Bartholomeus van der Helst Een studie naar zijn leven en werk
110216_p001_448.indd 1
28-09-11 15:28
110216_p001_448.indd 2
28-09-11 15:28
Bartholomeus van der Helst (ca. 1613-1670) Een studie naar zijn leven en werk Judith van Gent
110216_p001_448.indd 3
28-09-11 15:28
Voorwoord
6
Inleiding
Waardering in de zeventiende en achttiende eeuw Waardering in de negentiende eeuw Waardering in de twintigste eeuw Onderzoeksgeschiedenis
8 11 14 17
Leven
Voorouders Jeugd en opleiding Huwelijk en familieleven Collegiale contacten FinanciĂŤle positie Laatste jaren en nalatenschap Zelfportretten
22 24 26 30 32 33 35
Opdrachtgevers
1637-1642 Debuut: opdrachten uit de Waalse gemeenschap Doorbraak: opdrachten van de familie Bicker
36 37 38
1642/43-1650 Portretten van Zuid-Nederlanders Intermezzo: Rotterdamse opdrachtgevers Op weg naar het hoogtepunt: Cornelis Jansz. Witsen
40 41 41 43
1650-1660 Regentenstukken Opdrachten van rijke middenstanders Opdrachten van de families Trip en De Geer Opdrachten van niet-Amsterdammers
45 46 48 48 50
1660-1670 Opdrachten van de families Huydecoper en Hinlopen Lodewijk de Bas en de familie De Marez Opdrachten van zeeofficieren De laatste opdrachten Productie, concurrentie en opdrachtgevers: getallen
51 52 53 53 55 55
4
110216_p001_448.indd 4
Inhoud
28-09-11 15:28
Werk
Vroegste werken, 1637-1641 De compagnie van Roelof Bicker, 1640-1643 Enkelfigurige portretten, 1641-1647 De Schuttersmaaltijd, 1648 Enkelfigurige portretten, 1648-1655 Regentenstukken, 1650-1657 Familiegroepen, 1652-1669 Dubbelportretten, 1654-1666 Enkelfigurige portretten, 1656-1670 Andere voorstellingen: portret of geen portret? Enkele opmerkingen over de werkwijze van Van der Helst
58 60 61 64 80 83 86 89 105 109 128
Navolging
Navolgers in Amsterdam Navolgers buiten Amsterdam Lodewijk van der Helst (1642-na 1683)
136 139 140
Besluit
144
Oeuvrecatalogus
Bijlagen
I
Schilderijen
148
II
Ten onrechte toegeschreven schilderijen
344
III
Schilderijen die alleen uit schriftelijke bronnen bekend zijn
360
IV
Toegeschreven tekeningen
374
V
Prenten en tekeningen naar onbekend werk
375
VI
Werken door Lodewijk van der Helst
376
I
Geschreven en gedrukte vermeldingen tot circa 1730
386
II
Parenteel en stambomen families Van der Helst en Du Pire
410
III
Concordantie De Gelder – Van Gent
416
Summary Literatuurlijst Register Afkortingen Fotoverantwoording Colofon
417 420 438 447 447 448
5
110216_p001_448.indd 5
28-09-11 15:28
Voorwoord
De eerste plannen om iets met Bartholomeus van der Helst te doen, ontstonden in 1987 aan de Katholieke Universiteit Nijmegen, toen ik de werkgroep ‘Schutters in Holland’ volgde onder begeleiding van Christian Tümpel. Ik had toen net mijn kandidaatsscriptie over een zestiende-eeuwse Amsterdamse portretschilder afgerond. Een studie naar één kunstenaar, waarbij verschillende facetten van het kunsthistorisch onderzoek aan de orde komen, was mij goed bevallen. Bij het voorbereiden van een referaat over de Schuttersmaaltijd, bleek dat sinds de laatste monografie over Van der Helst door Jan Jacob de Gelder uit 1921, maar weinig onderzoek naar de schilder was gedaan. Ik besloot Van der Helst als onderwerp van mijn doctoraalscriptie te kiezen en voerde in dat kader een eerste verkenning uit, waarbij ik tevens een begin maakte met een aanvulling op De Gelders oeuvrecatalogus. De onderzoekspraktijk én het onderwerp stonden me beide aan. In 1994 kon ik dankzij NWO-subsidie verder met het échte werk en ging ik als parttime onderzoekster bij de Katholieke Universiteit Nijmegen aan de slag. Vele deeltijdjaren onderzoek én een digitale revolutie later, is dit het resultaat. Helaas kan mijn eerste promotor Christian Tümpel de afronding niet meemaken. Hij overleed in september 2009. Rudi Ekkart heeft mij vanaf het eerste begin, aanvankelijk als co-promotor en later als promotor, bijgestaan en geënthousiasmeerd, mij altijd aangemoedigd door te gaan en zonder hem was dit proefschrift er dan ook niet geweest. Volker Manuth was bereid in een later stadium als tweede promotor op te treden, waarvoor ik óók hem zeer dankbaar ben.
6
110216_p001_448.indd 6
De meeste schilderijen heb ik in musea in binnenen buitenland onderzocht. Enkele portretten bevinden zich bij particulieren, soms nog bij de nakomelingen van de geportretteerde(n). Het was heel bijzonder om de schilderijen in hun huiselijke omgeving te mogen onderzoeken. Ik wil die eigenaren en alle museumcollega’s die mij zo hulpvaardig en enthousiast hebben ontvangen, hiervoor zeer bedanken. Een werkstuk van deze aard en omvang is alleen mogelijk door samenwerking met anderen. Marloes Huiskamp heeft meegelezen en geredigeerd, zodat hier nu een leesbaar verhaal ligt. Archiefvorser Ruud Koopman hielp mij met de ontcijfering van enkele notariële akten en voorzag mij van een paar nieuwe Van der Helst documenten. Met Margreet Wolters bestudeerde ik schilderijen met infraroodreflectografie. Michiel Roscam Abbing en Robert Schillemans lazen het manuscript nauwgezet en voorzagen het van kritische kanttekeningen. Jaap van der Veen nam de lijst met documenten nog eens helemaal door en Joline Stoffel hielp mij met de samenstelling van het register. Ik wil hen allen hiervoor hartelijk bedanken. Gedurende de vele prettige en leerzame dagen die ik op het Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie in Den Haag doorbracht, werd ik welwillend bijgestaan door de medewerkers waarvan ik met name Marijke de Kinkelder, Elly Kluck, Jan Kosten en Fred Meijer wil noemen. Ook mijn talrijke bezoeken aan het Stadsarchief Amsterdam en het Noord-Hollands Archief in Haarlem waren bijzonder plezierig en brachten steeds nieuwe inzichten.
