Wageningen World 02 2024

Page 1


WAGENINGEN WORLD

Is gerecycled plastic schoon genoeg?

Pagina 10: Voedsel verpakken in afvalplastic

De paling heeft het moeilijk

Waterkrachtcentrales en gemalen vormen nog altijd grote obstakels

Samen de kringloop sluiten

Grondruil tussen akkerbouwers en veehouders positief voor milieu

Tomaten kweken op afstand

Software maakt de keuzes in de Autonomous Greenhouse Challenge

VOEDSEL VERPAKKEN MET AFVALPLASTIC

Lang werd gedacht dat gerecycled plastic te vervuild is om voedsel in te verpakken, maar nieuw onderzoek bewijst het tegendeel. ‘Het onderzoek laat zien dat gerecycled kunststof gewoon schoon kan zijn.’

MET DE BUURMAN DE KRINGLOOP SLUITEN

Veel veehouders en akkerbouwers werken van oudsher samen via grondruil. Dat kan goed uitpakken voor natuur en milieu. Maar de resultaten zijn lastig vast te leggen. ‘We hebben onafhankelijke metingen en berekeningen nodig.’

DE PALING HEEFT HET MOEILIJK

De paling heeft het al decennia moeilijk. Waterkrachtcentrales, gemalen en sluizen vormen nog altijd grote obstakels voor de mysterieuze trekvis. ‘Bij de meeste vispassages zien we helaas nog maar matig succes.’

COLOFON Wageningen World is het magazine voor relaties en alumni van Wageningen University & Research Uitgever Wageningen University & Research Redactiecommissie: Ben Geerlings, Margit Govers, Marleen den Hartog, Miriam Haukes, Marieke Reijneker, Antoinette Thijssen, Laurens Tijink. Eindredactie Miranda Bettonville Tekstredactie Rik Nijland Artdirection Petra Siebelink Vormgeving Monique Chermin Coverbeeld ANP Basisontwerp Hemels Publishers Druk Tuijtel, Werkendam ISSN 2210-7908 Redactieadres Wageningen Campus, Droevendaalsesteeg 4, 6708 PB Wageningen, Telefoon 0317 48 40 20, wageningen.world@wur.nl Adreswijzigingen alumni alumni@wur.nl Adreswijziging relaties wageningen.world@wur.nl, o.v.v. code adreslabel Wijziging loopbaangegevens alumni@wur.nl

De missie van Wageningen University & Research is ‘To explore the potential of nature to improve the quality of life’. Binnen Wageningen University & Research bundelen Wageningen University en gespecialiseerde onderzoeksinstituten van Stichting Wageningen Research hun krachten om bij te dragen aan de oplossing van belangrijke vragen in het domein van gezonde voeding en leefomgeving. Met ongeveer 30 vestigingen, 7.700 medewerkers (7.000 fte), 2.500 PhD- en EngD-kandidaten, 13.100 studenten en ruim 150.000 Leven Lang Leren-deelnemers behoort Wageningen University & Research wereldwijd tot de aansprekende kennisinstellingen binnen haar domein. De integrale benadering van de vraagstukken en de samenwerking tussen verschillende disciplines vormen het hart van de unieke Wageningen aanpak.

WAGENINGEN WORLD ONLINE

Wageningen World is ook online te lezen. Op www.wur.nl/wageningen-world zijn alle nummers als pdf beschikbaar.

Digitale abonnees ontvangen het magazine twee keer per jaar in de mailbox. Online lezen vermindert de belasting van milieu en klimaat. Voor het omzetten van uw papieren abonnement in een digitaal abonnement kunt u terecht op: www.wur.nl/ww-abonnement klimaatneutraal natureOffice.com | NL-077-434311 gedrukt

UPDATE

Kort nieuws over onderzoek en ontwikkelingen bij Wageningen University & Research.

KATOEN UIT HOLLAND!

In een kas in Bleiswijk telen onderzoekers katoen. Met 95 procent minder watergebruik en zonder chemische bestrijdingsmiddelen is de opbrengst vele male groter dan in de traditionele teelt.

DNA IN DE LUCHT VERRAADT DIERENLEVEN

Met een luchtfilter is dierlijk materiaal op te vangen en het DNA ervan te analyseren. Dat geeft een beeld van de dieren die in de omgeving leven.

WATER ZUIVEREN VAN MEDICIJNRESTEN

Een nieuwe Wageningse waterzuiveringstechnologie verwijdert tot negentig procent van de medicijnresten uit rioolwater.

AUTONOMOUS GREENHOUSE CHALLENGE

In de kassen in Bleiswijk strijden vijf teams om de titel ‘beste autonome teler’. De grote uitdaging is dat de deelnemers de kas niet mogen betreden.

GEWASSCHADE VERZEKEREN MET FOTO’S

Een verzekering waarbij boeren foto’s maken van hun gewassen biedt kleine boeren in afgelegen gebieden meer zekerheid.

RUBRIEKEN

LEVEN NA WAGENINGEN

Judith Evenaar trok de stoute schoenen aan en begon in Nederland een truffelgaard. ‘Ik ben geloof ik wel een beetje een truffel-junk geworden.’

‘WURTH-WHILE VOELDE ALS EEN CADEAU’

Het programma WURth-while biedt vluchtelingen de kans vakken te volgen aan Wageningen University & Research.

ALUMNI

Nieuws voor en over Wageningse alumni.

PERSONALIA

Informatie over leven en loopbaan van Wageningse afgestudeerden.

DE SWITCH

Alumni met een loopbaan buiten de Wageningse vakgebieden.

‘The time for action is now’

‘Boze boeren op trekkers, in Frankrijk, Spanje en Den Haag, maar ook boosheid over verspilling van Europese landbouwsubsidies en over het tegenhouden van milieuwetgeving.

Hoe moeten we nu verder met de landbouw in Europa?

‘Op verzoek van Europese Commissievoorzitter Ursula von der Leyen bogen vertegenwoordigers van boeren, banken, bedrijfsleven, ngo’s en de wetenschap – waaronder ondergetekende – zich dit jaar over die vraag. Zij spraken over het toekomstige Europese landbouwbeleid. Hoe kan het voedselsysteem verduurzamen terwijl boeren weer een aantrekkelijk perspectief krijgen?

‘Al op dag één van deze Strategische Dialoog waren alle deelnemers het eens: ‘The status quo is not an option, the time for action is now’. Er was snel consensus: er moet genoeg eten worden geproduceerd, dierenwelzijn moet worden nagestreefd, regelgeving vereenvoudigd en administratieve druk verminderd, terwijl de boer een goed inkomen verdient.

‘Maar dat gaat niet vanzelfsprekend samen. Om dat toch zoveel als mogelijk voor elkaar te krijgen, adviseert de groep Europa om méér richting te geven. Ook moet de toekenning van landbouwsubsidies radicaal anders: in plaats van subsidie per hectare – waardoor 80 procent van het geld naar de 20 procent grootste bedrijven gaat – zou de subsidie inkomenssteun moeten bieden aan boeren die het aantoonbaar nodig hebben. Met daarnaast een aparte pot voor verduurzaming.

‘Ruim honderd pagina’s met aanbevelingen van deze Strategic Dialogue zitten nu in de tas van de nieuwe Eurocommissaris voor landbouw Christophe Hansen, die het stuk gebruikt voor zijn honderd-dagen-visie.

‘Voor Nederland ligt er een kans om in lijn met deze adviezen de goede positie van de sector uit te bouwen, door snel en slim te verduurzamen. Maar dan moeten we wel in beweging komen. De kennis-koppositie die de Nederlandse sector heeft moeten we uitbouwen, binnen onze ecologische grenzen.

‘Het adviesrapport stelt dat we meer moeten investeren in onderzoek en onderwijs. Want nieuwe kennis is hard nodig. Laten we dat advies in Nederland ook eens ter harte nemen.’

Sjoukje Heimovaara, bestuursvoorzitter van Wageningen University & Research

FOTO DUNCAN

VOEDING EN GEZONDHEID

Hersens blijven jonger bij gezond dieet

Een uitgekiend dieet speelt een belangrijke rol bij gezonde hersenveroudering. Dat blijkt uit onderzoek naar het EAT-Lancetdieet waarop Annick van Soest deze zomer in Wageningen promoveerde.

In het verleden lag bij onderzoek naar hersenveroudering de focus op individuele voedingssto en, zoals omega-3-vetzuren, die een belangrijke rol spelen bij gezonde her-

BIO-INFORMATICA

Oud DNA voor nieuwe gewassen

Verstopt in oude bodemlagen ligt mogelijk nog een schat aan genen van oude gewassen en microben. Met 78 miljoen euro op zak gaat een Europees consortium een poging wagen die informatie eruit te halen, om nieuwe, klimaat- en ziektebestendige gewassen te ontwikkelen. Een belangrijk onderdeel van het onderzoeksproject AEGIS is de oprichting van een internationaal centrum voor omgevingsgenoomonderzoek aan de Universiteit van Kopenhagen. Het analyseren van het DNA vindt in Wageningen plaats bij de leerstoelgroep Bio-informatica onder leiding van hoogleraar Marnix Medema.

Info: marnix.medema@wur.nl

senveroudering, vertelt Van Soest, die haar onderzoek deed bij de afdeling Humane Voeding & Gezondheid. ‘Maar als we deze stofjes via supplementen aan proefpersonen

PLANTENVEREDELING

toedienen, is dat e ect er niet meer. De crux lijkt te zitten in de combinatie van nutrienten. In mijn proefschrift verschuif ik de aandacht van individuele nutriënten naar de combinatie ervan.’

Als maatstaf voor haar onderzoek nam ze het EAT-Lancetdieet. Daarin zitten alle nutriënten waarvan bekend is dat ze belangrijk zijn voor gezonde hersenveroudering, zegt Van Soest. ‘Een beetje visvetzuren voor de omega-3, veel groente en fruit voor antioxidanten en polyfenolen en een beetje dierlijke producten voor vitamine B12. Verder veel volkoren granen, noten, plantaardige olie en peulvruchten voor de vitamines B en E.’ Ze beoordeelde voedingsvragenlijsten van deelnemers aan het onderzoek en gaf iedereen een score voor de mate waarin hun eetpatroon voldeed aan het EAT-Lancetdieet. Deze score vergeleek ze met de uitkomsten van tests van hersengezondheid. ‘Uit ons onderzoek blijkt dat hoe beter mensen zich houden aan het EAT-Lancetdieet, hoe minder hard ze qua hersengezondheid achteruitgaan en dat verband zagen we al binnen twee jaar.’

Info: lisette.degroot@wur.nl

Doorbraak in strijd tegen bananenziektes

Onderzoekers van WUR ontwikkelden samen met Chiquita, KeyGene en MusaRadix een bananenplant die resistent is tegen twee verwoestende ziektes: TR4 en Black Sigatoka. Die vormen een ernstige bedreiging voor de bananenteelt. Voor de ontwikkeling van de resistente banaan – Yelloway One gedoopt – gebruikten de onderzoekers een combinatie van conventionele kruisingstechnieken en moderne DNA-analyse. Hoogleraar fytopathologie Gert Kema spreekt van een doorbraak: ‘Door resistente en genetisch diverse variëteiten te introduceren, kunnen we bijdragen aan een duurzamere bananen-

teelt en de impact van ziektes verminderen.’ Veldproeven op de Filipijnen en Indonesië –waar TR4 en Black Sigatoka veel schade aanrichten – zullen uitwijzen hoe goed de plant het doet in een natuurlijke omgeving. Info: gert.kema@wur.nl

NATUUR EN MILIEU

Neonicotinoïden ook schadelijk voor vogels

Vogels ondervinden grote gevolgen van neonicotinoïden. Door blootstelling aan deze pesticiden kunnen ze (bijvoorbeeld tijdens de trek) de weg kwijt raken.

Dat blijkt uit een analyse van bijna vijftig studies aan twaalf vogelsoorten die Elke Molenaar uitvoerde samen met collega’s van onder meer Vogelbescherming Nederland. De resultaten zijn in oktober gepubliceerd in Ecology Letters. Neonicotinoïden, zoals imidacloprid, zijn veelgebruikte insecticiden in de land- en tuinbouw. Ze liggen al jaren onder vuur vanwege hun onbedoelde schadelijke e ecten op bijvoorbeeld bijen en hommels, maar werden lang als weinig giftig voor vogels beschouwd, aldus Molenaar, promovendus bij de leer-

stoelgroep Gedragsecologie. ‘Onze studie toont aan dat er wél directe schadelijke e ecten plaatsvinden als vogels voedsel eten dat neonicotinoïden bevat. Deze e ecten mogen absoluut niet onderschat mogen worden.’ Vogels zoals huismus, patrijs en wilde eend hebben niet alleen een lagere overlevingskans, maar krijgen ook te maken met verslechterde gezondheid en negatieve e ecten op hun gedrag en voortplanting. Een voorbeeld is verminderde oriëntatie, waardoor migrerende vogels de weg kwijt raken. Info: elke.molenaar@wur.nl

CONTINUING EDUCATION

Incompanytrainingen voor duurzame groei

Elke organisatie kent unieke uitdagingen. Daarom biedt Wageningen University & Research naast een uitgebreid Continuing Education-aanbod ook maatwerktrainingen aan die speci ek aansluiten op de bedrijfsambities. In deze praktische programma’s wordt de Wageningse toonaangevende expertise en technologie op het gebied van duurzame voeding en leefomgeving ingezet om teams te laten groeien met nieuwe inzichten en vaardig-

COMMUNICATIE

Polarisatie-podcast ook in het Engels

De podcastserie Wetenschapper in polarisatie van Wageningen University & Research is nu ook beschikbaar in het Engels. In zes a everingen biedt losoof Bart Brandsma inzicht in wat er gebeurt als je te maken krijgt met wij-zij-denken, en hoe je daar als wetenschapper mee kunt omgaan. Zo leert de luisteraar onder meer zogenoemde pushers en joiners herkennen, hoe je als de neutrale silent ineens de zondebok kunt worden, en wat je kunt doen om te depolariseren.WUR wil met deze podcasts inzicht geven in de rollen die wetenschappers, maar ook andere zogenoemde 'beroepsneutralen' spelen bij polarisatie en hoe ze met die kennis hun strategie kunnen bepalen. De Nederlandstalige podcast kreeg positieve recensies en trok meer dan 30 duizend luisteraars.

De Engelstalige podcastserie Inside polarisation is te vinden op Spotify en Apple Music.

Info: laura.witlox@wur.nl

heden, geïnspireerd door actuele wereldwijde trends. De op maat gemaakte incompanytrainingen kunnen bijdragen aan het bouwen van een toekomstbestendige organisatie, het oplossen van bedrijfsvraagstukken of het transformeren naar een duurzamer businessmode. Diverse koplopers waaronder Cargill, Bayer en PepsiCo maakten al van de Wageningse maatwerktrainingen gebruik. Meer informatie op www.wur.nl/incompany-training

VOEDSELVEILIGHEID

Ziekmakende bacteriën in vegan producten onderzocht

Wageningse onderzoekers hebben één miljoen euro subsidie ontvangen voor een studie naar ziekteverwekkende bacteriën in plantaardige producten. Hiermee gaan ze de bacteriën genetisch karakteriseren en hun groei en gedrag in kaart brengen. Nieuwe voedingsmiddelen zoals havermelk en plantaardige kaas zijn de laatste jaren in opkomst. Grondsto en als haver, erwten, en amandelen kunnen echter schadelijke bacteriën bevatten, bijvoorbeeld clostridium, die gifsto en maken en pasteurisatie doorstaan. Het doel van de onderzoekers is om producenten handvatten te bieden om de ziekteverwekkers onder de duim te houden. Het onderzoeksproject wordt uitgevoerd met diverse partners, waaronder de Technical University of Denmark, de Deense voedsel- en warenautoriteit en levensmiddelenbedrijven, en ge nancierd door Plant2Food, een programma dat mogelijk wordt gemaakt door de Novo Nordisk Foundation. Info: heidy.denbesten@wur.nl

BIOBASED ECONOMY

BIO-CULTUREEL ERFGOED

Verdwenen bloemkool teruggevonden in Duitsland

Een oproep van het Centrum voor Genetische Bronnen Nederland om zaden van oude land- en tuinbouwgewassen op te sturen leverde vijf rassen op die nog in de collectie ontbraken. Naar 45 erfgoedrassen wordt nog gezocht.

Een eeuw geleden was de variatie aan rassen in de Nederlandse land- en tuinbouw een stuk groter dan tegenwoordig. Van de meeste van de 350 erfgoedrassen – oude plantenrassen die karakteristiek zijn voor Nederland – zijn bij het Centrum voor Genetische Bronnen Nederland (CGN) van Wageningen University & Research de zaden aanwezig, maar van ongeveer vijftig rassen ontbrak materiaal. Het centrum ontving tweehonderd monsters, waaruit vijf ontbrekende rassen konden worden toegevoegd aan de collectie. Zo waren zaden van de Heere stokboon met een familie mee geëmigreerd naar Canada, waar de boon nog altijd wordt verbouwd. Het oude bloemkoolras Delftsche Groene Kortpoot werd teruggevonden met ChatGPT. Het ras bleek in Duitsland nog te worden verkocht onder de naam Erfurter Zwerg. Info: lana.debruijn@wur.nl

Houtbouw duurzaam tot 60 meter hoogte

Bouwen met hout is duurzaam. Maar wil je de hoogte in, dan zit daar een maximum aan van circa zestig meter, blijkt uit onderzoek van Wageningen Food & Biobased Research en TU Delft. de productie van bouwmaterialen als beton en staal zorgt voor een grote CO2-uitstoot. Door te bouwen met hout kan die emissie ink omlaag. Bij hoogbouw wordt gebruikgemaakt van een betonnen kolom in het midden van het gebouw, waarop de verdiepingsvloeren rusten. ‘Bij houtbouw moet de kolom dikker zijn; hout is zwakker dan beton. De benodigde dikte neemt exponentieel toe’, legt onderzoeker Arjen van Kampen uit. Bij gebouwen hoger dan ongeveer zestig meter ligt een omslagpunt. ‘Dan weegt de

benodigde hoeveelheid hout niet meer op tegen CO2-intensieve materialen zoals staal en beton.’ Het onderzoeksrapport Biobased

grondsto en voor hoogbouw is gepubliceerd in maart 2024. Info: martien.vandenoever@wur.nl

BODEMKUNDE

Bosbodem bevat meer stikstof dan verwacht

De stikstofvoorraad in Nederlandse bosbodems is sinds de jaren negentig met gemiddeld 40 kilo per hectare toegenomen, blijkt uit metingen in 2023. Dat is veel meer dan de 28 kilo waar wetenschappelijke modellen van uitgaan.

Volgens de onderzoekers is daarnaast circa 5 kilo stikstof opgeslagen in het hout van de bomen en even zoveel is uitgespoeld naar het grondwater. Daaruit volgt een jaarlijkse gemiddelde stikstofdepositie van ongeveer 50 kilo per hectare op bossen. ‘Dat is een enorm grote hoeveelheid stikstof. Bossen krijgen al decennialang een fastfooddieet’, zegt stikstofhoogleraar Wim de Vries. De metingen werden in 2023 uitgevoerd op 127 locaties en vormden een herhaling van metingen in 1990 in dezelfde bosgebieden. De Wageningse onderzoekers presenteerden de resultaten in september in het Vakblad Natuur, Bos en Landschap. De resultaten vallen vele malen hoger uit dan de voorspellingen van het rekenmodel Aerius, waarop onder meer het RIVM zijn adviezen baseert; dat gaat uit van 28 kilo per jaar over dezelfde periode. De Vries

heeft een verklaring voor de hogere opbouw in bossen: ‘Volgens een Wagenings promotieonderzoek uit 2024 is de stikstofneerslag in bossen de helft hoger dan in open landschappen. Bomen vangen veel gassen en stofdeeltjes op uit de lucht, ook stikstofverbindingen.’

