toekomst te belangrijk om voor jezelf te houden. We moeten het met elkaar doen, zeker ook binnen een branche, wil het enig maatschappelijk effect hebben. We hebben niets aan mensen die er met de pet naar gooien. Maar ook niet aan bedrijven die hun ellebogen gebruiken om met een goedkoop verhaal vooraan in de etalage te komen! Die hebben er weinig van begrepen. Ze maken op termijn meer kapot dan dat ze bijdragen. Duurzaam ondernemen heeft alles met integriteit en respect te maken.” •
17
actueel
Voorzitter Van den Berg: ‘Synergievoordelen te halen uit de samenwerking’
Verfgroothandel ziet in VVVF logische partner Het onderbrengen van secretariaatswerk bij de VVVF was een logische keuze voor voorzitter Hans van den Berg van de organisatie met de vrijwel gelijkluidende lettercombinatie, de VVVH. De verfgroothandel was door schaalvergroting in ledental gedaald, zodat het voeren van een eigen professioneel secretariaat niet meer verantwoord was. De Vereniging Van Verfgroothandelaren wilde echter aansluiting bewaren bij de verfwereld.
Van den Berg: “We wilden aansluiting houden bij het verfvak”
Uit luxe was het niet, geeft voorzitter Hans van den Berg van de VVVH ruiterlijk toe. De afgelopen jaren nam het aantal verfgroothandelaren sterk af, vooral als gevolg van overnames en fusies. Door de teruglopende contributie-inkomsten was het steeds moeilijker een zelfstandig bureau in leven te houden. En daarom verricht het bureau van de VVVF sinds 1 januari ondersteunende taken voor de Vereniging Van Verfgroothandelaren (VVVH).
verf&inkt 04 - 2009
Een jong broekje is de organisatie bepaald niet: de verfgroothandel is al ruim vijftig jaar georganiseerd. De VVVH vertegenwoordigt een sector waar zo’n 1.200 mensen werken, maar als gevolg van (Van den Berg:) “voorwaartse integratie en schaalvergroting” liep het ledental de afgelopen jaren terug van ruim honderd tot een kleine 65. “Daarmee is de draagkracht van de organisatie natuurlijk behoorlijk afgenomen”, heeft de voorzitter vastgesteld. “De afgelopen
drie jaar hebben we geconcludeerd dat we op te grote voet leefden met een professioneel secretariaat. De ontwikkelingen in de branche rechtvaardigden dat niet meer.” De oplossing lag voor de hand: stoppen met het voeren van een eigen secretariaat, een aantal taken elders onderbrengen en een deel van het administratieve werk laten verrichten door bestuursleden. Voor het elders onderbrengen van secretariële werkzaamheden was de VVVF een logische keuze, vindt Van den Berg. “We wilden aansluiten bij het verfvak.” Het afstoten van het eigen secretariaat betekende wel een stapje terug doen, erkent hij, “maar we kunnen op deze manier slagvaardig reageren op ontwikkelingen die de branche raken.” Volgens de VVVH-voorzitter zijn er veel synergievoordelen te halen uit de samenwerking. “Tachtig procent van onze activiteiten hebben raakvlakken. Ons werk sluit bijna naadloos aan op de issuestructuur van de VVVF, met onderwerpen als veiligheid, ADR, CTR, vervoerswetgeving en technische kennis.” Pensioenfonds Beide organisaties werkten nauw samen bij de totstandkoming en verspreiding van de technische veiligheidsbladen, eerst per fax, later via de website ‘Veilig met verf’. Maar er zijn niet uitsluitend parallellen. Van den Berg: “De kern van ons vak is anders. Wij maken geen verf, maar wij verkopen en transporteren het.” Er blijft dan ook behoefte aan een zelfstandige VVVH, met een eigen bestuur en eigen besluitvormingstrajecten, benadrukt hij. Van een fusie zal dan ook geen sprake zijn. “Het is voor verfgroothandelaren van groot belang dat we een eigen vertegenwoordiging houden in de richting van de overheid. Die ziet ons nog steeds als een representatief vertegenwoordiger.” Bovendien kent de verfgroothandel een eigen pensioenfonds, dat, zoals de meeste pensioenfondsen op dit moment, problemen heeft met het voldoen aan de criteria ten aanzien van de dekkingsgraad. Van den Berg: “Het fonds, dat ook deelnemers uit de glasbranche telt, biedt op zichzelf een adequate, moderne pensioenvoorziening, maar gelet op de huidige problemen lijkt het logisch dat kleinere bedrijfstakpensioenfondsen samenwerking zoeken met andere fondsen. De discussie daarover is momenteel gaande, maar het is natuurlijk niet onlogisch dat we ook op dat vlak kijken naar het pensioenfonds van de verffabrikanten.” Overigens heeft de branche ook flink te lijden van de crisis. “We hebben een moeilijk eerste kwartaal gehad”, vertelt Van den Berg. “Van de drie belangrijke sectoren, autolakken, bouwverven en jachtbouw is de autobranche natuurlijk hard geraakt, al blijft het schadeherstel redelijk stabiel. De bouwverven hebben een moeilijk eerste kwartaal achter de rug en ik zie daar vooralsnog geen grote verbetering, aangezien het volume nieuwbouw sterk zal dalen. De doe-hetzelfgrossiers en de industriegroothandel zijn ook slecht uit de startblokken gekomen. Dus over de hele linie is het een moeilijk eerste kwartaal geweest en ik vrees dat heel 2009 een zorgelijk jaar wordt.” •
19
de mens achter...
Leo Reichert: ex-kandidaat-notaris in de verf
Ooit ‘vijand’ verfindustrie nu langstzittende VVVF-bestuurder Het dubbeltje had alle kanten uit kunnen rollen: Leo Reichert, directeur en roerganger van Vista BV had misschien wel net zo goed en heel keurig notaris kunnen zijn. Of, om een ander voorbeeld te noemen, in de textiel kunnen zitten. Maar uiteindelijk belandde hij in de verf. Dat inmiddels ook zijn twee zoons aan dat veelzijdige smeerseltje hebben toegegeven, in familiair verband nog wel, is toch echt pa’s schuld niet, zo excuseert hij zich bijna. En nee, zo beweert de in klassieke ruit geklede hockeyveteraan bij hoog en laag, hij heeft ze ook niet stiekem met het verfvirus besmet, maar juist pogingen gedaan ze zo ver mogelijk van dat goedje vandaan te houden. Tevergeefs. De realiteit is dat nu een driekoppige directie, het trio Reichert, het verfimportbedrijf Vista BV in Voorburg – spreek uit Veurburg – bestiert. Te k s t : A n t o n S t i g Foto: Pet van de Luijtgaarden Twee jonge honden in de directie rijker en het eigen bouwjaar 1942 ten spijt, is vader L.A.G.M. Reichert echter nog lang niet van plan al aan pensioen toe te geven. Laat staan zijn beide zoons, die luisteren naar ridderlijke en Karel-endeElegast-achtige namen als Roderick (29)en Lodewijk (26), bedrijfsmatig de rug toe te keren en aan hun lot over te laten. ’s Morgens vroeg , nog voor achten in “de zaak” beginnen, vindt hij nog altijd het lekkerst wat er is. Ook het werk dat hem dagelijks te doen staat, is nog wel zo aardig: vanuit verschillende windrichtingen kwalitatief goede verf importeren, daarmee ook omzet genereren, kortom, met zo min mogelijk mensen zoveel mogelijk omzetten, zoals het credo bij Vista luidt. Nee, Reichert heeft nog lang geen broertje dood aan werk , laat staan aan verf. Want verf, zo weet hij, geeft niet alleen kleur aan het leven, maar het beschermt, lost problemen op, maakt mooi en is ook nog eens heel technisch. Met name dat laatste aspect vindt hij “een boeiend fenomeen.” Gesjeesd rechtenstudent Praten met de soms op fluistertoon sprekende ondernemer leert al snel dat notaris worden toch niet aan hem was besteed. Al helemaal niet in zijn jonge jaren. Binnen op kantoor, nee. De commercie buiten, dat was het! Toen hij als jongeman solliciteerde bij textielbedrijf HATEMA in Helmond
20
en bij Sikkens in Sassenheim, was de verffabrikant er als de kippen bij om de gesjeesde rechtenstudent van toen met zijn juridische bagage in te lijven. “Ik heb daar een prima opleiding gehad en heb vrijwel het gehele bedrijf doorlopen: van de afdeling bouwverven tot en met de autolakken en een heleboel bedrijfsonderdelen meer”, zegt Reichert terugblikkend. “En als er een delegatie uit het buitenland op bezoek kwam, was ik al snel gastheer, omdat ik alle talen sprak.” Een paar marketingopleidingen verder, doet de naar een zelfstandig ondernemerschap hunkerende Reichert in de jaren zeventig via een advertentie in Intermediair een oproep voor een bedrijfsovername. Hij komt een verfimportbedrijf op het spoor dat handelt onder de naam Vista BV en dat in 1953 is opgericht als importeur voor verf, fotobehang, behangtafels en aanverwante artikelen zoals lakgietmachines voor radiatoren. “Het bedrijf was van een paar Arnhemmers die bij wijze van spreken als hobbyisten vanuit hun achtertuin en de garage zaken deden”, zo schetst de Voorburger de status van het bedrijf van toen. Het Vista van vandaag, met handelspoot in België, staat te boek als importeur/exporteur en distributeur van professionele bouw- en industriële verfspecialiteiten en is gespecialiseerd in oplosmiddelarme tot oplosmiddelvrije producten. Er werken vijftien man. Reichert senior gaat er vooral prat op leverancier te
zijn van nicheproducten. Een geheim wapen van Vista is volgens Reichert de technische knowhow in combinatie met productenkennis. “Als er een probleem is, hebben wij daar een oplossing voor”, zo vat hij samen. Langstzittende VVVF-bestuurder Na een dikke twintig jaar is Reichert behalve directeur van Vista ook nog altijd bestuurslid bij de VVVF. Waarmee hij inmiddels het predicaat van langstzittende bestuurder heeft verworven. Als de dag van gister weet hij hoe hij als voormalig ‘’vijand’’ van de gevestigde verffabrikanten toch een voet tussen de deur kreeg bij de belangenorganisatie en alsnog werd binnengehaald als volwaardig lidbedrijf. “Importeurs konden namelijk geen lid worden, vond men. Collega-importeurs liepen tegen hetzelfde probleem aan. Gevolg: we richtten zelf een borrelclub op. Maar ondertussen bestreken wij samen toch zo’n 28 procent van de markt! Daarom zijn we uiteindelijk toch uitgenodigd om eens serieus te komen praten. Wat nog best de nodige voeten in de aarde heeft gehad en een paar jaar heeft gekost. Want veel importeurs zijn niet zelfstandig maar vaak uitzendhuizen van buitenlandse fabrikanten met een eigen CAO, eigen pensioenen, enzovoort. Toen de drempel eenmaal was opgeheven, claimden we twee zetels in het bestuur van in totaal vijftien
