Hiet nieuwe liedboek in woord en beeld_binnenwerk 04-04-13 12:49 Pagina 1
Het nieuwe Liedboek in woord en beeld
Hiet nieuwe liedboek in woord en beeld_binnenwerk 04-04-13 12:49 Pagina 2
Hiet nieuwe liedboek in woord en beeld_binnenwerk 04-04-13 12:49 Pagina 3
Dr. Jan Smelik
Het nieuwe Liedboek in woord en beeld
Uitgeverij Boekencentrum, Zoetermeer
Hiet nieuwe liedboek in woord en beeld_binnenwerk 04-04-13 12:49 Pagina 4
Bij de productie van dit boek is gebruikgemaakt van papier dat het keurmerk Forest Stewardship Council (FSC) draagt. Bij dit papier is het zeker dat de productie niet tot bosvernietiging heeft geleid. Ook is het papier 100% chloor- en zwavelvrij gebleekt.
www.uitgeverijboekencentrum.nl Ontwerp: Studio Anton Sinke, www.antonsinke.nl ISBN 978 90 239 2681 8 NUR 662 Uitgave i.s.m. Interkerkelijke Stichting voor het Kerklied (ISK) Š 2013 Uitgeverij Boekencentrum, Zoetermeer Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieÍn, opnamen of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Hiet nieuwe liedboek in woord en beeld_binnenwerk 04-04-13 12:49 Pagina 5
Inhoud Woord vooraf
Hoofdstuk 1 - Een nieuwe tijd vraagt om een nieuw liedboek Ontzuiling Toenadering en pluralisering Basisbeweging – De feministische beweging – De evangelische beweging – Psalmen voor Nu – De communauté van Taizé – De Iona community – Niet-westerse kerken Liedboek voor de kerken in een nieuw liturgisch landschap Kinderliederen – Liturgische ontwikkelingen – Liturgische praktijk vraagt om verbreding Hoofdstuk 2 - Samen op weg naar een nieuw liedboek Beleidsnota 1995 Beleidsnotitie ‘Een nieuw liedboek’ Pluriformiteit honoreren Opdracht en participanten Draagvlak en invloed toekomstige gebruikers Enquête in 2007 – Supervisoren en klankbordgroepen Werk en presentatie Uitgangspunten – Presentaties project Eindresultaat en gebruik Band met voorgaande eeuwen bewaren – Toekomstig gebruik Hoofdstuk 3 - Vroege kerk en Middeleeuwen De vroege kerk Psalmen en hymnen – Uitvoering liederen Middeleeuwen: gregoriaans, tropen en sequentia’s Tropen en sequentia’s – Nieuwe hymnen – Liederen in de volkstaal Hoofdstuk 4 - De tijd van de Reformatie Huldrych Zwingli Liederen van Zwingli Doopsgezinden Maarten Luther en zijn volgelingen Volkstaalliederen – Luthers liederen – Bewerkingen psalmen en middeleeuwse liederen – Leisen en catechetische liederen – Liedbundels en liedmakers uit Luthers tijd – Decius en Herman – De zestiende eeuw na Luthers dood
7 9 11 12
26
33 33 34 38 38 41 47
53 53 60
69 69 71 74
Hiet nieuwe liedboek in woord en beeld_binnenwerk 04-04-13 12:49 Pagina 6
Boheemse Broedergemeenschap Johannes Calvijn en zijn volgelingen Calvijns voorrede uit 1542/1543 – Calvijns liefde voor de psalmen – De Nederlanden – Datheens berijming geliefd – Gezangen – Invloed Calvijn-Datheen
85 86
Hoofdstuk 5 - De periode 1600 tot 1800 Psalmzingen in de Republiek Statenvertaling en nieuwe berijmingen – Kritiek op ‘Datheen’ zwelt aan Gezangen zingen in de Republiek Ieder zingt zijn eigen lied – Gereformeerd piëtisme – Verzet tegen oudtestamentische liederen Duitsland Paul Gerhardt – Herrnhutters – Het gezangboek van J.A. Freylinghausen Engeland Isaac Watts
97 99
Hoofdstuk 6 - De negentiende eeuw Evangelische Gezangen Beschaven via liederen – Invoering van de gezangenbundel Gereformeerden en de gezangen(kwestie) Hendrik de Cock – Het Réveil en het lied De Vervolgbundel in een richtingenkerk Inhoudelijke aspecten – Ontvangst van de bundel Modernisme Nederlandsche Protestantenbond – Doopsgezinden Hoofdstuk 7 - De twintigste eeuw De ‘Hervormde Bundel 1938’ Vernieuwing – Kritiek op de oecumenische en theologische breedheid Psalmberijmingen Samen op weg naar het Liedboek 1973 Vrijzinnigen, lutheranen – Gereformeerden
106
112 118
121 121 125 129 132
135 136 140 144
Hiet nieuwe liedboek in woord en beeld_binnenwerk 04-04-13 12:49 Pagina 7
Woord vooraf
W
ie het Liedboek – zingen en bidden in huis en kerk (in dit boek gebruik ik de afkorting: Liedboek) doorbladert, zal al snel ontdekken dat de bundel een bonte verscheidenheid aan liederen en liedgenres bevat. Deze rijke kleurschakering is ontstaan doordat liederen in de afgelopen twintig eeuwen voortdurend van kleur verschoten, zowel wat inhoud als wat vorm betreft.
