COLOFON
VOORWOORD
Samensteller:
Een woord van dank aan iedereen die heeft meegewerkt aan
Ben Ros
de totstandkoming van dit cursusboek. Dankzij hun hulp heeft u als gebruiker een prima boek dat volledig aansluit
Grafisch ontwerp:
op het examen. Het gaat vaak om de details en
Karolien Bogaerts
het zijn de cursisten en instructeurs die het boek tot in detail bekeken en verbeterd hebben. Speciale dank aan
© vaarbewijsopleidingen (VBO)
drs. Cor Gerritsma voor het correctiewerk.
Uitgever:
De auteur heeft zich vooral laten inspireren door keuzes
Vaarbewijsopleidingen (VBO)
die de examencommissie heeft gemaakt uit de wettelijk
‘s Gravenmoer
vastgestelde leerstofgebieden. Opleiding en examinering zijn gescheiden en de keuze van de examenonderwerpen
Zesde druk, 2019
kan in de loop van de jaren veranderen.
ISBN 978-94-91173-18-9
Het kan voorkomen dat het examen hier of daar afwijkt van
Alle rechten voorbehouden
de leerstof zoals die in deze cursus wordt behandeld. De cursus is gebaseerd op de reglementen en examens zoals gepubliceerd door de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer, afdeling Maritiem Vervoer. Alle onderwerpen die tot nu toe bij het examen aan de orde zijn geweest, worden gedegen behandeld. Via de site www.stuurbrevetonline.be worden instructeurs en cursisten op de hoogte gehouden van de meest recente ontwikkelingen. Wij wensen u veel succes bij de studie, namens VBO, Ben Ros
Deze uitgave werd met grote zorg samengesteld. De juistheid van de gegevens is mede afhankelijk van informatie die ons door derden is verstrekt. Als die informatie onjuistheden blijkt te bevatten, kunnen uitgever en samenstellers daarvoor geen aansprakelijkheid aanvaarden.
Stuurbrevet
1
INHOUD
DEEL 1
LEERSTOF BEPERKT STUURBREVET (vier lessen)
LES 1
Stuurbrevet en veiligheid, EHBO, waterkaarten en routeplanning, manoeuvreren en techniek
3
LES 2
Laterale betonning, cardinale betonning en verkeerstekens
27
LES 3 Optische tekens (lichten en dagmerken) en geluidsseinen
51
LES 4
Algemeen Politiereglement voor de Scheepvaart op de Binnenwateren (APSB),
69
Gemeenschappelijke Maas en Kanaal Brussel-Schelde
DEEL 2
AANVULLING VOOR HET ALGEMEEN STUURBREVET (drie lessen)
LES 5
Internationale Bepalingen ter Voorkoming van Aanvaringen op zee (BVA),
Scheepvaartreglement Beneden-Zeeschelde, Politiereglement Beneden-Zeeschelde,
Scheepvaartreglement Kanaal Gent – Terneuzen (SRKGT) en
Politie- en Scheepvaartreglement voor de Belgische territoriale zee,
de havens en stranden (Kustvaartreglement)
LES 6
Plaatsbepaling, werken met passer en plotter, koersformule en peilingen
113
LES 7
Getijden en meteorologie
133
89
PROEFEXAMEN
155
ANTWOORDEN LESSEN 1 tot en met 7
161
2
Stuurbrevet
LES 1 _ STUURBREVET EN VEILIGHEID, EHBO, WATERKAARTEN EN ROUTEPLANNING, MANOEUVREREN EN TECHNIEK
LES 1
1.1 Stuurbrevet en veiligheid Het stuurbrevet
Beperkt Stuurbrevet Met een Beperkt Stuurbrevet kunt u varen op alle Belgische binnenwateren, met uitzondering van de Beneden-Zeeschelde. Met een Beperkt Stuurbrevet mag u ook niet varen op ruim water, zoals Ooster- en
In deze cursus wordt alles behandeld wat u moet
Westerschelde, het IJsselmeer en de Waddenzee. Voor
kennen voor het stuurbrevet-examen. In de eerste vier
het BS hoeft u alleen de eerste vier lessen te bestuderen.
lessen behandelen we de leerstof voor het Beperkt Stuurbrevet (BS) en in les vijf, zes en zeven komt
Algemeen Stuurbrevet
de aanvullende leerstof voor het Algemeen Stuurbrevet
Met een Algemeen Stuurbrevet kunt u varen op
(AS) aan de orde.
alle Belgische binnenwateren, inclusief de BenedenZeeschelde. U kunt met het Algemeen Stuurbrevet
Verplichting
ook varen op alle Nederlandse wateren.
Een stuurbrevet is verplicht voor het varen met een schip met een lengte van 15 meter of meer en/of
Immatriculatieplaat
een schip dat sneller kan varen dan 20 km/uur.
Om te mogen varen op scheepvaartwegen, moet elke plezierboot (met uitzondering van zeilplan-
Leeftijd
ken, vlotten en opblaasbare bootjes die niet geschikt
De minimumleeftijd waarop aan een persoon een stuur-
zijn voor uitrusting met een motor) voorzien zijn
brevet mag worden afgegeven, is 18 jaar.
van een immatriculatieplaat. Dat is een blauwe plaat met gele opschriften. De immatriculatie-
Afgifte stuurbrevet
plaat moet op een duidelijk zichtbare plaats aan
Er zijn vier vereisten:
stuurboord aan de buitenkant van de achtersteven
Leeftijd
of aan de achterzijde van het vaartuig worden aan-
De minimumleeftijd bij het aanvragen is 17 jaar;
gebracht. Als de plaat daar niet kan worden aan-
het brevet verkrijgt men pas op 18-jarige leeftijd.
gebracht, dient hij op een
Medische geschiktheid
daartoe
Een dokter naar keuze onderzoekt de algemene
doende zichtbare plaats te
lichamelijke conditie en test het gezicht en gehoor.
worden bevestigd.
Theoretische kennis
geschikte
en
vol-
Aanvraag
Het theoretisch examen test de kennis inzake ver-
U kunt de immatriculatieplaat aanvragen bij
keersreglementen op het water, manoeuvreren, vei-
de bekende adressen van de Federale Overheidsdienst
ligheidsvoorschriften, navigatie enz. Het volgen van
Mobiliteit en Vervoerafdeling, Maritiem Vervoer
een cursus is niet verplicht.
(http://www.mobilit.fgov.be/).
Praktijkervaring U vaart mee met iemand die een stuurbrevet heeft
Snelheidsnummer
en die u de praktijk al doende leert. Als u minimaal
Het Algemeen Scheepvaartreglement schrijft een
twaalf uur ervaring hebt opgedaan, geeft u uw
snelheidsnummer voor. Dit nummer is verplicht voor
dienstboekje aan een representatieve organisatie, die
alle motorplezierboten die sneller kunnen varen dan
uw aanvraagformulier doorstuurt naar de Federale
de snelheden die in de reglementen bepaald worden.
Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoerafdeling, Maritiem Vervoer. Die zorgt voor het brevet. Het kan
Snelle boten
ook sneller: als u een praktische cursus volgt bij een
Snelle boten zijn boten die sneller kunnen dan 20 km/uur.
erkende vaarschool, volstaat zes uur praktijkervaring. 4
Stuurbrevet beperkt
LES 1
Reddingsmiddelen
150 N (15 kg) Reddingsvest Geschikt bij of op openwater en kust-
Reddingsvest
water. Met zware, waterdichte kleding
Een reddingsvest geeft een hoeveelheid extra drijf-
beperkt veilig bij bewusteloosheid.
vermogen die varieert van junior 100 Newton (10 kg)
Geschikt voor kinderen en volwassenen
tot senior 275 Newton (27,5 kg). Het vest is zo
bij of op openwater en kustwater, voor zware weers-
geconstrueerd dat de drenkeling ook in bewusteloze
omstandigheden en bij het dragen van bijvoorbeeld
toestand op zijn rug gaat drijven met het hoofd op
lichte regenkleding. Is zo ontworpen dat het een
een dikke kraag.
bewusteloze persoon op de rug draait.
Er zijn twee soorten: opblaasbaar en niet opblaasbaar.
275 N (27,5 kg) Reddingsvest Voor op zee en extreem zware omstandigheden. Geschikt voor dragers van zware, waterdichte kleding. Onder vrijBesto 100N reddingsvest, niet opblaasbaar
Besto 150N reddingsvest, opblaasbaar
wel alle omstandigheden volkomen veilig bij bewusteloosheid.
Als een opblaasbaar reddingsvest goed onderhouden wordt, is het even goed als een niet opblaasbaar vest.