De stikstofvoorraad in de bosgronden leidt tot een onbalans in de voedingssto en, waardoor stikstofminnende planten de overhand krijgen. Als de stikstof uitspoelt, kan de bodem verzuren en dat is funest voor kwetsbare vegetatie. ‘Als je dat wilt voorkomen’, stelt bosonderzoeker Anjo de Jong van Wageningen Environmental Research, ‘dan zul je bossen zorgvuldig moeten beheren. Niet zomaar bomen kappen bijvoorbeeld, aangezien beplanting de stikstof juist vasthoudt.’

Info: anjo.dejong@wur.nl

KLIMAATVERANDERING

Wat doet het klimaat na 2050?

Wetenschappers hebben een goed beeld van de klimaatverandering tot het jaar 2050. Wat er daarna gebeurt is minder duidelijk. Hoe snel gaat de zeespiegel stijgen of de permafrost ontdooien? En welke gevolgen hebben zulke processen? De komende tien jaar gaat een breed consortium met Nederlandse klimaatexperts de langetermijne ecten van klimaatverandering beter in kaart brengen. Wageningse onderzoekers richten zich daarbij op het lot van tropische bossen. Onderzoeks nancier NWO kende 30 miljoen euro toe aan het project , dat de naam EMBRACER draagt.

Info: guido.vanderwerf@wur.nl

BIODIVERSITEIT

Kruidenrijk grasland levert voldoende veevoer op

Inzaaien van zogenoemd productief kruidenrijk grasland kan de biodiversiteit op melkveebedrijven verhogen, zonder dat de productie van veevoer afneemt. Dat blijkt uit onderzoek van het Louis Bolk Instituut en Wageningen University & Research. Productief kruidenrijk grasland – een mengsel van grassen, vlinderbloemigen en andere kruiden – zorgt voor een even hoge grasproductie als gangbaar grasland, slaat evenveel CO2 op in de bodem, en zorgt voor meer biodiversiteit. De onderzoekers concluderen dat het een betere basis vormt voor behoud van biodiversiteit in agrarisch gebied dan blijvend grasland.

Info: judith.westerink@wur.nl

VOEDING EN GEDRAG

Klant is te verleiden om vegetarisch te eten

Als in een restaurant een vegetarisch menu de standaard is, kiezen mensen er vaker voor. Dat blijkt uit een test die vijf weken lang werd uitgevoerd in het Utrechtse restaurant De Pomp.

Onderzoeker Machiel Reinders van Wageningen Economic Research en zijn collega’s testten of de presentatie van een menu invloed heeft op de keuzes van restaurantbezoekers. Vijf weken lang maakten de wetenschappers het steeds een stapje ingewikkelder om het verrassingsmenu in restaurant De Pomp met vlees of vis te bestellen. De eerste week diende als controleweek en bleef het menu zoals het voorafgaand aan het experiment was. In week twee

LANDBOUW EN MILIEU

was vlees of vis het standaard aanbod, en vermeldde de menukaart ‘Liever vegetarisch? Dit is ook mogelijk.’ Vervolgens werden de rollen steeds meer omgedraaid van ‘Liever vlees of vis? Dit is ook mogelijk’ via ‘Vlees of vis is eventueel ook mogelijk. Vraag naar de opties bij de bediening’ tot dat in de vijfde en laatste week de optie met vlees of vis werd aangeboden tegen een meerprijs van vijf euro. ‘In week drie, vier en vijf werd van het verrassingsmenu vaker de vegetarische optie gekozen, terwijl er evenveel andere vegetarische gerechten van de kaart werden besteld. Reinders: ‘Priming, heet dit psychologische verschijnsel; gasten kiezen voor wat hun als eerste wordt aangeboden.’

Info: machiel.reinders@wur.nl

Minder broeikasgassen bij circulaire landbouw

Door de landbouw circulair in te richten en meer plantaardig te eten is de uitstoot van broeikasgassen met 80 procent te verlagen. Bovendien kan het grondgebruik met 60 procent naar beneden, blijk uit een modelstudie.

Bij de voedselproductie komen broeikasgassen vrij, ontstaat afval, en wordt veel grond gebruikt. Wolfram Simon, promovendus bij de leerstoelgroep Farming Systems Ecology, berekende welke maatregelen het Europese voedselsysteem verduurzamen, zonder nieuwe problemen te creëren. Als Europa overstapt op landbouwvormen die zo veel

mogelijk overgebleven grondsto en hergebruiken en zo weinig mogelijk afval creëren, zou 40 procent minder landbouwgrond nodig zijn. Ook zou er 70 procent minder broeikasgas vrijkomen. Als de Europese consument bovendien overstapt op meer plantaardige eiwitten en minder vlees, zou de uitstoot zelfs met 81 procent omlaag

gaan, en het grondgebruik met 60 procent. Simon rekende achttien scenario’s door om de meest e ectieve verduurzaming van het voedselsysteem te vinden. Daarbij viel onder meer een volledig plantaardig dieet af. Bij een veganistisch dieet moeten tekorten aan vitamine B12 en omega 3-vetzuren gecompenseerd worden. Dierlijke producten blijven een e ciënte manier om die voedingssto en binnen te krijgen, aldus Simon. Wel zouden we minder vlees moeten eten en verandert het menu: kip en vis, in plaats van rund en eieren. ‘Veertig procent dierlijke eiwitten is optimaal,’ zegt hij. ‘Dat is twintig procent minder dan wat nu gemiddeld gegeten wordt.’ Ook moet de landbouwproductie anders georganiseerd worden. ‘Teel de gewassen waar ze het beste groeien. Hergebruik organisch afval als veevoer of compost. Minimaliseer transport.’ De onderzoeker breekt bovendien een lans voor de sojaboon. Die bevat veel eiwitten, de juiste aminozuren, en legt stikstof uit de lucht vast, waardoor minder kunstmest nodig is.

Het onderzoek verscheen in juni in wetenschappelijk tijdschrift Nature Food Info: wolfram.simon@wur.nl

GEO-INFORMATIEKUNDE

Nieuwe wegen in het regenwoud gedetecteerd

Met een nieuwe detectiemethode die gebruikmaakt van satellietbeelden en kunstmatige intelligentie hebben onderzoekers bijna 50 duizend kilometer nieuwe wegen in het Afrikaanse regenwoud in kaart gebracht.

Bijna een kwart van de wegen is aangelegd in intacte bossen, waar geen eerdere tekenen van menselijke invloed te zien waren. Wegenkaarten van tropische bossen zijn gebaseerd op het handmatig digitaliseren van satellietbeelden en zijn vaak incompleet of verouderd. Onderzoekers van Wageningen Environmental Research ontwikkelden een geautomatiseerde methode om boswegen te detecteren. Ze maakten daarbij gebruik van deep learning-technieken en het combineren van optische beelden en satellietbeelden in hoge resolutie. De aanleg van nieuwe wegen vormt een

NATUURBEHEER

bedreiging voor tropische bossen, die grote hoeveelheden koolstof opslaan en hotspots van biodiversiteit vormen. Tijdige informatie over de aanleg van wegen is daarom van groot belang. ‘De kaart wordt de komende jaren voortdurend verder bijgewerkt’, vertelt promovendus Bart Slagter, hoofdauteur van het onderzoek. ‘We willen de methode ook toepassen op de regenwouden in het Amazonegebied en in Zuidoost-Azië.’

De studie is in september gepubliceerd in wetenschappelijk tijdschrift Remote Sensing of Environment.

Info: bart.slagter@wur.nl

Neushoornstroperij houdt aan

In het Zuid-Afrikaanse Krugerpark is het aantal neushoorns zeer sterk gedaald, terwijl de stropersdruk onverminderd hoog blijft. Dat blijkt uit een studie van ecoloog Jasper Eikelboom en Herbert Prins, emeritus hoogleraar Wildlife Ecology and Conservation. ‘Rond de eeuwwisseling schommelde het aantal nog tussen de 10.000 en 12.000 dieren. Twee jaar geleden waren het er nog maar 2.500’, zegt Eikelboom. De weten-

om

schappers gebruikten een wiskundig model om de stropersdruk te bepalen. Ze zagen dat het percentage gestroopte dieren redelijk constant bleef. ‘De absolute aantallen dode neushoorns nemen af, omdat er simpelweg steeds minder neushoorns over zijn, maar er wordt nog evenveel gestroopt.’ Eikelboom en Prins pleiten voor kleinere, goed beveiligde reservaten om het tij te keren. Info: jasper.eikelboom@wur.nl

KLIMAATADAPTATIE

Natuurmaatregelen op de kaart gezet

Een voedselbos aanplanten, de natuurlijke loop van een beek herstellen of nieuwe duinen aanleggen ter bescherming van de kust. Het zijn allemaal voorbeelden van nature based solutions of natuurlijke oplossingen voor maatschappelijke opgaven. Wageningse onderzoekers maakten samen met lezers van natuurnieuwswebsite Nature Today een overzicht van dergelijke maatregelen in Nederland. Ter inspiratie is een kaart gemaakt met 55 van dergelijke maatregelen.

Info: shannen.dill@wur.nl

SYNTHETISCHE

Leven bouwen in het laboratorium

Wageningen werkt de komende tien jaar met zes andere Nederlandse universiteiten en organisaties aan het transformeren van levenloze moleculen tot iets levends. Het project EVOLF ontving 40 miljoen euro subsidie van onderzoeks nancier NWO. ‘We kunnen de bouwprincipes van het leven pas echt goed begrijpen als we het zelf maken. We weten welke componenten nodig zijn om een minimale cel te bouwen, maar die samen te laten werken is een heel nieuwe uitdaging,’ zegt Nico Claassens, universitair hoofddocent microbiologie, een van de Wageningse medewerkers aan het project. Info: nico.claassens@wur.nl

PLASTICRECYCLING

Voedsel verpakken met afvalplastic

Lang werd gedacht dat gerecycled plastic te vervuild is om voedsel in te verpakken, maar nieuw onderzoek bewijst het tegendeel. Die kennis komt van pas nu Europa bedrijven wil verplichten deels gerecyclede grondstoffen te gebruiken voor het verpakken van voedsel. Het inzamelen vraagt daarbij om maatwerk. ‘Het kan per regio verschillen wat de beste oplossing is.’

TEKST ARNO VAN ’T HOOG ILLUSTRATIES JEROEN MURRÉ
‘Het onderzoek laat zien dat gerecycled kunststof gewoon schoon kan zijn’

Trek de koelkast open en je ziet dat plastic het belangrijkste verpakkingsmateriaal is van het voedsel dat we in huis halen. Gemengde sla, champignons, broodbeleg, kip let, maar ook de ketchup, zuivel en frisdrank: het is meestal in kunststof verpakt. Cola en ketchup zitten in een PET- es (polyethyleentereftalaat), yoghurt in een emmertje van polypropyleen (PP) en de grote plastic melk acon is gemaakt van hoge-dichtheidpolyethyleen (HDPE). Verder zijn er plastic-combinaties: de salami ligt op een dun samengesteld schaaltje van PET en polyethyleen (PE) en wordt afgesloten met een folie met diverse kunststo aagjes. Tot slot zit op essen vaak een dop van polyethyleen.

Deze diversiteit maakt van recycling een uitdaging. In het ideale scenario scheid je alles op kunststofsoort en kleur, om het daarna te vermalen en te wassen om vuil en voedselresten te verwijderen. Uiteindelijk wordt dit zogeheten recyclaat verwerkt in korrels waarmee fabrikanten nieuwe essen, bakjes en folies maken.

Maar het gebruik van afvalplastic als grondstof voor voedselverpakkingen is op dit moment voor de meeste soorten niet toegestaan, vanwege het risico op vervuiling met ongewenste sto en. Alleen PET- essen die via statiegeldmachines apart worden ingezameld worden weer grondstof voor nieuwe essen. Kunststof uit een yoghurtemmer, melk es of ijsbak keert niet terug in de keuken, maar krijgt na recycling en tweede leven als verfemmer, tuinstoel, shampoo es of vuilniszak. Een deel van het ingezamelde plastic wordt verbrand, omdat het te vuil is om te recyclen of te veel ongewenst kunststof bevat, zoals plastic bouwafval en speelgoed.

ONZICHTBARE VERVUILING

Dat we voedselverpakkingen nauwelijks recyclen tot nieuwe voedselverpakking heeft vooral te maken met contaminanten, onzichtbare vervuiling die uit het voedsel en via een verblijf in het afval in het kunststof terechtkomt, zegt Ulphard Thoden van Velzen van Wageningen Food & Biobased Research. ‘Die sto en wil je niet in het kunststof, vanwege de geur en bijsmaak, maar ook niet vanwege mogelijke toxiciteit.’ Het gaat bijvoorbeeld om limoneen (citrusaroma), nonanal (rozengeur) of octocryleen, een UV- lter uit zonnebrandcrème. Verpakkingen van polyethyleen en polypropyleen werken een beetje als een spons: ze absorberen stofjes tijdens

het verblijf in de koelkast of de afvalemmer. Die stofjes zijn niet allemaal in een waterbad weer weg te wassen. ‘Wij wilden een compleet beeld van welke sto en op welke plaats tijdens het gebruik en recycling in het plastic terecht komen. Om welke vluchtige sto en gaat het en hoeveel? Als je dat in beeld brengt, kun je ook inschatten of kunststof geschikt is om voedselverpakkingen van te maken.’ In het InRep-project waaraan Thoden van Velzen werkt, is onderzoek gedaan naar één kunststof verpakking: de grote witte melk acon met handvat. ‘Deze HDPEmelk es is goed te recyclen: het etiket is een folie die om de es zit en er zit een blauwe dop op. Die onderdelen zijn makkelijk scheidbaar. Bovendien worden deze essen voor alle Nederlandse supermarkten gemaakt door één bedrijf dat zijn grondsto en bij één fabrikant inkoopt. Elke melk es is dus gemaakt van dezelfde kwaliteit plastic. De grote vraag was: krijg je die kwaliteit na recycling weer in handen?’

IN AFVAL GRAVEN

Voor het antwoord moesten onderzoekers soms in het afval graven. ‘Bij de melkfabrikant en de consument hebben we deze melk essen opgehaald, en bij de inzameling en bij de sortering hebben we essen eruit gevist en geanalyseerd.’ In het lab werd het melk esplastic vermalen en vervolgens werd gemeten welke vluchtige sto en erin zitten. Het viel over het algemeen mee met de vervuiling, zegt Thoden van Velzen. ‘We zagen vrij weinig vluchtige stoffen in melk essen uit de PMD-zak van de consument, ook al zitten er veel verschillende soorten verpakkingen bij elkaar. Er kwamen wel wat geurstofjes bij, maar niet veel en niet iets wat je niet meer kan wegkrijgen. We zagen zelfs dat de hoeveelheid vluchtige sto en in het melkplastic over het algemeen naar beneden ging van fabriek naar consument naar afvalverwerking. Dat was verrassend.’ Er was één uitzondering op die regel: melk essen die de onderzoekers ophaalden bij een sorteerbedrijf bevatten geregeld meer vluchtige sto en. Na enig speurwerk bleek de bron van die vervuiling de balenpers te zijn waarmee gesorteerde verpakkingen worden samengedrukt tot een compacte kubus. ‘De melk essen zitten tussen allerlei andere soorten PE-verpakkingen. Als er druk op wordt gezet, springen de doppen eraf en komen restanten eruit. Als een melk es in de balenpers toevallig naast een tube crème heeft gelegen dan zie je dat

terug in de metingen. Als je zulke vervuiling wilt vermijden, moet je melk essen niet met andere verpakkingen in een balenpers stoppen, maar ze apart houden.’ Thoden van Velzen en collega’s bootsten in het laboratorium recycling van gebruikte melk essen op kleine schaal na, om te zien wat er dan gebeurt met de gehaltes aan vluchtige sto en. ‘Dat komt neer op eenvoudig malen, wassen en drogen. Toen zagen we dat het gehalte vluchtige sto en in het kunststof nóg lager was, zelfs lager dan in een nieuwe melk es. Daar viel onze mond echt van open. We dachten altijd dat recyclaat vuiler was dan nieuw kunststof, maar dat bleek in dit geval niet zo te zijn.’

Deze labtest lijkt niet op de praktijk, want gebruikte melkessen worden niet uit het PMD-afval gevist en gerecycled. ‘Het gaat om het principe’, zegt Thoden van Velzen. ‘Het onderzoek laat zien dat gerecycled kunststof gewoon schoon kan zijn. De kosten zijn wel een obstakel. Sorteerders zeggen: wie gaat dat betalen?’

BIJMENGVERPLICHTING

Gerecycled kunststof kan op dit moment niet concurreren met goedkoop, nieuw kunststof uit aardolie. Een Europese bijmengverplichting van gerecyclede grondsto en in 2030 kan daar verandering in brengen. Als 10 procent van het verpakkingsmateriaal gerecyclede grondstof moet bevatten, ontstaat er vanzelf een markt, is het idee. Volgens Thoden van Velzen klopt dat wel, maar hij merkt toch dat producenten van verpakkingsmateriaal aarzelen om te investeren in recycling. Ze twijfelen of hun materiaal straks wel wordt goedgekeurd door voedselveiligheidswaakhond EFSA. De European Food Safety Authority bekijkt hoe kunststo en worden gerecycled en beoordeelt de aanwezigheid en risico’s van ongewenste sto en.

‘Ik spreek met verschillende mensen in de verpakkingsbranche over aparte recycling van melk essen. De belangrijkste vraag die ik krijg: wat is de kans dat de EFSA een positief advies gaat geven? Ook al zie ik dat we na recycling schone kunststof kunnen produceren, toch kan ik mijn hand daar niet voor in het vuur steken. Je kunt nooit helemaal uitsluiten dat er toch een keer een vervuilende stof achterblijft, en dat is wel een garantie die de EFSA eist. ‘Nou, zeggen bedrijven, dan gaan we geen tientallen miljoenen investeren in recycling. Aan de ene kant waardeer ik het wetenschappelijk perfectionisme van de EFSA, maar met kosten en haalbaarheid wordt geen rekening gehouden.’ >

NIEUWE EUROPESE VERPAKKINGSREGELS

Hij heet de PPWR, wat staat voor Packaging and Packaging Waste Regulation. Deze nieuwe Europese regelgeving moet de komende jaren het gebruik van verpakkingsmateriaal terugdringen en hergebruik en recycling stimuleren. Want de trends zijn niet onverdeeld gunstig: de recyclingcapaciteit groeide tot 2024 gestaag, maar krimpt nu, terwijl het gebruik van plastic verpakkingen per hoofd van de bevolking blijft stijgen. De nieuwe Europese wetgeving heeft veel en uiteenlopende doelen. Zo moet het gebruik van verpakkingsmateriaal per hoofd van de bevolking omlaag, in 2030 met 5 procent en in 2040 met 15 procent. Verder komt er vanaf 1 januari 2030 onder meer een verbod op krimpfolie om producten samen te bundelen en op plastic verpakking van verse groenten en fruit als het minder weegt dan 1,5 kilo. Minimaliseren wordt de norm: loze ruimte in verpakkingen wordt bestreden. Tot slot worden minimumeisen van kracht voor het gebruik van gerecyclede kunststoffen. Deze bijmengverplichting varieert van 10 procent in voedselverpakkingen tot 35 procent in andere verpakkingen.

Valt de keuze op nascheiding, dan gaan deze verpakkingen bij het restafval en halen afvalverwerkers ze er weer uit. PMD is wat betreft die keuze uniek, want bij andere reststromen, zoals papier, gft, glas en kleding is nascheiding niet mogelijk. Die moet je apart houden en in de juiste container doen.

Afvalverwerkers zeggen dat PMD-afval via bronscheiding schoner is dan verpakkingen die uit het restafval worden gehaald, doordat PMD minder met voedsel resten in contact komt. Minder viezigheid komt kunststof recycling ten goede. Nascheiding lukt steeds beter door nieuwe sorteertechnieken. En het kost inwoners minder moeite, zeker in wijken met veel hoogbouw.