de mens achter... stelde om ook Lodewijk in de zaak te halen, heb ik dat natuurlijk eerst met mijn vrouw besproken. Die zegt: onder geen beding, want het is nu thuis nog gezellig onder het eten. Ik zeg: ja Roos, maar ze willen het zo graag. Uiteindelijk ging ze akkoord, maar onder de nadrukkelijke voorwaarde dat we nooit Vista-zaken aan de eettafel zouden bespreken. Tot op heden gaat dat uitstekend. Het blijft reuze gezellig!” Een belangrijke les heeft vader Leo het tweetal al van meet af aan met de paplepel ingegoten. “We werken hier namelijk met mensen die allemaal heel trouw zijn en vaak al decennialang in dienst. Dus moet je hier niet binnenkomen met het idee dat jij wel eventjes gaat vertellen hoe jij het hebben wilt. Die boodschap is goed aangekomen.“ Als fervent watersporter – ter illustratie: de vloot van de vader Reichert bestaat uit een woonboot, een zeilboot en een sloep met als thuishaven De Kaag – weet vader Reichert als geen ander dat twee, laat staan zelfs drie kapiteins op een schip niet werkt. Daarom zijn taken en bevoegdheden strikt gescheiden. Wat voor directeur is hij eigenlijk zelf? ‘’Toen ik een paar jaar geleden een prijs kreeg van de Nederlandse Verfgroothandel, werd ik afgeschilderd als iemand met een rechte rug die niet met alle winden mee waait, best oppositie veroorzaakt, maar wel altijd zegt: dit is de weg die ik bewust kies en waar ik niet van afwijk zolang het tegendeel nog niet is bewezen. Dat zie ik ook bij mijn zoons terug.“ Familiebedrijf niet nadelig
vertegenwoordigers.” Sindsdien heeft Reichert de branche op vrijwel alle denkbare posities bestuurd; eerst en vooral namens de aangesloten importeurs, maar later bijvoorbeeld ook als penningmeester voor het algemeen belang. Als vicevoorzitter maakte Reichert vorig jaar nog bewust plaats voor ‘nieuwkomer’ en beoogd VVVF-voorzitter Marlies van Wijhe. Bang dat de verfsector de das om wordt gedaan door de huidige crisis is Reichert beslist niet. “We zitten in een moeilijke tijd, maar verf is een product dat je blijvend nodig hebt. Verven kun je een jaar uitstellen, misschien wel twee, maar dan moet je er toch weer mee aan de gang. Al geef ik grif toe dat je als bedrijf op dit moment wel wat vet op het bot moet hebben. Zo niet , dan heb je een probleem. Met Vista draaien we goed en kunnen we het aardig uithouden. Sterker nog: we presteren beter dan de markt.“ Zoons als rode draad Reichert geniet zichtbaar als hij de rode draad in het gesprek weer kan oppakken over zijn zoons, die uiteindelijk zelf voor de zaak van hun vader kozen. Terwijl hun vader nog zo had geprobeerd een paar drempels op te werpen om ze die stap in elk geval niet al te gemakkelijk te maken. “Want”, zo benadrukt senior, “ik wilde het echt voor honderd procent zeker weten!” Volgens pa was er vooraf
verf&inkt 04 - 2009
eigenlijk nog nooit sprake van geweest dat het tweetal in de zaak zou komen. “Laat staan dat ik de verplichting had de zaak voor ze vast te houden”, glundert de Vistadirecteur nu. “Anderzijds hebben ook zij nooit rond hoeven lopen met de idee van: we kunnen niet anders, we moeten bij pa in de zaak komen. Dat ze daar uiteindelijk toch voor hebben gekozen, daar zijn ze helemaal zelf bij geweest!” De zoons hebben gemeen dat ze aan de rijksuniversiteit in Groningen zijn afgestudeerd, respectievelijk in economie en bedrijfskunde. Net als pa zette de oudste van de twee zijn eerste externe stappen in de verf bij Sikkens. “Toen die stage succesvol was afgerond en hij weer aan de studie ging, zei hij tot mijn verbazing: toch best leuk om in de verf te zitten pa! Ik zeg: leuk om te horen, een zaak hebben we al! Maar overtuigd was ik nog niet. Daarom heb ik hem later ook naar het bedrijf van mijn vriend Jacob Emmelkamp gestuurd. Lang verhaal kort: ze werken hier nu alle twee en hebben zich uitstekend ingewerkt.” Vista aan tafel Als de inmiddels uithuizige zonen bij hun ouders in Voorburg op bezoek komen, is het dan tegenwoordig niet een en al Vista dat de klok slaat aan tafel? “Wat grappig dat u dat zegt”, reageert vader Reichert. “Toen Roderick voor-
In crisistijden is het zeker geen nadeel om familiebedrijf te zijn, weet de ondernemende VVVF-bestuurder uit ervaring sprekend. “In de krant las ik trouwens dat ze het momenteel minder moeilijk hebben dan welk ander bedrijf ook. Simpelweg, omdat ze sneller maatregelen nemen. Als vandaag iets fout gaat, dan worden bij bedrijven als de onze vandaag nog maatregelen getroffen. Ons land telt geregistreerd 118.000 familiebedrijven, samen goed voor veertig procent van de economie. Dus familiebedrijven zijn heel belangrijk.” Een voorbeeld van hoe je volgens Reichert in deze tijden zeker niet moet ondernemen, heeft hij ook. “Laatst zeg ik tegen de hoogste baas van een groot bedrijf: zoals je weet leveren wij aan jullie. Maar we leveren jullie geen blikken om die na verloop van tijd te komen afstoffen. We leveren om er aan te verdienen, net zoals jullie. Maar als die blikken alsmaar blijven staan, zit er toch iets fout. ‘Leo’, reageert die directeur daarop, ‘je hebt ongetwijfeld gelijk: iemand binnen onze organisatie is daarvoor verantwoordelijk, maar heeft ongetwijfeld een strategie bepaald. Als die strategie niet klopt, komt dat heus wel boven water en zullen er aan het eind van het jaar maatregelen worden getroffen.’ ‘Eind dit jaar’, denk ik dan, ‘dat zal ons niet gebeuren. Als het moet nemen wij namelijk a la minuut maatregelen. Dus vergis je niet: er zit helemaal niks softs aan een familiebedrijf. Integendeel.” De hockeyveteraan, die ook als vijftigplusser de hockeystick nog als Ausputzer heeft gehanteerd bij een vriendenteam van het Voorburgse Cartouche, een vereniging waar zijn zoons het in tegenstelling tot hemzelf wel mooi schopten tot het eerste, slaat met de vuist in eigen hand. “Familiebedrijven”, benadrukt hij zelfverzekerd, “echt hoor, die zitten veel directer, wat zeg ik, die zitten bovenop de bal!”
21
achtergrond
Meer kleur in De Nederlandse steden worden steeds grauwer omdat er onder architecten een taboe lijkt te rusten op het gebruik van kleur, stelt de invloedrijke architect Ben van Berkel. Hij wil dat zijn vakgenoten meer met kleur gaan werken. Wat vinden de professionals die nauw betrokken zijn bij de vormgeving van de Nederlandse steden? Te k s t : Pe t e r B o o r s m a F o t o’s : Pe t v a n d e L u i j t g a a r d e n Architecten moeten wat meer durf tonen als het gaat om het gebruik van kleur bij hun ontwerpen. Soms lijkt het erop dat er onder architecten een taboe rust op het gebruik van kleur in façades van gebouwen. Dat stelt de bekende Nederlandse architect Ben van Berkel in de studie Urban Color, een studie in opdracht van het AkzoNobel Aesthetic Center.
Volgens Van Berkel waren de steden vroeger veel kleurrijker. Welke kleuren werden gebruikt was grotendeels afhankelijk van de grondstoffen die ter plaatse beschikbaar waren. De industriële revolutie en later de globalisering zorgden ervoor dat overal ter wereld dezelfde materialen en expertise beschikbaar kwamen. Regionale verschillen dreigen hierdoor te verdwijnen,
Het AkzoNobel Aesthetic Center Ben van Berkel verrichtte zijn studie naar kleurgebruik in de moderne stedelijke architectuur in opdracht van verffabrikant AkzoNobel. Om precies te zijn in samenwerking met Aesthetic Center van de multinational. Deze afdeling is opgezet om expertise op het gebied van kleur te creëren en bij elkaar te brengen, met als doel innovatief te blijven. Het AkzoNobel Aesthetic Center doet al veel langer onderzoek naar kleurgebruik in de architectuur. Zo zijn er voor het merk Sikkens speciale kleurenwaaiers ontwikkeld met historische kleuren van steden als Dordrecht en Barcelona. Het bedrijf is ook betrokken geweest bij restauraties van beroemde gebouwen zoals het Rijksmuseum in Amsterdam en de Scala in Milaan. “Daar zie je dat er in het verleden wel veel kleur werd toegepast”, zegt Anne van der Zwaag, die de leiding heeft over het Aesthetic Center. “Wij vonden het frappant dat er zo weinig kleur wordt gebruikt
22
in de moderne architectuur. Hoe komt dat?, vroegen we ons af. We zijn zelf onderzoek gaan doen en stuitten toen op Ben van Berkel. We hebben hem gevraagd te onderzoeker wat nu de drivers zijn om wel of niet kleur toe te passen. Voor een deel lijkt dit bij de architecten te liggen, voor een deel bij overheden en andere belanghebbenden.“ Van der Zwaag en haar collega’s doen ook onderzoek naar kleurpsychologie, de effecten van kleur op je geest en gevoel. Momenteel worden ook de mogelijkheden om kleur te gebruiken in routing onderzocht. “Kun je kleur gebruiken om je weg door een stad te vinden. Hoe kom je bijvoorbeeld bij het ziekenhuis of hoe vind je het treinstation? Letters moeten gelezen worden, maar kleur kun je universeel inzetten. Daarnaast willen we nagaan wat je als stadsbestuur of architect kunt doen om meer kleur in de stad aan te brengen. Dat gaan we nu in een aantal casestudies onderzoeken. “
aldus Van Berkel. Dat wordt nog eens versterkt door de grote invloed van het modernisme in de architectuur. Zo had de beroemde architect Le Corbusier een sterke voorliefde voor witte gebouwen. Dat heeft volgens Van Berkel geleid tot een situatie waarin moderne ontwerpen heel expressief zijn in vorm, maar door het gebruik van beton, staal of glas zeer vlak van kleur. En dat is jammer, vindt de architect die naam heeft gemaakt met onder meer de babyblauwe Erasmusbrug in Rotterdam en het oranje Agora Theater in Lelystad. Hij roept zijn vakgenoten op het taboe op het gebruik van kleur te doorbreken. Intelligent kleurgebruik kan volgens Van Berkel identiteit en dynamiek verlenen aan een buurt of een stad of van nut zijn bij oriëntatie. Hij wil allereerst de architecten oproepen meer durf aan de dag te leggen als het gaat om kleurgebruik in de steden. “Maar”, voegt hij eraan toe, “ook alle andere partijen hebben een rol om steden een sterkere identiteit te geven door goed en intelligent kleurgebruik.” Hoe landt dit pleidooi voor meer kleur in de architectuur bij de mensen die nauw betrokken zijn bij de vormgeving van steden? Zijn de Nederlandse steden inderdaad te grauw? Projectontwikkeling ING Real Estate, één van de grootste onroerendgoedmaatschappijen ter wereld, ontwikkelt jaarlijks voor
Ben van Berkel: ‘Alle partijen hebben een rol om steden een sterkere identiteit te geven door goed en intelligent kleurgebruik’
achtergrond
de stad! Gert-Joost Peek (ING Real Estate): ‘Als projectontwikkelaar wil je kleuren waar men niet te snel op uitgekeken is’
Botine Koopmans (Zoetermeer): “Bij de urban villa’s in Rokkeveen zie je dat kleurgebruik voor de bewoners tot herkenning leidt.”