Reddingsboeien
Een automatisch opblaasbaar reddingsvest kan ook
Er zijn twee soorten:
manueel (met de hand) worden geactiveerd. In de meeste
Ronde reddingsboeien; hoefijzervormige reddingsboeien
gevallen is dat een kwestie van trekken aan een touwtje.
met drijflicht Ronde reddingsboeien
Typeaanduiding drijfhulpmiddelen 50 N (5 kg) Zwemvest (geen REDDINGSVEST)
In de beroepsvaart, zowel op zee als op binnenwater,
Alleen te gebruiken bij of op beschut
worden altijd ronde red-
water waar snel hulp aanwezig is.
dingsboeien gebruikt met
Niet veilig bij bewusteloosheid. Bij
een redelijk gewicht (2 à 3 kg),
uitstek geschikt in situaties waar veel
zodat je ze goed kunt werpen. Om erin te kunnen
bewegingsvrijheid vereist is, zoals bij:
komen, duw je de boei aan één kant omlaag zodat de
- kanoën en kayakken;
boei over je heen kiept.
- surfen;
Hoefijzervormige reddingsboeien
- water- en jetskiën;
Deze boeien zien we heel veel
- vissen en jagen aan de waterkant.
op jachten. Ze zijn meestal flexibel en licht. Omdat de boei aan één kant open is, kun je
100 N (10 kg) Reddingsvest Geschikt bij of op binnenwater en
er makkelijk in komen. Er
beschut water. Geschikt voor kinderen
zit meestal een drijflicht met een lijntje aan vast.
(al vanaf een paar maanden) en volwas-
Het licht hangt altijd ondersteboven, want het lampje
senen bij of op binnenwater en beschut
gaat vanzelf branden als het rechtop in het water drijft.
water tijdens normale weersomstandigheden en bij het dragen van lichte kleding. Is zo ontworpen dat het een bewusteloze persoon op de rug draait.
Stuurbrevet beperkt
5
LES 1
Drijflijn
MOB (Man OverBoord) Volgens de Reddingsdiensten moet je als volgt handelen: 1. Je gooit alles wat drijft in het water: kussentjes uit de kuip, de reddingsboei met licht, een joon enz. De drenkeling kan zich eraan vastklampen en is dan beter zichtbaar vanuit de lucht. 2. Laat één van de opvarenden voortdurend naar
Een drijflijn aan een reddingsboei heeft als voordeel
de drenkeling wijzen zodat die geen enkele moment
dat de lijn blijft drijven en dus niet makkelijk in de
uit het oog wordt verloren.
schroef komt en de drenkeling kan zich makkelijk
3. Ga in ieder geval niet zelf te water, want dan kun
aan de lijn vasthouden.
je zelf ook in moeilijkheden raken. 4. Druk op de GPS de MOB-knop in om je te helpen
Joon
bij het terugvaren naar de plaats waar de drenke-
Iemand die overboord slaat, is door de golfslag binnen
ling te water raakte, maar houd er rekening mee
een mum van tijd uit het zicht. Een joon maakt de
dat de stroom intussen ook zijn werk heeft gedaan.
plaats waar de drenkeling overboord is geslagen
5. Alarmeer kustwacht via je mobiele telefoon of
beter zichtbaar.
marifoon en blijf de drenkeling zo goed mogelijk
in de gaten houden.
Licht
6. Vertrouw niet teveel op je eigen capaciteiten bij Vlag
het binnenhalen van een drenkeling. De praktijk wijst uit dat je de hulp van een ander schip goed kunt gebruiken. Reddingsacties
Lijn Reddingsboei
Op zeilscholen is de MOB-instructie een vast onderdeel van het lesprogramma. Op de zeilschool leer je hoe je de drenkeling al zeilend (zonder gebruikmaking
Drijflichaam
van de motor) kunt redden. In deze cursus gaan we ervan uit dat je met een motorboot vaart (ook zeil-
Gewichtje
boot varend op de motor = motorboot). Bovenwinds naderen
Een joon is een soort oranje dobber van een meter of
Als je een drenkeling bovenwinds nadert, word je
drie met een fel knipperlicht bovenin. De joon wordt
vanzelf door de wind naar de drenkeling toe geblazen
vaak met een touw aan de reddingsboei vastgemaakt.
(= verlijeren). Nadeel: als de wind greep krijgt op de
Zo’n joon is vooral van belang als de drenkeling in
boot, krijg je teveel vaart en vaar je de drenkeling
het donker op stromend water overboord valt.
voorbij. Je kunt de drenkeling zelfs overvaren. Benedenwinds naderen Je nadert de drenkeling met behulp van de motor
Parachutelichten Parachutelichten
(vuurwerk-
pijlen) worden aan boord als
en vaart langzaam tegen de wind in. Nadeel: als de motor uitvalt, kom je niet bij de drenkeling.
noodsein gebruikt.
6
Stuurbrevet beperkt
LES 1
Stroom
Blusmiddelen
De manoeuvre ‘man overboord’ is op stromend water dezelfde als op stilstaand water, als zowel het schip als de drenkeling zich in de hoofdstroom bevinden.
Water Als blusmiddel alleen geschikt voor A-branden; Schuim
Op stromend water moet je er rekening mee houden
Een schuimblusser is bijzonder geschikt voor A- en
dat de drenkeling en de reddingsmiddelen zich al heel
B-branden (soms ook C-branden), omdat schuim weinig
snel niet meer op de plaats bevinden waar de drenke-
schade veroorzaakt, ook na gebruik;
ling overboord is geslagen.
Poeder Geschikt voor A-, B- en C-branden; het nadeel van
Veiligheid
poederblussers is de schade aan elektrische apparatuur en metalen na het blussen.
De belangrijkste gevaren bij het varen zijn brand,
Een oliebrand aan boord mag u nooit blussen met
verdrinking en aanvaring.
water. Brandende olie gaat namelijk drijven op het water en verspreidt zich dan over de hele boot.
Brand Brandpreventie
UU
groter dan in een auto of caravan. Dat komt doordat de relatief zware brandbare gassen (propaan,
TE
MP
OF
ST
AT
UR
ER
Het gevaar van brand of explosie is op een boot veel
ZU
R
Algemeen
butaan) in een boot niet weg kunnen. U moet daarom op een boot extra voorzichtig zijn met gas en benzine.
BRANDBARE STOF
Voor het ontstaan van een brand moeten tegelijkertijd
Gasdetector
drie factoren aanwezig zijn, namelijk een brandbare
Een gasdetector wordt gebruikt om te constateren
stof, een voldoende hoge ontbrandingstemperatuur en
of benzine- en/of gasdampen in een gevaarlijke con-
zuurstof.
centratie aanwezig zijn. Een gasdetector is uitgerust
We onderscheiden vier types brand.
met één of meer sensoren (aftasters). Butaan- en propaangas zijn zwaarder dan lucht en daarom zal
A-branden Kernbranden in vaste stoffen (papier, hout).
bij een gaslek het gas zich verzamelen in het laagste gedeelte van het schip. Hetzelfde geldt voor benzine-
B-branden Vloeistofbranden (benzine, olie, spiritus).
dampen. Daarom dienen de sensoren in het laagstgelegen deel van de ruimte, waarin u het gas of
C-branden Gasbranden (propaan, butaan).
de damp kunt verwachten, geplaatst te worden.
D-branden
Kooktoestel
Metaalbranden (magnesium, aluminium).
Gebruik aan boord een thermisch beveiligd kooktoestel; als de vlam uitwaait, wordt de gastoevoer automatisch afgesloten. Geldt ook voor andere gasapparaten.
Stuurbrevet beperkt
7
LES 1
TEST JEZELF
Verdrinking
1.1
Als u aan het varen bent, is de kans dat u in het water valt duidelijk aanwezig. Denk niet dat u niets kan overkomen omdat u goed kunt zwemmen. Als u op ruim water zit, kan het heel lang duren voor
1. De manoeuvre ‘man overboord’ is op
u aan de kant bent. U raakt snel onderkoeld en als
stromend water dezelfde als die op
gevolg van de onderkoeling werken de spieren niet
stilstaand water als:
meer, waardoor u niet meer in staat bent te zwem-
a. De drenkeling bovenstrooms ligt.
men en verdrinkt. Hoe meer u beweegt (zwemt),
b. Zowel het schip als de drenkeling zich in
hoe meer koud water er langs uw lichaam stroomt en
hoe sneller u onderkoeld raakt. Als u in het water valt,
c. Het schip zich in de hoofdstroom bevindt en
is het belangrijk dat u
de hoofdstroom bevinden. de drenkeling in de neer.