Voorwoord
28-09-11 15:28
De afgelopen tien jaar werkte ik in het Amsterdams Historisch Museum. Mijn collega’s kennen mij daar niet zonder het werkwoord ‘vanderhelsten’. Mijn grootste dank gaat uit naar Gusta Reichwein die mij al die lange jaren de noodzakelijke ruimte en rust gaf om door te gaan. Pauline Kruseman, tot eind 2008 directeur, en haar opvolger Paul Spies, ben ik zeer erkentelijk voor het faciliteren van mijn onderzoekswerkzaamheden. Kees Zandvliet spoorde mij aan te denken over een presentatie over Van der Helst, een project dat in oktober van dit jaar vorm zal krijgen. Van mijn andere collega’s noem ik vanwege hun inspirerende belangstelling Marianne Jonker, Anneke van de Kieft, Nel Klaversma, Norbert Middelkoop en Bert Vreeken. Maar uiteraard ben ik ook mijn andere collega’s die mij altijd hebben gevolgd daarvoor zeer dankbaar. Veel dank ook aan de personen en instellingen, die mij in meer of mindere mate hebben geholpen en geadviseerd: Marina Aarts, Ann Adams, Jan Baptist Bedaux, Albert Blankert, Marten Jan Bok, Peter van den Brink, Christie’s, Peter van der Coelen, Herman Colenbrander, Bart Cornelis, Taco Dibbits, Eric Domela Nieuwenhuis, Bas Dudok van Heel, Bernd Ebert, Frick Art Reference Library New York, Erlend de Groot, Xenia Henny, Alexandra Hermesdorf, Paul Huys Janssen, Frederieke Jochems, Michiel Jonker, Geert-Jan Koot, Gerbrand Korevaar, Saskia Kuus, Liselotte Leermakers, Walter Liedtke, Tom van der Molen, Andrea Müller-Schirmer, Otto Naumann, Gabriël Pastoor, Luuk Pijl, Peter van der Ploeg, Jean Pierre van Rijen, Michael Ripps, Pieter Roelofs, Jaco Rutgers, Gary Schwartz, Jan Six, Martje Smallegange, Sotheby’s, Gijs Stork, Jelka van der Velden, Marije Verduijn, Adriaan Waiboer, Willem van de Watering, Ulrike Wegener, Wieneke Weusten, Betsy Wieseman, Judith Wijnands, Marieke de Winkel, David de Witt en de Witt Library Londen. Ten slotte een woord van dank aan mijn familie en vrienden, die mij de laatste jaren wat minder zagen. Mijn ouders hebben bij mij de belangstelling voor kunst gewekt en daardoor zeker bijgedragen aan mijn studiekeuze. Vlak voor mijn vaders overlijden in 1988, bezochten wij gedrieën de ‘Schutters in Holland’ tentoonstelling in Haarlem. Wat was hij trots dat zijn jongste dochter aan de catalogus had bijgedragen Mijn moeder heeft mij steeds op de voet gevolgd en aangemoedigd om door te zetten. Heerlijk dat ze de voltooiing van het project meemaakt. En het zal niemand verbazen dat ik dit boek aan Frank opdraag, die mij altijd zo geduldig en liefdevol heeft bijgestaan! Amsterdam, april 2011
7
110216_p001_448.indd 7
28-09-11 15:28
Inleiding
Bartholomeus van der Helst is een van de belangrijkste Noord-Nederlandse portretschilders van de zeventiende eeuw. Toch kan een overzicht van het onderzoek naar zijn leven en werk snel worden gegeven. De eerste grote en laatste studie naar Van der Helst dateert van negentig jaar geleden.1 Sinds die tijd werd slechts een aantal deelstudies naar afzonderlijke schilderijen verricht. Zoals zal blijken hangt deze relatief bescheiden onderzoeksgeschiedenis samen met de mate van waardering voor zijn werk en met de ontwikkelingen binnen de kunstwetenschap. In deze Inleiding wordt eerst een overzicht gegeven van de waarderingsgeschiedenis van het werk van Van der Helst en zal vervolgens worden ingegaan op de geschiedenis van het onderzoek naar zijn leven en oeuvre. Tot slot zal een korte schets worden gegeven van de doelstellingen en opzet van de voorliggende nieuwe studie. Waardering in de zeventiende en achttiende eeuw Dat het werk van Bartholomeus van der Helst tijdens zijn leven in hoge mate werd gewaardeerd, kan allereerst worden afgeleid uit de geïdentificeerde portretten. Die maken duidelijk dat zijn belangrijkste opdrachtgevers afkomstig waren uit de Amsterdamse en Rotterdamse elite. Ook de prijzen die Van der Helst voor zijn schilderijen kon bedingen, tonen aan dat zijn werk gewild was. In een document uit 1665 wordt bij een taxatie uitdrukkelijk ook zijn reputatie opgevoerd: ‘synde ’t voorzegde schilderye waerdich drie hondert gulden, maar ten respecte van de meester syn naem ende reputatie hebben ’t selve op vierhondert guldens getaxeert’.2 De vroegste literaire uitingen met betrekking tot zijn werk zijn de lofdichten van Jan Vos en
8
110216_p001_448.indd 8
Herman Frederik Waterloos uit de jaren zestig van de zeventiende eeuw.3 Deze gedichten hebben, zoals in die tijd gebruikelijk, de afgebeelde persoon tot onderwerp. In zijn lofdicht op Van der Helsts portret van Constantia Reynst (cat.nr. S22) richt Jan Vos zich echter tot de schilder zelf als ‘Duitsch Apelles’. Hij prijst het bedrieglijke van het schilderij: ‘Natuur vertoont in haar vrou Venus en Minerve. Zoo ziet men glans en geest, dat zelde beurt, gepaart. Hoe: is dit leeven? neen: want Reinst, heel braaf van aart, Vertoont zich hier van verf, ô loffelijk vermoogen! Wie ’t oog door verf bedriegt heeft eerelijk bedroogen’.4 In dezelfde tijd roemt ook Cornelis de Bie in zijn ‘Gulden Cabinet vande edele vry Schilder-Const’ de ‘levens schijn’ waarmee Van der Helst ‘schier maecken can door Const dat noyt den mensch vergaet’.5 Ook in de literaire bronnen van de late zeventiende en vroege achttiende eeuw wordt het werk van Van der Helst hoog geprezen. De Schuttersmaaltijd van 1648 (cat.nr. 43) oogst de meeste lof. Zo valt in de ‘Wegwyzer door Amsterdam’ uit 1713 te lezen dat het schilderij ‘zoo konstig, zoo heerlyk, en zoo fraai, in schikking, houding, en schildertrant [is], dat men vergeeffe moeiten zoude doen, om elders tot dit, eene weerga te vinden? Ja indien ‘er schilderij is, die de naam, van volmaakt voert, zo mag dit stuk booven aan staan. Waarom hier lang geleden een kender en Liefhebber der schilderkonst, in ’t byzyn van voornaame Heeren beschouwende, dit zig liet ontvallen: Zo ‘er Schildery in de Waerelt aanbiddelyk is, zoo hoeft men na geene andre landen te gaan, om beeter voorwerpen te zoeken, want zy zullen in haar soort niet gevonden worden’.6 Joachim von Sandrart plaatst in ‘Die Teutsche Academie’ van 1679 een kritische noot bij Van der