RECYCLING VERBETEREN

Voor optimale recycling is ook de medewerking van burgers cruciaal: dat geldt voor plastic verpakkingen, maar ook voor alle andere reststromen: papier, glas, gft, grofvuil, elektronica, klein chemisch afval en bouwafval.

Mensen moeten de regels in acht nemen en de juiste keuzes maken: plastic essen horen in de PMD-zak, een stuk regenpijp niet.

Ook de woonsituatie van mensen speelt een rol bij het scheiden van afval en de mate waarin mensen daaraan mee kunnen doen, zegt Eveline van Leeuwen, hoogleraar stedelijke economie in Wageningen en directeur van het Amsterdam Institute for Advanced Metropolitan Solutions. ‘In een at heb je vaak minder ruimte om gft-afval te scheiden dan in een rijtjeshuis met een tuin. Persoonlijke kenmerken en de omgeving spelen ook mee: hoe begaan je bent met het milieu, heb je tijd, wat zijn de normen en waarden in de buurt? Verder bepaalt gemeentebeleid veel van de mogelijkheden. In Amsterdam verschilt het zelfs per wijk of er bron- of nascheiding plaatsvindt.’ In discussies over inzameling en recycling keren twee begrippen geregeld terug: bron- en nascheiding van PMD-afval. Kiest een gemeente in een wijk voor bronscheiding dan moeten inwoners plastic, samen met metalen verpakkingen en drinkpakken, apart inleveren.

Welk systeem onder welke omstandigheden het beste is, onderzoekt Van Leeuwen in het NWO-project MUNITION. Daarin werkt de groep van Van Leeuwen samen met Nijmeegse onderzoekers aan een computermodel van de inzameling en recycling van plastic afval. ‘Het is een digitaal model van een stad, waarin we de factoren die te maken hebben met afvalscheiding samenbrengen: mensen, de gemeente, afvalverwerkers, de woonomgeving. Als we dat in een model vatten, kunnen we vervolgens verschillende scenario's te doorrekenen – zoals bron- en nascheiding – om een idee krijgen van waar ruimte zit om de recycling van plastic te verbeteren. Waar kunnen we aan de knoppen draaien?’ Aan het project werken chemici, economen en gedragswetenschappers. Er worden ook experimenten gedaan, bijvoorbeeld om inzicht te krijgen onder welke omstandigheden mensen ervoor kiezen om afval te scheiden. Het optimale inzamelsysteem is niet per se het systeem dat het hoogste percentage gerecycled kunststof oplevert, zegt Van Leeuwen. Er wordt naar meer aspecten gekeken dan de opbrengst en zuiverheid van polymeren. ‘Hoe je moet beoordelen wat het beste systeem is, is iets wat we nog aan het ontwikkelen zijn. We vergelijken de twee hoofdscenario’s – bron- en nascheiding – op brede welvaart, dus op de impact op het milieu, maar ook op de economie: wat zijn de kosten voor de afvalophalers, de recyclingbedrijven en de gemeente? De sociale kant speelt ook mee: hoeveel vragen we van de burger en wat levert het hen op? En we kijken naar de kwaliteit van het opgehaalde plastic.’

‘We vergelijken bron- en nascheiding ook op de impact op het milieu en de economie’

Het doel is het ontwikkelen van een digitaal hulpmiddel waarmee gemeenten en afvalverwerkers verschillende inzamelmethodes per gemeente of wijk kunnen doorrekenen. ‘Als een gemeente een nieuw afvalinzamelingssysteem invoert, moeten inwoners hun gedrag veranderen, dus dan kun je dat niet na twee jaar weer terugdraaien. Bovendien kan het helpen bij het uitleggen waarom het centrum van een stad een ander inzamelbeleid kent dan de buitenwijken, ook al levert een van de twee misschien niet de meest optimale uitkomst voor het milieu.’

Van Leeuwen ziet meer in maatwerk dan in een discussie over bron- versus nascheiding. ‘Als je uitsluitend kijkt naar de kwaliteit van het gerecyclede plastic dan is bronscheiding misschien het beste. Maar als je kijkt naar het grotere geheel, dus ook de economische kosten en sociale kosten, dan denk ik dat het per wijk of regio kan verschillen wat de beste oplossing is.’

Volgens Van Leeuwen is optimale recycling belangrijk, maar het toenemende gebruik van plastic verpakkingen verdient ook aandacht. De afgelopen jaren steeg het percentage recycling, maar het gebruik van kunststof verpakkingen groeit harder. ‘Er zijn zeker goede redenen om plastic te gebruiken, bijvoorbeeld omdat voedsel langer houdbaar blijft. De milieu-impact van bederf, als je het niet verpakt in plastic, is ook een afweging. Maar we moeten tegelijkertijd oplossingen vinden om minder plastic te gebruiken. We kunnen inmiddels ook zonder plastic tasjes in de supermarkt of wegwerpbekers op de universiteit. Het motto is niet voor niets reduce, reuse, recycle. Eerst het gebruik verminderen, dan hergebruik stimuleren en pas als laatste recyclen.’ W

www.wur.nl/voedselverpakkingen-recyclen

‘We laten vooral zien wat de mogelijkheden zijn’

Hollandse katoen!

In een kas in Bleiswijk telen onderzoekers katoen. Met 95 procent minder watergebruik en zonder chemische bestrijdingsmiddelen is de opbrengst vele male groter dan in de traditionele teelt. De eerste oogst resulteerde in een unieke G-star-spijkerbroek. Toch zal katoen in Nederland hoogstwaarschijnlijk een nichemarkt blijven.

TEKST RENÉ DIDDE

Met een zwaai opent onderzoeker Filip van Noort de deur van de kas. Direct zien we de karakteristieke witte katoenbolletjes aan de planten hangen. Tot wel vier meter hoog hangen de pluizige bolletjes aan takken verstrengeld in draden in de kas. In de hoogte hebben we nog zicht op fraaie witte, naar roze verkleurende bloemknoppen. ‘Je treft het, we zijn druk aan het oogsten’, zegt de glastuinbouwspecialist van Wageningen Plant Research in Bleiswijk. Met honderd planten op honderd vierkante meter is het een postzegelareaal. Maar Van Noort is trots. ‘Ik tel meer knoppen dan vorig jaar’, zegt hij. In dit tweede jaar dat hij met katoen aan de slag is, denkt Van Noort de oogst nagenoeg te kunnen verdubbelen tot bijna twee kilo per vierkante meter. De

katoenbollejtes die de zaden omhullen, ontwikkelen zich in vijf maanden. Brandschoon is deze spierwitte katoen. Vorige week ontving Van Noort nog een onderzoeker uit Pakistan die twintig jaar in de katoen werkt. ‘Volgens hem hoeft deze katoen niet te worden gewassen.’

2700 LITER WATER

En dat is nog maar één klein voordeel van de katoenteelt in de Zuid-Hollandse kas. Ten opzichte van de open teelt in China, India en de Verenigde Staten leveren Van Noorts planten vijf tot twintig keer zoveel katoen, verbruiken ze 95 procent minder water – in de gangbare open teelt is er voor een T-shirt met korte mouwen 2700 liter water nodig – en worden er geen chemische bestrijdingsmiddelen gebruikt.

De onderzoekers bereiken dat resultaat door opgevangen regenwater te mengen met een uitgekiende hoeveelheid voedingssto en en druppelsgewijs toe te dienen. Sensoren meten permanent de waterspiegel. ‘In de nacht krijgen de planten niets, in de ochtend sturen we op de waterspiegel, en in de middag bepaalt de hoeveelheid licht de dosering.’

De onderzoeker test bovendien verschillende soorten substraat zoals steenwol en veensubstraat met perliet, een vulkanisch gesteente. Doordat de planten niet in de grond staan, ontbreken bodemplagen en ziekten. Daarnaast ontfermen natuurlijke vijanden als mijten, wantsen en gaasvliegen zich over het ongedierte dat op de roze knoppen en witte katoenbolletjes afkomt.

Het idee voor katoenteelt in de kas kwam van de Zweed Victor Sandberg, een voormalig

Filip van Noort teelt katoen in de kas in Bleiswijk. Rechts met Rebecka Sancho van G-Star, met de eerste spijkerbroek van 'Nederkatoen'.

Levi’s-medewerker, vertelt Van Noort. In het eerste teeltjaar in Bleiswijk werd er ruim een kilo katoen per vierkante meter geoogst. De Nederlandse spijkerbroekenfabrikant G-Star, die deze proef nancierde, spon de vezels tot garen en liet er katoenen lappen van weven. Het bedrijf maakte er vervolgens een – vermoedelijk onbetaalbare – spijkerbroek van. Dit jaar gaat het er wat anders aan toe. Een groep vooruitstrevende Nederlandse glastuinbouwondernemingen, verenigd als InnoGrowers, nanciert de vervolgproef, samen met substraatproducent Grodan en G-Star. In InnoGrowers doen tomaten- en paprikatelers, potplantenproducenten en een aardbeienteler mee. ‘Het zijn grote, kapitaalkrachtige bedrijven die ook betrokken zijn of waren bij de innovatieve kasteelt van wasabi, papaja en passievrucht. Daar werkte ik ook aan mee.’

BUSINESSMODEL

Hun interesse in exotische producten is minder vreemd dan het lijkt, zegt Van Noort. ‘Als wij als onderzoekers in de kas katoenplanten aan de praat krijgen, dan zien zij vrij snel of ze hier een businessmodel van kunnen maken.’ Als de InnoGrowers tevreden zijn over de oogst verwacht Van Noort dat er volgend jaar een proef plaatsvindt op de semi-praktijkschaal van 500 tot 1000 vierkante meter. Robert Duijvestijn, projectcoördinator van InnoGrowers, denkt dat de telers enkel op

prijs nooit kunnen concurreren met de traditionele katoenproductie. Die slurpt echter water en is vervuilend. ‘Als de huidige katoenketen met true pricing te maken krijgt, ontstaat ineens een heel ander beeld. Het is niet voor niets dat bedrijven als G-Star het initiatief nemen, omdat zij zich ervan bewust zijn dat zij stappen moeten zetten naar een duurzamer productieketen.’

ENERGIEKOSTEN

Van Noort was eerder ook betrokken bij proeven met Nedervanille in kassen. Hij wil ‘iets ontwikkelen waar de wereld wat aan heeft’, zegt hij. Als nieuwe potentiële kasproducten ziet hij ko e en medicinale planten. Katoen zal niet direct een goudmijn worden verwacht hij, want de open teelt blijft altijd goedkoper. En jaarrond telen in Nederland is te duur vanwege de energiekosten in de winter. ‘Wel denk ik dat er voor Nederkatoen ruimte is in een nichemarkt. Maar ik laat vooral zien wat de mogelijkheden zijn. Daardoor zullen waarschijnlijk elementen van ons onderzoek worden overgenomen in de open teelt, zoals katoenteelt in halfopen plastic kassen met minder gebruik van water, voeding en chemische middelen en veel meer regenwateropvang, bijvoorbeeld in combinatie met zonnepanelen bovenop waterreservoirs.’ W

www.wur.nl/nederkatoen

95% hogere productie tot 23x

minder watergebruik

chemische bestrijdingsmiddelen

Met de buurman de kringloop sluiten

Veel veehouders en akkerbouwers werken van oudsher samen via grondruil. Dat kan goed uitpakken voor natuur en milieu, vertellen vier boeren die deelnemen aan onderzoek naar hun bedrijfssystemen. Maar de resultaten zijn lastig vast te leggen. Ze willen graag toe naar doelsturing: per bedrijf worden milieudoelen vastgesteld, waarbij zij zelf bedenken hoe ze die gaan halen.

TEKST ALBERT SIKKEMA FOTO ALAMY / FRANS LEMMENS

Melkveehouder Giske Warringa coördineert in het Drentse Nooitgedacht het Wageningse onderzoeksproject naar samenwerking tussen akkerbouwers en veehouders. 'Wij zeiden: kom maar onderzoek doen bij ons en wellicht leren wij van de vier andere PAVEx-gebieden.’

Giske Warringa uit het Drentse Nooitgedacht heeft een kaart van de Nederlandse landbouwgronden gemaakt. En die wil ze graag laten zien, aan de keukentafel van het melkveebedrijf van haar en man

Gert-Jan. Op de kaart is de landbouwgrond in Nederland ingedeeld in twee categorieën: grond die wordt geruild tussen boeren en niet-geruilde grond. Daaruit blijkt dat 37 procent van de landbouwgrond geruild wordt. In Drenthe is dat zelfs meer dan de helft van de grond. Dat ruilen is een van de manieren waarop boeren samenwerken. ‘Maar er wordt bijna geen onderzoek gedaan naar gemengd grondgebruik’, zegt de in Wageningen opgeleide Warringa (Dierwetenschappen 2007) teleurgesteld. Warringa coördineert in Drenthe het project ‘Pilots samenwerking Akkerbouw en Veehouderij in vijf Experimenteergebieden kringlooplandbouw’ (PAVEx). Dit project van Wageningen University & Research (WUR) komt voort uit het beleid van minister Carola Schouten, vier landbouwministers geleden, en heeft tot doel bij te dragen aan het sluiten van kringlopen in de landbouw. Dat moet leiden tot minder verlies van nutriënten, onder meer stikstof, en minder uitstoot van broeikasgassen. In het project wordt geanalyseerd hoe akkerbouwers en veehouders samenwerken. WUR beschrijft de samenwerkende bedrijfssystemen en analyseert welke voordelen dat oplevert bij het behalen van de door het ministerie vastgestelde landelijke milieudoelen, zoals verlaging van de ammoniak-, nitraat- en broeikasgasemissies, en hoe die milieuvoordelen zijn te onderbouwen.

‘PAVEx wil duidelijk maken hoe veehouders en akkerbouwers samenwerken, zodat de wetenschap en de overheid dat gaan snappen’, zegt boerin Geertje Enting uit het naburige Anderen, die samenwerkt met Warringa. En daarbij komt gronduitruil veel vaker voor dan beleidsmakers en onderzoekers denken, stelt zij. ‘Het sectorale denken, waarbij akkerbouw en veehouderij gescheiden werelden zijn, zit nu ingebakken in het beleid. Wij pleiten voor een landbouwbeleid dat uitgaat van de bodem. Zo boeren we hier al jaren!’

Enting runt met haar man Albert-Jan nog een van de weinige gemengde bedrijven in Nederland. Ze hebben 140 stuks melkvee en een akkerbouwtak met zetmeelaardappelen, voederbieten en krachtvoer voor het eigen melkvee. Daarnaast ruilen ze grond met een akkerbouwer die pootaardappelen op hun land verbouwt, in ruil voor percelen met jong grasland. Ook hebben ze een afspraak met een boer uit het dorp die mais voor hen verbouwt en hun mest gebruikt op zijn gewassen, waar zij dan weer het stro van afnemen. ‘Dit is heel normaal, hier zijn we mee opgegroeid.’

MEST VOOR VEEVOER

Vroeger zaten er veel gemengde bedrijven in Drenthe. De veehouderij-tak leverde mest aan de akkerbouw-tak, in ruil voor veevoer. Door de specialisatie zijn gemengde bedrijven inmiddels ver in de minderheid, maar de samenwerking tussen veehouder en akkerbouwer is gebleven in deze regio.

‘Door samenwerking met de buurman hoeven we beiden minder te spuiten’

Ook de Warringa’s in Nooitgedacht ruilen grond. Ze hebben een melkveebedrijf met 160 koeien en 120 hectare grond en werken vooral samen met hun buurman, akkerbouwer Tienus Berkepies. Die verbouwt op zo’n 170 hectare grond vooral pootaardappelen, maar ook voederbieten, graan en uien. De Warringa’s verbouwen zelf ook gewassen: mais, voederbieten – ‘maar dat laten we door buurman doen, want die heeft daar verstand van’ – en gerst-erwtenmengsels. ‘Tachtig procent van ons veevoer verbouwen we zelf.’

De samenwerking tussen Warringa en Berkepies draait om gewasrotatie, het jaarlijks afwisselen van het geteelde gewas op een bepaald stuk land. Door grond te ruilen met de veehouder kan de akkerbouwer in opeenvolgende jaren dezelfde hoeveelheid pootgoed blijven verbouwen, en doordat hij teelt op nieuwe grond heeft hij minder last van ziekteverwekkers. Ook gras wordt in rotatie geteeld op ruilgrond. Het is voer voor het vee, en dient als rustgewas voor de akkerbouwer. Door vier jaar gras af te wisselen met bijvoorbeeld een jaar aardappels, kan de veehouder elke vijf jaar nieuw kruidenrijk grasland inzaaien, waardoor hij geen last meer heeft van oprukkend onkruid, waartegen hij dan geen herbiciden hoeft te spuiten. ‘Bovendien bouwt de veehouder met dierlijke mest organische stof op in de bodem, met nutriënten die de akkerbouwer daarna benut’, zegt Warringa. Elke winter zitten ze om tafel met Berkepies om een nieuw gezamenlijk bouwplan te maken waar beide partijen beter van worden.

CO2-PREMIE

Warringa levert de melk aan FrieslandCampina en die geeft sinds dit jaar een CO2-premie voor duurzaam boeren. ‘Daar scoren wij supergoed, terwijl we helemaal niet bezig zijn met CO2. We willen zoveel mogelijk zelfvoorzienend worden en in regionale kringlopen opereren. Daarom kopen we bijvoorbeeld ook afgekeurde brouwgerst uit de omgeving aan als veevoer. Dit scheelt in de aankoop van krachtvoer en dat houdt onze CO2-score laag.’

Warringa denkt dat ze best duurzaam boert, maar is blij met het PAVEx-onderzoek. ‘Wat wij willen laten zien is: akkerbouwers op zandgrond hebben gras nodig als rustgewas, omdat grasland organische stof vastlegt en de bodemvruchtbaarheid vergroot. Dat kunnen ze realiseren door de grond tijdelijk in te zaaien met gras en te laten begrazen door een veehouder uit de buurt. Bijkomend

voordeel: met meer organische stof houd je meer water vast in de bodem. En door deze gewasrotatie toe te passen hebben we minder last van ziekten en plagen. Als wij alleen blijvend grasland zouden hebben en de buurman alleen gewassen verbouwt op zijn areaal, dan moeten we beiden meer spuiten. Dus wij hebben gezegd: kom maar onderzoek doen bij ons en wellicht leren wij van de vier andere PAVEx-gebieden hoe het nog duurzamer kan.’

GROENTE TELEN

Het PAVEx-onderzoek naar de samenwerking tussen veehouderij en akkerbouw loopt in vijf experimenteergebieden: Noord-Nederland, Flevoland, Twente, Achterhoek en De Peel. In de Brabantse Peel is de coördinatie in handen van alumnus Ronald Luijkx , (Veeteelt, 1987), innovatiemanager bij De Agro Proeftuin Noordoost-Brabant. Ook dit gebied kent veel grondruil, zegt hij, want het gebied kenmerkt zich door een mix van melkvee- en varkenshouders, akkerbouwers en groentetelers. Met name de groentetelers zijn erg gespecialiseerd en hebben wisselende percelen nodig om aan de supermarkten te kunnen leveren. Ze ruilen dus grond met veehouders en akkerbouwers. ‘Ik ken bijna niemand die geen grond ruilt.’

Grond ruilen is ook nodig om de uitdagingen in Noordoost-Brabant het hoofd te bieden, zegt Luijkx. ‘Er is veel mest in het gebied, de meeste boeren zitten op uitspoelingsgevoelige zandgrond en we halen de nitraatnormen voor grondwater nog niet. Akkerbouwers hebben veel gewasrotatie nodig om de ziektedruk in bijvoorbeeld de aardappels te beperken en kunnen bovendien de waterkwaliteit verbeteren door de intensieve teelten af te wisselen met extensieve teelten zoals gras, waarop naburige veehouders dan hun vee kunnen laten grazen.’

