INDEX
8 BROUWERIJ
Proloog 10
Holy Shot
129
Eriek Verpale
18
Paolo Cognetti
132
Menno Wigman
20
Eddie Symkens
134
Marieke Bolhuis
254
Herman de Coninck
22
Matthieu Lobelle
137
Paul Demets
256
J. Slauerhoff
24
Stijn Vranken
258
Naoko Ito
259
Kamali van Bochove
262
3 VIJFHOEKSTRAAT
1 FESTIVALHUIS Lisette Den Boon
32
Stief DeSmet
142
Vladimir Moszowski
265
Christophe Vekeman
144
Stefaan De Croock
268
Thu Van Tran
270
Vera Gulikers
272
Guðný Rósa Ingimarsdóttir 34
4 DOUVIEHOEVE
Karolien Soete
36
Johan Clarysse
38
Wiame Haddad
40
Bart Moeyaert
148
Ellen Lanckman
42
Jeroen Eisinga
150
Jerry Kowalsky
44
Christopher Meerdo
154
Mischa Andriessen
278
Nicolás Lamas
46
Akwasi 156
Silvia B.
280
Dominique De Groen
48
Michel François
158
Peggy Wauters
282
mp Warming
50
Zeger Reyers
160
Laura De Coninck
284
Tinus Vermeersch
53
Arno Van Vlierberghe
162
Peter Verhelst
286
Katrien Orlans
56
Fernando Pessoa
166
Janine Jongsma
288
Elise 't Hart
58
Ann Vincent
188
Els Ceulemans
289
Theodora Kotsi-Felici
60
Luc Vandervelde
190
Marion Moskowitz
292
Bram Ellens
62
Kristof Van Heeschvelde
192
Roland Jooris
294
Chantal Pollier
64
Moya De Feyter
194
Arjan Spannenburg
296
Marc Kennes
66
teja van hoften
196
Erik Buijs
298
Roger de Neef
68
Barbara Callewaert
Stéphanie Saadé
300
Franca Ravet
70
& Jo Verhenne
198
Matthieu Lobelle
304
Hans Defer
72
J. Slauerhoff
200
Tomoko Sugimoto
309
Karin Borghouts
75
Bernard Dewulf
78
Mieke Teirlinck
80
Katrien Everaert
82
Max Temmerman
208
Marieke Lucas Rijneveld
314
Marie Reintjes
84
Lies Caeyers
210
Joseph Klibansky
316
Nick van Woert
86
Merel Cremers
212
Bram Ellens
318
Tinka Pittoors
214
Anjet Van Ligne
320
Ria Verhaeghe/
5 GRAANSCHUUR
9 KLOOSTER
10 KERK
Jasper Rigole
88
Hans Van der Ham
216
Een woud van dingen
92
Roberta Petzoldt
218
Els Moors
94
Jenny Ymker
221
Roel Jacobs
96
Gino Lucas
225
Jef Geys
98
Jacques Charlier
100
Elma van Haren
102
Fik van Gestel
108
Parastou Forouhar
230
Stefaan Vermuyten
110
Miho Kaijoko
232
Stefan Hertmans
330
Bart Janssen
112
Wisława Szymborska
234
Didier Mahieu
333
Anneke Brassinga
113
Koen Kloosterhuis
236
Peter Rogiers
114
Ilya Fedotov-Fedorov
238
Dankwoord 344
Caroline Alida
116
Esther Jansma
240
Colofon 348
6 PAROCHIEHUISJE
7 BRENNEPARK
2 RODE HOED B. Zwaal
124
J. Slauerhoff
244
Reniere & Depla
126
Roel Jacobs
250
11 GRENSLAND Stief DeSmet
325
Christophe Vekeman
326
12 GASTHUISKAPEL
“De wind, die eigenlijk alleen zo nu en dan maar eens komt neergestreken, voortdurend komende van en onderweg naar elders, maar nooit constant op één plaats bezig, draagt vlaagsgewijs nu eens verkwikkende, dan weer onverkwikkelijke geuren aan, en soms een wolk vlinders of libellen, maar ook wel soms een zwerm vogels,—en is hij weer voorbij, dan blijft nog geruime tijd alles in de tuin, wat maar bewegen kan en door hem is aangeraakt, in beweging.” “Deze mysterieuze volzin vind ik terug in een aantekenboekje van meer dan tien jaar geleden. Ik heb hem nooit in enige tekst kunnen gebruiken, maar na al die jaren zet ik hem hier maar neer. Ik weet nu dat deze zin een metafoor is: hij zou in een rouwadvertentie of in een doodsbrief kunnen staan.” ‘‘De wind’, dat is: iemands leven.’ ‘Niets bestaat dat niet iets anders aanraakt.’ Uit: Bezonken rood / Jeroen Brouwers / 1985 - De Arbeiderspers / Amsterdam
9
PROLOOG
SAUDADE ‘Niets bestaat dat niet iets anders aanraakt’
Als mens veranderen we elke dag, langzaam, maar in een snelle maatschappij die vooral bezig is met het voorbijzappende nu. Niemand komt ongeschonden uit die voortdurende revolutie. Iedereen draagt de stempel van de doorlopen tijd. Alles gaat voorbij, we zijn er maar even, en dat weten we. In de uitmuntende nieuwe bundel van Paul Demets, de klaverloop, getuigt de dichter over hoe de tijd op ons inbeukt. Een van de spilpunten is het verdriet van de ouder die ontdekt dat zijn kroost hem steeds minder nodig heeft: ‘Welkom thuis. Hier kan niemand blijven.’… Het thema van de 39ste editie van Kunstenfestival Watou is dit jaar tweeledig maar onlosmakelijk verbonden. Het tot nu toe onvertaalbare ‘Saudade’ is Portugees en staat voor een manier van zijn. Het omvat de voortdurende onzichtbare aanwezigheid van onbestemde weemoed en de eindeloze zoektocht naar iets waaraan we niet eens een welomschreven herinnering hebben. De mijmeringen die het woord oproept, komen neer op heimwee, melancholie, nostalgie en weemoed met een niet concreet aanwijsbare oorsprong. De Portugese cultuur en het dagelijkse leven van de Portugezen is ervan doordrongen. Zij zijn er fier op en claimen het als een nationale trots. Saudade heeft een fatalistische ondertoon, want het object van je verlangen zal wellicht nooit meer terugkeren. Het laat zich nog het best omschrijven als ‘de liefde die blijft nadat je geliefde is verdwenen’. Saudade roept tegelijkertijd droevige maar ook gelukkige gevoelens op: verdriet om het verlies, maar ook dankbaarheid om de liefde die je hebt mogen beleven. Saudade is droefheid, vermengd met dankbaarheid. Die moeilijk te omschrijven gemoedstoestand is voor iedereen herkenbaar omdat het verweven zit in het DNA van de mens en tot la condition humaine behoort. Daarom voegden we ook de quote ‘Niets bestaat dat niet iets anders aanraakt’ uit de roman Bezonken Rood van Jeroen Brouwers toe. Onze levens zijn doorweven van toevallige voorbijgaande ontmoetingen met elkaar, met de dingen rondom ons, met onze dagelijkse omgeving en met andere culturen. Soms vluchtig en niet echt waarneembaar, soms diep rakend. Soms verbonden, vanuit onze oorsprong, soms losstaand. Meestal niet direct aanwijsbaar en toch ingrijpend. Schrijver en filosoof Frans Frijns omschrijft het in zijn werk ‘Over ouderen en hun omgang met het verleden’: ‘De weemoed opereert vanuit het besef, dat alles reeds verloren is en er dus niets meer te verliezen valt. Daarmee schept ze openheid voor het onverwachte. Zo verbindt ze het verleden met de toekomst, het bekende met het onbekende. Weemoed is het creatieve gevoel dat mensen in staat stelt nieuwe ervaringen op te doen. Weemoed is het levende ervaren zelf.’
10
PROLOOG Schrijver Adam Zagajewski schrijft het toe aan onze ‘verminkte leefwereld’ die verankerd zit in de eeuwige cyclus van vergankelijkheid met steeds weer een nieuw begin en daar direct aan verbonden een afscheid. Wie weemoedig is, ervaart de zin van het leven; de waarde en de kwetsbaarheid. In het werk van de meeste kunstenaars, schrijvers, dichters en andere scheppende makers komt die onvermijdelijke vergankelijkheid veelvuldig aan bod. Zij hebben bij uitstek aandacht voor de samenhang der dingen en het feit dat ‘Niets bestaat dat niet iets anders aanraakt’ en onze bijna weerloze afhankelijkheid van die wetmatigheid die in ons mens zijn verweven zit. Zij staan aandachtig en onderzoekend in het leven en vertellen daarover. Zij bieden niet altijd antwoorden maar hun verhalen verbinden en voeden ons. Zij doen ons stilstaan bij wat ons menselijk maakt, herkenbaar is en zetten ons aan tot reflectie. Zoals de traditie het wil, tonen we in Watou een inspirerende mix van aanstormend talent en grote namen. Jong geweld en bezadigde wijsheid. Mensen van hier en van elders. Ze bevruchten elkaar. En als het goed is, helpen ze ons om onszelf en elkaar beter te begrijpen. Ook dit jaar maakt Watou met een ‘festival-off-locatie’ een uitstap naar het centrum van Poperinge. In de Gasthuiskapel presenteert kunstenaar Didier Mahieu een solo installatie waarin hij zijn visie op het thema vertaalt. Jaarlijks geven de dichters, schrijvers, kunstenaars en andere creatieve geesten op Kunstenfestival Watou vorm aan een uitzonderlijke ontmoetingsplaats. Ontdek hen met aandacht. Zij vertellen het verhaal van ons allemaal. Geniet ervan want niets bestaat dat ons niet aanraakt. Wij zien u graag. Jan Moeyaert Intendant vzw Kunst / Stichting IJsberg vzw Kunstenfestival Watou, zomer 2019.
11
KANTLIJNEN
FESTIVALHUIS Voor het zesde jaar op rij start een bezoek aan Kunstenfestival Watou in het Festivalhuis op het Watouplein. U vindt er niet alleen het onthaal en de festivalshop, maar ook allerhande projecten die in de kantlijn van het Kunstenfestival groeien.
ZOMERZINNEN Kunstenfestival Watou is meer dan een tentoonstelling tussen taal en beeld. Onder de noemer Zomerzinnen staan iedere zaterdag, zondag en feestdag andere evenementen op de agenda die graag een brug slaan naar verschillende kunstdisciplines. Denk onder andere aan een krachtige poëzievoordracht door Chris Lomme, breekbare songs van Leonard Cohen gebracht door Sophia Ammann en haar trio, een heuse schrijfmachinedag, een poëtisch-filosofische monoloog van Stijn Vranken of liedjes gebaseerd op schilderijen door Derek en Renaud. Daarnaast organiseren we ook twee familieweekends waarin we onze jongste bezoekers in de watten leggen met theater, vertellingen en workshops. Variatie troef, zoveel is duidelijk, al blijft het woord de rode draad doorheen onze Zomerzinnen. Het volledige programma is terug te vinden op www.kunstenfestivalwatou.be.
13
KANTLIJNEN
KINDERPARCOURS Adem in, adem uit Kunstenfestival Watou, dat is kijken naar kunst en proeven van poëzie op spannende locaties, ook voor ons jongste publiek. Het centrale thema van de tentoonstelling, en dan specifiek de zin ‘niets bestaat dat niet iets anders aanraakt’, keert dan ook terug in het kinderparcours. Auteur Anne-Marie Van Herck en illustratrice Inge Bogaerts ontwikkelden op basis van hun boekenreeks Adem in, adem uit, een belevingsinstallatie in de Parochiezaal waar families even tot rust kunnen komen en contact kunnen maken met zichzelf en elkaar. De installatie helpt om plaats te maken in onze hoofden voor de dingen die er echt toe doen. Het eerste boek in de reeks heet Reis in de aarde, en ook dat vindt een plaats op het parcours, in de veranda van het Festivalhuis. Daar werd een luisterplek ingericht waar kinderen zich nog eens kunnen verdiepen in hun innerlijke gevoelswereld. Om het educatieve luik verder wat extra kleur te geven, maakte Inge Bogaerts op vraag van Kunstenfestival Watou ook een gidsend boekje vol verbinding en rust. Aan de hand van allerlei leuke denk- en doe-opdrachten gaan de kinderen samen met hun gidsen Ti, Mo en Thé op wandel langsheen de kunstwerken op het parcours. Wie de opdrachten tot een goed einde brengt, komt bovendien ook steeds dichter bij de schatkist...
14
KANTLIJNEN
HET IJZELT IN JUNI In onze Blauwe Kamer in het Festivalhuis brengen we samen met vzw Rietepetite een eerbetoon aan een pionier van de Vlaamse illustratie. André Sollie heeft onvergetelijke prentenboeken gemaakt en daar besteedt Kunstenfestival Watou graag aandacht aan. Sollie bouwde een indrukwekkend œuvre uit en werkte daarbij samen met vele meesters uit de jeugdliteratuur, zoals Bart Moeyaert, Ingrid Godon, Ted van Lieshout, Toon Tellegen, Henri van Daele en Edward van de Vendel. Omdat hij kinderen begrijpt, heeft hij voor hen een (beeld)taal kunnen ontwikkelen die het experiment niet vreest en in staat is om met minimalistische lijnvoering en fragiele beelden een scala aan emoties uit te beelden. Daar won hij onder andere geheel terecht de Prijs van de Vlaamse Gemeenschap voor Jeugdliteratuur, een Gouden Griffel, een Boekenwelp, een Boekenpluim en twee Boekenpauwen voor, en deze zomer dus ook een plaatsje in het hart van ons Festivalhuis. Meester-illustrator Carll Cneut: “Ik herinner me nog de allereerste keer in mijn leven dat ik me bewust afvroeg: door wie is deze tekening gemaakt? Het was in Zonnekind of Zonneland, een van die blaadjes die we op vrijdagmiddag in de jongensschool in Wervik kregen. De tekening was bruinrood omrand, weet ik nog, en ze maakte een verpletterende indruk op me. De naam van de tekenaar was: André Sollie. Op dat moment heb ik me voor ’t eerst gerealiseerd dat tekenen een job was. Een die ik misschien ook wel zou willen uitoefenen. André Sollie is zonder enige twijfel de peetvader van de Vlaamse illustratie. Zijn invloed is nauwelijks te overschatten. We mogen het werk van André Sollie nooit vergeten.”
15
KANTLIJNEN
LUISTERPODIA/DICHTER BIJ MUZIEK Op de luisterpodia langsheen het parcours zijn melancholische klanken en Portugese woorden te horen, gezongen door dé hedendaagse fadozangeres Cristina Branco. Uit de geluidsinstallaties klinkt dan wel een onmiskenbaar Portugees geluid, de gezongen gedichten zijn wel degelijk van Nederlandse makelij. J. Slauerhoff (1898–1936) schreef ze met een gevoel voor saudade dat helemaal in de fadotraditie past, Mila Vidal Paletti vertaalde ze wonderlijk naar het Portugees. Het leven van Slauerhoff—scheepsarts, schrijver en dichter—kenmerkte zich door een hevig gevoel van onrust, dat zich uitte in een onophoudelijke zoektocht naar afgelegen werelden en verre, vreemde schrijvers. Hij was bovendien erg onder de indruk van de Portugese cultuur, zoals blijkt uit originele titels als Saudade, Vida Triste en Angustia en de sfeer die zijn gedichten uitdragen. Verwacht u dus aan een ontroerende reis langs verre landen en melancholische sentimenten.
16
KANTLIJNEN
GEDICHTEN IN HET DORP De afgelopen edities van Kunstenfestival Watou groeide er gestaag een nieuwe poëtische lijn in het dorp. Ook dit jaar selecteerde poëziecurator Willy Tibergien gedichten van gevestigde waarden in het Nederlandstalige poëzielandschap om hen een permanente plaats te geven in Watou. Aan het werk van Eddy van Vliet, Paul Snoek, Remco Campert, Hugues C. Pernath, Jean-Claude Pirotte, Leo Vroman, Miriam Van hee, Stefan Hertmans, Gerrit Kouwenaar en Marc Insingel, Leonard Nolens, Christine D’Haen, Joost Zwagerman, Jotie T’Hooft, Charles Ducal, Luuk Gruwez, Anna Enquist, Eva Gerlach en Frans Deschoemaeker worden dit jaar gedichten van Herman de Coninck, Menno Wigman en Eriek Verpale toegevoegd.
17
18
ERIEK VERPALE
Op de trappen van Algiers
Op de trappen van Algiers heb ik haar gezien : het meisje dat met dichtgeknepen ogen langs de koffiehuizen liep—een koffer in de ene, een koffer in de andere hand. En gevolgd ben ik haar, gevolgd door de nauwste straten, de stille pleinen vol muziek. O, waar ik haar al niet tegen kwam : in verlaten stations, geel als geel, of achter stoffige ramen. Steeds met een koffer in de ene, een koffer in de andere hand. Maar nooit nee, nooit meer, op de trappen van slapend Algiers, mijn stad.
19
20
MENNO WIGMAN
Aarde, wees niet streng
Aarde, hier komt een eerzaam lichaam aan waarin een koninklijke zon is opgegaan. Achter de ogen scheen een zomermaand, het middenrif liep vol zacht avondlicht en bij de hartstreek rees een tovermaan. De handen voelden water, streelden dieren, de voeten kusten stranden, kusten steen. Inzicht, er sloop vreemd inzicht in het hoofd, de tong werd scherp, er huisden vuisten in de vingers, de hand bevocht brood, geld, liefde, licht. Je kunt er heel wat boeken over lezen. Je kunt er zelf een schrijven. Aarde, wees niet streng voor deze man die honderd sleutels had, nu zonder reiskompas een pad aftast en hier zijn eerste nacht doorbrengt.
21
22
HERMAN DE CONINCK
Vingerafdrukken op het venster
Ik denk dat poĂŤzie iets is als vingerafdrukken op het venster, waarachter een kind dat niet kan slapen te wachten staat op dag. Uit aarde komt nevel, uit verdriet een soort ach. Wolken zorgen voor vijfentwintig soorten licht. Eigenlijk houden ze het tegen. Tegenlicht. Het is nog te vroeg om nu te zijn. Maar de rivieren vertrekken alvast. Ze hebben het geruis uit de zilverfabriek van de zee gehoord. Dochter naast me voor het raam. Van haar houden is de makkelijkste manier om dit alles te onthouden. Vogels vinden in de smidse van hun geluid uit, uit, uit.
23
J. SLAUERHOFF
Os solitários
IV Na fria planície me quedo em silêncio; Um sol mortiço vai descendo a ocidente. Pálida, a lua assoma ao firmament. Em fumos se expande a terra orvalhada. Nos campos hirtos, sob o Verão quente E fugaz, esconde-se o gelo eterno: É o Inverno numa farsa de Verão. Ainda se ouvem os chocalhos tilintar, Ainda se avista o trilho irregular, A carroça, essa, deixou de se ver. Sim, tudo passa, desaparece… E, embora inspire ternura, O pouco que ficou Não chega para viver.
24
De eenzamen
IV Stil sta ik in de steppe, De doffe zon gaat onder, De schrale maan verschijnt. Het gas dampt, klam en vochtig, De grond blijft stijf bevroren In heete korte zomer: ’t Blijft winter in de zomer. De klokjes zijn nog hoorbaar, Het rulle spoor nog zichtbaar, De kar is al verdwenen. Ja, alles gaat, verdwenen‌ Wat over is gebleven Is lief maar onvoldoende Om op te leven.
25
J. SLAUERHOFF
O descobridor
Tinha amor à terra que o mar lhe ocultava, Amor, como uma mulher ao ente que vai nascer. Assim ia cuidando e em sonhos se afundava, No alto da coberta, olhando a proa erguer. Pareceu-lhe que algo se mexia, uma névoa ao longe a querer romper, Enquanto o barco, espumando, as águas dividia De encontro à terra prestes a nascer. Ao descobri-la porém, soube-lhe a traição. Nada os unia. Oculto no silêncio, nenhum cordão. De novo quis encobri-la mas era tarde de mais: Nua jazia aos olhos do mundo. Apenas lhe restava Seguir curso tristemente, sem destino nem cais E sem corrente—vazio de si no vazio dos mares.
26
De ontdekker
Hij had het land waarvoor hij scheepging lief, Lief, als een vrouw ’t verborgen komende. Er diep aan denkend stond hij droomende Voor op de plecht en als de boeg zich hief. Was ’t hem te moede of ’t zich reeds bewoog Onder de verten, waarin ’t sluimerde, Terwijl ’t schip, door de waterscheiding schuimende, Op de aanbrekende geboort’ toevloog. Maar toen het lag ontdekt, leek het verraad. Geen stille onzichtbre streng verbond hen tweeën. Hij wilde ’t weer verheimelijken—te laat: Het lag voor allen bloot. Hem bleef geen raad Dan voort te varen, doelloos, desolaat En zonder drift—leeg, over leege zeeën.
27
J. SLAUERHOFF
Aspiração
Amanhã há-de raiar a liberdade, Esperamos nós cada dia que passa, P’ra não volvermos a cair a obscuridade: Volta—luz nossa, para sempre. Jamais virá esse momento Tal como nenhum anjo desce à terra, Nem a lugares onde o sofrimento Despe o azedume e enverga o desespero. Não face à ordem que nos guia: A felicidade espera a vez que lhe cabe E só vem à luz um dia No quadro da realidade. Mas eis que na estreiteza da vida, Sue reino se abre, em imenso lugar… Por ela nos deixámos iluminar: E agora sabemos, quando anuncia: “A tempo me faço chegar”.
28
Verlangen
Wij wachten daaglijks dat morgen Vrijheid aanbreken moet, Om nooit meer te gaan in ’t verborgen Terug—ons licht voorgoed. Gebeuren zal dit niet, Zoomin als een engel daalt Naar streken waar verdriet Tot wanhoop wrang verschaalt, Niet volgens onze orde: ’t Geluk wacht zijn eigen tijd Om geboren te worden Binnen de werkelijkheid. Maar ééns, door levensengte Breekt haar rijk open, wijd… Wij werden ingewijd En weten sinds zij ons wenkte: “Ik kom op tijd.”
29
FES
STIVAL HUIS 1
FESTIVALHUIS
Lisette Den Boon [NL] I Know 2016
De loopbaan van Lisette den Boon (°1962) nam al verschillende wendingen. Ze begon ooit als jonge manager in de modebranche in Israël en heeft zich intussen ontwikkeld tot ervaren ontwikkelingscoach. Daarnaast is den Boon ook kinderboekenschrijfster en illustratrice. Als kunstenares maakt ze schilderijen. Ze exposeerde met haar werk al op verschillende tentoonstellingen, kunstroutes en beurzen in Apeldoorn, Amsterdam, Breda en Dordrecht, maar ook buiten Nederland. Eendimensionale beelden kunnen den Boon weinig boeien. Ze raakt eerder geïntrigeerd door paradoxen dan door eenzijdige verhalen. Een terugkerend thema in haar œuvre is de tegenstelling tussen kracht en kwetsbaarheid, hetgeen volgens haar de mens tegelijk mooi én lelijk maakt. Den Boon werkt in haar schilderijen steeds met olieverf; de ene keer in enorme formaten, de andere keer dan weer heel klein. Tijdens het maakproces van een schilderij doorgaat ze steeds hetzelfde sleutelmoment, een soort moment van de waarheid. Hier bepaalt ze het bestaansrecht van het schilderij. “Als het mij niet lukt om dat punt te bereiken, dan is het beeld leeg en overbodig. Dan moet het worden weggegooid.” zegt ze hierover zelf. Ze ondergaat deze fase met een vreemd soort genoegen en houdt er zelfs van als een werk ‘weerbarstig’ is, als het zich niet onmiddellijk onderwerpt aan haar wil om het te schilderen en het zogenaamd ‘gewonnen’ heeft. Doorgaans werkt den Boon in reeksen, zo creëerde ze onder andere haar Bomen serie, Allochtonen serie en de Behangetjes plus serie. Het werk I Know, hier op Kunstenfestival Watou te zien in het Festivalhuis, maakt deel uit van haar Roze serie die bestaat uit portretten van jonge peuters, waarin we tegenstrijdige emoties kunnen waarnemen. I Know representeert onschuld, maar ook wijsheid, liefkozing en aanklacht. Den Boon beschouwt deze reeks als een zoektocht naar een kwetsbare, maar onverwoestbare levenskracht. (gebaseerd op teksten van De Baak en Lisette den Boon)
32
33
©© LISETTE DEN BOON
FESTIVALHUIS
Guðný Rósa Ingimarsdóttir [IS] '43—Later Corners Reworked 2019
Guðný Rósa Ingimarsdóttir (°1969) kwam jaren geleden van Reykjavik naar België als kunststudente en bleef hier wonen. Voor een Erasmus-uitwisseling volgde ze een opleiding aan La Cambre in Brussel en nadien aan het HISK in Gent. Ze stelt nog regelmatig tentoon in IJsland, maar haar werk was ook al te zien in steden als Parijs, Berlijn en zelfs New York. In 2013 ontving ze de Gudmunda S. Kristinsdóttir Art Fund prijs. Haar werk is ook opgenomen in de collectie van het FRAC Picardie in Amiens in Frankrijk. Ingimarsdóttir werkt in haar artistieke praktijk hoofdzakelijk met textiel, tekeningen en tekst. Haar tekeningen zijn veelal experimenten, waarin ze materialen als potlood en inkt combineert met naaigaren. Ze tekent, kerft, snijdt uit en borduurt. Het resultaat bevindt zich vaak in een schemerzone tussen figuratief en abstract. Het œuvre van deze kunstenares is voortdurend in beweging, doordat ze er continu aan blijft werken. Over sommige stukken doet ze wel twintig jaar voordat ze ze echt als afgewerkt beschouwt. “Een werk dat zich in mijn studio bevindt en niet ingekaderd is, is steeds onveilig. Ik kan het ieder moment weer bovenhalen om te bewerken,” aldus de kunstenares. Regelmatig begint ze in oude tekeningen te snijden en houdt ze slechts een web van dunne uitgesneden lijnen over. Die hergebruikt ze om nieuw werk te maken of om te combineren met een ander bestaand werk. Opvallend is dat er nooit iets verloren gaat: de uitgesneden negatieven integreert ze in een nieuw werk. Zo’n twintig jaar geleden maakte Ingimarsdóttir breiwerk met garen. Hoewel ze die praktijk al lang niet meer toepast in haar artistieke werk, blijft één specifieke touwconstructie haar nog steeds inspireren. Deze vormde ook het vertrekpunt voor ’43—Later Corners Reworked, dat hier in het Festivalhuis te zien is. De verschillende lagen van een uitgesneden tekening die boven elkaar gestapeld werden en voorzichtig op het oppervlak werden geborduurd, creëren een geheel dat fragiliteit uitademt. Ingimarsdóttir houdt er ten slotte van om de blik van de toeschouwer te verwarren. Door gebruik te maken van mat doorschijnend papier, lijkt het werk op het eerste zicht wazig, waardoor we het van dichterbij moeten bekijken om het te kunnen bevatten.
34
©© JEANNE VAUTERIN
(gebaseerd op teksten van Willem Elias en Irène Laub)
35
FESTIVALHUIS
FESTIVALHUIS
Karolien Soete [BE] Touch me please 2019
Karolien Soete (°1973) studeerde vrije grafiek aan Sint-Lucas in Gent, waar ze tot op heden nog steeds woont. Ze belandde ooit in Las Vegas en New York, waar ze zich in filmtechnieken inwerkte. Haar film Prolegomena werd gebruikt als decor voor een dansvoorstelling in New York en is nadien internationaal vertoond. Andere films van haar werden gescreend in steden als Sofia, Berlijn, Buenos Aires en New Mexico. Naast stopmotion-film, hanteert Soete uiteenlopende soorten materialen in haar kunstenaarspraktijk, zoals olieverf, Chinese inkt, graffiti, plexiglas, zeep… Ze exposeerde ook voor de Canvascollectie in Bozar. Soete noemt zichzelf een kluizenaar, omdat ze in haar eigen wereld leeft en niet binnen de lijntjes wil kleuren. Bovendien koestert ze een soort fascinatie voor mensen in de marginaliteit, wat zich uit in haar zogenaamd sociaal bewogen artistieke œuvre. Interactie met haar omgeving is ontzettend belangrijk: zo integreert ze in haar video’s vaak gesprekken met buurtbewoners, en stelde ze in het Museum Dr. Guislain een werk op in het tuinhuisje. Bezoekers en patiënten liepen er binnen en konden eender wat met het doek doen. De ene dag lag het netjes opgevouwen, de andere dag was het opgehangen aan een balk zodat iedereen het kon zien. Soete beschouwt deze vorm van actie en reactie als haar manier van bijdragen aan de maatschappij.
©© KAROLIEN SOETE
In 2018 nodigde de kunstenares onder de titel Touch me please vier mensen uit om haar handsculpturen, gemaakt uit zeep, actief als handzeep te gebruiken in hun dagelijkse leven. Het project was een onderzoek naar interactiepatronen en de effecten hiervan op de mensen. Centraal staat hier de betekenis van bewustwording, maar ook van vergankelijkheid en de rol die kunstobjecten in een actieve ervaringscontext kunnen vervullen.
36
Voor Kunstenfestival Watou maakte ze een reeks van drie nieuwe handen. Hier is de interactie niet fysiek, omdat de objecten niet worden aangeraakt of gebruikt door de toeschouwer, ze is eerder indirect en visueel. De aandacht ligt op het proces van achteruitgang en aftakeling: naarmate het festival vordert, zullen de handen zichtbaar veranderen, voornamelijk dankzij de temperatuur en de vochtigheid van de ruimte. Op die manier zal het werk er ook geen twee keer hetzelfde uitzien. Ten slotte wil Soete ons met het werk doen stilstaan bij wat handen kunnen vertellen over de personen bij wie ze horen. Ze zijn een indicatie voor onze leeftijd, het soort werk dat we doen, persoonlijke hygiĂŤne en esthetische voorkeur. Handen liegen zelden. Touch me please is een zachte uitnodiging tot reflectie over onze eigen vergankelijkheid en hoe mooi die kan zijn. (gebaseerd op een tekst van Daan Rau (OKV), Frederic De Meyer (The Art Couch) en Koen J. Van Damme)
37
FESTIVALHUIS
Johan Clarysse [BE] Uit de reeks The past is always present 2018
Johan Clarysse (°1957) woont en werkt in Brugge. Hij studeerde filosofie aan de K.U. Leuven en daarna beeldende kunsten aan de Academie voor Schone Kunsten in Brugge en Leuven. Sinds 2000 is hij actief als kunstenaar en stelt hij tentoon in verschillende musea en galeries in binnen- en buitenland. Zijn artistieke œuvre bestaat uit schilderijen, tekeningen en collages. Als schilder heeft Clarysse een eerder ongewoon parcours achter de rug. Pas rond zijn veertigste koos hij voor een loopbaan als professioneel kunstenaar. Clarysse drukt uit, onderzoekt, stelt vragen. Hij ontwerpt verstilde beelden die op een heldere manier toch raadselachtig zijn. De werken trekken aan en verwarren, onthullen en verhullen. Het œuvre dat hij inmiddels heeft gecreëerd, zit vol dubbele bodems en verwijzingen. De beeltenissen in het œuvre van Clarysse gaan van Japanse erotische gravures tot filmstills, portretten van filosofen of berg- en zeelandschappen. Lange tijd was taal een constante in zijn schilderijen, maar deze is gaandeweg aan het verdwijnen. Hoewel Clarysse in eerste instantie bekend is als schilder, vormen zijn tekeningen ook een belangrijk onderdeel van zijn artistieke praktijk. Ze bezitten een heel andere dynamiek dan zijn schilderijen. Doordat ze minder bedachtzaam zijn opgebouwd, komen ze meestal sneller tot stand. Doorgaans worden de beelden gecreëerd in de late avond, en bestaan ze slechts uit een paar kleine handelingen. Ze zijn het resultaat van de onrustige geest die volgens de kunstenaar ‘gekuist’ wordt. Ergens diep in zijn hoofd bevinden zich beelden, gedachten, waarnemingen of ervaringen, die naar boven komen en een intuïtieve, eerder naïeve vertaling op papier krijgen. Soms vormen ze een vertrekpunt voor een schilderij, maar veelal zijn het autonome werken. Het werk dat hier in het Festivalhuis te zien is, maakt deel uit van een reeks tekeningen met als titel The past is always present. Met eenvoudige middelen als potlood en waterverf creërt Clarysse een heel eigen universum, waar verschillende perspectieven samenkomen: kunsthistorische referenties, elementen uit de wereld van de media, literaire associaties en persoonlijke bevindingen. Als toeschouwer kan je er binnentreden en verdwalen in de veelheid aan betekenissen. (gebaseerd op teksten van Johan Clarysse en Hilde Van Canneyt)
38
39
FESTIVALHUIS
FESTIVALHUIS
Wiame Haddad [BE] Absentia 2018
Fotografe Wiame Haddad (°1987) groeide op in Lille met haar Tunesische vader en Marokkaanse moeder. Nadat ze afstudeerde aan de school voor Kunst en Vormgeving in Grenoble–Valence, volgde ze nog een Erasmusprogramma bij La Cambre in Brussel. Wiame werkt en woont afwisselend in Parijs, Tunesië en Casablanca. Haddad fotografeert voornamelijk het menselijk lichaam, met als inhoudelijk vertrekpunt het verschil in visie op het lichaam in de Westerse cultuur en in het Midden-Oosten. Ze is geïntrigeerd door hoe een lichaam kan veranderen als het conflict, strijd of angst voelt. Ze focust zich dan ook op het lichaam als politiek statement. Het werk Absentia, hier getoond in het Festivalhuis, ontstond langzaam. Eerst kwam het idee, vaag en onwerkelijk. Dit mondde uiteindelijk uit in de bijna obscene, maar toch ook wonderlijke gedachte een lichaam te recreëren. Om een lichaam dat vergeten is door tijd en geschiedenis, opnieuw een bestaan te geven. Het werk toont vier foto’s van plaaster afgietsels van verschillende lichaamsdelen. Haddad manipuleert en experimenteert met chemische substanties om zo tot een levensecht resultaat te komen. Bij het creëren van de afgietsels mislukken er natuurlijk ook sommige details, maar net deze mislukkingen geven het geheel een referentie naar de echtheid van het lichaam. Kraakjes en oneffenheden in het plaaster oppervlak verwijzen naar rimpels of littekens. Die staan zo symbool voor de trauma’s die lichamen meedragen na een (fysieke) strijd. Het werk getuigt hierdoor van zowel een zekere rauwheid als van een bijzondere gevoeligheid.
40
©© WIAME HADDAD
(naar een tekst van Wiame Haddad)
41
FESTIVALHUIS
42
ELLEN LANCKMAN
Ik draag een universum van achtergelaten indrukken op elke vingertop. Vijf keer de wereld in een handomdraai. Misschien is weemoed het onophoudelijke vallen van gewaarwordingen in de bodemloze holte tussen mijn vingers.
43
FESTIVALHUIS
Jerry Kowalsky [NL] Out of sight, out of mind 2019
Jerry Kowalsky (°1972) studeerde in 2000 af aan de Maastricht Academy for Fine Arts en woont en werkt sindsdien afwisselend in Berlijn en Amsterdam. Zijn werk was de voorbije jaren te zien in verschillende solo- en groepstentoonstellingen in Nederland, Duitsland, Frankrijk, Italië, Korea en de Verenigde Staten. Tijdens de allereerste editie van Stadsfestival Damme (België) nam het werk van Kowalsky in de Hospitaalsite een prominente plaats in. Jerry Kowalsky, de artiestennaam van Jeroen Cremers, specialiseerde zich tijdens zijn opleiding in keramiek. Dit bleek echter niet het materiaal waar hij naar op zoek was. Gedurende de ontdekkingstocht naar het juiste materiaal focuste hij zich voornamelijk op tekenen, maar de drang om sculpturen te maken bleef. Toen hij in de aanloop van zijn verhuis naar Berlijn even tussen de kartonnen dozen leefde, eindigde zijn zoektocht naar een bij hem passende vormentaal. Hij ging aan de slag met karton; een statisch, weinig stabiel materiaal dat redelijk kneedbaar is. Door de flexibiliteit en tegelijk ook beperktheid van het sobere, maar toch gelaagde materiaal wordt de kunstenaar gedwongen om zijn visuele kracht te gebruiken bij het ontwerpen van zijn concepten. Kowalsky’s voorkeur voor banaliteit blijkt niet enkel uit zijn materiaalkeuze. Ook in zijn onderwerpen staan alledaagse, menselijke aangelegenheden en kenmerken centraal. Het onderzoek en gebruik van beide lijken zijn manier te zijn om dichter bij het ‘menszijn’ te komen. Het universum dat hij schept, wordt bewoond door verwrongen, gehavende en balancerende karakters. Het weerspiegelt de interesse van Kowalsky in de ontwikkeling van het humane sociale gedrag en hij onderzoekt dan ook graag hoe de mensheid haar eigen verloop beïnvloedt, afbreekt en weer opbouwt. Volgens Kowalsky gaat zijn werk Out of sight, out of mind, hier te zien in het Festivalhuis, over herinnering en ervaring. De sculptuur verbeeldt een wijsvinger die voorspellend naar boven wijst of een waarschuwend gebaar maakt. Een verwijzing naar een vervlogen tijd met een boodschap voor de toekomst? Dit laat Kowalsky in het midden. Als een uitkijktoren verheft de vinger zich boven de toeschouwer en maakt hem klein en nietig. Doordat de sculptuur doelbewust open en rauw gelaten is, wordt plaats gecreëerd voor de toeschouwer om het werk te betreden. Hierdoor komt het ontdekken of waarnemen centraal te staan.
44
©© PETER COX
(gebaseerd op teksten van Marijke Cieraard, Pascalle Mansvelders, Jerry Kowalsky en Wido Smeets)
FESTIVALHUIS
Nicolás Lamas [PE] Planned Obsolescence 2018
Nicolás Lamas (°1980) studeerde achtereenvolgens Schone Kunsten aan de universiteit van Peru en Barcelona. Vervolgens studeerde hij in 2014 af aan het Hoger Instituut voor Schone Kunsten in Gent. Zijn werk was al te zien in verschillende groepstentoonstellingen over de hele wereld. Vanaf 2006 volgden er regelmatig solotentoonstellingen in onder andere Lima (Peru), op Art Rotterdam in Nederland en bij de Fundació Joan Miró in Barcelona (Spanje). Ook in 2017 was er op Kunstenfestival Watou reeds werk van hem te zien.
De installatie Planned Obsolescence, letterlijk ‘geprogrammeerde veroudering’, maakte deel uit van de tentoonstelling Archaeology of Darkness, die in 2019 te zien was bij Meessen De Clercq in Brussel. Hij linkte er elementen en objecten uit verschillende domeinen met elkaar, waarbij hij de nadruk legde op onze afhankelijkheid van de technische knowhow en de historische evolutie van productieprocessen. Vertrekkend van de stelling ‘informatie is macht’ opent Lamas denkpistes over de evolutie van communicatieprocessen, informatieopslag, leermethodes en de omnipotentie van technologie. In het Festivalhuis zien we een exemplaar uit Lamas’ serie ouderwetse printerinstallaties, waar hij afgietsels van standbeelden uit de Oudheid op plaatste. Enerzijds vertelt hij hiermee over de reproductie van het geschreven document, anderzijds verwijst hij ook naar de drang om ideeën te verspreiden. De kunstenaar benadrukt dat we in een paradoxaal tijdperk leven, en dat binnen een aantal jaren de accumulatie van informatie niet langer leesbaar of te consulteren zal zijn. “Binnen enkele eeuwen kan het merendeel van de informatie rond de hedendaagse maatschappij verdwenen zijn,” stelt de kunstenaar. Lamas presenteert de machines als verminkte menselijke lichamen die helemaal ontleed zijn. De draden en kabels symboliseren dunne aders en slagaders, de linten zijn pezen. Lamas beschouwt de opkomst van technologie als een onvermijdelijk stadium in de natuurlijke evolutie. (gebaseerd op een tekst van David De Pooter)
46
©© COURTESY THE ARTIST AND MEESSEN DE CLERCQ, BRUSSELS, PHOTO: PHILIPPE DE GOBERT
Het œuvre van Nicolás Lamas draait voortdurend rond de interactie tussen dingen en de associaties, uitwisselingen en mogelijke combinaties die hieruit voortkomen, zonder vastgelegde regels. Zijn artistieke onderzoek kan gezien worden als een reeks speculatieve oefeningen waarbij alles deel uitmaakt van een cyclisch proces van overdracht van informatie en energie. Zijn creaties komen voort uit een constante stroom waarbij intuïtie, geluk, spel en fysica zijn relatie met objecten en beelden bepalen. Lamas gebruikt verschillende, eerder ruwe methodes van onderzoek en productie en genereert zo steeds een heterogeen en veranderend werk waarin meerdere lagen van referentie en betekenis verborgen zitten. Zijn werk fluctueert hierdoor constant tussen orde en chaos.