Inleiding
28-09-11 15:28
Helsts beperking tot het schilderen van portretten: Hoewel hij toch ‘mit verwunderlichen Geist und Verstand begabt gewesen’ was, hield de kunstenaar zich alleen bezig met het ‘Contrafäten nach dem Leben’.7 Maar hij was daarin ‘nicht allin gut und perfect, sondern auch fix und hurtig und gewanne damit viel Geld’. Verder meldt Sandrart dat Van der Helst zijn hele leven in Amsterdam bleef ‘mit seiner Freud vergnügt’ zonder voor studie naar het buitenland te reizen. In zijn ‘Groote Schouburgh’ van 1718 betitelt Arnold Houbraken de kunstenaar als de ‘Fenix der Nederlandsche Pourtretschilders’. Houbraken beoordeelt de Schuttersmaaltijd als zijn beste werk. Vooral over de inkarnaatweergave en stofuitdrukking laat hij zich lovend uit: ‘In dit stuk is het naakt, zoo natuurlyk, helder en gloeijent, de onderscheiden stoffen der bekleedingen onderkennelyk in haar aart waargenomen, Goude en Zilvere kelken, en andere Feest- en Discierselen zoo uitvoerig natuurlyk en konstig geschildert, dat men zig daar over moet verwonderen’.8 Voor het eerst wordt een gravure naar het zelfportret van Van der Helst van 1667 (cat.nr. 149) bij de tekst geplaatst (afb. 1). Ook in het overzicht van schilders van Jean-Baptiste Descamps uit de jaren 1753-’64 is de beeltenis van de schilder opgenomen, nu aan beide kanten geflankeerd door portretten als aanduiding van zijn specialiteit. Descamps volgt in zijn tekst Houbraken, maar voegt toe dat Van der Helst ‘n’a été surpassé que par Van Dyck, & meme avec tres peu d’avantage pour le dernier’.9 Jan van Dyk roemt in zijn beschrijving van de schilderijen op het Amsterdamse stadhuis in 1758 Van der Helsts schuttersstukken en noemt de Schuttersmaaltijd het ‘allerbeste Schildery die uyt het Penceel van Bartholomeus van der Helst, oit is te voorschyn gekomen’. Hij bewondert de compositie en het coloriet, en de uitvoerige precisie van de details.10 ‘Voeg hier by daar andere grote Meesters in hunnen stukken de heldere en schoonste kleuren verkiezen om de voorste Beelden zoo veel beter te doen voorkomen, zoo heeft deeze voortreffelyke Kunstheld drie van de voorste Beelden in ’t swart gekleet, zonder dat het quaat aan de houding doet, ik voor my geloof niet dat men in staat is om alle Kunstdeugden in dit stuk waargenomen te kunnen beschryven’.11 1 2 3
4
9
110216_p001_448.indd 9
De Gelder 1921. Doc. 1665, 30 september: geschil met Pieter van de Venne. Vos 1662: elf lofdichten op schilderijen door Van der Helst. H.F. Waterloos in Hollantsche Parnas 1660, p. 407: lofdicht op een portret van Joan Huydecoper door Van der Helst. Vos 1662, in het Byvoegsel p. 798: ‘Op d’afbeelding van Mejuffer Konstancy Reinst, Door vander Helst geschildert: aan den
5 6 7 8
zelfde’. Zelden gebruikt Jan Vos, zoals hier, de toevoeging ‘Aan dezelfde’ bij zijn lofdichten. Zie ook Vos 1662, p. 198 (‘Daniel de Lange door de Ratel geschildert: aan de zelfde’). Ook uit dit gedicht blijkt dat het tot de schilder is gericht, in dit geval Jan Baptist Weenix. De Bie 1661-62, p. 283. Wegwyzer 1713, p. 454. Sandrart 1675-79, p. 317. Houbraken 1718-21, II, p. 9-10.
afb. 1 Jacob Houbraken, Portret van Bartholomeus van der Helst, 1718, Groote Schouburgh
De Schuttersmaaltijd wordt ook door Jan Wagenaar in zijn stadsbeschrijving van 1760 als het beste van de in de ‘groote Krijgsraadkamer’ hangende schuttersstukken beoordeeld. Wagenaar geeft een beschrijving van het stuk. De Nachtwacht, die zich in een andere kamer bevond, wordt slechts kort genoemd.12 Kunstenaars die Amsterdam in de achttiende eeuw bezochten, roemden in hun reisverslagen de schuttersstukken van Van der Helst die zij in het stadhuis zagen. Voor het eerst werden hierin vergelijkingen gemaakt tussen het werk van Van der Helst en dat van Rembrandt, meestal toegespitst op hun bekendste werken: de Schuttersmaaltijd en de Nachtwacht. Zo getuigt de Engelse schilder en Rembrandt-liefhebber Sir Joshua Reynolds in een brief uit 1781 van zijn voorkeur voor de 9 10
Descamps 1753-64, dl. 2, p. 199-200. Van Dyk 1758, p. 41 en p. 44: ‘de Ordonnantie is deftig, de houding wonderbaarlyk, de Coloriet zonder weerga. [..] deze uitmuntende Schildergeest, alle byzonderheden heeft in acht genomen, en dat het meeste te verwonderen is, is dit dat by een zoo groote uitvoerigheid waar door men de stoppelhairen in de baarde, ook de haaren aan Winkbraauwen en
11 12
Knevels byzonderlyk kan kennen, het zoo vlytig als fix gepenseelt, en zoo schoon van houding is, wanneer men het ver uit de hand beziet’. Van Dyk 1758, p. 45. Wagenaar 1760-67, II, p. 19, 27, 74; deel III, boek I, p. 27. ‘men wil dat, voor enkele gedeelten uit dit stuk, eertijds, schatten geboden zyn’. Ook in de eerdere stadsbeschrijvingen door Olfert Dapper (1663) en Caspar Com-
melin (1693) worden de schuttersstukken vermeld. Alleen bij de Kloveniersdoelen worden drie schilderijen specifiek genoemd, waarvan twee met de naam van de vervaardiger: Sandrart’s Maria de Medici en Flincks overlieden van 1642. Van het overliedenstuk van Van der Helst uit 1655 worden wel de afgebeelde personen genoemd, maar niet de vervaardiger.