Enkele deelnemende boeren in het project zijn vanaf 2021 op hun akkers en weilanden gaan meten hoeveel nitraat aan het eind van het groeiseizoen nog in de bodem zit en potentieel wegsijpelt naar het grondwater. Nitraat in de bodem is een goede indicator voor de grond- en oppervlaktewaterkwaliteit, stelt Luijkx. ‘We doen nu metingen bij akkerbouwer Bart Peters en melkveehouder Harm Wientjes op alle percelen. Zij hebben samen zo’n 200 hectare grond met steeds verschillende gewassen en kunnen de nitraatconcentratie nu koppelen aan het landbouwkundig gebruik in de afgelopen jaren.’

Zo weet akkerbouwer Peters in Sint Anthonis (100 hectare frietaardappelen, mais, suikerbieten en uien) >

‘Sectoraal denken zit nu ingebakken in het beleid’

inmiddels hoeveel nitraat er in het najaar nog in de bodem zit. Wat blijkt: over het gehele bedrijf zit hij onder de milieugrens. Maar de situatie per perceel en teelt verschilt. Op een perceel met aardappels en groente komt de waarde meestal hoger uit dan de grenswaarde, op een perceel met bieten veel lager. Peters merkt dat hij de nitraatwaarde ook kan sturen met zijn bemestingsplan en met vanggewassen die nitraat vastleggen. Bij dat bemestingsplan werkt hij met mest van Wientjes, Wagenings alumnus (Agrotechnologie 2006) uit het naburige Oploo. Wientjes heeft met zijn broer een intensief melkveebedrijf: 300 koeien op 100 hectare. Ze werken samen met drie akkerbouwers in de omgeving, waaronder Peters. Die krijgt mest en levert veevoer, met name mais. Ze hebben een gezamenlijk bouwplan met een vijfjaarlijkse cyclus van gras, aardappelen, bieten en twee keer mais. Met die cyclus zorgen de boeren voor de laagste uitspoeling van nutriënten, zegt Wientjes. Net als Peters meet hij het nitraat en de fosfaatopbouw in de bodem.

METHAANUITSTOOT

Het pronkstuk van Wientjes is de mestverwerkingsinstallatie op het erf. Een mest schuif verwijdert de mest snel uit de stal, zodat er weinig ammoniak ontsnapt. De mest gaat naar een vergister, die er biogas uit haalt, en het restant gaat naar een mestscheider. De dikke fractie, met veel fosfaat, wordt hergebruikt op het bedrijf of elders afgezet. De dunne fractie gaat naar een ‘stripper’, een apparaat dat ammoniak vastlegt in de vorm van

KPI’S VOOR DOELSTURING

Wageningen Uiniversity & Research, Louis Bolk Instituut en adviesbureau Boerenverstand werken aan een landelijke systematiek van kritische prestatie-indicatoren (KPI’s) om duurzaamheid op het boerenerf te bepalen en te belonen. In de ‘KPI-kernset voor duurzame landbouw’ beschrijven ze 13 indicatoren voor melkveehouderij en akkerbouw. De KPI’s moeten een rol gaan spelen in ‘doelsturing’. De landbouwsector wil van middelvoorschriften, waarbij de overheid specifieke technieken of methoden voorschrijft om milieudoelen te halen, naar doelvoorschriften, waarbij het doel of de milieunorm vastligt en de boeren keuzevrijheid hebben over hoe ze die halen. Omdat het bij de milieu-opgaven om wettelijke doelen gaat, moeten de doelvoorschriften meetbaar, handhaafbaar en zo nodig afrekenbaar zijn voor toezichthoudende instanties.

ammoniumsulfaat, een doorzichtige vloeistof die dienst kan doen als kunstmestvervanger. Wat overblijft is een e luent met veel kali en weinig stikstof. Dit drietrapsproces zorgt voor 20 procent minder methaanuitstoot en 70 procent minder ammoniak op het bedrijf, zegt Wientjes op basis van Wagenings onderzoek. Wientjes levert de kunstmestvervanger en het e luent uit eigen mest aan Peters en die heeft in het kader van het PAVEx-project gekeken hoe de akkerbouwgewassen op deze mest groeien. Antwoord: minstens net zo goed als op kunstmest. Een belangrijk voordeel: bij deze meststo en ontstaan minder ammoniakemissies bij het uitrijden. Wientjes meet ook de ammoniakconcentratie in de stal. ‘Zo krijg ik gevoel hoe ik de verliezen verder omlaag kan brengen, bijvoorbeeld door de mest sneller af te voeren met de mestschuif.’

DOELSTURING

Dergelijke kennis is nuttig, omdat in PAVEx ook wordt onderzocht of en hoe de samenwerkende kringloopboeren bijdragen aan de door het ministerie vastgestelde landelijke milieudoelen.

Net als de andere PAVEx-deelnemers wil Wientjes graag naar zogeheten doelsturing, waarbij per bedrijf wordt bepaald hoeveel de boer maximaal aan ammoniak, broeikasgassen en nitraat mag uitstoten. De boeren bedenken daarbij zelf hoe ze die milieudoelen gaan halen. Momenteel hebben ze soms last van knellende landelijke regels. Zo schrijft de overheid voor dat akkerbouwers voor 1 oktober hun gewassen rooien, zodat ze daarna zogeheten vanggewassen kunnen zaaien die stikstof in de bodem vastleggen. Deze maatregel sluit niet goed aan bij de boerenpraktijk, zegt Bart Peters. Eind september zijn de aardappels nog niet goed afgerijpt en dat is nodig om die goed te kunnen bewaren. Daarom rooien de boeren pas na 1 oktober en nemen ze voor lief dat ze het jaar erop minder mest mogen gebruiken. Omdat dergelijke maatregelen hun landbouwpraktijk in de weg zitten, willen de PAVEx-boeren graag toe naar doelsturing. Wientjes: ‘Doelsturing stimuleert extra om de milieudoelen te halen.’ In Drenthe zeggen Warringa en Enting hetzelfde: Geef ons milieudoelen! Ze willen zelf bepalen hoe ze de emissies van ammoniak, nitraat en broeikasgassen tot het gewenste doel verlagen, passend bij hun bedrijfsvoering.

En de boeren hebben nog een wens. Bij de ontwikkeling van doelsturing en bijbehorende kritische prestatie-

Melkveehouder Harm Wientjes in Oploo werkt samen met drie akkerbouwers uit de omgeving.

indicatoren (KPI’s, zie kader) worden de prestaties per bedrijf beoordeeld, zegt Warringa. ‘Wij willen ook graag prestatie-indicatoren die rekening houden met regionale kringlopen en grondruil. KPI’s moeten volgens ons beginnen op perceelniveau en van daaruit optellen naar bedrijfsniveau.’

RIJK BODEMLEVEN

Zo heeft veehouder Warringa door de samenwerking met akkerbouwer Berkepies relatief weinig permanent grasland, terwijl dat grastype door Friesland Campina en Staatsbosbeheer hoog gewaardeerd wordt vanwege een rijk bodemleven en veel organische stof. Tijdelijk grasland heeft andere voordelen, zoals minder gebruik van bestrijdingsmiddelen en veel kruiden die insecten aantrekken, stelt Warringa, maar die voordelen zie je pas goed als je naar de gewasrotatie op perceelniveau kijkt. Wageningen onderzoekt op dit moment hoe gewasrotatie meegenomen kan worden in de Kritische Prestatie Indicatoren.

Binnen het PAVEx-project wordt ook bekeken hoe de boeren met metingen en gegevens kunnen laten zien dat ze aan de doelen voldoen. ‘We hebben onafhankelijke metingen en berekeningen nodig, als basis voor een goede juridische borging van de resultaten', zegt Ronald Luijkx. 'We hebben de afgelopen jaren geleerd dat we metingen nodig hebben op perceelniveau. Dat geeft niet alleen inzichten voor verbeteringen in de teeltaanpak, we

kunnen daarmee ook de resultaten aantonen bij de overheden en de aanpak bij de rechter overeind houden.’

‘Je moet als boer bijna gestudeerd hebben om de milieuproblemen op te lossen’, grapt ingenieur Wientjes. ‘Maar als de overheid doelen per bedrijf gaat stellen, dan komen er studieclubs en gaan de boeren bij de buren langs: hoe doe jij dat?’

KENNIS AANDRAGEN

Daarbij draagt Wageningen nuttige kennis aan, vindt Luijkx. ‘In onze regio speelt de proefboerderij van WUR in Vredepeel een belangrijke rol. Daar zit heel veel basiskennis over de verschillende teelten en dat hebben de boeren heel snel door.’ In Drenthe krijgt Warringa ondersteuning van Brenda Timmerman-Pals, boerin en projectleider Boerderij van de Toekomst van WUR in de Veenkoloniën.

Rianne van Zandbrink, onderzoeker en projectondersteuner PAVEx in Wageningen, denkt dat het project werkt omdat de leervragen van de deelnemende boeren centraal staan. ‘De boeren, onderzoekers en beleidsmakers gaan echt met elkaar in gesprek over wat ze van elkaar willen weten. Ik zie dat boeren een collectieve vindingrijkheid hebben om slim samen te werken om bijvoorbeeld hun bestrijdingsmiddelen en krachtvoer te verminderen, en gemotiveerd raken van doelsturing.’ W

www.wur.nl/pavex

DNA in de lucht verraadt dierenleven

Wageningse onderzoekers kunnen met een luchtfilter dierlijk materiaal opvangen om het DNA ervan te analyseren. Zo krijgen ze een idee welke dieren in de omgeving leven, zonder die te hoeven spotten of vastleggen op cameravallen. Dat biedt mogelijkheden voor het in kaart brengen van de biodiversiteit.

TEKST HARM TEN NAPEL FOTOGAFIE GUY ACKERMANS

Het is een zestien kilo zwaar, krokodilgroen apparaat op drie poten, met daaraan iets dat lijkt op een scheepsroer. De Burkard Spore Trap werd oorspronkelijk ontworpen om pollen uit de lucht te lteren. Wageningse wetenschappers onderzochten of het apparaat ook gebruikt kan worden om te bepalen welke gewervelde dieren er in een gebied leven. Die verliezen de hele dag huidschilfers, haren, veren en slijm – allemaal sporen die DNA bevatten. Met dat DNA hopen onderzoekers dieren in de omgeving te kunnen identi ceren zonder ze te hoeven spotten of vastleggen op camera’s; tijdrovende methodes die bovendien kleine soorten kunnen missen. Marcel Polling, dierecoloog bij Wageningen Environmental Research, leidde het onderzoek. ‘We waren niet de eersten. Deense onderzoekers toonden in 2022 aan dat een luchtsampler het DNA kan opvangen van bijna alle dieren in een dierentuin.’ Ook het principe van het analyseren van DNA-sporen uit de omgeving is niet nieuw: in het water en in de bodem verzamelen wetenschappers op deze manier al langer informatie over het aanwezige leven. Het Wageningse onderzoek moest duidelijk maken of een luchtmonsternemer ook in de vrije natuur voldoende

en betrouwbaar DNA uit de lucht kan lteren om de aanwezige zoogdieren en vogels in beeld te brengen.

TAPE MET VASELINE

De Burkard werkt volgens het principe dat de Britse bioloog John Malcolm Hirst in de jaren vijftig ontwierp om schimmelsporen en pollen uit de lucht te vangen. Daarin plakken de deeltjes vast op een microscoopglaasje bedekt met vaseline. Binnenin de Burkard zit een lange rol tape met eveneens een laagje vaseline erop. ‘Een mechaniek rolt de tape langzaam langs de opening aan de voorkant van het apparaat, zodat steeds een nieuw stukje aan de lucht wordt blootgesteld’, legt Polling uit. ‘Daardoor kan de Burkard langere tijd meten. Aan de plaats op de tape kun je zien op welke dag het DNA is opgevangen.’

De windvaan bovenop het apparaat zorgt ervoor dat de opening van de sampler altijd in de wind staat. Om zoveel mogelijk deeltjes op te vangen, zuigt de Burkard ook lucht aan, zo’n tien liter per minuut. De motor die voor de zuigkracht zorgt, wordt aangedreven door een zonnepaneel dat naast het apparaat op de grond ligt. Voor hun onderzoek plaatsten Polling en collega’s de

Burkards een week lang op drie verschillende locaties: een bos, een boomgaard en een zonnepark. Cameravallen legden de dieren vast die voorbij kwamen. ‘Zo controleerden we of de Burkard daadwerkelijk DNA opving van dieren die in de buurt waren geweest.’

In de vaseline werden naast pollen veel minuscule deeltjes dierlijk materiaal met DNA teruggevonden. ‘Of dat stukjes haar of huidschilfers zijn, kunnen we eigenlijk niet zeggen. Daarvoor zijn de deeltjes te klein,’ vertelt Polling. ‘Ze bevatten wel meer dan genoeg DNA om te analyseren.’

HONDERD VOGELSOORTEN

‘We vonden DNA van meer dan honderd vogelsoorten, tientallen zoogdieren en een paar am bieën. Verrassend genoeg zat er ook vissen-DNA tussen. Allemaal zeevissen, dus waarschijnlijk afkomstig van menselijk afval.’ Ook de negen soorten zoogdieren en zeven vogels die de camera’s hadden vastgelegd werden teruggevonden op de tape. De resultaten werden in augustus gepubliceerd in het wetenschappelijk tijdschrift Environmental DNA Collega-ecologen zijn enthousiast over de technologie, vertelt Polling. De potentie voor het meten van biodiversiteit is duidelijk: zonder dieren te hoeven spotten of vangen, kunnen onderzoekers toch een uitgebreide indruk krijgen van de variatie binnen een gebied. ‘Wat we nog niet weten is wat het bereik van de luchtsampler is. Van hoe ver komt het DNA? Hoeveel DNA moet er in de lucht zijn voor het in het monster opduikt? Hou oud kan het DNA zijn? Welke invloed heeft de wind precies?’ Lopend vervolgonderzoek moet antwoord geven op deze vragen.

MAGELHAENPINGUÏN

Niet al het DNA uit de monsters viel te verklaren. Sporen van een exotische papagaai en Japanse kwartel konden teruggeleid worden naar een hobbyist in de omgeving, maar DNA van de Zuid-Amerikaanse magelhaenpinguïn bleef een raadsel.

‘Je zou kunnen zeggen dat de luchtsampler in sommige gevallen té goed werkt,’ stelt Polling. Ook tijdens een vervolgstudie ving de Burkard weer DNA op van allerlei exoten. ‘Huisdieren uit de omgeving, denken we.’ Een mogelijke oplossing zou zijn om korter te meten. ‘Daarom hebben we een soort handmodel van het apparaat meegegeven bij vogelinventarisaties. Dan heb je een monster van een uur, in plaats van een dag. We wachten nog op de resultaten, maar met enig geluk vangen we op deze manier voornamelijk DNA op uit de directe omgeving.’ W

www.wur.nl/environmental-dna

‘We vonden DNA van meer dan honderd vogelsoorten’
De cameraval bij de opstelling bij Proeftuin Randwijk legde een buizerd vast. Het DNA daarvan werd ook in het luchtmonster teruggevonden.

De paling heeft het al decennia moeilijk. Sluizen en gemalen vormen nog altijd grote obstakels voor de mysterieuze trekvis, blijkt uit onderzoek. Intussen komt stukje bij beetje wel de kweek van de volledige palingcyclus in zicht. Als dat lukt, hoeven er voor de palingkweek geen glasaaltjes meer gevangen te worden.

TEKST RENÉ DIDDE FOTO
PLEUL AFP/ANP
PADMOS

Palingobstakels

LEVENSCYCLUS VAN DE EUROPESE AAL

(Anguilla anguilla)

De larfjes komen met de golfstromen mee naar de Europese kust.

De paling paait in de Sargassozee en sterft daarna.

In de experimentele visonderzoeksfaciliteit van Wageningen University & Research opent onderzoeker Arjan Palstra het deksel van een watertank. We zien dikke, donker gekleurde palingen rondzwemmen. ‘Dat zijn geslachtsrijpe vrouwtjes waarvan de eieren eerdaags worden afgestreken’, wijst Palstra. Kleinere en slanke zilverkleurige mannetjes zwemmen nieuwsgierig in en uit pvc-buizen die in de bak zijn aangebracht.

Sinds 2016 probeert de onderzoeker samen met collega Leon Heinsbroek de levenscyclus van de Europese paling in gevangenschap te sluiten. Dat gebeurt in het Eel Reproduction Innovation Centre (EELRIC), dat samen met de stichting Duurzame Palingsector Nederland (DUPAN) is opgezet.

EITJES AFZETTEN

Het eerste doel was om paairijpe vrouwtjes eitjes te laten afzetten, deze te bevruchten met sperma van de mannetjes om zo de eerste larvenstadia op weg naar de jonge zogeheten glasaaltjes te bereiken. ‘Meteen in 2016 zijn we erin geslaagd om de alen larven te laten produceren’, vertelt Palstra. De larven bleven evenwel niet langer dan enkele weken leven. In een vervolgonderzoek, het publiek-private samenwerkingsproject LARVitAAL, proberen de onderzoekers om

Tijdens die reis (van twee tot drie jaar) ontwikkelen ze zich tot glasaaltjes van circa zeven centimeter lang.

Na tien tot dertig jaar zwemmen de schieralen bijna 6.000 kilometer terug om te paaien.

In Europa trekken ze de zoete binnenwateren op om op te groeien.

Hindernissen

Obstakels als dammen, sluizen en gemalen verhinderen de vrije doorgang voor binnenkomende glasaaltjes en wegtrekkende schieralen. Gemalen en waterkrachtcentrales kunnen zelfs dodelijk zijn.

de kwaliteit en gezondheid van de larven te verbeteren. Dat is succesvol, zegt Palstra, dankzij innovaties in de reproductietechnieken. ‘Sinds september van dit jaar testen we ook vernieuwde diëten om de larven beter te laten opgroeien. We hopen dat ze dan structureel het stadium van glasaal bereiken.’ Als dat lukt, hoeven er geen glasaaltjes meer gevangen te worden om op te kweken. Paling kweken gebeurt bij een tiental bedrijven in Nederland. Zij beginnen met glasaaltjes die gevangen worden, meest voor de kust van Frankrijk. Volgens cijfers van DUPAN produceerden de tien bedrijven in 2023 zo’n 2000 ton kweekpaling, opgekweekt vanuit zeven ton glasaal. Ter vergelijking: de beroepsvissers vingen in dat jaar 453 ton wilde paling. Als het lukt om een volledig gesloten aalaquacultuur te bereiken, betekent dat ook goed nieuws voor de wilde paling, aldus Palstra; de visserijdruk zal dan verder afnemen.

HUZARENSTUKJE

De palingpopulatie nam tussen 1980 en 2010 fors af in Europa. De oorzaak daarvan is niet precies duidelijk. ‘De aal is een mysterieuze vis met een lange levenscyclus die zich goeddeels buiten ons gezichtsveld afspeelt’,

vertelt Palstra. De vis paait en produceert larven in zee maar volgroeit in zoetwater. Dat paaien gebeurt in de Sargassozee, bijna zesduizend kilometer van Nederland. De larfjes vertonen vervolgens een huzarenstukje door op de golfstromingen mee te liften naar de Europese kusten, waarbij ze een metamorfose ondergaan en veranderen in kleine, transparante glasaaltjes.

Eenmaal terug in Europa ruiken ze het zoete water, maar ze hebben grote moeite om de binnenwateren en rivieren te bereiken door de honderden obstakels in de vorm van dammen, sluizen en gemalen. Ook voor de wegtrekkende volwassen wordende dieren, zogeheten schieralen, die vanuit het zoete water weer de zee op willen zwemmen naar de Sargassozee, vormen deze obstakels een barrière. Gemalen en waterkrachtcentrales kunnen zelfs dodelijk zijn: ondanks verbeteringen die er de afgelopen decennia aan zijn doorgevoerd vormen deze kunstwerken nog al te vaak een gehaktmolen voor vissen. Ook in andere landen, zoals Spanje en Zweden, zitten de vele waterkrachtcentrales de aal dwars.