47
FESTIVALHUIS
48
DOMINIQUE DE GROEN
Ascentie
De omwenteling overvalt ons. We reageren als één lichaam, één brein. Warmte en licht overspoelen ons lopen door ons heen als elektriciteit. Ons cytoplasma borrelt van leven. Overal om ons heen ontvouwen zich lang vergeten dimensies. De ijzige cellen smelten en worden koele donkere stromen waarop we meedrijven naar onbekende landen. In ons collectieve brein ontwaken oeroude herinneringen aan warme levende huizen waar we ons nestelden en tot bloei kwamen. De stroom versnelt. Een opwaartse draaikolk voert ons diep in onbekend weefsel. De hitte is verzengend trekt ons uit elkaar rukt me weg van ons lichaam. Het terrein is vreemd en grillig achter iedere bocht schuilen onvoorstelbare gevaren. Ik ben alleen en val.
49
FESTIVALHUIS
mp Warming [VS] Bird architecture 2016
De Amerikaanse kunstenares/curator mp Warming (°1960) heeft een veelzijdige carrière. Ze is gevestigd in Berlijn en leidt belangrijke onderzoeken samen met wetenschappers, architecten en academici. Daarnaast is ze ook stichter van het collectief Art Science Exhibits. Deze groep kunstenaars exposeert momenteel hun werk op de Biënnale in Venetië, in het Palazzo Albrizzi. In deze selectie zit ook Bird Architecture van Warming, hier te zien in het Festivalhuis. Als kunstenares was Warming de afgelopen jaren vooral actief bezig met het opvoeren van performances en dansvoorstellingen, waarvoor ze de wereld rondreisde. Momenteel houdt ze zich echter voornamelijk bezig met installaties. Haar werk is opgenomen in de collectie van het Nabokov Museum in SintPetersburg en in de bibliotheek van de Freie Universität in Berlijn. Ze exposeerde in 2009 al eens op de Biënnale in Venetië. Kunst en natuurwetenschap zijn ondubbelzinnig met elkaar verweven in het œuvre van Warming. Zelf stelt ze dat die twee disciplines “reeds vóór Leonardo da Vinci met elkaar vervlochten zijn.” Ze haalt het onderzoek van de gerenommeerde Richard Prum aan, een ornitholoog die als professor en curator werkt voor het Peabody Museum of Natural History aan Yale University. In navolging van Charles Darwin luidt zijn theorie dat iedere diersoort esthetisch inzicht heeft. Voor het werk Bird Architecture maakte Warming een montage van illustraties, geïnspireerd op Prum’s artikel Coevolutionary aesthetics in the human and biotic artworlds. Hierin analyseert hij artistieke creaties, gecreëerd door mensen en door vogels. Samengevat concludeert de wetenschapper dat vogels, net als mensen, kunstenaars kunnen zijn. Hij pleit er dan ook voor om de huidige theorieën rond esthetica te verbreden, en niet enkel tot artistieke producties van de mens te beperken.
50
©© MP WARMING
(gebaseerd op teksten van mp Warming en Richard Prum)
Untitled (TV 2.19) 2019
FESTIVALHUIS
Tinus Vermeersch [BE] Tinus Vermeersch (°1976) startte in 1994 een opleiding schilderkunst aan de K.A.S.K. in Gent en volgde daarna een opleiding beeldhouwkunst aan SintLucas in Gent. Zijn werk maakt ondertussen deel uit van de publieke collectie van Mu.ZEE in Oostende en van het Broelmuseum in Kortrijk. Vermeersch stelde eerder al tentoon in Zurich, Singapore en New York. Zijn werk wordt gerepresenteerd door Hopstreet gallery in Brussel, waar in 2018 ook zijn meest recente groepstentoonstelling Uncertainties te zien was. Tinus Vermeersch lijkt met zijn werk iets te willen vastleggen dat hij eigenlijk niet begrijpt, iets wat buiten onze eigen leefwereld bestaat en waarvoor we nog geen beeldtaal hebben ontwikkeld. De kunstenaar gebruikt in zijn manier van kijken naar het onbekende heel bewust een westerse blik, alsof hij als eerste en als enige een nieuwe wereld heeft ontdekt. De onhandigheid die daarmee gepaard gaat, geeft de tekeningen een mysterieus en wereldvreemd karakter. Het formaat bevestigt de onzekerheid waarmee de kunstenaar omgaat met dat onzekere. Het is geen retorische of trefzekere representatie van de realiteit, eerder een poging om bepaalde dingen te vatten via kleine ‘schetsen’. Hoewel er duidelijke relaties ontstaan tussen de tekeningen onderling, vertellen ze geen verhaal en functioneren ze evenmin als illustraties. Hun waarde ligt op een ander niveau. Het is de spanning die ontstaat tussen de artificiële elementen en de dramatische of onheilspellende voorstelling van het landschap en de wolken die de tekeningen zo vreemd en bijzonder maken. Uit dit spanningsveld ontstaat het gevoel van onbehagen dat we ervaren wanneer we de wereld van Tinus Vermeersch ontdekken. De figuren krijgen zo ook een veel complexere betekenis dan dat ze een loutere herneming van middeleeuwse groteske illustraties zouden zijn. Als een verwonderde ontdekkingsreiziger schept Tinus Vermeersch in zijn tekeningen en sculpturen een bizarre wereld, bevolkt door vreemde dieren en zonderlinge figuren. De tekeningen hebben door hun formaat, het kleurgebruik, de manier van voorstellen en de signatuur van de kunstenaar veel weg van de typische volksprentjes uit de zestiende of zeventiende eeuw. Wat er echter wordt afgebeeld, is veel moeilijker te plaatsen. Wezentjes die op kleine monstertjes lijken, kunnen evengoed figuren met rituele maskers zijn. Heuvels lijken te veranderen in levende schepsels, kubusvormige monolieten duiken op in verwilderde landschappen, zonderlinge figuurtjes hanteren een stok als ritueel object of om de natuurelementen mee te trotseren. Ook bij het werk Untitled (TV 2.19), hier te zien in het Festivalhuis, komt dit terug. (naar een tekst van Tanguy Eeckhout)
53
©© COURTESY THE ARTIST AND HOPSTREET GALLERY BRUSSELS
FESTIVALHUIS
Katrien Orlans [BE] Modoc war/Saudade (6) 2019 Modoc war/Saudade (7) 2019
Hoe het was. Hoe het nooit is geweest en hoe het nooit meer zal zijn. Fotografe Katrien Orlans (°1973) groeide op aan de kust van Oostende en Vlissingen. Ze had geen bijzonder artistieke jeugd, maar besloot toch om op latere leeftijd opnieuw te gaan studeren aan de Academie voor Schone Kunsten. Haar werk getuigt van een sterke intuïtie, ze laat zich leiden door wat ze voelt. Haar beelden banen een weg door een verleden. Zoekend naar een tijd waarin alles beter was. Het verlies van het vertrouwde en de gehechtheid aan wat is verdwenen, is het thema van haar fotoreeks Saudade. Het Portugese woord saudade is moeilijk te vertalen naar het Nederlands. We hebben er namelijk geen woord voor. Weemoed, melancholie of heimwee komen het dichtst in de buurt. Het omschrijft het gevoel van een gemis van een plaats, van verloren liefde, een overledene, iemand die men lang niet heeft gesproken. Maar ook van een melodie, een situatie of een gerecht. De fotografe probeert ook in de beelden Modoc war/Saudade number 6 en Modoc War/Saudade number 7 dit gevoel te verbeelden. Biografische elementen worden vermengd met uitgezochte personages en plaatsen. Je hoeft de exacte context niet te kennen om saudade te voelen in deze beelden. Elke doorkijk botst meteen op een wand van struiken, bomen of een enkel lichaam. Er is geen ontsnappen aan. Ook de uitgewaaierde sluiers maken het kijken moeilijk. Ze vertroebelen het beeld, symboliseren het gemis en brengen ons tot bij het onvermijdelijke vergeten.
56
©© KATRIEN ORLANS
(naar een tekst van Lieven Lefere)
57
FESTIVALHUIS
FESTIVALHUIS
Elise 't Hart [NL] Hoe klinkt Watou? 2019
De Nederlandse Elise ’t Hart (°1991) groeide op in een muzikantenfamilie. Het belang van muziek en geluid is dan ook een vanzelfsprekendheid in haar artistieke œuvre. Ze studeerde af aan de kunstacademie van de Hogeschool voor de Kunsten in Utrecht (HKU). ’t Hart werkt geregeld samen met haar partner Nils Davidse (zowel in de liefde als in de kunst), een muzikant en geluidskunstenaar die afstudeerde aan het conservatorium van de HKU. Als geluidskunstenaar combineert ‘t Hart muziek en andere geluiden met beeldende kunst. Ze registreert, manipuleert, imiteert, beschrijft en visualiseert geluiden, en maakt de toeschouwer zo bewust van alle klanken om zich heen. Ze brengt haar audio-opnames in kaart in films, foto’s, installaties en notities en maakt zo het onzichtbare zichtbaar. In 2013 richtte ze haar Instituut voor Huisgeluid op, een groeiende verzameling van geluiden die je in een huis tegenkomt: een krakende vloer, een zoemende koelkast, een tikkende verwarming, kletterend douchewater, een blazende afzuigkap, tsjilpende vogels, het gepiep van een schuifdeur of een rinkelende deurbel. Sommige klanken zijn herkenbaar en voelen prettig aan, andere zijn dan weer buitengewoon vervelend. “Het gaat over leren luisteren, bewustwording en het opdoen van een volledige ervaring van onze omgeving,” aldus de kunstenares. Voor deze editie van Kunstenfestival Watou ging ’t Hart, samen met Davidse, op zoek naar de klanken van Watou. Vertrekkend van de vraag ‘Hoe klinkt Watou?’ verzamelden ze de geluiden die hoorbaar zijn op en rondom het parcours van het festival. Vervolgens brachten ze hun opnames in kaart, letterlijk en figuurlijk, door ze te beschrijven en te archiveren. Dit resulteerde in een nieuw archief dat wordt toegevoegd aan het Instituut voor Huisgeluid, dat op die manier blijft uitbreiden. In het Festivalhuis kunnen bezoekers de nieuwe verzameling geluiden beluisteren via koptelefoons of zelf gaan opzoeken door middel van een kaart. In de installatie werden bovendien ook oudere, reeds bestaande geluiden van het Instituut voor Huisgeluid verwerkt. Zo geeft ‘t Hart de toeschouwer inkijk in haar persoonlijke perceptie van het dorp Watou en het festivalparcours. Ze geeft de klanken de aandacht die ze verdienen en creëert een meer volledige ervaring van het resultaat.
58
©© ELISE 'T HART
(gebaseerd op een tekst van Esther Darley)
59
FESTIVALHUIS
FESTIVALHUIS
Theodora Kotsi-Felici [GR] L'odeur de la frontière 2019
Na haar opleiding grafische vormgeving in Athene trok Theodora Kotsi-Felici (°1978) naar Nederland waar ze achtereenvolgens culturele antropologie en audiovisuele kunsten studeerde. In 2012 behaalde ze er haar master in de beeldende kunst. Sindsdien woont en werkt Kotsi-Felici afwisselend in Nederland, Griekenland en Ierland. In elk van deze landen was haar werk al te zien in verschillende groeps- en solotentoonstellingen. De kunstenaarspraktijk van Theodora Kotsi-Felici bestaat vooral uit insitu-installaties. Bij voorkeur werkt zij het liefst in publieke ruimtes en samen met het publiek. Vertrekkend vanuit het verleden gaat de kunstenares op zoek naar spannende momenten in de geschiedenis van de specifieke locatie. Ze focust hierbij op structurele veranderingen die van invloed zijn geweest of nog zijn op de bewoners van die plek. Concreet verzamelt KotsiFelici bloemen, planten en andere zaken en transformeert ze deze in beeldend materiaal en parfums. Geuren werken immers sterk in op ons geheugen en volgens de kunstenares zit in die geurherinneringen de geschiedenis van de plek opgesloten. De essentie van de parfums die Theodora Kotsi-Felici creëert, is de geur als bewaarplaats van het verleden en heden van een bepaalde plek. Zo functioneert het parfum als het ware als een soort historisch herinneringsmiddel. Kotsi-Felici is zodoende naast beeldend kunstenaar ook steeds onderzoekend socioloog, antropoloog, wetenschapper, curator, historicus of zelfs botanicus/plantenkweker.
60
©© GINA LOGGHE
Voor de 39ste editie van Kunstenfestival Watou maakte Theodora Kotsi-Felici een installatie waarin de bezoekers haar nieuw parfum L’odeur de la frontière kunnen beleven. Uitgangspunt van dit project was het grensgebied tussen België en Frankrijk. De landschappen en oude gesproken dialecten vormden haar bron van inspiratie. Voor het maken van haar parfum verzamelde KotsiFelici bloemen op diverse locaties in het grensgebied. De geur die ze hiermee creëerde functioneert uiteindelijk in de installatie als metafoor voor de zoektocht naar oude herinneringen die in dit grensgebied opgesloten liggen.
FESTIVALHUIS
Bram Ellens [NL] Orphans 2018
Na een turbulente loopbaan van tien jaar als internet-ondernemer besloot Bram Ellens (°1978) in 2015 om zich volledig te wijden aan zijn kunstenaarschap. Voornamelijk door zelfstudie en hier en daar wat begeleiding door mentoren, vormde hij zichzelf om tot een autonome kunstenaar. Zijn werk was reeds te zien in verschillende tentoonstellingen in Nederland. In 2018 stelde hij na een residentie ook tentoon in het IBB Center for Contemporary Art Curaçao. Het œuvre van Bram Ellens bestaat vooral uit theatrale sculpturen en installaties. Met zijn eerder grote werken probeert hij in eerste instantie de nieuwsgierigheid van de toeschouwer te prikkelen. Eens dichterbij gekomen, roepen de werken verstilling op en nodigen ze uit tot contact. Zo kwam Ellens in 2016 in Nederland bijvoorbeeld in de media naar aanleiding van zijn werk Sorry? You were saying? Met een leger van 2000 witte tuinkabouters die allemaal gekluisterd zijn aan het scherm van hun smartphone beeldt de kunstenaar de individualisering en de groeiende apathie van mensen uit. Nadat de volledige installatie te zien was in enkele expo’s, werden de kabouters opgedeeld in kleinere legergroepjes waarvan er ondertussen al een deel een thuis hebben gevonden in verschillende kantoren. Het werk herinnert ons aan het belang van echt contact en is, net zoals de andere werken van Ellens, bijzonder toegankelijk zonder oppervlakkig te zijn. Ook met zijn werk Orphans dat tijdens Kunstenfestival Watou te zien is op de bovenverdieping van het Festivalhuis, wil Ellens de toeschouwers uitnodigen om stil te staan bij het steeds vluchtiger worden van menselijke relaties. Met de installatie geeft Bram Ellens nieuw leven aan oude schilderijen van overleden mensen en wijst hij ons op hoe we als nabestaanden soms achteloos omgaan met de nalatenschap van overledenen. Via begrafenisondernemers en kringloopwinkels slaagde hij erin om de hand te leggen op werken die ‘verweesd’ waren geworden nadat hun eigenaar stierf. Ze belandden niet bij zonen of dochters boven de bank, maar de erfgenamen konden het ook niet over hun hart krijgen om de schilderijen die al zo lang in hun ouderlijk huis hingen, weg te gooien. Voor Ellens bevatten deze afgedankte schilderijen nu zowel de energie van de kunstenaar als de liefde van de overleden eigenaar. De nieuwe vorm van de wezen straalt spiritualiteit uit en de tijdloosheid van het gebruikte materiaal roept een gevoel van berusting en innerlijke stilte op bij de toeschouwer. In de kerk is nog een tweede werk van deze kunstenaar te zien. (gebaseerd op een tekst van Bram Ellens)
62
63
FESTIVALHUIS
FESTIVALHUIS
Chantal Pollier [BE] Curiosity killed the cat 1990–2019
Chantal Pollier (°1965) studeerde in 1991 tegelijkertijd af als klinisch psycholoog aan de universiteit van Gent en als beeldhouwer aan de K.A.S.K. te Gent. Zeven jaar werkte ze als psychoanalytisch therapeut in een centrum voor kinderen met leermoeilijkheden. Ondertussen ontplooide ze haar andere passie: beeldhouwen. Pollier koos uiteindelijk voor een leven als kunstenaar en gaf even les in beeldhouwtechnieken aan kinderen en volwassenen. Vandaag werkt ze voornamelijk in haar atelier, doet ze restauratiewerk en is ze curator van verschillende tentoonstellingen. In 2015 nam ze al eens deel aan Kunstenfestival Watou. Als psychologe en kunstenaar, werkzaam in het veld van verval en vergankelijkheid, heeft ze een grote interesse in de dichotomie tussen schoonheid en walging, de schoonheid van het vergankelijke en de fysieke verschijning van het verdwijnende. Haar persoonlijke research is altijd nauw verbonden met de wetenschap. Ze verbleef in 2016 bijvoorbeeld een jaar als artist in residence bij de afdeling Morfologie van de faculteit dierengeneeskunde aan de UGent. Daar kon ze de huid onderzoeken van de meest diverse diersoorten. Ze maakte er afgietsels van complexe huidstructuren en onderzocht huidcellen onder de microscoop. Dit materiaal vormde het vertrekpunt voor haar werk. De installatie die hier getoond wordt in het Festivalhuis, is opgebouwd uit vele verschillende objecten, die stuk voor stuk een bijzondere betekenis hebben. Het zijn niet zomaar voorwerpen. Een enkele persoon zou tussen 1000 en 5000 objecten bezitten. Veel van die objecten zijn er maar even, voor ze tussen de rommel en afval belanden. Maar iedereen heeft wel enkele objecten die een bijzondere resonantie oproepen, gelinkt aan een herinnering, een gevoel, een belang. Herinneringen zijn echter geen stabiele entiteiten, ze veranderen constant. Elk object heeft zijn geschiedenis, het geheel kan men zien als een ‘Cabinet of curiosities’. Deze zogenaamde kabinetten waren vooral in de 16de en 17de eeuw zeer geliefd. Men bewaarde er bijzondere objecten in: mineralen, vreemd gedroogde en opgezette wezens, hoorns, schedels, maar ook door de mens gemaakte objecten. Sommige van de objecten bij Curiosity killed the cat zijn kleine kunstwerkjes. Pollier verzamelt deze objecten en kunstwerkjes al bijna dertig jaar en deze verzameling wordt nog steeds aangevuld. Ze dragen elk een uniek verhaal en zijn door die anekdotes met elkaar verbonden. Ze zijn dragers van herinneringen.
64
©© VALENTINA LARI
(naar een tekst van Chantal Pollier)
65
FESTIVALHUIS
FESTIVALHUIS
Marc Kennes [BE] Territorium 2016–2018
Marc Kennes (°1962) is al meer dan een kwarteeuw actief als beeldend kunstenaar. Hij werd geboren in Wilrijk in 1962. Marc Kennes besefte al op jonge leeftijd dat hij schilder wou worden. Hij volgde lessen aan de teken- en schilderschool in Niel en aan de Koninklijke Academie voor Beeldende Kunsten in Mechelen. Begin jaren tachtig studeerde hij aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Antwerpen en aan het Nationaal Hoger Instituut voor Schone Kunsten in Antwerpen. Marc Kennes studeerde af in een tijdperk van minimalisme, videokunst, performance, conceptuele kunst en vele andere avant-garde bewegingen. Hij voegde zich vanaf 1988 bij de selecte groep kunstenaars van galerie De Zwarte Panter. De condition humaine staat centraal in het werk van Kennes. Wie zijn we? Waarom bestaan wij? Wat is onze toekomst? Wat is de zin van lijden, dood, vruchtbaarheid, erotiek? In het werk van Marc Kennes ervaren we die condition humaine als tragisch, verscheurend, maar toch ook weer symbool-zoekend in het tijdloze van de schilderkunst. Met de titel verwijst Kennes naar het grondgebied, maar de term heeft vanuit de biologie ook een andere betekenis. Een territorium is hier een door een individu of groep van dieren in beslag genomen woongebied dat verdedigd wordt en waarvan de toegang aan soortgenoten ontzegd wordt. Toegepast op de mens, wel een zeer actueel begrip en probleem dat de kunstenaar Marc Kennes erg beroert. Hij is trouw aan de fundamenten van de schilderkunst: olieverf op doek. Maar tegelijkertijd realiseert hij zijn liefde voor de materie op een zeer persoonlijke en authentieke wijze.
©© MARC KENNES
(naar een tekst van Ernest Van Buynder)
66
67
68
ROGER DE NEEF
Mood Indigo
Ik geef je de kleur Van geboorte en droefheid Niet het blauw in je hoofd Maar het bevroren blauw van de vlam Het blauw van het uur blauw ’s Ochtends net voor de ochtend Het blauw van vlak voor En dat van na de zomer Ondergedoken in rivieren het blauw Van overal onderweg naar je bloed Liefste ik geef je de kleur Van geboorte en afscheid Het bittere blauw dat leeft In het hart van het blauw En uitbreekt als koorts.
69
FESTIVALHUIS
Franca Ravet [BE] Ne te retourne pas 2017
Franca Ravet (°1957) werd geboren in Aarlen. Na haar middelbare studie Artistic Humanities aan het Atheneum te Izel, studeerde ze af aan ESA Saint-Luc in Luik. Haar werk maakt vandaag deel uit van verschillende privé kunstcollecties en wordt gerepresenteerd door galerie Dessers in Hasselt en Leuven. Franca Ravet ontwikkelde heel vroeg haar eigen creativiteit. Haar werk combineert abstractie met subtiele figuratie. De kunstenares laat zich hierbij leiden door een zwerm van intieme herinneringen en schokken. Zoals een detective zoekt ze aanwijzingen op en laat ze die herleven in haar expressionistische beeldtaal. Van kinds af aan is ze geïntrigeerd door menselijke relaties. Ravet was vroeg rijp en dat merk je in haar werk. De mengeling van spanning en energie creëert een klimaat dat schommelt tussen het verlangen om in de mensheid te geloven en het bewustzijn van zijn capaciteit om het onbestaande te creëren. De schilderijen van Franca Ravet begeleiden ons in deze primaire ervaring. Door een vrije en oprechte figuratie, zoekt zij onvermoeibaar naar de gemeenschappelijke codes die in elk van ons worden verankerd. Hierdoor herkennen we een deel van onszelf wanneer onze blik een van haar doeken kruist. “Ik ben steeds op zoek naar het evenwicht tussen abstractie en een persoonlijke figuratie met een voortdurende drang om een massa tekeningen te creëren om ze later te verwerken en te assimileren in samenstellingen die een veelvoudige onmogelijke lezing toelaten.”, aldus Ravet.
70
©© FRANCA RAVET — 'DETAIL UIT NE TE RETOURNE PAS'
Haar werk weerspiegelt een zoektocht naar identiteit, een proces dat iedereen doormaakt. Deze zoektocht kent misschien geen einde, maar levert alleszins wel intrigerend werk op. Het drieluik Ne te retourne pas, hier te zien in het Festivalhuis, komt uit haar reeks Liens du sang, waar ze identiteit onderzoekt in relatie tot familieleden, en meer bepaald over die zaken die vaak onuitgesproken blijven.
FESTIVALHUIS
Hans Defer [BE] C.WN.05.0319 2019
Hans Defer (°1968) studeerde aan verschillende academies in Brugge en Gent. Zijn tekeningen en schilderijen zijn herkenbaar aan de blauwgrijze kleuren en vervaagde vormen en silhouetten. De toeschouwer kan zijn blik op de afbeeldingen niet scherpstellen, het beeld is troebel gemaakt en biedt geen heldere uitweg. Die toenemende ruis symboliseert het wegvallen van communicatie. Zonder lijnen van communicatie zijn we enkel nog aangewezen op onszelf om de wereld om ons heen te percipiëren. Voor zijn tekeningen en schilderijen put Defer uit een visuele database van afbeeldingen uit diverse bronnen zoals kranten, tijdschriften, YouTube en foto’s die hij zelf genomen heeft. Zijn werken dragen geen titel maar in plaats daarvan een catalogusnummer van een systeem dat hij voor zichzelf ontwikkeld heeft. Op die manier wordt geen enkele interpretatie opgedrongen aan de toeschouwer die zo de ruimte krijgt om zelf een verhaal rond het werk te construeren. Afbeeldingen die gelinkt zijn aan een context van misdaad en geweld worden in het werk van Defer gepresenteerd met willekeurige, ‘banale’ beelden. Het is de waarnemer die ervoor zorgt dat de laatsten door de eersten besmet worden en zo onwillekeurig de geladenheid van potentiële crime scenes krijgen. Zijn fascinatie voor misdaad en crimescene-fotografie resulteerde bijvoorbeeld in 2016 in Amnesia, een ruimtelijke installatie over de Bende van Nijvel. In een crime scene ontbreken vaak cruciale elementen, die nodig zijn om een betrouwbaar beeld van de werkelijkheid te construeren, net als in die ruis en onheldere communicatie. Zo ook in de installatie A house is not a home waar de combinatie van onvolmaakte beelden uit de context van misdaad en geweld met de meer triviale beelden, ervoor zorgt dat het geheel een zware ondertoon krijgt en de toeschouwer opzadelt met een unheimlich gevoel.
72
73
A painter's room 1/3 2019
FESTIVALHUIS
Karin Borghouts [BE]
Karin Borghouts (°1959) studeerde schilder- en beeldhouwkunst, werkte als grafisch vormgever en ontpopte zich later tot fotograaf waarbij ze deze andere disciplines in haar fotografie integreerde. In 2012–2013 was Borghouts stadsfotograaf van Antwerpen. Zij heeft tal van solo- en groepstentoonstellingen in binnen- en buitenland en diverse publicaties op haar actief. Werken van haar bevinden zich onder andere in de collectie van de fotomusea te Antwerpen en Charleroi, in MAS Antwerpen en STAM Gent en in de kunstcollectie van de Universiteit Antwerpen. Karin Borghouts is vooral bekend door haar foto’s van gebouwen en interieurs, plaatsen in de publieke ruimte en musea die ze als een scène toont waarin de menselijke figuur afwezig is. Ze werkt graag in de context van een specifieke ruimte en fotografeert bij voorkeur die plaatsen waar we normaal gezien voorbijlopen. Zelden fotografeert ze mensen. Haar werk gaat over een soort afwezigheid die moeilijk te benoemen is; iets wezenlijks dat niet af te beelden is. De foto’s tonen geen enkel decor, de actie is iets dat voor of na de opname gebeurt en tussenin is er een ogenschijnlijke tijdloosheid. Haar afgebeelde omgevingen tonen de menselijke onvolmaaktheid. In 2017 was op Kunstenfestival Watou een selectie uit haar project Het huis te zien. Voor dit beklijvende kunstproject bracht ze de verbrande interieurs van haar ouderlijk huis in beeld. Deze zomer toont Karin Borghouts in het Festivalhuis A painter’s room uit haar nieuwe reeks Het huis van een schilder waarin het huis van kunstschilder Marten Melsen (1870–1947) centraal staat. Na zijn dood trokken zijn dochters in de woning tot ze ver in de tachtig waren. Ze lieten het huis intact, zoals hun vader het achterliet. De foto’s van deze authentieke interieurs bieden— mede door een mooie lichtinval—aan de kijker een aparte blik terug in een tijd die nog niet al te ver achter ons ligt, maar toch afgesloten is. Door haar schilderkunstopleiding weet Karin Borghouts deze fotogenieke omgeving met een speciale en empathische gevoeligheid weer te geven.
75
78
BERNARD DEWULF
Vreemde
Wij moeten nog spreken. De stemmen breken al en zwijgend kunnen wij niet ontkomen. Nu ook het kijken in de ogen slijt moeten wij nog iets zeggen. Wij hebben kamers gedeeld, geruchten en licht, en altijd de uren. Nu de vleermuis al lager scheert over de tuin, zouden wij nog iets moeten, een knik, een licht laat gebaar. Achter de starende ramen zijn wij verjaard om elkaar.
79
FESTIVALHUIS
Mieke Teirlinck [BE] De Afspraak 2018
Mieke Teirlinck (°1959) woont en werkt in Brugge. Na haar studies regentaat plastische kunsten focuste ze zich vooral op het maken van sculpturen. Bij haar terugkeer van een lang verblijf in Suriname, waar ze ook les gaf, kreeg ze opnieuw de drang om te tekenen en schilderen. In 1992 begon Mieke Teirlinck lessen schilderkunst te volgen aan de Academie van Brugge. Pas in 2001 maakte ze haar debuut in de Bogardenkapel in Brugge. Haar œuvre refereert naar de klassieke schilderkunst, waarbij ze steeds aan het werk gaat met olie op doek. In vijftien jaar tijd schilderde Mieke Teirlinck een steeds meer beklijvend figuratief œuvre bijeen. In 2016 verscheen haar boek ‘Humanity Paintings’. Met haar geheel eigen en stevige penseeltoets schildert Teirlinck gestaag een beklijvend figuratief œuvre bijeen dat vooral broosheid en weerloosheid vorm geeft. Vaak geeft ze datgene weer wat de maatschappij liever verborgen houdt, waar men bij voorkeur het hoofd voor afwendt. Teirlincks onderwerpen worden volkomen geïsoleerd en zonder franjes weergegeven. Heel vaak draait het in haar werk om pijn, eenzaamheid en bizarre schoonheid, waar we volgens Teirlinck blind voor zijn geworden. Maar onder de streken verf schuilt ook een zekere zelfironie. Nog meer dan vroeger combineert Teirlinck thematisch het pijnlijke met een zekere speelsheid in onverwachte combinaties en ontmoetingen. Voor Teirlinck kan alles een aanleiding zijn om te schilderen, het is voor haar even noodzakelijk als ademen. Ze doet dit steeds met een zekere soberheid en beeldt niet meer dan de essentie af, in combinatie met een zekere dreiging. Haar werk is zo een subtiele referentie naar het echte leven. Teirlinck schildert de dingen die haar vastgrijpen, de dingen des levens waar we niet onverschillig tegenover kunnen staan, waarbij de mens als kwetsbaar individu centraal staat. Hedendaagse gebeurtenissen komen hierbij meer dan ooit in haar œuvre naar boven. Zo ook in De Afspraak hier in het Festivalhuis. We zien een man starend uit het raam. De titel suggereert dat hij op iemand wacht of dat hij vruchteloos gewacht heeft op iemand die niet is komen opdagen. De weemoed in het werk wordt nog versterkt door het perfect opgemaakte bed en de centraal aanwezige telefoon die niet rinkelt.
80
81
FESTIVALHUIS
Katrien Everaert [BE] Inner Land 2017
Katrien Everaert (°1971) groeide op in een creatief gezin en is sinds jonge leeftijd gefascineerd door kunst en schoonheid. In het naaiatelier en de stoffenwinkel van haar moeder en tussen de verzameling serviezen en kunstboeken van haar vader, leerde ze veel handwerktechnieken en artistieke uitspattingen kennen. Ze studeerde Plastische Kunsten in Antwerpen en Textiele Kunsten aan de Academie van Sint-Niklaas. Sindsdien volgde ze workshops en masterclasses in verschillende disciplines. Everaert is verbonden aan het kunstenaarscollectief ID+ in Hamme en werkt hier ook als keramist en beeldend kunstenaar. Thuis, in haar atelier De Makerij, geeft ze zelf cursussen keramiek. Naast klei, gaat Katrien Everaert voor haar beeldend werk ook aan de slag met papier en textiel. Ze heeft een voorliefde voor pure, authentieke materie en ambachtelijke technieken. Toch is creëren voor haar meer dan louter ambacht. Het is een tactiel, intuïtief en meditatief proces, een manier om contact te maken met het materiaal en met de poëtische vormen die er uit ontstaan. Bij het creëren van een sculptuur vertrekt Everaert steeds van een bepaald uitgangspunt. Gaandeweg ontdekt ze nieuwe vormen in de materie, die een eigen taal begint te spreken. Lijnen en vormen worden motieven en zich herhalende, natuurlijke patronen. In de reeks Inner Land, hier in het Festivalhuis, zien we gesloten gebouwen. Ze staan symbool voor de geest, de herinnering, de fantasie, het geheugen, het denken. In elk individu staan deze begrippen in relatie tot elkaar, ze hebben elkaar nodig om de realiteit te kunnen begrijpen en interpreteren. Ze versterken elkaar, maar vallen niet of nauwelijks samen. Toch kunnen ze niet zonder elkaar bestaan en hebben ze elkaar nodig om te kunnen evolueren. Inner Land is de plaats waar de verbeelding de realiteit ontmoet, gestuurd door herinnering en ervaring, hoop en verwachting.
82
©© FIEN MALFLIET
(gebaseerd op een tekst van Katrien Everaert)
83
FESTIVALHUIS
FESTIVALHUIS
Marie Reintjes [NL] Cold light of morning 2013
Marie Reintjes (°1990) woont en werkt in Arnhem. Ze studeerde beeldende kunsten aan de Hogeschool voor de Kunsten in Utrecht en aan de Art & Design school in Arnhem. In 2017 kreeg ze het Mondriaan Fund. Haar werk wordt gerepresenteerd door galerie Cokkie Snoei in Rotterdam. Reintjes streeft ernaar om de essentie van een beeld in een paar bewegingen zichtbaar te maken. Daarbij wordt ze geïnspireerd door de snelheid van het fotograferen, als een soort achteloze directheid waarin ze zich vrij voelt om zonder enige vorm van twijfel, maar in volle concentratie, de verf direct op het doek aan te brengen. De momentopname, die kenmerkend is voor onze tijd, is het uitgangspunt voor haar schilderijen. Uit de grote massa ‘wegwerp’-afbeeldingen, vaak achteloos geschoten, probeert ze de pareltjes te halen. Dit zijn vaak alledaagse composities die ze op een voetstuk plaatst door ze te schilderen. Tijdens het schilderen komt het daarom aan op daadkracht en sterke, rake toetsen. Ze suggereert met een simpele lijn een voorstelling die balanceert op de grens van abstractie en figuratie, een lijn die zowel verf als afbeelding is. Ook in de driedelige reeks Cold light of morning, te zien op de eerste verdieping van het Festivalhuis, komt dit gegeven terug. De visuele database waarop haar schilderijen gebaseerd zijn bevatten foto’s die ze maakt tijdens een wandeling, wanneer ze een concert bezoekt of wanneer ze het Nederlandse landschap vanuit een vliegtuig bekijkt. De afbeeldingen die Reintjes gebruikt, zijn vaak persoonlijk, soms zelfs emotioneel, maar de benadering die ze tijdens het schilderen kiest, is altijd formeel. (gebaseerd op een tekst van Esther Darley)
84
85
©© MARIE REINTJES
FESTIVALHUIS
Nick van Woert [VS] untitled (ref: NVW 13026) I’ll finish this later 2019 It would have to include everything I’ve ever seen 2019
Nick van Woert (°1979) studeerde in 2007 af als architect aan de Parsons School of Art and Design in New York. Sindsdien werd zijn werk al wereldwijd tentoongesteld in musea en galerijen. Vandaag woont en werkt van Woert in Brooklyn en wordt hij zowel in Amsterdam als in New York vertegenwoordigd door Grimm Gallery. Het œuvre van Nick van Woert bestaat uit sculpturen, muurwerken en schilderijen gemaakt uit alledaagse materialen. De praktijk van Nick van Woert is geworteld in zijn architecturale achtergrond en reflecteert over de functie en impact van technologie en vooruitgang op onze moderne samenleving. Gefascineerd door de materiële taal van kunst en de elementen waaruit die bestaat, ontmantelt hij en haalt hij objecten weg om te onderzoeken wat er nog overblijft. De inspiratie voor zijn mixed media-sculpturen hier te zien in het Festivalhuis haalde van Woert bij de Romeinse Haruspex (een ziener die de toekomst voorspelde door een offerdier open te snijden en de ingewanden te lezen) en bij Monsieur Mangetout (een allesetende Fransman die als entertainment fietsen, toiletpotten en zelfs een vliegtuig soldaat maakte). Met I’ll finish this later en It would have to include everything I’ve ever seen neemt van Woert het principe ‘je bent wat je eet’ heel letterlijk. De torso’s, volgehangen met alledaagse voorwerpen, nodigen de toeschouwer uit om als een Haruspex te ontleden en interpreteren. Voor van Woert zijn de materialen die wij gebruiken een reflectie van wie we zijn. Gebaseerd op de ingrediëntenlijst van zijn indrukwekkende alleseters is zijn beeld van de mensheid niet bijster bemoedigend. De voorwerpen verzameld uit voornamelijk kunststof zijn een treurzang over het verlies van zuiverheid en natuurlijkheid in onze omgeving. (naar een tekst van Sophia Zürcher)
86
87
FESTIVALHUIS
FESTIVALHUIS
Ria Verhaeghe / Jasper Rigole [BE] Provisoria 1992–2019
Hier in het Festivalhuis gaat Verhaeghe in haar installatie een samenwerking aan met kunstenaar Jasper Rigole. Hoewel de artistieke carrière van Ria Verhaeghe (°1950), op een eerder laat moment in haar leven van start ging, kreeg de kunstenares al talrijke tentoonstellingen in heel België. Daarnaast nam ze deel aan groepsexpo’s in Maastricht, New York, Venray, Parijs en Barcelona, en was ze bovendien te zien op de Biënnale van Sydney in 2012 en de Biënnale van Moskou in 2013. In 2017 werd haar werk opgenomen in de presentatie van de vaste museumcollectie van het MSK Gent. Momenteel is haar werk ook te zien in de tentoonstelling rond Wisława Szymborska bij IJsberg in Damme. Sinds 1992 verzamelt Ria Verhaeghe krantenfoto's, ordent en archiveert deze en gaat op zoek naar onderliggende relaties die niet meteen zichtbaar zijn of op het eerste zicht willekeurig lijken, en tracht zo nieuwe associatieve verbanden te leggen. Het resultaat is een enorm archief van zo’n 52.000 beelden, dat ze de Provisoria doopte. Pro (voor) + vidère (zien) + ria (zichzelf). Het vormt de basis voor haar beeldend werk, dat grotendeels uit sculpturen, schilderwerken en collages bestaat. De kunstenares laat zich leiden door de terugkerende motieven die ze ontwaart in de massa journalistieke beelden die ze verwerkt. In de dagelijkse persfoto’s merkt ze details op, die de gewone lezer niet opvallen. Haar belangstelling gaat uit naar verhalen van drama en verwoesting, maar ook naar die van troost en hoop. Zo bestaat haar verzameling Verticals uit talrijke foto’s van doden. Bij andere trefwoorden worden foto’s gerangschik op basis van hun schaduw of zogenaamde schijnbeelden bijvoorbeeld. Het archief Provisoria bestaat zowel in een fysieke als in een digitale vorm. Verhaeghe knipt haar beelden uit, ordent ze volgens trefwoorden en kleeft ze in zelfgemaakte bundels, hier gepresenteerd in het Festivalhuis. Ze legt verbindingen aan de hand van kernwoorden, kleuren, aantallen en vormen, maar ook letterlijk met draden. Daarnaast liet ze ook een digitale databank www. provisoria.net ontwikkelen, die gedeeltelijk voor iedereen toegankelijk is. Via een speciaal computerprogramma kan ze haar beeldverzameling verwerken in grafieken, variabelen, en vergelijkingen. Door onze manier van beelden bekijken een spiegel voor te houden, wil Verhaeghe een nieuw perspectief bieden op ons collectief geheugen.