- blijft drijven; - de warmte vasthoudt
2. Een brand kan slechts ontstaan als drie
(foetushouding en niet bewegen);
elementen aanwezig zijn: een brandbare
- gezien wordt.
stof, een voldoende hoge temperatuur
(ontbrandingstemperatuur) en bovendien:
De
hoofdkleur
van
reddingsmiddelen
is
naar
internationaal gebruik oranje.
a. Koolzuurgas. b. Stikstof. c. Zuurstof.
Aanvaring Om aanvaringen te voorkomen, is het belangrijk dat u gezien wordt, ook bij slecht zicht. Een belangrijk
3. Waarom mag u een oliebrand niet met
hulpmiddel daarbij is de radarreflector.
water blussen?
a. Vanwege de zware, giftige rook die dan vrijkomt. Radarreflector
b. Het vuur zal zich dan verspreiden.
Een radarreflector is aan te bevelen (op sommige
c. Het vuur gaat dan feller branden.
wateren verplicht) en vergroot bij slecht zicht de kans dat uw schip wordt opgemerkt op het
4. De hoofdkleur van reddingsmiddelen is
radarscherm van andere schepen.
a. Rood.
naar internationaal gebruik:
b. Wit. c. Oranje. 5. Een radarreflector moet voor wat betreft Fout
Goed
de hoogte aan boord van een vaartuig
geplaatst worden:
Een van de eisen die aan een radarreflector wordt
a. Zo ver mogelijk op het achterschip,
gesteld, is dat deze zo hoog mogelijk geplaatst moet
worden, tenminste 4 meter boven het water. De radar-
b. Zo ver mogelijk op het voorschip,
reflector type 1 moet op dezelfde wijze opgehangen
worden als dat u hem op tafel zou neerzetten, dus niet
c. Zo hoog mogelijk, tenminste 4 meter boven
met een punt omhoog.
8
Stuurbrevet beperkt
minimaal 4 meter van de mast. minimaal 4 meter van de mast. het water.
LES 1
6. Water is als blusmiddel alleen geschikt bij:
13. B-branden zijn:
a. Klasse A-branden.
a. Kernbranden in vaste stoffen, zoals hout.
b. Klasse C-branden.
b. Vloeistofbranden.
c. Klasse B-branden.
c. Metaalbranden. d. Gasbranden.
7. Wat zijn D-branden? a. Branden in of nabij elektrische apparatuur.
14. C-branden zijn:
b. Metaalbranden.
a. Vloeistofbranden (benzine, petroleum enzovoort).
c. Vloeistofbranden.
b. Kernbranden in vaste stoffen, zoals hout. c. Gasbranden (propaan, butaan enzovoort).
8. Waar verzamelt het propaangas zich
d. Metaalbranden (magnesium, natrium enzovoort).
bij lekkage?
a. Onderin het schip.
15. Thermische beveiliging op gasapparatuur is
b. In de buurt van het lek.
c. Bovenin het schip.
a. Daardoor de aanwezigheid van een explosief
aan boord van jachten aan te bevelen, omdat: gasmengsel vastgesteld kan worden.
9. De vuurdriehoek bevat de volgende
b. Bij oververhitting de vlam dooft.
c. Bij uitwaaien van de vlam de gastoevoer
drie elementen:
a. Brandbaar materiaal - temperatuur
wordt afgesloten.
- verbranding.
b. Temperatuur - brandbaar materiaal - zuurstof.
16. Varen met grote snelheid is varen met
c. Zuurstof - temperatuur - wind.
een snelheid groter dan
a. 20 km/h.
b. 25 km/h.
c. 40 km/h.
10. Waar moet de radarreflector opgehangen worden?
17. De minimum leeftijd om een pleziervaar-
a. Zo ver als mogelijk naar achteren.
tuig op de Belgische binnenwateren
b. Zo hoog mogelijk.
te besturen, voor een pleziervaartuig dat
c. Zo ver als mogelijk naar voren.
sneller dan 20 km/h kan varen is:
a. 16 jaar.
b. 18 jaar.
c. 21 jaar.
11. De radarreflector moet opgehangen worden:
18. Een radarreflector moet opgehangen
a. Op dezelfde wijze als u hem zou neerzetten,
dus niet met een punt omhoog en
een punt omlaag.
worden zoals:
b. Met een punt omhoog en een punt omlaag. c. Precies in het midden van het schip.
A
B
a. Zoals tekening A 12. A-branden zijn:
b. Zoals tekening B.
a. Gasbranden.
c. Om het even zo hoog mogelijk.
b. Kernbranden in vaste stoffen, zoals hout. c. Metaalbranden.
19. Brandblussers moeten gekeurd worden:
d. Vloeistofbranden.
a. Om de 2 jaar. b. Om de 5 jaar. c. Om de 10 jaar. Stuurbrevet beperkt
9 
LES 1
1.2 EHBO
Wat als het echt mis gaat? Stel: één van de bemanningsleden is onwel geworden
EHBO voor watersport
en u bent niet in staat om een juiste diagnose te
EHBO aan boord is vaak iets waar te licht over wordt
stellen. De afstand naar de eerste de beste haven is
gedacht in de watersport. Natuurlijk gaat u ervan
nog fors en het ziet ernaar uit dat er professionele
uit dat er niks ergs gebeurt, maar een ongeluk zit
hulp moet komen. Uw marifoon is op dit moment uw
in een klein hoekje, met name op grotere wateren.
beste communicatiemiddel.
Op de Beneden Schelde of Noordzee legt u niet zomaar even aan om hulp van een arts of EHBO-post
Kustgebied
in te roepen. Als schipper bent u verantwoordelijk
Als u binnen het bereik van de kustwacht vaart, maakt
voor schip en bemanning en daar valt u zelf ook onder.
u contact met het kustwachtcentrum (Oostende) via
Verdiep u een beetje in de materie of beter nog: volg
VHF-kanaal 16. Zorg dat u de volgende zaken onmid-
een EHBO-cursus, dat voorkomt een hoop ellende en
dellijk bij de hand heeft en geef die duidelijk door.
paniek aan boord.
- Scheepsnaam. - MMSI nummer.
EHBO-doos voor watersporters
- Een positie waar u 100% zeker van bent.
De inhoud is een beetje afhankelijk van uw vaar-
U vraagt de kustwacht om een Radio Medisch Advies
gebied en het aantal bemanningsleden. Een jacht
(RMA) ook wel Medical geheten. U blijft uitluisteren
met 8 bemanningsleden dat in 14 dagen tijd naar
op het kanaal waarop u de oproep deed tot het kust-
de Azoren vaart, heeft een andere inhoud nodig dan
wachtcentrum u een werkkanaal toewijst. Dan schakelt
het motorkruisertje dat de Leie bevaart. Verstop
u over naar dat kanaal en blijft u stand-by. Het kust-
een EHBO-doos niet maar zet hem op een duidelijk
wachtcentrum zal u doorverbinden met een van de
zichtbare plaats. Onder in de banken wegbergen
5 dienstdoende artsen. Hij zal u duidelijke informatie
heeft geen enkele zin. In een noodsituatie moet
geven aan de hand van een vaste RMA-vragenlijst uit
iedereen snel en adequaat kunnen handelen.
het Geneeskundig Handboek voor de Scheepvaart.
Minimale inhoud
De Radio Medische Dienst (RMD) is kosteloos.
Basisset (minimale inhoud van de doos)
Medische evacuatie (medevac)
- 1 assortiment wondpleister (minimaal 15 strips)
Als blijkt dat het slachtoffer zo ernstig ziek of gewond
- 1 driekante doek/driehoeksverband
is dat hij of zij van boord moet worden gehaald,
- 1 ideaalzwachtel, 5 m x 8 cm
coördineert het kustwachtcentrum in samenspraak
- 1 rol kleefpleister, 2 cm
met
- 1 flesje desinfectans, bij voorkeur
Belgische SAR (Search And Rescue)-gebied zal een
2 wondverzorgingskits
reddingsboot van de reddingsdienst of een helikopter
- 2 paar handschoenen
van de Marine worden ingezet.
de
RMD-arts
de
evacuatie.
Binnen
het
- 1 splinterpincet - 4 steriele gaasjes/compressen van 1/16 m2
Binnenwater
of 5 x 8 ,5 cm
Als u in een blokgebied vaart, maak dan gebruik van
- 1 schematische EHBO-instructie
een blokkanaal. Buiten een blokgebied gebruikt u
- 1 tekenverwijderset
kanaal 10 om schepen die bij u in de buurt varen om
- 1 verbandschaar
hulp te vragen. Het kan zijn dat er een arts of medisch
- 2 snelverbanden 8 x 10 cm
specialist vlakbij is. Bij zeer ernstige gevallen kunt u ook gebruik maken van uw mobiel en 112 bellen.