honderden miljoenen euro’s aan projecten. Vinden zij dat er in de moderne architectuur te weinig kleur wordt gebruikt? “Kleur krijgt evenveel aandacht als vorm en materiaalkeuze”, preciseert Gert-Joost Peek, manager research & concepts Development bij ING Real Estate. Het klopt volgens hem wel dat je in de moderne architectuur weinig uitbundig kleurgebruik ziet, om verschillende goede redenen. “Onze gebouwde omgeving heeft een verwachte levensduur van ongeveer vijftig jaar. Als projectontwikkelaar wil je daarom kleuren waar men niet te snel op uitgekeken is”, aldus Peek. Peek wijst er verder op dat er veel natuurlijke materialen worden gebruikt en architecten veel met de natuurlijke structuur, textuur en kleur van die materialen werken. “Daarin zie je trouwens wel heel veel variatie.” De laatste reden is praktisch van aard. “Harmonisch aansluiten bij de bestaande omgeving valt beter in de overwegend behoudende smaak van vastgoedbeleg-
verf&inkt 04 - 2009
gers dan sterke contrasten en dat geldt zowel voor vorm, materiaal als kleur.” Gebroken wit “Het is inderdaad zo dat er in Zoetermeer veel grijs- en wittinten en baksteen worden gebruikt”, erkent Botine Koopmans, beleidsadviseur monumenten en secretaris van de welstandscommissie van Zoetermeer. “En de monumenten worden standaard in groen en gebroken wit geschilderd. Daar is overigens niets mis mee.” Een deel van de verklaring moet volgens Koopmans inderdaad gezocht worden in de grote invloed die het modernisme heeft gehad op de architectuur. Met uitzondering van De Stijl is er nooit veel kleur gebruikt. Maar het zit ook de traditie van baksteenarchitectuur. Gepleisterde gevels worden sneller van een kleurtje voorzien. Zoetermeer is een stad met 120.000 inwoners die in 1962 is aangewezen als groeikern van Den Haag. Ook
al gaat de geschiedenis van het dorp Zoetermeer zeker duizend jaar terug, het overgrote deel van de bebouwing dateert van de afgelopen veertig jaar. Hoewel Zoetermeer niet veel uitgesproken kleuren kent, zijn er wel uitzonderingen. Zo is er in de jaren zeventig voor de wijk Seghwaert een heel kleurenplan gemaakt door de Rotterdamse kunstenares Claartje Boekhorst. Koopmans: “Dat waren aardkleuren in allerlei schakeringen. Niet zulke felle kleuren dus, maar dat paste ook in de trend van die tijd.” U r b a n v i l l a’s “Gelukkig gebeurt er sinds de jaren negentig weer wat meer, dan alleen een kleuraccent”, aldus Koopmans. Een voorbeeld zijn de vier grote appartementsgebouwen – urban villa’s – in felle primaire kleuren aan de Woudlaan in de wijk Rokkeveen, een ontwerp van Klunder Architecten uit Rotterdam. De kleuren worden nog eens versterkt door de zwarte kozijnen. Ook in de nieuwste wijk van Zoetermeer, Oosterheem, is een complex uit 2007 – een ‘welzijnscluster’ – van architecte Jeanne Dekkers uit 2007 dat bewust is opgetrokken uit feloranje baksteen. Maar het blijven volgens Koopmans incidenten. Dat kleuren kunnen helpen bij identificatie en plaatsbepaling, zoals Van Berkel stelt, kan Koopmans zich goed voorstellen. “Bij de urban villa’s in Rokkeveen zie je dat kleurgebruik voor de bewoners tot herkenning leidt. Ze leggen aan bezoekers uit dat ze bijvoorbeeld in het blauwe gebouw wonen.”
4 23
Stadsarchitect van Amersfoort Arnoud de Vreeze houdt van moderne architectuur op plaatsen waar het kan. Bijvoorbeeld de grote rode kubus in de wijk Kattenbroek past daar volgens hem prima.
Duidelijk is verder dat als er met kleur gewerkt wordt, iedereen het er over heeft. Koopmans: “Zo is er in Zoetermeer ook een buurt met koopwoningen met fel oranje koepels op het trappenhuis. Iedereen in Zoetermeer kent die wijk als de wijk van de huizen met de oranje koepels.” Groeistad Amersfoort viert dit jaar dat het precies 750 jaar geleden stadsrechten kreeg. Amersfoort heeft een oude binnenstad, waar het oorspronkelijk middeleeuwse stratenplan vrijwel volledig in tact is gebleven. Dertig jaar geleden werd Amersfoort uitgeroepen tot groeistad en sindsdien is het aantal inwoners verdubbeld tot 140.000. Een van de nieuwe wijken – uit de jaren tachtig – is Kattenbroek, dat door zijn bijzondere ontwerp en zijn bijzondere architectuur zelfs internationaal de aandacht heeft getrokken. Arnoud de Vreeze is sinds een half jaar stadarchitect van Amersfoort en staat daarmee in een traditie die bijna 400 jaar teruggaat. De Vreeze wil wel enkele kanttekeningen plaatsen bij de oproep van Van Berkel om in de steden meer kleur toe te passen. “Ik ben het helemaal met Van Berkel eens dat het kleurgebruik in het verleden sterk regionaal bepaald was. Denk maar eens aan het Waterlands groen en blauw. Iedere regio in Europa had zo zijn eigen kleurenschema. Maar dat betekent ook dat je zorgvuldig
verf&inkt 04 - 2009
Arnoud de Vreeze (Amersfoort): ‘Je moet zorgvuldig met de tradities van de Europese steden omgaan’ met de tradities van de Europese steden moet omgaan. Je moet moderniseren maar die modernisering tegelijkertijd hechten aan de regio.” Volgens De Vreeze is het de taak van de gemeenten om regisserend op te treden om te voorkomen dat de stad heel chaotisch wordt. “De stad is als een decor: de personages mogen veranderen, met de decorstukken mag geschoven worden, maar de regisseur moet ervoor zorgen dat het toch één geheel blijft.”
dan moet de gemeente de regie blijven houden. “Het aantal mogelijke kleuren is oneindig en juist daarom is er samenhang – regie – nodig. Het kan helemaal ontsporen. Je moet er toch niet aan denken dat je buurman zijn huis lichtpaars schildert?” Zelfs als het juist de bedoeling is een kleurige wijk te maken, zoals in de Regenboogwijk in Almere, gaat dat niet vanzelf en moet dat geregisseerd worden, stelt De Vreeze. “Picadilly Circus oogt misschien chaotisch, maar het is wel bedacht. Sla een zijstraatje in en je staat weer in een historisch straatje. Is er sprake van harmonie, dan zie je dat terug in de waarde van het onroerend goed.” “In zekere zin ben ik een traditionalist”, bekent De Vreeze. “Ik houd van moderne architectuur, maar wel op plaatsen waar het kan. En daar hoort dan kleur ook bij. Neem nu de wijk Kattenbroek. Daar staat een groot rood blok, midden in de wijk. Dat past daar. Omdat het een kubusvorm is, waarbij de felle kleur niet detoneert én omdat het helemaal vrij staat.” •
Samenhang In nieuwe buurten en wijken kan er natuurlijk meer dan in de oude binnensteden, vindt De Vreeze, maar ook
25
historie
Verzamelaar Rien de Jong gefascineerd door verfverleden “Mijn vrouw zegt wel eens: stop met werken en ga nou eindelijk al die boeken eens schrijven die je van plan bent te schrijven. Dat ga ik misschien ooit doen. Aan de andere kant hoeft dat wat mij betreft niet zo nodig. Ik beleef net zo veel plezier aan het verzamelen, ordenen en het rubriceren van dingen, die ik op verfgebied tegenkom.” Te k s t : A n t o n S t i g – F o t o’s : Pe t v a n d e L u i j t g a a r d e n
Dat zegt Rien de Jong (63) uit Waddinxveen over zijn ‘fascinatie, gedrevenheid, afwijking of gekte.’ Eigenschappen die hem goed van pas komen bij zijn hobby: de geschiedenis van de Nederlandse verfindustrie in al haar facetten. Een innerlijke drang, die hem ertoe aanzet van alles en nog wat op dat gebied te verzamelen. “Baat het niet, het schaadt ook niet”, zegt de op het Beneluxkantoor van Worlée werkzame managing director er zelf over. Thuis in Waddinxveen heeft hij stapels publicaties, die met de verfindustrie van doen hebben. “Zoals dit ver-
Nieuwe rubriek De publicatie in het blad van zijn ‘eigen’ historische vereniging, was voor De Jong meteen aanleiding ook de redactie van Verf & Inkt te polsen. Onder meer met de vraag of ook het brancheblad wellicht aandacht zou willen besteden aan (facetten uit) de historie van de verfbranche en daarin actieve bedrijven. Iets waaraan de redactie graag gehoor geeft. In dit nummer de eerste aflevering, waarbij is geput uit het artikel dat Rien de Jong maakte voor het kwartaalblad van het Historisch Genootschap Waddinxveen.
26
haal hier”, zegt hij wijzend op een artikel over de voormalige verffabriek Tollens in Overschie. “Voor die man is een standbeeld opgericht als dichter. Maar veel mensen weten bijvoorbeeld helemaal niet dat hij ook verffabrikant was.” Ve r f s c h i l f e r s e n m o o r d De Jong is gek op opmerkelijke berichten uit de media waarin verf een rol speelt. Koppen boven door hem bewaarde krantenberichten spreken boekdelen: ‘Pentagon ziet af van Duitse verf voor opknapbeurt’ en ‘Verfschilfers leiden tot oplossing moord’ of ‘Zand ontdekt in verf Johannes Vermeer’ is slechts een kleine greep uit een omvangrijke serie. “Dat verhaal rond de verfschilfers en de oplossing van een moord is overigens iets waar wij zelf mee te maken hebben gehad”, vertelt De Jong. “Althans het Nederlands Forensisch Instituut heeft op een gegeven ogenblik een beroep op ons gedaan om te achterhalen wat de samenstelling van een bepaalde verfsoort was. Inhoudelijk krijg je daar verder natuurlijk geen informatie meer over, omdat men die gegevens natuurlijk uiterst geheim wil houden.” Ve r z a m e l d r i ft De collectie van De Jong kreeg serieus vorm door een andere verzameldrift van de oorspronkelijk uit Gouda afkomstige Waddinxvener: het verzamelen van brie-
ven, kaarten en andere poststukken met daarop het poststempel van Gouda. Daardoor kwam hij regelmatig enveloppen tegen van verffabrieken, veelal opgesierd met fraaie logo’s en beeldmerken. Inmiddels, een kleine veertig jaar verder, beschikt hij ook over een bonte verzameling jubileumboeken die er in ons land te vinden zijn van verffabrieken. Bij het beoefenen van zijn hobby wordt hij vooral geleid door zijn liefde voor geschiedenis. Reden ook waarom hij als oud-Gouwenaar lid is van zowel de historische vereniging van de kaasstad, als van de club in zijn eigen woonplaats Waddinxveen. “Geschiedenis is altijd mijn lievelingsvak geweest. Op mijn eindexamen van de Mulo goed voor een negen.” Stamboomonderzoek Tegen deze achtergrond is het niet verwonderlijk dat De Jong momenteel weer bezig is met een heus stamboekonderzoek. Hij wil daarbij tot ver achter de komma uitpluizen uit wat voor bedrijven de huidige verfindustrie zoal is opgebouwd. De Jong, zelf bijna veertig jaar actief in de verkoop in dienst van Worlée, heeft een groot deel van die (verf)geschiedenis in eigen land aan den lijve ondervonden. “Toen ik in 1972 bij Worlée in dienst kwam, telde ons land nog zeker honderdvijfenzeventig verffabrieken. Nu zijn dat er amper honderd. Er zijn ongelooflijk veel bedrijven teloorgegaan. Niet alleen
historie
zeker al twaalf Nederlandse firma’s die in de loop der jaren in PPG zijn opgegaan. Je had bijvoorbeeld vroeger Varossieau, Vettewinkel en Pieter Schoen. Dat is Sigma Coatings geworden. En je had bedrijven zoals De Wit, Nezolid en zelfs twee Boonstoppels die ook één zijn geworden, maar op hun beurt weer zijn overgenomen door Kalon. En Kalon is weer overgenomen door Sigma. En zo kan ik nog wel een poosje doorgaan.”