28-09-11 15:28
afb. 2 Trippenhuis, interieur eerste verdieping met rechts de Schuttersmaaltijd en links Andries Bicker en Maria de Leest, ca. 1880/85, Amsterdam, Stadsarchief
Schuttersmaaltijd: ‘this is perhaps, the first picture, of portraits, in the world, comprehending more of those qualities which make a perfect portrait, than any other I have ever seen: they are correctly drawn, both heads and figures, and well coloured; and have great variety of action, characters and countenances, and those so lively, and truly expressing what they are about, that the spectator has nothing to wish for. Of this picture I had before heard great commendations; but it as far exceeded my expectation, as that of Rembrandt fell below it’.13 De Franse beeldhouwer Etienne Falconet vergelijkt omstreeks 1781 Van der Helst met de klassieke kunstenaar Apelles: ‘Indien de portretten, welke Apelles schilderde, meer waarheid in teekening, kleur en uitdrukking hadden, indien de aandoeningen der ziel op het gelaat van zijne beelden beter waren uitgedrukt, in één woord, zoo alles wat men verstaan kan tot dit gedeelte der kunst te behooren, de portretten van Apelles nog meer karakteriseerde, dan die van van der Helst, dan is Apelles een schilder geweest boven onze verbeelding, van wiens kunstvermogen wij ons geen begrip kunnen vormen’.14 Ook de Duitse schilder Johann Heinrich Wilhelm Tischbein reisde circa 1785 door de Nederlanden. Hij bezocht Amsterdam en zag daar de Schuttersmaaltijd: ‘Die Figuren sind so vortreffl ich gemalt, dass sie lebende Menschen zu sein scheinen; es fehlte nur die Sprache; man wünscht, sie möchten sich umdrehen, und sie von allen Seiten betrachten zu können. Jede Person hat ihre eigene Gesichtsfarbe und der Ausdrück ist nach ihrem Charakter; man erkennt die verschiedenen Gemüthsarten schon in den Blicken ihrer Augen’.15
10
110216_p001_448.indd 10
Schilderijen van Van der Helst verschenen pas vanaf het midden van de achttiende eeuw met enige regelmaat op veilingen. Dit hangt uiteraard samen met de aard van het oeuvre: familieportretten blijven doorgaans langer in privé-bezit. De eerste stukken van Van der Helst die ter veiling werden aangeboden waren dan ook geen particuliere familieportretten. De vroegste vermelding in dit verband betreft Van der Helst’s portret van de schilder Cornelis van Poelenburch (cat.nr. S59) dat op 16 mei 1696 te Amsterdam werd aangeboden, gevolgd door het portret van Maria Henriëtte Stuart (cat.nr. 65) dat op 10 juni 1705 in veiling werd gebracht. Pas vanaf de jaren dertig van de achttiende eeuw verschenen particuliere portretten op veilingen in Amsterdam, Rotterdam en Den Haag, en ook op buitenlandse verkopingen kwamen toen vaker stukken van Van der Helst voor.16 In de veilingcatalogi uit deze tijd duiken de eerste foutieve toeschrijvingen aan Van der Helst op.17 Internationale belangstelling voor het werk van Van der Helst bestond echter al langer. Al aan het begin van de achttiende eeuw bevonden zijn schilderijen zich in buitenlandse verzamelingen.18 Zo waren de portretten van een heer en dame (cat. nr. 139 en 140) al vóór 1719 in Pommersfelden in de collectie van de graven van Schönborn te vinden en was de Vrouw achter een groen gordijn (cat. nr. 66) vóór 1722 in Dresden.19 Catharina II kocht tussen 1763 en 1774 in ieder geval twee schilderijen: het mansportret van 1657 (cat.nr. 99) en het portret van de familie Van de Venne (cat.nr. 64).20 Na het midden van de achttiende eeuw zien we het werk ook in Franse en Zwitserse verzamelingen: JeanRobert Tronchin-Boissier in Genève had in 1777 de portretten van een heer en dame in zijn bezit
Inleiding
28-09-11 15:28
(cat.nr. 77 en 78) en in de collectie van de Marquis de Menars, de broer van Madame de Pompadour, bevonden zich in 1782 twee pendanten ten voeten uit (cat.nr. 15 en 16).21 Waardering in de negentiende eeuw Konden tot 1800 alleen de schilderijen die Van der Helst voor de schutterij had gemaakt in het openbaar worden gezien, op 31 mei van dat jaar veranderde dat toen vier van zijn portretten werden opgenomen in de opstelling van de Nationale Konst-gallerij in Huis ten Bosch.22 Daaronder waren de portretten van Aert van Nes en zijn vrouw (cat.nr. 151 en 152) die de inspecteur van de KonstGallerij Cornelis Sebille Roos bij de aanschaf als ‘paerlen op de kroon der Gallerij’ zou betitelen.23 De stukken van Van der Helst werden voornamelijk vanwege hun historische waarde aan de Gallerij toegevoegd en geplaatst in de vertrekken die waren gewijd aan de ‘Vaderlandsche Historie’. Op last van Lodewijk Napoleon werden in 1806 zeven ‘capitaele stukken’ uit het stadsbezit van Amsterdam door het rijk in bruikleen genomen voor het nieuw opgerichte Koninklijk Museum dat in het Koninklijk Paleis te Amsterdam werd gevestigd. Hieronder bevonden zich de Schuttersmaaltijd en de Overlieden van de Handboogdoelen (cat.nr. 67).24 De stukken uit de Nationale Konst-gallerij verhuisden van Den Haag daar naar toe. In 1808 waren zodoende negen werken van Van der Helst te zien. In dat jaar werden de portretten van Samuel van Lansbergen en zijn vrouw (cat.nr. 32 en 33) aangekocht en daarnaast was het portret van Aucke Stellingwerff (cat.nr. L12) in 1803 als Bartholomeus van der Helst verworven. 13 14
15
11
110216_p001_448.indd 11
Reynolds 1798, p. 354. Falconet 1781, p. 138: vertaling naar Scheltema 1855. Apelles (4de eeuw voor Chr) was de hofschilder van Alexander de Grote en werd beschouwd als de grootste schilder uit de Oudheid. Tischbein 1861, dl. 1, p. 104-105, 110-116. Een latere getuigenis is die van de Pruissische historicus Barthold Georg Niebuhr die het Koninklijk Museum in oktober 1808 bezocht en de Nachtwacht en de Schuttersmaaltijd roemde: ‘wenn ich es sagen darf, vor allem das erste, sind unbeschreiblich schön’. Hij bewonderde van de Schuttermaaltijd vooral ‘die Handlung und Leben (es sind alles Portraite, und noch kennt man die meisten) aber die Wahrheit und Natur in allem, von dem Rheinwein in den großen Römergläsern bis zum Schinken, von dem sich einer der Gäste mit großem Behagen ein Stück abschneidet, ist doch auch groß.’ (Niebuhr 1842, p. 292). Ook de
16
17
18
19
Duitse Therese Huber die het Museum een paar jaar later bezocht was vol bewondering over de Schuttersmaaltijd (Huber 1811, p. 170-171). Het schilderij de Geslachte os was in mei 1756 op een Amsterdamse veiling (cat. nr. S89). In 1769 vond in Londen de vroegst bekende veiling met een schilderij door Van der Helst plaats: de Fluitspeler (cat.nr. S97). Zoals op de vlg. Johan van der Marck Aegidz, Leiden, 1773-08-25 (Lugt 2189) waar twee schilderijtje met genrescènes als door Van der Helst werden aangeboden en eventueel cat.nr. S110: vlg. A. Palthe, Sparendam, 1774-10-08 (Lugt 2318), nr. 42. In de Uffizi bevond zich in ieder geval in 1704, maar waarschijnlijk al vroeger het Zelfportret van 1667 (cat.nr. 149). In Kassel bevonden zich in 1783 verschillende portretten, waarvan bij sommige niet duidelijk is of de
In 1817 verhuisde het Koninlijk Museum naar het Trippenhuis, maar dat bleek geen geschikt onderkomen, zodat er plannen werden gemaakt voor een nieuw te bouwen Rijksmuseum (afb. 2). Deze plannen werden enthousiast ontvangen: ‘Hoe heerlijk, Rembrandt en van der Helst voor het eerst te kunnen zien in eene geschikte zaal met goed licht! Het zou zeker eene van de schoonste aanwinsten zijn, die de stad kon doen’.25 Intussen bleef men de collectie uitbreiden. In 1884 werd Van der Helsts portret van Johan de Liefde (cat. nr. 150) aangeschaft. Frederik Obreen, die zelden uitspraken over de door hem aangekochte schilderijen deed, noemde deze aankoop in het Jaarverslag ‘een prachtig portret’, en Roos en de directeur van het Koninklijk Museum, Cornelis Apostool, zouden het geheel met hem eens zijn geweest.26 In juli 1885 opende het nieuwe Rijksmuseum. In de voorgevel waren boven de ramen namen en portretbustes opgenomen van kunstenaars en schrijvers. Het portret van Van der Helst bevond zich boven het raam aan de rechterkant, als evenknie van dat van Rembrandt, dat boven het raam in het middenplan werd geplaatst.27 Ook in andere Nederlandse musea waren schilderijen van Van der Helst te zien. Zo was het in 1820 door Koning Willem I aangekochte portret van Paulus Potter (cat.nr. 72) vanaf 1821 in het Koninklijk Kabinet Mauritshuis te bezichtigen. Het in 1847 opgerichte Museum Boymans in Rotterdam had vier schilderijen van Van der Helst in bezit die echter in de brand van 1864 verloren gingen. Niet lang daarna werden drie andere werken van Van der Helst aangeschaft (cat.nr. 2, 71 en 156).