10
Stuurbrevet beperkt
LES 1
Onderkoeling
Algemene basisregels
Iemand die overboordslaat en een tijdje in het water
Bij het verlenen van EHBO dient u rekening te
ligt, raakt zeker in het voorjaar als het water koud
houden met vijf belangrijke punten:
is, al snel onderkoeld. Probeer een onderkoelde
A. Let op gevaar. Zorg ervoor dat u zelf, omstanders
drenkeling altijd horizontaal uit het water te halen.
en het slachtoffer geen gevaar lopen.
Wat stel je vast bij onderkoeling?
B. Ga na wat er gebeurd is en daarna wat iemand
Bij een beginnende onderkoeling.
mankeert. Vraag aan het slachtoffer of de om-
- Rillen.
standers wat er is gebeurd of kijk wat er is op
- Koude, bleke en droge huid.
te maken uit de situatie ter plaatse.
- De ademhaling gaat van hyperventilatie naar
C. Stel het slachtoffer gerust en zorg voor
langzaam en oppervlakkig.
beschutting tegen kou of hitte. Een slachtoffer is
- Vaak verwardheid, vermoeidheid en suffigheid.
vaak geschrokken en heeft iemand nodig
- Dalend bewustzijn.
die hem opvangt en geruststelt; wees rustig en zorgzaam maar ook kordaat.
Bij een diepe onderkoeling. - Slachtoffer stopt met rillen.
D. Zorg voor professionele hulp. Laat een omstander
- Dalend bewustzijn.
het alarmnummer bellen en laat onderstaande
- Verminderd reflexen.
punten doorgeven. Vraag de beller daarna terug
- Hartslag neemt af.
te komen, zodat u zeker weet dat er is gebeld.
- Spieren worden stijf.
De volgende informatie is voor de hulpdiensten
- Mogelijk blauwe lippen, oren, vingers en tenen.
van belang: - welke hulpdienst nodig is (ambulance);
Wat doe je bij onderkoeling?
- plaats waar de hulp naartoe moet komen;
Bij een beginnende onderkoeling.
- wat er gebeurd is;
- Breng het slachtoffer in een warmere omgeving.
- aantal slachtoffers;
- Wikkel het slachtoffer in een (isolatie)deken
- de vermoedelijke leeftijd;
inclusief het hoofd.
- wat het slachtoffer mankeert;
- Voorkom verdere afkoeling, u mag iets warms
- of er reanimatie plaatsvindt.
(koffie, thee, enz) te drinken geven,
E. Help het slachtoffer op de plaats waar deze is
let op: nooit alcoholische drank.
aangetroffen. Door een slachtoffer onnodig
- Vraag zo nodig om professionele hulp.
te verplaatsen, kan zijn toestand verslechteren. Verplaats een slachtoffer alleen als er sprake is
Bij een diepe onderkoeling. - Direct 1-1-2 (laten) bellen, volg instructies van
van acuut gevaar.
de meldkamercentralist. - Voorkom verdere afkoeling, knip eventueel natte
Onderkoeling voorkomen
kleding weg.
Als u zelf in het water valt, probeer dan zo weinig
- Voorkom onnodige bewegingen of verplaatsing
mogelijk te bewegen. Bij elke beweging koelt u
van het slachtoffer: elke verdere beweging is
verder af omdat er steeds opnieuw koud water langs
schadelijk voor het slachtoffer.
het lichaam stroomt. Heeft u een reddingsvest aan,
- Wikkel het slachtoffer in een voorverwarmde
maak u dan zo klein mogelijk (foetushouding).
deken of (isolatie)deken inclusief het hoofd. - Geef niets te eten of te drinken.
Stuurbrevet beperkt
11 
LES 1
EHBO-opleiding
2. U bent op zee en een van de bemannings-
In België zorgen het Rode Kruis, Het Vlaamse Kruis
leden krijgt plotseling hevige pijn op
en andere bedrijven voor EHBO-opleidingen. Ze geven
de borst en u weet niet wat het is. Het ziet
daarvoor elk hun eigen handboeken uit. De EHBO-
er slecht uit en de man heeft onmiddellijk
opleidingen van het Rode Kruis (Eerste Hulp en Helper)
hulp nodig. Wat doet u als eerste?
werken volgens de Europese Standaard Richtlijnen.
a. U vaart ongeacht de afstand naar de dichtst-
Het Rode Kruis organiseert na de Helper-cursus, ook nog
bijkomende opleidingen tot ambulancier. Een ambu-
b. U roept de kustwacht op kanaal 16 op en vraagt
lancier bij het Rode Kruis heeft een opleiding van
150 uur en mag niet dringend ziekenvervoer uitvoeren.
c. U belt met uw mobiel 112.
bijzijnde haven. radiomedische hulp.
De EHBO-opleidingen van het Vlaamse Kruis (basismodule EHBO en vervolgmodule EHBO) duren
3. U vaart op een kanaal en een van de beman-
samen 35 uur. Een vervolgopleiding tot ambulancier
ningsleden krijgt plotseling hevige pijn op
duurt minstens 60 uren. Na het volgen van interne
de borst en u weet niet wat het is. Het ziet
bijscholingen kunt u na een EHBO-cursus mee met
er slecht uit en de man heeft onmiddellijk
de ziekenwagen.
hulp nodig. Wat doet u als eerste?
a. U vaart door naar de dichtstbijzijnde haven en
Praktijk
meldt u bij de havenmeester.
Bij een EHBO opleiding leert u allerlei praktische
b. U roept de kustwacht op kanaal 16 op en vraagt
zaken zoals:
Wat te doen als iemand zich ernstig verslikt/stikt?
c. U belt met uw mobiel 112.
radiomedische hulp.
In zo’n geval gaat u achter het slachtoffer staan en u slaat uw armen ter hoogte van zijn maag om zijn
4. U ziet een drenkeling die zo te zien zwaar
lichaam. Dan trekt u uw beide armen naar boven en
onderkoeld is. Hoe haalt u de drenkeling
naar achter. U geeft het slachteroffer als het ware
uit het water?
een flinke buikstoot waardoor het verstikkende voor-
a. Bij voorkeur horizontaal.
werp uit de luchtpijp schiet.
b. Bij voorkeur verticaal. c. Het maakt in principe niet uit, u doet wat het
TEST JEZELF
1.2
makkelijkst is.
5. Wat doet u met iemand die onderkoeld is? a. U geeft snel iets te drinken, bij voorkeur
een stevige borrel.
b. U wikkelt hem in een deken. 1. Een EHBO-doos is erg belangrijk in nood-
c. U laat hem zoveel mogelijk bewegen om warm
gevallen. Daarom bewaart u de doos:
te worden.
a. Op een veilige plaats, bijvoorbeeld onderin
de bank in de kajuit.
6. Als u zelf in het water valt, kunt u het afkoelings-
b. Op een duidelijk zichtbare plaats.
c. Onderin de voorraadkast.
a. Zoveel mogelijk te bewegen, hoe meer u beweegt
proces (onderkoeling) vertragen door: hoe warmer u wordt.
b. Zo weinig mogelijk te bewegen. c. U zo lang mogelijk te maken. 12
Stuurbrevet beperkt
LES 1
7. Als u op zee de Radio Medische Dienst
(RMD) oproept via kanaal 16, zorg dan dat
u de volgende gegevens bij de hand hebt.
a. Scheepsnaam; MMSI-nummer, positie van
1.3 Waterkaarten en routeplanning Waterkaarten
het schip.
b. Naam, geboortedatum en geboorteplaats van
Hoogtes en dieptes
Op de weg gebruikt u een wegenkaart, op het water
het slachtoffer.
c. Type schip, kleur en lengte.
een waterkaart. Op zo’n waterkaart staat allerlei belangrijke informatie, zoals de diepte van het vaar-
8. Iemand die sterk onderkoeld is, gaat:
water en de doorvaarthoogte van bruggen.
a. Steeds meer rillen, sneller ademen en
Bij het maken van een kaart gaat men uit van een
gemiddelde waterstand, het normale waterpeil.
de hartslag neemt toe.
b. Steeds minder rillen, langzamer ademen en
Omdat de waterstanden op de binnenwateren variëren,
kunt u niet blind varen op de gegevens die op
de hartslag neemt af.
c. Steeds meer rillen, hyperventileren en de hart-
de kaart zijn vermeld. Als er staat ‘diepte 15 dm’,
betekent dat, dat het water bij een normaal water-
slag wordt onregelmatig.
peil 15 dm diep is. In een droge zomer kan het water 9. Als er aan boord een ernstig ongeluk
wel een meter (10 dm) lager staan en dan is het nog
maar 5 dm diep. Daarom moet u vóór het wegvaren
gebeurd is,
a. Gaat u het slachtoffer snel op bed leggen.
weten of het water hoger of lager staat dan normaal.
b. Laat u het slachtoffer op de plaats liggen waar
Het normale waterpeil in een kanaal is een bepaald
peil ten opzichte van TAW (Tweede Algemene
het ongeval heeft plaatsgevonden.
c. Zet u het slachtoffer rechtop.