Maar er zijn meer oorzaken voor de achteruitgang van de paling. Onderzoekers wijzen ook op vervuiling van de grote rivieren en op de zwemblaasparasiet, die een gezonde

‘De aalstand in Nederland zegt niet zoveel over de hele populatie’

groei van aal belemmert en de conditie voor het terugzwemmen naar de Sargassozee ondermijnt. Bovendien speelt de palingvisserij een rol bij de afgenomen palingstand.

EUROPEES ONDERZOEK

Palstra maakt deel uit van een groep van circa dertig Wageningse wetenschappers die zich bezighouden met de aal in al zijn facetten, zoals de ecologie en vervuiling van zijn leefgebied, de kweek en reproductie, het aalbeleid en de visserij-economie. ‘Ondanks al het wetenschappelijk onderzoek naar de Europese paling, is er niet één oorzaak aan te geven van de grote achteruitgang vanaf de jaren tachtig van de vorige eeuw’, zegt Tessa van der Hammen, onderzoeker bij Wageningen Marine Research. Van der Hammen is projectleider voor de wettelijke Europese onderzoekstaken die Nederland moet uitvoeren om de paling te ondersteunen. Daarvoor voert Van der Hammen data-onderzoek uit naar de omvang van de aalbestanden. ‘Laten we het erop houden dat de achteruitgang veroorzaakt wordt door een cocktail van factoren. Voor de bescherming van de aal wordt vaak als eerste naar de visserij gekeken, maar we moeten alle oorzaken van achteruitgang aanpakken.’ De palingvisserij in Nederland is afgenomen, al is er geen goed beeld van de omvang van illegale visserij. ‘Van september tot december geldt een vangstverbod, om schieraal gelegenheid te geven te vertrekken. De riviervangst is vanwege de vervuiling helemaal gesloten’, aldus Van der Hammen. In 2023 vingen beroepsvissers 453 ton paling, waarvan 282 ton in het IJsselmeer en Markermeer. Zo’n vijftig jaar geleden werd er alleen al in het IJsselmeer regelmatig meer dan duizend ton paling gevangen. Het lastige van goed beheer is dat aal een verspreidingsgebied kent van Noord-Afrika tot

aan IJsland, zegt Van der Hammen. ‘Dat betekent dat alle landen gezamenlijk de aal moeten beschermen. De aalstand in Nederland zegt niet zoveel over de hele populatie.’ Om die reden is sinds 2007 de zogeheten aalverordening in het leven geroepen, waarin de EU elke lidstaat verplicht om nationale en regionale aalbeheerplannen te maken. Zo is er tijdens de schieraaltrek gedurende drie maanden een visserijstop, mogen sportvissers geen aal meer meenemen, wordt er glasaal uitgezet en moeten aanpassingen aan turbines en gemalen worden gedaan zodat de dieren kunnen passeren. ‘Het uiteindelijke doel van de aalverordening is dat in elke lidstaat op de lange termijn meer dan veertig procent van de historische hoeveelheid schieraal naar zee kan trekken om zich voort te planten. Omdat aal een langlevende soort is, wordt verwacht dat het herstel langzaam gaat. De EU kijkt vooral of de trend in de juiste richting gaat.’

AALBESTANDEN

De Wageningse onderzoekers leveren elke drie jaar een schatting over de aalbestanden aan de EU om te laten zien hoe ver Nederland verwijderd is van het vastgestelde doel. Daarvoor worden onder meer het IJsselmeer en de grote rivieren bemonsterd. ‘Vooral in het IJsselmeer is er een duidelijke stijging te zien van het aantal grotere alen’, vertelt Van der Hammen. Die stijging wordt echter niet in alle landen waargenomen. ‘De methodieken om de palingstand vast te stellen, zijn per lidstaat erg verschillend en daardoor moeilijk vergelijkbaar’, vertelt ze. Om die reden kijkt de International Council for the Exploration of the Sea (ICES) vooral naar hoeveel glasaal er vanuit de paaigronden terugkomt naar de Europese kusten. ‘Door die hoeveelheid te vergelijken met cijfers uit eerdere jaren >

ARJAN PALSTRA

Senior onderzoeker visfysiologie en aquacultuur, Wageningen Livestock Research

TESSA VAN DER HAMMEN

Onderzoeker en projectleider aal, Wageningen Marine Research

weet je of er een stijgende of dalende trend is in het hele Europese bestand.’

De schattingen zijn met veel onzekerheden omgeven, maar volgens Van der Hammen lijkt de achteruitgang in het palingbestand in Europa de laatste tien jaar tot stilstand gekomen. ‘Maar de aanvoer van glasaal vanuit de paaigronden is overal in Europa nog steeds erg laag vergeleken met vroeger.’

GLASAAL UITZETTEN

Om de paling in Nederland te ondersteunen, zet DUPAN met subsidie van het ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur in Frankrijk gekochte glasaal uit in onder meer Friesland en de randmeren. ‘Dat leidt tot een stijging van de schieraalstand daar’, aldus Van der Hammen. Maar het is nog niet duidelijk of deze uit Frankrijk afkomstige glasaal uiteindelijk vanuit Nederland de Sargassozee weet te bereiken, zegt Ben Gri oen, promovendus bij de leerstoelgroep Aquacultuur & Visserij. Gri oen onderzoekt bij Wageningen Marine Research in IJmuiden de migratie van trekvis, waaronder de aal, en hij draagt bij aan de monitoring van glasaal op zogenoemde knooppunten. Op die plekken melden de visjes zich begin maart na een lange

reis om de Nederlandse binnenwateren te bereiken. ‘De glasaal is vaak slimmer dan we denken’, vertelt Gri oen. ‘Als het in Katwijk niet lukt binnen te trekken, probeert het jonge visje het gerust nogmaals bij IJmuiden, of bij de Afsluitdijk’, constateerde hij. Hij zag ook meerdere malen dat glasaaltjes vrij gemakkelijk met schepen meeliften die via de schutsluizen bij IJmuiden richting Amsterdam varen. ‘Vooral als er in de avond wordt geschut, komen de aaltjes daar gemakkelijk binnen’, zegt hij.

Voor zijn onderzoek in opdracht van het ministerie van LVVN, Rijkswaterstaat en waterschappen, vangt Gri oen glasaal en geeft ze – na een verdoving – een kleurtje dat verschilt per locatie en tijdstip. De doorzichtige visjes zijn dan ongeveer twee jaar oud en een centimeter of zeven lang. ‘Ze zijn nog te klein om ze uit te rusten met een zender en daarom geven we ze de merkjes om ze te volgen op hun weg naar het zoete water.’ De afgelopen jaren zijn meer dan 150 duizend glasalen van een merkje voorzien. ‘We proberen te achterhalen hoeveel glasalen er zijn, hoelang ze worden tegengehouden door bijvoorbeeld een gemaal en of ze uiteindelijk naar binnen kunnen komen.’ Om te achterhalen hoe de visjes verder door

een gebied migreren, hebben de onderzoekers duizenden gemerkte glasalen in verschillende groepen losgelaten, onder meer in de buitenhaven van IJmuiden.

Gri oen: ‘We zagen op het Noordzeekanaal bijvoorbeeld dat glasalen prima naar binnen kunnen komen, maar dat ze eenmaal in het Noordzeekanaal alsnog ophopen bij de gemalen naar het achterland. Verschillende vispassages werken goed, zoals bij gemaal Halfweg. Daar komt veertig tot tachtig procent van de glasalen succesvol binnen. Bij de meeste vispassages zien we helaas nog maar matig succes met soms een e ectiviteit van enkele procenten.’

KNELPUNTEN OPLOSSEN

De recente kennis van verschillende onderzoekspartijen wordt eind 2024 in een Nationale glasaalbarrièrelijst gepubliceerd met informatie over ruim honderd locaties, vertelt Gri oen. ‘Waterbeheerders krijgen zo meer inzicht in de stand van zaken en waar met maatregelen veel winst is te behalen.’ De kunst is nu om knelpunten voor de intrekkende glasaal op te lossen, maar daarbij ook rekening te houden met de andere aalstadia zoals de opgroeiende rode aal en de wegtrekkende schieraal, zegt de onderzoeker.

Glasaaltjes worden gemerkt met een kleur die verschilt per locatie en tijdstip, om te achterhalen waar ze worden tegengehouden.
FOTO'S BEN GRIFFIOEN

En dan is het weer slecht nieuws dat zich juist bij het grote spuisluizencomplex in IJmuiden het meest dodelijke gemaal van Nederland bevindt, aldus Gri oen. ‘Schieralen kiezen vaak de route van het meeste water. Bij IJmuiden betekent dat dat ze, in omgekeerde richting van de glasaal, via het gemaal naar zee zwemmen. We hebben berekend dat van alle wegtrekkende schieraal daar tien tot vijftien procent sterft, en dat is doodzonde’, zegt hij. Je kan wel maatregelen toepassen zoals aangepast maalbeheer, of schieralen afschrikken met geluid of stroboscooplicht itsen, maar het blijft toch pleisters plakken, aldus de onderzoeker. ‘De oplossing zit hem eigenlijk in het plaatsen van visveilige pompen waar een schieraal schadevrij doorheen kan en wil zwemmen. Maar het duurt nog wel even voordat elk gemaal in Nederland zo’n pomp heeft. De levensduur is lang en pompen worden veelal niet voortijdig vervangen.’

MOOIE SLIJMLAAG

Intussen houden onderzoekers Palstra en Heinsbroek zich in Wageningen niet alleen bezig met het kweken van larven. Ze werken ook aan het opkweken van glasaal tot ouderdieren. ‘Van de glasalen kweken we schitterende schieralen op met een mooie slijmlaag, zonder signalen van stress of agressie, door in stroomgoten de trip naar de Sargassozee na te bootsen’, wijst Palstra. De alen zwemmen daarvoor tegen een stroom in van 0,57 meter per seconde die door een propeller wordt opgewekt. ‘Daaruit leiden we de gezwommen afstand af, terwijl ze uiteraard op hun plek blijven zwemmen. We laten ze drieduizend kilometer a eggen. Dat is voldoende om ze ‘schier’ te krijgen.’ Al na anderhalf jaar kunnen de onderzoekers ze als ouderdier gebruiken, waarbij ze door toediening van hormonen geslachtsrijp worden.

‘We hoeven dus niet zeven tot wel meer dan vijftig jaar te wachten zoals bij de wilde aal.’ Het zou ook mooi zijn als de dieren zelf gaan bedenken wanneer ze ovuleren en paaien, zegt Palstra. Palstra werkt samen met Finse onderzoekers en het Maretarium, een aquarium voor zoetwatervissen in Kotka, Finland, waar een 43-jarige vrouwtjespaling spontaan paairijp werd. ‘Ze maakte deel uit van een groep alen van meer dan een meter lang, die continu wordt gemonitord. Die kennis is van groot belang omdat we geen informatie hebben over paaiende paling in de Sargassozee. Natuurlijk gerijpte Europes paling is nog nooit gevangen, niet in de Sargassozee, noch elders.’ W

www.wur.nl/paling

‘De oplossing zit hem in visveilige pompen’

BEN GRIFFIOEN

Promovendus leerstoelgroep

Aquacultuur & Visserij, Wageningen Marine Research

MET AI SCHIERALEN TELLEN

Om te achterhalen hoeveel volwassen schieralen vanuit de zoete binnenwateren op weg gaan naar de Sargassozee om te paaien, vangen beroepsvissers de alen in hun fuiken, in samenwerking met Wageningen Marine Research. Ze zien snel of het een opgroeiende rode aal of een schieraal is. Een schieraal is langer en krijgt een zilverkleurige tint op de buik en een donkere rug; perfecte camouflage voor de lange reis. Ook krijgt de aal grote ogen met een blauwe gloed, waardoor hij beter ziet in dieper water.

Onderzoekers laten in IJmuiden nu zowel rode aal als schieraal langs een onderwatercamera zwemmen. ‘De artificial intelligence achter de camera leert het onderscheid maken tussen de aalstadia’, zegt zoetwaterecoloog Jorn School. ‘Is de oog-lengte verhouding kleiner dan een bepaald getal dan is het rode aal, anders is het schier.’

School hoopt hiermee betere schattingen te kunnen maken van het aantal schieralen dat op reis gaat. ‘Een groot voordeel is dat de aal meteen vrijuit kan gaan, en niet dagen in de fuik zit.’ De camera legt ook het exacte tijdstip van de detectie vast. Daarmee kan de onderzoeker analyseren welke omstandigheden het trekgedrag beïnvloeden, zoals de maanstand, de temperatuur of stroming.

Water zuiveren van medicijnresten

Een nieuwe Wageningse waterzuiveringstechnologie, mede ontwikkeld

door Royal HaskoningDHV, verwijdert tot negentig procent van de medicijnresten uit rioolwater. Micro-organismen en ozon klaren samen

deze klus. De eerste installatie wordt op dit moment gebouwd in Zeist.

TEKST RENÉ DIDDE ILLUSTRATIE SHUTTERSTOCK

Mensen worden steeds ouder, wat gepaard gaat met steeds meer medicijngebruik. En dat is problematisch voor de waterkwaliteit. Medicijnresten, maar ook bijvoorbeeld anticonceptiemiddelen als de pil, komen via de urine in het rioolwater terecht en slippen door de gangbare rioolwaterzuiveringsinstallaties

heen. Per jaar belandt zo meer dan 190 duizend kilo medicijnen in het oppervlaktewater, aldus het RIVM. Drinkwaterbedrijven die oppervlaktewater gebruiken hebben steeds meer moeite om deze sto en uit het water te halen. Ook zijn veel van de sto en schadelijk voor het waterleven. De veelgebruikte pijnstiller diclofenac

bijvoorbeeld kan kieuwen, lever en nieren van vissen aantasten. Bekend is ook dat de anticonceptiepil geslachtsverandering bij vissen kan veroorzaken en dat antidepressiva het gedrag van vissen en waterkreeftjes beïnvloeden. Waterschappen zijn al jaren bezig om deze hardnekkige sto en met nieuwe technoogieën en extra zuiveringsstappen uit riool-

‘Het meeste vuile werk wordt biologisch opgeknapt’

water te verwijderen. Een van de methodes werkt via adsorptie van medicijnresten aan actief kool – een soort norit – een andere methode knipt de verontreiniging met ozon tot minder schadelijke, kleinere stofjes. Een tijdlang onderzochten technologen ook ultraviolet licht dat de verbindingen kapot kan schieten, maar dat kost te veel energie. Zo’n tien jaar geleden begon een Wagenings onderzoeksteam van promovendi onder leiding van hoogleraar Milieu- en watertechnologie Huub Rijnaarts aan de ontwikkeling van een nieuwe zuiveringstechnologie. Hierbij ontfermen micro-organismen, die zich als een bio lm hechten aan actief kool, zich over de best afbreekbare delen van de medicijnresten, vertelt alumnus Arnoud de Wilt. Hij werkte in Wageningen als promovendus aan de ontwikkeling en werkt intussen al jaren bij adviesbureau Royal HaskoningDHV. ‘We zagen dat zich na verloop van tijd een hele dierentuin aan micro-organismen nestelde in de bio lm. We gaven deze organismen eerst alle tijd om de meeste troep op te ruimen.’ De technologen moesten wel voor voldoende zuurstof zorgen, anders deden de organismen weinig met de medicijnresten.

OZON

Vervolgens brachten de onderzoekers het resterende, moeilijk afbreekbare deel naar een kleine tank waaraan ze ozon toevoegden. Deze zeer reactieve ‘super-zuurstof’ breekt de vervuiling af door de lange ketens kapot te knippen. Zo blijkt bijvoorbeeld het veelgebruikte epilepsiemedicijn carbamazepine ongedeerd te blijven na de afbraakpogingen van het leger van microorganismen, zagen de onderzoekers. ‘Dat wordt in de ozonreactor door de chemische oxidatie wel afgebroken. Doordat het meeste vuile werk al biologisch is opgeknapt, is daarbij slechts 25 procent van de gangbare hoeveelheid ozon nodig’, aldus De Wilt. Dat scheelt niet alleen in de kosten. ‘Door de

geringere dosis ozon ontstaat geen of nauwelijks bromaat, een schadelijk bijproduct van de ozonreactie’, aldus De Wilt. ‘Bromaat is voor humane consumptie een potentieel carcinogene stof, voor het aquatisch milieu vormt het overigens geen gevaar.’ Ook de energiebehoefte is een stuk lager.

DE VERNUFTELING

Het is een typisch Wageningse werkwijze om in de waterzuivering biologische processen in te zetten. In mei dit jaar won de technologie, die Aurea werd gedoopt, De Vernufteling; een prijs van Koninklijke NLIngenieurs, ingenieursvereniging KIVI en tijdschrift De Ingenieur voor innovatieve ingenieursprojecten met maatschappelijke meerwaarde.

De nieuwe aanpak maakt tot 90 procent van de farmaceutische sto en onschadelijk, en moet zich nu in de praktijk bewijzen. Op dit moment bouwt Hoogheemraadschap

De Stichtse Rijnlanden op de rioolwaterzuiveringsinstallatie in Zeist een volwaardige installatie. Uit een recent vergelijkend onderzoek van STOWA blijkt dat meerdere nieuwe zuiveringstechnologieën intussen klaar zijn voor de praktijk. ‘Onze technologie scoort heel goed’, zegt De Wilt. ‘Dit jaar volgt nog een tweede project full-scale.’ Niet alle 314 rioolwaterzuiveringen in Nederland zullen voor de Wageningse technologie kiezen. ‘Ik verwacht een marktaandeel van 20 tot 40 procent.’

Aurea kan niet de actuele probleemstof PFAS opruimen, blijkt uit onderzoek. De Wilt: ‘Wel zie ik kansen om deze technologie te gebruiken als voorzuiveringsstap om zoveel mogelijk troep uit het water te halen, waarna een PFAS-afbraaktechnologie het verdere werk e ciënter kan uitvoeren.’

De leerstoelgroep Milieutechnologie werkt aan een PFAS-vernietigingstechnologie, in samenwerking met Royal HaskoningDHV en andere partners. W

www.wur.nl/rioolwater-zuiveren

WATER ZUIVEREN AAN DE BRON

In samenwerking met ziekenhuizen, waterschappen en technologieleveranciers onderzoekt Wageningen Food & Biobased Research ook het zuiveren van afvalwater aan de bron, zoals bij ziekenhuizen en verzorgingscentra. ‘Het verwijderen van farmaceutische en antimicrobiële resistente stoffen op locIatie is effectiever dan via zuivering bij zuiveringsinstallaties’, zegt projectleider Tania Mutiba Zambrano. 'Eerst analyseren we de chemische en microbiologische componenten in het afvalwater en beoordelen we verschillende technologieën om deze stoffen te verwijderen. Er bestaan al veel state-of-the-art technologieën op dit gebied, maar één technologie is niet voldoende. We moeten verschillende methoden combineren. Dat maakt het proces efficiënter en lager in energieverbruik. De eerste helft van het onderzoek bestaat uit testen in het lab, begin 2025 zullen we bij enkele ziekenhuizen of zorginstellingen de werkzaamheid van de technologieën analyseren.’

AUTONOMOUS GREENHOUSE CHALLENGE:

Wiens software kweekt de beste tomaten?

In de kassen in Bleiswijk strijden vijf internationale teams om de titel ‘beste autonome teler’. De grote uitdaging bij deze tweejaarlijkse wedstijd is dat de deelnemers de kas niet mogen betreden. De software die de keuzes maakt over de groeiomstandigheden is van tevoren ontwikkeld door de teams.