88
FESTIVALHUIS Jasper Rigole (°1980) studeerde in 2004 af in de opleiding film aan School of Arts, KASK in Gent, waar hij momenteel als onderzoeker werkt. Hij volgde ook een postgraduaat aan het HISK. Zijn werk is geregeld te zien op nationale en internationale tentoonstellingen, zoals onder meer in FormContent in Londen, S.M.A.K. in Gent, Z33 in Hasselt en de Brakke Grond in Amsterdam. Sinds 2005 werkt Rigole aan het multimedia-project The International Institute for the Conservation, Archiving and Distribution of Other People’s Memories (IICADOM). Het fictieve instituut werd gaandeweg een alter ego voor de artistieke praktijk van de kunstenaar. Over de jaren heen heeft de kunstenaar een omvangrijk archief van gevonden films, foto’s en documenten opgebouwd. Het vormt de basis van zijn artistieke creaties, die bestaan uit films, installaties en grafisch werk. Het archief is continu groeiend en bestaat uit zogenaamde ‘ego-documenten’, gevonden op rommelmarkten, in tweedehandswinkels en garageverkopen. Het zijn amateurfilms, reisvideo’s en familiedocumenten, stuk voor stuk vastgelegde herinneringen aan een bepaalde gebeurtenis. Ooit hadden ze een emotionele waarde, die nu helemaal weggevallen is. Rigole tracht ze die persoonlijke lading terug te geven, door de documenten te recycleren in nieuwe films, tentoonstellingen en online projecten. Rigole knipt en plakt, compileert en assembleert en creëert zo collages uit het materiaal dat hij gevonden heeft. Rigole is geboeid door historiografie als constructie van een ‘officiële’ geschiedenis, het creëren van een persoonlijke geschiedenis en de interactie tussen de twee. Hij onderzoekt het gegeven van identiteit, zowel van het individu als van het collectieve. Met een quasiwetenschappelijke precisie benadert hij zijn documenten als encyclopedieën, en onderzoekt hij de menselijke drang naar vastgelegde verhalen enerzijds, en de ‘fictionaliserende’ invloed van persoonlijke anekdotes op de algemene geschiedenis anderzijds. Rigole neemt in het œuvre van Ria Verhaeghe sterke gelijkenissen met zijn eigen werk waar: naast een verwante fascinatie voor archieven en classificaties, hanteren de twee erg gelijkaardige methodieken. De installatie, hier te zien in het Festivalhuis, werd speciaal voor Kunstenfestival Watou gecreëerd. De videobeelden tonen handen die door de bundels van Provisoria aan het bladeren zijn. Met deze scenografie tracht Rigole aan de toeschouwers haar uitgebreide archief te ontsluiten en zichtbaar te maken, en op die manier de veelheid en diversiteit van de beelden te demonstreren. (gebaseerd op een tekst van Jasper Rigole, Edith Doove en Daan Rau)
89
©© GUY VOET / JACQUES SONCK | COPYRIGHT: FOTOMUSEUM ANTWERPEN
DE ZOLDER
Een woud van dingen D.E. B.O.M.E.N. 2019
We willen een bos planten in Watou. Een woud zelfs, ja, in de Westhoek, de meest boomloze streek van het land. We beginnen bescheiden op een oude houten zolder op het marktplein van Watou. Dan planten we een boom op het parcours, in het Brennepark. Het is een kleine maar veelbelovende zwarte populier, Populus nigra, die ooit een omtrek van zes–zeven, misschien wel elf meter zal hebben. Bomen fascineren. Zij praten, zoals Hans Andreus al wist: ‘Hun bladeren praten werkelijk met woorden veelzeggend en letterloos.’ Een boom toont de tijd zintuiglijk. In bomen kunnen we de tijd zien en horen, voelen, zelfs ruiken en smaken. Zijn knoppen, bloesems, bladeren en vruchten, en het vallen ervan, en ook de kale takken. Elk jaar zien we de vergankelijkheid. En tegelijk toont zijn knoestige voortbestaan, over generaties heen, de eeuwigheid. Met veel bomenliefde schreef Richard Powers: ‘Deze langzame, doelbewuste wezens met hun uitgebreide uitdrukkingsvormen, allemaal verschillende, helpen elkaar zich te ontwikkelen, brengen vogels voort, nemen koolstof op, zuiveren water, filteren gif uit de grond en stabiliseren het microklimaat. Als je genoeg levende wezens via de lucht en onder de grond met elkaar verbindt, krijg je uiteindelijk iets wat een doel heeft. Het bos.’ * ‘Niets bestaat dat niet iets anders aanraakt’, zo wist Jeroen Brouwers ook. We gingen op zoek naar bomen in de hedendaagse kunst. Zeven sprekende voorbeelden van Belgische kunstenaars tonen hoe de boom als een ‘tijdsfenomeen’ in de hedendaagse kunstpraktijk wordt benaderd: het exemplaar pur sang, een installatie en een performance met een echt exemplaar, de sculptuur, het schilderij en de foto. Roel Jacobs plant bomen op betekenisvolle plekken. In Kinshasa in de Académie des Beaux Arts die hij meteen omdoopt tot Académie des Beaux Arbres. Jef Geys ringt, met de trouwring van zijn overleden moeder in gedachte, zeven bomen in het Middelheimpark. Jacques Charlier schildert een boom in herfstkleuren. Niet als landschapschilderij maar met spuitbussen besproeit hij een echte boom. Fik van Gestel en Stefaan Vermuyten onderzoeken schilderend de vorm van de boom. Als een gelaagde, complexe ver* Richard Powers, Tot in de hemel, vert. Jelle Noorman, 2018, p. 346
92
DE ZOLDER schijning, of als een spel, soms grappig soms wrang. Peter Rogiers laat een rijk gesculpteerd palmblad vallen. Geen weerloos blad, let op voor de scherpe uitsteeksels. En Caroline Alida legt in foto’s de intieme band tussen boom en mens vast. Zij zocht in Oost-Siberië sjamanen op die via pijnbomen praten met geesten. We brengen deze boom-kunstwerken samen met de dichters Anneke Brassinga, Els Moors, Elma van Haren en Bart Janssen, en de schrijvers Leo Pleysier en Koen Peeters. Samen vormen ze een Silva rerum, een woud van dingen, zoals de kronieken van Oost-Europese adellijke families werden genoemd. Dergelijke boeken werden generaties lang overgedragen. Het waren huisboeken voor eigen gebruik. Iedereen van de familie stak erin wat de moeite waard leek: brieven, poëzie, een anekdote of een speech, zelfs iets notarieels, maar soms ook geklets, herinneringen of een melancholische mijmering, een recept en een stamboom, zelfs praktische landbouwtips of levenswijsheid. Silva rerum: een kostbare mengeling die bescheiden vraagt om doorgegeven, overgeleverd, doorverteld te worden. Welkom in dit bos, dit woud van dingen. Bart Janssen & Koen Peeters
93
94
ELS MOORS
de bomen nodigden uit tot wandelen met hun knoestige stammen en wijde kruinen het pad volgde de bomen en ik volgde het pad de vogels bezaten en bewoonden de bomen zij hadden ĂŠĂŠn groot vogellichaam dat zich voortdurend vernieuwde toen een vogel viel lag hij met gekromde rug in het zand de zwarte kraalogen star de vleugels half dicht geplooid half in vliegstand het minuscule licht doorlatende bekje open ontzet ontving hij zijn laatste kus in de lucht zingt hij in het maanlicht ik mag niet vergeten dat ik voeten heb en benen zwaar als zoutzakken
95
DE ZOLDER
Roel Jacobs [BE] Cornerstone 2010–2260
In mei 2011 plaatste kunstenaar/fotograaf Roel Jacobs (°1943) zijn beeldhouwwerk Cornerstone in het gras van het Middelheimmuseum in Antwerpen. De plaatsing ging letterlijk in de diepte en was zelfs van levensbelang voor het voortbestaan ervan. Het beeld werd geplant. Cornerstone betekent de hoeksteen van een gebouw, niet de ceremoniële eerste steen, maar het referentiepunt van de architect. ‘Hier in het Middelheim is het geen steen, het is een piepklein boompje. Een zaailing van een eeuwenoude monumentale en beroemde boom in Japan. Een Ginkgo biloba.’ * Roel Jacobs zette het project Monumental Trees in 2009 op papier. Met de planting van de Japanse notenboom in een artistieke omgeving kreeg het zijn eerste concrete uitwerking. Zijn uitgangspunt: ‘Een boom is op zichzelf een monument’. ** Voor Jacobs zijn bomen net als kathedralen. De bouw ervan kon eeuwen duren. Wie de eerste steen legde, zag nooit het eindresultaat, maar had toch het vertrouwen en de moed. Ze stonden in het middelpunt van de stad. Net als kolossale eiken of linden op een dorpsplein. Jacobs’ langlopende work-in-progress wil bomen (terug) dat monumentale, tijdloze en centrale statuut geven: ‘De bomen moeten geplant worden op opvallende, herkenbare, belangrijke en betekenisvolle plaatsen. Er moet een eeuwigdurend contract worden opgemaakt tussen de boom en zijn omgeving en de lokale gemeenschap. Hierin moet worden vastgelegd dat de boom het recht, de ruimte en de zekerheid krijgt om met volle kracht te groeien.’ *** Het ambitieuze plan is niet enkel onbegrensd in tijd, maar ook in plaats. In april 2012 plantte de kunstenaar in het park van de Académie des BeauxArts in Kinshasa een Treculia Africana (Afrikaanse broodboom). Onder de titel Donnons une chance au possible werd de boom feestelijk ingehuldigd waarbij ‘zijn’ perk door de leerlingen spontaan werd versierd. Dit opvallende cirkelvormige bed geeft de omvang aan die de boom over zeshonderd jaar in het Middelheim en over honderd jaar in Kinshasa mogelijk zal bereiken.
*Roel Jacobs, In de schaduw van de ginkgo, in De Brakke Hond, 0311, Antwerpen, 2011, p. 13.
*** Ibidem, p. 3. ****Zie Rode lijst: https://www.natuurenbos.be/sites/default/files/beheerplan_sixtusbossen.pdf
96
©© ROEL JACOBS
** Roel Jacobs, Monumental trees. A work in Progress, p. 3.
De 39ste editie van het kunstenfestival geeft aanleiding voor een volgende etappe in het project. In het Brennepark in Watou plant Roel Jacobs een Populus nigra (een zwarte populier). Deze soort is bijna uitgestorven in de streek en in heel het land. Er werden nog slechts enkele authentieke exemplaren langs de Poperingevaart gedetecteerd. ****De planting in Watou moet deze indrukwekkende populier terug een toekomst geven in de Westhoek. Het Brennepark dat in een overstromingsgebied ligt, leent zich uitstekend voor de voortplanting ervan. Opvolging verzekerd is dan ook de gedecideerde benaming van deze derde Monumental Tree-creatie. Waar Roel Jacobs een boom pur sang als een betekenisvol artefact opvoert, laden Jef Geys en Jacques Charlier een reëel exemplaar op met betekenis door een plastische ingreep. De eerste duurzaam, de tweede tijdelijk.
97
DE ZOLDER
Jef Geys [BE] mama 2002
In 2002 liet Jef Geys (1934–2018) zeven ringen plaatsen rond boomstammen in het Middelheimmuseum, telkens in een ander metaal. Hij gaf het kunstwerk de naam ‘mama’. Die raadselachtige titel riep ‘liefdevolle’, ‘omarmende’ * connotaties op, die op gespannen voet stonden met de beklemmende harde ringen rond de stammen. Later gaf de artiest zelf een heel persoonlijke wending aan de titel: ‘In gedachte de sporen die een te klein geworden trouwring nagelaten had in de vingers van mijn dode moeder stel ik voor de nu zeer oude bomen die in Middelheim hoog een laan omzomen, met een metalen ring te versieren op ongeveer 5 à 7 meter hoog.’ ** Opmerkelijk is, zoals vaak in Geys’ kunst, dat deze concrete aanzet de betekenis van het werk dubbelzinniger maakt en de spanningen erin doet oplopen. Plots gaat het ook over de beklemming van huwelijk en eindigheid. De perikelen met de Antwerpse Groendienst rond deze ingreep, deden hier nog een schep bovenop. In 2009 sommeerde de Groendienst Middelheimdirecteur Menno Meeuwis de ringen te verwijderen omdat ze een nefaste impact op de bomen hadden. Hun vroegere bewering ‘dat die beuken bijna niet meer zouden groeien’ ***, bleek niet te kloppen. De ‘verstikkende omarming’ was niet alleen symbolisch. Tot verdriet van de betreurde Menno Meewis werden de ringen verwijderd. Maar in 2014 zorgde zijn opvolgster ervoor dat wat ze haar ‘lievelingswerk’ uit de collectie noemde **** werd teruggeplaatst. Er was een meer flexibele oplossing voor de ophanging van de ringen gevonden. Geys maakte van deze hele historie een inherent onderdeel van het kunstwerk en zette de mailwisseling met Meewis op een poster.
* De Middelheimcollectie, 2010, Ludion/Middelheimmuseum, Antwerpen, p. 46. ** Jef Geys, Kempens Informatieblad, speciale editie Venetië, 2009, p. 47. *** Menno Meewis in een mail aan Jef Geys van 14 mei 2012 (poster Jef Geys). **** Sara Weyns in De Morgen van 3 juli 2013 (Eric Rinkhout, De metalen jaarringen van een boom).
98
DE ZOLDER
Jacques Charlier [BE] Paysage artistique 1970
In 1970 verrichtte Jacques Charlier (°1939) samen met zijn medewerker Francis De Bruyne, een artistieke operatie in een boom in Chênée (Luikse buitenwijk). Ze was minder ingrijpend, maar des te opzichtiger dan Geys’ actie. Veertien dagen voor het begin van de herfst schilderden zij de kruin met spuitbussen in latexherfstkleuren. Dit Paysage artistique zit in de lijn van de Paysages die Charlier in de jaren zestig maakte: Paysages professionnels met documentaire, technische foto’s van zijn werkgever, Paysage urbain, familial et utilitaire met een foto van de kunstenaar die zijn gezinswoning schildert en Paysage culturel bestaande uit een cassette met de geluidsregistratie van een vernissage. Deze dragers van alledaagse beelden en geluiden veroverden als een paard van Troje vanaf begin jaren zeventig de Belgische kunstwereld. Paysage artistique is duidelijk het meest buitengewone werk van de reeks. In feite bestaat dit kunstwerk uit een woord-en-beeldverslag van een extravagante performance of happening. Foto’s van de verschillende etappes van beschildering, van de toeschouwers en zelfs van een picknick met het kunstenaarsgezin maken er deel van uit. Ook een krantenartikel (Vrai paysage, vraiment peint), een kaart van de plaats van het gebeuren, de kunstenaarsnotities en een affiche van de Luikse galerij ‘Yellow’, die al deze documenten in 1970 toonde, werden samengebracht in een lijst. Om het landschap zelf in een artistieke vermomming te steken liet hij enkele foto’s op doek drukken. Deze inkleuring van een boom lijkt een hilarische, tegelijk wanhopige poging om de tijd te verschalken en de pracht van de natuur te evenaren. Voor Jacques Charlier is het een demonstratie van ‘inutilité et echec de l’art face à la vie’. Jef Geys en Jacques Charlier waren, samen met Marcel Broodthaers, de Belgische aanstokers van de ‘totale vrijheid van verbeelding’ die de kunst van de jaren zestig en zeventig openbrak. Minimal art, land art, conceptuele kunst, happening, performance, … voerden de forcing. ‘Voor de traditionele disciplines van
100
schilderkunst- en beeldhouwkunst was er in deze gedachtengang nauwelijks nog plaats.’ * Dat veranderde begin jaren 1980 met de Duitse Neue Wilde en Italiaanse Transvantguardia en begin jaren 1990 met een rationele, conceptuele richting waar in het geschilderde beeld de (on)mogelijkheid van het figuratieve schilderen werd onderzocht. Het vroegste werk van Fik van Gestel en van Stefaan Vermuyten vond aansluiting bij respectievelijk de eerste en de tweede stroming maar zocht ook onmiddellijk een eigen bedding. * Edy de Wilde, Herinneringen en beschouwingen achteraf, in ’60 ’80 attitudes, concepts, images (catalogus), Amsterdam, 1982, p. 6.
101
ELMA VAN HAREN
Ondertussen....
Spotvogel Maart,   laat me niet lachen! Onder de honderdvijftigjarige Winterlinde kan ik er niet over uit. Anderhalve eeuw en   het groen pril aan de takken.
102
Gelegen in een hemelbed van vlammend hout
I
is er vannacht uit de grond van mijn hart een Glansmispel gegroeid, waaswaaierend, hier en daar een baardhaar. Een stavast onder het aankomend roofzuchtig cirkelen van de zomer, als schaduw in haar schaduwen ben ik onnaspeurbaar. Helaas is haar bladeren abc te smispelend in mijn organen,   de minste lentebries zingt rond als binnenwind.
103
ELMA VAN HAREN
Maart. Maand van kaal t/m vol. Het fluwelig luchtledige achter de wirwar, het kriskrassige zwarte, wordt een plotseling ingekleurd vlak, als was het glas tussen loden lijnen ondoorzichtig door groene graffiti. Er bloeit een zwaard uit de bloesems. Blauwklievend roze. Het naar mint verschietende zilver, die zeegroene mist in de bomen, verbazing meer dan vervulling.
Ruisend Rapaille. Het Rhododendronorakel, de Goudberk zwelt dramatisch oranje. In nog kale takken, dotten zwart nest, vogelsilhouetten. Jonge scheuten willen al kaarsdragend zijn. De Valse Christusdoorn en de Duivelswandelstok tikken tegen het keukenraam. Wingerd Wafelijzer klapt zijn kaken rond de tulpenboom, en klimt vanaf daar tegen de muren op, bloost een bedrieglijk lieflijk rood, vermurwt het huis en mag blijven tot zijn volgend moordseizoen.
104
Een splinter is aan het kloppen in mijn vinger. (Verkenner voor hoe verder?) Uitbotting, groei en aanwas. Kijk, knoppen die op springen staan, watertakken broeien, binnenkort het zoete van de bloemen. Mijn hand, vijf gestolde snoeitenen van hout.
Een niet te stillen bomenhonger constaterend, verban ik dagelijkse kost. Een voor mij veel te gemakkelijk te verteren materie. Het lichaam wil de tanden scherpen, knagend, knagender, tot bloedens toe geslepen. Gewoon hup, twee hele Rode Beuken doorgebeten. Niets anders doorklieft mij als vlammende gedachten aan tot zaagsel gekauwd hemelhout. 105
ELMA VAN HAREN
II
Opmars van de lentelegioenen in de gloria!
Heel de flora aan het flonkeren geslagen. Wat zich in een donkere hoek te vervelen zat, marcheert nu onverschrokken het groeigewoel tegemoet. Haantjes de voorste! Ik wil hier wijzen op de Treurwilg, als eerste volgeschoten met als - verrassing! - zijn secondant, de grote gangmaker nota bene.... Die duif daar aan de overkant. Links rechts, op en neer, bedrijvig als een krullenjongen op zee, maarts klunzigste ketelbinkie. Hij heeft - godswonder een tak in de snavel. Schiet op; voor anker! Bomen! Land!
106
- Luister, daar knettert het! Het oorverdovend alfabet van een Hallelujamaart! Herinner me er later aan, dat ik de namen van de bomen (Gele Kornoelje Streepjesbastesdoorn Amandelwilg Wierookceder Doodsbeenderenboom Tranenden, om even wat te noemen), die mij ter beschikking staan, nog uitgebreid ter sprake brengen zal, want ondertussen....
107
DE ZOLDER
Fik van Gestel [BE] Nete III 2004/2019
Fik van Gestel (°1951) was present op belangrijke groepstentoonstellingen die de nieuwe ‘wilde’ schilderkunst in België aankondigden: ‘Picturaal I’ in het ICC Antwerpen (1981) en ‘Picturaal verlangen’ in Galerie Isy Brachot (1982) in Brussel. Hij viel op omdat zijn werk anders was dan dat van compagnons als Mark Luyten, Narcisse Tordoir of Philippe Vandenberg. ‘Voor de jonge, competente schilder Fik van Gestel fungeerde de schilderrevival van rond 1980 als een springplank. Critici en curatoren, uitgekeken op het reductivisme van de minimal art en het intellectualisme van de conceptuele kunst, omarmden jonge kunstenaars die zich complexloos inlieten met de sensualiteit van de schilderkunst.’ * Het werk getuigde zeker ook van een ‘expressieve teneur’ en van ‘picturale bravoure’, maar ‘narratieve figuratie’ was niet aan hem besteed. Zijn schilderijen balanceerden eerder op de rand van de abstractie, en dat had alles te maken met hoe zij ontstonden en nog steeds ontstaan. Boom en bos zijn voor Van Gestel een leidmotief en vooral een leidraad. Thematisch duiken bomen geregeld op in zijn werk, en tegelijk geeft hun groeiwijze zijn werkmethode aan. Al kort na zijn afstuderen aan de Academie van Antwerpen in 1977 schreef hij een tekst met de titel ‘Het schilderij is een bos’. Hierin ziet hij de gelaagdheid van een bos (kruipgewas, struiken, hoogstaande bomen,…) als een metafoor voor de complexiteit en het organisch groeien van een schilderij. Vanuit tekeningen (dikwijls in waterverf) en digitale prints in een rationeel en intuïtief proces groeit de boom op de drager. ** ‘Al schilderend wordt de aanvankelijke inval ondergeschikt. Langzamerhand verdwijnt het oorspronkelijke motief ten voordele van zijn abstracties: we zien bevreemdende vlekken, stippen, lijnen en strepen in het voor de kunstenaar zo karakteristieke sprekende coloriet, maar doordat de structuur van het uitgangspunt als gevolg van de weken studie zo in de vingers zit, blijft de stam doorheen de diverse metamorfosen doorschemeren; het motief gaat zijn eigen in zichzelf gekeerde leven leiden.’ *** Deze omschrijving van Marijke Van Eeckhaut van Fik van Gestels modus operandi bij zijn reeks boomstammen van 2000 gaat nog geheel op voor de schilderijen die hij vandaag in zijn atelier doet groeien. * Johan Pas, Veldwerk en tijdsgeest, in Fik van Gestel. Storm & Stilte, Gent-Kortrijk, 2014, p. 21. ** Fik van Gestel geciteerd door Marc Ruyters , in Fik van Gestel. Storm & Stilte, ibidem, p. 14. *** Marijke Van Eeckhaut, Fik van Gestel. Thuis II (catalogus), Lokeren, 2000, p. 6.
108
109
DE ZOLDER
Stefaan Vermuyten [BE] In the woods 2018
De schilderkunst van de jaren 1990 was beslist anders dan die van de jaren 1980. ‘Ironie, citaat en referentie werden de nieuwe parameters.’ * Artiesten als Mark Vanderleenen, Guy Van Bossche en Bert De Beul gaven deze (schilder) kunstopvatting vorm, maar Luc Tuymans is er ongetwijfeld, zowel nationaal als internationaal, de bekendste en belangrijkste gangmaker van geworden. Onder andere met hem zette Stefaan Vermuyten (°1959) zijn eerste stappen in de kunstwereld. In 1989 en 1990 exposeerden ze samen in Keulen, Parijs en Antwerpen (Galerij Zeno X). Maar dat gelijkaardige denkbeelden niet noodzakelijk leiden tot gelijke thema’s of stijl bewijst Vermuyten ten overvloede. ‘De schilderijen van Vermuyten zelf differentiëren zich zelfs nog meer, vermits ze ook onderling sterk met elkaar overhoop lijken te liggen. Lijken, want hoe divers, uitwaaierend en stilistisch verschillend deze werkjes op paneel ook zijn, er zit wel degelijk consequentie in Vermuytens quasi abstracte, tastende en zoekende borstelstreken.’ ** Stefaan Vermuyten trekt ons de boom en het bos in. Zijn verbeelding laat ons alle hoeken van deze vegetatieve wereld zien. Zijn picturale omgang met bomen is immers even verscheiden als zijn gehele œuvre. Een boom of een bos raakt, zoals zijn andere motieven, niet echt ‘bewust’ in zijn werk. Toeval speelt een grote rol. ‘Bomen verschijnen op m’n schilderijen zonder toelating te vragen,’ zegt Vermuyten. Die verschijning schiet thematisch en formeel alle kanten op: van cartoonesk tot expressionistisch tot bijna abstract. Niet de concrete boom is zijn model, maar het beeld dat hij er in zijn geheugen van gevormd heeft. * Johan Pas, ibidem, p. 27.
©© COURTESY GALERIE DE ZIENER, ASSE
** Thibaut Verhoeven op http://www.transit.be/artists/Vermuyten
110
111
BART JANSSEN
MET WORTEL EN TAK
Bomen zijn werkelijk. Hans Andreus SCHORS Voel, hoe de knoop hun schroom verraadt, hen bloot geeft aan verwikkeling, aanzien onder hun vrees verbindt —in de groei de grip lost op hun harding. BLAD Hoor, hoe overhand hen doorbladert, stilte ophaalt uit hun eenstemmigheid, sterfte inluidt voor hun vol gedruis —uit de toon gaat van hun klaarblijkelijkheid. VRUCHT Proef, hoe het zoet hen vertakt, flauwte in een huid opspant, vlees naar hun uitkomst kneedt —het sap insluipt met wereldse oplosbaarheid. BLOESEM Ruik, hoe lucht hen toedracht beneemt, dwaling binnen hun vertoon verstrooit, naar uitvlucht in hun vastigheid speurt —hen voorwendt met versluiering. STAM Zie, hoe neergang hen kracht betoont, in hun uitwas het licht afkeert, hun steilte binnen de inval breekt —donkerte recht met hun opzicht trekt.
112
ANNEKE BRASSINGA
Voor nu en altijd
De bomen bij schemer het zwartst en schrikbarend groot als de geesten van straks. Op een vijver gaan eenden mopperend slapen. Er is niets te voelen na zonsondergang, afwezigheid. Niets te vermoeden, nacht is nooit weg. Bomen maken de dag, ze stralen met jong maar bezadigd lommer dat aan zijn voet kuilen graaft, schaduw kweekt voor later. De dag verdwijnt in groeiende bomen. Bleef je maar altijd oude lampenkap boordevol nacht beangstigend bemind in schemer stilstaan.
113
DE ZOLDER
Peter Rogiers [BE] Untitled 2004
Peter Rogiers (°1967) bracht de picturale evoluties van de jaren 1980 en 1990 samen in beeldhouwkunst met uiterst plastische, expressieve sculpturen, vol kunsthistorische, maar ook alledaagse en triviale referenties, die in fel contrast stonden met de cerebrale minimal art van de jaren 1960/1970. Het eerste beeld waarmee hij roem vergaarde, zette onmiddellijk de toon: Untitled (Degas Piece) (1995). Het is een regelrecht maar grondig bewerkt beeldcitaat van de overbekende, lieflijke ‘Petite danseuse’ van de Edgar Degas. Met polyester en dierenhuid deformeerde hij het elegante, bronzen postuurtje tot een ruwe, primitieve replica. ‘De dierenhuid die ze draagt, benadrukt haar verbondenheid met het dierlijke , symbool van onze eigen hybride natuur die als onderwerp vaak terugkomt in zijn verontrustende assemblages.’ * Begin jaren 2000 begon Rogiers beelden van palmbomen en hun onderdelen te assembleren. Voor hem heeft deze boom dezelfde iconische, clichématige, werking als het danseresje van Degas. ‘Een palmboom is een van de ‘alibi’s’ die ik gebruik om een werk in te vullen. Ik zoek een thema dat zo stereotiep is—zo van iedereen—dat niemand zich het kan toe-eigenen.(…). Ik wil niet dat het een intellectueel statement wordt. Maar het moet meer worden dan die typische palmboom, er moet iets bevreemdend aan zijn. Er moet een subjectiviteit in sluipen waardoor het bijna een buitenaardse entiteit wordt.’ ** ‘Untitled’ van 2004 straalt ontegensprekelijk dat bevreemdende uit. Het gevallen palmblad roept géén nostalgisch herfstgevoel op. Door zijn formaat en gewicht heeft het niet de broosheid die connotaties met vluchtigheid en vergankelijkheid opwekken. Vooral zijn scherpe randen en uiteinden ervan maken dat er eerder een dreiging van uit gaat. Het blad doet meer denken aan een stekelig insect of reptiel dat zich opricht om aan te vallen. Het is op zijn beurt een hybride creatie, maar dan één tussen plant en dier. * Lilly Wey, Dromen van schoonheid, dromen van monsters, in Peter Rogiers (catalogus),Hannibal/Middelheimmuseum, 2016, p. 79. ** Peter Rogiers op: https://www.middelheimmuseum.be/sites/middelheim/files/Rogiers_NL.pdf
114
115
DE ZOLDER
Caroline Alida [BE] And in the woods a cry echoes 2015 (uit de serie Hearing Songs in Pine Trees)
In de foto’s van haar boek Hearing Songs in Pine Trees brengt Caroline Alida (°1960) eveneens een symbiose tot stand tussen een vegetatieve en een bijzondere humane wereld. Ze combineert natuurbeelden met intimistische portretten van genezers/zieners/bemiddelaars uit Oost-Siberië. Deze uitgestrekte Russische streek is de bakermat van het sjamanisme dat lang onderdrukt werd in het Sovjet tijdperk en nu aan een sterke revival toe is. Caroline Alida heeft al langer een sterke interesse voor natuurreligies. Tijdens haar reizen naar Afrika, vanaf 2001, kwam ze in Noord-Niger in contact kwam met Bori-genezers. Dat resulteerde in 2010 in Bori, Genezers van de ziel (FOMU, Antwerpen). Uit een tentoonstelling van deze Bori-portretten in 2013 in Moskou volgde een uitnodiging voor een bijeenkomst van sjamanen in de Russische deelstaat Toeva, waaruit dan weer diverse reizen naar Siberië voortkwamen. De nauwe verwevenheid van de sjamanen met hun omgeving was het uitgangspunt van haar duale aanpak in Hearing Songs in Pine Trees . ‘Water, vuur, hemel en aarde hebben voor hen andere betekenissen dan voor ons. Ze zien op een andere manier de samenhang van de dingen. Contact met voorouders en geesten is daarmee verstrengeld. Ik heb op mijn manier ook die natuurlijke elementen beleefd en in mij opgenomen.’ * Bos, (pijn)bomen en hun onderdelen duiken geregeld op in de natuurbeelden. Zoals ook de titel van het boek aangeeft zijn pijnbomen belangrijk voor de sjamaan: zij verbinden voor hem de hemel en de aarde. Met de trommel roept hij de geesten op. Dan gebeurt het. In trance trilt en beeft hij, schuim op de mond, zijn ogen lijken niets meer te zien. Zijn hulpmiddelen, helpers en leermeesters zijn de geesten, de voorouders, de dieren en de planten. Caroline Alida kiest voor vertraagde fotografie (analoog en digitaal) om zo het mysterieuze universum van sjamanen en de betoverende natuur waarin zij opereren vast te leggen. Ze doet dat zo gedepouilleerd mogelijk, dikwijls in zwart–wit en alleen met het natuurlijke aanwezige licht. ‘En ik nam voornamelijk mijn tijd, de tijd die nodig was zodat zij de camera zouden vergeten.’ Zo ontstond een intiem samenspel van doorleefde gezichten en sprekende landschapselementen ‘waarin ze ‘de innerlijke wereld van de ‘bemiddelaar’ als mens in beeld wil brengen.’ ** * Caroline Alida, ‘Hearing Songs in Pine Trees, Snoeck Editions, 2018, p. 121. ** Caroline Alida, ibidem, p. 121.
116
117
©© CAROLINE ALIDA
DE ZOLDER
BIJNA EEN MISDRIJF Leo Pleysier–maart 2019
Achterin de tuin staat onze notelaar een beetje afzijdig van twee beukenbomen die nogal opzichtig elkaar gezelschap houden, maar dat belet niet dat ze met z’n drieën samen heel de voormiddag onze perken met rozen, hortensia’s, floxen, zonnehoeden en agapanthussen beschaduwen. Van de volle zon genieten in onze tuin enkel nog zeven bescheiden fruitboompjes op laagstam: pruim, appel, peer en kers. De twee beuken—elk zowat twintig meter hoog en met een stamomvang van royaal twee meter—staan zo dicht bij elkaar dat, vanop afstand gezien, hun kruinen één geheel lijken te vormen. Ik stel mij voor dat ondergronds hun wortels grotendeels met elkaar verstrengeld en vergroeid zijn geraakt. ‘Een beetje zoals jij en ik,’ zeg ik tegen Leen. ‘Het zal wel,’ meesmuilt zij dan. Welja, Leen en ik, we zitten aan tafel in de woonkamer en door het grote schuifraam kijken we naar buiten in de tuin, en onbekommerd beoordelen en becommentariëren we onze bomen—‘doorbomen over bomen’ zou je het gerust kunnen noemen. Maar ook ‘fast ein Verbrechen’ volgens Bertolt Brecht. Zo vindt Leen dat die twee beuken wat te groot geworden zijn voor een tuin als de onze. Bomen van dit formaat horen eerder thuis in een bos of in een park of langs een statige wandeldreef, zegt ze, en volgens haar zouden ze daar ook beter tot hun recht komen. Jamaar, zeg ik dan, het jaar rond zorgen ze met hun bladerdek hier wél voor een verbluffend kleurenschouwspel, variërend van transparant lichtgroen in de lente naar diep donkergroen in de zomer, vervolgens naar lichtgevend strogeel, dieprood en roestbruin de herfst. En begin december laten ze die tooi voorzichtig neerkomen op het grasveld dat ze vooraf uitbundig bezaaid hebben met bolsters en nootjes. Vergeet ook niet, zo voeg ik daar aan toe, dat het gaat om bomen die wij hier vijfenveertig jaar geleden zélf nog geplant hebben: een walnotenboompje dat afkomstig is van de befaamde boomkwekerij Dictus in het Nederlandse Zundert en twee schriele haagplantjes die we over hadden van de beukenhaag waarmee ons perceel is omringd en afgeboord. En kijk eens wat voor prachtexemplaren dat ondertussen geworden zijn!
118
DE ZOLDER ‘Jazeker, maar ze zijn te groot,’ blijft Leen bij haar mening. ‘Enfin, te groot in vergelijking met de oppervlakte van onze tuin dan toch.’ Het is natuurlijk wààr dat die twee forse beuken met hun takken en twijgen almaar verder naar boven reiken—onze tragere en meer in de breedte uitgroeiende notelaar is daardoor zelfs wat in de verdrukking geraakt. En het valt niet te ontkennen dat ook binnenshuis ons heel wat zonlicht ontnomen wordt door vooral die twee beuken. Allemaal zéér waar, maar—wees gerust—toch willen we allebei graag en tot in lengte van dagen blijven genieten van hun schoonheid en van de beschutting die ze ons bieden. Om nog maar te zwijgen van de aantrekkingskracht die ze uitoefenen op de kauwen, de bosduiven, de eksters en de eekhoorns. En al pratend belanden we zo bij traditionele boerensamenlevingen in Scandinavië waar bruid en bruidegom op de dag van hun trouwfeest de met slingers versierde jonge notelaar planten die later het hout zal moeten opleveren dat nodig is voor het vervaardigen van hun respectievelijke doodskisten. ‘Achteraf gezien,’ zeg ik tegen Leen, ‘hebben ook wij, zonder het te weten en op onze eigen manier, die traditie in ere gehouden toen we hier onze notelaar hebben geplant.’ ‘Ik moet er niet aan denken,’ antwoordt zij dan. Hoe het zover gekomen is, weet ik niet meer, maar ineens ben ik klem komen te zitten in de holte van een boomstam. Ik kan geen kant meer op. Compleet geïmmobiliseerd en opgesloten voel ik het vocht van de opstijgende boomsappen al in mijn kleren dringen. Er rest mij niets anders dan te berusten in mijn lot en het moment af te wachten waarop de boom zal worden geveld en, ontdaan van zijn kruin, wordt weggevoerd en opgeslagen in een open hangar—net zo lang tot de dag is aangebroken dat de stam zonder pardon zal worden verzaagd tot planken, kepers, juffers en draagbalken. Ik hoor al hoe in de boomzagerij de machine loeiend op gang komt en almaar scherper hoor ik het gieren en snerpen van de stalen lintzaag die almaar dichter mijn kant op komt en ineens zijn de zaagtanden daar. Maar de pijn valt mee en mijn verteerde lijf blijkt alleen maar de contouren van een donkere verkleuring in de structuur van het blanke hout te hebben achtergelaten.
119
DE ZOLDER
MASTENBOS Koen Peeters–april 2019
Leo en ik gingen wandelen op de Eksterheide, tussen Rijkevorsel en Beerse, in het gehucht Sint-Jozef aan het Kempisch kanaal. Daar hoorde ik het. Alsof een papiertje open en dicht werd geplooid, of zoiets, ik weet het niet precies. Het was als een hond die babbelt in zijn slaap, dromend aan mijn voeten, zuchtend als een mens. Er was iets dat scharrelde in het bos, dat loskwam met een knip, het knapte. Ik herinnerde me iets omdat ik mijn ogen sloot. Maar wat? Dit was die lange hete zomer, toen ik dacht: dit is mijn plek, dit is mijn jeugd, ik moet hier weg. Het was alsof iemand vlak bij mij kwam staan. Ik hoorde het wel. Wat komt gij me zeggen? Ik hoor het wel. Nee, het was niet het geluid van het aanmaken van vuur. Ook al klonk het zo. Hoor. Hoort. Zijn dat de eerste vlammetjes? Nee, het is toch meer het openplooien van papier. Ik vroeg aan Leo om scherp te luisteren. We spanden ons samen in. Met gesloten ogen, gespitste oren. Híj zei: ‘Voor mij is het niet duidelijk.’ ‘Ik hoor het wel,’ zei ik, ‘denk ik.’ Toen we over de vlonderbrug liepen, over het droge opschietende gras, geheel geel van de droogte, zei hij dat het krikdroog was. ‘Krikken,’ zei Leo en hij proefde van dat woord. 'Het is hier krikdroog. Ze zeggen dat hier zo.’ Ik zou het meer een fluisteren noemen. Iets knisperde, alsof een vuurtje ontstond. Er waren vogels natuurlijk. Welke vogels zouden dat zijn? Ik ken daar niets van. Of zijn dat krekels? Nee, die zitten hier toch niet. Er zoemden insecten, en toen herkende ik het geluid. Het geluid van de zaadjes die losspringen uit dennenappels. De dennenappels waren zo droog dat ze barstten en hun pitten vrijgaven. Alsof ze eindelijk zelf mochten spreken. Schuifelend, alsof een blad werd omgeslagen in een boek, een hoekje voorzichtig omgevouwen. Ja, iemand was daar aan het lezen, bladerde soms even terug, streepte iets aan met potlood op het papier. Zette nog een dubbel streepje, bij een passage over de jeugd.
120
DE ZOLDER Alles begint klein met een zaadje dat losschiet uit een dennenappel. Uit die kleine lieflijke houtige kegeltjes, die zo twijfelen tussen fruit, vrucht en hout. Er was daar iemand aan het toveren. Alsof voetstappen naderden door de tijd. Daar, daar gooide iemand een lucifer op de droge naalden, ik wist niet wat gebeurde in mijn terugkerende hoofd, iemand maakte de voorbereidingen voor een groot vuur dat klein ging beginnen. De hitte zinderde nu, trilde. Dat geluid was de gids die de verhalen vertelt van een plek. Ik vroeg aan Leo hoe je kunt terugkeren als je niet weg bent gegaan. ‘Ik denk, dan zullen je kinderen toch wel gaan lopen? Dan loop jij hen achterna? Het is toch het verlangen dat zich voortplant?’ Maar ik vroeg het hem niet. Want dan zou hij mij vragen: ‘Hoe noem jij het heimwee naar iets dat niet eens weg is? En waarom keer jij terug naar wat je wilde vluchten?’ En dan begon Leo dat liedje te zingen van een zomerkamp over fluisterende kruinen, waar de ui-klanken krachtig uitgesproken zo zuiver in klonken. Het dennenlied van de Turnhoutse heimatschrijver Jozef Simons. Het ging over: Fluisteren. Kruin. Luisteren. Buigen. Duin. Sluiten. Verstuift. En telkens dat refrein, dat ging over wat die dennen fluisteren: alles gaat voorbij.