Waterpassing). De TAW is de referentiehoogte ten opzichte waarvan
10. Wat doet u als iemand zich verslikt in
hoogtemetingen zijn uitgedrukt. Een TAW-hoogte
van 0 meter is gelijk aan het gemiddelde zeeniveau
een stukje eten?
a. Ik geef een ferme slag tussen zijn schouderbladen.
bij eb te Oostende, gemeten over de laatste 5 jaar.
Als het stukje er niet uitkomt en het slachtoffer
wordt blauw, dan probeer ik het er met mijn
Een getijsluis (getijdesluis, tijsluis) is een sluis die
vingers uit te halen of ik snij een gaatje in
alleen gedurende bepaalde getijstanden in gebruik
de huid ter hoogte van de luchtpijp.
is. Meestal is een dergelijke sluis alleen tussen een
b. Ik ga achter het slachtoffer staan en leg
paar uur voor en na hoogwater bruikbaar. Op de
een vuist ter hoogte van de maag. Ik trek dan
scheepvaartkaart wordt een getijsluis aangeduid
met beide armen naar boven en naar achter.
met onderstaand teken.
Ik geef dus een buikstoot.
Getijsluis
c. Ik leg de persoon in de stabiele zijligging en bel
de noodarts. Voorbeeld 1 Rekenvraagstuk. Het normale waterpeil in een kanaal is 6,00 m ten opzichte van TAW. Door hevige regenval is het peil met 50 cm gestegen. De onderkant van de brug ligt op 14,50 m ten opzichte van TAW. Hoe hoog is de vrije hoogte onder de brug? Stuurbrevet beperkt
13
LES 1
Bij het berekenen van een doorvaarthoogte gaat u als
Voorbeeld 3
volgt te werk. U zet de gegevens uit de vraag op een rijtje.
Twee plaatsen liggen op 30 km van elkaar verwijderd.
1. TAW 0
Op een scheepvaartkaart meet men tussen de beide
2. normaal waterpeil (NP) TAW + 6,00 m
plaatsen een afstand van 7,5 cm.
3. hoogte brug TAW + 14,50 m
Welke schaal heeft deze kaart?
4. het werkelijke waterpeil is 50 cm hoger.
1 km
Onder normale omstandigheden is de vrije hoogte
30 km = 30.000 m = 3.000.000 cm
onder de brug 14,50 m – 6,00 m = 8,50 m.
7,5 cm op de kaart is in werkelijkheid 3.000.000 cm,
Omdat het water nu 50 cm hoger staat, is de vrije
1 cm op de kaart is in werkelijkheid
hoogte geen 8,50 m maar 50 cm minder, dus 8,00 m.
3.000.000 : 7,5 = 400.000 cm.
= 1000 m
= 100.000 cm
De schaal van de kaart is dus 1 : 400.000 Veiligheidsmarge Op het water is er altijd kans op golfslag door
Routeplanning
wind of andere schepen. Daarom moet u bij een
Als u gaat varen, is het belangrijk dat u beschikt over
onderdoorvaart rekening houden met de golfhoogte.
de juiste waterkaarten. Op een waterkaart staat
Volgens het Algemeen Scheepvaartreglement moet
de schaal, maar ook belangrijke nautische informatie
u een minimale marge van 30 cm tussen het hoogste
als brughoogtes, waterdieptes en sluizen. Hieronder
punt van het schip en de onderkant van de brug
geven we u enkele voorbeelden van wat u allemaal
aanhouden.
kunt doen met de kaartgegevens. Voorbeeld 4
Schaal De schaal geeft aan hoe gedetailleerd een kaart is.
Het traject van Herentals naar Dessel kan op twee
Hierbij moet gerekend worden (centimeters, meters,
manieren worden afgelegd, rechtstreeks ofwel via
kilometers). Hier volgt een korte herhaling van
Kwaadmechelen. U vaart met een constante snel-
de basiskennis. Een schaal van 1 : 50.000 betekent
heid van 8 km/u (deze snelheid correspondeert niet
dat 1 cm op de kaart gelijk is aan 50.000 cm in
met de toegelaten maximumsnelheid). Een doortocht
werkelijkheid. Dus:
van één sluis wordt gesteld op 15 minuten.
1 cm op de kaart
= 50.000 cm in werkelijkheid
50.000 cm
= 500,00 meter = 500 m
(komma 2 plaatsen naar links)
500 m
= 0,500 km
(komma 3 plaatsen naar links)
Welke route is naar verwachting het snelst? Dessel
m
26 k
16 km
= 0,5 km Herentals
24 k m = Sluis
Voorbeeld 2 De schaal van een kaart is 1 : 50.000. De afstand tussen twee plaatsen op de kaart bedraagt 10 cm.
KwaadMechelen
Berekening:
Hoe groot is de afstand in werkelijkheid?
1. Herentals – Dessel rechtstreeks.
1 cm op de kaart
Afstand 26 km. Vaartijd 26 : 8 = 3,25 uur
= 50.000 cm ( = 500 m)
in werkelijkheid
(3 uur en 25 honderdste uur).
10 cm op de kaart
Let op: een komma heeft een andere betekenis
= 500.000 cm (= 5.000 m)
in werkelijkheid
dan een punt.
5.000 m
0,10 uur
= 5 km in werkelijkheid
= 6 minuten;
0,25 uur = 15 minuten (een kwart uur). 14
Stuurbrevet beperkt
LES 1
De vaartijd is 3.15 uur (3 uur en 15 minuten).
(Afwaarts wil zeggen van hoog naar laag, opwaarts
Zeven sluizen; passeertijd 7 x 15 = 105 minuten
van laag naar hoog. Een pand is het stuk water
(= 1 uur en 45 minuten).
tussen twee sluizen.)
Totale reistijd: 3.15 + 1.45 = 5.00 uur.
2. Herentals – Kwaadmechelen – Dessel
NAMEN Montigniessur-Sambre
Afstand 24 + 16 = 40 km. Vaartijd 40 : 8 = 5 uur
88,60
80,10 78,40
74,50
Twee sluizen; passeertijd 2 x 15 = 30 minuten. Tailfer
Totale reistijd 5.30 uur. Dus de route via Kwaadmechelen duurt 30 minuten
97,20
95
91,40
84
79,88
81,93
langer dan de rechtstreekse route Herentals-Dessel.
De waterstand afwaarts van de sluis van Montigniessur-Sambre is 95,00 m TAW en opwaarts van de
Voorbeeld 5 U vaart op de Schelde van punt A (gelegen op 2 km
sluis Tailfer 81,93 m TAW, dat is 13,07 m lager ten
stroomopwaarts van de sluis van Berchem-Kerkhove)
opzichte van het vertrekpunt.
naar punt B (gelegen op 4 km stroomafwaarts van de sluis van Asper). U vertrekt om 9 uur uit punt A. Een versassing in een sluis duurt gemiddeld 20 minuten.
TEST JEZELF
De afstanden zijn op de kaart in km uitgedrukt en uw
1.3
gemiddelde vaarsnelheid is 6 km/u. Hoe laat komt u in punt B aan? 4
1. Het normale waterpeil in een kanaal is
B S. Asper
12 S. Oudenaarde 12
6,00 meter TAW. Door hevige regenval is
het peil met 50 cm gestegen. De onderkant
van een brug ligt op 14,50 meter TAW.
Hoe groot is de vrije hoogte onder de brug?
a. 7,50 meter. 2
S. Berchem-Kerkhove
b. 8,50 meter.
A
c. 8,00 meter. Berekening: Afstand 2 + 12 + 12 + 4 = 30 km.
2. Twee plaatsen liggen op 30 km van elkaar
Vaartijd 30 : 6 = 5.00 uur.
verwijderd. Op een scheepvaartkaart meet
Drie sluizen; passeertijd 3 x 20 = 60 minuten
men tussen de beide plaatsen een afstand
(= 1.00 uur).
van 7,5 cm. Welke schaal heeft deze kaart?
Totale reistijd 6.00 uur.
a. 1 : 200.000.