In een kas van Wageningen Plant Research in Bleiswijk staan drie lange metalen tafels, van voor tot achter gevuld met dwergtomatenplanten in potten. Onderin hangen al de eerste groene tomaten, bovenin zijn de gele bloemen nog aanwezig. Bestuivende hommels vliegen vanuit hun kartonnen nest van bloem naar bloem. Elke plant heeft een eigen druppelaar voor de vochtvoorziening. Hoger in de kas gaan de ledlampen net aan. Boven de middelste tafel hangt een bescheiden camera in een grijze vierkante behuizing, onherkenbaar als je het niet weet. In de naastgelegen kascompartimenten staan vergelijkbare opstellingen met dwergtomaten. Hier vindt de Autonomous Greenhouse Challenge plaats. Vijf teams beheren elk een compartiment. De grote uitdaging van deze wedstrijd: de deelnemers mogen de kas niet in. Sterker

nog, de teams mogen nu niets meer wijzigen aan de AI-software die ze van tevoren hebben geprogrammeerd. Keuzes over bij welke omstandigheden de ventilatie aanslaat, wanneer de lichten aan gaan, extra verwarming nodig is, of CO2 en water worden toegediend, liggen vast. Winnaar is het team dat de beste balans vindt tussen opbrengst en kosten.

SOFTWARE ONTWIKKELEN

‘De wedstrijd begon eerder dit jaar met online opdrachten voor alle twintig ingeschreven teams’, legt Stef Maree uit, organisator van de greenhouse challenge vanuit Wageningen Plant Research. ‘In een gewassimulator, een model dat plantengroei onder verschillende omstandigheden in een computer nabootst, konden de teams experimenteren met een keur aan instellingen,

om te oefenen en hun inzicht te tonen.’ In juni volgde een hackaton in Nederland. Vooral de beeldexperts uit de teams moesten daar ink aan de bak met een nieuw onderdeel van de challenge: plaagbeheersing met biologische bestrijding. ‘In elke kas staat een gele plakplaat waar plaaginsecten aan blijven kleven. Het geautomatiseerde systeem maakt daar dagelijks een foto van’, vertelt Maree. ‘Tijdens de hackaton moesten de teams hiervoor beeldherkenningssoftware ontwikkelen op basis van een klein aantal foto’s.’ Afsluitend koos een jury de vijf teams die deze opdrachten het best hadden uitgevoerd. Die mochten door naar de nale, waarin ze vanaf september hun eigen kascompartiment moesten beheren. De maanden daartussen waren het meest intensief voor de teams. Ze bouwden de AI-modellen waarmee ze de kas tot half

TEKST TANJA SPEEK FOTOGRAFIE STUDIO SARAH VLEKKE

december aansturen. De ontworpen algoritmes nemen daarna alle beslissingen.

EERSTE KEER

KwangSup Lyu uit Zuid-Korea is de teamcaptain voor team Trigger. Hij is CEO van Grit, een IT-startup en dochteronderneming van het hightech kassenbouwbedrijf Daeyoung. Zijn team doet voor het eerst mee en behaalde gelijk de nale, vertelt Lyu via een videoverbinding. ‘We hebben bij een vergelijkbare wedstrijd in Zuid-Korea al eens meegedaan en gewonnen.’ Zijn team bestaat uit directe collega’s, aangevuld met een AI-expert, een student en een gewasconsultant uit Korea. Het is een bevreemdende ervaring, vindt Lyu, om niet zelf in de kas rond te lopen. Het liefst zou hij de planten even van dichtbij zien.

‘Nu hebben we alleen de live beelden van

‘Het is een uitdaging om al die sensoren goed te gebruiken’

bovenaf. Ik zie de kleur van de stengels niet en of de bloemen onderin de plant al tot tomaten uitgroeien. Natuurlijk meten we heel veel andere data, zoals bladoppervlakte via de camerabeelden, maar het voelt toch anders.’ Hightech glastuinbouw is nog vrij nieuw in Zuid-Korea, licht Lyu toe. ‘Dus er valt veel te

leren. In totaal kent ons land ongeveer 57.000 hectare kassen. Het grootste deel daarvan zijn eenvoudige plastic tunnels, op slechts 500 hectare staan moderne kassen. Maar de regering steunt de groei in deze sector, we staan aan de vooravond van grote veranderingen.’ Andere nale-teams zetelen in China, bij de TU Delft en nogmaals Zuid-Korea. Ook WUR heeft een team, genaamd Tomatonuts, met promovendus Ziye Zhu als teamcaptain. Hij doet voor de tweede keer mee. Dit team bestaat vooral uit collega’s van leerstoelgroep Agricultural Biosystems Engineering, samen met onderzoekers van de groep Horticulture and Plant Physiology. ‘En er doet een ervaren beheerder van het kassencomplex in Wageningen mee. Ik doe dit naast mijn promotieproject, maar ik hoop dit wel te kunnen gebruiken in mijn proef-

De kassen met dwergtomaten in Bleiswijk zijn voorzien van camera’s en sensoren die gegevens leveren voor de aansturende AI-software.
‘In het begin keek ik wel ieder uur naar de parameters op de website’

schrift over plantengroei-modellen’, vertelt Zhu. Bart van Laatum, collega-promovendus op dezelfde leerstoelgroep met een achtergrond als computerwetenschapper, doet voor het eerst mee. ‘Het is leerzaam, maar intensief. Veel van de uren die we maakten, waren buiten werktijd.’

IEDEREEN KIJKT MEE

Alle teams zijn online te volgen op een website met een dashboard met alle gegevens van de tomatenplanten. In de kantine in Bleiswijk staat een groot touchscreen waarop het dashboard de hele dag te zien is. Per team zijn alle belangrijke parameters voor de plantengroei te vinden. Temperatuur, vochtigheid, watergift, belichting en gemiddelde kosten voor onder meer energie en kashuur per dag. Ook is live camerabeeld uit elk kascompartiment te zien. Maree vertelt dat collega’s in Bleiswijk hierdoor betrokken blijven bij de challenge. ‘Iedereen kijkt toch even; hoe staat het ervoor? We hebben het er met elkaar over.’

Net als de andere teams, volgt team Tomatonuts de weergegeven data intensief. Zhu: ‘Toen we net begonnen aan dit deel van

REFERENTIEKAS

Totaal verwarmingsvermogen

Totaal elektriciteitsverbruik LED's

Totaal CO2-dosering 9

de challenge keek ik wel elk uur naar de waardes op de website. Zouden de parameters reageren hoe we het bedacht hebben? In het begin groeiden onze planten langzamer dan die van de andere deelnemers.’ Van Laatum vult aan: ‘En we kijken ook: wat doen die andere teams? We kunnen niet zien wat zij geprogrammeerd hebben, maar we krijgen wel een idee van hun aanpak. Eén team heeft bijvoorbeeld bijna continu het licht aan.’

EIGEN SENSOREN

Bij één van de teams hangen in de kas vier op het oog willekeurig draaiende zwarte bollen met camera’s boven de tafels. ‘Simpel gezegd: die schatten de fotosynthese-activiteit van de planten,’ legt Maree uit. Het is een voorbeeld van de eigen sensoren die de teams mogen toevoegen. Vaak worden die gesponsord door bedrijven die ervaring met hun nieuwste apparatuur willen opdoen. Team Tomatonuts houdt het bij de basissensoren. Van Laatum: ‘Het is al een hele uitdaging om al die sensoren goed in te stellen en te begrijpen. Er is bijvoorbeeld ook een sensor voor bodemvochtigheid, die kan

helpen om de juiste watergift in te stellen. Maar we begrepen de sensor onvoldoende. We besloten de data hiervan alleen te observeren en niet te gebruiken in ons algoritme.’

KUNDIGE TELERS

Het klinkt als een kille toekomst, een kas waarin volledig autonoom geteeld wordt, zonder personeel. Dat is ook niet het doel, vertelt Maree. ‘Deze technologie kan een teler wel ondersteunen. Natuurlijk loopt een goede teler graag door zijn kassen om te zien hoe de gewassen erbij staan. Ondertussen neemt het personeelstekort in de glastuinbouw nog steeds toe terwijl ook het totale areaal toeneemt, de bedrijven worden groter.’ Goede algoritmes kunnen een teler dan ondersteunen, zodat hij niet bij alles zelf hoeft langs te lopen. Dagelijks bijsturen op basis van informatie uit de metingen en eigen kennis zal de praktijk worden, verwacht Maree. ‘Bovendien kunnen ingewikkelde beslissingen, bijvoorbeeld over variabele stroomtarieven, daarin meegenomen worden, zodat de teler zich op de planten kan focussen.’ In China is dat nog anders, vertelt Zhu.

Totaal verwarmingsvermogen

Totaal elektriciteitsverbruik LED's

Totaal CO2-dosering

MJ

Totaal verwarmingsvermogen

Totaal elektriciteitsverbruik LED's

Totaal CO2-dosering

‘Daar zijn ze inmiddels wel goed in het bouwen van kassen, maar de kennis van het beheer blijft nog achter. Een kundige teler is beter dan een algoritme, maar een algoritme is weer beter dan een teler met beperkte kennis en ervaring.’

De wedstrijd draait om het team dat de beste balans weet te scoren op de combinatie van het gewicht van de planten – ze worden als potplanten verkocht – de kwaliteit van de tomaten en de kosten. ‘De periode in de kas duurt tot maximaal 15 december, maar we verwachten dat een aantal teams al vroeger zal oogsten’, aldus Maree. ‘Wij voeren die oogst dan voor hen uit.’ De kosten van het ontwikkelen en draaien van de software worden nog niet meegerekend. ‘Het is een belangrijk punt, maar lastig mee te nemen. Het stroomverbruik van AI kan hoog zijn, maar de kosten zitten vooral in het ontwikkelen. Ze worden daarmee lager per plant naarmate je de software meer kan gebruiken. Misschien een leuke toevoeging voor de volgende challenge.’ W

www.wur.eu/greenhouse-challenge

MUGROW

Totaal verwarmingsvermogen

Totaal elektriciteitsverbruik LED's

Totaal CO2-dosering

STEEDS AUTONOMER

De Autonomous Greenhouse Challenge wordt sinds 2018 georganiseerd door Wageningen University & Research met hulp van sponsoren, zoals Tencent, een Aziatisch technologiebedrijf. Elke keer wordt een ander gewas geteeld. In voorgaande edities waren dat komkommer, kerstomaat en sla. Elke editie komt de challenge weer een stap verder in het volledig autonoom telen. Tijdens de eerste editie lag de focus vooral op telen op afstand en konden de teams het kaspersoneel nog vragen om bijvoorbeeld de temperatuur toch wat hoger te zetten. Uit voorgaande challenges zijn meerdere start-ups ontsproten. Voorbeelden zijn het Rotterdamse Blue Radix en het Amerikaanse Koidra, dat de eerste en de derde challenge won. De laatste keer met een ruim 30 procent hogere opbrengst dan de tuinders van de referentiekas. Vanuit Zuid-Korea doet Croft weer mee, dat vorig jaar de voorrondes won. Het zijn bedrijven die met AI en algoritmes telers helpen om meer autonoom te telen.

Vijf teams volgen de resultaten van hun kascompartiment en de referentiekas via een online dashboard met live camerabeeld en parameters als temperatuur, vochtigheid, watergift, belichting en gemiddelde kosten.

TOMATONUTS

Totaal verwarmingsvermogen

Totaal elektriciteitsverbruik LED's

Totaal CO2-dosering

TRIGGER

Totaal verwarmingsvermogen

Totaal elektriciteitsverbruik LED's

Totaal CO2-dosering

Gewasschade verzekeren met foto’s

Voor kleine boeren in afgelegen gebieden kan het lastig zijn om schade aan gewassen te bewijzen aan de verzekeraar. Een nieuwe verzekeringsmethode, waarbij boeren foto’s van hun gewassen maken met de smartphone, biedt meer zekerheid.

Een boer in Kenia met een klein stuk land staat voor lastige beslissingen tijdens het groeiseizoen van zijn gewassen. Moet ik op dezelfde dag als elk jaar beginnen met planten? Zal de regen op tijd komen om de gewassen goed te laten groeien? Onvoorziene weersomstandigheden vergroten de kans op verlies van opbrengst en dus van inkomsten. In de toekomst kan deze boer het risico op droogte of andere schadelijke weersomstandigheden beter beheren met een nieuwe vorm van verzekering. Eventuele schade wordt vastgelegd door foto’s die de boer om de paar weken van zijn veld maakt. Die helpen de verzekeraar bij de beoordeling. Verzekeren tegen schade is moeilijk voor kleinschalige boeren, legt Francesco Cecchi uit, universitair hoofddocent bij de leerstoelgroep Ontwikkelingseconomie. Hij doet onderzoek in landen als Kenia, Ethiopië en India, waar miljoenen boeren de beschikking hebben over minder dan een halve hectare land. ‘De meeste van die boeren zijn onverze-

kerd omdat het gewoon te duur is en de kans op compensatie te klein. De schade moet worden vastgesteld in zeer afgelegen gebieden, wat te veel moeite kost voor de verzekeraar, dus gebeurt het niet. Als gevolg hiervan krijgen boeren geen compensatie als er twijfel is.’

SATELLIETGEGEVENS

Eerder werd gedacht dat het probleem kon worden opgelost door satellietgegevens te gebruiken om schade in afgelegen gebieden te beoordelen. ‘Helaas leidde dat niet tot meer interesse voor verzekeren onder kleine boeren. Ze konden er nog steeds niet op vertrouwen dat de verzekering zou uitkeren in geval van schade. Er kan aan de ene kant van een heuvel meer regen zijn gevallen dan aan de andere kant, en satellietgegevens kunnen dat vaak niet detecteren.’

Vooral de laatste jaren is onverzekerd zijn een groeiend probleem. ‘De risico's van extreem weer zijn behoorlijk groot voor boeren die afhankelijk zijn van de opbrengst van

zo'n klein perceel’, zegt Cecchi. ‘Ze maken jaarlijkse risicobeoordelingen om de kans op genoeg inkomsten voor hun gezin te vergroten, en nemen maatregelen zoals het planten van verschillende gewasvariëteiten. Ook de timing is cruciaal. Het ideale moment om te planten is vlak voordat het regenseizoen begint, aangezien de gewassen vaak afhankelijk zijn van elke druppel. Maar met klimaatverandering veranderen zowel de timing als de hoeveelheid regen. Dit vergroot de kans dat de gewassen helemaal niet groeien, met alle gevolgen van dien. Een mislukte oogst is rampzalig voor mensen die op of net onder de armoedegrens leven.’

SCHADE-EXPERTS

Cecchi heeft daarom samen met het International Food Policy Research Institute (IFPRI) een nieuwe methode ontwikkeld om bewijs te leveren voor de verzekering in geval van opbrengstverlies: Picture-Based Insurance (PBI) . Boeren gebruiken daarbij

TEKST PAULINE VAN SCHAYK FOTO WUR

John Poi Namanjelie demonstreert de Picture-Based Insurance-app op zijn boerderij bij Bungoma, Kenia.

een smartphone om foto's te maken van hun veld en loaden deze up naar de verzekeraar. ‘De boeren moeten om de paar weken exact dezelfde foto van hun veld maken. Als er plotseling schade optreedt, zie je een duidelijk verschil en als er bijvoorbeeld sprake is van aanhoudende droogte, zie je de schade geleidelijk toenemen.’ Wanneer er een claim wordt ingediend, bekijken drie schade-experts de foto's. Als ze een aanzienlijk oogstverlies vaststellen, keert de verzekering uit. Cecchi en collega’s startten in 2018 een meerjarige pilot in Kenia, Ethiopië en India in samenwerking met IFPRI en de nationale overheden. Boeren kregen gratis een verzekering aangeboden: de ene groep kon de nieuwe Picture-Based Insurance uitproberen en de andere groep kreeg een standaard verzekering. Na drie jaar konden de deelnemers kiezen voor een betaalde versie. Beide verzekeringsvormen hadden dezelfde prijs. In Kenia bleek dat degenen die Picture-Based Insurance hadden ervaren, 30 procent meer

‘Een mislukte oogst is rampzalig voor mensen die op de armoedegrens leven’

geneigd waren een verzekering af te sluiten. Een van de boeren noemde als belangrijkste reden om voor PBI te kiezen: ‘Het voordeel is dat ik een veel grotere kans heb om gecompenseerd te worden, dus om verliezen te voorkomen en zelfs een kleine winst te maken, zodat ik volgend seizoen weer kan boeren.’

ALGORITME

Met de tot nu toe verzamelde foto’s trainen de onderzoekers een algoritme, dat automatisch beoordeelt hoeveel schade de gewassen hebben geleden. In 88 procent van de gevallen komt het oordeel overeen met dat van de experts die de foto's beoor-

deelden. Cecchi: ‘Dat is een vrij hoog betrouwbaarheidsniveau, maar nog niet hoog genoeg om handmatige beoordeling volledig achterwege te laten. Maar het voordeel is dat de experts alleen de twijfelgevallen hoeven te beoordelen, wat veel werk bespaart.’ In de tussentijd hoopt Cecchi dat verzekeringsmaatschappijen PBI in hun producten zullen opnemen. Eén bedrijf gaat het al aanbieden, maar in een beperktere vorm. ‘Uiteindelijk is het aan de verzekeraars of en hoe ze PBI zullen opnemen in hun verzekeringsproducten.’ W

www.wur.nl/pbinsurance

TRUFFELTELER JUDITH EVENAAR:

‘Na ruim tien jaar is dit nog altijd pionieren’

Ze wilde meer buiten zijn, meer bezig zijn met goede voeding. Toen ze op een congres truffels tegenkwam was ze verkocht. In 2013 trok

Judith Evenaar de stoute schoenen aan en begon in Nederland een truffelgaard. 'Ik kan niet aan de vraag voldoen.'

TEKST RIK NIJLAND FOTOGRAFIE ERIC SCHOLTEN

igenlijk was ik meer een kattenmens, maar een tru elteler heeft absolúút een hond nodig’, vertelt Judith Evenaar in haar gaard op het landgoed Oranje Nassau’s Oord, tussen Wageningen en Renkum. Hoewel het geen oogstseizoen is, mag Turner bij wijze van training laten zien hoe een truffelhond te werk gaat. Met haar neus over de grond scharrelt zij tussen de zo’n zes meter hoge hazelaars en eiken, terwijl Evenaar aanmoedigt: ‘Soeper, soeper’, een overblijfsel van de training die de hond volgde in Duitsland. Als Turner voorzichtig met een poot een ondiep kuiltje graaft en gaat liggen, snelt Evenaar toe en vist een balletje, een inke, wat mottige knikker uit het Veluwse zand. Bingo: een tru el. De hond heeft haar werk goed gedaan en krijgt een beloning, maar de buit is helaas een ongewenste in ltrant in de gaard.

‘Er zijn ongeveer tweehonderd soorten echte tru els van de Tuber-familie’, legt Evenaar uit. ‘De culinaire ruiken aards en bedwelmend, hemels soms; ze verspreiden een geur die wordt omschreven als die van een bed na een warme liefdesnacht, een geur die we koesteren.’ En de in ltrant? ‘Die stinkt. We vinden er de laatste tijd meer. Ik weet niet waar deze soort vandaan komt. Zat die hier al in de grond, of is die meegekomen met de bomen die ik heb geplant? Na ruim tien jaar is dit nog altijd pionieren.’

LIEFDE VOOR BOS

Evenaar studeerde Levensmiddelentechnologie en studeerde af als bioprocestechnoloog, een vakgebied waarbij juist zo min mogelijk aan de grillen van de natuur wordt overgelaten. Vervolgens werkte ze als

onderzoeker bij de vaccinafdeling van het RIVM, totdat ze met haar man meereisde, die een postdoc-baan kreeg in Vancouver. ‘Daar ontdekte ik mijn liefde voor bos. Elke dag liep ik met de kindertjes door de prachtige Canadese natuur. Dat was geweldig. We hebben er serieus over gedacht om te emigreren. Maar we misten de familie én Wageningen. Toen we besloten terug te komen, wilden we per se weer hier wonen.’ Het vaccinonderzoek bij het RIVM, dat aansloot bij haar studie, vond ze ‘mooi werk’, maar toen ze terugkeerde in Nederland, besloot ze een andere koers te varen: minder achter de pc, meer buiten, meer nadruk op goede voeding. ‘Ik houd van kleinschalige lokale productie, van telers die gepassioneerd zijn voor hun werk en van korte ketens tussen producent en consument.’