door faillissementen, maar toch ook door een gebrek aan opvolgers. En een heleboel bedrijven door fusies.” Duits familiebedrijf Zijn eigen werkgever – Worlée-Chemie GmbH – schetst hij als een “oud (bijna 160 jaar), maar gerenommeerd Duits familiebedrijf en middelgroot producent” dat onder meer bindmiddelen voor de verf- en lakindustrie en acrylharsen produceert. Ook worden door dit bedrijf additieven gemaakt die, zo benadrukt De Jong, “verf een goede glans, vloei en snelle droging moeten geven.” Worlée zette in de jaren zeventig de eerste stappen op de Nederlandse markt. “Toen verkochten we nog nauwelijks bindmiddelen en moesten ons eerst maar eens zien waar te maken.” Een missie die volgens De Jong intussen “uitstekend is geslaagd.” Omdat ook zijn dagelijkse werk zijn hobby is, wil De Jong van pensioen voorlopig niet weten. “Ik sluit helemaal niet uit dat Worlée me nog een poosje wil vasthouden voor projecten. En daar heb ik helemaal geen bezwaar tegen!” Geen kommer en kwel De inkrimping van de verfindustrie is volgens De Jong niet louter een kwestie geweest van kommer en kwel, maar “een logische ontwikkeling” waarin schaalvergroting het toverwoord was. Van oudsher telt de Nederlandse verfindustrie veel familiebedrijven. Volgens De Jong heeft dat te maken
verf&inkt 04 - 2009
De ‘Boonstoppels’
met het feit dat tal van bedrijven zijn opgericht door schilders die op kleine schaal hun eigen verf produceerden. Dat veel familiebedrijven in een groter geheel zijn opgegaan vindt De Jong helemaal niet zo gek. “Als je geen opvolger hebt, wil je op een gegeven ogenblik misschien toch een keer cashen als iemand voorbij komt met die zak met geld. Een soortgelijke ontwikkeling heb ik ook in de kunstharsindustrie in Duitsland gezien. Met Worlée en Synthopol zijn daar in feite ook nog maar een paar familiebedrijven over. De rest is vrijwel geheel opgeslokt door multinationals, beursgenoteerde ondernemingen.” Schaalvergroting
Met het noemen van ‘de twee Boonstoppels’ roert De Jong meteen een voor hem ‘lokaal’ voorbeeld aan uit de nationale verfgeschiedenis. “De Boonstoppels waren twee hier in Waddinxveen gevestigde verffabrieken met dezelfde familienaam: Boonstoppel. Eén van de aandeelhouders woont hier om de hoek. En ook één van de laatste directeuren, Ad Boonstoppel, kende ik persoonlijk, net als één van de bedrijfsleiders. Dus ben ik op een gegeven ogenblik aan het spitten geslagen en heb bijvoorbeeld ook een paar interviews gedaan om zoveel mogelijk informatie boven water te krijgen. Toen ik de map Boonstoppel vol had, ben ik vervolgens een artikel gaan schrijven. Het resultaat: een publicatie in het kwartaalblad van het Historisch Genootschap Waddinxveen.” •
Een typisch voorbeeld van schaalvergroting in Nederland vindt hij bedrijven als AkzoNobel of PPG. “Ik ken sowieso
27
gekleurd verleden
‘Huisschilders roemen Wed. Boonstoppel om bolle glans en vet karakter’
Nederland telde ooit honderden verffabrieken en ambachtelijke
verfmakers: van kleinschalige familiebedrijven tot robuuste ondernemingen met industriële potentie. ‘Kleurrijk Verleden’ gaat terug in de tijd en verhaalt op basis van fragmenten uit vervlogen jaren.
In deze eerste aflevering: de Firma Boonstoppel & Co in Waddinxveen.
‘Baas, het is een beste vernis die wij verwerken. Ze is goed verstrijkbaar en heeft een hogen glans’, zegt een schilder tot zijn patroon. ‘Volkomen juist’, antwoordt deze. ‘De vernissen en Japanlakken van de wed(uwe) Boonstoppel & Zonen te Waddinxveen gebruik ik al jaren met veel succes.’ Deze prachtige volzinnen zijn terug te vinden in een minstens zo tot de verbeelding sprekende advertentie van inmiddels ruim een eeuw terug. De annonce (afbeelding rechts), ooit gepubliceerd in een courant of schildersblad, bestaat uit een tekening waarop schilder en baas oog in oog staan bij een schilderklus in een gebouw. Het tafereel, of liever gezegd de reclametekening, komt uit de privécollectie van A. Boonstoppel. Het in die jaren adverterende bedrijf in kwestie heet dan voluit: ‘Wed. Boonstoppel & Zonen uit Waddinxveen fabrikanten van Lakken,Vernissen en Japanlakken.’ Kleurrijke familie Rien de Jong uit Waddinxveen deed onderzoek naar dit familiebedrijf waaruit in de loop der jaren nog een verffabriek onder dezelfde familienaam zou ontstaan. De bij Worlée werkzame managing-director publiceerde daarover in het kwartaalblad van het Historisch Genootschap Waddinxveen. Onder de titel ‘Een korte geschiedenis van een kleurrijke familieonderneming’ gaat hij uitvoerig in op het reilen en zeilen van het familiebedrijf uit zijn eigen woonplaats. In 1890 besluiten Bastiaan en Arie Boonstoppel – zoons van de in 1848 geboren ‘koopman’ Cornelis Boonstoppel – samen met hun aangetrouwde zwagers tot oprichting van de Firma Boonstoppel & Co. De fabriek ligt aan de Zuidkade buiten de bebouwde kom in Waddinxveen, de plek waar tegenwoordig het Gouwe-aquaduct is te vinden. Rond die tijd is er in Nederland nog niet echt sprake van een grootschalige verfproductie. De productie beperkt zich veelal tot het met potmolens in olie malen van pigmenten. In een tijd waarin vernissen nog gestookt worden op open vuren en het bedrijf vanwege
28
uit de uitbreiding van het kantoor (1942) en de aanschaf van nieuwe machines. Bijvoorbeeld een tweewals verfmaalmachine van de firma Vögele. In opdracht van het Rijksbureau voor Chemische Producten moet in die jaren een voorraadadministratie worden bijgehouden. Daaruit blijkt dat dan ruwweg dertig procent van de omzet aan grondstoffen wordt verbruikt, die meestal per schip via de Gouwe worden aangeleverd. Naoorlogse generatie
Problemen
De zonen van Bastiaan en Arie, respectievelijk Cor en Cees Boonstoppel, vormen samen de directie in de naoorlogse periode van de verffabriek. Hun vaders worden in die jaren tot commissaris benoemd. In 1951 wordt de firma omgezet in een Naamloze Vennootschap (NV), waarvan aandelen en obligaties kunnen worden aangeschaft. De nettowinst in dat jaar bedraagt 160.000 gulden bij een omzet van meer dan een miljoen. De jaren vijftig van de twintigste eeuw
Problemen binnen de familie zijn er oorzaak van dat Bastiaan en Arie Boonstoppel met steun van hun moeder, inmiddels weduwe, in 1915 een nieuwe verffabriek aan de Wilhelminakade vestigen onder de naam Firma Wed. Boonstoppel. Het oorspronkelijke bedrijf blijft aan de Zuidkade gevestigd tot de aanleg van het Gouwe-aquaduct. Deze kleinschalige fabriek, ook wel bekend onder de naam ‘De kleine Boonstoppel’, verhuist als gevolg van de bouw van het aquaduct naar Zuidkade 207. Echter, al na enkele jaren worden het onroerend goed en de grond aldaar verkocht en worden de productie en handel in ‘Boonstoppel verven en lakken’ definitief beëindigd. In tegenstelling tot het oorspronkelijke bedrijf maakt ‘De Weduwe’ echter een snelle groei door. Dat valt bijvoorbeeld af te lezen aan het aantal aan het bedrijf verleende hinderwetvergunningen tussen 1916 en 1935. In 1919 wordt bijvoorbeeld vergunning aangevraagd voor de bouw van een fabrieksgebouw naast de al bestaande fabriek. Ook in de crisisjaren dertig wordt volop geïnvesteerd. Hetgeen ook het geval is tijdens de oorlogsjaren, zoals blijkt
Rekening met briefhoofd van de Firma Boonstoppel (privécollectie)
De getekende advertentie met patroon en schilder in gesprek over ‘een beste vernis’ (collectie A. Boonstoppel sr.)
stank en het vermeende brandgevaar niet binnen de bebouwde kom gevestigd mag zijn.
gekleurd verleden
Cor Boonstoppel belt en Cees Boonstoppel schrijft op het kantoor (collectie: A. Boonstoppel sr.).
Bastiaan Boonstoppel (tweede van links) en Arie Boonstoppel (rechts) in hun stand op een schildersvakbeurs (collectie: A. Boonstoppel sr.)
worden ook bij Boonstoppel gekenmerkt door een gestage groei. Niet alleen qua personeel, maar ook wat betreft het aantal vestigingen, zoals in Almelo (1951), ’s-Gravenhage (1953), Rotterdam (1955) en Amsterdam (1956). Hoewel er vlak na de Tweede Wereldoorlog nauwelijks grondstoffen zijn te krijgen wordt er volop geadverteerd in de vakbladen, zoals Het Schildersblad, De Schilder, St. Lucas en Het Schildersgilde. Als snel worden nieuwe afzetgebieden aangeboord. Lakverwerkende industrieën krijgen verven en lakken op maat. Klanten in die jaren zijn onder meer schoensmeerfabriek Erdal (bliklakken) en de Waddinxveense speelgoedfabrieken G. Okkerse (synthetische lakken en schoolbordenverf) en W. Sliedrecht (blanke lakken). Het meest gekend in die jaren is ‘De Weduwe’ bij de huisschilders om ‘de mooie standverven met bolle glans en het vette karakter’. Verven, die volgens De Jong ook zeer geliefd zijn bij bezitters van monu-
verf&inkt 04 - 2009
mentale panden. “Met name de kleuren (Herengracht) groen, rood, blauw en roomwit uit de speciale Monumentenwaaier sieren menig pand.” Wa t e r v e r d u n b a r e l a k De Jong meent dat ‘De Weduwe’ in het begin van de jaren zeventig ‘als één van de eerste verffabrieken van Nederland’ met een waterverdunbare glanzende schilderslak op de markt is gekomen. “Al snel daarna komt men, nu als eerste verffabriek, met high solid schilderlakken naar buiten. High solid staat voor hoge vaste stof. Dit betekent dat de verven minder oplosmiddel bevatten en daardoor minder belastend zijn voor het milieu.” Het gaat om de jaren waarin na het terugtreden uit de directie van Cees en Cor Boonstoppel opnieuw een generatie Boonstoppel in de directie wordt benoemd: Ad Boonstoppel, de zoon van Cees, en Bas Boonstoppel, de zoon van Cor. ‘De Weduwe’ ontwikkelt zich tot 1980 voorspoedig en behoort
volgens De Jong “lange tijd achter de twee groten (AkzoNobel Coatings en Sigma Coatings) tot de groep van de grotere bedrijven van de Nederlandse verfindustrie.” Op het hoogtepunt van de onderneming werken er in totaal honderdtwintig man personeel in diverse vestigingen in Nederland en Duitsland. Midden jaren negentig breken er volgens de scribent minder goede tijden aan. Het personeelsbestand wordt teruggebracht naar vijfenzestig personen en er worden met collega-fabrikanten gesprekken gevoerd om tot een samenwerkingsverband te komen. Gevolg: samen met verffabrieken als ‘De Wit’ in Groningen en ’Nezolid’ in Tiel gaat ’Boonstoppel Verf’ deel uitmaken van de zogenoemde Circle Group. Aangezien de Engelse firma Kalon daar grootaandeelhouder van is heet de groep al snel ‘Kalon Netherlands.’ Als vervolgens Sigma en Kalon in 1999 fuseren, komt de verfproductie in Waddinxveen onder de regie van Sigma. Volgens de nieuwe eigenaar is de voormalige Boonstoppel-locatie sterk verouderd. Bovendien heeft men zelf voldoende productiecapaciteit. Het gevolg is dat de activiteiten in Waddinxveen eind 1999 beëindigd worden. Als zelfstandige verffabriek is er voor ‘De Weduwe’ geen toekomst meer. Oude Liefde Onder het motto ‘Oude Liefde’ heeft Sigma de Boonstoppel-verven nieuw leven ingeblazen. Halverwege het jaar 2000 is het assortiment opnieuw in de markt gezet als ‘ambachtelijke kwaliteit in een modern jasje.’ Anno 2006 zijn de Boonstoppel-producten bij 62 verkooppunten verkrijgbaar. En in oktober van dat jaar worden de verpakkingen en het merklogo met de toevoeging ‘sinds 1890’ vernieuwd. “Want”, zo besluit De Jong zijn publicatie, “Boonstoppel Verf staat voor nostalgie, traditie en authentieke kleuren. De herpositionering van Boonstoppel Verf lijkt vooralsnog geslaagd.”