Tijd van aankomst 9.00 uur + 6.00 uur = 15.00 uur.
b. 1 : 400.000. c. 1 : 40.000.
Voorbeeld 6 U vaart op de Sambre afwaarts van sluis Montigniessur-Sambre opwaarts naar sluis Tailfer. In de panden heeft men de waterstand zoals die op de kaart is aangegeven. Hoeveel bedraagt de daling op het ganse traject? Stuurbrevet beperkt
15
LES 1
3. De schaal van een kaart is 1 : 50.000.
5. U vaart op de Schelde van punt A
De afstand tussen twee plaatsen op
(gelegen op 2 km stroomopwaarts van
de kaart bedraagt 10 cm. Hoe groot is
de sluis van Berchem-Kerkhove) naar
de afstand in werkelijkheid?
punt B (gelegen op 4 km stroomafwaarts
a. 5.000 m.
van de sluis van Asper). U vertrekt om
b. 50 m.
9.00 uur uit punt A. Een versassing in
c. 500 m.
een sluis duurt gemiddeld 20 minuten.
De afstanden zijn op de kaart in km
4. Het traject van Herentals naar Dessel kan
uitgedrukt en uw gemiddelde vaarsnelheid
op twee manieren afgelegd worden:
is 6 km/u. Hoe laat komt u in punt B aan?
rechtstreeks ofwel via Kwaadmechelen.
Men vaart met een constante snelheid van
8 km/u (deze snelheid correspondeert niet
met de toegelaten maximumsnelheid).
De doortocht van één sluis wordt gesteld
op 15 minuten. Welke bewering is juist?
24 k m = Sluis
S. Asper
S. Oudenaarde 12 2
A
S. Berchem-Kerkhove
a. 11.00 uur.
16 km
Herentals
B
12
Dessel
m 26 k
4
b. 15.00 uur. KwaadMechelen
c. 18.00 uur.
a. De route via Kwaadmechelen duurt 30 minuten
6. U vaart afwaarts van sluis Montignies-sur-
Sambre opwaarts naar sluis Tailfer.
Herentals-Dessel.
In de panden heeft men de waterstand
b. De route via Kwaadmechelen duurt 30 minuten
zoals die op de kaart is aangegeven.
Hoeveel bedraagt de daling op het hele
langer dan de rechtstreekse route
korter dan de rechtstreekse route
Herentals-Dessel.
traject?
c. Het verschil in tijdsduur tussen beide routes is
minder dan 30 minuten.
NAMEN Montignies-
88,60
80,10 78,40
74,50
sur-Sambre Tailfer 97,20
95
91,40
CHARLEROI
a. 15,12 m. b. 15,27 m. c. 13,07 m.
16
Stuurbrevet beperkt
84
79,88
81,93
LES 1
7. Twee plaatsen liggen op 60 km van elkaar
1.4. Manoeuvreren
verwijderd. Op een scheepvaartkaart meet
men tussen beide plaatsen een afstand van
De schroef en het wieleffect
20 cm. Welke schaal heeft deze kaart?
Schroeven zijn er in alle soorten en maten, maar
a. 1:400.000.
het principe is steeds hetzelfde: door het ronddraaien
b. 1:30.000.
ontstaat een voortstuwende werking. Op basis van
c. 1:300.000.
dit principe zijn er twee typen schroeven: - de rechtse schroef;
8. Wat betekent onderstaand teken op
- de linkse schroef.
Bij boten die zijn uitgerust met twee motoren, zit aan
een scheepvaartkaart?
de ene kant een linkse en aan de andere kant een rechtse schroef. De meeste boten hebben maar één motor en maar één schroef en dat is een rechtse of
a. Getijsluis.
een linkse schroef. We behandelen alleen de rechtse
b. Stuw.
schroef. Als u die kent, kent u impliciet ook de linkse
c. Gewone sluis.
schroef, want daarvoor geldt het tegenovergestelde.
9. Hoeveel centimeter moet het hoogste
De rechtse schroef
punt van een schip lager zijn dan
Een rechtse schroef heet zo omdat de schroef
de vrije hoogte onder een brug
bij
(Algemeen Scheepvaartreglement)?
het achteruitvaren draait een rechtse schroef
het
vooruitvaren
rechtsom
draait.
Bij
a. 25 cm.
linksom. Een rechtse schroef draait, afhankelijk van
b. 30 cm.
de vaarrichting, zowel rechtsom (vooruit) als linksom
c. 20 cm.
(achteruit). Een rechtse schroef blijft altijd ‘rechtse schroef’ heten, ook als hij linksom (achteruit) draait. Het wieleffect Een schroef is gemaakt om voorwaartsgerichte stuwkracht te leveren. Naast een voorwaartse kracht levert elke schroef ook een zijwaartsgerichte kracht en die noemen we het wieleffect. Als u met een schroef vooruitvaart, gaat u niet alleen vooruit maar ook een beetje opzij. Als de schroef rechtsom draait, gaat het achterschip naar rechts (stuurboord). Het voorschip gaat dan naar links (bakboord) en voor uw gevoel heeft het schip een afwijking naar links (bakboord).
Stuurbrevet beperkt
17
LES 1
Achteruitvarend draait de rechtse schroef linksom
Keren in nauw vaarwater
en gaat het achterschip naar links (bakboord).
(keren in kort bestek)
De rechtse schroef is in eerste instantie gemaakt om
Bij ronddraaien in een nauw vaarwater, waar u niet
vooruit te varen. Vooruitvarend is de zijwaartse afwij-
in één keer rond kunt, moet u al snel in z’n ach-
king (het wieleffect) relatief gering. Achteruitvarend
teruit. Achteruitvarend is het wieleffect vele malen
is het wieleffect veel sterker.
groter dan vooruitvarend. Bij deze manoeuvre moet
Als u met een schip met een rechtse schroef recht
u vooral rekening houden met het wieleffect tijdens
achteruit gaat varen, draait de schroef linksom en
het achteruitvaren. Met een rechtse schroef begint
trekt het achterschip naar links. U zult dus een
u de manoeuvre aan de bakboordzijde van het vaar-
beetje stuurboordroer moeten geven om de afwijking
water en zet u de beweging in over rechts. Dat lijkt
naar links te compenseren.
onlogisch omdat u over rechts de grootste draaicirkel
hebt. Maar omdat u niet in één keer rond kunt, moet u al snel in z’n achteruit. Achteruitvarend is het wieleffect heel sterk en wordt u als het ware op het wieleffect rondgetrokken.
5 4
Vooruit
3
Achteruit
Afmeren
2
Met een rechtse schroef meert u bij voorkeur aan bakboordwal (links) af. Bij het afmeren vaart u schuin naar de kant toe. Bij het naderen zet u de (rechtse) schroef in zijn achteruit om af te remmen en stil te komen liggen. Daarbij draait de rechtse schroef linksom en trekt het achterschip naar bakboord, waardoor u keurig parallel aan de wal komt
1
te liggen. Onthoud: met rechtse schroef bij keren in nauw vaarwater eerst naar de linkerzijde van het vaarwater en de beweging inzetten over rechts (stuurboord).
18
Stuurbrevet beperkt
LES 1
Dode hoek
Begrippen
Hieronder verstaan we het gedeelte van het vaarwaLagerwal
Hogerwal
ter vóór de boeg van een binnenschip dat door de schipper vanuit zijn stuurhut niet kan worden overzien. U moet er altijd voor zorgen niet in de ‘dode hoek’ van een oplopende vrachtvaarder te raken.
Voortros
Door regelmatig achterom te kijken kunt u ervoor zorgen dat u niet overvaren wordt. Het verkeer achter
Voorspring Lijzijde
u is minstens zo belangrijk als het verkeer vóór u.
Loefzijde
Achterspring
Achtertros Dode hoek
Laveren, niet bezeild Een zeilboot kan wel schuin maar niet recht tegen
Voortros Lijn van voorkant schip naar voren.
de wind in varen. Met de wind recht van voren moet een zeilboot laveren. De niet-bezeilde sector van
Voorspring Lijn van voorkant schip naar achteren.
zeilschepen bestaat uit een hoek van ongeveer 45° aan beide zijden ten opzichte van de windrichting
Achtertros Lijn van achterkant schip naar achteren.
(in totaal is de niet-bezeilde sector dus 2 x 45° = 90°).
Achterspring Lijn van achterkant schip naar voren. Hogerwal De wal waar de wind vandaan komt. Lagerwal De wal waar de wind naartoe waait.
niet bezeild
Loefzijde De zijde van het schip waar de wind tegenaan waait. Lijzijde De zijde van het schip waar de wind vanaf waait. Verlijeren Je door de wind naar lijzijde laten drijven. Bolder (kikker)
bezeild
Voorwerp dat is gemaakt om er gemakkelijk een lijn (touw) aan vast te kunnen maken. Ligplaats nemen Ankeren of aanmeren.