Judith Evenaar: 'De culinaire truffels ruiken aards en bedwelmend.'

In 2002 zette ze met een aantal anderen de Slow Food-groep Oogsten zonder Zaaien op, gespecialiseerd in het plukken van eetbare planten en paddenstoelen in de natuur. Vervolgens ontwikkelde ze met een compagnon het bedrijf Casa Foresta, dat cursussen geeft over wild plukken en pakketten levert voor de thuisteelt van shiitake en koningsoesterzwammen.

DELICATESSE

Totdat ze in 2011 een paddenstoelencongres in Marokko bezocht. ‘Daar kwam ik voor het eerst in aanraking met tru els. Ik was gefascineerd! Neem bijvoorbeeld de woestijntru el, een schimmel die in symbiose leeft

met de plant het zonneroosje. Een delicatesse waar in het Midden-Oosten kapitalen voor wordt betaald.’

‘Marokko is een land met een tru elcultuur en tru elgaarden’, vertelt ze. ‘Ik wist niks over tru els, ook niet dat ze geteeld konden worden. Dat is echt een heel andere tak van sport dan shiitakes en oesterzwammen, soorten die hout afbreken. De kweek daarvan is ook een mooi productieproces, maar vrij rechttoe, rechtaan: goed hout en de juiste temperatuur en luchtvochtigheid; veel meer is niet nodig. Tru els zijn mysterieuzer, ze groeien onder de grond; én het zijn mycorrhiza-schimmels die samenleven met struiken en bomen. Die samenwerking

plus de teelt buiten in de natuur, spreekt me nog steeds enorm aan.’

Evenaar laat microscopische opnamen zien van haarwortels van bomen die omgeven zijn door een dun, donzig laagje schimmel. Boom en schimmel pro teren beide van deze symbiose. De boom wordt geholpen met de opname van water en nutriënten; in ruil daarvoor levert die suikers aan z’n partner. Om zich voor te planten vormt de schimmel onder de grond vruchtlichamen die een sterke geur afgeven, waardoor ze in de natuur worden opgegraven door bijvoorbeeld hongerige wilde zwijnen en eekhoorns die via hun uitwerpselen de sporen verspreiden. Of de tru els belanden in de zijtas van oude Italiaanse of Franse mannetjes met getrainde honden die hun vondsten verkopen. Dat is nog altijd een belangrijke aanvoerlijn, maar volgens Evenaar komen er ook veel tru els uit landen die minder bekend staan om hun tru elcultuur, zoals Spanje. Bovendien is inmiddels zeker de helft afkomstig van tru elgaarden in onder meer Hongarije, Marokko, Duitsland, China en vooral ook Australië.

300 BOOMPJES

In 2013 trok zij zelf de stoute schoenen aan. Ze pachtte de overwoekerde, voormalige boomkwekerij van 0,8 hectare bij Oranje Nassau’s Oord. Daar plantte ze 300 toen nog kniehoge boompjes: afwisselend rijen hazelaars, zomereiken en vooruitlopend op klimaatverandering ook de warmteminnende donzige eik en steeneik. Tru els kunnen met meerdere boomsoorten samenleven, soms ook met sparren. ‘De gastheer is niet alleen eik, zoals vaak wordt gedacht. Het is wel essentieel dat de bodem voldoende kalk bevat’, aldus Evenaar. ‘Hier op de Veluwe was die juist uitgesproken zuur; om een hogere pH te krijgen is eerst heel veel Limburgse mergel in de bodem verwerkt.’

Ze koos voor de bianchetti- of voorjaarstru el. ‘Over de teelt was niet veel bekend,

daar heb ik het me zelf best lastig gemaakt, maar deze soort komt een heel enkele keer ook in het wild in Nederland voor. Het is dus geen exoot.’ Om deze soort in haar gaard te krijgen, kocht ze de jonge hazelaars en eiken bij gespecialiseerde kwekers in Italië, Spanje en Groot-Brittannië die de wortels inoculeren, enten met schimmeldraden van de truffel, een techniek die in 1970 is ontwikkeld door het Franse onderzoeksinstituut INRA. Bij die eerste schreden kreeg ze advies van Thom Kuijper van de universiteit van

‘Ik ben geloof ik wel een beetje een tru el-junk geworden’

Wageningen, inmiddels emeritus hoogleraar bodembiologie en gespecialiseerd in mycorrhizaschimmels, en keek ze de kunst af bij een netwerk van collega’s dat ze opbouwde, van Finland tot Marokko. ‘Ik heb eigenlijk weinig contact met de universiteit. Toen ik begon was er weinig belangstelling voor het bodemleven en de tru el werd als iets exotisch beschouwd. Daar is inmiddels verandering in gekomen.’

TRUFFELHOND

In 2020 oogstte ze haar eerste tru els. ‘Turner was er toen nog niet. Ik werd geholpen door Fredo, een getrainde tru elhond. Zijn baasje had over mijn initiatief gelezen en benaderde mij.’

In de jaren die volgden ging de productie omhoog tot zo’n 1000 tru els in 2023. ‘Maar wel veel kleintjes hoor. In 2024 had

ik er juist weer minder, misschien door het warme najaar en erg natte voorjaar’. De afzet is geen enkel probleem, vertelt ze. ‘Ik kan niet aan de vraag voldoen. Drie restaurants in de omgeving, waaronder Hotel De Wereld, zijn vaste afnemers. Het is prachtig om je product bij een chef af te leveren die er vervolgens iets heerlijks van maakt.’

Naast haar eigen tru elproductie adviseert ze een tiental andere Nederlandse tru eltelers, allen geïnspireerd door Evenaars initiatief. ‘De grootste is de Tru ère Eyserhalte in Limburg. Daar staan 760 bomen voor de commerciële productie van de zomertru el. Maar er zijn ook telers met maar 20 bomen of met een tru elhaag die het puur doen voor het avontuur.’ Verder verzorgt zij reizen naar telers in Hongarije en rondleidingen en proeverijen in haar tru elgaard in Wageningen.

TRUFFELBONBONS

Om het gesptrek af te ronden heeft Judith Evenaar een paar stoelen, een tafeltje met een gasbrander en een percolator tussen de bomen geïnstalleerd. Ze serveert ko e met eigengemaakte tru elbonbons, ‘mijn specialiteit’, brie met tru el en een bloemkoolsoep, ook met tru el. ‘Ik ben geloof ik wel een beetje een tru el-junk geworden; ik vind het een heerlijke smaak, maar ik ben denk ik nog meer gevallen voor de mensen, de zoekers, de telers en de onderzoekers die proberen de geheimen van deze mysterieuze schimmel te ontrafelen.’

‘Verder vind ik het ontzettend leuk om kennis op te doen én over te dragen. Als ik ruim tien jaar geleden niet gewoon was begonnen, dan had ik dat allemaal moeten missen. Maar natuurlijk is wat ik doe ook business. Er zijn gelukkig steeds meer consumenten die bereid zijn te betalen voor een bijzonder lokaal product. Maar ik meet het succes niet alleen af aan het return on investment; ik koester net als bij agroforestry ook de vogels en de insecten in mijn gaard. En deze prachtige werkplek in het bos.’ W

JUDITH EVENAAR (59)

2013: Aanleg truffelgaard, in 2020 eerste oogst 2004-2010: Casa Foresta, wildplukken en kweek van paddenstoelen 2002: Opzet Slow Food-groep Oogsten Zonder Zaaien

1989-1993: Vaccinonderzoeker RIVM 1989: Levensmiddelentechnologie WUR

TURNER (4)

Kruising tussen een Tervuerense herder en een labrador, opgeleid door truffelteeltexperts van Deutsche Trüffelbäume.

‘WURth-while voelde als een cadeau’

Vluchtelingen die in Nederland wachten op een verblijfsvergunning, kunnen zich niet voor een volwaardige opleiding inschrijven bij een universiteit. Het programma Wurth-while biedt hun de kans vakken te volgen aan Wageningen University & Research.

TEKST PAULINE VAN SCHAYK FOTO BRAM BELLONI
‘Na een jaar wachten kon ik weer bezig zijn met de toekomst’

‘Het is lang wachten’, vertelt de Afrikaanse student, die anoniem wil blijven. Hij vertrok in januari 2023 uit zijn thuisland en vroeg in Nederland asiel aan. Tijdens de asielprocedure, die nog steeds loopt, verhuisde hij meerdere keren van het ene asielzoekerscentrum naar het andere. ‘Ik wilde graag iets te doen hebben, het liefst zou ik verder studeren.’ In Afrika studeerde hij landbouwkunde en was hij actief in de strijd voor een rechtvaardigere en duurzamere wereld en tegen klimaatverandering. ‘Die activiteiten zorgden ervoor dat het onveilig werd om daar te blijven. Uiteindelijk moest ik stoppen met studeren en verliet ik mijn land.’

In Nederland nam hij contact op met VluchtelingenWerk Nederland en ontdekte zo het Wageningse initiatief WURth-while, dat vluchtelingen de mogelijkheid biedt gratis deel te nemen aan cursussen van Wageningen University & Research. ‘Ik heb me direct aangemeld en ik heb afgelopen voorjaar twee vakken gevolgd. Ik kon vakken kiezen die aansloten bij mijn interesses in klimaat en landbouw. Na een jaar wachten kon ik weer bezig zijn met de toekomst.’

TOEKOMSTPERSPECTIEF

Vijf jaar geleden zetten enkele Wageningse docenten en VluchtelingenWerk Nederland het WURth-wile-programma op, om vluchtelingen die in hun thuisland gedwongen gestopt zijn met hun studie enig toekomstperspectief te bieden en hen in staat te stellen zich te blijven ontwikkelen. Zolang ze wachten op een verblijfsvergunning mogen ze zich niet inschrijven voor een reguliere bachelor- of masteropleiding aan een Nederlandse universiteit. Het University Fund Wageningen steunt het Wurth-whileinitiatief, dankzij bijdragen van donateurs, en vergoedt onder andere de reiskosten naar Wageningen en het studiemateriaal. Tot nu toe hebben ongeveer driehonderd studenten een of meerdere cursussen via het programma gevolgd, op de campus of online. Ahmed Agwa uit Egypte woont in Amsterdam en volgde in juli bij WUR een online cursus

over voeding, kanker en hart- en vaatziekten. Dat sloot goed aan bij zijn achtergrond. Hij rondde in Egypte zijn medische opleiding af en werkte er als huisarts. Het volgen van de cursus gaf hem de mogelijkheid productief bezig te zijn, vertelt hij. ‘En ik kon hierdoor een glimp opvangen van hoe het zou zijn als ik later zou besluiten om als masterstudent in Wageningen te gaan studeren.’

BUDDY

De meeste WURth-wile-studenten komen naar Wageningen om daar hun cursussen te volgen. Valerie Knöpker, studente Internationale Ontwikkelingsstudies, werkt als student-assistent voor het programma. Ze beoordeelt binnenkomende aanmeldingen en onderhoudt contact met de docenten. ‘Die zijn vaak meer dan bereid om deze studenten toe te laten tot hun cursussen. Als docent zien ze meteen de waarde voor de vluchtelingen om te kunnen studeren terwijl ze wachten op een verblijfsvergunning.’

Het WURth-wile-programma koppelt elke student aan een buddy, om deze te begeleiden en wegwijs te maken aan de universiteit. Knöpker begon een jaar geleden ook zelf als buddy. ‘Ik wilde al langer bijdragen aan de integratie van vluchtelingen in Nederland, dus toen ik op Facebook een oproep zag om buddy te worden, besloot ik me aan te melden.’ Haar hulp bestond in de eerste weken vooral uit praktische zaken: accounts aanmaken, uitleg geven over de digitale onder-

STEUN VOOR WURTH-WHILE

wijssystemen en rondleiden op de campus. Maar de weken daarna spraken haar het meest aan: ‘Ik ontmoette studenten die andere levenservaringen hadden dan ik. Het was geweldig om daarover te praten. Ik heb nog steeds contact met de studenten voor wie ik buddy was. Het zijn vrienden geworden.’

GROEPSWERK DOEN

Zowel Agwa als de Afrikaanse student moesten wennen aan de manier waarop het onderwijs bij WUR georganiseerd is. ‘Ik merkte dat alles vrijwel volledig digitaal verloopt; inschrijven, studiemateriaal gebruiken en opdrachten inleveren; het gaat allemaal digitaal’ vertelt de student uit Afrika. ‘Dat was in het begin best lastig, maar de cursuscoördinatoren en mijn buddy hebben me altijd gesteund. Wat ik jn vind is dat studenten hier meer groepswerk doen.’ Hij hoopt in de toekomst zijn studie aan de universiteit in Wageningen te kunnen voortzetten. Agwa is vanuit Amsterdam inmiddels gestart met een van de drie online masteropleidingen die WUR aanbiedt: Nutritional Epidemiology and Public Health. ‘WURth-wile voelde als een cadeau. Ik dacht dat het heel moeilijk zou worden om in Nederland een masteropleiding te volgen. Via dit programma kreeg ik de kans om een weloverwogen beslissing te kunnen nemen om me in te schrijven voor een masteropleiding in Wageningen.’ W

www.wur.eu/wurth-while

WURth-while is een project van Wageningen University & Research en VluchtelingenWerk Nederland dat vluchteling-studenten de mogelijkheid biedt gratis deel te nemen aan cursussen van de universiteit. Studenten komen in aanmerking als zij een BSc-diploma hebben behaald of voldoende voortgang hebben geboekt in hun bacheloropleiding en over een goede Engelse taalvaardigheid beschikken. Het University Fund Wageningen steunt het project financieel. Dat kan het fonds doen dankzij bijdragen van vele donateurs, Vrienden van University Fund Wageningen, die talentontwikkeling binnen WUR ondersteunen. Meer informatie op: www.universityfundwageningen.nl/wurthwhile

Platform koppelt alumni aan WUR-projecten

Veel Wageningse projecten zouden graag gebruikmaken van de kennis en ervaring van alumni. En afgestudeerden maken graag tijd vrij om met hun kennis Wageningen University & Research te helpen. Om alumni aan projecten te koppelen, heeft de Wageningse afdeling Alumnirelaties in november een platform gelanceerd.

Het platform lijkt een beetje op een vacaturesite, zegt Maarten van Schaik, hoofd van de afdeling Alumnirelaties. ‘Er staan verschillende projecten op met daarbij een zoekproel, zoals vooropleiding en interessegebied. Geïnteresseerde alumni kunnen zich via het platform direct inschrijven als potentiële deelnemer.’ Naar verwachting zullen er elk jaar rond de tien projecten worden aangeboden.

Bij wijze van pilot zocht de afdeling Alumnirelaties afgelopen jaar alumni voor diverse Wageningse projecten. Een daarvan was I-CHANGE, een citizenscienceproject van WUR dat onderzoek doet naar hitte in steden. ‘Veel alumni gaven aan dat ze tijd vrij willen maken om WUR met hun kennis en ervaring te helpen’, zegt Van Schaik. ‘Daar kunnen we gebruik van maken, want er zijn genoeg Wageningse medewerkers op zoek naar mensen die een bijdrage willen leveren aan bijvoorbeeld citizenscienceprojecten,

CULTUREEL ERFGOED

of aan de ontwikkeling van cursussen voor professionals.

Femke de Kock studeerde Metropolitan Analysis, Design and Engineering in Wageningen en was een van de alumni die reageerden op de oproep om deel te nemen aan I-CHANGE. In haar Amsterdamse appartement staan nu twee meetstations. De Kock: ‘Ik wilde graag bijdragen aan het onderzoek en was ook wel benieuwd naar de meetresultaten in mijn eigen appartement. Ik heb voor mijn masterscrip-

Aula wordt lmtheater Visum Mundi

De Aula is voor veel oud-studenten en medewerkers van WUR een historische plek. Sinds 1935 vonden hier, in het hart van Wageningen, meer dan 800 inauguraties, 8.000 promoties en 50.000 diploma-uitreikingen plaats. Veel ceremonies werden begeleid door de herkenbare klanken van het orgel. In 2022 viel het doek voor de Aula; twee jaar later, in september 2024, werd het gebouw heropend als lmtheater Visum Mundi. Het orgel klinkt tegenwoordig in de San Pietro Apostolo kerk in Fiano, Italië. Info: www.visummundi.nl

tie onderzoek gedaan naar hittestress in Amsterdamse woningen, dus ik had al een connectie met het onderwerp.’

Kock is blij met haar bijdrage aan I-CHANGE: ‘De communicatie met het onderzoeksteam verloopt soepel, ik heb continu toegang tot de meetresultaten in mijn woning en er wordt niet veel van mij gevraagd. Hopelijk kunnen de resultaten worden gebruikt voor passende maatregelen tegen hitteoverlast in Amsterdam.’

Info: www.wur.nl/alu-engagement

Alumni-enquête

Universiteiten doen met de Nationale Alumni Enquête onderzoek onder recent afgestudeerden naar de aansluiting tussen masteropleidingen en de arbeidsmarkt. Wie tussen oktober 2022 en september 2023 is afgestudeerd heeft een uitnodiging ontvangen om deel te nemen aan het onderzoek. ‘De respons onder alumni van WUR is altijd hoog’, aldus Silvia Blok, beleidsmedewerker Onderwijs en Arbeidsmarkt. ‘Dat is belangrijk, want we gebruiken de resultaten om de kwaliteit van ons onderwijs te verbeteren.’ Info: www.nae2024.nl, silvia.blok@wur.nl

OPROEP

FONDSEN

Steun voor jonge ondernemers

Eind augustus lanceerden Wageningen University & Research en University Fund Wageningen het Wageningen Impact Catalyst programma. Dit programma ondersteunt jonge ondernemers in de opstartfase met financiering, coaching en strategische begeleiding.

Startende ondernemers hebben vaak moeite om nanciële steun te vinden, vertelt Lies Boelrijk, directeur van het universiteitsfonds: ‘In de ideeënfase is het lastig om een lening te krijgen, en investeerders tonen vaak nog geen interesse. Daardoor halen

FONDSEN

veel innovatieve ideeën het niet.’ Met het nieuwe programma wil University Fund Wageningen het aantal ondernemende initiatieven zoals start-ups, spin-o s en ngo’s uit Wageningen binnen vijf jaar verdubbelen. Wageningen Impact Catalyst biedt naast nanciering ook expertise, benadrukt Boelrijk: ‘We proberen alumni met een ondernemersachtergrond en andere relaties te interesseren om tijd te steken in de begeleiding van de ondernemers. Bijvoorbeeld als coach, mentor of jurylid. Zo kunnen we op verschillende manieren meer tijd en aandacht geven aan de pre-incubatietijd van jonge ondernemingen.’

Info:www.universityfundwageningen.nl/ impactcatalyst

Studiebeurzen voor dierwetenschappers

De Nederlandse Zoötechnische Vereniging (NZV) is in april dit jaar gestart met het uitreiken van beurzen aan studenten en alumni jonger dan 35 jaar en maximaal tien jaar geleden afgestudeerd aan diergerichte opleidingen. De vereniging stelt jaarlijks vijf beurzen van 1.500 euro beschikbaar voor activiteiten die bijdragen

KLV-FONDS

aan de doelstelling van de NZV: het delen van informatie, het uitwisselen van kennis en het verbreden van de horizon over actuele thema’s op het gebied van mens, dier en omgeving. Voorbeelden zijn het bijwonen van beurzen, het volgen van cursussen of het doen van onderzoek. Info: www.nzvnet.nl/scholarship-nzv

Alumnus maakt lm over eikenprocessierups

Natuur lmer Je rey van Houten (BSc Bosen natuurbeheer 2018) maakt met steun van het KLV-Fonds een lm over de eikenprocessierups. Van Houten werkte tijdens zijn studie al mee aan een bioscoop lm over wild op de Veluwe. Na het behalen van zijn bachelor richtte hij zich volledig op het lmen en fotograferen in de natuur. De lm zal naar verwachting medio 2025 verschijnen. Info: www.universityfundwageningen.nl/klvfonds

Wageningse alumni maken deel uit van een wereldwijd netwerk van ruim 68 duizend afgestudeerden en gepromoveerden. Contact houden met elkaar kan op verschillende manieren:

LinkedIn

In de LinkedIngroep Alumni @ Wageningen University & Research worden activiteiten, vacatures en interviews met oud-studenten gedeeld. Lees bijvoorbeeld het interview met Saminathan Sivaprakasham

Murugesan uit India, die in Wageningen het Safe Space Initiative oprichtte.