121
RODE HOED 2
124
B. ZWAAL
zouden de bergen zeggen wij zijn de bergen te hoog voor zucht ergens op de wereld zijn deze bergen en ze slijten onheus op de wind hoor uit de regen het is hier zo is hier het sneeuwt schenk deze bergen gratie hun slijten
125
RODE HOED
Reniere & Depla [BE] Bergbeelden 2014–2019
Paul Reniere (°1956) en Martine Depla (°1954) vormen een kunstenaarsduo sinds 1995. Paul Reniere studeerde Vrije Grafiek aan Sint-Lucas in Gent en won in 1982 de Europaprijs voor Schilderkunst. Martine Depla startte een opleiding biologie aan de Rijksuniversiteit in Gent, maar maakte deze studie niet af. In 1991 begon ze een opleiding aan de Kunstacademie in Poperinge, waar ze les kreeg van Paul Reniere. Het werk van Reniere & Depla bevindt zich in de collecties van onder meer de Provincie West-Vlaanderen, de Vlaamse gemeenschap en Marlborough Fine Art, Londen. In 2018 namen ze nog deel aan de groepstentoonstelling Voyage autour d’un lapin posé, gecureerd door Hans Theys samen met onder andere Ann Veronica Janssens en Michel Francois. Het duo woont en werkt in Watou. Vertrekkend van hun eigen fotomateriaal onderzoeken Reniere & Depla via hun werk hoe een beeld schilderkundig teruggebracht kan worden tot zijn intimiteit, zijn breekbaarheid, zijn schaduwzijde. Er bestaat geen directe link tussen de foto die genomen wordt in een omzwerving en het schilderij, het doek is geen representatie van de foto. Het schilderij lijkt steeds een extra dimensie te hebben. Het werk overstijgt de foto, omdat het niet het tafereel maar de sensibiliteit voorstelt. Reniere & Depla leggen in het schilderen steeds een schijn over de dingen waarmee ze verduidelijken of verzwaren Een schijn die in het ene werk als een schaduw verduistert, in een ander als een glans verheldert, en in nog een ander doek als een nevel iets omsluiert. De onderwerpen verliezen hun schaal, ze lijken onmeetbaar groot of klein. Het doek is brutaler dan de foto’s, het schilderij toont een eenheid die in de realiteit afwezig is. Hun kunstwerken, en de manier waarop deze tot stand komen, roepen talloze vragen op: zijn hun schilderijen een spiegelpaleis, een doolhof van herinneringen? Schilderen ze het verborgene, het ontastbare?
(naar een tekst van Reniere & Depla)
126
©© RENIERE & DEPLA
De reeks die hier getoond wordt in de Rode Hoed, maakt deel uit van een lopend project. Het duo focust zich hier op het schilderen van berglandschappen maar de schilderijen zijn meer dan afbeeldingen van bergen. “Ze fungeren als draagmoeders van verstilde emoties, van verschillende gemoedstoestanden”, aldus Reniere & Depla. De wereld tussen de bergen is er voor het duo eentje van wankele schoonheid en diepe verwondering. Hun werk wordt gevormd door het waarnemen van spiegelingen, reflecties, lichtflitsen. Met deze inspiratie als aanzet vinden ze het bergbeeld opnieuw uit.
127
RODE HOED
Holy Shot [BE] Crane Bird 2017
Fotograaf Tom Van Remoortere of Holy Shot (°1978) is al sinds vroeg in zijn tienerjaren gebeten door de kracht van beeldtaal. Hij studeerde Audiovisuele Vorming aan het SKI in Gent en volgde daarna de opleiding Cinematografie en Fotografie bij NARAFI in Brussel. Gaandeweg leerde hij zelf beeldmateriaal interpreteren, beeldcomponenten ontrafelen, beelden vastleggen en er betekenis aan geven. Hij experimenteerde met film- en fototechnieken en gooide de jas van beeldanalfabeet af in de donkere kamer voor analoge fotografie. In zijn carrière als fotograaf maakte hij fotoreportages voor verlichtings- en interieurmagazines, won hij onder meer de fotowedstrijd ‘Iedereen Fotografeert’ van De Morgen [2016], die in een expo in Het Objectief in Gent uitmondde en lanceerde hij in 2017 met succes Holy Shot Photography. Ook Kunstenfestival Watou volgt het werk van Holy Shot al enkele jaren, sinds hij in 2014 onze fotowedstrijd won en huisfotograaf van de tentoonstelling werd. De foto’s van Holy Shot vangen je blik op een heel directe manier, waarna je nog een tijdlang bij het beeld wil blijven hangen. Hij omarmt en legt door scherpzinnige observatie en sterke empathie graag het ritme van imperfecte schoonheid vast en schuwt daarbij enige verliefdheid op zijn onderwerpen niet. Melancholie, humor en atypisch lijnenspel vormen onder meer zijn beeldtaal. De foto Crane Bird, werd gemaakt in Savièse in de Zwitserse bergen, toen Van Remoortere in een woning van familie verbleef met zijn dochters. Het beeld wordt hier gepresenteerd samen met een tekstfragment uit de roman ‘De acht bergen’ van Paolo Cognetti, waarin de auteur de fascinerende werking die uitgaat van de bergen, de bossen, de zon en de sneeuw en kortom ‘de natuur’ weet weer te geven. Zelf beschrijft Holy Shot het moment van de fotografische opname als volgt: “toen we die bewuste ochtend aan de ontbijttafel zaten zagen we ineens dat alles wit was, we zaten met onze hoofden in de dikke slagroomwolken, compleet verrast en met drie open monden bijna compleet gedesoriënteerd naar dat schouwspel te kijken. Alles ging toen heel snel, terwijl ik mijn camera nam om die wolkenpracht rondom ons vast te leggen begon de wolkenmassa al uit te dunnen en op te trekken. En uit het niets verscheen daar ineens die gigantische kraan. Behalve enkele huisjes in de verte het enige herkenbare menselijke element. Het contrast tussen dit razendsnel veranderende, vergankelijke natuurfenomeen en die statige kraan kon niet groter zijn.”
129
©© HOLY SHOT
PAOLO COGNETTI
“Vanaf elke top, vanuit elke ravijn en vanaf elke helling manifesteert het berglandschap zich met een nieuw reliëf, met een ander profiel. Eén berg is in feite een hele groep bergen, net als op volle zee elke golf een stapeling van ontelbare golfjes is. Om de architectuur van de bergen in haar geheel te kunnen vatten, dient men ze te bestuderen, ze in alle richtingen te doorkruisen, er elke steile helling van te beklimmen, door te dringen tot in de kleinste kloof. Voor wie ze in hun geheel wil doorgronden, zijn ze oneindig—zoals alles” Uit: Histoire d’une montagne – Geschiedenis van een berg / Elisée Reclus / 2006 / Actes Sud – Arles
“Lang nadat ik was opgehouden mijn vaders paden na te lopen, had ik van hem geleerd dat er in sommige levens bergen bestaan waar je niet terug kunt keren. Dat je in levens als het mijne en het zijne niet terug kunt naar de berg die het middelpunt is van alle andere, en het begin van je eigen geschiedenis” Uit: De acht bergen / Paolo Cognetti / 2017 – De Bezige Bij / Amsterdam
“Ik had niet zozeer behoefte om te vertrekken, als wel om terug te keren; niet om een onbekend deel van mezelf te ontdekken, als wel om een oud, diepgeworteld deel terug te vinden dat ik naar mijn idee was kwijtgeraakt” Uit: De buitenjongen / Paolo Cognetti / 2018 De Bezige Bij / Amsterdam
133
RODE HOED
Eddie Symkens [BE] Glorious / Immunity / Suspicion / Revolte 2018
Eddie Symkens (°1964) combineert een loopbaan in de toegepaste psychologie met beeldhouwen. Deze twee passies verweven zich met elkaar: als psycholoog wordt Symkens dagelijks geconfronteerd met mensen die getekend zijn. Hij beschouwt de tegenslagen waarmee hij geconfronteerd wordt, als uitdagingen om om te buigen in veerkracht of levenskracht. In zijn atelier in Maasmechelen maakt Symkens beeldhouwwerken uit keramiek en brons. Zijn ‘menssculpturen’ geven op het eerste zicht een getormenteerde, gekwelde indruk. Ze bezitten een immens expressieve en emotionele kracht. Wie goed kijkt, neemt er echter een zekere levenskracht in waar. Wat Symkens tracht weer te geven, is het moment waarop iemand na een mentale tegenslag opnieuw opstaat en energie ontdekt. Je bespeurt in de gezichten niet alleen machteloosheid en onzekerheid, maar ook verwondering en vreugde. Symkens weerspiegelt deze emoties ook in zijn titels: Glorious, Immunity en Suspicion zijn drie staande sculpturen op de sokkel. Hangend aan de muur hier in de Rode Hoed vind je de reeks Revolte, de opstand. De sculpturen van Symkens vragen veel tijd. Doordat ze zijn ontstaan uit een proces van samendrukken, toevoegen en kneden, ontstaat een soort ruwheid van overlappende stukken, repen en brokken. De sporen van het boetseren, het kerven en het slaan, zijn nog duidelijk waarneembaar. De vormen zijn herleid tot hun essentie, de details zijn weggelaten. Wat overblijft is het vormelijke, het wezenlijke, daar waar het eigenlijk om gaat. De correcte anatomie is hier onbelangrijk, evenmin wil Symkens dat zijn figuren kracht en overwinning symboliseren. Wat Symkens interesseert is het menselijke, zoals onmacht en tegenspoed. Geluk komt iemand niet zomaar aangewaaid, de mens kent ook tegenslagen. Het gaat erom het lot te overstijgen, vitaliteit te herwinnen en te leven zoals men wil.
134
©© EDDIE SYMKENS
(tekst gebaseerd op teksten van Eddie Symkens en Fernand Haerden)
135
RODE HOED
RODE HOED
Matthieu Lobelle [BE] Bergzak / Bergzak foto 2019
Matthieu Lobelle (°1966) woont en werkt in Oostende. Hij studeerde aan SintLucas Gent. Lobelle maakt erg veel dagboektekeningen. In zijn werk onderzoekt hij de grens tussen leven en dood, de relatie tussen natuur en cultuur, de geschiedenis en het heden. Hij stelt dikwijls de mens als centraal gegeven in vraag. Zijn beelden vinden meestal hun oorsprong in persoonlijke herinneringen, maar ook het collectieve geheugen gerelateerd aan hedendaagse problematieken vormen zijn inspiratie. Binnenstromende beelden worden tekeningen die dood en vergankelijkheid proberen te bezweren. Dit resulteert in portretten, imaginaire berglandschappen, menselijke figuren die in de aarde verankerd zijn. De kunstenaar trekt, met een koffer vol geschiedenis, als een wandelaar door het leven. Een aantal beeldtenissen komen regelmatig terug in het werk van Lobelle, al dan niet in andere gedaantes. Het huis wordt zo gebruikt als een compacte en gesloten metafoor voor de menselijke natuur. De menselijke figuur wordt dan weer uitgebeeld als sculptuur die herleid wordt tot wat essentieel en herkenbaar is: de mens die zich tevergeefs probeert los te wrikken uit zijn geschiedenis. In zijn werk maakt hij allusies op tijd als een abstract en onvatbaar element dat zich manifesteert in de persoonlijke en collectieve herinnering. Zijn eenvoudige weergaven van alledaagse objecten dragen soms een donkere kern in zich en confronteren de toeschouwer met onmacht en obstructies. Hij ziet zichzelf als een kunstenaar die de dingen bekijkt vanuit zijn observatorium en vervolgens zijn bemerkingen rapporteert. Hier in de Rode Hoed toont Matthieu Lobelle werk uit zijn serie Bergzak. De bergzak is al ongeveer twintig jaar lang een steeds terugkerende sculptuur in het œuvre van Lobelle. Deze bergzakken in verschillende vormen en materialen zijn eigenlijk een vervolg van een reeks landschappen geconstrueerd in valiezen. Verwijzend naar de figuurlijke rugzak die elkeen meedraagt op zijn of haar tocht die het leven is, bevatten ze onze herinneringen, soms aangenaam, soms confronterend.
137
VIJF
FHOEK 3
VIJFHOEKSTRAAT
Stief DeSmet [BE] Paradise Prototype 2019 Stigmata n°1 2018 Nest/shelter 2019
Na zijn studies aan de K.A.S.K. in Gent woonde Stief DeSmet (°1973) verschillende jaren in achtereenvolgens Gent en Los Angeles om zich uiteindelijk te vestigen in het idyllische dorp Bachte-Maria-Leerne. DeSmet heeft thuis verschillende studio-ruimtes waartussen hij afwisselt, naargelang zijn humeur. Verschillende privé-collecties in binnen- en buitenland bevatten werk van hem. En zowel in België als in Nederland en Frankrijk kan je installaties van zijn hand terugvinden in de publieke ruimte. De kunstenaarspraktijk van Stief DeSmet focust zich niet op één medium. Hij wisselt regelmatig tussen schilderen, beeldhouwen, video-werk en performances. Hierbij is het uitgangspunt echter steeds hetzelfde: de relatie tussen natuur en cultuur en de manipulatie door de mens van de natuur en omgekeerd. Het verbaast de kunstenaar bijvoorbeeld hoe we zo naar de natuur verlangen dat we haar haast als een sublieme utopie gaan benaderen. In Huisje Vijfhoekstraat gunt Stief DeSmet de bezoeker een blik in zijn hoofd. De verschillende werken die hij combineerde, stralen samen een zekere sereniteit uit en verwijzen elk afzonderlijk en allemaal tesamen naar de aantrekkingskracht die de natuur op ons uitoefent. Paradise Prototype toont een schuilplaats uit takken en verbeeldt zo vluchtige geborgenheid en beschutting. Ondanks de heel fragiele constructie biedt het bouwsel bescherming en onderdak, al dient dit eerder mentaal ervaren te worden. De bezoekers worden uitgenodigd om in de sculptuur plaats te nemen en te reflecteren. Ook zijn werk Nest/shelter, gemaakt met takjes verzameld in Watou, refereert aan de geborgenheid die we zo vaak zoeken in de natuur. Stigmata n°1 wordt hier op Kunstenfestival Watou voor het eerst aan het publiek getoond. Het werk is een betonnen afgietsel van de linkerhand (de werkhand) van de kunstenaar waaruit een bronzen tak met bladgoud groeit. De tak die hiervoor model stond, komt uit de tuin van de kunstenaar. Het werk, hier gepresenteerd als een relikwie, is een eerste, voorzichtige stap van de kunstenaar richting menselijke lichamelijkheid. Het witte kostuum tenslotte creëert een gevoel van huiselijkheid, alsof Desmet elk moment kan langskomen om zich om te kleden.
142
©© TOM CALLEMIN
(gebaseerd op teksten van Stief DeSmet en Geert Van der Speeten)
143
VIJFHOEKSTRAAT
144
CHRISTOPHE VEKEMAN
Jachtgedicht
De jager ziet zijn prooi en schiet het arme dier te hulp En jij staat in je kouwe kleren met je mond vol poĂŤzie De wereld lonkt en lokt mij elke dag weer in mijn schulp Waar ik gebukt zit op het ritme van mijn stille hysterie Wat hebben de woorden die jij zo bemint, wat hebben zij met mij te maken? In mijn taal is niet meer plaats dan voor binnensmonds verdriet De jager richt zich tot zijn prooi, maar weigert hem te raken De hemel is mijn thuis niet, nee: ik ben er, maar je ziet me niet En waar ik veilig ben geweest, daar zal ik veilig wezen Nooit aan zijn kooi maar aan veel meer is deze prooi ontkomen Jij staat onverschillig hier dit jachtgedicht te lezen Terwijl ik mij vasthoud aan de takken van mijn dromen
145
DO H
OUVIE HOEVE 4
148
BART MOEYAERT
Houvast
Ze verlaten ons huis. Eerst hij, daarna zij. Ze vinden een plek bij elkaar, met zicht op een plas en een wei, met een ganzenpaar en grazende schapen. Mijn moeder ziet het winter worden, terwijl mijn vader al een jaar de sneeuw trotseert. Hun dagen worden donker. Het is onzeker of de ochtend voor de avond komt. Vandaag en vroeger vervagen, maar het zicht op de plas en de wei biedt houvast. Zorgen is hun lange leven. Op de ganzen wordt gepast en de kudde wordt geteld. Daar is het paar en daar zijn de zeven. Zolang ze dat weten, zijn zij er nog.
149
DOUVIEHOEVE
Jeroen Eisinga [NL] Nightfall 2018
Jeroen Eisinga (°1966) startte zijn kunstenaarspraktijk na zijn studies aan de Academie voor Beeldende Kunsten in Arnhem. Sindsdien volgde hij ook nog een opleiding aan de Rijksacademie voor Beeldende Kunsten in Amsterdam en in 2008 behaalde hij nog een Master scenario-schrijven aan de American Film Institute in Los Angeles. Het werk van Eisinga was al te zien in groeps- en solotentoonstellingen in heel Nederland maar ook in onder andere de Verenigde Staten, Canada, Turkije, Frankrijk en Peru. Ook heel wat musea en privéverzamelaars in België en Nederland hebben werk van Eisinga in hun collectie. Alhoewel Eisinga al deelnam en verschillende filmfestivals, past zijn werk toch eerder onder de noemer hedendaagse kunst. Op het eerste zicht lijken zijn analoge films op 16mm en 35mm formaat vrij statisch. Er is geen verhaal of plot dat zich langzaamaan ontvouwt, geen clou die aan het einde alles duidelijk maakt. Vaak brengen enkel wind of adem beweging in het stilstaande beeld. Pijn, lijden, verval, verlies en de koude aanwezigheid van de dood zijn terugkerende elementen in zijn films. De kijker wordt geconfronteerd met extreme en vaak huiveringwekende situaties en kan enkel machteloos toekijken. Jeroen Eisinga werd in 2011 beroemd met Springtime. Voor deze film zat de kunstenaar urenlang stil terwijl zo’n 150.000 honingbijen bezit namen van zijn blote bovenlijf. Na de opnames werd Eisinga met een dertigtal bijensteken naar de spoedafdeling van het ziekenhuis gebracht. Volgens de arts van dienst hadden de opnames geen tien minuten langer mogen duren. Na het succes van Springtime bleef het jarenlang stil rond Eisinga. Een hartaanval gevolgd door een moeizame revalidatie, de dood van zijn tweelingbroer en enkele financiële opdoffers hielden hem een tijd weg van de kunst. Pas in 2015 ging hij terug aan de slag, met in 2018 Nightfall als resultaat. Tijdens Kunstenfestival Watou wordt de film voor het eerst in het buitenland getoond. In de Douviehoeve ziet de kijker een bevroren en besneeuwd meer met en wak erin. Eromheen staat een kudde schapen met een dikke laag sneeuw in hun vacht. In het wak drijft een dood schaap. Er is slechts één camerastandpunt. Dat laat zien hoe de avond valt over het meer terwijl de schapen steeds stiller samen schuilen; roerloos worden ze één met het landschap. De sneeuwbuien zorgen voor een hypnotiserend effect dat wordt versterkt door het zachtjes klateren van water dat via een afvoerpijp in het wak stroomt. Het is alsof je ook als kijker langzaam in de schemering verdwijnt.
150
DOUVIEHOEVE Inspiratie voor de film haalde Eisinga in een jeugdherinnering. Als kind woonde hij in het erg afgelegen huis van zijn vader, aan een rivier. Op een dag stond hij met zijn verrekijker door het raam te kijken naar een sneeuwstorm toen hij een dood schaap zag liggen aan de rand van een wak in de rivier. De sneeuw rond het dier kleurde rood door het bloed uit een wonde die waarschijnlijk was veroorzaakt door de scherpe rand van het ijs. Een paar andere dieren dreven in het ijskoude water, tientallen schapen stonden rond het wak. Eisinga was zeventien en kon alleen maar toekijken van op een afstand. Die ervaring is hem altijd bijgebleven. Hij zegt hierover zelf: “Het was gruwelijk én prachtig. Ik kan het haast niet onder woorden brengen, maar het was of de werkelijkheid zich aan mij openbaarde. (…) Met die ervaring wilde ik iets doen, omdat je alleen maar goede kunst kunt maken van iets wat je zelf doorleefd hebt.” Volgens Eisinga komen we de echte werkelijkheid in onze huidige maatschappij nog zelden tegen. Iedereen bekijkt de wereld via een scherm en heeft een mening zonder de realiteit te kennen. De vele verontwaardigde reacties op de film staven dit volgens hem alleen maar. Eisinga benadrukt dat geen enkel dier heeft afgezien voor deze film. De dode schapen gingen sowieso gedood worden voor consumptie, Eisinga liet ze enkel na het slachten invriezen in de houding die hij nodig had voor de film. Om de storm op te roepen gebruikte de ploeg twee generators en sneeuwkanonnen. De kudde toekijkende schapen zijn Finse schapen die perfect uitgerust zijn om de koude temperaturen te doorstaan. Gedurende de hele opnametijd werden zij begeleid door hun vaste herders en twee honden. Alle schapen hebben de opnames overleefd en de dode schapen werden nadien nog opgegeten, zoals aanvankelijk bedoeld was. In tegenstelling tot wat velen beweren wil Einsinga met zijn werk niet choqueren. Als kunstenaar wil hij een echte ervaring overbrengen, een ervaring die niet bedolven zit onder en verwrongen wordt door meningen. Eisinga wil de kijker een wereld laten zien die bestaat los van onze mening. Een wereld die groots en geweldig is, een wereld waarin de mens klein en onbetekendend is. Hij hoopt dat kijkers door zijn werk verwonderd raken en er misschien zelfs troost uit putten. Dat ze in de schapen een menigte zien die respectvol maar ook heel triest staat te rouwen rondom een graf. (gebaseerd op teksten van Hendrik van Leeuwen, Henny de Lange en Wilma Sütö)
151
152
DOUVIEHOEVE
153
DOUVIEHOEVE
DOUVIEHOEVE
Christopher Meerdo [VS] Metadata 2016
Christopher Meerdo (°1981) groeide op in Michigan en is gevestigd in Chicago. Momenteel studeert hij aan de Jan Van Eyck Academie in Maastricht. Meerdo had recent een solotentoonstelling van een jaar in de Mattress Factory Museum of Contemporary Art in Pittsburgh. Als kunstenaar ligt de interesse van Christopher Meerdo bij de manier waarop technologische en visuele systemen bepaalde structuren van macht ondermijnen of behouden. Zijn onderzoeksveld is breed, maar focust zich hoofdzakelijk op hoe beelden als bewijsstukken kunnen dienen. Met behulp van uitgebreide fotografische methoden van gegevensverwerking, beeldsynthese, en bewegende beelden, onderzoekt zijn praktijk vaak begrippen als paranoia, entropie en geheugen. Meerdo is even geïnspireerd als angstig door de manier waarop afbeeldingen de privacy kunnen schenden, beheersen, of fungeren als een vorm van verzet in onze wereld. Dit dialoog vormt de kern van wat Meerdo motiveert. De installatie Metadata toont videofragmenten van enerzijds protesten en brute politiemachten maar ook van 3D modelling en drone scapes. De videonetwerken zijn verdeeld over acht schermen die sculpturaal omgevormd zijn tot een boog die symbolisch aan een parabool doet denken. In een van de videofragmenten is een gedicht verwerkt dat de kunstenaar schreef over de banden die de politie had met ‘slave-catchers’ na de afschaffing van de slavernij in Amerika. Het werk spreekt daarnaast ook over het persoonlijke verlies van de artiest. Hierdoor wordt de video gelaagd met een extra melancholische kwaliteit; het zoeken naar een vermiste vriend. Dit persoonlijk verdriet wordt dan weer gekoppeld aan een meer algemene klaagzang over de voortdurende binnenlandse oorlogvoering in de Verenigde Staten, waardoor een groter probleem wordt onthuld, iets dat blijft bestaan en niet wordt verholpen.
154
©© CHRISTOPHER MEERDO
(naar een tekst van Christopher Meerdo)
AKWASI
maarten luwte king
mijn naam is anton karel willem anton simon isaak maar nu ben ik even maarten maarten in de luwte martin luther king hoor me preken als een predikant doet heb lopen zwoegen gooide vroeger met negerzoenen blanke vla en jodenkoeken werd onderdrukt en heb flink in mijn schaafwonden lopen wroeten littekens in mijn ziel je hoeft niet ver te zoeken corrigeer me niet als ik schijt heb dit is nu echt dit is geen grap dit is karakter knijp jezelf en kijk of je droomt dit is waarachtig hoop en geloof ik geloof inderdaad ik geloof in de daad we leven in een staat
156
waarin iemand door zes politiemannen wordt belaagd op de grond ligt en zegt ik kan niet ademen ik kan niet ademen ik kan niet ademen en dan door de politie zelf wordt aangeklaagd een droom zonder een plan is een wens een mens met een stem is immens martin luther was geweldloos malcolm x had een grens de een zegt we lopen een mars de ander zegt lik me mars is dat bekend in het echt kan ik niet ademen maar in mijn dromen wel dus ik leef in een droom van vrijheid en broederschap zoals martin luther king ooit heeft voorspeld
157
DOUVIEHOEVE
Michel François [BE] Retenue d'eau 1998
Conceptueel kunstenaar Michel François (°1956) maakt sculpturen, installaties, video’s, schilderijen en foto’s. Hij is geboren in Sint-Truiden en woont en werkt in Brussel. Zijn werk maakte in 1992 deel uit van Documenta 9 en in 1999 representeerde hij op de Biënnale van Venetië het Belgisch paviljoen samen met Ann Veronica Janssens. In 2009 was zijn werk te zien in het S.M.A.K. in Gent op zijn solotentoonstelling Plans d’evasion. François stelt vandaag tentoon op verschillende plaatsen over de hele wereld. Zijn werk wordt gerepresenteerd door Xavier Hufkens Galerie in Brussel. Het creëren van nieuwe betekenissen bij bestaande beelden en situaties staat centraal in het werk van Michel François. Hiervoor gebruikt hij een brede waaier aan verschillende kunstdisciplines. Het werk van François behoort dus niet tot één bepaalde stijl, hij creëert een web van veranderlijke verbindingen tussen zijn werk en de manier waarop hij tentoonstelt. De titels van zijn tentoonstellingen wijzen vaak op zijn interesse in de hedendaagse maatschappij, psychologie en politiek. De betekenis in zijn werken bouwt zich op naarmate de tijd evolueert en varieert afhankelijk van hun positie in de ruimte of context. Kenmerkend voor de kunststroming Arte Povera, transformeert ook François schijnbaar ongecompliceerde materialen, objecten of sporen uit het verleden tot dragers van diepe betekenis. Zijn werk kan worden gezien als een verkenning van oorzaak en gevolg. Er wordt bewezen hoe veranderlijk de status van een object is.
158
©© MARC DOMAGE
Ook bij het werk Retenue d’eau, te zien in de Douviehoeve, is dit het geval. Door honderden plastieken zakjes aan dunne draden aan één draagpunt te bevestigen, creëert François een werk dat honderden kilo’s weegt, maar toch heel licht oogt. Hij geeft een alledaags voorwerp monumentale proporties, en maakt daardoor van het gewone iets bijzonders.
159
DOUVIEHOEVE
DOUVIEHOEVE
Zeger Reyers [NL] Aan gene zijde van de muur, het landschap 2019
Zeger Reyers (°1966) beëindigde in 1995 zijn studie beeldende kunst aan de Willem de Kooning Academie in Rotterdam. Sinds zijn afstuderen was zijn werk te zien in verschillende solo- en groepstentoonstellingen in onder andere Amsterdam, Düsseldorf, Havana, Miami, Quito, Praag, Londen, Beijing en Istanbul. Reyers wordt vertegenwoordigd door galerij Maurits van de Laar in Den Haag. Zeger Reyers staat bekend om zijn installaties waarin hij de artificiële, door de mens geschapen wereld confronteert met de natuur. Zo liet hij al zwammen uit meubels en apparaten groeien en zonk hij stoelen af in de Oosterschelde, om ze te laten overwoekeren door mosselen. In het werk Drumstel (2004) ketende hij honderd lege oliedrums aan elkaar en legde die in zee. De kluwen olievaten werd zo een door de zee bespeeld instrument en maakte tegelijk de enorme kracht van de zee zichtbaar. Na zeven weken waren de vaten gedeukt en verroest en brachten alleen nog doffe geluiden voort. Zeger Reyers is geen idealist of filosoof en hij is er dan ook niet op uit om met zijn werk een moreel oordeel te vellen over bijvoorbeeld de schadelijke invloed die de mens heeft op zijn omgeving. In zijn installaties, die hij biotopen noemt, loodst hij de natuur de door de mens geschapen omgeving binnen en geeft haar de vrije hand. De kracht en het wonder van de natuur worden zo op een verhevigde manier zichtbaar. Die inbreuk op onze leefomgeving zorgt tegelijk voor een gevoel van vervreemding en kwetsbaarheid. Zeger Reyers overrompelt je hiermee en confronteert je met de betrekkelijkheid van onze zekerheden. In 2011 realiseerde Zeger Reyers de installatie Paviljoen in het Renaat Braempaviljoen van Museum Middelheim in Antwerpen. Voor Kunstenfestival Watou herneemt hij deze installatie in de grote schuur van de Douviehoeve. Op een glooiende vloer werd aarde met sporen van paddenstoelen aangebracht. Na enige dagen begonnen de paddenstoelen te groeien als witte knopen op een gitzwarte achtergrond. In de loop van de publieke fase van het kunstenfestival gaan de paddenstoelen verslijmen en verschijnt er vervolgens een nieuwe kweek. Deze constante overgang van ontstaan naar verval is een terugkerend gegeven in het werk van Zeger Reyers. Dat geldt ook voor het samengaan van wetenschap en kunst in het complexe proces van het kweken en integreren van de paddenstoelen in de installatie. De installatie getuigt van purisme, alle onderdelen van het werk staan in dienst van het geheel. Tegelijk zorgt de schoonheid van de witte paddenstoelen op de zwarte aarde voor een letterlijk en figuurlijk toegankelijke installatie. Zeger Reyers sluit daarmee aan bij de missie van Kunstenfestival Watou om de afstand tussen kunst en publiek te overbruggen. (gebaseerd op een tekst van Maurits van de Laar)
160
162
ARNO VAN VLIERBERGHE
De Methode—ii.
De private economystiek ligt in bed met het openbare, vormt het eindeloze wingebied van verveling, verstikking, overgave. Op de werkplek, in de zone, regeert de positieve feedback, technofinancieel en fier. Zichzelf voedend met reproductie en escalerend kwaad, noteert het de winsten en verliezen van de dag. Buiten de fysieke werkplek: de bulldozer, het centrum, de periferie. Een tijdloos triumviraat, verstrikt in een neon-verlichte dans, bouwt eindeloos een arena van de gewelddadigste symbolen. Het centrum wordt verplaatst, verruimt, krimpt en zwelt op als een ontbindend kadaver. Klaar voor verse groei. Waar, in dit alles, in de maalstroom van koop- en slaapwijken, parades en protesten, leven er nog lichamen?
163
1888–1935, Portugal
FERNANDO PESSOA
FERNANDO PESSOA Fernando Pessoa is na Luís de Camões—die stierf in 1580—de belangrijkste Portugese dichter geworden, al verdiende hij zijn strepen vooral na zijn dood in 1935. Tijdens zijn leven publiceerde hij enkel de bundel Mensagem of Boodschap, een debuut vol mystiek-nationalistische gedichten waarin hij de grootse dromen die hij had voor zijn land verwerkte. Pas in de jaren ‘50 wordt gestart met het uitspitten van zijn enorme archief met wel 27.000 manuscripten en met het publiceren van zijn ander werk, waaronder Het boek der rusteloosheid, vele essays, pamfletten en uiteraard prachtige gedichten. Ook vandaag nog proberen uitgeverijen klaarheid te scheppen in deze wirwar aan teksten die Pessoa in zijn legendarische hutkoffer bewaarde. Als stiefzoon van de Portugese consul van Zuid-Afrika groeit Pessoa vanaf zijn vijfde op in Durban, waar hij al snel Engels leert, de taal waarin hij later ook begint te schrijven. Als hij zeventien is, gaat hij bij familie in Lissabon wonen om een literatuurstudie te volgen. Hoewel hij de studie vrij snel stopzet, verdiept hij zich toch verder in de literatuur en gaat hij vanaf 1908 aan de slag als freelance vertaler. Over zijn leven in Lissabon bestaan veel mythes: hij zou een eenzaat geweest zijn, nooit een relatie gehad hebben, aan een alcoholverslaving hebben geleden en een hopeloze romanticus geweest zijn. Hoewel dit klassieke beeld van de dichter ongetwijfeld overdreven wordt, zal er wel een kern van waarheid in dit imago schuilen. Zo gaf Pessoa zelf aan dat de kwaliteit van zijn werk leed onder een relatie en hij er dus de twijfelachtige voorkeur aan gaf om eenzaam door het leven te gaan. Pessoa’s poëtica wordt gekenmerkt door een diepgewortelde saudade en een doorgedreven spel van verschillende heteroniemen die elk hun eigen karaktertrekken en taal kenden. In zijn hutkoffer werden teksten gevonden die door een tachtigtal verschillende personae geschreven werden, maar Alberto Caeiro is toch zijn meest bepalende alter ego gebleken. Pessoa bedacht deze eenvoudige, bucolische dichter in wiens naam hij een dertigtal gedichten schreef en die hij uiteindelijk liet sterven aan tbc. Het heteroniem Ricardo Reis werd opgevat als een leerling van Caeiro, iemand die niet op het platteland, maar in de stad gestudeerd had en iets intellectueler voorkwam dan zijn meester. Elk op hun manier proberen deze personae het mysterie van het leven te plaatsen: Caeiro door het te ontkennen, Reis door het te erkennen, maar verder te negeren. Pessoa’s derde belangrijke heteroniem Álvaro de Campos was daarentegen een modernist, iemand die het denken verving door het voelen, die alles wilde beleven. In de eregalerij bieden we de bezoekers van Kunstenfestival Watou graag een zicht op Pessoa’s gedichten door de jaren en alter ego’s heen, een overzicht van gevoelige poëzie van een eigenzinnige dichter.
165
FERNANDO PESSOA
Whether we write or speak or are but seen We are ever unapparent. What we are Cannot be transfused into word or mien. Our soul from us is infinitely far. However much we give our thoughts the will To make our soul with arts of self-show stored, Our hearts are incommunicable still. In what we show ourselves we are ignored. The abyss from soul tot soul cannot be bridged By any skill of thought or trick for seeing. Unto our very selves we are abridged When we would utter to our thought our being. We are our dreams of ourselves, soul by gleams, And each to each other dreams of other’s dreams.
166
Voor wie ons ziet of leest of spreken hoort zijn wij onkenbaar. Nooit laat ons bestaan Zich vangen in een houding of een woord. Oneindig staat de ziel van ons vandaan. Hoe graag wij ook de kunst willen bedrijven Die onze ziel voorziet van pralerij, Toch zal ons hart onmededeelzaam blijven. In wat wij tonen ziet men ons voorbij. Door geen illusie of vernuft kan ooit De kloof van ziel tot ziel worden geslecht. Zelfs in ons diepste zelf zijn wij berooid, Wat ook ons wezen aan ons denken zegt.   De ziel kan slechts in onze dromen schijnen.   Elk droomt eens anders dromen als de zijne.
167
FERNANDO PESSOA
Mar Português
Ó mar salgado, quanto do teu sal São lágrimas de Portugal! Por te cruzarmos, quantas mães chorararm, Quantos filhos em vão rezaram! Quantas noivas ficaram por casar Para que fosses nosso, ó mar! Valeu a pena? Tudo vale a pena Se a alma não é pequena. Quem quer passer além do Bojador Tem que passar além da dor. Deus ao mar o perigo e o abismo deu, Mas nele é que espelhou o céu.
168
De zee Portugees
O zilte zee, wat van uw zout tezamen Zijn door Portugal geweende tranen! Hoeveel moeders hebben niet voor u geleden, Hoeveel zoons hebben vergeefs gebeden! Hoeveel meisjes bleven manloos zitten Opdat wij u, o zee, zouden bezitten! Was het dit waard? Alles is alles waard Wanneer de ziel zichzelf aanvaardt. Wie varen wil voorbij het verst verschiet Moet pijn voorbij, voorbij verdriet. God gaf de zee gevaren, diepten, kolken, Maar in haar weerspiegelt hij de wolken.
169
FERNANDO PESSOA
Nada sou, nada posso, nada sigo. Trago, por ilusão, meu ser comigo. Não compreendo compreender, nem sei Se hei de ser, sendo nada, o que serei. Fora disto, que é nada, sob o azul Do lato céu um vento vão do sul Acorda-me e estremece no verdor. Ter razão, ter vitória, ter amor Murcharam na haste morta da ilusão. Sonhar é nada e não saber é vão. Dorme na sombra, incerto coraçao.
170
Ik ben niets, kan niets, volg niets na. Ik draag mijn zijn, illusie, waar ik ga. Begrip begrijp ik niet, kan nergens lezen Of ik zal zijn, niets zijn, wat ik zal wezen. Hiernevens, wat niets is, onder ’t azuur Der wijde hemel, wekt me elk ijdel uur Een zuidenwind die siddert in het lover. Gelijk hebben, winnen, in liefde geloven. Zijn aan illusie’s dode mast verstard. Dromen is niets, niet weten is onnut. Slaap in de schaduw, o onzeker hart.
171
FERNANDO PESSOA
Autopsicografia
O poeta é um fingidor. Finge tão completamente Que chega a finger que é dor A dor que deveras sente. E os que lêem o que escreve, Na dor lida sentem bem, Não as duas que ele teve, Mas só a que eles não têm. E assim nas calhas de roda Gira, a entreter a razão, Esse comboio de corda Que se chama o coração.
172
Autopsychografie
De dichter wendt slechts voor. Hij veinst zo door en door Dat hij zelfs voorwendt pijn te zijn Zijn werkelijk gevoelde pijn. En zij die lezen wat hij schreef, Voelen in de gelezen pijn Niet de twee die hij geleden heeft, Maar een die de hunne niet kan zijn. En zo rijdt op zijn rails in ’t rond, Tot vermaak van onze rede, Die opwindtrein, in dichtermond ook wel ‘het hart’ geheten.
173
ALBERTO CAEIRO — FERNANDO PESSOA
O Tejo é mais belo que o rio que corre pela minha aldeia, Mas o Tejo não mais belo que o rio que corre pela minha aldeia Porque o Tejo não é o rio que corre pela minha aldeia. O Tejo tem grandes navios E navega nele ainda, Para aqueles que vêem em tudo o que lá não está, A memória das naus. O Tejo desce de Espanha E o Tejo entra no mar em Portugal. Toda a gente sabe isso. Mas poucos sabem qual é o rio da minha aldeia E para onde ele vai E donde ele vem. E por isso, porque pertence a menos gente, É mais livre e maior o rio da minha aldeia. Pelo Tejo vai-se para o Mundo. Para além do Tejo há a América E a fortuna daqueles que a encontram. Ninguém nunca pensou no que há para além Do rio da minha aldeia. O rio da minha aldeia não faz pensar em nada. Quem está ao pé dele está só ao pé dele.