Stuurbrevet beperkt
19
LES 1
3. Langszij slepen.
Aankomen Alle manoeuvres op stromend water die te maken hebben met aankomen, afvaren en ankeren worden, als dat mogelijk is, altijd tégen de stroom of wind in uitgevoerd. U nadert een ligplaats op stromend water dus bij voorkeur tegen de stroom in.
Een motorboot die gesleept wordt, luistert slecht Oversteken met stroom
naar het roer omdat er zonder schroefwater vrijwel
Als u op stromend water wilt oversteken om naar
geen druk op het roer wordt uitgeoefend. Bij rustig
een ligplaats of haven te varen, moet u om recht over
weer is het aan te bevelen met twee niet te lange
te kunnen steken altijd iets (en bij veel stroom véél)
gekruiste sleeptrossen te slepen.
tegen de stroom in sturen. Om bij ligplaats L te komen,
Bij slecht weer op ruim woelig water is het beter de
stuurt u in de richting van Z.
boot met een enkele lange tros te slepen. Zo’n lange Y
L
Z
tros heeft veel rek, waardoor de klappen van de golven worden opgevangen. U spreekt van tevoren met de schipper van de te slepen boot af dat hij bij bochten de buitenbochten instuurt.
V
TEST JEZELF
Ondiep vaarwater
1.4
Bij snel varen in ondiep vaarwater kan het voorkomen dat u merkt dat uw boot slecht naar het roer luistert. Het is dan aan te bevelen om vaart te minderen. In de meeste gevallen is daarmee het probleem opgelost.
1. Een zeilschip moet in een kanaal laveren
als de wind:
Varen met een sleep
a. Van opzij komt.
Er zijn 3 manieren van slepen:
b. Van voren komt.
1. Slepen met twee korte kruislings vastge-
c. Van achteren komt.
maakte trossen. 2. Uw schip heeft een rechtse schroef.
Bij windstil weer wilt u recht achteruit
varen. U moet:
a. Het roer midscheeps houden. b. Stuurboordroer geven. 2. Slepen met een lange tros
c. Bakboordroer geven. 3. Hoe nadert u bij voorkeur een ligplaats
op stromend water?
a. Haaks op de stroom. b. Tegen de stroom in. c. Vóór de stroom.
20
Stuurbrevet beperkt
LES 1
4. U sleept een ander schip met behulp van
8. Hoe heet de lijn die met het cijfer 1 is aan-
een enkele lange tros. U spreekt met
de schipper van het andere schip af dat
hij bij de bochten:
geduid op de tekening? 1
a. Recht achter u aan blijft sturen. 2
b. De binnenbochten instuurt. c. De buitenbochten instuurt.
3 4
5. Uw schip heeft een rechtse schroef.
Er staat geen wind en/of stroom.
Het aanleggen aan een kade kan dan
a. Achterspring.
het beste gebeuren:
b. Voortros.
a. Met bak- of stuurboordzijde van het schip,
c. Voorspring.
dat maakt geen verschil.
b. Met stuurboordzijde van het schip.
9. U vertrekt uit punt A om naar ligplaats B
c. Met bakboordzijde van het schip.
te varen. Er staat een stroming in
de richting van S. Om bij de ligplaats
6. U moet er altijd voor zorgen niet in
te komen moet u sturen in de richting:
de ‘dode hoek’ van een oplopende vracht-
vaarder te raken. Dit doet u door:
L
B
R
a. Het regelmatig geven van seinen. b. Regelmatig achterom te kijken en er zoveel
mogelijk voor te zorgen dat u de stuurhut van
de vrachtvaarder ziet.
S
a. A-L.
c. In het midden van het vaarwater te
b. A-R.
c. A-B.
blijven varen.
7. Alle manoeuvres op stromend water
10. Varend in ondiep vaarwater merkt u dat
vinden bij voorkeur plaats:
uw schip slecht naar het roer luistert.
a. Met de kop tegen de stroom in.
Het is dan aan te bevelen:
b. Op dezelfde wijze als op stilstaand water.
a. Vaart te minderen.
c. Haaks op de stroomrichting.
b. Zigzag te gaan varen. c. Vaart te meerderen. 11. Uw schip is voorzien van een rechtse
schroef. U wilt keren in een smal vaarwater,
waar het niet mogelijk is om in één keer
rond te draaien. Het is windstil.
Bij het inzetten van het keermanoeuvre
kunt u zich het beste bevinden:
a. Aan stuurboordzijde van het vaarwater. b. Aan bakboordzijde van het vaarwater. c. In het midden van het vaarwater. Stuurbrevet beperkt
21
LES 1
12. Wat is de ‘dode hoek’ van een
15. Uw schip heeft een linkse schroef.
binnenvaartuig?
Er is geen wind en geen stroom.
a. De afstand die het schip nodig heeft om tot
Met welke zijde van uw schip komt u
het beste bij de kade aan?
stilstand te komen.
b. De hoek tussen de vaarrichting en de as van
a. Bakboordzijde.
b. Onverschillig welke zijde (geen voorkeur).
de waterweg.
c. Het deel van de waterweg vóór de boeg dat
c. Stuurboordzijde
vanuit het stuurhuis niet te zien is. 16. Het is windstil. Uw motorschip heeft
13. Hoe heet de lijn die met het cijfer
een linkse schroef en u vaart achteruit.
Wat stelt u vast?
3 aangeduid is op de tekening?
a. Het voorschip draait naar stuurboord. 1
b. Het achterschip trekt naar bakboord. c. Het achterschip trekt naar stuurboord.
2
3 4
17. Met een motorjacht met één motor,
één rechtse schroef en één roer moet ik
aanleggen aan een ponton. Er loopt
2 knoop stroom evenwijdig met het ponton
en er staat 10 knoop wind tegen de stroom-
richting in. Om veilig aan te leggen zal ik:
a. Achtertros.
a. Altijd aan bakboord aanleggen omdat de schroef-
b. Achterspring.
c. Voorspring.
b. Tegen de wind in gaan daar de wind hier
14. Wat betekent ‘ligplaats nemen’? (APSB)
werking me helpt. krachtiger is dan de stroom.
c. Tegen de stroom aanleggen.
a. Aanleggen, de tijd die nodig is om in- en uit te
stappen of goederen aan of van boord te nemen.
b. Aanmeren. c. Ankeren of aanmeren.
22
Stuurbrevet beperkt
LES 1
1.5 Techniek
Koeling Alle verbrandingsmotoren moeten gekoeld worden. Bij scheepsmotoren gebeurt dat meestal met behulp
Benzine- en dieselmotoren
van het buitenwater. Vrijwel alle scheepsmotoren
Benzine De benzinemotor komt veel voor bij snelle open
hebben een koelwaterpomp die buitenwater aan-
motorboten. Benzine is relatief gevaarlijk. Omdat
zuigt. Door een speciale koelwaterkraan in de
de motor zich in een afgesloten ruimte bevindt, kan
scheepswand onder de waterlijn gaat het water
de benzinedamp (zwaarder dan lucht) niet weg.
via de wierpot naar de koelwaterpomp en van-
Benzinedamp plus zuurstof (lucht) geeft een explo-
daar door de motor of warmtewisselaar. Om te
sief mengsel. Vóór het starten altijd van onderuit
voorkomen dat het koelsysteem verstopt raakt,
de motorruimtedamp afzuigen met een vonkvrije
zit er tussen het inlaatkraantje en de koelwater-
ventilator.
pomp een wierfilter of wierbak. Het vuil dat met het koelwater naar binnen komt, wordt in het wierfilter
Diesel De dieselmotor wordt veel gebruikt voor kajuit-
opgevangen.
jachten en grote schepen. Een dieselmotor is heel geschikt om lange tijd op een vast toerental te
Afvoer opgewarmd koelwater
draaien. Bovendien verdampt diesel minder snel dan
Bij buitenboordmotoren en inboordmotoren (benzine
benzine en is het explosiegevaar minder groot.
en diesel) wordt het opgewarmde koelwater altijd afgevoerd via de uitlaat. Bij inboordmotoren zie je
Oliedruk
duidelijk water uit de uitlaat komen. Als dat niet zo
De oliedruk is mede afhankelijk van het oliepeil in
is, werkt de koeling niet.
het carter. Een te lage oliedruk is meestal het gevolg
Controlestraal
van een te laag oliepeil. De motor wordt dan te wei-
De waterstraal die u ziet bij jetski’s en buitenboord-
nig gesmeerd, wordt daardoor te heet en loopt vast.
motoren is een controlestraal waaraan u kunt zien
Om je in dat geval tijdig te waarschuwen gaat het
dat de waterpomp (koeling) goed werkt.
oliedruklampje branden. Teveel olie geeft teveel olie-
Bevriezing
druk en kan schade veroorzaken aan de motor. Het teveel
In de winter kan het water bevriezen, waardoor de
aan olie wordt de cilinder ingeperst en verbrandt.
motor beschadigd wordt. Daarom moet u het koel-
Er komt dan blauwe stinkende rook uit de uitlaat.
watersysteem vóór de winter vullen met antivries. In de meeste gevallen kan dat door bij een draaiende motor via het wierpotje antivries toe te voegen. In het voorjaar niet vergeten om de toevoer van buitenwater open te zetten. Controle Controleer voor vertrek of de kraan voor het inla-
Controle - Zorg ervoor dat u de juiste smeerolie gebruikt.
ten van koelwater openstaat en kijk of de wierbak
- Controleer vóór het starten het oliepeil.
schoon is.