Te k s t : A n t o n S t i g
29
achtergrond
Biociden zonder To waar gaat dat De Nederlandse overheid voert een afwijkend, strenger beleid ten aanzien van de toelating van biociden dan andere EU-landen. Voor de verf- en drukinktindustrie kan dat leiden tot grote problemen. Biociden zullen van de markt verdwijnen, waardoor recepturen zullen moeten worden aangepast, met alle kosten van dien. Een moeilijk te verteren zaak. Te k s t : G e r r i t J o n k e r s
Eind februari verschenen er in de landelijke pers en de vakpers artikelen over het verboden gebruik van 800 tot 1000 giftige stoffen in reinigingsmiddelen, cosmetica en verf. De aanleiding voor deze artikelen was een brief van minister Cramer (VROM) aan de Tweede Kamer over het nieuw te voeren beleid voor biociden. Voor onder meer het AD was dit aanleiding om groots uit te pakken: ‘Giftige producten uit schap’ luidde de kop boven een artikel in de krant van 24 februari. In de artikelen die later in de week verschenen werd het beeld gelukkig genuanceerder. Vanzelfsprekend was in de Kamerbrief de werkelijke situatie correct uiteengezet. Maar waar ging het precies om? Om dit te kunnen vaststellen moet eerst een paar zaken worden uitgelegd. Een biocide is een werkzame stof of preparaat dat een of meer werkzame stoffen bevat. Het is bedoeld om een schadelijk organisme te vernietigen of onschadelijk te maken. Gebruik van biocide heeft vele positieve effecten. Biociden voorkomen ziekten en aantasting van vele producten. Denk aan insectenbestrijding en verbetering van de houdbaarheid van producten waardoor verspilling wordt voorkomen. Het gebruik van biociden voorkomt dus risico’s voor de volksgezondheid of economische schade. Aan de andere kant kunnen biociden ook risico’s opleveren voor de volksgezondheid of het milieu. Het is daarom van belang dat ze veilig worden toegepast. Strakke regels In alle landen van Europa, en dus ook in Nederland, wordt op grote schaal van biociden gebruikgemaakt. Het gebruik is aan zeer strakke regels gebonden. In 1998 is in Europa de Biociderichtlijn (98/8/EG) van kracht geworden. In 2007 is deze richtlijn in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd met de wet Gewasbeschermingsmiddelen en Biociden. Het uitgangspunt van de Nederlandse wetgeving is simpel: biociden zijn verboden tenzij ze zijn toegelaten. Op hoofdlijnen werkt de Biociderichtlijn als volgt. Biociden zijn gemaakt van werkzame stoffen. Leveranciers van werkzame stoffen melden deze aan bij een van de autoriteiten van de EU-lidstaten om deze stoffen toegelaten te krijgen in Europa. Ze dienen dossiers in waarin ze vermelden waarvoor de stof wordt gebruikt, wat de effecten van de stof zijn op mens en milieu en wat de mogelijke risico’s zijn. De leveranciers moeten de werkzame stoffen indelen in een of meerdere zogenoemde productlijsten. Deze lijsten, de zogenoemde ‘PT-lijsten’, kennen vastgestelde toepassingen. Zo is er een lijst voor busconservering, voor filmconservering, voor antifouling enzovoorts. Een groep deskundigen
30
beoordeelt deze dossiers en bepaalt uiteindelijk of de werkzame stof wordt toegelaten. Als een stof is toegelaten komt ze in de bijlage 1 van de Biociderichtlijn te staan. Dit proces moet in 2010 afgerond zijn, maar er is een enorme achterstand. De verwachting is nu dat het hele proces niet voor 2014 zal zijn afgerond. Nederland strenger Na deze eerste fase volgt een tweede fase waarin leveranciers van biociden hun producten moeten aanmelden voor beoordeling. Het gaat dan om biociden die gebaseerd zijn op de toegelaten werkzame stoffen. In de periode dat de werkzame stof nog niet is toegelaten, staat de stof dus op een of meer PT-lijsten en in deze overgangsperiode mogen de werkzame stoffen en de daarop gebaseerde biociden gewoon worden gebruikt. Als een werkzame stof uiteindelijk niet in de bijlage van de richtlijn komt, is deze uiteraard verboden en dus ook de biocide die daarop is gebaseerd.
elating, over…? In Nederland wordt echter een strenger beleid gehanteerd dan in de rest van Europa. In Nederland zijn alle biociden die geen toelating hebben, verboden en mogen dus niet in de handel worden gebracht en gebruikt. In Nederland geeft de Commissie toelating gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) de toelatingen uit. Met de inwerkingtreding van de Biociderichtlijn in 1998 was daarom ineens een enorm aantal producten verboden en waren de gebruikers in overtreding. In een aantal landen, bijvoorbeeld Duitsland, mocht men doorgaan met de handel en het gebruik. In een aantal andere landen, waaronder Nederland, echter niet. Het dossier ‘Biociden zonder Toelating’ was geboren. Het ontbrak VROM, voorheen het ministerie van VWS, aan inzicht en middelen om voor dit grote aantal biociden toelatingen af te geven. Dit heeft geleid tot een periode van meer dan tien jaar waarin geen strikt handhavingsbeleid is gevoerd. In 2007 heeft het ministerie besloten schoon schip te maken. Bureau Royal Haskoning kreeg opdracht de situatie in kaart te brengen en voorstellen in te dienen voor een versnelde toelating. Het rapport van Royal Haskoning heeft de basis gevormd voor het beleid dat nu aan de Tweede Kamer gepresenteerd is en wat het ‘gedifferentieerde toelatingsbeleid’ wordt genoemd. Er is een inventarisatie gemaakt van werkzame stoffen die voor de biociden worden gebruikt. In een periode van 49 maanden moeten alle biociden beoordeeld zijn. Leveranciers van de biociden krijgen in de periode april tot juli 2009 de gelegenheid de niet toegelaten biociden aan te melden. Wordt een product niet aangemeld of wordt het uiteindelijk niet toegelaten, dan is het verboden en zal de inspectie hierop handhaven. Ve r fi n d u s t r i e g e t r o ff e n De verfindustrie en ook de cosmetica- en de reinigingsmiddelenindustrie zullen naar verwachting, ondanks het gedifferentieerde toelatingsbeleid, hard worden getroffen. Bij de verfindustrie gaat het om circa 40 werkzame stoffen voor bus- en filmconservering, waarmee zo’n 100 verschillende biociden zijn samengesteld. De kosten voor het verkrijgen van een toelating door de biocideleveranciers bedragen ten minste 5.000 euro per biocide. De verwachting is dat hierdoor een groot aantal biociden van de markt zal verdwijnen. De gevolgen zullen groot zijn. Veel recepturen in de verf- en drukinktindustrie zullen moeten worden aangepast. Hierdoor zal noodzakelijkerwijs veel tijd en geld aan herformulering van de producten moeten besteed door de verflaboratoria. Zoals uiteengezet is, wanneer biociden werkzame stoffen bevatten die op de PT-lijsten op de bijlage 1 staan, geen verdere toelating meer nodig in de overgangsperiode in het buitenland. Alleen voor Nederland is een aparte, en meestal kostbare, toelating nodig. Het navrante van de hele situatie is dat verven die gemaakt zijn met gebruikmaking van biociden die in Nederland niet zijn toegelaten, wel buiten Nederland geproduceerd mogen worden. Ze mogen vervolgens zonder enige beperking op de Nederlandse markt worden gebracht. Er is dus geen sprake van een level playing field. In Nederland hebben velen tegen deze gang van zaken geprotesteerd. De industrie heeft haar krachten gebundeld en heeft het Platform Biociden opgericht. De VVVF is hiervan een actief lid. Het platform is de spreekbuis naar de overheid, maar helaas heeft vele jaren van touwtrekken, praten en protesteren niet geleid tot een beleid van de Nederlandse overheid dat voor wat de overgangsperiode (van notificatie tot toelating) betreft, in de pas loopt met Europa. Wat bereikt is, is het gedifferentieerde toelatingsbeleid met mogelijke snelle afhandeling door het Ctgb. In deze huidige tijd van Europese eenwording en harmonisatie van regelgeving, blijft dit voor de Nederlandse industrie een moeilijk te verteren zaak. •
verf&inkt 04 - 2009
actueel
Gastcolumn interview
Afwachtende stemming op European Coatings Show De European Coatings Show in Nurnberg is, eenmaal per twee jaar, het kruispunt van onze verfindustrie waar de grondstofleveranciers, machinebouwers en verffabrikanten uit de gehele wereld elkaar treffen. Het is een voorrecht om als standhouder en als bezoeker aanwezig te kunnen zijn op de beurs. Op de stand ontmoet je potentiële klanten zoals verffabrikanten uit de gehele wereld die, op dit moment, allemaal in hetzelfde schuitje zitten. Op zoek naar noviteiten, aanvullingen of vervanging van het huidige assortiment maar met in het achterhoofd de vragen: hoe kom ik deze crisis te boven en moet ik wel of niet investeren in een nieuwe productgroep of markt? De stemming van onze bezoekers was over het algemeen niet echt negatief. Weliswaar is men geconfronteerd met een aanzienlijke omzetdaling van soms 30 tot 70 procent (afhankelijk in welke markt men opereert), maar de meeste bedrijven hebben op tijd hun maatregelen kunnen nemen, door onder andere kostenbesparingen in het personeelsbestand, zodat het bedrijf op minstens break even point kan doordraaien met de verwachting dat de crisis van tijdelijk aard is. Door deze ingrijpende maatregelen proberen bedrijven de crisis te overleven. En zo was er in plaats van een gespannen, paniekerige stemming een afwachtende, ontspannen stemming op de beurs. Als bezoeker van de beurs was het onze taak om te proberen betere prijsafspraken te maken, om alternatieve producten te zoeken en natuurlijk om uit te kijken naar nieuwe technologieën in de grondstoffen. Het maken van betere deals viel erg tegen. In 2008 waren de prijsverhogingen het gevolg van de hoge olieprijzen en de schaarste van de grondstoffen door de hoge vraag. Nu de olieprijs gedaald is en de omzetten krimpen heeft men een nieuw excuus gevonden, namelijk de schaarste van producten als gevolg van het sluiten van fabrieken, waardoor er weer schaarste ontstaat aan diverse grondstoffen. Uiteraard was er hier en daar een lichte daling van enkele prijzen van grondstoffen te bespeuren maar het hield niet over. Ondanks het feit dat er minder standhouders aanwezig waren, was het aanbod goed er werd er intensief gewerkt op de stands. Ook door de opkomst van leveranciers uit de nieuwe landen zoals China en India werden er hogere kwalitatieve alternatieve producten met interessante prijzen van diverse grondstoffen aangeboden. Opvallend was de hoge interesse voor de machinebouw. Een teken dat de verfindustrie de huidige situatie als tijdelijk ervaart en zich aan het voorbereiden is op het economische herstel. Naast de exposities van de diverse bedrijven werden er iedere dag congressen georganiseerd waarin de technische mensen van onze industrie werden voorgelicht over diverse onderwerpen zoals de laatste ontwikkelingen op het gebied van drukinkt, nanotechnologie, poedercoatings, smart coatings, watergedragen systemen enzovoorts. De European Coatings Show blijft, ondanks minder deelname van bedrijven en minder bezoekers, de toonaangevende beurs voor de verfindustrie in Europa.