20
21
toeschrijvingen ook juist waren (cat.nr. S125-S128), evenals in Oldenbourg in 1800 (cat.nr. 29). In Kopenhagen was in 1759 een mansportret te vinden (cat.nr. 118). In 1780 was een repliek van het Zelfportret (cat.nr. 149-1) in de verzameling van koning Stanislaw August Poniatowski van Polen. In 1780 werden twee portretten van Thomas de Keyser als werk van Van der Helst verkocht aan François Tronchin (De Gelder 1921, nr. 164 en 165). Het gaat hier om de pendantportretten waarvan het mansportret zich momenteel in Parijs bevindt en het portret van de vrouw in Berlijn (Adams 1985, nr. 37 en 38). De portretten werden als portret van Cornelis Witsen en zijn vrouw verkocht (zie hiervoor Van Gent forthcoming). In 1784 kwam de kopie van de overlieden van de Handboogdoelen op de markt en werd deze gekocht door de Franse verzamelaar
22
23 24
Comte de Vaudreuil (cat.nr. 67-1). Cornelis Roos publiceerde in 1801 een beschrijving in de Algemeen Konst- en Letterbode: ‘In de Eerste kamer […het portret van] Kortenaar, door B. van der Helst [..] In de Tweede kamer vindt men, onder een aantal Vaderlandsche Pourtraitten, door Miereveld, Ravesteyn en Hondhorst, voornamentlyk uitmunten die van den Zeeheld Aart van Nes en deszelfs Huisvrouw, beide van de uitmuntendste schildering van B. van der helst, met aangename verschieten, door L. Backhuyzen […] Van daar treedt men in een Kabinet, waar in geplaatst is de Gemalin van Willem de Tweede, in het wit satyn gekleed, overschoon gepenseeld door B. van der Helst’ (Roos 1801, p. 44; Van Thiel 1981, p. 175-176). Moes / Van Biema 1909, p. 34; Prud’homme van Reine 1995, p. 96. De andere schilderijen waren: de Nachtwacht en de Staalmeesters
25 26 27
van Rembrandt, het schuttersstuk uit 1648 van Govert Flinck, het gezicht op het IJ door Willem van de Velde en de regenten van het Spinhuis door Karel Dujardin. Op het wensenlijstje van Lodewijk Napoleon stond in plaats van Van der Helsts Doelenstuk diens schuttersstuk ‘De brouwerij de Haan’, maar dat werd mogelijk vanwege de beperkte ruimte in het museum gewisseld. Zie hiervoor Bos 1996, p. 67. Bilders 1872, p. 328. Bergvelt 1998, p. 250 en 356, noot 325. In zijn muurschildering in de École des BeauxArts in Parijs nam Paul Delaroche Van der Helst met Terborch en Rembrandt als een van de drie Hollandse meesters op in de ‘Hemicycle’. Dit halfrond is een van de beroemdste huldeblijken aan de oude meesters, die in het midden van de achttiende tot aan het eind van de negentiende eeuw werden gemaakt. Zie Haskell 1976, p. 10 en Boomgaard 1995, p. 54-58.
28-09-11 15:28
afb. 3 Henricus Wilhelmus Couwenberg, De Schuttersmaaltijd, 1834, Haarlem, Teylers Museum
Behalve in vaste collecties kon de negentiendeeeuwse kunstliefhebber de schilderijen van Van der Helst vanaf 1845 tevens op tentoonstellingen bewonderen. Daar werden naast de groepsportretten van het Spinhuis (cat.nr. 52) en het Walenweeshuis (cat.nr. 1) en andere stukken uit openbaar bezit, ook portretten uit particuliere verzamelingen geëxposeerd.28 Een nog breder publiek kon met het werk van Van der Helst kennismaken door middel van reproducties. Met name van de Schuttersmaaltijd werden er verschillende gemaakt.29 Zo kreeg Hendrik Couwenberg in 1833 de opdracht voor een gravure van dit schilderij. Hij maakte een tekening op 1/8 van de ware grootte, maar overleed voor hij zijn werk kon afmaken (afb. 3).30 Jaren later werd de gravure door Johan Wilhelm Kaiser uitgevoerd en uiteindelijk in 1855 door Frans Buffa & Zonen uitgegeven. Naar aanleiding van deze uitgave verschenen in tijdschriften verschillende artikelen over de Schuttersmaaltijd en de gravure van Kaiser.31 In de negentiende-eeuwse kunstenaarslexica zijn lovende uitlatingen over het werk van Van der Helst te vinden en komt de Schuttersmaaltijd steevast aan bod.32 Zo wordt in de ‘Geschiedenis der Vaderlandsche Schilderkunst’ van Roeland van Eynden en Adriaan van der Willigen uit 1816 gesproken van de ‘kunstverdiensten van onzen Vaderlandsche kunstheld’ en van de Schuttersmaaltijd als ‘voornaamste Kunstwerk dat immer, door het vernuftigst behandeld Kunstpenseel, van soortgelijke onderwerp is voortgebragt’.33 Johannes Immerzeel roemt in zijn publicatie uit 1842-43 het realisme in de Schuttersmaaltijd: ‘Het geheel is van het wonderbaarlijkst effect en doet den beschouwer schier vergeten, dat hij hier niet het dadelijk leven, maar een kunstwerk voor oogen heeft’.34 In de ogen
12
110216_p001_448.indd 12
van deze en andere schrijvers vormde de Schuttersmaaltijd het hoogtepunt van de schilderkunst die de vaderlandse geschiedenis tot onderwerp had.35 Ook Van der Helst zelf werd, tegen de achtergrond van de negentiende-eeuwse belangstelling voor het nationale verleden, tot onderwerp van schilderijen en prenten. Hendrik Scholten (1824-1907) schilderde in de jaren zestig ‘Prinses Maria Stuart brengt een bezoek aan het atelier van Van der Helst’, waarbij de Schuttersmaaltijd in de achtergrond duidelijk zichtbaar is (afb. 4).36 Herman ten Kate (1822-1891) maakte midden negentiende eeuw een prent met een voorstelling van Van der Helst al schilderend aan de Schuttersmaaltijd (afb. 5). Attributen liggen en staan om de kunstenaar heen, zoals de drinkhoorn en de tamboer met het gedicht van Jan Vos.37 De schilder sprak echter niet alleen tot de verbeelding van zijn negentiende-eeuwse vakbroeders, maar ook tot die van schrijvers. In een kort toneelstuk van Joseph Alberdingk Thijm, dat deze vermoedelijk ter ere van het nieuwe Rijksmuseum schreef, wordt Van der Helst opgevoerd terwijl hij nadenkt over hoe hij de Schuttersmaaltijd moet vormgeven en daarbij te rade gaat bij zijn vrouw Anna, die hem uiteindelijk de oplossing biedt.38 Hoewel Van der Helst’s reputatie zeker profijt had van de negentiende-eeuwse voorliefde voor de vaderlandse geschiedenis, kon hij uiteindelijk toch niet op tegen dé vaderlandse kunstheld bij uitstek. Toen Rembrandt deze positie in het midden van de eeuw kreeg toebedeeld, restte Van der Helst slechts een tweede plaats. Begin oktober 1853 hield de Amsterdamse stadsarchivaris Pieter Scheltema in Arti et Amicitiae een redevoering over ‘den kunstenaar, aan wien na Rembrand welligt de tweede plaats in verdiensten