174
De Taag is mooier dan de rivier die stroomt door mijn dorp, Maar de Taag is niet mooier dan de rivier die stroomt door mijn dorp Want de Taag is niet de rivier die stroomt door mijn dorp. De Taag heeft grote schepen En op haar water vaart nog steeds, Voor degenen die in alles zien wat er niet is, De herinnering aan de galjoenen. De Taag ontspringt in Spanje En de Taag mondt uit in zee in Portugal. Dat weet iedereen. Weinigen echter weten welke de rivier is van mijn dorp En waarheen zij gaat En vanwaar zij komt. En daarom, omdat zij minder mensen toebehoort, Is vrijer en groter de rivier van mijn dorp. De Taag is een weg naar de Wereld. Voorbij de Taag ligt Amerika En het fortuin van hen die het vinden. Niemand heeft ooit gedacht aan wat er ligt voorbij De rivier van mijn dorp. De rivier van mijn dorp doet denken aan niets. Wie aan haar oever staat staat enkel aan haar oever.
175
ALBERTO CAEIRO – FERNANDO PESSOA
O que nós vemos das cousas são as cousas. Por que veríamos nós uma causa se houvesse outra? Por que é que ver e ouvir seria iludirmo-nos Se ver e ouvir são ver e ouvir? O essencial é saber ver, Saber ver sem estar a pensar, Saber ver quando se vê Nem ver quando se pensa. Mas isso (tristes de nós que trazemos a alma vestida!), Isso exige um estudo profundo, Uma aprendizagem de desaprender E uma sequestração na liberdade daquele convento De que os poetas dizem que as estrelas são as freiras eternas E as flores as penitentes convictas de um só dia, Mas onde afinal as estrelas não são senão estrelas Nem as flores senão flores Sendo por isso que lhes chamamos estrelas e flores.
176
Wat wij zien van de dingen zijn de dingen. Waarom zouden wij het één zien als er iets anders was? Waarom zouden zien en horen ons vergissen zijn Als zien en horen zien en horen zijn? Essentieel is kunnen zien, Kunnen zien zonder te denken, Kunnen zien wanneer men ziet, En niet denken wanneer men ziet Noch zien wanneer men denkt. Maar dat (wee ons, met onze aangeklede zielen!), Dat vereist diepgaande studie, Eist een leerschool in verlering En opsluiting in de vrijheid van dat klooster Waarvan dichters zeggen dat de sterren de eeuwige nonnen zijn En de bloemen de overtuigde boetelingen van één dag, Maar waar uiteindelijk de sterren niets dan sterren zijn En de bloemen niets dan bloemen, Reden waarom wij ze sterren en bloemen noemen.
177
RICARDO REIS – FERNANDO PESSOA 178
Não só quem nos odeia ou nos inveja Nos limita e oprime; quem nos ama Não menos nos limita. Que os Deuses me concedam que, despido De afectos, tenha a fria liberdade Dos píncaros sem nada. Quem quer pouco, tem tudo; quem quer nada É livre; quem não tem, e não deseja, Homem, é igual aos Deuses.
Niet slechts hij die ons haat of ons benijdt Begrenst en onderdrukt ons; wie ons liefheeft Stelt niet minder grenzen. Schenken de Goden mij dat ik, ontdaan Van elk gevoel, de kille vrijheid hebben Van toppen waar niets is. Wie weinig wil, heeft alles; wie niets wil Is vrij; hij die niet heeft noch hebben wil Is, mens, gelijk de Goden.
179
RICARDO REIS – FERNANDO PESSOA
Vivem em nós inúmeros; Se penso ou sinto, ignoro Quem é que pensa ou sente. Sou somente o lugar Onde se sente ou pensa. Tenho mais almas que uma. Há mais eus do que eu mesmo. Existo todavia Indiferente a todos. Faço-os calar: eu falo. Os impulsos cruzados Do que sinto ou não sinto Disputam em quem sou. Ignoro-os. Nada ditam A quem me sei: eu escrevo.
180
In ons leven tallozen; Ik weet niet, als ik denk Of voel, wie denkt of voelt. Ik ben de plaats slechts waar Gevoeld wordt of gedacht. Ik heb meer dan ĂŠĂŠn ziel, Meer ikken dan ikzelf. En niettemin besta ik, Voor allen onverschillig. Ik maak hen stil: ik spreek. De kruisgewijze impulsen Van wat ik voel of niet voel, Twisten in wie ik ben. Ik ken ze niet. Zij zwijgen Tot wie ik mij ken: ik schrijf.
181
ÁLVARO DE CAMPOS – FERNANDO PESSOA
Na casa defronte de mim e dos meus sonhos, Que felicidade há sempre! Moram ali pessoas que desconheço, que já vi mas não vi. São felizes, porque não são eu. As crianças, que brincam às sacadas altas, Vivem entre vasos de flores, Sem dúvida, eternamente. As vozes, que sobem do interior do doméstico, Cantam sempre, sem dúvida. Sim, devem cantar. Quando há festa cá fora, há festa lá dentro. Assim tem que ser onde tudo se ajusta— O homem à Natureza, porque a cidade é Natureza. Que grande felicidade não ser eu! Mas os outros não sentirão assim também? Quais outros? Não há outros. O que os outros sentem é uma casa com a janela fechada, Ou, quando se abre, É para as crianças brincarem na varanda de grades, Entre os vasos de flores que nunca vi quais eram. Os outros nunca sentem. Quem sente somos nós, Sim, todos nós, Até eu, que neste momento já não estou sentindo nada. Nada? Não sei... Um nada que dói...
182
In het huis tegenover mij en mijn dromen, Wat is men daar altijd gelukkig! Er wonen mensen die ik niet ken, die ik gezien heb maar niet heb gezien. Zij zijn gelukkig, omdat ze mij niet zijn. De kinderen, die spelen op de hoge balkons, Leven tussen potten met bloemen, Vast en zeker, in der eeuwigheid. De stemmen, die stijgen uit het binnenste van ’t huis, Zingen altijd, vast en zeker. Ja, ze moeten zingen. Wanneer hier buiten feest is, is er feest daar binnen. Zo moet het wezen waar zich alles aanpast— De mens aan de natuur, want de stad is natuur. Wat een groot geluk niet mij te zijn! Maar zouden de anderen niet ook zo voelen? Welke anderen? Er zijn geen anderen. Wat anderen voelen is een huis met het venster gesloten, Of, als het geopend wordt, Is het om de kinderen te laten spelen op de veranda met spijlen, Tussen de potten met bloemen—welke bloemen heb ik nooit gezien. De andere voelen nooit. Voelen doen wij, Wij allemaal, Zelfs ik, die op dit moment al niets meer voel. Niets? Ik weet niet… Een niets dat schrijnt…
183
ÁLVARO DE CAMPOS – FERNANDO PESSOA
Todas as cartas de amor são Ridículas. Não seriam cartas de amor se não fossem Ridículas. Também escrevi em meu tempo cartas de amor, Como as outras, Ridículas. As cartas de amor, se há amor, Têm de ser Ridículas. Mas, afinal, Só as criaturas que nunca escreveram Cartas de amor É que são Ridículas. Quem me dera no tempo em que escrevia Sem dar por isso Cartas de amor Ridículas. A verdade é que hoje As minhas memórias Dessas cartas de amor É que são Ridículas. (Todas as palavras esdrúxulas, Como os sentimentos esdrúxulos, São naturalmente Ridículas.)
184
Alle liefdesbrieven zijn Belachelijk. Het zouden geen liefdesbrieven zijn waren ze niet Belachelijk. Ook ik heb in mijn tijd liefdesbrieven geschreven, Zoals de andere, Belachelijk. Liefdesbrieven kunnen, als er liefde is, Niet anders zijn dan Belachelijk. Maar alleen mensen die nooit Liefdesbrieven Hebben geschreven Die zijn uiteindelijk Belachelijk. Was ik maar weer in de tijd waarin ik Liefdesbrieven schreef Zonder te weten hoe Belachelijk. Maar mijn herinneringen Aan die liefdesbrieven Die zijn Vandaag de dag Belachelijk. (Alle overdreven woorden En alle overdreven gevoelens Zijn uiteraard Belachelijk.)
185
‘All a fo liter
ll art is orm of erature’ Álvaro de Campos, heteronym created by Fernando Pessoa (Lisbon, 1888–1935)
DOUVIEHOEVE
Ann Vincent [BE] Leon 2018
Ann Vincent (°1994) studeerde in 2018 af als master in de beeldende kunsten aan KASK te Gent. Ze kreeg de erkenning Legaten van de K.A.S.K. en werd geselecteerd voor de nieuwe lichting Tiff 2018 van FOMU Antwerpen. Vincent is afkomstig uit Oostende en woont in Gent. Kan een kartonnen schijf worden aanzien als de maan? Kan een verfstreep als een lichtstraal geïnterpreteerd worden? In haar serie Light of other days experimenteert, faalt, speelt Vincent met onze perceptie van de realiteit. We worden geconfronteerd met alledaagse scènes die ons vaak onopgemerkt voorbij gaan: een plas water, een zonnestraal op de stoep. Ann Vincent gaat op zoek naar deze vluchtige momenten en recreëert ze met artificiële materialen in haar studio. Aarde wordt vervangen door koffiegruis en water door spiegelfolie. Elk beeld wordt met zorg geproduceerd en is het resultaat van een onvermoeibaar streven naar de juiste materialen, lichtomstandigheden en compositie. Het proces is chaotisch, maar het uiteindelijke resultaat perfect. Vincent brengt het werk naar de tentoonstellingsruimte en vervolgt daar haar spel: ze plaatst de foto’s doordacht in onverwachte hoeken, achter een trap of zwevend voor een raam. Hier in Watou wordt het werk Leon getoond in een intieme ruimte. Dit moedigt de kijker aan om zich te verplaatsen en te ontdekken wat er achter het beeld ligt. Vincent misleidt de kijker en raakt daarbij een van de meest fundamentele eigenschappen van de fotografie aan: haar verontrustende relatie met de realiteit. Haar werk is een illusie en onthult zijn poëtische magie alleen aan de aandachtige kijker.
188
©© ANN VINCENT
(naar een tekst van Rein Deslé)
DOUVIEHOEVE
Luc Vandervelde [BE] Winter / Dividing Space 2018
Na een verblijf van drie jaar in centraal Azië, de Verenigde Staten en Indië vestigde Vandervelde (°1969) zich in 2007 in Brussel waar hij in zijn atelier experimenteert met verschillende materialen en texturen. Zijn werk was ondertussen onder andere reeds te zien in solo- en groepstentoonstellingen in Frankrijk, China, België en Duitsland. Het œuvre van Luc Vandervelde bestond aanvankelijk voornamelijk uit figuratieve schilderijen. De kunstenaar onderging echter een drastische evolutie waarbij het beeld hem steeds minder ging intrigeren. In plaats daarvan werkt Vandervelde nu vooral aan abstracte collages die hij aanvankelijk op papier en doek uitwerkte maar waarbij hij de laatste jaren steeds meer de ruimte gebruikt. Hij ontwikkelde daarvoor een methode waarbij hij een veelheid aan patronen en sporen in uiteenlopende materialen met elkaar verweeft. Als kunstenaar werkt Vandervelde vooral met gevonden/gerecycleerde materialen. Deze restanten van het dagelijks leven transformeert hij tot esthetische composities. De structuren van afgedankte materialen worden hierbij eerst ontrafeld of ontmanteld voordat ze aan hun tweede leven beginnen. Doordat we als toeschouwer met onze eigen gekleurde blik naar zijn werken kijken, gemaakt uit materialen met een anonieme geschiedenis, raken individuele herinneringen zo verstrengeld met onbekende levens. We aanschouwen zo als het ware ons eigen toekomstige verleden. Op Kunstenfestival Watou toont Vandervelde met zijn installatie de disfunctionaliteit van ruimte en tijd aan. Dividing Space, een muur van isolatiemateriaal dat eerst werd ontrafeld en vervolgens opnieuw aan elkaar werd genaaid, verdeelt de ruimte in twee. Er is geen doorgang of verbinding tussen beide delen van de kamer. Samen met Winter gaat Dividing Space hier in de Douviehoeve in interactie met de locatie en creëert de kunstenaar zo een fascinerende penetratie van de wereld van ruimte en tijd. (gebaseerd op teksten van Luc Vandervelde en Filip Luyckx)
190
DOUVIEHOEVE
Kristof Van Heeschvelde[BE] I wonder what you are doing now 2016
Kristof van Heeschvelde (°1979) woont en werkt in Gent. Hij vervolledigde in 2015 een master in de beeldende kunsten met als afstudeerrichting schilderkunst. Daarvoor volgde hij een jaar interieurarchitectuur aan de K.A.S.K. Zijn meest recente solotentoonstelling Niets is gemakkelijker vond plaats in de SECONDroom te Antwerpen in 2018. Hij had eerder al groepstentoonstellingen samen met Stief DeSmet, Honoré d’O, Wim Delvoye en Sofie Muller. Kristof Van Heeschvelde is een typische autodidact. Dat merk je onderhand niet meer in zijn schilderijen, maar het blijft evenwel bepalend voor hoe hij kunst ziet en benadert. Enerzijds is er de rigoureuze discipline waarmee hij dag in dag uit met zijn doeken bezig is; anderzijds is er de speelse serendipiteit van zijn alledaagse observaties die hij naar het canvas vertaalt. Van Heeschvelde combineert op unieke wijze, zowel inhoudelijk als vormelijk, rake observaties van onze dagelijkse werkelijkheid met een collectief onderbewustzijn en raakt daarbij het snijpunt tussen ‘condition humaine’ en het (on)heimelijke gevoel van heimwee naar een (on)bestaande heimat.
(een tekst van Tom De Mette)
192
©© JONAS VERHULST
De keuze om grote werken te maken die bovendien niet ingekaderd of opgespannen worden, is bij Van Heeschvelde uitgegroeid tot een wezenlijk kenmerk van zijn œuvre. Je voelt dat de materie bij het ophangen moet ontspannen, letterlijk en haast ook figuurlijk. Zijn werken vormen vaak de weerslag van een collage in en uit het hoofd. Door nauwgezet de mens in zijn wereld te observeren ontstaat bij Van Heeschvelde mentaal een verwerkingsproces waaruit hij vervolgens interpretaties put die hij schildert uit het hoofd. Hij maakt steeds minder gebruik van technologie om te creëren en keert op die manier terug naar de ‘oerpraktijk’ van het tekenen, het schetsen. Eens uit het hoofd van de kunstenaar en op het doek, zet de mentale wisselwerking zich door zodat er sprake is van een soort dialectiek in het creatieproces. Een proces waarbij de toeschouwer een prominente rol speelt. Van Heeschvelde provoceert zijn publiek zonder te moraliseren. Hij plaatst de toeschouwer voor een spiegel, een ‘speculum mundi’ als het ware, zonder enige voorafname. Hij claimt de verbeelding niet en evenmin de onverschilligheid van onze blik op de wereld. Hij voert voorwerpen en personages op, zoals we die herkennen in de onbesuisde hoekjes en kantjes van onze maatschappij maar die we ons vooral verbeelden in ons innerlijke zelf. Het is de zelfkant van de samenleving die elkeen van ons zich voorstelt, die Van Heeschvelde tracht weer te geven, zoals alleen een sceptische, humoristische humanist dat kan. Het werk I wonder what you are doing now is hier een perfect voorbeeld van.
193
DOUVIEHOEVE
194
MOYA DE FEYTER
Maanvormige littekens
we weten weinig over onszelf, bijvoorbeeld hoe we ons zouden gedragen met een wapen onder de oksel en een vijand die komt aangestormd blijkbaar hebben we wereldwijde verkleedfeestjes nodig om onze maskers eindelijk thuis te kunnen laten morgen zal bleek zijn morgen zal bleek en boos zijn en nog zullen er grazende paarden nietsvermoedend in een weide staan (wie ook doodgaat, iedereen weet dat we op een dag opnieuw ontbijtgranen zullen eten)
195
DOUVIEHOEVE
teja van hoften [NL] Open mind 2014
Na haar opleiding aan de Academie voor Beeldende Vorming in Tilburg en de Rietveld Academie in Amsterdam, trok teja van hoften (°1951) naar Kopenhagen waar ze twee jaar lang een opleiding beeldhouwen volgde aan The Royal Danish Academy of Fine Arts. Sinds 1976 was haar werk al te zien op verschillende groeps- en solotentoonstellingen in Nederland, België en diverse andere landen. In 2018 nam ze deel aan de eerste editie van Stadsfestival Damme met het werk Moedergodin. Het werk van teja van hoften gaat niet alleen over het observeren en registreren van het eigen bestaan, haar persoonlijke leven heel dichtbij, maar ook over het gevoel deel uit te maken van een groter geheel. Zelf verkiest ze haar naam zonder hoofdletters te schrijven als verholen kritiek op het antropocentrisme van deze tijd. Haar werk is een zoektocht naar zingeving, die zich uit in een behoefte aan verbondenheid met de wereld om haar heen. In het lichaam herkent ze die wereld en vice versa in het landschap haar lijf. De inwisselbaarheid van groot en klein en de analoge processen en structuren in de natuur gebruikt zij ook in haar werk door hybride vormen te maken, die zowel plant als mens, landschap en detail tegelijk zijn. Ze relativeert de mens met zijn beslommeringen door te benadrukken, dat ook wij volgens dezelfde natuurwetten groeien en functioneren. Ook in haar materiaalkeuze vinden we dit terug. Planten spelen een belangrijke rol in haar werk, waarmee lichaamsprocessen worden weergegeven. Maar ieder materiaal kan bruikbaar zijn. Van keramiek tot oude dekens, en plakband. Het werk Open Mind in een van de stalletjes van de Douviehoeve bestaat uit flesjes fruit2day (de twee bolletjes verwijzen naar de twee stukken fruit, die je per dag in een gebalanceerd dieet nodig hebt). Haar dochter dronk dit vruchtensap graag. En omdat van hoften de vorm erg mooi vond, begon ze de flesjes te verzamelen. Toen ze er honderd had, versneed en verlijmde ze deze tot gedachtenkronkels. In 2014 werd van hoften samen met andere kunstenaars uitgenodigd om werk te tonen in leegstaande huizen in een dorpje in Frankrijk. In een klein kamertje met kapotte ramen, waar sporen van vroegere bewoning nog van de muren af te lezen was, toonde ze haar gedachtenkronkels voor het eerst, zwevend aan transparante draden. Open Mind gaat over herinneren, over hoe gedachten en associaties soms alle kanten uit gaan en zo dingen met elkaar verbinden die ogenschijnlijk niets met elkaar te maken hebben. Ook op Kunstenfestival Watou is het werk te zien in een locatie met een verhaal. Door de openstaande luiken van de stal, waait de wind binnen waardoor het werk constant in beweging is, elk onderdeel in een eigen snelheid. Tegelijk word je als bezoeker omringt door het geluid van haar hartslag en ademhaling. Het werk laat de hectische wereld even verdwijnen en neemt zo de toeschouwer mee in een soort meditatieve toestand.
196
197
DOUVIEHOEVE
DOUVIEHOEVE
Barbara Callewaert & Jo Verhenne [BE] Om ter verst 2019
Barbara Callewert en Jo Verhenne (°1980) vormen samen het collectief Wat met de koekjes, naar een veelzeggend moment op een bijeenkomst van een organisatie die ze bjiwoonden. Toen een van de medewerkers tijdens het vragenrondje wilde weten wat er met de koekjes gebeurd was, bleek dat de organisatie gesponsord werd door een koekjesfabrikant en dat die samenwerking zonder communicatie was stopgezet, wat uiteraard geen al te beste zet was. Omdat achter de vraag ‘Wat met de koekjes’ zoveel emotie, verhaal en geladenheid schuilt, past ze perfect bij de projecten rond verdieping en verbinding die Barbara Callewaert en Jo Verhenne willen opzetten. Dat doen ze door mensen te interviewen en brieven te schrijven, door kunst aan te reiken of gewoon door te luisteren. Hoewel ze als collectief op dezelfde lijn zitten, verschillen beide makers sterk qua achtergrond. Verhenne studeerde in 2003 af als bio-ingenieur waarna ze ook een tijdlang in die richting ging werken. In 2012 besloot ze het over een andere boeg te gooien, een cursus scenarioschrijven te volgen en uiteindelijk deeltijds opdrachten uit te voeren voor de televisie- en reclamewereld. Zo werkte ze mee aan een documentaire over luchtvervuiling en maakte ze een kortfilm. Ze publiceerde intussen twee boeken en later dit jaar verschijnt haar eerste geïllustreerde gedichtenbundel Binnen vijf minuten thuis waarin ze naar aanleiding van een scheiding in haar onmiddellijke omgeving de liefde in al haar hoogtes en laagtes beschrijft. Momenteel schrijft ze mee aan de Vlaamse adaptatie van de humoristische serie De Luizenmoeder, en daarnaast is ze met steun van het VAF ook haar eerste eigen humoristische fictiereeks Life Socks aan het neerpennen, over een sokkenbedrijf dat de wereld wil veranderen met sokteksten. Callewaert studeerde in 2003 af als actrice aan de Kleine Academie te Brussel. Ze gooide zich in eerste instantie op jeugdtheater en humor, speelde in enkele langspeelfilms en won een humor- en een liedjeswedstrijd. In 2009 richtte ze samen met Wouter Verdegem het productiehuis Productions en Zonen op. Daar besefte ze gaandeweg dat het bedenken van concepten en het schrijven haar meer lag dan het spelen zelf. Callewaert experimenteerde meer en meer met schrijven in allerlei vormen, en sinds 2014 schrijft ze columns voor Charlie Magazine. Daarnaast gooit ze zinnen op straten en ramen onder de noemer Entree Entree, bedenkt ze installaties met brieven en interviewt ze ‘gewone mensen’. Binnenkort gaat ze bovendien langs in gevangenissen om ook daar haar oor te luisteren te leggen en brieven te schrijven. Voor Kunstenfestival Watou kleurt het collectief graag nog verder buiten hun lijntjes door een in situ installatie te maken tussen woord en beeld. Net voorbij het verste stalletje op de Douviehoeve kreeg het zicht op de velden een toevoeging in de vorm van een zin die stopt aan de einder, en dus ook eindeloos is. Een zin zo ver en ook zo dichtbij, wachtend om te worden aangeraakt door de blik van passanten.
198
J. SLAUERHOFF
Vida triste
Condenado a viver triste É sina de quem muito ama. Nunca tu, meu coração, resististe Ao amor que a dor inflama. Mais uma vez meu torturado coração Buscou abrigo no teu peito, inutilmente; Não há quem lhe console a sede ardente Nem ele se farta das delícias da paixão. E sempre, para qualquer acto, Há que pagar com o sofrimento, Até que a doçura do ultimo tacto Acabe por morrer num lamento. Por mais que os corpos se enlacem Um dia tudo passa e só fica a solidão. Haverá porventura alguém que mate o fogo de tão maldita paixão? Eu sei que amar é pecado Por isso também a mim o céu castigou Fiquei pra vida amarrado A quem sempre me enganou Jamais o amor me faltou Com ternuras e afagos Mas libertar meus anseios, Nunca de tal se lembrou. E sempre, para qualquer acto, Há que pagar com o sofrimento Até que a doçura do ultimo tacto Acabe por morrer num lamento. Por mais que os corpos se enlacem, Um dia tudo passa e só fica a silidão. Haverá alguém capaz de matar O fogo de tão maldita paixão?
200
Vida triste
Gedoemd om droevig te leven Wordt ieder die te veel liefheeft; Nog nooit hield mijn hart het tegen, De liefde die groot verdriet geeft. Weer zocht tevergeefs aan jouw borst Mijn gemartelde hart zijn rust, Dat wil troost voor verbrande dorst En wordt niet gelescht door lust. En altijd lijden en boeten Moet men voor iedere daad, Tot de wellust der laatste zoete Liefkoozing in dood vergaat. Hoe lang men soms kan omhelzen, Eens is weer de tijd vervloden; Kan men dan nooit die helsche Vervloekte passie dooden? Ik weet het, liefde is zonde En dus kreeg ik ook mijn straf: Ik ben voor eeuwig gebonden Aan iemand die nooit om mij gaf. Wel heeft hij mij veel streelingen En liefkoozingen gedaan, Nooit kon hij mijn liefde bevredigen, Dat kan zeker niet bestaan. Ik weet wel, lijden en boeten Moet men voor iedere daad, Tot de wellust der laatste zoete Liefkoozing in dood vergaat. Hoe lang men soms kan omhelzen, Eens is weer de tijd vervloden; Kan men dan nooit die helsche Vervloekte passie dooden?
201
J. SLAUERHOFF
A uma princesa distante
Jamais voltaremos a ver-nos, Entre nós dois há um mundo pelo meio. Por vezes, de noite, à janela nos detemos Mas são outras as estrelas que vemos… Doutros tempos o enleio. É tão longínquo o vosso país do meu: Como a luz da mais funda escuridão—tão distante— Que viajando sem parar nas asas do desejo, eu Vos saudaria num suspiro agonizante. Porém, se for verdade, Que sonhando o impossível, Se leva o maior dod anseios Á estrela mais intangível: Então eu voltarei, Voltarei todas as noites… De saudade.
202
Voor de verre prinses
Wij komen nooit meer saam: De wereld drong zich tusschenbeide. Soms staan wij beiden ’s nachts aan ’t raam, Maar andre sterren zien we in andre tijden. Uw land is zoo ver van mijn land verwijderd: Van licht tot verste duisternis—dat ik Op vleuglen van verlangen rustloos reizend, U zou begroeten met mijn stervenssnik. Maar als het waar is dat door groote droomen Het zwaarst verlangen over wordt gebracht Tot op de verste ster: dan zal ik komen, Dan zal ik komen, iedren nacht.
203
J. SLAUERHOFF
Fado
Será que sou lento por ser tritste, Porque tudo julgo inútil e vão, E em terras de sol nada mais me assiste Que uma sombra aquém da imensidão? Ou será que sou triste por ser lento, Porque nunca me lanço ao vasto mundo Só Lisboa junto ao Tejo é meu intento Onde anónimo como sempre, me afundo E por isso dou comigo, à deriva P’las vielas escuras da pobre Mouraria? Aí encontro muitos como eu, sem via Os que vivem sem amor, fé, alegria…
204
Fado
Ben ik traag omdat ik droef ben, Alles vergeefsch vind en veil, Op aarde geen hoogre behoefte ken Dan wat schaduw onder een zonnezeil? Of ben ik droef omdat ik traag ben, Nooit de wijde wereld inga, Alleen Lisboa van bij de Taag ken En ook daar voor niemand besta, Liever doelloos in donkere stegen Van de armoedige Mouraria loop? Daar kom ik vele’als mijzelve tegen Die leven zonder liefde, lust, hoop‌
205
G SC
GRAAN CHUUR 5
208
MAX TEMMERMAN
Futurisme
Er komt poĂŤzie bij kijken, rechtlijnig en onbuigzaam als een schema. Maar ook is er klein verdriet, onzichtbaar haast. Groter dan het woord zelf is het niet. Aldoor kantelen we. Niets zal nog zijn zoals het nooit is geweest. Het begint nu. En nu. En nu. Ieder mens is een herinnering en elke herinnering is een landschap in een landschap.
209
GRAANSCHUUR
Lies Caeyers [BE] Kamerstukken (1–13) 2017
Na een masteropleiding aan Sint Lucas Antwerpen kreeg Lies Caeyers (°1982) de kans haar studies uit te breiden met een extra masterjaar aan de Konstfack University of Art, Crafts and Design in Stockholm, Zweden. In 2015 exposeerde ze werk in de tentoonstelling Kabinet in Gent. Op kunstenfestival Watou was reeds in 2016 werk van haar te zien. Het œuvre van Lies Caeyers wordt gevormd door een aaneenschakeling van pogingen om zich te verzetten tegen dood en verval. Met een reeks experimenten op haar eigen menselijke vorm zoekt ze manieren om zichzelf te overleven. Het kan gezien worden als een praktijkstudie om de mensheid in zijn totaliteit te conserveren. Enkele aspecten uit de medische wetenschap zijn terugkerende elementen in haar werk. Er worden vaak tegenstrijdige elementen samengebracht zoals leven vs. dood en schoonheid vs. misvorming. De reeks Kamerstukken is een voortzetting van haar eerdere werk Kabinet. Welke materialen kunnen dienen? Welke technieken kan men inzetten? Kijkend naar deze collectie objets trouvés en creaties, worden we onweerlegbaar geprikkeld in ons associatieve vermogen, wordt er beroep gedaan op onze (private) herinneringen, onze eigen obsessies en gevoeligheden. Niets daarvan wordt uitgesproken, maar gewoon ‘getoond’. De verzameling objecten van het eerdere project Kabinet bestaat uit souvenirs van persoonlijke ervaringen van de kunstenares. Dankzij de nauwkeurige rangschikking krijgt elk object een wezenlijke plaats en vervolgens ook betekenis. Met het zorgvuldig bewaren en uitstallen van deze privécollectie aan herinneringen zoekt de kunstenaar opnieuw een manier om vast te houden aan het verleden. Het geheel vormt een eigenaardig soort zelfportret. De Kamerstukken vormen een reeks van elf omkaderde deelverzamelingen van Kabinet met elk een persoonlijk verhaal, maar in bijzonder is het werk een eerbetoon aan Caeyers haar grootvader. Voor haar Kamerstukken ging ze in zijn ‘verzameling’ snuisteren in de hoop enkele interessante kleinere objecten te vinden die haar zouden boeien en dus bij haar eigen verzameling zouden aansluiten. Vol verwondering ontdekte ze dat alles, ook hier in deze op het eerste zicht puinhoop, een exacte plek had.
210
©© LIES CAEYERS
(Naar een tekst van Mieke Mels en Lies Caeyers.)
211
GRAANSCHUUR
GRAANSCHUUR
Merel Cremers [NL] Equinox 2015 Vissen 2018
Merel Cremers (°1989) had al een opleiding design en illustratie achter de rug, toen ze recent afstudeerde in keramiek en glaskunst aan Luca School of Arts in Gent. Haar werk werd al getoond in Jan Colle Galerij en In De Ruimte in Gent, maar ook in steden als Utrecht, ’s Hertogenbosch, Limoges, Jingdezhen en Shanghai. Het werk van Cremers vertrekt hoofdzakelijk vanuit de menselijke omgang met het andere ding, met name objecten, dieren of andere mensen. Zelf zegt ze dat ze op die manier tracht terug te grijpen naar een soort 16e-eeuws verzamelend verlangen om alles in potjes (of doosjes) te stoppen, te bekijken, te bewaren, te bezitten. De kunstenares beschouwt haar sculpturen dan ook als onderdeel van een verzameling waarmee ze, net zoals een verzamelaar dat doet met zijn collectie beeldjes, speelgoed of porselein, een duurzame band opbouwt. Als Cremers aan de slag gaat in keramiek, voert ze vooraf een uitgebreid materiaalonderzoek. Hieruit ontstaan proeven, staaltjes en ongelukjes, die vaak een sculptuur op zich worden. Tijdens momenten waarop ze haar werk tentoonstelt, mogen bezoekers de verzamelobjecten niet alleen bekijken, maar vaak ook aanraken. Cremers zoekt steeds een balans tussen wat ze haar publiek toelaat en wat niet. Op Kunstenfestival Watou toont Cremers in de Graanschuur twee werken. Het meest opvallende is de installatie met het konijn en het zakje Kinder-eieren. Equinox verwijst naar de maanstand die bepalend is voor het vallen van Pasen. Dankzij het touw hangt het diertje in de lucht, net als de maan. De katrol insinueert het op- en ondergaan van de maan. Daarnaast verwijst ze naar de paastraditie waarbij speciale objecten worden verborgen in eitjes, en hoe deze steeds meer commercialiseert. Het gekozen materiaal is hier niet onbewust: porselein als witste, puurste vorm van klei, tegenover de kleurrijke folie van de chocoladeverpakking.
212
©© MEREL CREMERS
Het tweede werk Vissen staat tegen de muur op de grond. Het paneel is gemaakt uit een gebakken plaat die, door een fout in het stookproces, gebogen werd. De driedimensionale objecten zijn erin versmolten en verzonken. Het paneel, dat op het eerste zicht nogal verloren lijkt, is op die manier een canvas geworden. Het demonstreert de schoonheid van mislukking, en hoe deze opnieuw gewaardeerd kan worden.
213
GRAANSCHUUR
GRAANSCHUUR
Tinka Pittoors [BE] Lifestyle storage / Nightbirds 2015
De Antwerpse Tinka Pittoors (°1977) werkt zowel grafisch als sculpturaal. Ze heeft al verschillende solotentoonstellingen over heel Europa achter de rug, en in 2011 won ze de Young Ones Award in Gent. Haar tekeningen en objecten komen samen in fragiele installaties, die er schijnbaar eenvoudig uitzien, maar waar een zorgvuldig geconstrueerd bouwplan achter schuilgaat. Het onderzoek naar de utopie van een maakbare wereld is een constante inspiratiebron. De kunstenares recupereert in haar sculpturen dagdagelijkse objecten, waardoor ze bij de toeschouwer steeds een gevoel van herkenbaarheid teweegbrengt. Door deze te combineren met onlogische materialen of vormen, creëert ze een nieuwe realiteit, als een soort parallel universum. “Maar die nieuwe betekenis ontstaat evengoed door de interpretatie van de toeschouwer,” aldus de kunstenares. Pittoors creëert zo een meerduidig beeld dat balanceert op de drempel van de realiteit; of het resultaat nu utopisch of net dystopisch is, wordt niet in beschouwing genomen. “Ik wil vooral de toeschouwer leren kijken” zegt ze. Haar materiaalkeuze verwijst naar de semiotiek van constructiebouw en interieurarchitectuur. Bakstenen en houten staketsels keren regelmatig terug, maar ook decoratieve elementen zoals gekleurd touw, garen en allerlei soorten textiel worden in haar werk opgenomen. De sculpturen die hier in de Graanschuur worden tentoongesteld, symboliseren reflecties op de paradox van bewegen. Ze tasten de ruimte tussen vertrek en aankomst af, de dunne lijn tussen reizen en blijven. Zo toont Megrant bijvoorbeeld een figuur die op reis is, maar er niet in slaagt om te vertrekken of aan te komen. Het ervaart de traagheid van de verschillende verhalen die zich verschuilen onder het oppervlak van dingen, beelden en gebeurtenissen.
214
©© TINKA PITTOORS
(gebaseerd op teksten van Hilde Van Canneyt en Irène Laub)
215
GRAANSCHUUR
GRAANSCHUUR
Hans Van der Ham [NL] Zonder titel 2017 Zonder titel 2011
Hans van der Ham (°1960) studeerde klassieke piano aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag en aan het Utrechts Conservatorium, waar hij in 1984 afstudeerde. Daarna volgde hij een opleiding autonome kunst aan de Academie voor Beeldende Kunsten in Rotterdam, waar hij in 1989 afstudeerde in de richting schilderen, tekenen en grafische vormgeving. Sinds 1989 werkt Van der Ham in Rotterdam als kunstenaar en heeft hij regelmatig tentoonstellingen in binnen- en buitenland. Zijn werk wordt in Nederland vertegenwoordigd door galerie Nouvelles Images. In 2012 richtte Van der Ham de tentoonstellingsruimte Garage Rotterdam op, waarvan hij tot 2015 artistiek directeur en curator was. Al van kinds af aan voelde Van der Ham een drang naar een surreële wereld. Dat uitte zich toen in bijvoorbeeld het verstoppen van allerlei zelfgemaakte of gevonden dingen in huis, waar alleen hij weet van had. Hier maakte hij dan een schatkaart van en dit was zijn geheime wereld. Nu manifesteert dit zich in dromen, maar ook in zijn kunst. Kijken naar zijn werk voelt dan ook aan als ‘het herinneren van een droom’. Van der Ham doet niet alleen beroep op onze verbeelding, hij raakt ook een gevoelige snaar in ieder. De twee werken die hier in de Graanschuur te zien zijn, zijn een perfect voorbeeld van deze combinatie. De inkttekening maakt deel uit van de serie Airloom. Hiervoor baseerde Van Der Ham zich op de gelijknamige machine, die werd geconstrueerd in de achttiende eeuw door een man die leed aan schizofrenie. Het doel van die machine was om menselijke beslissingen te sturen en beïnvloeden. Van der Ham voelt zich soms ook bestuurd door zo’n machine. Dat zijn momenten waarop ratio zijn werk overneemt en de kunstenaar dicteert. Algauw komt dan de drang naar het intuïtieve terug. Wat hij daarna vertaalt in beelden voelt als een vrijheid zoals je enkel kan voelen in een droom, die grenst aan het waanzinnige. Pas als dat lukt vindt Van der Ham een werk geslaagd en krijgt het bestaansrecht, waarna het in vrijheid zelfstandig verder kan leven. Het tweede werk, een gouache (schildertechniek vergelijkbaar met de aquarel) is een reactie op zijn inkttekeningen. Terwijl bij een inkttekening elke lijn die je zet definitief is, is dit bij een gouache veranderlijk. Van der Ham vindt het spannend om iets te laten ontstaan uit vlekken en mislukkingen, dit maakt zijn onderbewustzijn wakker en geeft hem een vrij gevoel. Ondanks de intimiteit van het formaat en het materiaal, heeft deze techniek de mogelijkheid om een veel grotere wereld te creëren. En laat dat nu net zijn waar Van der Ham naar verlangt.
216
217
218
ROBERTA PETZOLDT
Tijdsverstrijk
mensen die hun betekenis verliezen vind ik terug als dorre punten in mijn tijdslijn ik zal altijd leven met rouwranden en een grove pixel in mijn huid koude voeten en gespleten haar ik zal eten morsen als ik kook denken als ik voel langer slapen dan dat ik waak en de wc-papiertjes naast de wc-pot gooien lopend eten ik zal belangrijke dingen verliezen en alle katten aaien die ik aaien kan genieten van mooi geklede vrouwen mannen sparen om hun onhandigheid naar de lucht kijken als ik fiets kranten in hun rekjes lezen ik zal altijd ’s nachts water drinken schrikken van het werkend hout mensen troosten mensen in de maling nemen elke lente bang voor de herfst zijn ik zal nooit iets lang oefenen maar alles proberen zwemmen als ik water zie
219
Escape 2018
GRAANSCHUUR
Jenny Ymker [NL]
Het œuvre van Jenny Ymker (°1969) bestaat uit foto’s die ze laat verweven tot gobelins. Van oorsprong waren gobelins bedoeld ter isolatie van de koude binnenmuren van bijvoorbeeld kastelen. Maar al heel vroeg werd ook de decoratieve functie van deze wandtapijten erg belangrijk. Jenny Ymker gebruikt deze oude weeftechniek om verhalen van nu af te beelden. Haar werk was sinds 2002 al te zien in tentoonstellingen in onder andere Portugal, Zweden, Duitsland en België. Een bijzondere situatie, plek of gebeurtenis kan voor Jenny Ymker de aanleiding zijn om een nieuw verhaal te gaan verbeelden. Ze gaat vervolgens op zoek naar de juiste locatie, kledingstukken en attributen en ensceneert de hele situatie opnieuw om er met behulp van een zelfontspanner dan foto’s van te maken. In al haar werken is ze zelf het model. Haar eigen aanwezigheid in het verhaal is voor de kunstenaar een wezenlijk onderdeel van het maakproces om een bepaalde ‘wereld’ te creëren en er zelf een onderdeel van te zijn op dat moment, echt even in de situatie te zijn. Ymker ziet haar werken als performances zonder publiek die ze vastlegt door middel van fotografie. Ze streeft ernaar om een verhaal niet te letterlijk weer te geven maar laat graag veel ruimte open voor de toeschouwer om er zijn of haar eigen verhaal in te zien. Een centraal thema in haar werk is vervreemding. Zo kiest Ymker er bewust voor om jurken, tassen en schoenen uit het verleden te dragen op haar foto’s. Hiermee wil ze het gevoel van vervreemding van de omgeving versterken. Ook haar keuze om de foto niet te laten afdrukken maar te laten weven komt hieruit voort. Tegelijk zorgt de keuze van het materiaal ervoor dat de toeschouwer als het ware dichterbij wordt gezogen. Om vervolgens niet zelden te merken dat het niet altijd mooie taferelen zijn die de kunstenaar verbeeldt. Zo ook in het werk Escape, hier te zien in de Graanschuur. De vrijgevochten en krachtige roofvogels worden hier door Ymker met één hand in bedwang gehouden. Ze lijken wanhopig hun vrijheid tegemoet te willen gaan, maar worden hierin bedwongen door een enkele kracht.