Michel Kranz BICCS Industrial Colourants & Coatings BV
31
interview
Harmonisatie ‘labelling’ kan hele organisatie raken
‘Onderschat gevolgen GHS niet’ Naast een economische crisis en het aanpassen aan de gevolgen van REACH krijgt de verf- en drukinktindustrie nog een onderwerp voor de kiezen: GHS, een lettercombinatie die staat voor het Globally Hamonised System of classification and labelling of chemicals. “Bedoeld om de wetgeving voor indeling en etikettering van chemische stoffen over de gehele wereld te harmoniseren.” Een mooie ambitie met een verre horizon, maar onderschat de gevolgen niet, waarschuwt GHS-expert bij uitstek Maarten Asberg van verffabrikant PPG. Te k s t : J o s d e G r u i t e r Wikipedia is al helemaal voorbereid op de komst van GHS. In keurige volzinnen vertelt de ‘vrijwilligers’encyclopedie op internet wat de letters inhouden en wat de bedoeling ervan is: “EU-GHS is de nieuwe verordening over de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels”, lezen we. “Via deze verordening worden onderdelen van het Globally Hamonised System of classification and labelling of chemicals – het systeem van de Verenigde Naties (VN-GHS) – in de EU-wetgeving vastgelegd. Simpeler en inzichtelijker kan het nauwelijks: “GHS is bedoeld om de wetgeving voor indeling en etikettering van chemische stoffen over de gehele wereld te harmoniseren.” En het lijkt geruststellend: onderdeel van de uitleg op de webpagina is een tijdpad dat veilig ver weg eindigt. Na diverse stappen is te lezen: “Op 1 juni 2017 eindigt de vrijstelling van de verplichting voor etikettering en verpakken voor mengsels geleverd voor 1 juni 2015.” De conclusie zou kunnen zijn dat de gevolgen van GHS voor het gemiddelde bedrijf dat met etikettering op verpakkingen van zijn producten te maken heeft, voorlopig wel meevallen. Maar dat is een gevaarlijke misvatting, waarschuwt Maarten Asberg, product compliance manager voor Europa, Afrika en het Midden-Oosten bij verfproducent PPG. Asberg is lid van de Commissie labelling and safety data sheets van de Europese koepel van nationale belangenverenigingen voor verf en inkt, CEPE in Brussel. Daar buigt hij zich met collega’s vanuit de Europese verfindustrie en de nationale belangenverenigingen,
32
over nieuwe wetgeving op het gebied van productveiligheid, waaronder GHS geschaard moet worden. Waarom GHS? “GHS streeft ernaar om wereldwijd één veiligheidsignaleringssysteem op chemische producten te krijgen door middel van een uniforme etikettering en via uniforme waarschuwings- en veiligheidssymbolen. We werken nu ook met symbolen, maar ieder deel van de wereld heeft zijn eigen systeem. Al in 1992 is in Rio de Janeiro tijdens een topbijeenkomst van de Verenigde naties besloten om te gaan werken aan een geharmoniseerd systeem voor identificatie van gevaren van chemische producten.” Wat was het bezwaar van het bestaan van verschillende systemen? Iedereen begreep toch wat er werd bedoeld? “Het betekende vooral een extra kostenpost en extra werk voor de chemische industrie en de verfindustrie. Als we vanuit Europa willen exporteren naar de Verenigde Staten, dan moeten we voldoen aan totaal andere wetgeving en classificatiesystemen. Dat kan een beperkende werking op de exportactiviteiten hebben.” Zijn we met GHS op de goede weg? “Dat zeker, maar het is een langdurig proces. Er is een zogenoemd Purple book geschreven, waarin de grote lijnen van alle aspecten van GHS staan vermeld. Vervolgens heeft men de vraag gesteld: hoe krijgen we dat wereldwijd ingevoerd, want het is voorspelbaar dat er allerlei lokale wensen en eisen worden tegengeworpen. Wat je ziet is dat veel regio’s zeggen: ik gebruik dit blok uit het boek wel en dat
andere niet. Opvallend is wel dat enkele landen in Azië het hele boek hebben geïmplementeerd. Europa neemt onderdelen niet mee met het argument dat ze te veel afwijken van de bestaande praktijk. Een van de grootste problemen is het niet geharmoniseerd zijn van de basisdata over onze stoffen. Het kan zijn dat voor dezelfde stof in bijvoorbeeld Japan een andere waarde voor gevaar wordt gehanteerd dan in Europa. Daar zit nog heel veel harmonisatiewerk in.” Als de opzet is een wereldwijd geharmoniseerd systeem te maken, waarom worden dan afwijkingen per regio getolereerd? “Uit praktische overwegingen. Als we het iedereen in één keer zouden willen opleggen, dan was het hele plan gedoemd te mislukken. Dus men heeft gezegd: we gaan gewoon beginnen. Ik denk dat we heel grote stappen zetten maar met mijn collega’s zeg ik wel eens relativerend: tegen de tijd dat wij met pensioen gaan, is GHS nog niet voltooid.” En u gaat niet binnen vijf jaar met pensioen. “Nee hoor, dat duurt nog wel een jaar of twintig. En als de plannen van het kabinet doorgaan nog twee jaar langer.” Dat klinkt alsof de verfindustrie nog geen haast hoeft te maken. “De Europese GHS is beschreven in de Classification Labelling & Packaging, de CLP. Die is begin dit jaar gepubliceerd en op 20 januari van kracht geworden. In die regeling zitten overgangsperiodes. De eerste loopt tot 1 december 2010. Op die datum moeten de fabrikanten van pure stoffen gaan classificeren volgens de CLP. Tot dat moment wordt de verf-
interview
‘Als we het iedereen in één keer zouden willen opleggen, dan was het hele plan gedoemd te mislukken’
Asberg: “De CLP is een verordening, die geen ruimte laat voor variatie of interpretatie”
industrie nog niet geraakt, want verf is vrijwel altijd een mengsel. Op 1 juni 2015 moeten verffabrikanten de nieuwe informatie over de gevaren op de verpakking plaatsen.” Nog geen haast dus. “Het risico van zo’n datum in 2015 is dat mensen het idee hebben dat ze nog niets hoeven doen. Maar dat is niet het geval. We moeten kennis vergaren, informatie van grondstofleveranciers krijgen en die in onze systemen inbrengen en gaan nadenken wat er gaat veranderen op de etiketten. Daar komen allerlei vragen bij aan de orde, variërend van ‘moet ik mijn softwarepakket aanpassen’ tot ‘welke consequenties hebben de nieuwe verpakkingseisen voor mijn commerciële uitingen’. Maar ook andere veranderingen die te maken hebben met classificatie. De huidige met R-zinnen en S-zinnen en symbolen is vaak de basis voor het bepalen van andere regelgeving, bijvoorbeeld ten aanzien van de opslag op je terrein. Als de classificatie verandert, kunnen de andere regelingen ook veranderen. In het uiterste geval zou de consequentie kunnen zijn dat een bedrijf een nieuwe classificatie niet wil of mag voeren op de markt. Dan moet het de formule van het product aanpassen. In dat geval wordt dus ook de R&D-afdeling beïnvloed. Kortom: het lijkt een harmonisatie van informatie op verpakkingen, maar de hele organisatie kan erdoor geraakt worden.” Tot aan de productie-afdeling? “Tot aan de productie-afdeling. Voortschrijdend inzicht over stoffen dankzij REACH en GHS kan ertoe leiden dat we een stof die we tot nu als minder riskant beschou-
verf&inkt 04 - 2009
wen, straks wat omzichtiger benaderen. Bijvoorbeeld voorschrijven dat er met handschoenen gewerkt moet worden. In die zin is GHS er niet alleen voor de klant, maar ook voor de medewerker. Op de werkplek gaan we naar een andere signalering. Op het ogenblik bestaat een interne veiligheidscodering, die gebaseerd is op de huidige R- en S-zinnen, de codering waardoor een productiemedewerker weet of hij een stofmasker en een veiligheidsbril moet dragen. Als gevolg van GHS zal dat herzien worden. Dat is een veranderingsproces, met alle gevolgen van dien.” Is concreet te maken wat de gemiddelde verffabrikant in 2009 moet doen? “Verzamel informatie, analyseer met welke informatie je aan de slag moet, besluit of je deskundigheid moet inhuren of die zelf in huis hebt en inventariseer alle gevolgen ten aanzien van classificatie en etikettering.” Waar is de relevante informatie te vinden? “Bij de VVVF, via internet en op de officiële site waar de wetgeving wordt gepubliceerd. De Europese GHS-regeling omvat 1.350 pagina’s. Ga die vooral niet lezen. We schrijven nu bij CEPE in Brussel een etiketteringgids, een richtsnoer waarin we aangeven hoe mensen de etikettering moeten gaan regelen. De commissie die dat schrijft, bestaat uit vertegenwoordigers van de verfindustrie, maar ook van de drukinktindustrie en diverse technische secretarissen. Het richtsnoer gaat straks naar de nationale organisaties.” “En neem het serieus. We hebben altijd wetgeving ge-
had voor classificatie van onze producten, zoals de stoffenrichtlijn en de preparatenrichtlijn. Het woord zegt het al: dat waren richtlijnen, die vertaald moesten worden in nationale wetgeving en die de nationale overheden daardoor gelegenheid boden om zaken uit te sluiten. De CLP is een verordening, die geen ruimte laat voor variatie of interpretatie. Heel Europa is straks geharmoniseerd.” Zijn het niet vooral de multinationals die daarvan in eerste instantie de voordelen plukken? “Op korte termijn hebben natuurlijk vooral bedrijven die veel over grenzen heen werken er baat bij, maar op langere termijn is het in het belang van alle bedrijven dat we allemaal hetzelfde systeem hanteren. Ook als je kleine volumes exporteert naar dichtbijgelegen landen is het prettig als je voor dat marktsegment geen aparte regels hoeft te kennen. En uiterste consequentie is dat een fabrikant uiteindelijk niet meer wordt toegelaten als hij de GHS-regels niet hanteert.” • Voor nadere informatie: http://www.rivm.nl/rvs/gevaar/ghs/
33
actueel
‘Gewicht sleutelwoord Begin april schoot er een spectaculair oranje F-16 door het Nederlands luchtruim: de nieuwe showstraaljager van het ministerie van Defensie. En AkzoNobel Aerospace Coatings straalde zeker zo hard mee, want de Nederlandse divisie heeft de verf geleverd. Als enige Nederlandse fabrikant van vliegtuigverf begeeft AkzoNobel zich op een bijzondere markt. Hans Polak, global technical manager: “Gewicht is het sleutelwoord.” Te k s t : M a r l o e s H o o i j m e i j e r
Iedere vier jaar kiest Defensie een andere F-16 uit voor demonstratievluchten op air shows. En tot nu toe heeft het iedere vier jaar aan AkzoNobel Aerospace Coatings gevraagd om de verf te leveren. Dit keer is het toestel J-015 dat (in Hollandse kleuren) is opgemaakt om het land zijn kunsten te laten zien, zoals op de komende Luchtmachtdagen 19 en 20 juni. Polak licht de procedure toe: “Defensie benadert een designer die een mooi kleurenschema bedenkt. In overleg met onze kleurenspecialist doen wij een voorstel met wat er daadwerkelijk op verfgebied gemaakt kan worden om op het vliegtuig te spuiten. Dat overleggen we met de engineers van de Luchtmacht.” Voor het huidige showmodel is het product AlumiGrip 4250 gebruikt, in diverse oranje kleuren. Met op de bovenkant, hoe symbolisch, een oranje leeuw. “AlumiGrip is normaal gesproken geen defensielak, maar wordt gebruikt om private jets een luxe uitstraling te geven: hoge glans, metallic en glitterende mica’s.” De oranje kleur knalt inderdaad uit de foto die voor Polak op tafel ligt, maar hij bekent eerlijk dat hij de spectaculaire producties van AkzoNobel zelden in het echt ziet. “Ik zit vooral in het lab. De J-015 is overigens wel over de Keukenhof gevlogen, hier vlakbij.” Functionele coatings Defensie is een belangrijke en voor een technisch manager als Polak “technologisch zeer interessante” divisie van AkzoNobel. De verven voor de luchtmacht moeten verschillende eigenschappen bevatten: camouflage, resistent tegen strijdgassen, infrarood reflectie, bestand tegen grote temperatuurwisselingen en hoge snelheden en antistatisch. “Strijdgassen zijn zeer toxisch en daarmee een risico voor het militaire personeel. AkzoNobel levert coatings die deze strijdgassen niet absorberen, en daardoor eenvoudig zijn te reinigen. Inmiddels heeft AkzoNobel ook absorberende afpelbare coatings die het risico dramatisch verminderen. Maar die zijn alleen geschikt voor grondma-