Inleiding
28-09-11 15:28
afb. 4 Hendrik Jacobus Scholten, Prinses Maria Stuart bezoekt het atelier van Bartholomeus van der Helst, 1860, Amsterdam, Rijksmuseum
bij de oude Hollandsche schilderschool toekomt, namelijk den beroemden Bartholomeus van der Helst’.39 Hij twijfelde echter nog wel over de vraag of deze rangorde ook moest gelden voor de beoordeling van beider meesterwerken, de Nachtwacht en de Schuttersmaaltijd: ‘Bij de eerste beschouwing zult gij wellicht de voorkeur geven aan het werk van Rembrand, maar eene nadere bezigtiging zal u waarschijnlijk in de onzekerheid brengen, of 28
13
110216_p001_448.indd 13
Amsterdam 1845: Tentoonstelling van schilderijen door oude meesters in het lokaal der Koninklijke Akademie van Beeldende Kunsten: zeven schilderijen (cat.nr. 3, 52, 76, 87) waarvan drie uit privé-bezit (cat.nr. 8, 9, 10) en twee schilderijen die als Van der Helst werden gepresenteerd maar dat niet waren (Lodewijk, cat.nr. L13 en een Ovens (AM SA 2443: cat. AHM 2008, p. 234); Amsterdam 1858: Tentoonstelling van voorwerpen uit vroegeren tijd, in het gebouw der Maatschappij Arti et Amicitiae, ten behoeve van het weduwen- en weduwenfonds: twee schilderijen uit privé-bezit waarvan een door Van der Helst (cat.nr. 150) en een afschrijving (De Gelder 1921, nr. 844); Amsterdam 1867: Tentoonstelling van zeldzame en belangrijke schilderijen van oude meesters in de kunstzalen der maatschappij ‘Arti et Amicitiae’ ten behoeve van het Weduwen- en weezenfonds: vier schilderijen die als Van der Helst werden gepresenteerd, waarvan een schuttersstuk (cat. nr. 3), twee uit privébezit (cat.nr. 93 en 94) en een huidige afschrijving uit privé-bezit
29
(De Gelder 1921, nr. 674); Amsterdam 1872: Schilderijen van oude meesters in Arti et Amicitiae: drie groepsportretten (cat.nr. 1, 74 en 85); Amsterdam 1876: Historische tentoonstelling van Amsterdam gehouden in den zomer van 1876 in het Oudemannenhuis: drie werken waarvan twee uit privé-bezit en een werk door Lodewijk (cat.nr. 1, 10, 11 en L13); Den Haag 1881, Tentoonstelling van schilderijen van oude meesters in de zalen van het Gotische Paleis in het Noordeinde te ‘s-Gravenhage. Ten behoeve van watersnoodlijdenden: drie werken uit privé-bezit (cat.nr. 12, 103 en 155) en een huidige afschrijving (De Gelder 1921, nr. 45); Den Haag 1900, Tentoonstelling van het Nederlandsche Zeewezen in de Gotische Zaal Noord-einde: drie stukken uit het Rijksmuseum (cat.nr. 119, 150 en 151). De vroegst bekende reproductie naar de Schuttersmaaltijd is een gravure door Charles Emmanuel Patas (Lebrun 1792-96, dl. 11, p. 38). Deze gravure werd door de katoenfabriek A.J. Bruinsma in Leeuwarden gebruikt voor een gedenkdoek
niet aan van der Helst de palm der overwinning toekomt’. Met deze uitspraak droeg Scheltema bij aan een heftige discussie die sinds enkele jaren werd gevoerd, over welk van die twee schilderijen het predikaat ‘beste schuttersstuk’ verdiende.40 Sinds 1817 hingen beide schilderijen in het Trippenhuis tegenover elkaar en deze plaatsing vroeg uiteraard om een vergelijking. Deze viel meer en meer uit in het voordeel van de Nachtwacht. De Schut-
30
31
uit 1836. Op deze gedenkdoek staan naast de afbeelding van de Schuttersmaaltijd, twee modeprenten en zes stadsgezichten. (Leeuwarden, Fries Museum, katoen 78 x 91 cm, inv.nr. FM T 00520; met dank aan Gieneke Arnolli). In 1805 werden voor het tijdschrift Pantheon reproducties naar schilderijen in de Konstgallerij gemaakt, waaronder die naar het portret van Aert van Nes (Bergvelt 1998, p. 15). Blanc 1861 nam vijf gravures op (Blanc 1861, p. 297304), zie hieronder. De vroegste tekeningen naar de Schuttersmaaltijd zijn die van Hendrik Pothoven uit 1762 (verblijfplaats onbekend) en die van Jacob Cats uit 1779 (RMA inv.nr. RP-T-1946-86), zie bij cat.nr. 43. De tekening van Couwenberg is 1834 gedateerd (Haarlem, Teylers Museum, inv. nr. BB 35: Jellema 1987, nr. 49). De tekening werd in de negentiende eeuw in de schilderijenzaal van het Teylers Museum tentoongesteld: zie Jellema 1987, p. 6, afb. 1. Van Westrheene 1856; Hofdijk 1856; Veth 1857. In 1855 was de gravure van Kaiser op de Wereldtentoonstel-
32 33
34 35
36
37 38
ling in Parijs (De Bull 1856). Füssli 1779-1824; Nagler 1835-53, VI, p. 431-432. Van Eynden / Van der Willigen 1816-40, I, p. 396-399, aanhangsel, p. 147-148. Immerzeel 1842-43, II, p. 28-29. Vgl. Collot d’Escury 1824, II, p. VII, 73, 74, die de Schuttersmaaltijd tot ‘het meestersstuk’ van de Nederlandse school in dit genre verklaarde. RMA SK-A-470 (Van Heteren / Jansen / De Leeuw 2000, p. 110-111, nr. 65). Historisch gezien klopt de voorstelling overigens niet: Van der Helst maakte het portret van de prinses in 1652, terwijl de Schuttersmaaltijd van 1648 hier gedoodverfd is afgebeeld. Scholten schilderde ook een scène in het atelier van Gerard van Honthorst. Verder werd hij in zijn onderwerpen beïnvloed door werk van Van der Helst (zie bijvoorbeeld ‘Wandelend paar’ Stedelijk Museum Amsterdam). Steendruk door P.W. van de Weijer, Utrecht. Alberdingk Thijm 1885. Een dergelijk toneelstukje publiceerde hij ‘ter gelegenheyt der openinghe van ’t nieuwe Rijcks Museum’ over Rembrandt
39
en de Nachtwacht. In de roman Ruysch: histoire hollandaise du XIXe [XVIIe] siècle, préc. d’une excursion en Hollande van Roger de Beauvoir (1839) over Frederik Ruysch, figureert het schilderij ‘Vrouw met een opgeslagen boek’ (cat.nr. 141). Volgens dit verhaal hangt dit schilderij bij Ruysch aan de muur en is diens dochter Rachel er zeer door geboeid. Later blijkt de afgebeelde vrouw de minnares van Ruysch te zijn en de moeder van Rachel. Zie de bespreking hiervan door Bertha Wolterson in Maandblad Amstelodamum 1939, p. 28-32. Scheltema 1855, p. 161-187. Een paar maanden ervoor had hij op dezelfde plaats een redevoering over Rembrandt gehouden: Scheltema 1853.