221
222
GRAANSCHUUR
223
GRAANSCHUUR
Afschepen 2019
GRAANSCHUUR
Gino Lucas [BE]
Gino Lucas (°1973) bouwt al meer dan twintig jaar lang gestaag aan een œuvre dat bestaat uit sculpturen en installaties in diverse materialen. Hiermee zoekt hij de confrontatie op tussen de agressie die volgens hem diep ingeworteld zit in de mens en de zichtbare gevolgen hiervan op alle vormen van leven. Zijn werk was onder andere al te zien op de allereerste editie van Stadsfestival Damme vorig jaar. Het boeit Gino Lucas hoe de mens alles naar zijn hand kan zetten en hoe hij de soms desastreuze gevolgen hiervan toch steeds opnieuw weet te rechtvaardigen. Zijn keuze in materialen weerspiegelt zijn mensbeeld: De polyester staat voor onze hardheid, het rubber symboliseert de rekbaarheid van onze eerlijkheid. Het aspect van onze vergankelijkheid haalt de kunstenaar dan weer binnen in zijn werk door hier en daar subtiel gebruik te maken van stof. Door zijn sculpturen met elkaar te verbinden geeft Lucas de vicieuze cirkel weer waarin ons brein gevangen zit. De kracht van de kunst van Gino Lucas zit hem in zijn drang om de toeschouwer te helpen om alles te begrijpen, omdat enkel begrip volgens hem kan leiden tot vertrouwen. Met de titel van het werk Afschepen hier te zien in de Graanschuur verwijst Gino Lucas rechtstreeks naar de Ark van Noah. Inherent aan deze letterlijke verwijzing is er de symbolische en actuele verwijzing nl. het verschepen van vluchtelingen. Volgens de kunstenaar belasten de vele veranderingen in onze maatschappij ons met een gevoel van gewrongenheid. De rekbaarheid van zaken als identiteit en religie zorgt ervoor dat we onze normen en waarden moeten bijstellen. Of misschien net niet? Misschien moeten we net vasthouden aan eeuwenoude waarden als steun in woelige tijden? De verdeeldheid van vandaag zorgt ervoor dat sommigen nergens nog bij lijken te horen. Het werk kan gezien worden als een oproep van de kunstenaar om zich niet te laten afschepen, om vertrouwen te hebben in wat ons allemaal met elkaar verbindt.
225
226
GRAANSCHUUR
227
GRAANSCHUUR
PARO H
OCHIE HUISJE 6
PAROCHIEHUISJE
Parastou Forouhar [IR] Written Room 2019
De Iraanse kunstenares Parastou Forouhar (°1962) werd geboren in Teheran. Haar moeder was een activiste, haar vader minister tijdens de Iraanse interim-regering van 1979. Omwille van hun openlijke kritiek op de schendingen van de mensenrechten door de Islamitische Republiek, werden beiden vermoord in 1998. Forouhar woont en werkt sinds 1991 in Duitsland. Haar artistieke œuvre is intussen internationaal gekend: ze exposeerde al op de Biënnale in Berlijn, Moskou en Thessaloniki en in musea in steden als Parijs, Quebec, Istanbul en New York. De artistieke praktijk van Forouhar is onlosmakelijk verbonden met haar persoonlijk verleden en draagt ook een socio-politieke en culturele stempel. In het Parochiehuisje zien we haar installatie Written Room, die ze sinds 1995 al op allerlei locaties over de hele wereld heeft gecreëerd. We zien lettertekens uit het Perzische alfabet die ze hier op alle wanden van de kamer heeft geschilderd. Wie niet beter weet, heeft het gevoel dat de tekst enkel leesbaar is voor wie Farsi begrijpt. De tekst is echter voor iedereen onleesbaar. Forouhar schilderde de tekens op een danige manier, dat ze geen woorden of zinnen meer vormen. Wat overblijft zijn onlogische, horizontale en verticale figuren die de hele ruimte in beslag nemen. Het is dan ook niet Forouhars intentie om louter de Iraanse cultuur en tradities te introduceren in de Westerse wereld. Ze gaat een stap verder en tracht onze vastgeroeste visie op het Midden-Oosten door mekaar te schudden. Bovendien inspireert ze zich op haar persoonlijke ervaring met identiteit: ze voelt zich niet echt thuis in Duitsland, maar ook niet langer in Iran. Doordat ze als immigrante haar moedertaal, het Farsi, niet meer in het dagdagelijkse leven moet gebruiken, heeft deze doorheen de jaren als het ware haar functie verloren. Vandaag koppelt de kunstenares de Iraanse taal aan een gevoel van trauma en bedroefdheid. Ze is een soort herinnering geworden, eerder dan een dagelijks communicatiemiddel. Door er abstracte figuren van te maken, heeft Forouhar van de letters een soort grafische versiering gemaakt. Zo dienen ze in deze ruimte louter nog als ornament. Traditioneel gezien werd het kalligrafische schrift in Farsi vooral gebruikt voor het schrijven van heilige teksten. De betekenis was dan ook veel belangrijker dan de vorm van de letters. De kunstenares heeft de letters van deze betekenis bevrijd, waardoor ze enkel nog op zichzelf staan.
230
©© © MICHEL BUREZ
(gebaseerd op teksten van MSK Gent, Sabine Casparie en QAGOMA)
231
PAROCHIEHUISJE
PAROCHIEHUISJE
Miho Kaijoko [JP] And, where did the peacock go?
Miho Kaijoka (°1973) studeerde beeldende kunsten in de Verenigde Staten en Canada en begon haar carrière als journalist in haar geboorteland Japan. Pas na de aardbeving en tsunami daar in 2011 focuste ze zich terug op haar fotografische kunst. Toen ze twee maanden na de ramp op een lentedag in de kustplaats Kamaishi, waar meer dan 800 mensen stierven, bloeiende rozen aantrof naast een compleet vernietigd gebouw, maakte die ervaring zo’n indruk op haar dat ze die in beeld wilde brengen. Sindsdien werkt Kaijoka niet meer als journalist. Sinds 2013 werd het werk van Kaijoka al tentoongesteld in Spanje, Italië, Frankrijk, Nederland, Colombia, de Verenigde Staten, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk. De artistieke praktijk van Miho Kaijoka is gebaseerd op het principe van de snapshot: ze draagt haar camera overal met zich mee en maakt intuïtief foto’s van alles wat ze interessant vindt. In haar donkere kamer creëert ze vervolgens poëtische en suggestieve beeldobjecten door middel van uitgebreide, alternatieve afdrukmethoden. Kaijoka beschouwt zichzelf dan ook eerder als een maker van beelden dan als een maker van foto’s. Haar beelden roepen een gevoel van mysterie op en onthullen een voortdurende zoektocht naar schoonheid. In het Parochiehuisje toont Miho Kaijoka een selectie beelden uit haar boek And, where did the peacocks go? Het boek werd in 2017 geselecteerd als een
232
van de drieëndertig boeken die kans maakten op de Kassel Photobook Award. Inspiratie voor het boek deed Kaijoka op toen ze ergens in een blog las over pauwen die waren achtergebleven in Fukushima na de evacuatie ten gevolge van de kernramp van 2011. Ze beeldde zich in hoe de pauwen rondliepen op deze verlaten plek waar niemand hun verenpracht nog kon bewonderen. Voor Kaijoka leken deze twee beelden—het gebied van de ramp en de pauwen—twee afzonderlijke beelden die elkaar overlapten maar niet samensmolten. Deze ervaring probeert ze letterlijk weer te geven in haar werk. Kaijoka toont met haar beelden aan hoe in het leven verschillende lagen elkaar overlappen: seizoenen komen en gaan, mensen worden verliefd, kinderen spelen. Het is echter niet haar bedoeling om een pessimistisch beeld te scheppen of om tragedies te romantiseren. Kaijoka stelt immers dat problemen er altijd geweest zijn, net zoals mooie dingen. In deze gelaagde wereld voelt de kunstenares pijn en verdriet heel levendig, maar ervaart ze de schoonheid en het geluk even intens.
233
WISŁAWA SZYMBORSKA
Notatka
Życie—jedyny sposób, żeby obrastać liśćmi, łapać oddech na pisaku, wzlatywać na skrzydłach; być psem, albo głaskać go po ciepłej sierści; odróżniać ból od wszystkiego, co nim nie jest; mieścić się w wydarzeniach, podziewać w widokach, poszukiwać najmniejszej między omyłkami. Wyjątkowa okazja, żeby przez chwilę pamiętać, o czym się rozmawiało przy zgaszonej lampie; i żeby raz przynajmniej potknąć się o kamień, zmoknąć na którymś deszczu, zgubić klucze w trawie; i wodzić wzrokiem za iskrą na wietrze; i bez ustanku czegoś ważnego nie wiedzieć.
234
Notitie
Leven is de enige manier om met bladeren bergroeid te raken, op het zand naar adem te happen, op vleugels proberen op te vliegen; om hond te zijn of hem over zijn gladde vacht te aaien; om pijn te onderscheiden van alles wat geen pijn is; om zich in gebeurtenissen te bevinden, zich in een uitzicht te verbergen, naar de kleinst mogelijke vergissing te speuren. Een uitzonderlijke kans om je even te herinneren waarover werd gesproken toen de lamp niet brandde en om ten minste eenmaal over een steen te struikelen, in een of andere regen nat te worden, je sleutels kwijt te raken in het gras; en een vonkje in de wind na te kijken; en zonder ophouden iets belangrijks niet te weten.
235
PAROCHIEHUISJE
Koen Kloosterhuis [NL] A realm of intimite power (second nature) 2019
Koen Kloosterhuis (°1994) studeerde af als beeldend kunstenaar aan de Hogeschool voor de Kunsten in Utrecht. In 2015 won hij de HKU Talent Centraal Museum Utrecht, waar hij nadien ook tentoonstelde. In 2017 kreeg hij een Werkbijdrage Jong Talent van het Mondriaan Fonds, en nam deel aan hun expositie op Art Rotterdam in 2019. Kloosterhuis is gefascineerd door de kunstmatige schepping van de mens, en hoe die zich verhoudt tot de natuurlijke wereld. “Ik kwam er al snel achter dat ik wilde dat mijn werk geen ding in de wereld was, maar een plek”, aldus de kunstenaar. Voor zijn installaties begint hij met een krijttekening die hij op de vloer rond zich heen trekt. Daarbinnen verzamelt hij dingen die te maken hebben met het idee waar hij op dat moment mee bezig is. Geleidelijk aan groeit daar een installatie uit voort. In zijn onderzoek is het huis van zijn vader vaak een vertrekpunt. Voor A realm of intimate power (second nature) keek hij naar het woonhuis als een soort collage. De houten vloer die hier in het Parochiehuisje is geïnstalleerd, bootst de vloer na zoals hij die kent in het huis waar hij is opgegroeid. Volgens Kloosterhuis kan je het woonhuis beschouwen als een wereld die de mens heeft vormgegeven, de kunstmatige schepping, binnenin de natuurlijke wereld zoals God die geschapen heeft. Het tweede deel van de titel, Second nature, beschrijft voorwerpen die je in een woonhuis terugvindt, maar die van geheel andere plekken komen. Zo vind je bijvoorbeeld de papegaai, waarvan hier een dood exemplaar op de houten vloer ligt, niet terug in het normale ecosysteem van Nederland. De soort werd uit een andere plek van de wereld naar hier gehaald, maar is toch onderdeel van de artificiële orde in zo’n huis; als je er opgroeit, lijkt de aanwezigheid ervan logisch. In een cirkel van houten vloerdelen ligt de kleurrijke vogel naast kauwgomballen en blokken. Kloosterhuis plaatst zo met dit werk natuur tegenover cultuur. Feitelijk hebben deze obejcten niets met elkaar te maken, maar in de context van zijn vaders huis horen ze bij elkaar.
236
©© BOGDAN BORDEIANU
(gebaseerd op teksten van het Mondriaanfonds, HKU, Esther Darley en Nieuwe Vide)
PAROCHIEHUISJE ©© BOGDAN BORDEIANU
237
PAROCHIEHUISJE
Ilya Fedotov-Fedorov [RU] Museum of poisons 2019
Na zijn studies genetica en filologie in Moskou raakte Ilya Fedotov-Fedorov (°1988) geïnteresseerd in kunst. Hij studeerde vervolgens aan de Contemporary Art School of the Moscow Museum of Modern Art (MMoMA) en aan het Institute of Contemporary Art (ICA) in Moskou. Sindsdien stelde hij al werk tentoon op solo- en groepstentoonstellingen in Rusland en op verschillende plaatsen in Europa en de Verenigde Staten. Fedotov-Fedorov woont en werkt momenteel in Moskou waar hij vertegenwoordigd wordt door Fragment Gallery. In de kunstenaarspraktijk van Fedotov-Fedorov staan natuur- en cultuurinteracties centraal. Hij beschouwt immers de natuur als een universele taal die iedereen kan begrijpen. Bovendien vinden we in elke cultuur een aantal unieke aspecten terug die verband houden met de natuur of met bijzondere biologische soorten. Het zijn net die aspecten die Fedotov-Fedorov zo interesseren als kunstenaar. Zijn œuvre bestaat dan ook voornamelijk uit installaties die biologische processen onderzoeken en zijn opgebouwd uit specifieke elementen als mieren en mierenhopen, entomologische verzamelingen en celstructuren. Met zijn werk onthult hij het subjectieve karakter van het verwerven van kennis en de afhankelijkheid hierbij van individuele ervaringen. Hij laat zien dat we de omringende wereld waarnemen en beschrijven in overeenstemming met de taal die we gebruiken. Het thema existentiële eenzaamheid staat centraal in het œuvre van Ilya Fedotov-Fedorov. Volgens hem is een menselijke herinnering het resultaat van een voortdurend proces van analyse, systematisering en behoud van de wereld om ons heen. Doordat dit proces en de perceptie van de wereld voor iedere mens uniek is, leidt dit tot het feit dat het onmogelijk is volledig begrepen te worden door anderen. Ook voor Kunstenfestival Watou creëerde Ilya Fedotov-Fedorov in het Parochiehuisje een installatie die ontstond vanuit zijn individuele perceptie van de hem omringende wereld. Enkel hij kon Museum of Poisons construeren aangezien de installatie volledig voortkwam uit zijn structuur van denken en met behulp van de unieke taalcodes die hem eigen zijn. De toeschouwer treedt binnen in zijn hoofd maar interpreteert wat hij daar ziet dan weer vanuit de eigen ervaring.
238
239
PAROCHIEHUISJE
240
ESTHER JANSMA
De verzamelaar
Dit is niet op zolder gevonden maar in de grond van de zaak hetzelfde als spullen die resten na een moderne dood, verkommerd slap afval in de handen van de erfgenaam, ik, verzamelaar. Het is geen verlangen naar iets hogers dat me drijft naar de diepte, het is klein en schaamteloos, het is kleertjes die de vuilnisman liet liggen—oneffen plaveisel geworden, verregend—oprapen om te weten hoe het was. Het is rotzooien, het verdwijnen achterna, de mensen van vroeger, brokjes van het denken, volgordes die tot handelen leidden—het schaven van hout, Het knippen van kleertjes—momenten, lang geleden, die er echt zijn geweest en die echt zijn verdwenen tot iemand ze vasthoudt, terugleest.
241
BR
RENNE PARK 7
J. SLAUERHOFF
Angústia
O mar avança pela noite dentro Rumo a tantas praias sós, distantes; De vento e espuma é seu lamento E de sal, como lágrimas flamantes. Assim eu sinto o mar Quando ele se quebra a soluçar Contra as escarpas da terra, E com as ondas minha dor suplica A graça perdida de Outra vez perto de ti me encontrar. Quero largar meu navio, caminhar P’las águas rumo a todo o horizonte Pois esteja onde estiver, eu cismo: Tal como o luar das nuvens aparece Minha dor p’lo mundo vagueia e entontece E seu desejo é afogar-se no abismo Porém, de noite eu sei que O mar e eu sofremos a mesma mágoa E que no leito sem margem, feito d’água Um único soluço nos revolve. Assim fui buscando p’ra esquecer Que tudo perdi por uma mulher; Mas quando o mar reluz, preso do encanto De novo me afundo, lavado em pranto.
244
Angústia
De zee trekt onder de nacht Naar vele verlaten stranden; Als een vloeibare wind is zijn klacht, En zout, zooals tranen branden. Ik voel dat overal waar de Branding in snikken breekt Tegen de kusten der aarde, Mijn leed met zijn golven smeekt. Om de verloren genade Jou weer nabij te zijn. Ik wil van mijn schip af waden Naar iedere einderlijn. Want nergens en overal, Als ’t licht van de maan uit de wolken, Doolt mijn vedriet door ’t heelal En wil zich verdrinken in kolken. Maar ik weet dat de zee en ik Des nachts hetzelfde voelen, Om één leed tezamen woelen Op ’t oeverloos bed tot een snik. Zoo zocht ik om te vergeten Dat ik alles verloor om een vrouw; Maar waar hij ook door haar schijnt bezeten, Word ik toch weer gedompeld in rouw.
245
J. SLAUERHOFF
Saudade
Tenho tantas recordações como Folhas tremendo nos ramos, Canas murmurando à beira-rio, Aves cantando no céu azul, Frémito murmúrios, canção: Tantas! E mais disformes que sonhos. Mais ainda: De todas as esferas celestes; Como a onda, que ao quebrar, Invade a imensidão da praia, sem Nunca porém, um grão de areia expulsar. Em atropelo, ouço-as segredar, Ora agrestes, ora ternas, duras ou sinceras; De tanta fartura, ainda dou em louco, Esqueço quem sou e torno-me um outro. As que são tristes, mais tristes me soam; Agora que sei outro recurso não ter, Que ficar de novo encalhado Nas margens do eterno sofrer. Também as felzes, se tornam mais tristes, Pois para sempre se esvaneceram: Beijos, luxos, palavras do passado, São como frutos que em mim morreram. Nada mais tenho que recordações, A minha vida já há muito se foi. Como pode um morto cantar ainda? Em mim já nenhum canto tem vida. Nas margens dos grandes mares, Na funda escuridão dos bosques, Ouço ainda o grande rumor despertar E nenhuma voz que o faça libertar.
246
Saudade
Ik heb zooveel herinneringen, Als blaadren ritslen aan de boomen, Als rieten ruischen bij de stroomen, Als vogels het azuur inzingen, Als lied, geruisch en ritselingen: Zooveel en vormloozer dan droomen. Nog meer: uit alle hemelkringen Als golven uit de zee aanstroomen En over breede stranden komen, Maar nooit een korrel zand verdringen. Ze fluistren alle door elkander Wild en verteederd, hard en innig; Ik word van weelde nog waanzinnig, Vergeet mijzelf en word een ander. De droeve worden altijd droever, Nu ik het onherroeplijk weet, Steeds weer te stranden aan den oever Der zee van ’t altijddurend leed. Ook de gelukkige worden droever, Want zijn zijn voorgoed voorbij: Kussen, weelden, woorden van vroeger Zijn als een doode vrucht in mij. Ik heb alleen herinneringen, Mijn leven is al lang voorbij. Hoe kan een doode dan nog zingen? Geen enkel lied leeft meer in mij. Aan de kusten van de oceanen, In het oerdonker van de bosschen, Hoor ik ’t groot ruischen nog steeds ontstaan en Zich nooit meer tot een stem verlossen.
247
J. SLAUERHOFF
O enjeitado
No fundo, sinto-me apodrecer. Agora sei onde e de quê irei morrer: À beira do Tejo, de suas margens macilentas e inclinadas. Nada é mais belo e triste E a existência sublime e lenta. De tarde vagueio pelos prados E à noite ouço o queixume dos fados Até romper a madrugada. —“A vida é imensa tristura”— E logo sinto as amarras desse mal Que no tempo aguarda fatal. São as varinas quem canta o fado E os entes que já nada esperam. —“Mais um copo pra esquecer”— Deixam-no desamparado, Ecoando por becos e vielas, Num silêncio que consente. Um deles ouvi cantar E minha frieza tornou-se em pesar: “Nada me consola além da dor. A vida não conhece o perdão, Mais não tenho que este meu fado P’ra me encher a noite, sem amor.” No fundo, sinto-me apodrecer; Aqui, de nada serve morrer, Onde tudo se perde na volúpia da dor: Lisboa, outrora cidade das cidades, Arrasta o passado no presente, E vê nas ruínas uma glória que mente. Por essa miragem me encantei; Também eu descobri e conquistei, Para afinal, de tudo ser perdedor Morrendo na lentidão da corrente, Junto à campa do mais nobre Dos sonhos: “tudo é dor”.
248
O engeitado
Ik voel mij van binnen bederven, Nu weet ik waaraan ik zal sterven: Aan de oevers van den Taag. Aan de gele, afhellende oevers, Er is niets schooners en droevers, En ‘t bestaan verheven en traag. Ik bewandel ‘s middags de prado’s En ‘s avonds hoor ik de fado’s Aanklagen tot diep in den nacht: —“A vida é immenso tristura”— Ik voel mij al samensnoeren Met de kwaal die haar tijd afwacht. De vrouwen die visch verkoopen En de wezens die niets meer hopen Dan een douro meer, voor een keer, Zij zingen ze even verlaten, Door de galmgaten der straten, In een stilte zonder verweer. Een van hen hoorde ik zingen En mijn kilte tot droefenis dwingen: “Ik heb niets tot troost dan mijn klacht. Het leven kent geen genade, Niets heb ik dan mijn fado Om te vullen mijn leege nacht.” Ik voel mij van binnen bederven, Hier heeft het zin om te sterven, Waar alles wulpsch zwelgt in smart: Lisboa, eens stad der steden, Die ‘t verleden voortsleept in ‘t heden, En ruïnes met roem verwart. Ik word door dien waan betooverd; Ook ik heb ontdekt en veroverd, Die later alles verloor, Om hier aan den tragen stroom Bij het graf van den grootsten droom Te sterven: “tudo é dôr”
249
BRENNEPARK
Roel Jacobs [BE] Cornerstone 2010–2260
In mei 2011 plaatste kunstenaar/fotograaf Roel Jacobs (°1943) zijn beeldhouwwerk Cornerstone in het gras van het Middelheimmuseum in Antwerpen. De plaatsing ging letterlijk in de diepte en was zelfs van levensbelang voor het voortbestaan ervan. Het beeld werd geplant. Cornerstone betekent de hoeksteen van een gebouw, niet de ceremoniële eerste steen, maar het referentiepunt van de architect. ‘Hier in het Middelheim is het geen steen, het is een piepklein boompje. Een zaailing van een eeuwenoude monumentale en beroemde boom in Japan. Een Ginkgo biloba.’* Roel Jacobs zette het project Monumental Trees in 2009 op papier. Met de planting van de Japanse notenboom in een artistieke omgeving kreeg het zijn eerste concrete uitwerking. Zijn uitgangspunt: ‘Een boom is op zichzelf een monument’.** Voor Jacobs zijn bomen net als kathedralen. De bouw ervan kon eeuwen duren, wie de eerste steen legde, zag nooit het eindresultaat maar had toch het vertrouwen en de moed. Ze stonden in het middelpunt van de stad. Net als kolossale eiken of linden op een dorpsplein. Jacobs’ langlopende work-in-progress wil bomen (terug) dat monumentale, tijdloze en centrale statuut geven: ‘De bomen moeten geplant worden op opvallende, herkenbare, belangrijke en betekenisvolle plaatsen. Er moet een eeuwigdurend contract worden opgemaakt tussen de boom en zijn omgeving en de lokale gemeenschap. Hierin moet worden vastgelegd dat de boom het recht, de ruimte en de zekerheid krijgt om met volle kracht te groeien.’*** Het ambitieuze plan is niet enkel onbegrensd in tijd, maar ook in plaats. In april 2012 plantte de kunstenaar in het park van de Académie des BeauxArts in Kinshasa een Treculia Africana (Afrikaanse broodboom). Onder de titel Donnons une chance au possible werd de boom feestelijk ingehuldigd waarbij ‘zijn’ perk door de leerlingen spontaan werd versierd. Dit opvallende cirkelvormige bed geeft in het Middelheim de omvang aan die de boom over zeshonderd en in Kinshasa over honderd jaar mogelijk zal bereiken.
*Roel Jacobs, In de schaduw van de ginkgo, in De Brakke Hond, 0311, Antwerpen, 2011, p. 13.
*** Ibidem, p. 3. ****Zie Rode lijst: https://www.natuurenbos.be/sites/default/files/beheerplan_sixtusbossen.pdf
250
©© ROEL JACOBS
** Roel Jacobs, Monumental trees. A work in Progress, p. 3.
De 39ste editie van het kunstenfestival geeft aanleiding voor een volgende etappe in het project. In het Brennepark in Watou plant Roel Jacobs een Populus nigra (een zwarte populier). Deze soort is bijna uitgestorven in de streek en in heel het land. Er werden nog slechts enkele authentieke exemplaren langs de Poperingevaart gedetecteerd.****De planting in Watou moet deze indrukwekkende populier terug een toekomst geven in de Westhoek. Het Brennepark dat in een overstromingsgebied ligt leent zich uitstekend voor de voortplanting ervan. Opvolging verzekerd is dan ook de gedecideerde benaming van deze derde Monumental Tree-creatie. Waar Roel Jacobs een boom pur sang als een betekenisvol artefact opvoert, laden Jef Geys en Jacques Charlier een reëel exemplaar op met betekenis door een plastische ingreep. De eerste duurzaam, de tweede tijdelijk.
251
BROUW
WERIJ 8
BROUWERIJ
Marieke Bolhuis [NL] Kijk niet weg 2019
Sinds haar afstuderen aan de Rijksacademie in Amsterdam in 1984 ontving Marieke Bolhuis (°1962) reeds talloze beurzen van de stad Amsterdam en de Nederlandse overheid. Het werk van Bolhuis maakte deel uit van verschillende solo- en groepstentoonstellingen in Nederland maar ook in onder andere Japan en de Verenigde Staten. Haar werk is opgenomen in heel wat particuliere en zakelijke collecties, waaronder het ministerie van buitenlandse zaken in Nederland en de Nederlandse ambassades in Teheran, Washington en Shanghai. Het œuvre van Marieke Bolhuis is bijzonder veelzijdig en bevat zowel schilderijen als sculpturen, installaties en foto’s. Met haar kunstenaarspraktijk schept Bolhuis een nieuwe beeldtaal die voortdurend organisch lijkt te groeien. Ieder beeld van Marieke Bolhuis is een herneming van wie zij zelf is. Het zijn uitingen van en oefeningen in handhaving. Ze laat haar beelden zien in permanente tuimelingen van mogelijke zienswijzen. De installaties van Marieke Bolhuis vragen ruimte. De kunstenares wil ook dat je er als toeschouwer in kan dwalen om het werk te ervaren. De sculpturen die Bolhuis in haar installaties presenteert zijn suggestief en poëtisch. Uit moderne en oude materialen als gips, vlas en gerecycleerd textiel maakt de kunstenaar gestalten die een spiegel zijn voor de ziel. Haar beelden zijn nooit statisch maar worden voortdurend bewerkt, beschilderd, uit elkaar gehaald en opnieuw samengesteld,... Elke stap die Bolhuis onderneemt in de creatie van haar sculpturen wordt bovendien gefotografeerd waardoor het scheppingsverhaal te volgen is.
(gebaseerd op teksten van Alex De Vries en Anne Berk)
254
©© MARIEKE BOLHUIS
Voor Kunstenfestival Watou creëerde Marieke Bolhuis een vervolg op haar installatie The Extended Studio, een zeven dagen durende dagelijks veranderende installatie die ze eerder presenteerde in de Kunstkapel in Amsterdam. Gedurende een week deed Bolhuis er dagelijks aanpassingen aan de installatie waarbij ze de beelden opnieuw ordende, afbrak en opbouwde. Zo werden nieuwe lagen en gewaarwordingen zichtbaar en kon haar werk zich steeds opnieuw met elkaar verhouden en in dialoog gaan. Het dagelijkse scheppen verwonderde de kunstenares even intens als de bezoeker en ze ging dan ook enthousiast in op de vraag om voor Kunstenfestival Watou opnieuw aan de slag te gaan. Het eindresultaat valt nog het best te omschrijven met de woorden van Alex De Vries na een bezoek aan het atelier van Bolhuis: “Met haar beelden heeft Marieke Bolhuis een familie aan beelden om zich heen gemaakt. Als ze die familie in haar atelier uitstalt, zie je een bloedlijn lopen tussen ieder afzonderlijk beeld. Ze zijn allemaal met elkaar verbonden. Ze bewegen om elkaar heen. Ze gloeien en geven licht. Ze gaan teloor en verrijzen”.
256
PAUL DEMETS
Huid
Soms zie ik iemand die denkt door iemand te bekijken iemand anders te worden. Je streelt mijn gezicht van vroeger. Je steelt het. Mijn huid voelt als stof. Er zijn littekens in geborduurd. Je voelt de hechtingen. waaraan ik me vastklamp. Je beschrijft me. Mijn buik, dan mijn rug, mijn benen. Uit de kraan ontsnapt nog een druppel die het email leegvreet. Verder doet de kamer er het zwijgen toe. De gordijnen wegrukken. Een urne leegschudden. De bloemen laten een voor een de stelen los. Doorzichtig word ik. De weerschijn van mijn huid. Je houdt je in. Haalt dan uit. Licht op de tegels. Straks vallen we aan stukken op de vloer. Maar nu nog ligt er het licht in vlekken.
257
STIJN VRANKEN
Hoe stil wij ook weten te vallen Nooit zullen wij gaan liggen, hoe stil wij ook weten te vallen, de werkelijkheid woedt steeds verder door ons heen. Voortdurend worden wij herschikt, wordt onze adem herverdeeld, de ene waarheid herstemd tot de volgende—een einde is iets dat alleen mensen zich in het hoofd halen. Nooit zullen wij gaan liggen—kijk, daar staat de wind al tegen een boom te wachten. Vooruit, de dans staat vast, daar helpt geen sterven aan.
258
Naoko Ito [JP] Contemplation 2019
Naoko Ito (°1977) is een in New York gevestigde Japanse kunstenares. In 2001 startte ze een bacheloropleiding Kunst en Wetenschap aan Musashino Art University in Tokyo. In 2008 verhuisde Ito naar New York en behaalde daar haar masterdiploma Beeldende Kunsten aan de Visual Arts School. Haar laatste tentoonstelling was de groepstentoonstelling Even trees bleed in het Museum On the Seam te Jeruzalem. Haar œuvre omvat beeldhouwkunst, installaties en videowerk. Het werk van Naoko Ito bevindt zich op het snijpunt tussen design, architectuur en kunst. Tegelijkertijd onderzoekt ze ook sociale- en milieukwesties. Vaak werkt ze met een combinatie van ‘man made’ materialen en natuurlijke voorwerpen. In 2008 maakte Ito een donkere winter mee, dit was tevens ook het eerste jaar dat ze met glas begon te werken. Het materiaal deed haar denken aan het koude en lege gevoel dat ze tijdens die winter ervaarde. Glas is hard en zwaar, maar tegelijkertijd ook heel fragiel. Deze tegenstelling trekt haar aan en blijft in haar werk terug komen. Contemplation is een in-situ werk gemaakt voor het Kunstenfestival Watou. Ito vertrekt bij het maken van haar werk meestal van de Latijnse term ‘Genius loci’, die gebruikt wordt om de essentie of de geest van een bepaalde plaats te beschrijven. De kunstenares gebruikte daarom materialen uit Watou om op deze manier de ziel van Watou en haar inwoners beter te vatten. De glazen bokalen zijn een metafoor voor het vasthouden van het eeuwige leven. Terwijl de takken dan weer symbool staan voor hoe uniek de natuur is, in tegenstelling tot door de mens gemaakte materialen, die eindeloos gekopieerd kunnen worden. De kunstenares creëert met het werk Contemplation een nieuwe omgeving, gemaakt met voorwerpen uit de bestaande omgeving. Met haar werk toont ze de cyclus van het leven en schermt ze die tegelijkertijd af. Haar werk verbeeldt genot, melancholie en nostalgie.
259
260
BROUWERIJ
261
BROUWERIJ
BROUWERIJ
Kamali van Bochove [CW] Am I missing something? 2018
In 2018 behaalde Kamali Van Bochove (°1995) haar BA fotografie aan de Willem de Kooning Academie in Rotterdam. Haar werk was voordien al te zien in enkele groepstentoonstellingen in Nederland. Hier op Kunstenfestival Watou toont ze voor het eerst werk buiten Nederland. Van Bochove is gefascineerd door het spanningsveld tussen fotografie en film en gaat dan ook vaak op zoek naar het effect van de combinatie. In haar kunstenaarspraktijk gaat ze aan de slag met meerdere soorten media, zoals found footage uit het familiearchief, analoge fotografie, digitale gesprekken via Skype, FaceTime en WhatsApp en webcammateriaal. Door middel van al deze technieken en media buigt ze zich over thema’s als diaspora, digitale intimiteit en de toekomst van intimiteit en identiteit. Kan een relatie gebaseerd op digitaal contact fungeren als een volwaardig substituut voor een ‘normale’ relatie? Met haar film Am I Missing Something? hier te zien in de Brouwerij gaat Kamali Van Bochove op zoek naar een antwoord op deze vraag. Tussen haar vader en de kunstenaar zitten meer dan zevenduizend kilometer. Dankzij de moderne technologie vervreemden ze echter niet van elkaar. Sterker nog, ze kunnen dichter bij elkaar zijn dan ooit. Of lijkt dat alleen maar zo? Kunnen we wel een relatie aangaan met enkel beeld? Het werk van Van Bochove is een film over ergens zijn terwijl je er toch niet bent en de onvermijdelijke weemoed die dat met zich meebrengt.
262
263
BROUWERIJ
Vladimir Moszowski [BE] Turquoise 2016
Moszowski (°1949) studeerde in 1971 af als grafisch ontwerper aan de Academie voor Schone kunsten in Antwerpen. Waar hij nog steeds woont en werkt. De artistieke zoektocht van Vladimir Moszowski heeft een sterk autobiografisch karakter. Hij werd in België geboren als zoon van geëmigreerde Oekraïense ouders, daardoor ervaart Moszowski de paradox Belg te zijn met een Oekraïense naam. Deze identiteitscrisis leidt tot de ervaring van een cultureel conflict; het onverzoenbare van twee uitersten. De kunst is zijn ritueel om deze persoonlijke en culturele dualiteit te overbruggen. De eeuwenoude wijsheid van de alchemie vormt daarbij een artistieke leidraad. Moszowski’s zoektocht naar identiteit en zijn plaats als mens en kunstenaar neemt de gedaante aan van een complex kunstwerk, een persoonlijke mythologie. Alchemistische begrippen als separatio en coniunctio (scheiden en samenvoegen van de elementen om een ultieme eenheid te bereiken) worden door Moszowski conceptueel en beeldend vertaald in teksten, schilderijen en ruimtelijke installaties. Hoewel het levensgrote schilderij Turquoise, hier te zien in de Brouwerij, in essentie een fantasieruimte is, verwerkt de kunstenaar er ook topografische en autobiografische herinneringen in. Zijn werken lijken picturale kamertheaters waarin een verloop van gebeurtenissen zich concentreert tot één moment. Er wordt zelden een specifieke tijdsaanduiding prijs gegeven en de tijd lijkt geen vat te hebben op het geheel. Ook in Turquoise is dit voelbaar. “Moszowski creëert een gefingeerde, maar volledige nieuwe wereld, waarbij hij lijkt te vechten tegen de ‘horror vacui’. Want alles wat hij schildert is tegelijk een droom en tegelijk uiting van de drang om zijn onmiskenbaar vakmanschap te tonen”, aldus Marc Ruyters. (naar een tekst van Stef Van Bellingen, Johan Pas en Marc Ruyters)
265
©© VLADIMIR MOSZOWSKI
BROUWERIJ
Stefaan De Croock [BE] untitled 2019
Stefaan de Croock (°1982) volgde een opleiding grafisch ontwerp aan SintLucas in Gent. Sinds 2011 wijdt hij zich volledig aan zijn kunstenaarschap en zijn project ‘Strook’. Zijn opleiding en ervaring als grafisch ontwerper zet een duidelijke stempel op zijn artistieke visie. Waar hij aanvankelijk voornamelijk tekende, begon De Croock, op zoek naar textuur in zijn werk, gaandeweg te experimenteren met composities in expressieve stukken sloophout gevonden op verlaten plaatsen. Ondertussen toonde hij reeds werk op solotentoonstellingen in Brugge, Kortrijk en Gent, en werd hij ook al snel opgepikt door verschillende galeries wereldwijd. Zijn ingrepen werden steeds groter en worden soms ‘extra-large’ uitgevoerd, zoals bij zijn site-specifieke werken in Oostende, Mechelen en bij IJsberg in Damme. De Croock begint elk ontwerp met een schets die hij steeds opnieuw hertekent en uitpuurt tot hij enkel de noodzakelijke lijnen overhoudt die het uiteindelijke beeld scheppen. Binnen die lijnen creëert hij vervolgens verschillende dimensies door kleur, structuur en narratieve details toe te voegen. Alhoewel verhaallijnen in zijn werk vechten om de aandacht van de kijker, houden de grote composities steeds stand. Omdat het basismateriaal van De Croock-fragmenten van oude deuren, gepatineerde plankenvloeren of gespleten garagepoorten duidelijke gebruikssporen vertoont, voelen zijn portretten ‘echt’. De expressiviteit van het hout is duidelijk aanwezig in zijn beelden: ze hebben geen gezicht, naam of identiteit, maar zijn toch zeer sprekend. Ze dragen littekens uit het verleden, zoals elke mens.
268
©© STROOK
Voor Kunstenfestival Watou maakte Stefaan De Croock werk speciaal voor de hem toegewezen locatie, de Brouwerij. In Watou vond hij hout in een vervallen huis uit 1908 dat deels verwoest werd door een brand. Naast dit hout verwerkte De Croock ook fragmenten van onder andere de Mercator in Oostende en hout dat hij bij elkaar sprokkelde op een oude scheepswerf in Gdansk (Polen).
BROUWERIJ
Thu Van Tran [VN] Exister Caché 2009
Thu Van Tran (°1979) werd geboren in Ho Chi Minh City. Ze studeerde in 2003 af aan de École nationale supérieure des Beaux-Arts in Parijs, waar ze nog steeds gevestigd is. Haar werk wordt internationaal tentoongesteld, op plaatsen als La Maison Rouge in Parijs, het Macleay Museum in Sidney, het Ladera Oeste in Mexico en de Kunsthalle in São Paulo. In 2017 nam ze met een grote installatie deel aan de Biënnale van Venetië. In België wordt ze vertegenwoordigd door Meessen de Clercq Gallery in Brussel.
De monumentale sculpturen van Tran zijn samengesteld uit eerder fragiele materialen, zoals papier, hout, was of plaaster. Ze bekleedde ooit alle muren van een lege kamer met vers beton, en schreef er enkele verzen uit Een seizoen in de hel van Rimbaud op. Dit deed ze naar eigen zeggen om “van een literair moment een fysieke sfeer te maken”. Deze manier van spraak trachten op te sluiten in een kleine cel, zien we ook hier terug in haar installatie op Kunstenfestival Watou. Voor haar werk Exister caché heeft ze boeken geklemd tussen twee plaasteren platen. De boeken die ze hiervoor gebruikte waren initieel bedoeld om te vernietigen, maar Tran gaf ze een nieuwe bestemming. De barsten in het plaaster bewijzen dat de hele constellatie onstabiel en fragiel is, waardoor het een risicovolle opgave zou zijn om de boeken te kunnen bereiken of eruit te nemen. (gebaseerd op een tekst van Magali Nachtergael)
270
©© COURTESY THE ARTIST AND MEESSEN DE CLERCQ, BRUSSELS, PHOTO: PHILIPPE DE GOBERT
De thema’s die de kunstenares inspireren gaan van literatuur, architectuur en geschiedenis tot de kolonisatiegeschiedenis van haar geboorteland Vietnam. Dat laatste heeft ze aan den lijve ondervonden, voor ze vluchtte in 1981. Haar grootvader was een Algerijn die in koloniale oorlogen werd opgeroepen en haar grootmoeder leerde kennen in Frans Indochina. Tran werd dus geboren tussen verschillende culturen, talen en identiteiten. Het merendeel van haar werken is gebaseerd op bestaande fictieverhalen uit de literatuur, hoofdzakelijk met postkoloniale thema’s. Haar literaire muzen zijn onder andere Marguerite Duras, Jacques Derrida, geboren in Algiers, en het Joodse personage van Philip Roth.