34
terieel, niet voor de luchtvaart. De NATO bepaalt in welk geval de verf strijdgaswerend moet zijn en in welk geval strijdgasabsorberend, afhankelijk van de militaire inzet.” “De coatings voor de Luchtvaart moeten ook zo milieuvriendelijk mogelijk zijn. Voor de Eurofighter hebben we bijvoorbeeld een watergedragen laksysteem ontwikkeld, de enige die voor dit doel gekwalificeerd is binnen het Air Defence segment. En de lakken moeten er ook op blijven zitten als de straaljager 800 kilometer per uur of sneller gaat. Daar zijn speciale hechtingseisen aan verbonden.” “Zo’n F-16 zit bovendien in een paar minuten op tien kilometer hoogte, bij een temperatuur van min 55 graden. Normaal gesproken worden coatings brosser als je ze naar een lage temperatuur brengt. Leg maar eens een elastiekje in de vriezer en trek ’t uit. Het breekt veel sneller dan bij kamertemperatuur. Ook een coating gaat bij koude temperatuur van rubber- naar glasfase. Onze coatings zijn zo ontwikkeld dat ze er tegen kunnen als je vanuit de Sahara bij 40 graden opstijgt naar een temperatuur van min 55 graden.” Micrometers Op de markt van vliegtuiglakken is AkzoNobel Aerospace Coatings op Nederlands toneel de enige producent. Inter-
nationaal speelt het samen met het Amerikaanse PPG de hoofdrol. AkzoNobel probeert de totale luchtvaartindustrie van dienst te zijn en werkt in divisies gericht op: vliegtuigbouwers (Airbus, Boeing, Bombardier en Embraer), onderhoudsbedrijven, luchtmacht en landmacht (voor bescherming van materieel), structurele verf voor binnenkant van vliegtuigen en particuliere luchtvaart. ‘Gewicht’ is volgens Polak het sleutelwoord in de industrie. “Hoe meer kilo’s er de lucht in gaan, hoe meer brandstofgebruik. Met bijbehorende kosten, maar zeker ook milieueffecten. Het belangrijkste streven van de luchtvaartindustrie op dit moment is de ontwikkeling van producten die minder milieubelastend zijn. Ze zoeken naar lichtere metalen en werken steeds meer met composieten (kunststof), zoals het product Glare dat door de TU Delft en Stork is ontwikkeld. Van de Boeing 787, die waarschijnlijk in september zijn eerste vlucht maakt, is de hele romp in dit materiaal uitgevoerd: een doorbraak in de industrie.” “Wij ontwikkelen momenteel verfproducten die beter geschikt zijn voor deze kunststof onderdelen dan onze bestaande verven voor metalen onderdelen. De composieten zijn vrij ruw en om die glad te maken heb je een primer nodig die vullend is. Ook proberen we alsmaar lichtere coatings te ontwikkelen, of coatings die vanwege andere eigenschappen, zoals vermindering van de luchtweerstand, energiebesparend zijn. In de luchtvaart wordt er, anders dan in automobiel- of scheepvaartindustrie, vaak met zeer dunne verflagen gewerkt: een primer van 25 micrometer (miljoenste meter) en topcoat tussen 40 en 125 micrometer. De primer die we aan de binnenkant van het vliegtuig gebruiken is slechts vijftien tot twintig micrometer dun.” Chromaatvrij De vliegtuigbouwers zijn bepalend in de coatingssystemen die zij op hun vliegtuigen willen. Kwaliteits- en veiligheidseisen staan scherp beschreven in de onderhoudsmanual die bij het vliegtuig wordt geleverd. Zo is het bijvoor-
bij vliegtuigverven’
beeld gebruikelijk dat een vliegtuig eens per vijf tot zeven jaar ontlakt wordt en opnieuw in de verf gaat. Daarbij staat ook vermeld welk type verf van welke leverancier de voorkeur heeft en Polak stelt vast dat vliegtuigeigenaren daar zelden van afwijken. “Als jouw verf niet is gekwalificeerd door de bouwer, komt je verf er niet op.” AkzoNobel zit met grote regelmaat met Boeing en Airbus om de tafel, of aan de telefoon, om de voortgang van lopende projecten te bespreken. De ‘lastigste uitdaging’ van dit moment is de chromaatvrije coating. “Hoewel vaak anders wordt gedacht, is aluminium on-edeler dan ijzer. Zeker het aluminium dat sterk genoeg is voor de vliegtuigindustrie, heeft als nadelige eigenschap dat het behoorlijk corrosiegevoelig is. Daarom vereist de vliegtuigindustrie nog steeds het gebruik van chromaten (corrosiewerende pigmenten) in de verf. Maar helaas zijn die kankerverwekkend en moeten er bij de verwerking daarvan dus veel bewerkelijke veiligheidsmaatregelen worden getroffen.” Een hoofdthema in AkzoNobels strategie is het verminderen van milieubelastende en toxische stoffen in de producten. Bijkomend is de verwachting dat de wetgeving steeds strenger wordt. Daarom investeert het bedrijf met de vliegtuigindustrie veel in chromaatvrije alternatieven. Voor primers aan de buitenkant van een vliegtuig zijn die al op de markt, het probleem van chromaatvervanging heeft vooral te maken met de coating die de interne metalen structuur van het vliegtuig moet beschermen tegen corrosie. Die moet de gehele levensduur van 30 à 35 jaar meegaan, corrosiebestendig zijn. Je kunt er na de bouw vaak nooit meer bij. Polak: “Er wordt al vijftien jaar aan deze ontwikkeling gewerkt, maar de industrie is nog niet zeker genoeg om de stap te zetten. Want, hoe test je de duurzaamheid van chromaatvrije coatings voor gebruik aan de binnenkant? Wij testen versneld: door geverfde en daarna diepbeschadigde aluminium panelen drie-, zes- en achtduizend uur (48 weken!) in zoutsproeitesten te zetten. De coating moet
verf&inkt 04 - 2009
het metaal beschermen tegen corrosie, het metaal mag niet zijn sterkte verliezen. Het is een zeer agressieve test, maar hoe kun je een vertaling maken van maximaal een jaar testen naar 35 jaar veilig gebruik? De eisen voor de binnenkant zijn extreem: een erg dunne laag coating met zeer lange corrosiewering. Er is nog onvoldoende kennis en ervaring om het risico uit te sluiten dat er schade ontstaat.” “Wat ook veel schade aan verf en dus vliegtuig kan veroorzaken, is de vloeistof Skydrol: een heel agressieve stof die alleen in de vliegtuigindustrie wordt gebruikt. Deze hydraulische vloeistof zet de vliegtuigkleppen in beweging. Vergelijk het met remvloeistof. Maar als Skydrol op je auto komt, dan is de volgende dag de lak eraf. Als test dompelen we een paneel met onze coatings dertig dagen onder en dan mogen ze niet zacht worden.” Crisis De financiële crisis bezorgt AkzoNobels Aerospace divisie nog geen zorgen. “Omdat we een global business zijn, kom ik geregeld op Schiphol. Je ziet dat de passagiers-
aantallen afnemen, maar de industrie houdt nog redelijk stand. We zien wel een teruggang, maar niet zo dramatisch als in andere sectoren. Airbus en Boeing bouwen zo’n 300 toestellen per jaar en hun orderboeken voor de komende jaren staan vol. Maar als door de economische crisis vliegtuigen een half jaar aan de grond staan, worden ze ook een half jaar later geschilderd. Op een gegeven moment moet je dat gaan merken.” “Aan de andere kant zie je ook dat maatschappijen hun vliegtuigen onderling verkopen, of dat ze een vliegtuig leasen. Die moeten ook allemaal netjes in de eigen bedrijfskleuren worden geschilderd. Wij verkopen niet alleen beschermende verf, maar ook ‘kleurbeleving’. Een vliegtuig is een industrieel object, maar het uiterlijk is voor het imago van de luchtvaartmaatschappij heel belangrijk: het mag geen sinaasappelhuidje hebben en moet mooi glad en glimmend zijn.” En gelukkig zijn er ook altijd nog opdrachtgevers die eens iets heel bijzonders willen. Een zeker zo opzienbarende levering als de F-16 van de Luchtmacht, was de nieuwe Airbus A340 van Etihad Airways (Arabische Emiraten). Het ontwerp sluit met de zwartwit geblokte staart aan bij de sponsoring van de F1 Etihad Airways Abu Dhabi Formula Grand Prix 2009. “Die staart is nog niet zo moeilijk om te spuiten, dat doe je gewoon met een mal. Maar op de romp moesten 40 verschillende kleuren mica rood in elkaar overvloeien. Onze technical consultants hebben de spuiters daarbij geholpen – tijdens kerstmis.” Polak illustreert zijn verhaal met een modelvliegtuigje van de A340 van Etihad, maar het moet gezegd: “Deze is lang niet zo mooi gespoten als de echte.” •
Polak: “Wij verkopen niet alleen beschermende verf, maar ook kleurbeleving”
35
s
gen l o v s ier a a w n Kleure Ral systeem het type 1 ` 7,25 pr. st.
vanaf 1000 st. ` 4,00
vanaf 1000 st. type 3 ` 18,00 pr. st. ` 10,00
NIEUW Colors rd a d n a St h s i t i ren r u B e l k 476 vanaf ` 29,75 P.O. Box 35 3840 AA Harderwijk The Netherlands
info@hellemakleurkaarten.nl www.hellemakleurkaarten.nl
kleurenwaaiers
kleurkaarten
Hoe veilig werkt u? Het werken met verf kan bij verkeerd gebruik leiden tot gezondheidsklachten en onveilige situaties. Voor u als professionele schilder is het dan ook belangrijk om te weten hoe u veilig kan werken met een verfproduct. Welke voorzorgsmaatregelen moet u treffen om onveilige situaties en gezondheidsklachten te voorkomen en hoe moet u handelen bij een bepaalde calamiteit? U vindt dit terug in het veiligheidsinformatieblad van het verfproduct en in de verkorte informatie per productgroep.
Kijk snel op:
www.veiligmetverf.nl Een initiatief van verffabrikanten (VVVF) en verfgroothandelaren (VVVF).
tel. +31(0)341 - 42 70 72 +31(0)341 - 41 33 00 fax +31(0)341 - 42 49 00
showkaarten
pastilles
vvvf verenigingsnieuws
VVVF buitengewoon lid BBN Per april 2009 is de VVVF buitengewoon lid geworden van BBN (Brandveilig Bouwen Nederland). BBN en VVVF verwachten door kennis en ervaring te bundelen ,gebouweigenaren, architecten, aannemers, overheden en verzekeraars eenduidig te kunnen informeren over brandwerende coatings en de voordelen daarvan. De leden van de VVVF zullen deelnemen in de BNN-commissie ‘Tech-
niek en regelgeving’. Hierin gaan de leden van de VVVF, als leverancier van brandwerende coatings, een actieve rol spelen. Met dit lidmaatschap zijn alle belangrijke leveranciers van brandwerende coatings vertegenwoordigd binnen de BBN. De Vereniging Brandveilig Bouwen Nederland is een samenwerkingsverband in de bouwindustrie met als hoofddoel
het bevorderen van de passieve brandveiligheid. BBN heeft als doelstelling het bevorderen van brandveilig bouwen, construeren en isoleren. BBN telt circa 40 leden. Doelstellingen van BBN zijn: BBN op de kaart zetten; actieve lobby; beïnvloeding en bewaken regelgeving; praktische informatievoorziening; bewaken regelgeving in de praktijk; ontmoeting en overlegplatform onderling.