28-09-11 15:28
afb. 5 Herman Frederik Carel ten Kate, Bartholomeus van der Helst in zijn atelier, 1860
tersmaaltijd werd weliswaar nog steeds als een ‘meesterwerk der portretschilderkunst’ beschouwd, maar werd toch als de mindere van de twee beoordeeld. In deze beoordeling kwam steeds duidelijker het beeld naar voren van Rembrandt als een genie waaraan weinig andere kunstenaars zich konden meten. Dit is bijvoorbeeld merkbaar bij ThoréBurger. Deze stelde in 1858 de Schuttersmaaltijd en de Nachtwacht nog vrijwel gelijk, maar zag Van der Helsts werk als een stuk dat ‘de kijk van iedereen’ vertegenwoordigde, terwijl hij in Rembrandts schepping een fl its van genialiteit meende te herkennen.41 Omstreeks dezelfde tijd werd de omslag in de waardering van Van der Helst steeds duidelijker. Zo schreef Maxime du Camp naar aanleiding van zijn bezoek aan Amsterdam in 1857 uitvoerig over de Nachtwacht en voegde daar aan toe over de Schuttersmaaltijd: ‘C’est le diamant de la Hollande, diton: je ne trouve pas.[…] enfin je vois que c’est une première étoile de troisième ou quartième ordre, mais je vois que ce n’est point un chef d’oeuvre’.42 Eugène Fromentin noemde in zijn ‘Les maîtres d’autrefois’ uit 1876 de Schuttersmaaltijd de tegenhanger van de Nachtwacht, maar voegde daaraan
14
110216_p001_448.indd 14
toe dat hij ‘over Van der Helst noch vandaag, noch waarschijnlijk later spreken [zou]. Hij is een goed schilder, om wie wij Holland kunnen benijden [… maar] als men zojuist in Haarlem Frans Hals heeft gezien, kan men zonder bezwaar Van der Helst de rug toekeren om zich slechts met Rembrandt bezig te houden’.43 Conrad Busken Huet schreef in het ‘Land van Rembrand’ (1882-1884) over de Schuttersmaaltijd ‘Van der Helst weet van een doelenstuk niets anders te maken dan eene min of meer statige groep, de eene helft de andere komplimenterend, of vereenigd aan één tafel, den beker op de knie’. ‘Bekend is op den schuttersmaaltijd van Van der Helst [...] het beeld van de liefhebber die ter eere van den Münsterschen vrede eene goede kluif met de handen aan den mond brengt. Men verkeert in eene wereld van lieden wier troniën glimmen van het vet; wier buiken gespannen staan als trommels. Ieder oogenblik verwacht men dat zij hunnen broeken op een kier zullen zetten’.44 Zo kwam Van der Helst, die eigenlijk altijd had kunnen rekenen op waardering en lof alom, in de tweede helft van de negentiende eeuw in het verdomhoekje te zitten. De oorzaak voor de kentering moet worden gezocht in de ontwikkelingen in de kunstgeschiedenis waarbij de opkomst van de moderne kunst, veranderende kunsttheoretische opvattingen en nationalistische tendensen een belangrijke rol speelden. Toch werd de kunstenaar niet door iedereen verguisd. Op 16 december 1886 besloten de ‘kwekelingen’ van de Rijksacademie van beeldende Kunsten in Amsterdam die ‘onder den naam van St. Lucas-Vereeniging, de overleveringen “het Broederschap der Schilders” van de 17e eeuw te Amsterdam voortzetten’ de sterfdag van Van der Helst, ‘mede-stichter van dat gilde’, te vieren. Zij openden een tentoonstelling van gravures en ‘photographieën’ waarbij Van der Helst een ereplaats kreeg en ‘vele oude en nieuwe meesters, door hunne voortbrengselen vertegenwoordigd, zich als eene hulde rondom hem schaarden’.45 In 1896 werden rond de wereldtentoonstelling van het Hotel- en Reiswezen door de revue ‘Maandaghouders’ 200 voorstellingen opgevoerd, met in het middelpunt een tot leven gebrachte Schuttersmaaltijd. Stijf geworden van het twee en een halve eeuw stil zitten, wilden de heren wel eens wat anders en bekeken het moderne Amsterdam.46 Waardering in de twintigste eeuw Aan het begin van de twintigste eeuw vinden we het beeld van Rembrandt als genie waaraan weinig andere kunstenaars zich kunnen meten, in verschillende kunstenaarsmonografieën terug.47 De zeventiende-eeuwse schilders worden hierin tegen Rembrandt afgezet, waardoor deze op een
Inleiding
28-09-11 15:28
afb. 6a Harm H. Kamerlingh Onnes, Jan Jacob de Gelder (1878-1961), 1949, Leiden, Universiteitsbibliotheek, Prentenkabinet afb. 6b Omslag proefschrift Jan Jacob de Gelder, 1921
nog hoger voetstuk komt te staan en zijn geniale status nog meer wordt vergroot. Ook Van der Helst wordt in de monografie van Jan Jacob de Gelder uit 1921 in dit licht bezien (afb. 6).48 De eerste zin van zijn inleiding getuigt hier al van: ‘Bartholomeus van der Helst is onder de hollandsche schilders der zeventiende eeuw niet een der grootsten, en onze belangstelling gaat eerder tot anderen, zelfs tot kleinere maar meer persoonlijke talenten, al prijzen wij de onnavolgbare schilderskwaliteiten die zijn werk eigen zijn’.49 Doorlopend vergelijkt De Gelder het werk van Van der Helst met dat van Rembrandt en Frans Hals., en hij is van mening dat het vroege werk, dat het meest onder invloed van Rembrandt staat, het beste is. Later werk beoordeelt hij als ‘slap’, ‘koel’ of ‘vlak’. Opmerkingen als ‘De vrijheid van den scheppenden geest heeft hij niet bereikt, daarom behoort hij niet tot de grooten’, ‘De kunst van dezen koelen schilder mist al te zeer het dramatisch karakter’ en ‘Doorgaands was hij niet anders dan de zeer bekwame dienaar van de heeren, die hem portretten bestelden’ zijn door het hele boek te vinden. Van de antipathie die sommigen in die jaren voor het werk van Van der Helst koesterden, getuigt ook de weigering van Schmidt-Degener om De Gelders monografie te recenseren: ‘Ik houd maar matig van dien meester en ben bevreesd
40
15
110216_p001_448.indd 15
Zie bijvoorbeeld ook de uitspraken van de Rembrandt liefhebber Everhardus Johannes Potgieter: ‘Er wordt maar weinig zin voor het schoone in de schilderkunst vereischt, om in Govert Flinks doelenstuk een groot talent te genieten, om den zoogenaamden Nachtwacht van Rembrandt van Rhijn te roemen, als nimmer geëvenaard, om den Schutters Maaltijd van
41 42 43 44 45
Bartholomeus van der Helst, ondanks de schennis, aan het meesterstuk gepleegd, het hoogste der drie te bewonderen’ (Potgieter 1844, p. 422). Thoré-Burger 1858, p. 37-40. Du Camp 1859, p. 141-142. Fromentin in de vertaling van H. van de Waal, 1951, p. 195. Busken Huet 1882-84, II, 2, p. 261. De Navorscher 36