271
BROUWERIJ
BROUWERIJ
Vera Gulikers [NL] A stone is dropped, eggs mixed, pigments crushed 2018
Nadat Gulikers (°1991) in 2014 een bachelor beeldende kunsten vervolledigde aan de Academie voor Beeldende Kunsten in Maastricht, deed ze er nog een master beeldende kunsten bovenop aan Sint Lucas in Antwerpen. Ze won in 2017 de Koninklijke prijs voor de Vrije Schilderkunst te Amsterdam en kreeg dit jaar nog het Young Talent Mondriaan Fund. Haar werk maakt deel uit van de collecties van onder andere Akzo Nobel Art Foundation en AMC kunstcollectie. Van het stiften van de lippen, het lakken van de nagels, het dweilen van de vloer, het lappen van de ramen, het combineren van kleren, tot het decoreren van het huis; van jongs af aan krijgen meisjes ongevraagd schilderkunstige tradities en gewoontes aangeleerd via reclame of van hun ouders. Daar waar de man wellicht meer vrijheid werd gegund, wordt de vrouw stiekem opgeleid. Gulikers onderzoekt in haar werk de relatie tussen deze alledaagse ‘vrouwelijke’ conventies en de schilderkunst. Ze ziet daarnaast ook een analogie tussen de daad van het schilderen en het verrichten van huishoudelijke taken. Met deze elementen als vertrekpunt brengt Gulikers verf aan op het doek, om deze later weer weg te poetsen met een dweil, trekker of Vanish Oxi Action. Ook de schilderijen poetsdoeken, die deel uitmaken van het werk A stone is dropped, eggs mixed, pigments crushed dat hier te zien is in het Festivalhuis, werden met deze techniek verwezenlijkt. Met een mengeling van ernst en ironie onderzoekt Gulikers zo de handelingen van het schilderen, spot ze met wat wordt gezien als typisch vrouwelijke taken en maakt ze schilderijen die zowel liefelijk als pesterig ogen. Tijdens het schilderen onderzoekt Gulikers een combinatie van oude, historische technieken en snelle hedendaagse technieken en materialen. Op deze manier probeert ze een dialoog te starten tussen historische en hedendaagse referenties binnen de schilderkunst. Ze gebruikt bijvoorbeeld ei-tempera en fresco in combinatie met zeefdruk, poetsmiddelen, puff-materialen en couture stoffen. “Ei-tempera is de oudste verf die er is. Oorspronkelijk schilderden ze er iconen mee, tegelijkertijd heeft het door de glimmende, make-up-achtige uitstraling ook iets heel hedendaags”, aldus Gulikers.
272
BROUWERIJ Uit de gecontroleerde chaos van materialen en referenties in haar atelier ontstaan van tijd tot tijd ook sculpturen en kunstenaarsboeken, waarmee ze zich op een ruimtelijke manier tot het schilderen probeert te verhouden. Haar werk is een subtiele doch krachtige ode aan het vrouwelijke. Historisch, nieuw, dagelijks en uitzonderlijk maar duidelijk één geheel. Een pastelkleurig universum dat nooit saai wordt.
©© HET WERNER MANTZ LAB / ELSA STANSFIELD LAB VAN DE VAN EYCK
(naar een tekst van Vera Gulikers en Roos van Rijswijk)
273
©© HET WERNER MANTZ LAB / ELSA STANSFIELD LAB VAN DE VAN EYCK
KLOO
OSTER 9
278
MISCHA ANDRIESSEN
In de tuinen
Hij zag de ijsvogel het eerst Zei niets tot zij hem had gezien Wees en zei een paradijsvogel Kijk daarginds bij die haag Ze kwamen naderbij maar het beest verdween Op een rood kleed lagen ze Hij de handen onder het hoofd Zij bovenop de rok net wat omhoog Bewoog ze zachttraag als wilde zij Doen lijken dat wat zij zagen Louter was wat ze hoopten te zien Toen merkte hij dat zij zich had afgekeerd Hem aankeek of ook zij een herinnering Wilde wekken haar terugbrengen Hoe zou dat vergeten denkbaar zijn Dacht hij stak zijn hand uit als wilde hij Haar rok rechttrekken haar aanraken Waar ze dat eerder maar trok zijn hand weg Wees omhoog naar de wolken en zei het wordt tijd
279
KLOOSTER
Silvia B. [NL] Crescendo 2016
De Rotterdamse Silvia B. (°1963) volgde eerst een opleiding beeldhouwkunst en mode aan de Academie voor Beeldende Kunsten in Rotterdam en nadien kunstgeschiedenis aan de Universiteit Leiden. Naast in het Gemeentemuseum Den Haag, Museum Voorlinden in Wassenaar en in talrijke andere steden in Nederland, was haar werk onder meer nog te zien in KIASMA in Helsinki, Design Biennial in Istanbul, Verbeke Foundation in Kemzeke, Musée la Halle Saint Pierre in Parijs en GAD-Art in Oslo. Silvia B. wordt vertegenwoordigd door Ros Mandos Gallery in Amsterdam.
De imposante figuur Crescendo hier in het Klooster maakt deel uit van de serie Stringendo, waar de kunstenares jaren aan werkte. Het zijn stuk voor stuk jongvolwassenen die opgroeien, nog gebonden zijn, maar zich tegelijk ook al beginnen los te maken. Silvia B. tracht de worsteling die ze doormaken, de pijn die ze voelen, de zoektocht die ze afleggen, weer te geven. Er straalt een zekere spanning af van Crescendo, letterlijk en figuurlijk. Ook de keuze voor de huidskleur draagt hiertoe bij. Het is de kleur van naaktheid en bezit daarom een erotische connotatie. Silvia B. doelt op de ontluikende seksualiteit die het personage doormaakt. Crescendo toont het laatste stadium van de jongvolwassene, waarin ‘primitieve, naakte dieren’ die hun gedragingen nog niet kunnen controleren als kind, overgaan tot welbeleefde volwassenen die beschaafd met elkaar kunnen omgaan. (gebaseerd op teksten van Anne-Marie Poels en Ruud Linssen)
280
©© SILVIA B. COURTESY RONMANDOS GALERIE / SILVIA B. COURTESY GALERIE RON MANDOS
De kunstenares observeert de alledaagse werkelijkheid. Ze bedenkt verhalen bij wat ze aan zich voorbij ziet trekken. Deze aanhoudende, intense ervaring vertaalt zich als vanzelf in haar werk. “Kunst is voor mij geen roeping, eerder een neiging. Ik kan de wereld reflecteren, niet veranderen,” aldus Silvia B. Constant is ze aan het scannen. Zo denkt ze bijvoorbeeld na over zaken als hoe auto’s zich ontwikkelen: de kleuren, de vormen en de tijdsgeest. In haar œuvre speelt de mens de hoofdrol, maar ook dieren zijn aanwezig. Ze maakt personages die onder je huid lijken te kruipen, en vragen lijken te stellen over wie we zijn. Als toeschouwer ben je geneigd je eraan te spiegelen.
281
KLOOSTER
KLOOSTER
Peggy Wauters [BE] mini museum 2019
Beeldend kunstenares Peggy Wauters (°1968) volgde haar opleiding aan het RITO, aan De Stedelijke Academie voor schone Kunsten in Aalst en aan de Stedelijke Academie voor schone Kunsten in Antwerpen. Haar œuvre bestaat uit schilderijen, tekeningen, fotocollages en sculpturen. Wauters had solotentoonstellingen in onder andere Bangkok, Dubai en Dallas. In 2015 verscheen The big Escape, een boek over haar werk. Ook tijdens de allereerste editie van Stadsfestival Damme was vorig jaar werk te zien van haar. Zelf verklaart Peggy Wauters “dat ze de dingen sneller schildert dan ze ze zeggen kan”. Schilderen is voor haar als taal, als spreken, als een manier van denken. Voor Wauters groeit al haar werk spontaan. Ze maakt geen schetsen vooraf maar start en ziet wel waar ze uitkomt. Alles inspireert deze kunstenares: een huwelijksaanzoek, een zeezicht of een vleesrijke maaltijd evengoed als een wandeling in haar tuin of een carnavalsfeest. Wauters gebruikt voor haar werk verschillende media en combineert deze vaak. Ze schuwt hierbij het grote onbehagen niet en hanteert geen trucjes om de kijker te verleiden. Op een serene manier toont ze de zachte wreedheid van het dagelijkse leven via alledaagse situaties en taferelen. Niet zelden maakte ze hierbij ook gebruik van een humoristische insteek. Zo ook in de gestolde werkelijkheid van mini museum hier te zien in het Klooster. Peggy Wauters creëerde met dit werk een doorsnede van een museum over de zee dat de toeschouwer kan bezoeken zonder zichzelf te verplaatsen. Eens de koffer gesloten, kan je de hele ervaring van het bezoek als het ware gewoon overal mee naartoe nemen.
282
283
KLOOSTER
KLOOSTER
Laura De Coninck [BE] Reeks Saudade 2016–2019
Al tijdens haar studies aan Sint Lukas in Antwerpen was de stijl van Laura de Coninck zeer uitgesproken. Ze combineerde schilderkunst met knipsels en maakte gebruik van toevalligheden om er iets helemaal anders van te maken. Vandaag is de Coninck naast beeldend kunstenares ook fulltime beauty-journaliste voor het tijdschrift Marie-Claire. Met haar tekeningen en schilderijen probeert Laura de Coninck expressie te geven aan emoties. Via haar werk wil ze op een non-verbale en universele manier over over emoties communiceren. Omdat woorden volgens De Coninck vaak tekort schieten, harder kunnen aankomen dan ze bedoeld waren of verkeerd begrepen kunnen worden, gebruikt ze bij voorkeur beelden om haar waarheid uit te drukken. Hierbij zoekt ze steeds naar een connectie. Haar kunstenaarschap is voor haar geslaagd wanneer ze de toeschouwer raakt en het werk iets oproept daar waar ze het zelf ook voelde. Bij de opening van Kunstenfestival Watou werd het boek Saudade van Laura de Coninck voorgesteld aan het publiek. Toen ze het woord ‘saudade’ voor het eerst hoorde en de betekenis bij herhaling tot haar doordrong, ervaarde De Coninck dit als een soort thuiskomen. Het was alsof alles op zijn plaats viel; haar œuvre en dat wat haar dreef om te schilderen hadden een gemeenschappelijke noemer gevonden. Zo ontdekte ze dat wat zij tracht uit te drukken in beelden net zo onbestemd is als wat haar vader (de in 1997 overleden dichter, essayist en journalist Herman de Coninck) probeerde uit te drukken in zijn poëzie. “De emotionele werelden die haar vader kon oproepen op zijn unieke manier, met de juiste woorden, roept Laura op met eenzelfde authenticiteit aan de hand van een ingetogen samenspel van lijnen, beelden, inkt en papier. Ik lees haar graag”, aldus Jan Moeyaert, intendant Kunstenfestival Watou. Hier in het Klooster toont de Coninck een selectie werken uit haar reeks Saudade. De beleving van de werken wordt compleet gemaakt door de geur die verspreid wordt in de ruimte. Toen meester parfumeur Sonia Constant aangaf dat ze zich geïnspireerd voelde door haar werk, was de cirkel rond voor De Coninck. Voor haar zijn geuren immers best van al in staat om herinneringen en emoties op te roepen. Parfumeurs duiken volgens haar in de ziel van de mensen op een manier die ver buiten het bereik van verf en borstels ligt. De samenwerking met parfumhuis Givaudan resulteerde in het parfum Saudade. Met de combinatie van de olfactieve en de visuele ervaring hoopt De Coninck dan ook een synesthesie te creëren waardoor de beleving zich een weg graaft naar het hart en de emoties van de toeschouwers, in de hoop zo een glimp van saudade te kunnen overbrengen.
284
285
KLOOSTER
286
PETER VERHELST
Als iets slapen kan worden genoemd, dan dat uitgieten tussen je borsten door, dat over je buik zich aan je onderbuik opsplitsende, langs je benen tot je voeten helemaal, dat uitgieten van dat inktdiepe, gesmolten donker. Zo moe ben je, ik moet je in mijn armen houden, de knik in je knieĂŤn, de knik in je hals, mijn handen in je oksels. Tot ik zelf, ik moet me aan je vasthouden, door mijn knieĂŤn, ruggelings, onder je gewicht, je hand op mijn achterhoofd en je voorhoofd, ja, leg je voorhoofd op mijn borst, waardoor het donker uit de vouw in je rug, van je schouders af in mijn hals, van je neus en mond druppelend over mijn gezicht, dieppaars tussen mijn lippen en in mijn oogkassen blijft staan. Een windstoot laat het stof opdwarrelen, waarna het om een onzichtbare as wentelend, heel even maar, zilverig in de avondlucht hangt, zo snel wentelend dat het roerloos lijkt. Dat is wat ons slapen kan worden genoemd, dat zilverig wentelende, even, wat beweegt onder je oogleden, dat roerloos in de stilte kunnen vallen van elkaar.
287
JANINE JONGSMA
Op de fiets
Wij zijn een drie-eenheid op de fiets jullie zijn mijn kleinste deeltjes één voorop en één achterop Wij racen door het universum onze fiets een rollende baarmoeder alle lichten springen op groen Komt er een wolk voor dan bel ik hard en dringend dat wij het zijn Komt er een vrachtwagen ons tegemoet dan blaast ons wereldgebouw die omver Niemand kan ons stoppen in onze race tegen alles wat ons bedreigt dat laat ik niet toe
288
KLOOSTER
Els Ceulemans [BE] Let’s play mother 2007 / Party! 2018 Displacement 1 2019 / Displacement 2 2019
Na haar studies schilderen en print aan de Antwerpse Academie voor Beeldende Kunsten volgde Els Ceulemans nog een opleiding aan de Jan Van Eyck Academie in Maastricht. Sinds haar afstuderen in 1991 was haar werk te zien in verschillende tentoonstellingen in onder andere België, Nederland, Canada, de Verenigde Staten en Polen. De kunstenaarspraktijk van Els Ceulemans bestaat voornamelijk uit schilderijen maar ook installaties, grafiek en tekeningen vormen een belangrijk onderdeel van haar oeuvre. Ceulemans visualiseert hierin gedachten, visies en emoties aan de hand van metaforen die in eerste instantie herkenning oproepen maar door kleine ingrepen en ongebruikelijke combinaties van afbeeldingen, slaat die herkenning al gauw om in een gevoel van bevreemding en vervreeming. De dieren in haar werken gedragen zich als mensen, de mensen missen ledematen of een hoofd (of dragen een masker) en de personages voeren bizarre handelingen uit. Het geheel wordt zo niet zelden een surrealistisch tafereel dat de toeschouwer prikkelt. Het werk van Els Ceulemans is niet autobiografisch maar de betrokkenheid van de kunstenaar bij de thematiek van elk werk is groot. Omdat het zo’n typisch menselijke kenmerken zijn, keren bijvoorbeeld de thema’s geweld en conflict vaak terug in het oeuvre van Ceulemans. Dit zowel in de afgebeelde scenes als in de werkwijze van de kunstenaar. Niet zelden maakt Ceulemans beelden als het ware kapot of maakt ze die bewust lelijk. “Esthetiek kan heel geruststellend werken en ik wil net verontrusten.’ zegt de kunstenaar hier zelf over. Om de toeschouwer eerst te lokken, wordt ze echter gedwongen om in elk werk een stuk esthetiek te behouden. De toeschouwer trapt zo als het ware in haar val en wordt, eens gevangen door het werk, gedwongen om dieper te kijken en te reflecteren. Met de installatie Displacement, die Ceulemans maakte in opdracht van Kunstenfestival Watou, verbeeldt de kunstenaar een gevoel van ontheemding. De figuur te zien in het Klooster is op de loop voor de pijn veroorzaakt door wat niet meer is. De warmwaterkruiken zijn enerzijds een metafoor voor de warmte die enkel nog een herinnering is maar die de figuur nog meezeult als ballast tijdens zijn zoektocht naar een nieuwe thuis. Anderzijds bieden ze ook troost. De instabiele sokkel uit banale teiltjes wijst op het leven dat steeds doorgaat, ondanks alles dat ons als mens doet wankelen. Het konijn versterkt het gevoel van vervreemding bij de toeschouwer. Gaat het hier om een mens verkleed als dier of kreeg het dier menselijke trekken? (gebaseerd op teksten van Inge Braeckman en Els Ceulemans)
289
KLOOSTER
Marion Moskowitz[FR] Tôler 2019
De Franse beeldende kunstenaar Marion Moskowitz (°1989) volgde in 2014 een Erasmus opleiding aan de kunstacademie van Bezalel in Jerusalem. In 2015 studeerde ze af aan de École Nationale Supérieure Des Arts Décoratifs te Parijs, waar ze nu nog altijd woont en werkt. Haar œuvre omvat sculpturen, installaties en performances. In 2018 exposeerde ze nog bij Black Swan Gallery in Brugge. Marion Moskowitz creëert werken die nauw verbonden zijn met onze samenleving, met objecten die ons betekenis geven, met grote thema’s. In haar sculpturen en installaties koppelt ze herkenbare codes aan persoonlijke herinneringen en universele verhalen. Ze geeft nieuwe interpretaties aan symbolen, allegorieën, emblemen en oude en hedendaagse mythen met behulp van een beeldtaal die geassocieerd kan worden met wat goedkoop of modaal lijkt, zoals een tafeltje van IKEA. Het werk behandelt hedendaagse kwesties op een poëtische, soms ook grappige en kleurrijke manier. Haar werk is speels, maar tegelijkertijd wekt het een melancholische blik op de wereld.
292
©© MARION MOSKOWITZ
Het werk Tôler, te zien in het Klooster, bedekt de volledige vloer van de tentoonstellingsruimte met klei. Het doet ons denken aan de primaire elementen. Het lijkt alsof de vloer bedekt is met een laag vuil, dat golft als een ijzeren plaat. De toeschouwer wordt performer in deze sculpturale ervaring. De voetstap wordt een essentieel deel van het geheel. Elke bezoeker laat namelijk een spoor na en draagt op deze manier zijn steentje bij tot het maakproces. Dit gegeven kunnen we makkelijk toepassen op het dagelijkse leven. Want alles wat we doen, heeft effect op het grote geheel. Met elke stap die we als mens zetten, laten we een indruk na en vormen we de wereld. Het werk Töler laat op dezelfde eenvoudige, maar geniale manier een impressie na bij iedereen die de installatie bewandelt.
293
KLOOSTER
294
ROLAND JOORIS
Achterom
Gestadig die aftocht, die afdruk, dit vertrappen van tijd bestendig die grondlaag, die in zichzelf bedolven aarde telkens dit klaren boven het ondermaanse aan de zoom van een verwildering altijd het alomtegenwoordig veraf nabije in het nietsvermoedend licht
295
KLOOSTER
Arjan Spannenburg [NL] Reliant 2015
De Nederlandse Arjan Spannenburg (°1978) woont en werkt in Soesterberg, Nederland. Voor hij in 2018 zijn opleiding aan de Fotoacademie in Amsterdam begon, had Spannenburg al een carrière bij de landmacht achter de rug. Hij won in 2017 de Dansfoto Award en zijn meest recente groepstentoonstelling For Jillis vond plaats in het Stedelijk Museum van Schiedam. Zijn werk wordt gerepresenteerd door ZERP Galery in Amsterdam. In de fotografie van Arjan Spannenburg staat de zoektocht naar identiteit en zelfexpressie centraal. In krachtige composities, meestal in zwart-wit, portretteert hij jongens die op de drempel van volwassenheid staan. We zien jongvolwassenen in de zoekende fase van hun leven, op weg naar hun eigen identiteit. Dit levert gevoelige portretten op van jongens die alleen zijn met hun gedachten. Tegelijk lijken de geportretteerden een sterke behoefte te hebben aan communicatie met de buitenwereld, op zoek naar steun, begrip, een liefde. Soms levert deze zoektocht rauwe beelden op, echter niet bedoeld om te shockeren. Juist deze beelden geven feilloos weer hoe zelfexpressie gepaard gaat met kwetsbaarheid. Hoewel Spannenburg zijn eigen Coming of age als een autobiografisch uitgangspunt neemt, overstijgt zijn werk zowel zijn persoonlijke verhaal als dat van de jongens die hij portretteert. De foto’s verbeelden universele gevoelens van eenzaamheid, kwetsbaarheid en onzekerheid en vangen de poëtische schoonheid van adolescentie. Ook het beeld Reliant dat getoond wordt in het Klooster is hier een voorbeeld van.
296
©© ARJAN SPANNENBURG
(Naar een tekst van Arjan Spannenburg)
297
KLOOSTER
KLOOSTER
Erik Buijs [NL] Onesie II 2018
Erik Buijs (°1970) woont in Oosterbeek, Nederland. Hij studeerde aan de Academie voor Beeldende Kunsten Sint-Joost in Breda en aan de Hogeschool voor de Kunsten in Arnhem. Hij exposeerde eerder in steden als Amsterdam, Groningen, Arnhem, Maastricht en Den Bosch en in 2016 was al eens werk van hem te zien op Kunstenfestival Watou. Hij werkt samen met verschillende galeries en zijn werk is te zien op beurzen in Nederland, België, Duitsland en Groot-Brittannië. Op diverse plaatsen in de openbare ruimte valt werk van Buijs te ontdekken: in Elst staat het grote beeld Appeleter en onlangs is het beeld Vreemde Vogel geplaatst in Hoorn. Buijs kleit beelden. Hij noemt zichzelf liever beeldenmaker dan kunstenaar. Hij giet de kleivormen in allerlei soorten materialen: beton, brons, aluminium of Venetiaans glas. Het zijn geen gepolijste waarnemingen naar de werkelijkheid, de overblijfselen van zijn handelingen tijdens het maakproces zijn nog duidelijk te zien in de vorm van vingerafdrukken of messneden. Zijn figuren staan of zitten vaak vrij anoniem te staren naar hun toeschouwer, zoals iemand die even wegdroomt en verdwijnt in een andere wereld. Als toeschouwer vraag je je af wat er achter die ogen gebeurt. Het zijn mensenfiguren met herkenbare, eigenzinnige karaktereigenschappen, en een vreemd geproportioneerde en geabstraheerde fysiek. De formaten variëren van duimgroot tot monumentaal. Een aantal van zijn recente werken zijn maar liefst 2,5 meter hoog. “Mijn beelden hebben vrijwel dezelfde karaktereigenschappen als hun maker: vol zelfspot en met een kritische houding naar hun omgeving. Ze staan of zitten anoniem te staren naar hun toeschouwer,” aldus Buijs. Ook Onesie II, hier te zien in het Klooster, werd eerst in klei geboetseerd, waarna er een mal omheen werd gemaakt en het geheel in glas werd gegoten. Een onesie is een pak uit één stuk, zoals kinderen soms dragen tijdens het cocoonen in de zetel. Als een fragiel muurbloempje hangt het hier aan de wand, het ziet er kwetsbaar uit. Wacht het geduldig op een verlossing? Of berust het juist in de situatie waarin het is beland? Wie op zoek is naar antwoorden, is hier op het verkeerde adres. Zelf formuleert Buijs het zo: “Mijn beelden zijn geen illustraties van een verhaal, het verhaal begint juist bij het beeld.”
298
©© ERIK BUIJS
(gebaseerd op teksten van Erik Buijs, Galerie Wit, Espace Enny en Withtsjalling)
KLOOSTER
Stéphanie Saadé [PT] Scarred Object 2013 Artificial Nostalgia 2014 Golden Memories 2015–2017
Stéphanie Saadé (°1983) studeerde achtereenvolgens beeldende kunst in Parijs en in Hanghzou (China). Haar werk werd reeds getoond in verschillende solotentoonstellingen in onder meer Frankrijk, Libanon, Nederland en Dubai. Saadé woont en werkt afwisselend in Parijs en Beiroet. Het œuvre van Stéphanie Saadé wordt gekenmerkt door een taal van suggestie en het spelen met poëtica en metaforen. Met haar werken deelt ze aanwijzingen, tekenen en stille paden die voor haar op dezelfde manier werken als de woorden van een zin. Het is echter aan de kijker om ze te ontcijferen en net zoals een archeoloog geconfronteerd te worden met sporen, fossielen en fragmenten. Saadé onderzoekt zo op subtiele wijze kwesties als geheugen, verplaatsing en veerkracht.
Zo ook in haar drie werken hier te zien in het Klooster. Scarred Object is een metalen staaf die in gelijke delen werd gezaagd en nadien terug aan elkaar werd gelast. De staaf krijgt echter nooit haar originele vorm terug. De littekens blijven altijd zichtbaar, hoe goed men die ook probeert te verbergen. Voor Artifical Nostalgia combineerde de kunstenares de sleutel van het huis in Libanon waar ze als kind opgroeide met een hoopje aarde uit Dubai, de stad waar ze op dat moment woonde. De toeschouwer lijkt hiermee te worden uitgenodigd om kennis te maken met het meest intieme deel van haar leven. Maar het werk onthult een dieper gevoel en verwijst naar diaspora, waarbij burgers, waar ze ook zijn, regelmatig buitenlanders worden en leven in een niet aflatende toestand van vervreemding. Voor het werk Golden Memories bedekte de kunstenares een foto uit haar kindertijd met bladgoud. De herinnering is hierdoor niet langer zichtbaar maar werd echter een spiegel voor de huidige realiteit. (gebaseerd op teksten van Caroline Cros, Michel Poitvin, Nat Muller en Chiara Ianeselli)
300
©© COURTESY THE ARTIST & GALERIE ANNE BARRAULT
In de kunstenaarspraktijk van Stéphanie Saadé functioneert het concept vervreemding als vertrekpunt. Ze combineert voorwerpen en maakt hiermee zowel de afstand als het individu dat de vervreemding ondergaat zichtbaar. Ze ontwikkelt met haar werken een kunstmatig gevoel van nostalgie en stelt zo de vluchtigheid in vraag. Saadé is hierbij gefascineerd door de verandering van vorm die een individu ondergaat door het ervaren van vervreemding.
©© COURTESY THE ARTIST AND GREY NOISE GALLERY
KLOOSTER
Matthieu Lobelle [BE] Eternal happiness 2019
Eerder op het parcours was in de Rode Hoed al werk te zien van Matthieu Lobelle (°1966). Hier toont de kunstenaar vier versies van zijn Eternal happiness. De landschappen zijn geschilderd in acryl en werden voorzien van een waslaag als een beschermend en conserverend element. Lobelle schilderde deze werken bewust vrij snel en wat naïef. Hiermee verwijst hij deels naar de clichés van het bestaan en onze zoektocht naar gelukkig zijn. De werken zijn zeer toegankelijk, een soort postkaarten met bekoorlijke kleuren, zoals kunst vaak is, vol visueel snoepgoed. Wie dichter kijkt ziet echter hoe de kunstenaar in elk landschap ook de vergankelijkheid weergeeft door het toevoegen van bijvoorbeeld een schoorsteen of een crematorium. Hiermee verwijst hij naar de tijd als een onvatbaar element in het leven van elk.
304
305
KLOOSTER
Tomoko Sugimoto [JP] The Unseen World / The 108 Floating Feelings 2016
Tomoko Sugimoto (°1968) werd geboren in Tokio, waar ze afstudeerde in de opleiding grafisch ontwerp aan de Musashino Art University. Haar tweede diploma illustratie behaalde ze aan de School of Visual Arts in New York. Ze is momenteel gevestigd in Brooklyn. Haar werk wordt door talrijke nationale en internationale galeries vertegenwoordigd, en was al te zien op tentoonstellingen in New York, Tokio, Singapore en Miami. Zelf noemt ze haar moeder, die plastische opvoeding aan kinderen onderwees, de grootste beïnvloeder van haar artistieke werk. Sugimoto maakt groot- en kleinschalige schilderijen met acrylverf en naaigaren. Met een naaimachine tekent ze speelse figuren op een eerder abstract oppervlak. Terugkerende taferelen in haar werk zijn spelende kinderen, alledaagse objecten en verwilderde landschappen. Op het eerste zicht zijn het vredevolle beelden, maar wie een exemplaar van dichtbij bekijkt, ziet hoeveel handwerk erin is gekropen, waardoor het werk een andere lading krijgt. Als constante in haar œuvre tracht Sugimoto de Japanse en de Amerikaanse cultuur naast elkaar te plaatsen. In haar vroegere periode creërde Sugimoto conceptuele collages uit verschillende materialen, waarin ze scenes van Aziatische praktijken weergaf op Amerikaanse handelswaar. Een voorbeeld is haar reeks tai chi-taferelen op uiteengehaalde detergent-dozen van het merk Tide. Haar recente œuvre is vormelijk abstracter en voert onderzoek naar de naoorlogse Japanse identiteit. De kunstenares maakte een aantal jaren geleden de overstap van schilderijen naar sculpturen, zoals het werk Unseen World, hier te zien in het Klooster. De witte tipi is volledig versierd met geborduurde tekeningen, gebaseerd op foto’s van explosies door atoombommen. Aan de binnenkant slingeren uiteinden van naaigaren duidelijk zichtbaar, als een getuige van het borduurproces. Sugimoto deed er zo’n zes maanden over om de sculptuur af te werken. Samen met de reeks 108 Floating Feelings, opgehangen aan de muur, vormt de tipi een installatie, die voor het eerst te zien was als pop-up tentoonstelling in New York in 2016. De geïllustreerde hoepels refereren aan een stelling uit de boeddhistische leer, die zegt dat iedere persoon 108 beproevingen doormaakt. De reeks staat voor verschillende soorten karakters, gemaakt uit allerlei formaten en kleuren. Sugimoto streeft ernaar Japanse fijngevoeligheid te combineren met universele materialen. Het borduurwerk wijst dan ook op een belangrijk cultuurverschil tussen de westerse wereld en Japan: terwijl de ambacht voor ons gelijkstaat aan iets huiselijk en typisch vrouwelijk, wordt het in Japan voornamelijk door mannen uitgevoerd. Door het gebruik van de kleur rood, geeft ze haar oeuvre bovendien een extra betekenis. In Aziatische culturen staat rood namelijk voor voorspoed en vreugde. In Unseen World doet de kleur dan weer aan bloed denken, gebaseerd op de vernieling door zowel WOII als de tsunamitragedie in Japan in 2011. (gebaseerd op een tekst van Amah-Rose Abrams)
309
©© TOMOKO SUGIMOTO
KERK 10
314
MARIEKE LUCAS RIJNEVELD
Groeipijn
Want wat je banger maakt dan dat je groot bent omdat ziek-zijn altijd weer om binnen blijven vraagt, spelcomputer in de hand waarin de wereld te overwinnen valt, marcheren buiten je knuffelbeesten als soldaten rondom het huis. Tussen de geur van geroosterd brood en jongenslichamen wordt de burgeroorlog besproken, sinaasappel wordt ruw ontveld, zien ze niet dat er een kind koortsig in raast, je hebt zoveel kleine dagen met stemmen die je steeds weer plat sussen nu nooit meer slapen liggen net zo erg maakt. En het kind draagt altijd een duikbril, hij krijgt het bang-zijn niet zijn oogjes uit, je houdt hem vast maar vertelt niet dat er een wrede wereld op hem wacht als hij groot en geen koorts en knakkende potloden meer in het hoofd, als hij niet meer iedere ochtend ingesmeerd wil worden tegen de zon, als het wiegen hem eindelijk niet meer stil maakt en de vijand van sterrenstof zoals alles wat we vrezen van sterrenstof is gemaakt. Zachtjes wrijf je gel in zijn haren, boetseert hem klaar om weg te gaan: graag pindakaas op brood, shirts met streepjes als golven en zo het hoofd dat altijd boven water wordt gehouden, alle beren tot verkeerswachters gemaakt, jasrits tot aan de kin dicht en nee niet vergeten het speelgoed-dino-ei in de vensterbank met warm water bestrijken tot hij op een dag uit zijn schaal breekt en glibberig en verbaasd zijn kop opsteekt. Dag lief mensenkind, groei maar groot en onbevreesd.
315
KERK
Joseph Klibansky [ZA] Reflections of youth 2017 Leap of faith 2015
Klibansky (°1984) werd geboren in Kaapstad, maar groeide op in Nederland. Nadat hij een studie vervolledigde aan een Nederlandse business school, volgde hij zijn passie in de visuele kunsten. Vandaag is Klibansky full-time kunstenaar. Hij stelde al eerder tentoon op Art Miami en de Biënnale van Venetië en zit in de permanente collectie van Museum Fundatie Zwolle. Klibansky woont en werkt in Amsterdam.
In 2011 begon Klibansky met het maken van sculpturen. De onderwerpen hiervan zijn vaak karakters uit sprookjes, animaties en cartoons. Daar voegt hij altijd een bepaald element aan toe dat voor controverse zorgt. Zoals bijvoorbeeld het werk Bare Hug: een bronzen sculptuur van een teddybeer met geslachtsdelen. Net door deze controverse wil Klibansky in dialoog gaan met zijn publiek. Hij gelooft enorm in de directheid van een sculptuur, ziet het als de ultieme communicatie. Op het eerste zicht lijken de werken humoristisch en door de bekende symbolen voelen ze vaak vertrouwd aan voor de kijker. Ze impliceren echter vaak iets anders. Bij het maken van zijn sculpturen mixt hij oude en nieuwe technieken; enerzijds digitale beeldverwerking en 3D-printers, anderzijds schildert of polijst hij de sculptuur wel nog altijd zelf. Hoe futuristisch sommige werken ook lijken, de menselijke touch blijft steeds aanwezig. Bij Reflections of Youth zien we een bambi-hertje opgekruld liggen, alsof het zichzelf aan het bekijken is in de weerspiegeling van een waterplas. Een onschuldig symbool dat tegelijk verwijst naar de Narcissus-mythe. Met Leap of Faith verbeeldt Klibansky een astronaut die een zwaar gouden kruis draagt, een krachtig amalgaam van moderne en oude symbolen. “Symbolen zijn als de pictogrammen op een smartphone, een snelle manier om te communiceren” aldus Klibansky. “Ze zijn inherent aan de tijd waarin we leven, waarin alles sneller gaat en gecomprimeerder is dan vroeger.” De astronaut speelt sinds 2009 een rol in meerdere kunstwerken. Klibansky ziet de ruimtereizigers als de grensposten van een nieuwe wereld, gidsen voor de mensheid naar een nu nog onbekende toekomst. (naar een tekst van Joseph Klibansky)
316
©© HERTJE: LOUIS KLIBANSKY / KRUIS: INSTALLATION VIEW MUSEUM DE FUNDATIE BY JOSEPH KLIBANSKY
Met zijn werk onderzoekt Joseph Klibansky de correlatie tussen een object en de essentie van dat object, tussen wat we zien en wat iets impliceert. Zijn schilderijen en sculpturen tonen hoe een beeld dat op het eerste zicht vrolijk en utopisch lijkt, toch diep dystopisch kan zijn. Hoe utopie en dystopie in eenzelfde beeld aanwezig kunnen zijn.
317
KERK
BRAM ELLENS
Inevitability is pounding at the door Screaming for more In a world that owes nobody nothing We gave everything Everything Hail to an unsuccessful life And the right to be forgotten Please come closer one last time And leave, love Wild creatures die alone Everything will be O K
De noodzaak bonkt op de deur schreeuwt om meer In een wereld die niets kado doet hebben wij alles gegeven Alles Hulde aan een onsuccesvol leven en het recht om vergeten te worden Kom dichterbij een laatste keer en ga dan lief Wilde beesten sterven alleen Alles komt goed
318
KERK
Anjet Van Ligne [NL] Where do I belong? 2016
Anjet Van Linge (°1967) leerde het vak van beeldhouwers als Adriaan Seelen en Gerard van Rooij. Kijken leerde ze naar eigen zeggen van haar moeder. Sinds 2011 was haar werk al verschillende malen te zien in groepstentoonstellingen in België, Nederland en Ierland. In 2018 nam ze deel aan de eerste editie van het Stadsfestival Damme. Voor Anjet van Linge zijn het fysieke contact met de beitel en de steen, de verwoesting die nodig is om te creëren, de onherroepelijkheid van het werk en het specifieke karakter van het handschrift essentieel. Ze werkt daarom hoofdzakelijk handmatig en zoekt daarbij het contact met de steen als wijs materiaal. Het beeld dat zo langzaamaan ontstaat nodigt haar keer op keer uit tot niet weten, tot stil zijn en kijken, zien wat er al is. De Engelse beeldhouwer Richard Perry beschreef haar werk als spiritueel minimalisme. Het werk van Van Linge ontstaat steeds naar aanleiding van een ervaring of een vraag die haar bezighoudt. Zo vraagt ze zich bijvoorbeeld af of hoop een schaduwkant heeft, of de ziel een plek is en indien we God hebben afgezworen, bij wie we dan terecht komen voor ontferming. Soms is er eerst de vraag, soms eerst een vorm in steen die pas gaandeweg vertelt waar het blijkbaar over gaat. In haar beelden onderzoekt Anjet van Linge vaak ruimte; wanneer ontstaat er ruimte, wat omvat haar, wat begrenst of beperkt haar? Met taal en steen probeert van Linge grip te krijgen op de ruimte die ons omringt. Zo ook hier met het werk Where do I belong? De kunstenares vraagt zich af waar ze zich thuis voelt en hoe haar plek ontstaat. En als alle plekken uit dezelfde steen gehouwen zijn, kan ze dan kiezen, wil ze? Of is ze thuis in de tussenruimte, in de schaduw en de glinstering?
320
321
KERK
G
GRENS LAND
11
…’ Ik ging de bossen in omdat ik bewust wilde leven, om me alleen met het wezenlijke bezig te houden en te onderzoeken of ik niet kon leren wat het leven me moest leren, zodat ik niet op mijn sterfbed zou moeten ontdekken dat ik niet geleefd had. Ik wenste niet te leven wat niet het leven was, en ook wilde ik mij niet overgeven aan berusting, tenzij het noodzakelijk was. Ik wilde het leven diep doorleven en alle merg eruit zuigen, om zo dapper en spartaans te leven dat ik alles wat niet het leven was kon verdrijven, om het kort af te maaien in een breed zwad, om het leven in een hoek te drijven en het terug te brengen tot het geringste wat het vereiste en, als het minderwaardig bleek te zijn, dan ook de hele, ware minderwaardigheid ervan te ervaren en de wereld te laten weten hoe minderwaardig het is; of om het, als het subliem zou zijn, uit eigen ervaring te leren kennen en in staat te zijn er een waarachtig verslag van te doen in mijn komende reisverslag.’… Uit: Walden / Henry David Thoreau / 2015 - De Bezige Bij / Amsterdam
GRENSLAND
Stief DeSmet [BE] a Cabin for Watou 2019
Eerder op het parcours was in Huisje Vijfhoekstraat al werk te zien van Stief DeSmet (°1973). Hier buiten, aan de grens met Frankrijk, plaatste de kunstenaar a Cabin for Watou. Het werk reconstrueert op zeer basale wijze de hut waarin de Amerikaanse essayist, leraar, sociaal filosoof, natuuronderzoeker en dichter Henry David Thoreau twee jaar lang in volstrekte eenzaamheid aan zijn boek Walden schreef. Voor de constructie van de hut verzamelde DeSmet takken op het grondgebied van Watou. Deze werden in brons afgegoten en op de plaatsen waar de takken gezaagd en geknipt werden, werd het brons gepolierd. Zo worden de weinige fysieke ingrepen die de kunstenaar verrichtte duidelijk visueel gemarkeerd. Met het werk verwijst de Stief DeSmet graag naar de analogie tussen Walden Pond en Watou. Beide plekken in de periferie maken immers een heldere blik op de wereld mogelijk, in tegenstelling tot het hart van de samenleving, waar een constante ruis aanwezig is. Ook als kunstenaar functioneert DeSmet zelf beter vanuit de marge.