De VVVF heeft sinds vorig jaar een subgroep Brandwerende Coatings die een Technische Commissie heeft ingesteld. Deze laatste zal nauw samenwerken met de onlangs door CEPE ingestelde Intumescent Coatings Technical Committee.
Informatieoffensief FOSAG en VVVF over ‘2010-verf’
Minister Van der Hoeven bezoekt verffabrikanten Minister Maria van der Hoeven van Economische Zaken brengt op 11 mei een bezoek aan twee verffabrikanten. Achtereenvolgens is zij te gast bij AkzoNobel in Sassenheim en bij Verffabr. H. de Vos & Zn. BV in Den Haag. De werkbezoeken zullen bij elkaar een hele middag in beslag nemen. De verfindustrie heeft hiermee een uitgelezen kans om met de minister van gedachten te wisselen.
verf&inkt - april 2009 - nummer 4
FOSAG en de VVVF ondernemen gezamenlijk acties om de overgang naar verven met minder oplosmiddelen, de ‘2010-verven’, zo geruisloos mogelijk te laten verlopen. Geruisloos qua verwerkbaarheid, duurzaamheid en kwaliteitsgaranties voor bestaande en nieuwe meerjaren onderhoudscontracten. Vandaar dat er ‘2010-verf Ervaringsdagen’, een ‘2010verf Ervaringsmeldpunt’ en een ‘2010verf Informatiekrant’ op stapel staan. Dat is de uitkomst van een stuurgroep en twee werkgroepen. Voor schilders zullen er op veertien locaties ervaringsdagen worden aangeboden. Vanaf het einde van de middag kunnen schilders zelf ervaren hoe het is om met de nieuwe ‘2010-verf’ te werken. FOSAG draagt hierbij zorg voor de logistieke zaken, zoals de locaties en de uitnodigingsbrief die elk schildersbedrijf tegemoet kan zien. De verfleveranciers zorgen er op hun beurt voor dat er ter plekke met de ‘2010-verven’ gewerkt kan worden. Er zullen veertien verfleveranciers uit de decosector hun medewerking verlenen aan de Schilder Ervaringsdagen. Een aantal verfleveranciers is al begonnen om bij hun eigen verfverkooppunten informatie te verstrekken over hun nieuwe verfproducten die voldoen aan de Europese Verfrichtlijn. Schilders kunnen daar ter plekke met de kwast ervaren wat er anders is dan voorheen. Het voordeel van de Schilders Ervaringsdagen is dat verschillende verfleveranciers op een plaats hun verven ter beschikking stellen. Juist dat stelt de schildersbranche in staat om zo-
veel mogelijk praktijkervaring op te doen. FOSAG en de VVVF hebben besloten om een ‘Ervaringsmeldpunt 2010-verf’ te openen. Schilders kunnen via de Servicedesk van FOSAG laten weten wat ze van de nieuwe ‘2010-verven’ vinden. Of het nu om complimenten, vragen of om klachten gaat, bij FOSAG komt hun signaal binnen. De afspraak met de VVVF is dat de ervaring van de schilder wordt besproken met de betreffende verfleveranciers. Het antwoord van de verfleveranciers zal terug gekoppeld worden naar het individuele schildersbedrijf. Daarnaast zullen de geopperde vragen en antwoorden openbaar worden gemaakt op internet. Afgezien van het ‘Ervaringsmeldpunt 2010-verf’ op internet, worden schilders en verfleveranciers na de ervaringsdagen ook geïnformeerd via een informatiekrant. Net als de ervaringsdagen en het ervaringsmeldpunt staat de vraag centraal hoe de ‘performance’ van de nieuwe verfproducten is waarmee iedereen in de schildersbranche te maken krijgt. Het is nog niet bekend hoe vaak deze ‘2010-verfkrant’ verschijnt, maar wel staat vast dat die er net zo vaak komt als dat er relevante informatie uit te wisselen valt. Informatie die de kant van de schilders- en onderhoudsbedrijven belicht én informatie die inzoomt op de kant van de verfleveranciers over de ‘2010-verf’. De verwachting is dat veel vragen beantwoord zullen zijn als in oktober de informatiedag zal worden georganiseerd voor docenten. Docenten die door Savantis al jaarlijks worden bijgeschoold over een
bepaald thema. Deze keer zal de themabijeenkomst in het teken staan van ‘2010verf’. Vooralsnog staan de ‘2010-ervaringsdagen’ als eerste op de agenda. Te beginnen op 2 juni bij de Schilder^sCOOL Rosmalen. Ervaringsdagen FOSAG en de VVVF houden in juni veertien bijeenkomsten om schilders te laten kennismaken met 2010-verf. Gezien het feit dat men van vier uur ’s middags tot en met negen uur ’s avonds welkom is, kunnen bezoekers rekenen op soep met een broodje. De ‘ervaringsbijeenkomsten’ worden gehouden op de volgende data: 2 juni Schilder^sCOOL Brabant Noord-Oost (Rosmalen) 3 juni Schilder^sCOOL Midden Brabant (Tilburg) 4 juni Schilder^sCOOL Zutphen 8 juni Schilder^sCOOL Roermond 9 juni Schilder^sCOOL Nijmegen 10 juni Schilder^sCOOL Den Haag 11 juni Schilder^sCOOL Amsterdam 16 juni SPOS Groningen, Drenthe (Assen) 17 juni SPOS SCN Nieuwegein 18 juni Schilder^sCOOL Rotterdam 23 juni Schilder^sCOOL Geldermalsen 24 juni Schildersvakcentrum Zuid West (Goes) 25 juni Schilder^sCOOL Twente (Hengelo) 30 juni Schilder^sCOOL Leeuwarden
37
Specialist Specialistininblikverpakkingen blikverpakkingen voor voor de de verfverf- en en chemische chemische industrie
Zandvoortstraat Zandvoortstraat6969 | | 1976 1976BN BNIJmuiden IJmuiden | | The TheNetherlands Netherlands T +31 T +31 (0)255 (0)255 510 510 409 409| F| F+31 +31(0)255 (0)255512 512801 801| info@hildering.com | info@hildering.com
www.hildering.com www.hildering.com
vvvf verenigingsnieuws
Kleur aan levensfasen
Vanenburgconferentie in teken keten-samenwerking
Het project levensfasenbeleid is op 5 maart afgesloten met een werkbijeenkomst bij Sika Nederland in Maarssen. Het project is afgesloten maar het beleid moet doorgaan. Daarom hebben alle VVVF-leden het boekje ‘Kleur aan levensfasen’ gekregen met tips over instrumenten om mensen duurzaam inzetbaar te houden. Meer (gratis) exemplaren van deze kleurrijke brochure zijn te bestellen bij het VVVF-bureau (070 4440 680, secretariaat@vvvf.nl).
Ledentevredenheid VVVF dik in orde De VVVF heeft aan bureau Berenschot gevraagd een ledentevredenheidsonderzoek te houden. Op 17 april jongstleden presenteerde Dedan Schmidt van Berenschot de resultaten aan het bestuur van de VVVF. En die mochten er zijn! De leden deelden de VVVF dikke voldoendes uit. Circa 120 van de ruim 300 personen hadden online op de website van Berenschot de enquête ingevuld. Uit de analyse van de cijfers
concludeert Schmidt dat de VVVF de goede zaken aanpakt en de activiteiten die zij doet ook goed doet. Er is over de hele linie een flinke verbeterslag doorgevoerd. Dat is geen reden om op onze lauweren te rusten, vindt het bestuur. Op basis van de enquête en de input van de issuegroepen zullen de komende tijd voorstellen voor nog verdere verbetering worden ontwikkeld.
Een kijkje in de wereld van zeer kleine deeltjes. ir. C.H.A. (Corné) Rentrop en Ing. T.L. (Tom) Bots van TNO Industrie en Techniek gaven elk een presentatie over nanotechnologie op de VVVF-voorlichtingsbijeenkomst van 26 maart over het onderwerp. Nanotechnologie wordt gezien als een technologie met veel kansen voor de verfen drukinktindustrie. De VVVF wil innovatie
in haar achterban stimuleren en heeft TNO bereid gevonden een ‘Technologiecluster Nanotechnologie’ voor kennisoverdracht aan de leden te vormen. Daarbij zal ook aan het risicoaspect aandacht worden geschonken. Op de middagbijeenkomst werd ook door dr. ir. F.J. (Frans) Jongeneelen van Industox een presentatie gegeven over de risico’s van nanodeeltjes.
Elk jaar in april organiseert de VVVF een middagbijeenkomst in Kasteel de Vanenburg in Putten. Dat is inmiddels de Vanenburgconferentie gaan heten. Dit jaar is als thema gekozen ‘ketensamenwerking’. De verf- en drukinktindustrie is een schakel in diverse productketens, variërend van de schildersketen in de bouw, de grafische keten tot de scheepsbouw. De economische recessie zet ons allen aan het denken over de toekomst. Hoe kunnen wij als keten hier sterker uitkomen? Enkele gastsprekers zullen een korte presentatie houden. De overige deelnemers kunnen met hen in debat gaan. Gastsprekers zijn Toon van Asseldonk, directeur
van de AWVN, Joan Hanegraaf, directeur van Oelermans Plastics, Willem Bruring, plaatsvervangend directeur van de Programma Directie Duurzaam Inkopen en Eric van der Louw, directeur van de NEHEM. Het debat staat onder leiding van Richard Engelfriet, bekend van de VVVFledenvergadering. Met het programma probeert de VVVF kennis van en interesse voor bijzondere branchethema’s of deelsectoren te wekken bij de deelnemers en de afstand te dichten tussen leden en organisatie van afnemers, politiek, maatschappelijke beweging enzovoorts.
Hoe veilig werkt u? Het werken met verf kan bij verkeerd gebruik leiden tot gezondheidsklachten en onveilige situaties. Voor u als professionele schilder is het dan ook belangrijk om te weten hoe u veilig kan werken met een verfproduct. Welke voorzorgsmaatregelen moet u treffen om onveilige situaties en gezondheidsklachten te voorkomen en hoe moet u handelen bij een bepaalde calamiteit? U vindt dit terug in het veiligheidsinformatieblad van het verfproduct en in de verkorte informatie per productgroep. Kijk snel op:
www.veiligmetverf.nl Een initiatief van verffabrikanten (VVVF) en verfgroothandelaren (VVVF).
verf&inkt - april 2009 - nummer 4
39
Olie- en vernisfabriek Vliegenthart B.V. is sinds 1839 een betrouwbare partner voor de verf- en drukinktindustrie. Vliegenthart produceert en bewerkt o.a. diverse soorten plantaardige oliën waaronder lijnolie, hoogwaardige bindmiddelen en verfdrogers. Ook worden er uiteenlopende soorten vernissen en lakken gestookt, waaronder de bekende klassiek gestookte jachtlak. Daarnaast levert Vliegenthart verschillende typen afbijtmiddelen, zoals de milieuvriendelijke variant Fluxaf Green.
Dé milieuvriendelijke afbijt die echt werkt! Natuurlijk kent u Fluxaf® als de beste afbijt voor het verwijderen van de meeste soorten verf van bijna alle oppervlakten. Maar nu is er Fluxaf® Green. Vertrouwde kwaliteit volgens een milieuvriendelijk recept.
Zuiderhavenweg 42 4004 JJ - Tiel - Holland
Tel +31 (0)344 63 33 36 Fax +31 (0)344 63 16 16
PO BOX 6330 4000 HH - Tiel - Holland
E-mail info@vliegenthart.com Website www.vliegenthart.com