Website

Een seminar over ontwikkelingssamenwerking, een alumni-evenement in Berlijn of een reünie van oudstudenten die in 1974 aan hun opleiding begonnen. Op de alumniwebsite van WUR zijn uiteenlopende activiteiten te vinden voor alumni in binnen- en buitenland. www.wur.nl/alumni

Netwerken

De alumnigemeenschap omvat ook veertien zelfstandige studiekringen en netwerken, zoals het Vrouwennetwerk Wageningse Ingenieurs. Het VWI is gericht op vrouwelijke alumni die zich bezighouden met voedsel- en landbouwwetenschappen. www.wur.nl/studiekringen

Nieuwsbrief

De alumninieuwsbrief houdt afgestudeerden op de hoogte van Wageningse ontwikkelingen, activiteiten en verhalen. Aanmelden kan via www.wur.nl/alumninieuwsbrief

Verhuisd of nieuwe baan?

Geef wijzigingen door: www.wur.nl/gegevenswijzigen

CONNECT!
FOTO JEFFREY VAN HOUTEN

Prof. dr. ir. Ruud Bartholomeus, Hydrology & Water Quality 2005, is benoemd tot buitengewoon hoogleraar Plant Water Stress and Regional Water Management bij de leerstoelgroep Bodemfysica en Landbeheer. 29 augustus 2024

Prof. dr. ir. Robert Biesbroek, Landscape Architecture and Planning 2007, is benoemd tot hoogleraar Public Governance and Climate Change Adaptation. 29 mei 2024

Dr. ir. Mario Calus, Zoötechniek 2001, is benoemd tot hoogleraar Fokkerij en Genomica. 28 mei 2024

Dr. ir. Aalt Dijkhuizen, Agrarische economie 1977, oud-WUR-bestuursvoorzitter en co-directeur van het Holland Center China, is Strategic Advisor for International Cooperation geworden bij de Inner Mongolian Agricultural University in China. Juni 2024

Prof. dr. ir. Nick van Eekeren, Zoötechniek 1990, onderzoeker bij het Louis Bolk Instituut, is benoemd tot buitengewoon hoogleraar Regeneratieve graslandsystemen aan de leerstoelgroep Farming Systems Ecology. De leerstoel wordt ondersteund door het Louis Bolk Instituut en Triodos Foundation. 10 september 2024

Prof. dr. ir. Thijs Ettema, Biologie 2000, leerstoelhouder Microbiologie, ontving een ERC Advanced Grant van 2,5 miljoen euro voor onderzoek naar het ontstaan van complex leven. 5 juli 2024

Dr. ir. Stef de Haan, Ecological Agriculture 1998, is benoemd tot bijzonder hoogleraar Zaaizaadsystemen en agrobiodiversiteit, bij de leerstoelgroep Biosystematics. 2 september 2024

Prof. dr. ir. Nynke Hofstra, Environmental Sciences 2005, is benoemd tot hoogleraar Water Systems and Global Change. 1 augustus 2024

Prof. dr. ir. Sander Koenraadt, Biologie 1998, is benoemd tot persoonlijk hoogleraar Ecologie en bestrijding ziekteoverdragende insecten aan het Laboratorium voor Entomologie. 4 juni 2024

Prof. dr. ir. Liesje Mommer, Biologie 2000, hoogleraar Ondergrondse ecologie, ontving een ERC Advanced Grant van 2,5 miljoen euro voor onderzoek naar de ondergrondse eigenschappen van planten, zoals worteldikte, die leiden tot een lagere ziektedruk. 5 juli 2024

Ir. Jean Rummenie, Tuinbouw 1982, is namens de BoerBurgerBeweging benoemd tot staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur in het kabinetSchoof. 2 juli 2024

Prof. dr. ir. Jantine Schuit, Huishoud- en consumentenwetenschappen 1990, hoogleraar Gezondheid, gedrag en maatschappij aan Tilburg University, is benoemd tot rector magni cus van de Erasmus Universiteit. 1 november 2024

Prof. dr. Bregje Wertheim, WUR- gepromoveerd 2001, is benoemd tot hoogleraar Entomologie aan het Laboratorium voor Entomologie. Ze volgt prof. dr. Marcel Dicke op. 1 september 2024

Prof. dr. Hannah van Zanten, Animal Sciences 2009, is benoemd tot hoogleraar Environmental Systems Analysis. 1 oktober 2024

Prof. dr. ir. Marcel Zwietering, Moleculaire Wetenschappen 1987, heeft in Long Beach, USA, de Frozen Food Foundation Freezing Research Award toegekend gekregen, voor zijn buitengewone bijdragen in het onderzoek naar de voedselveiligheidskenmerken van invriezen. 19 juli 2024

Alumni telen groente in een container in Oekraïne

Jort Maarseveen MSc, Biobased Sciences 2024, en Tijmen Blok MSc, Aquaculture and Marine Resource Management 2024, ontwikkelden na hun studie de Hippotainer: een vertical farm in een vrachtcontainer, waarin in vijf lagen boven elkaar groente geteeld kan worden waarbij het water wordt hergebruikt. Maarseveen: ‘We waren op zoek naar een systeem dat je makkelijk kunt vervoeren, en daarvoor is een container natuurlijk ideaal. Die kan zo op een vrachtwagen. Op de bestemming is het systeem ook mak-

kelijk toepasbaar, je hebt geen gebouwen of vergunningen nodig. Zo kun je echt impact maken. Juist op plekken waar conventionele vormen van landbouw lastig zijn.’ Hun eerste container produceert sinds de zomer van 2023 honderden kroppen sla per week in het door oorlog geteisterde stad Ivano-Frankivsk in Oekraïne. Blok en Maarseveen werken eraan om de container naar meer delen van de wereld te brengen. https://hippotainer.com

Film over ecotoerisme

Abel Chacón Hoekstra BSc, Economics and Policy 2024, maakte al tijdens zijn studie een korte lm over ecotoerisme in Costa Rica. De lm Armonia ambiental, un retrato de la familia Mora (In harmonie met de omgeving, een portret van de familie Mora) portretteert een Costa Ricaans familiebedrijf dat zich inzet voor natuurbehoud. Chacón Hoekstra, die werd geboren in Nederland en opgroeide in Costa Rica, verbleef vijf dagen bij de familie Mora om te lmen. De lm werd in oktober vertoond op het Schnit Short lm festival in San José, Costa Rica: ‘Ik heb mijn project op het grote scherm gezien met ruim tweehonderdvijftig mensen in de zaal. Dat voelt echt als een beloning voor het harde werk. En heel onwerkelijk. Maar carrière maken als lmmaker is lastig. Waarschijnlijk blijft het een hobby of een bijbaan.’ De lm is te zien via Vimeo.

Boer John zoekt Vrouw

Boer John Nouwen MSc, Management, Economics and Consumer Studies 2013, zoekt een vrouw. De pluimveehouder uit het Limburgse Leuldal doet mee aan het tvprogramma Boer Zoekt Vrouw 2024/2025. Op 22 september werd de eerste a evering uitgezonden op NPO 1, waarin Nouwen zichzelf samen met de andere boeren voorstelt. Geïnteresseerde vrouwen konden tot 6 oktober een brief sturen. De uitzendingen volgen in 2025.

Alumni en (oud-)medewerkers van Wageningen University & Research die onlangs zijn overleden.

Dhr. ir. H.F. van Ark, Plantenveredeling 1988. 25 juli 2024.

Dhr. ir. G.J. van den Berg, Bosbouw 1972. 9 september 2024.

Dhr. ir. J. Born, Bosbouw 1960. 11 september 2024.

Dhr. ir. W.G.C.M. van Dommelen, Biologie 1983. 21 september 2024.

Dhr. ir. F. van Dorsten, Agrarische sociologie van de niet-westerse gebieden 1981. 10 oktober 2024.

Dhr. ir. J. Doorenbos, WURtropische cultuurtechniek 1963. 27 oktober 2024.

Dhr. ir. A.F. Eshuis, Levensmiddelentechnologie 1970. 19 juni 2024.

Dhr. ir. J.A. Garritsen, Levensmiddelentechnologie 1988. 24 mei 2024.

Dhr. ir. N.J.A. ten Heggeler, Bodem, water en atmosfeer 2001. 2 juni 2024.

Dhr. ir. J.H. Hellinga, Plantenziektenkunde 1981. 22 oktober 2024.

Dhr. ir. H.T.J. Hettinga, Zoötechniek 1984. 4 mei 2024.

Mw. ir. M.J.C.L. Huydts, Tropische landhuishoudkunde 1963. 7 juli 2024.

Dhr. ir. A. Kannegieter, Tropische landhuishoudkunde 1954. 14 oktober 2024.

Dhr. ir. O.A. van Keeken, Zoötechniek 2002. 29 april 2024.

Dhr. ir. A. Keetman, Landschapsarchitectuur 1989. 7 juni 2024.

Mw. A. Kocherezhko BSc, Environmental sciences 2024. 5 augustus 2024.

Dhr. ir. N.C.A. Koomen, Tuinbouw 1972. 14 juli 2024.

Mw. ir. I.M. Kooter, Moleculaire wetenschappen 1994. 26 maart 2024.

Dhr. ir. J.J. van Mourik Broekman, Milieuhygiëne (waterzuivering) 1980. 23 juli 2024.

Dhr. dr. ir. R.W. den Outer, Bosbouw 1959. 2 mei 2024.

Dhr. ir. J. Prins, Landhuishoudkunde 1960. 9 april 2024.

Mw. dr. P. Reidsma, WUR-gepromoveerd 2007. 2 juni 2024.

Dhr. ir. A.S. van Riessen, Tropische cultuurtechniek 1982. 7 juli 2024.

Dhr. dr. ir. J.H. de Ru, Agrarische sociologie van de Westerse gebieden 1966. 23 juni 2024.

Dhr. ir. H.J.F. Savenije, Bosbouw 1981. 2 juni 2024.

Dhr. ir. R. Steensma, Landhuishoudkunde 1967. 18 april 2024.

Dhr. ir. J.P.H. Tendijck, Plantenveredeling 1988. 5 juli 2024.

Dhr. ir. P.J. Ton, Bosbouw 1969. 1 juni 2024.

Dhr. ir. E. Top, Zoötechniek 1977. 24 juni 2024.

Mw. ir. E.M. Vaarkamp-Zwart, Tropische cultuurtechniek 1979. 15 september 2024.

Dhr. dr. ir. J. Veenstra, Tropische cultuurtechniek 1966. 4 september 2024.

Dhr. ir. M.M.C. Verkleij, Cultuurtechniek B 1981. 31 juli 2024.

Dhr. prof. dr. ir. L.C. Zachariasse, Landhuishoudkunde 1965. 18 juli 2024.

Voor het doorgeven van het overlijden van een studiegenoot of familielid kunt u mailen naar alumni@wur.nl, of een overlijdensbericht sturen naar: Wageningen University & Research, Afdeling Alumnirelaties, Droevendaalsesteeg 4, 6708 PB Wageningen.

IN MEMORIAM

Lizzy Grant voor vier start-ups

Om jonge ondernemers te helpen hun start-ups te laten groeien, stelde Wageningen Ambassador ir. Peter Poortinga, Landbouwplantenteelt 1987, CEO van de Wageningse onderneming

Solynta, The Lizzy Grant in. Hij reikte de beurzen van 5.000 euro op 28 augustus uit aan vier beginnende ondernemers: oudstudent Plantenwetenschappen Mendelt Tillema kreeg de beurs voor Zwamcijsje,

zijn hartige broodje gevuld met circulair geteelde paddestoelen.

Start-up SoualiGas van Matthew Halley MSc, Urban Environmental Management 2024, ontving een beurs voor zijn methode om met thermochemische conversie kleine eilandstaten te helpen afval te recyclen. Valuesort.ai, van alumnus Bart van GorcumMSc, Management, Economics and Consumer Studies 2022,kreeg de beurs

BOEKEN VAN ALUMNI EN WUR-MEDEWERKERS

Het stikstofweb

Hoe zijn we in de stikstofcrisis beland? In zijn boek bespreekt de Wageningse ecoloog dr. ir. Wieger Wamelink, Plantenveredeling 1993, een gevoelig thema van deze tijd. Hij legt uit wat een teveel aan stikstof met planten en het ecosysteem doet, en hoe we de gevolgen hiervan kunnen zien in de natuur om ons heen. New Scientist, 14,99 euro

Kraaienmars

Ir. Karin Anema, Landschapsarchitectuur 1980, onderzoekt hoe mensen in verschillende culturen met de dood omgaan. Ze loodst de lezer langs de kleurrijke afscheidswereld van onder anderen Nederlanders, Ghanezen, Mexicanen en Hindoestanen. Scriptum, 22,50 euro

Roeiend van Rhône naar Rijn

Als ir. Josien Kapma, Tropisch landgebruik 1996, op een kantelpunt in haar leven komt, besluit ze te gaan varen. Ze koopt een éénpersoons roei-zeilboot in de Alpen en vaart 1200 kilometer terug naar Nederland. Ze schrijft over de stilte van een boot zonder motor, over avonturen, tegenslagen en bijzondere ontmoetingen. Roei.nu, 24,50 euro

Rainwater Harvesting for the 21st Century

Regenwateropvang wordt steeds vaker gezien als een alternatieve waterbron en een vorm van klimaatadaptatie. In dit boek, bewerkt door Ilan Adler MSc, Environmental Engineering Technology 2001, behandelen meer dan 45 experts de stand van zaken in het onderzoek naar regenwateropvang. Taylor & Francis, 101,77 euro

voor de beeldherkenningssoftware die helpt bij het identi ceren van waardevolle kledingstukken en textiel voor bijvoorbeeld vintagewinkels.

Afropulse van alumnus Elisabeth Obeng MSc, Economics and Governance 2018, ontving de beurs voor haar werk met Ghanese boeren om peulvruchtproducten naar Europese markten te brengen.

David en ik

‘Ik kan gedachten lezen en ik wil dat jij dat weet’, zegt David tegen hoofdpersoon Pim in de autobiogra sche debuutroman van Gijs van de Logt MSc, Bodem, Water en Atmosfeer 2005. In het boek verwerkte hij de ervaringen uit zijn studietijd in Wageningen. Pim, het alter-ego van de schrijver, besluit Davids claim te testen. Paris Books, 23,99 euro

Recht voor natuur

‘Wetgeving, en zeker milieuwetgeving, begint steeds meer op vrijblijvend beleid te lijken’, concludeert Wageningse oud universitair hoofddocent Milieurecht mr. dr. Fred Kistenkas in het boek dat uitkwam bij zijn afscheid. In de bundel staan 35 van zijn columns over recht en beleid in de wereld van natuur en milieu. Noordboek, 19,90 euro

The Resilient Society

‘In dit passieproject zitten zes jaren van mijn leven’, vertelt Ivo Lammertink MSc, Economics, Environment & Governance 2018. Het boek geeft zijn perspectief op zowel de valkuilen van het kapitalisme als de weg naar een duurzamere samenleving. New World Books, 18,28 euro

Epidemiology of Infectious Diseases

Dr. Jos Franzen, WUR-gepromoveerd 1994, geeft in zijn boek een breder perspectief op epidemieën bij de mens, gebruikmakend van kennis van epidemieën bij planten en de sociale en geesteswetenschappen. Hij nodigt studenten en collega's uit om te kijken naar de subjectieve kanten van ziektegolven, in de hoop te inspireren tot menselijkere maatregelen. Brill, 95,92 euro

‘Mijn hobby werd mijn beroep, en mijn vak mijn hobby’

Janse Heijn, goochelaar

Internationale Ontwikkelingsstudies en Bos- en Natuurbeheer 2015

‘Mijn fascinatie voor goochelen begon met een prachtig goochelboek dat ik van mijn opa had gekregen. Vanaf dat moment ging mijn hele zakgeld op aan speciale kaartspellen en gekleurde doekjes.

‘Toen ik als tiener nog steeds goochelaar wilde worden, zeiden mijn ouders: doe eerst maar een fatsoenlijke opleiding. Bij een uitwisselingsproject met Braziliaanse jongeren werd ik geraakt door de extreme armoede waarmee ik werd geconfronteerd. Toen lag de studie Internationale Ontwikkelingsstudies voor de hand.

‘Eenmaal in Wageningen ontdekte ik ook de opleiding

Bos- en Natuurbeheer. Natuurbescherming – en vooral het behoud van het tropisch regenwoud – sprak mij erg aan en zo besloot ik twee masters te doen.

‘Ondertussen bleef ik actief als goochelaar. Waar andere studenten een bijbaan hadden als ober of beveiliger, vertoonde ik elk weekend mijn kunsten bij kinderfeestjes en in restaurants. Na mijn afstuderen bleken banen schaars, en besloot ik beroepsgoochelaar te worden. Het is een prachtig beroep; het is leuk om mensen in alle lagen van de samenleving te vermaken. Ik treed op bij recepties, bedrijfsfeesten en symposia.

‘Ik ben nog steeds gefascineerd door het tropisch regenwoud. In 2022 ben ik teruggegaan naar Borneo, waar ik tijdens mijn studie onderzoek had gedaan. Mijn vriendin en ik hebben er een projectje opgezet om een waterzuiveringsstation te financieren; mijn hobby werd mijn beroep, en mijn vak mijn hobby.’

Steden zinken door grondwateronttrekking

Wat hebben Venetië, Jakarta, Manilla en Bangkok met elkaar gemeen? Het zijn of waren allemaal zinkende steden. De belangrijkste oorzaak van de bodemdaling in deze steden is de onttrekking van grondwater, zegt de Wageningse fysisch geograaf Philip Minderhoud. Hij doet al tien jaar onderzoek naar bodemdaling, onder meer in de Mekongdelta in Vietnam. ‘Daar zien we de laatste jaren een versnelling van de bodemdaling naar zo’n zeven centimeter per jaar.’ Minderhoud is ook betrokken bij onderzoek

rond Manilla, op de Filippijnen. ‘Daar daalt de bodem tien tot twaalf centimeter per jaar. Een deel van het kustgebied staat al onder water, dorpen zijn al opgeslokt door de zee.’ Bodemdaling is te voorkomen of te stoppen door minder of geen grondwater te onttrekken. De Japanse hoofdstad Tokio is in de vorige eeuw vier meter gezakt, maar wist de daling te stoppen door een streng grondwaterbeheer in te voeren, waterreservoirs rond de stad te bouwen en nauwelijks nog grondwater op te pompen. Ook Bangkok in Thailand wist

de bodemdaling op die manier te beteugelen. Onderzoek is nodig om bodemdaling in kustgebieden tijdig te herkennen en te voorkomen, vindt Minderhoud. ‘In West-Afrika zie je een enorme bevolkingsgroei in steden aan de kust. Er wordt steeds meer grondwater opgepompt en in miljoenensteden als Lagos is een begin van bodemdaling zichtbaar. Door de oorzaken en oplossingen goed in kaart te brengen, kunnen we het proces van bodemdaling mogelijk in de kiem smoren.’

Info: philip.minderhoud@wur.nl

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.