©© MAQUETTE – STUDIO STIEF DESMET
Op een tweede niveau vervat de sculptuur ook conceptueel de visie en filosofie van Kunstenfestival Watou. Vanuit de periferie, waar het al bijna veertig jaar lang een unieke positie bekleedt binnen het kunstenlandschap, bekijkt en reflecteert het belevingsfestival autonoom het ‘circuit’. De bezoeker kan hier bij het werk zelf even de tijd nemen om in de cocon van Stief DeSmet de wereld te aanschouwen of intrinsiek te beleven.
325
326
CHRISTOPHE VEKEMAN
Dit huis hier
De vrouwen wiegden wenend het wanstaltige kind aan hun borst De mannen stond van ’s ochtends af de whiskey aan de lippen Ze stierven luidkeels bulderend en woedend van de dorst En konden niets bedenken waaraan whiskey niet kon tippen De kinderen op hun beurt groeiden op voor galg en stad De goeddeels kale duif strijkt op hun schouders neer en koert Duurbetaalde wrakken staan stil op het rechte pad De sukkels in de trein nemen het openbaar vervoer Ik zie geen viertal ruiters en geen draak zo groot, zo rood Ik zie geen hel die zich zo nodig moet laten verzinnen Dit huis hier in de buitenlucht dat de natuur mij bood Is hel genoeg voor mij: ik heb nog mijn herinneringen
327
GAST K
STHUIS KAPEL 12
330
STEFAN HERTMANS
Er is een gaatje in de hemel en de wereld vloeit erin als modder in een putje; de handen van de scribent zijn jong, maar de woorden oud, niets dwingt hem tot dit ritme van de ziel dat hem uitvreet en dronken maakt: er is een gaatje in de hemel, het heet God, en alles wat ooit waarheid is geweest vloeit altijd naar het lagere, het punt waar het, omwille van zijn duisternis, verdwijnt in iets dat ruimer is dan de hemel, nochtans klein en gorgelend, een ondergrond, iets dat de jeugd vreet en de liefde, geen Dante kent het pad, maar vloeien doet het, het enige wat ons omarmt en draagt, doorheen de ongeschreven nacht.
331
Le voyageur clandestin, La haut, elle observe le monde. Et ses paroles nous parviennent pour nous parler de ce clandestine qui péniblement achève son voyage sur terre. Décidant au gré de son humeur du role des autres ëtre, boulversant l’échelle du temps naturel au profit de la vitesse, recreant et modelant sans cesse le paysage, l’homme s’est perdu tel Narcisse dans sa proper image. Ainsi il est devenu l’étranger, l’habitant d’une nation où la nature n’est envisage que sous l’angle de la production et de la consummation. La nature comme surproduit. La nature comme prototype de la machine humaine. Mais couppéé de ses raciness, la montagne s’écroule. Et la fleur qu’il fait pousser dans la serre est une rose maladive. Car la nature ne supporte que les forces naturelles. Car le monder craint l’alignement. On ne peut pas le ranger ni le construire selon un plan. La force du hazard et de l’accident finit par creuser des fissures à sa surface pour le laisser respire. C’est comme la bulle qui s’échappe de la bouche du plongeur, cette sphere qui contient tous les possibles. Et c’est parce qu’il sent la possibilité de l’improbable que le scaphandrier peut aussi expirer: “Je n’ai plus aucin secret, à force d’avoir perdu le visage, forme et matière. Je ne suis plus qu’une ligne (…). Déterritorialisation absolue. On est devenu comme tout le monde. On a peint le monde sur soi et pas soi sur le monde.” (Gilles Deleuze)
Dérives, wat er overblijft als alles wordt teruggetrokken 2019
GASTHUISKAPEL
Didier Mahieu [BE] Sinds Didier Mahieu (°1961) in 1987 met hoogste onderscheiding afstudeerde aan de Academie voor Beeldende en Visuele Kunsten van Bergen, was zijn werk te zien in verschillende solo- en groepstentoonstellingen. Mahieu exposeerde reeds in heel wat galerijen en musea verspreid over Europa maar ook in wereldsteden als New York en Tokio. Zintuiglijke ervaringen vormen een rode draad doorheen het multidisciplinaire œuvre van Didier Mahieu. Met zijn werk bevraagt hij de relatie tussen het reële en het imaginaire en probeert hij de menselijke waarneming te verkennen. Zijn kunstenaarspraktijk is doordrenkt van een krachtige energie die toegang geeft tot een opeenvolging van rauwe gewaarwordingen zoals warmte en koude, aantrekken en afstoten. Mahieu vergelijkt deze manier van het ervaren van de dingen met hoe een kind de wereld aanschouwt. Tijdens hun ontwikkeling lijken kinderen zich eindeloos aan te passen aan hun omgeving en vinden ze zichzelf zo voortdurend (her) uit. Ze ontdekken de wereld als het ware door hun lichaam, staan open voor alle visuele, auditieve en virtuele elementen. In het œuvre van Didier Mahieu nemen nostalgie en herinneringen een centrale plaats in. Via zijn schilderijen, tekeningen, installaties en films gaat de kunstenaar een dialoog aan met de toeschouwer die hij meeneemt in zijn indringend en romantisch universum. Zijn individuele werken combineert hij steeds opnieuw tot installaties die een intiem verhaal vertellen. Zo ook in de Gasthuiskapel in Poperinge waar Mahieu de installatie Dérives, wat er overblijft als alles wordt teruggetrokken creëerde.
333
334
GASTHUISKAPEL
335
GASTHUISKAPEL
BIBLIOGRAFIE
BUITEN PARCOURS MAUD VANHAUWAERT 1984, België Lezer uit: ongepubliceerd
HERMAN DE CONINCK 1944, België–1997, Portugal Vingerafdrukken op het venster uit: De gedichten De Arbeiderspers, Amsterdam/ Antwerpen, 1998
MENNO WIGMAN 1966–2018, Nederland Aarde wees niet streng uit: Slordig met geluk Prometheus, Amsterdam, 2016
ERIEK VERPALE
LISETTE DEN BOON
JERRY KOWALSKY
1962, Nederland
1972, Nederland
I know, 2016 olie op doek/paneel 95 cm x 123 cm
Out of sight, out of mind, 2018 karton, hout, styrodur 270 cm x 100 cm x 90 cm © Peter Cox
GUÐNÝ RÓSA INGIMARSDÓTTIR 1969, IJsland ’43—Later Corners Reworked, 2019 diverse papiersoorten, inkt, potlood 32 cm x 23 cm © Jeanne Vauterin
KATRIEN ORLANS
NICOLÁS LAMAS 1980, Peru Planned Obsolescence, 2018 printer, plaaster, papier, elektrische kaart, boek, schuim, cameralens 132 cm x 106 cm x 65 cm © Courtesy the artist and Meessen De Clercq, Brussels, Photo: Philippe De Gobert
1973, Belgie Modoc War/Saudade number 6 Modoc War/Saudade number 7 fotoprint in aluminiumlijst 42 cm x 59,4 cm © Katrien Orlans
DOMINIQUE DE GROEN 1991, België Ascentie uit: Sticky Drama Het balanseer, Gent, 2019
1952–2015, België Op de trappen van Algiers uit: Nachten van Beiroet De Arbeiderspers, Amsterdam, 1994
J. SLAUERHOFF
KAROLIEN SOETE
MP WARMING
1973, België
1960, Verenigde Staten
Touch me please, 2019 tropisch hardhout, organische zeep 14 cm x 22 cm x 10 cm
Bird Architecture, 2016 digitale montage print met originele tekeningen 70 cm x 85 cm
1898–1936, Nederland Os solitários O descobridor Aspiração uit: Cristina Branco canta Slauerhoff Harmonia Mundi, Arles, 2000
FESTIVALHUIS
JOHAN CLARYSSE
1976, België
Uit de reeks The past is always present, 2018 potlood, inkt, waterverf 30 cm x 21 cm
Untitled (TV 2.19), 2019 ingelijste tekening 32,2 cm x 38,5 cm © Courtesy the artist and Hopstreet Gallery Brussels
WIAME HADDAD 1987, Belgie
THEODORA KOTSI-FELICI 1978, Griekenland l'odeur de la frontière, 2019 installatie, diverse materialen 200 cm x 75 cm
TINUS VERMEERSCH
1957, België
In Absentia, 2018 inkjet op mat papier 65 cm x 65 cm © Wiame Haddad
KATRIEN ORLANS 1973, Belgie Modoc War/Saudade number 6 Modoc War/Saudade number 7 fotoprint in aluminiumlijst 42 x 59,4 cm © Katrien Orlans
ELLEN LANCKMAN 1975, België ik draag een universum… uit: met niets is alles begonnen Matador, 2018
MIEKE TEIRLINCK
NICK VAN WOERT
1959, België
1979, Verenigde Staten
Hoe klinkt Watou?, 2019 diverse materialen
De afspraak, 2018 olieverf op doek 70 cm x 100 cm x 4 cm
I'll finish this later, 2019 diverse materialen 94 cm x 55 cm x 54 cm
KATRIEN EVERAERT 1971, België
It would have to include everything I've ever seen, 2019 diverse materialen 90 cm x 64 cm x 51 cm
Inner land I, 2017 keramiek–steengoed 15 cm x 29,5 cm x 15 cm 15 cm x 22 cm x 19 cm
RIA VERHAEGHE / JASPER RIGOLE
BRAM ELLENS 1978, Nederland Orphans, 2018 hout, schilderijen 100 cm x 80 cm x 80 cm 100 cm x 80 cm x 80 cm 160 cm x 140 cm x 160 cm
MARC KENNES 1962, België Territorium, 2016-2018 olieverf op doek 150 cm x 180 cm
ROGER DE NEEF 1941, België Mood indigo uit: grondgebied Poëziecentrum, Gent, 2018
NICK VAN WOERT 1979, Verenigde Staten untitled (ref: NVW 13026) glasvezel, urethaan 120 cm x 89 cm x 38 cm
Inner land II, 2017 keramiek–steengoed 15,5 cm x 10 cm x 22 cm 12 cm x 11,5 cm x 26 cm Inner land III, 2017 keramiek–steengoed 29 cm x 20,5 cm x 92 cm 27 cm x 21,5 cm x 94 cm 30 cm x 19,5 cm x 89 cm © Fien Malfliet
1957, België Ne te retourne pas, 2017 acryl op papier 100 cm x 210 cm
HANS DEFER 1968, België C.WN.05.0319, 2019 verf op doek 40 cm x 50 cm
Provisoria, 1996-2019 verzamelboekjes, gemengde materialen © Guy Voet / Jacques Sonck | copyright: Fotomuseum Antwerpen
JACQUES CHARLIER 1939, België
1960, België
Paysage artistique, 1970 2 foto’s op doek en kader met 3 documenten
Vreemde uit: Naar het gras Atlas Contact, Amsterdam, 2018
1959, België
KARIN BORGHOUTS
In the woods…, 2018 acryl op canvas 60 cm x 70 cm
BERNARD DEWULF
1959, België
FRANCA RAVET
1950, België/1980, België
A painter’s room, 2019 print op baryta paper gekleefd op dibond 100 cm x 100 cm
STEFAAN VERMUYTEN
Wintergarden, 2007 acryl op paneel 60 cm x 60 cm
© Karin Borghouts
Open-air hospital, 2006 acryl op paneel 40 cm x 30 cm
CHANTAL POLLIER
Treeman, 2017 acryl op canvas 30 cm x 25 cm
1965, België Curiosity killed the cat, 1990-2019 mixed media 3,5 m x 0,5 m x 0,5 m © Valentina Lari
Skeleton tree, 2010 Acryl op paneel 40 cm x 30 cm © alle werken: courtesy Galerie De Ziener, Asse
KARIN BORGHOUTS 1959, België A painter’s room, 2019 print op baryta paper gekleefd op dibond 100 cm x 100 cm © Karin Borghouts
MARIE REINTJES 1990, Nederland Cold light of morning, 2013 acrylverf op katoen 51 cm x 61 cm 24 cm x 30 cm 20 cm x 20 cm
FIK VAN GESTEL 1951, België Thuis, 1999 acryl op linnen 50 cm x 40 cm
BIBLIOGRAFIE
ELISE ‘T HART 1991, Nederland
BIBLIOGRAFIE
Tribute to B.M, 1999 acryl op linnen 50 cm x 40 cm Bleker, 2000 acryl op linnen 50 cm x 40 cm Lenticellen III, 2000 acryl op linnen 50 cm x 40 cm Zon, 2000 acryl op linnen 50 cm x 40 cm Voor de knoppen III, 2017 acryl op linnen 40 cm x 50 cm Doornboom, 2004/2018 acryl op linnen 50 cm x 40 cm Doornboom II, 2018 acryl op linnen 50 cm x 40 cm Doornboom IV, 2018 acryl op linnen 30 cm x 24 cm Nete III, 2015/2019 acryl op linnen 50 cm x 40 cm
Kempens Informatieblad speciale editie Venetië, 2009, p. 47 41. Middelheim—mama
uit de serie Hearing Songs in Pine Trees
Poster met mailuitwisseling Jef Geys – Menno Meewis (Directeur Middelheimmuseum), 24 augustus 2009 tot 14 mei 2012
Foto’s gepubliceerd in: Caroline Alida, Hearing Songs in Pine Trees. Sjamanen uit Oost-Siberië, fotoboek, uitgeverij Snoeck, 2018
MARC RUYTERS De villa, de favelle en de moeder van Jef Geys in (H)art, 24.12.2009, P.12
ERIC RINKHOUT De metalen jaarringen van een boom Interview met Sara Weyns (Directeur Middelheimmuseum) in De Morgen, woensdag 3 juli 2013.
PETER ROGIERS 1967, België Untitled, 2004 bronzen sculptuur 53 cm x 82 cm x 150 cm privé collectie
© Caroline Alida
ROEL JACOBS 1943, België Monumental trees. A work in Progress, 2009 Cornerstone, 2010-2016 foto 81,2 cm x 118 cm Middelheimmuseum Antwerpen © Roel Jacobs Donnons une chance au possible, 2012 foto 81,2 cm x 118 cm l’Académie des Beaux Arts © Roel Jacobs Opvolging verzekerd, 2019 foto 81,2 cm x 118 cm Brennepark Watou © Roel Jacobs
JEF GEYS 1934, België mama, 2002 ijzer, zink, messing, koper, lood, tin en aluminium 13 cm x 5 cm, doorsnede variërend van 63 cm tot 93 cm Middelheimmuseum, Antwerpen © Roel Jacobs
- Archiefstukken Veel geluk met uw 90 jaar, moeder! Voorpagina De Morgen, zaterdag 16 augustus 1986 Mama Middelheim Archiefstuk 121 Papier in plastic mapje Uit archief Jef Geys (gesigneerd)
CAROLINE ALIDA 1960, België And in the woods a cry echoes vierluik 2019, foto’s 2015 Archival pigment print op dibond 4 keer 60 cm x 60 cm uit de serie Hearing Songs in Pine Trees © Caroline Alida Trespassing the doors of perception tweeluik 2018, foto’s 2016, 2014 archival pigment print/Dibond 120 cm x 60 cm en 60 cm x 60cm uit de serie Hearing Songs in Pine Trees
Lost in thoughts, 2014 Archival pigment print/Dibond 90 cm x 90 cm uit de serie Hearing Songs in Pine Trees © Caroline Alida Foto’s gepubliceerd in: Caroline Alida, Hearing Songs in Pine Trees. Sjamanen uit Oost-Siberië, fotoboek, uitgeverij Snoeck, 2018
ELS MOORS 1976, België de bomen nodigden uit… uit: Liederen van een kapseizend paard Het balanseer, Gent, 2013
© Caroline Alida Selva Oscura tweeluik 2018, foto’s 2016 2 keer 110cm x 110cm archival pigment print/Dibond
ANNEKE BRASSINGA 1948, Nederland Voor nu en altijd uit: Landgoed De Bezige Bij, Amsterdam, 1989
PAOLO COGNETTI 1978, Italië
Ondertussen… uit: ongepubliceerd
fragment uit: De acht bergen
BART JANSSEN 1959, België Met wortel en tak uit: ongepubliceerd
LEO PLEYSIER 1945, België Bijna een misdrijf uit: ongepubliceerd
De Bezige Bij, Amsterdam, 2017
EDDIE SYMKENS 1964, België Glorious / Immunity / Suspicion / Revolte, 2018 keramiek 106 cm / 113 cm / 104 cm / 62 cm
MATTHIEU LOBELLE 1966, België
KOEN PEETERS 1959, België
Bergzak 1,2,3, 2019 papier, gips 33 cm x 23 cm x 60 cm
Mastenbos uit: ongepubliceerd
Meisje met bergzak, 2019 foto op plexi 120 cm x 90 cm
RODE HOED
Meisje met bergzak, 2019 foto op plexi 120 cm x 90 cm
RENIERE & DEPLA 1956, 1954, België Bergbeelden, 2014-2019 acrylverf op doek 120 cm x 150 cm 60 cm x 40 cm 43 cm x 58 cm 33 cm x 41 cm 50 cm x 40 cm 9,5 cm x 13,5 cm 12,5 cm x 17 cm 14 cm x 9 cm 12,5 cm x 17,5 cm
DOUVIEHOEVE JEROEN EISINGA 1966, Nederland Nightfall, 2018 video 56 min 54 sec © Jeroen Eisinga
BART MOEYAERT 1964, België Houvast uit: Helium De Bezige Bij, Amsterdam, najaar 2019
CHRISTOPHER MEERDO 1981, Verenigde Staten Metadata, 2016 installatie, 3 x 1 m, 5 x 1 m, 8 m
AKWASI 1988, Nederland
VIJFHOEK
Maarten Luwte King uit: Laten we het er maar niet over hebben
STIEF DESMET
Ambo/Anthos
1973, België Paradise Prototype, 2019 brons, bladgoud 110 cm x 120 cm x 82 cm
Amsterdam, 2018
MICHEL FRANÇOIS
©Tom Callemin
1956, België
© Cedric Verhulst
stigmata N°1, 2018 brons, bladgoud, beton, vitrinekast 28 cm x 37 cm x 57 cm
Retenue d’eau, 1998 plastiek, nylondraad, water, ijzer afmeting variabel
B. ZWAAL
©Stief Desmet 2019
© Marc Domage
1944, Nederland
nest/shelter, 2019 brons, bladgoud
zouden de bergen zeggen... uit: zeesnede. gedichten 1984–2019 Wereldbibliotheek, Amsterdam, 2019
1966, Nederland
CHRISTOPHE VEKEMAN
Aan gene zijde van de muur, het landschap, 2019 in-situ installatie, diverse materialen
1972, België
TOM VAN REMOORTERE/ HOLY SHOT 1978, België Crane bird, 2017 © Holy Shot
ZEGER REYERS
©Stief Desmet 2019
Jachtgedicht uit: ongepubliceerd
BIBLIOGRAFIE
ELMA VAN HAREN 1954, Nederland
BIBLIOGRAFIE
ARNO VAN VLIERBERGHE 1990, België De methode - ii. uit: Vloekschrift Het balanseer, Gent, 2018
FERNANDO PESSOA 1888–1935, Portugal Whether we write or speak or are but seen / Voor wie ons ziet of leest of spreken hoort uit: Heimwee naar vereeuwiging, de Engelse gedichten De Arbeiderspers, Amsterdam, 2010 vertaling: Maarten Asscher & August Willemsen Mar Português / De zee Portugees uit: Boodschap De Arbeiderspers, Amsterdam, 2001
Álvaro de Campos, heteroniem van Fernando Pessoa Na casa defronte de mim… / In het huis tegenover mij… Todas as cartas de amor são / Alle liefdesbrieven zijn belachelijk uit: De metafysische ingenieur en andere gedichten 1923–1935 De Arbeiderspers, Amsterdam, 2007 vertaling: August Willemsen
ANN VINCENT Léon, 2018 print op zinkplaat 18 cm x 24 cm
LUC VANDERVELDE LUX
Nada sou, nada posso, nada sigo / Ik ben niets, kan niets, volg niets na
Winter, 2018 foto, rek, plant, sokkel 123 cm x 80 cm
Autopsicografia / Autopsychografie uit: Gedichten – Liedboek De Arbeiderspers, Amsterdam, 2018
Dividing space, 2018 isolatiemateriaal
KRISTOF VAN HEESCHVELDE
vertaling: August Willemsen Alberto Caeiro, heteroniem van Fernando Pessoa
1979, België
O Tejo é mais belo... / De Taag is mooier…
I wonder what you are doing now, 2016 olie op doek 100 cm x 150 cm
Não só quem nos odeia o nos vereja / Niet slechts hij die ons haat of ons benijdt Vivem em nós inúmeros / In ons leven tallozen uit: Oden De Arbeiderspers, Amsterdam, 2002 vertaling: August Willemsen
Om ter verst, 2019 in-situ installatie hout
J. SLAUERHOFF 1898–1936, Nederland Vida triste A uma princesa distante Fado uit: Cristina Branco canta Slauerhoff Harmonia Mundi, Arles, 2000
GRAANSCHUUR LIES CAEYERS
1969, België
vertaling: August Willemsen Ricardo Reis, heteroniem van Fernando Pessoa
1980, België
1994, België
vertaling: August Willemsen
O que nós vemos das causas… / Wat wij zien van de dingen... uit: Gedichten – De hoeder van kudden De Arbeiderspers, Amsterdam, 1991
BARBARA CALLEWAERT & JO VERHENNE
© Jonas Verhulst
MOYA DE FEYTER 1993, België Maanvormige littekens uit: Tot iemand eindelijk Vrijdag, Antwerpen, 2018
TEJA VAN HOFTEN 1951, Nederland Open mind, 2014 plastic flesjes, geluidsopname variabele afmetingen
1982, België Kamerstukken (1–13), 2017 mixed media, variabel
MAX TEMMERMAN 1975, België Futurisme uit: Huishoudkunde Vrijdag, Antwerpen, 2018
MEREL CREMERS 1989, Nederland Equinox, 2015 porselein, touw, katrollen, plastic zakje, Kinder Surprise eieren 45 cm x 22 cm x 14 cm 30 cm x 24 cm x 24 cm Vissen, 2018 Stenen ovenplaat, porselein, glazuur 50 cm x 35 cm x 6 cm
TINKA PITTOORS 1977, België Lifestyle Storage, 2014 epoxy, hout, verf, vernis, metaal, plaster, pigment, plastic 260 cm x 500 cm x 450 cm Nightbirds, 2015 epoxy, spiegel, mdf, pigment, metaal 60 cm x 90 cm x 40 cm
KOEN KLOOSTERHUIS 1994, Nederland
Zonder titel, 2011 gouache 25,5 cm x 35,5 cm
A realm of intimite power (second nature), 2019 houten vloer, opgezette papegaai, kauwgomballen, schoenveter, spijker, speelgoed blokjes 2,6 m x 4,2 m x 1,85 m
Zonder titel, 2017 inkt op papier 30 cm x 40 cm
Hoe stil wij ook weten te vallen uit: Maak plaats van mij De Bezige Bij, Antwerpen, 2014
KAMALI VAN BOCHOVE 1995, Curaçao Am I missing something?, 2018 video (15:00 min)
© Bogdan Bordeianu
ROBERTA PETZOLDT 1984, Nederland Tijdsverstrijk uit: Vruchtwatervuurlinie Van Oorschoot, Amsterdam, 2019
VLADIMIR MOSZOWSKI ILYA FEDOTOV-FEDOROV
1949, België
1988, Rusland
Turquoise, 2016 acryl op doek 200 cm x 250 cm
Museum of Poisons, 2019 diverse materialen
STEFAAN DE CROOCK
JENNY YMKER
ESTHER JANSMA
1969, Nederland
1958, Nederland
1982, België
Escape, 2018 wol, katoen 192 cm x 285 cm
De verzamelaar uit: Voor altijd ergens Prometheus, Amsterdam, 2015
Untitled, 2019 gerecycleerd hout
GINO LUCAS
BROUWERIJ
1973, België afschepen, 2019 kneedhout, inox, hout, staal, verband, epoxy 320 cm x 142 cm x 110 cm
PAROCHIEHUISJE PARASTOU FOROUHAR 1962, Iran Written Room, 2019 acrylverf 3,7 cm x 4,2 cm x 3,7 cm x 4,2 cm
© Strook
THU VAN TRAN 1979, Vietnam
MARIEKE BOLHUIS 1962, Nederland Kijk niet weg, 2019 mixed media variabele afmetingen © Marieke Bolhuis
Exister Caché, 2009 plaaster, pigment, boeken, hout, klemmen 207 cm x 207 cm x 20 cm © Courtesy the artist and Meessen De Clercq, Brussels, Photo: Philippe De Gobert
PAUL DEMETS
VERA GULIKERS
1966, België
1991, Nederland
Huid uit: De klaverknoop De Bezige Bij, Amsterdam, 2018
A stone is dropped, eggs mixed, pigments crushed, 2018 mixed media, variabel © Het Werner Mantz Lab / Elsa Stansfield Lab van de Van Eyck
© Michel Burez
NAOKO ITO MIHO KAIJOKA 1973, Japan And, where did the peacock go? 2019 installatie, variable afmetingen
1977, Japan Contemplation, 2019 in-situ installatie afmetingen variabel
WISŁAWA SZYMBORSKA Notatka/Notitie uit: Einde en begin Meulenhoff, Amsterdam, 2015 vertaling: Gerard Rasch
ROEL JACOBS 1943, België
STIJN VRANKEN 1923–2012, Polen
BRENNEPARK
1974, België
Monumental trees. A work in Progress, 2009
BIBLIOGRAFIE
HANS VAN DER HAM 1960, Nederland
BIBLIOGRAFIE
Cornerstone, 2010–2016 foto 81,2 cm x 118 cm Middelheimmuseum Antwerpen © Roel Jacobs
J. SLAUERHOFF 1898–1936, Nederland Angústia Saudade O enjeitado uit: Cristina Branco canta Slauerhoff Harmonia Mundi, Arles, 2000
KLOOSTER
ELS CEULEMANS 1966, België Party!, 2018 olieverf of doek 30 cm x 30 cm Let’s play mother, 2007 drieluik, zeefdruk op papier 33 cm x 52 cm 33 cm x 52 cm 76 cm x 52 cm Displacement 1, 2019 olieverf op doek 160 cm x 125 cm Displacement 2, 2019 installatie, mixed media variabele afmetingen
JANINE JONGSMA
aluminium Artificial Nostalgia, 2014 sleutel, aarde uit Maastricht 15 cm x 15 cm x 7 cm ©courtesy the artist and Grey Noise Gallery Golden Memories, 2014–2017 foto, bladgoud 15 cm x 10 cm / ingekaderd 40 cm x 30 cm
MATTHIEU LOBELLE 1966, België Eternal happiness–1,2,3,4 , 2019 tekening op papier
TOMOKO SUGIMOTO
SILVIA B.
1965, Nederland
1968, Japan
1963, Nederland
Op de fiets uit: Gewoon logisch Voetnoot, Amsterdam, 2019
Unseen World, 2016 katoendraad op canvas en bont op karton 182 cm
MARION MOSKOWITZ
108 Floating Feelings, 2016 katoendraad op canvas en houten hoepels 7 cm (47 stuks) 10 cm (36 stuks) 12 cm (18 stuks) 15 cm (6 stuks) 17 cm (1 stuk)
Crescendo, 2016 boomtak, gemengde techniek op kunststof, lingerie elastiek 182 cm x 45 cm x 30 cm © Silvia B. courtesy Galerie Ron Mandos
1989, Frankrijk Tôler, 2019 in-situ installation, variabel
MISCHA ANDRIESSEN 1970, Nederland In de tuinen uit: Winterlaken De Bezige Bij, Amsterdam, 2019
ROLAND JOORIS 1936, België Achterom uit: Kromte Poëziecentrum, Gent 2012
PEGGY WAUTERS 1968, België mini museum, 2019 mixed media 48 cm x 68 cm x 30 cm
JOSEPH KLIBANSKY ARJAN SPANNENBURG 1978, Nederland Reliant, 2015 giclée print op dibond 120 cm x 80 cm
LAURA DE CONINCK 1978, België
ERIK BUIJS
Saudade, 2016–2019
1970, Nederland
PETER VERHELST
Onesie II, 2018 gegoten glas (groen) 35 cm
1962, België Als iets slapen kan worden genoemd… uit: Zing zing Prometheus, Amsterdam, 2016
KERK
1984, Zuid-Afrika Leap of Faith, 2015 bronzen sculptuur 250 cm x 350 cm x 550 cm Reflections of Youth, 2017 bronzen sculptuur 110 cm x 130 cm x 54 cm © Louis Klibansky / Installation view Museum de Fundatie by Joseph Klibansky
MARIEKE LUCAS RIJNEVELD 1991, Nederland
STÉPHANIE SAADÉ 1983, Libanon Scarred Object, 2013 2 cm x 2 cm x 100 cm
Groeipijn uit: Fantoommerrie Atlas Contact, Amsterdam, 2019
Wilde beesten, 2019 gerecycleerd plastic, hout en kippengaas 160 cm x 160 cm x 230 cm
ANJET VAN LINGE 1967, Nederland Where do I belong? 2016 ross limestone 205 cm x 170 cm x 20 cm (in 30 losse blokken)
GRENSLAND STIEF DESMET 1973, België a Cabin for Watou, 2019 brons 450 cm x 300 cm x 400 cm
CHRISTOPHE VEKEMAN 1972, België Dit huis hier uit: ongepubliceerd
GASTHUISKAPEL POPERINGE DIDIER MAHIEU 1961, België Dérives, wat er overblijft als alles wordt teruggetrokken, 2019 mixed media variabele afmetingen
STEFAN HERTMANS 1951, België Er is een gaatje in de hemel uit: Onder een koperen hemel De Bezige Bij, Amsterdam, 2018
BIBLIOGRAFIE
BRAM ELLENS 1978, Nederland
DANKWOORD
DANK U WEL! Kunstenfestival Watou is dit jaar aan haar 39ste editie toe. In 2016 kwam het voortbestaan van deze levende traditie wel héél erg in het gedrang. We verloren onze structurele subsidie. Wij en onze 24.000 bezoekers waren onthutst. Vorig jaar moest ook het provinciebestuur, ten gevolge van de interne staatshervorming, noodgedwongen afhaken: cultuur is niet langer hun bevoegdheid. Wij moesten het met nog eens € 90.000,- minder doen. Dit jaar staan we er weer: nog maar eens met iets minder middelen. Een derde van de financiële middelen komt uit diverse subsidies. Twee derden van het budget moeten we via eigen middelen genereren: verkoop van tickets en catalogi, de festivalshop en sponsoring. Het jaarlijks financieel risico (circa € 500.000.-) blijft voor de organiserende vzw Kunst en Stichting IJsberg volledig afhangen van een geslaagde ticketverkoop. U helpt ons door trouw te blijven afzakken naar Watou én ons financieel te onderbouwen met uw ticketaankoop. Wij blijven werken aan een boeiend belevingsfestival met een breed kwalitatief aanbod. Voor volgend jaar is het echter nog absoluut koffiedik kijken. We blijven vechten om te overleven maar er zijn grenzen aan de rekbaarheid. De realisatie van een jaarlijkse editie van het Kunstenfestival Watou is groepswerk. Dit wordt duidelijk in de lange lijst van dankbetuigingen die hierna volgt. In de eerste plaats dank aan onze talrijke trouwe festivalbezoekers: zonder jullie is het eenzaam en financieel onhaalbaar. Dank aan Burgemeester Christof Dejaegher en het voltallige stadsbestuur van Poperinge. Dank ook aan Bart Wemaere, beleidscoördinator vrije tijd en aan de medewerkers van de Cultuurdienst, de Toeristische dienst en de Technische diensten. Dank aan de leden van de Raad van Bestuur en de Algemene Vergadering van vzw Kunst en Stichting IJsberg vzw. Dank aan het Vlaams Ministerie voor Cultuur en aan Het Vlaams Fonds voor de Letteren. Dank aan alle mensen die ons achter de schermen steunden. Dank aan onze particuliere logistieke en financiële sponsors en partners. Heel veel dank aan de medewerkers van vzw Stichting IJsberg en vzw Kunst. Dank aan Lily Soenen, zakelijk leider, duivel-doet-al en mijn vertrouwde rots in de branding. Dank aan Lieselotte Moeyaert die naast haar pers- en communicatieopdracht steeds meer algemene coördinerende en leidende taken op zich neemt.
344
DANKWOORD Dank aan onze andere inspirerende en hardwerkende teamleden: Sarah Bordon-Soens, Arne Milleville, Jeanne Vauterin en Ann Vincent. Dank aan onze afscheidnemende ‘ancien’ Liesbet Daeninck voor de vele jaren inzet en inbreng, we zullen haar missen. Dank aan Willy Tibergien onze poëziecurator, voor het delen van zijn ongeëvenaarde kennis van de poëzie in al haar verschijningsvormen. Dank aan onze ervaren technische ploeg: Marc Drabbe, Jaak Bout, Wim Lievens & Atelier81, Bart Slangen, Laurens Duerinck en Evert Wouters van het fAbri3Q-team. Dank aan Jan Casier, onze onnavolgbare klank-, lichten multimediaman.
Samen vormen jullie een super-A-team! Dank aan ons netwerk van sympathisanten en vrijwillige medewerkers. Dank aan onze 30 studenten-suppoosten die onze bezoekers vriendelijk en deskundig ontvangen. En last but not least: dank aan de vele kunstenaars, schrijvers, dichters en andere creatieve makers: zonder de inbreng van jullie boeiende verhalen staan we nergens. Dankzij de inbreng van jullie allen, is Kunstenfestival Watou elke zomer weer een bijzonder genietbare plek om even te vertoeven en er samen ‘de verwonde wereld te bezingen’. Hartelijk dank! Wij zien u graag. Jan Moeyaert Intendant Kunstenfestival Watou Zomer 2019
345
De 39ste editie van Kunstenfestival Watou is een realisatie van vzw Kunst & Stichting IJsberg vzw. Projectsecretariaat vzw Kunst / Stichting IJsberg vzw Jan Moeyaert / intendant Lily Soenen / zakelijk leider Lieselotte Moeyaert / pers - communicatie - productiecoördinatie - publiekswerving Liesbet Daeninck / publiekswerking – productiecoördinatie zomerzinnen en poëzie Jeanne Vauterin / productiecoördinatie – publiekswerking Ann Vincent / productiecoördinatie – publiekswerking Arne Milleville / vormgeving - digitale coördinatie – publiekswerking Sarah Bordon-Soens / administratie – publiekswerking Selectie poëzie Willy Tibergien / Liesbet Daeninck Technische ploeg Vast team: Marc Drabbe / Jaak Bout Freelancers: Wim Lievens & Atelier 81 / fAbri3Q (Bart Slangen, Laurens Duerinck & Evert Wouters) / Jan Casier Suppoosten en vrijwilligersteam Maite Vanthournout, Maxime De Ruyck, Marieke Vantrappen, Silke Debandt, Lize Crauwels, Madelon Dendooven, Morgane Staelens, Wonne Scrayen, Gala Verhavert, Imke Bogers, Charlotte Slootmaeckers, Siem Buseyne, Jakobien Jacobs, Waso Vandenbroeck, Birgit Lesage, Sharon Boussery, Viktor Baron, Yasmine Homan, Marthe Bonnez, Eva Fierens, Elias de Gruyter, Ken Standaert, Beaudine Dermine, Emma Onghena, Cato Vanzieleghem, Helena Cnockaert, Eva Bavé, Paulina De Vleeschouwer, Klara de Maeseneir, Gustav-Adam Dendooven, Ria Robijns... Tentoonstellingscahier Kunstenfestival Watou 2019 Auteurs / Medeauteurs Jan Moeyaert / Lieselotte Moeyaert / Jeanne Vauterin / Ann Vincent / Liesbet Daeninck / Rein Deslé / Arjan Spannenburg / Chantal Pollier / Christopher Meerdo / Joseph Klibansky / Lieven Lefevere / Tom De Mette / Mieke Mels / Lies Caeyers / Ernest Van Buynder / Esther Darley / Reniere&Depla / Tanguy Eeckhout / Vera Gulikers / Roos Van Rijswijk / Stef Van Bellingen / Johan Pas / Marc Ruyters / Bart Janssen / Koen Peeters / Inge Braeckman / Els Ceulemans / Hendrik van Leeuwen / Henny de Lange / Wilma Sütö / Marijke Cieraard / Pascalle Mansvelders / Jerry Kowalsky / Wido Smeets / Luc Vandervelde / Filip Luyckx / Alex De Vries / Anne Berk / Sophia Zürcher / Caroline Cros / Michel Poitvin / Nat Muller / Chiara Ianeselli / Stief DeSmet / Geert Van der Speeten / Maurits van de Laar / Eddie Symkens / Fernand Haerden / Elise ’t Hart / Esther Darley / Erik Buijs / Galerie Wit / Guðný Rósa Ingimarsdóttir / Espace Enny / With Tsjalling / Willem Elias / Irène Laub / Jasper Rigole / Johan Clarysse / Hilde Van Canneyt / Daan Rau / Karolien Soete / Frederic De Meyer / Koen J. Van Damme / Katrien Everaert / Koen Kloosterhuis / Mondriaanfonds / HKU / Nieuwe Vide / Lisette den Boon / De Baak / Merel Cremers / mp Warming / Richard Prum / Parastou Forouhar / MSK Gent / Sabine Casparie / QAGOMA / Ria Verhaeghe / Edith Doove / Silvia B. / Anne-Marie Poels / Ruud Linssen / Thu Van Tran / Magali Nachtergael / Tinka Pittoors / Tomoko Sugimoto / Amah-Rose Abrams / David De Pooter Coördinatie redactie Lieselotte Moeyaert / Jan Moeyaert Vormgeving Arne Milleville / Jan Moeyaert Pre-press & drukwerkbegeleiding Arne Milleville Druk die Keure nv / Brugge Fotoverantwoording Sfeerbeelden vzw Kunst / Ann Vincent Campagnebeeld © Laura De Coninck Beelden werken Zerp Gallery / Lies Caeyers/ Hopstreet Gallery / Marion Moskowitz / Marc Kennes / Vladimir Moszowski / Katrien Orlans / Marie Reintjes /Christopher Meerdo / Wiame Haddad /Werner Mantz Lab / Hans Van Der Ham / Valentina Lari / Joseph Klibansky / Naoko Ito / Franca Ravet / Cedric Verhulst / Jonas Verhulst / Marc Domage / Ann Vincent / Lisette den Boon / Jeanne Vauterin / Karolien Soete / Philippe De Gobert / mp Warming / Guy Voet / Jacques Sonck / Jasper Rigole / Eddie Symkens / Merel Cremers / Tinka Pittoors / Günther Dächert / Bogdan Bordeianu / Galerie Ron Mandos / Erik Buijs / Tomoko Sugimoto / Gina Logghe / Peter Cox / Caroline Alida / Tom Callemin / Stief DeSmet / Jeroen Eisinga / Marieke Bolhuis / Strook / Elise ’t Hart Het tentoonstellingscahier is een uitgave van vzw Kunst en Stichting IJsberg vzw. ISBN: 9789081741392 NUR: 644© 2019 vzw Kunst/Stichting IJsberg vzw Deze catalogus werkt gedrukt op het papier Munken Pure Rough 120 gram van Arctic Paper Benelux.
Vzw Kunst en Stichting IJsberg vzw danken hun subsidiĂŤnten, partners en sponsors voor de financiĂŤle en logistieke ondersteuning van het festival.
Vzw Kunst en Stichting IJsberg vzw hebben getracht alle rechthebbenden van het tekst- en beeldmateriaal te achterhalen. Indien iemand meent dat zijn/haar rechten niet zijn gehonoreerd, kan hij/zij contact opnemen met vzw Kunst, Brugsesteenweg 45 - 8433 Schore.