dat mijn afkeer onwillekeurig den biograaf zou treffen’.50 Vrij snel na de publicatie van De Gelders werk werd Van der Helst echter toch ook op zijn eigen merites geschat. In 1935 publiceerde Wilhelm Martin, de promotor van De Gelder, zijn overzicht van de Hollandse schilderkunst. Over Van der Helst zegt hij: ‘Het werk van Van der Helst is een der toppunten van realistische portretkunst. Weinigen zijn er die zóó knap en zóó objectief beeltenissen hebben geschilderd’. Bovendien ziet hij de kunstenaar als inventor van het Amsterdamse kooplieden-portret en wijst hij op de grote invloed die deze daarmee op andere portretschilders heeft gehad.51 Ook in overzichten van de schilderkunst en in kunstenaarslexica uit deze tijd wordt Van der Helst steeds als ‘Amsterdamsche portrettist bij uitnemendheid’ genoemd, die vooral technisch heel knap is, maar weinig genialiteit bezit: ‘es fehlt ihm ein Funke des Genies, welches die anderen [Rembrandt en Hals] besaßen’.52 Sturla Gudlaugsson schrijft over Van der Helst: ‘im Zeichnerischen bewährte er sich – weit mehr als im Malerischen – als einer der größten Könner, welche die holländische Schule des 17.Jahrhunderts aufzuweisen hat’.53 Horst Gerson omschrijft Van der Helsts stijl als ‘van naturalistische deftigheid, een fraai evenwicht van grootse allure, illusi-
46
(1886), p. 172. Vincent van Gogh vermeldde in een brief aan zijn broer Theo de Van Nes-portretten in het Rijksmuseum: zie Prud’homme van Reine 1995, p. 96. Revue door August Reyding, zie Krijn 1980, p. 19. Van der Helst figureerde ook tijdens de grote optocht ter gelegenheid van de Rembrandtfeesten van 1906 (foto’s beeld-
47
48
49 50 51
bank.amsterdam.nl, nr. 010194002386 en 010194002439 ). Zie bijvoorbeeld Freise 1911 over Pieter Lastman en Lilienfeld 1914 over Arent de Gelder. De Gelder 1921. Dissertatie in 1921, zonder catalogus. De handelseditie uit hetzelfde jaar bevatte de catalogus. De Gelder 1921, p. 1. Geciteerd naar Luijten 1984, p. 363. Martin 1935-36, p. 143-167.
52
53
Knuttel 1938, p. 289; Wurzbach 1906-10, p. 670-673, ihb p. 671. Vergelijk ook Plietzsch 1960, dat is bedoeld als aanvulling op Bode 1917 en kunstenaars vermeldt die niet bij Bode worden genoemd. Van Van der Helst zijn tien afbeeldingen opgenomen en 3,5 pagina tekst. Gudlaugsson 1966, p. 142.
28-09-11 15:28
afb. 7 Uitnodigingskaart voor de manifestatie Van der Helst op straat, 1998
onistische levenswaarheid en technisch-degelijke uitvoering – een vaardigheid in het handwerk tot in het laatste detail’.54 In zijn overzicht van de schilderkunst van de Gouden Eeuw zegt Bob Haak over Van der Helst dat deze ‘technisch tot de knapste schilders van de zeventiende eeuw’ behoort.55 Een tamelijk persoonlijk en wat warmhartiger standpunt onder al deze nogal afstandelijke beoordelingen had Antoine Everard d’Ailly in 1947: ‘Van der Helst is een der grootmeesters van het geschilderde portret en als zoodaning een der grootste kunstenaars onzer schildersschool. Het was voor zijn latere reputatie noodlottig dat hij de tijdgenoot en in zekeren zin de tegenspeler van Rembrandt moest zijn. Is het echter niet kleinzielig een onzer grootste schilders neer te halen en in het vergeetboek te plaatsen, enkel omdat hij niet schilderde als Rembrandt? Niemand zal ontkennen, dat Rembrandt torenhoog boven Van der Helst uitrijst, doch dat Van der Helst een reus is onder de vele dwergen rondom Rembrandt, is evenzeer waar’.56 In de afgelopen decennia heeft zich opnieuw een kentering in de waardering van Van der Helst voorgedaan, ditmaal in positieve zin. Zijn werk verscheen regelmatig in de kunsthandel en op veilingen, waar het meestal boven de vraagprijs werd verkocht. Deze herwaardering van Van der Helst sluit aan bij de herwaardering van de portretschilderkunst in het algemeen, die onder meer blijkt uit het feit dat er verschillende tentoonstellingen aan dit genre werden gewijd. Daarbij waren ook schilderijen van Van der Helst te zien. In enkele gevallen, zoals bij de tentoonstellingen ‘Nederlandse portretten uit de 17e eeuw’, in 1995 gehouden in museum Boymans-van Beuningen en ‘Kopstukken’, in 2002 gehouden in het Amsterdams Historisch Museum, fungeerde een van zijn
16
110216_p001_448.indd 16
schilderijen als publiekstrekker.57 Verder werden schilderijen van Van der Helst gebruikt voor omslagen van boeken en tijdschriften.58 Een bijzonder moment in de Van der Helst waardering was de in 1999 georganiseerde manifestatie ‘Van der Helst op straat’. Frederieke Jochems, kunstenares met een atelier in de Tweede Van der Helst straat in de Amsterdamse Pijp had in 1998 het initiatief genomen tot deze kunstmanifestatie waarin de naamgever van de straat onder de aandacht van een breed publiek werdt gebracht.59 In samenwerking met de Stichting Project Ontwikkelings Maatschappij de Pijp (P.O.M.) groeide dit intiatief in mei 1999 uit tot een grootscheeps project (afb. 7). In verscheidene deelprojecten gaven filmmakers en kunstschilders hun visie op Van der Helst. Zo werd door vier kunstenaars uit de Pijp een nieuwe Schuttersmaaltijd geschilderd. Het belangrijkste project was ‘Van der Helst streetwise’, waarin filmmakers Frederieke Jochems en Andras Hamelberg met hedendaagse media het werk van Van der Helst ontsloten. Daarnaast werden kunstenaars en museummedewerkers geïnterviewd die aan de hand van enkele standaardvragen hun visie op het werk van Van der Helst konden geven. Delen van deze interviews zijn opgenomen in een begeleidend boekje waarin tevens de verschillende projecten werden beschreven, gevolgd door een artikel over leven en werk van Van der Helst van mijn hand.60 Op de vijfde vraag van de interviews ‘Vindt u de schilderijen van Van der Helst mooi ?’, antwoordde men in het algemeen positief. Vooral zijn stofuitdrukking en precieze techniek werden daarbij geroemd. Het merendeel van de geïnterviewden wilde het schilderij van Van der Helst waarvoor zij stonden ‘graag
Inleiding
28-09-11 15:28