- Stop de motor als het controlelampje van
Kijk na het starten van de motor of het koelsysteem
het oliepeil gaat branden en vul eerst olie bij.
werkt. Als er geen water naar buiten komt, werkt
- Controleer jaarlijks de kwaliteit van de
het koelsysteem niet.
carterolie en vervang die indien nodig.
Bij een goed afgestelde binnenboordmotor op bedrijfs-
- Controleer jaarlijks het oliefilter en vervang die
temperatuur zijn de uitlaatgassen (emissies) kleurloos.
indien nodig. Stuurbrevet beperkt
23
LES 1
Keerkoppeling
de slipkoppeling de as, waar de schroef op zit en dus
De motor is via een keerkoppeling aangesloten op
ook de motor, gewoon door. Hierdoor wordt de schade
de schroefas. De keerkoppeling zorgt ervoor dat u
beperkt, het kost u hooguit een nieuwe slipkoppe-
de schroef in z’n vrijstand, vooruit en achteruit kunt
ling. Hetzelfde systeem komt ook voor bij schroeven
zetten. De keerkoppeling bevat smeerolie en het olie-
voor inboordmotoren.
peil moet bij elke grote beurt gecontroleerd worden. Breekpen Schroefas en schroefaskoker
Bij oude buitenboordmotoren ziet u in de schroef
De motor zit binnenin, de schroef aan de buitenkant
vaak een breekpennetje; als de schroef de grond
van het schip. De verbinding wordt gevormd door de
raakt, breekt het pennetje, waardoor de schroef niet
schroefas en deze loopt door een pijp, de schroefasko-
meer draait, maar het asje en de motor wel draaien.
ker. Het is een min of meer open verbinding tussen buiten en binnen, met het risico dat er water naar binnen kan komen. CONTROLES EN MAATREGELEN BIJ AFMEREN VOOR LANGERE TIJD
Scheepswand
Buitenboordafsluiters
Vetpers Schroefas Binnengland Schroefaskoker
Vetgesmeerd
Als de afsluiter openstaat en de slang lekt, zinkt de boot. Zeker als u voor langere tijd van boord gaat, moeten alle buitenboordafsluiters dicht zijn. Enkele belangrijke afsluiters zijn:
Als bij een vetgesmeerde schroefas de binnengland
- Buitenboordafsluiter koelsysteem
(binnenlager) teveel, meer dan druppelgewijs, water
Deze zit ergens in de motorruimte.
doorlaat, moet u de pakkingsdrukker van de binnen-
- Buitenboordafsluiters onderwatertoilet
gland aandraaien. Bovendien moet u de vetpers van
Er zitten twee afsluiters, één voor het inlaten
de vetgesmeerde schroefaskoker regelmatig aan-
van spoelwater en één voor het naar buiten
draaien om extra vet in de schroefaskoker te persen.
pompen van het vuile water.
Watergesmeerd
Opm.: het toiletwater lozen in het buitenwater
Een watergesmeerde schroefaskoker heeft kunststof-
mag niet meer; hebt u zo’n toilet aan boord,
lagers en geen vetpers. Door een speciale behande-
gebruik het dan niet en zorg ervoor dat beide
ling van de as en de binnenkant van de koker komt
kranen dicht zijn.
er dankzij een speciale vetvrije gland vrijwel geen
- Buitenboordafsluiter voor spoelbakje keukentje
water naar binnen.
(kombuis). Ook deze afsluiter niet vergeten dicht te draaien.
Slipkoppeling (slipslof) Als een draaiende schroef de grond raakt en dan
Elektrische installatie
ineens met een klap tot stilstand komt, kan er zeer
Hoofdschakelaar (massasleutel) uitzetten.
ernstige schade ontstaan aan zowel de schroef als de keerkoppeling en de motor. Daarom zijn tegenwoor-
Gasinstallatie
dig de meeste buitenboordmotoren uitgerust met een
Alle gasflessen dichtdraaien.
slipkoppeling (slipslof) in de schroef. Als de schroef de grond raakt, staat de schroef stil en draait door 24
Stuurbrevet beperkt
LES 1
Het schip
4. Het smeeroliepeil moet regelmatig
- Is het schip goed afgemeerd en kan het niet
gecontroleerd worden. Een te laag
naar voren of achteren bewegen?
peil geeft:
- Hangen de stootwillen (fenders) op de juiste
a. Onvoldoende smering en te weinig motorkoeling.
plaats en op de juiste hoogte?
b. Onvoldoende smering, waardoor de olie niet
- Schuren (schavielen) de landvasten niet ergens
over de boot of steiger waardoor ze op den duur
c. Voldoende smering, alleen wordt de olie te warm.
voldoende op bedrijfstemperatuur komt.
kunnen breken? - Zit er wel voldoende rek op de landvasten?
5. Een keerkoppeling dient om: a. Een trillingvrije verbinding te maken tussen
TEST JEZELF
schroefas en motor.
b. De draairichting van de schroefas te kunnen
1.5
veranderen. c. Een waterdichte doorvoer voor de schroefas
te kunnen maken.
1. Hoe kunt u bij het starten van een benzine-
6. De waterstraal die u ziet bij jetski’s
motor brand- en explosiegevaar zoveel
mogelijk voorkomen?
a. Is een controlestraal waaraan u kunt zien dat
en buitenboordmotoren:
a. Door de motorluiken open te zetten.
b. Door een gasdetector onder de motor aan
b. Dient om al het door de motor opgewarmde
te brengen.
c. Door een vonkvrije ventilator de dampen onder
de waterpomp (koeling) goed werkt. water af te voeren.
c. Dient om de jetski beter zichtbaar te maken.
de motor te laten afzuigen. 7. Waaraan kunt u bij bijna alle inboord-
2. Een wierfilter dient om:
motoren na het starten van de motor zien
a. Te voorkomen dat er vuil in het koelsysteem komt.
of het koelsysteem werkt?
b. Het water in een ‘gesloten’ koelsysteem
a. Aan het water dat uit de uitlaat komt.
b. Aan de controlestraal.
te filteren.
c. Vuil uit de smeerolie te filteren.
c. Aan het straaltje water dat uit een speciaal
3. Bij het voor langere tijd van boord gaan na
daarvoor bedoeld pijpje komt, maar zeker niet uit de uitlaat.
een vaartocht sluit u bij voorkeur:
a. Alle buitenboordafsluiters af.
8. Als een draaiende schroef de grond raakt
b. De buitenboordafsluiters van de motor af.
en dan ineens met een klap tot stilstand
c. De buitenboordafsluiters van het onderwater-
komt, kan er zeer ernstige schade ontstaan
aan zowel de schroef als de keerkoppeling
en de motor. Daarom zijn tegenwoordig
de meeste boten uitgerust met:
toilet af.
a. Een dodemansknop. b. Een startonderbreker. c. Een slipslof.
Stuurbrevet beperkt
25
LES 1
9. Een goed afgestelde binnenboordmotor is
10. Een dieselmotor uitgerust met
op bedrijfstemperatuur. De kleur van de
een mechanische injectiepomp draait
uitlaatgassen is:
onbelast maar als de gashendel vooruit
a. Lichtblauw.
geduwd wordt, neemt het toerental niet toe.
b. zwart.
Wat moet u als eerste doen?
c. kleurloos.
a. Controleer de kabel van de gashendel naar
de motor.
b. Controleer de batterijspanning. c. Controleer brandstofleidingen op lekken.
26 
Stuurbrevet beperkt