Het nieuwe Liedboek in woord en beeld is allereerst bedoeld om gebruikers van de nieuwe bundel inzicht te geven in deze veelkleurigheid en het ontstaan ervan. De liederen en liedgenres die men in het Liedboek aantreft, worden niet alleen in historisch perspectief geplaatst, maar ook belicht vanuit de (religieuze) context waarin ze zijn ontstaan. In de hoofdstukken 3 tot en met 7 wordt de geschiedenis van het kerklied beschreven vanaf het vroege christendom tot aan de komst van het Liedboek voor de kerken in 1973. Daarbij wordt ook aandacht besteed aan ontwikkelingen die niet direct van invloed of betekenis zijn geweest voor het Liedboek, maar die wel typerend en onmisbaar zijn voor de beschreven periode. In die zin wil dit boek niet alleen achtergronden bij de nieuwe liedbundel geven, maar tevens een beknopt overzicht van de kerkliedgeschiedenis. Dit boek opent echter met een hoofdstuk over een vraag die velen op de lippen zal branden: waarom moest er veertig jaar na het Liedboek voor de kerken eigenlijk een nieuw liedboek komen? In hoofdstuk 2 wordt beschreven hoe het nieuwe liedboek ontstaan is. Welke procedure is gevolgd, wat waren de selectiecriteria en hadden toekomstige gebruikers van de liedbundel ook een vinger in de pap? Tevens wordt iets gezegd over de indeling van het liedboek en over het gebruik ervan. De laatste aspecten worden niet uitvoerig behandeld omdat die in andere publicaties behandeld worden. Ik verwijs naar: Klaas Holwerda, Een nieuw lied | Handreiking bij Liedboek. Zingen en bidden in huis en kerk, Zoetermeer 2013, Werkboekje voor de Eredienst 38. Mijn dank gaat uit naar Pieter Endedijk en Klaas Holwerda, die als meelezers wilden fungeren. Van hun op- en aanmerkingen heb ik dankbaar gebruikgemaakt. Het Museum Catharijneconvent te Utrecht dank ik voor het beschikbaar stellen van een flink aantal illustraties. Jan Smelik Steenwijk, januari 2013
7
Hiet nieuwe liedboek in woord en beeld_binnenwerk 04-04-13 12:49 Pagina 8
Hiet nieuwe liedboek in woord en beeld_binnenwerk 04-04-13 12:49 Pagina 9
Hoofdstuk 1 Een nieuwe tijd vraagt om een nieuw liedboek 9
Dit hoofdstuk gaat over de vraag waarom er veertig jaar na verschijning van het Liedboek voor de kerken een nieuw liedboek moest komen. Bij het beantwoorden van die vraag krijgt u informatie over het repertoire, de liedstijlen en -genres die ten opzichte van de vorige liedbundel nieuw zijn in het Liedboek − zingen en bidden in huis en kerk.
H
et was één dag voor zondag Cantate 1973 toen het Liedboek voor de kerken gepresenteerd werd. Sindsdien zijn zowel wereld als kerk in hoge mate veranderd. Veranderingen in kerk en maatschappij hebben hun weerslag op de religieuze liedcultuur. Wanneer de leefwereld van geloofsgemeenschappen in een snel tempo verandert, versterkt dit doorgaans de vraag naar nieuwe liederen en nieuwe liedbundels. Dit maakt het logisch en begrijpelijk waarom er een nieuwe liedbundel moest komen. In dit hoofdstuk zal ik de belangrijkste veranderingen beschrijven en daarbij laten zien wat voor betekenis ze hebben gehad voor de christelijke liedcultuur.
De presentatie van het Liedboek voor de kerken op zaterdag 19 mei 1973 in Middelburg. Zeeuwse koren en koperblazers zongen en speelden op het Abdijplein uit de nieuwe liedbundel
Grote veranderingen op het gebied van maatschappij, economie, cultuur en religie vonden eigenlijk al plaats in de jaren zestig, toen het Liedboek voor de kerken samengesteld werd. Vanaf 1960 maakte Nederland, waar in de jaren vijftig de verzorgingsstaat opgebouwd was, een periode van sterke welvaartsgroei door. Hierdoor kregen Nederlanders meer geld te besteden, wat ertoe leidde dat zij zichzelf nadrukkelijk
Hiet nieuwe liedboek in woord en beeld_binnenwerk 04-04-13 12:49 Pagina 10
10
als consumenten gingen zien. De grotere mogelijkheden tot zelfontplooiing zorgden in toenemende mate voor individualisering en een duidelijke afname van gemeenschapszin. Hieraan droeg ook de komst van de televisie bij. Dit massamedium en later ook het internet werkten er aan mee dat de wereld een global village werd: in elke huiskamer kon voortaan kennisgenomen worden van actueel wereldnieuws, van tot dan toe onbekende werelden en culturen. De massamedia zorgden er tevens mede voor dat mensen minder tijd gingen besteden aan kerk en het verenigingsleven. Het zevende decennium van de twintigste eeuw staat bekend vanwege de democratisering van de samenleving, die gepaard ging met crises in de gezagsverhoudingen. De non-conformistische jeugdcultuur die in de jaren zestig opkwam, nam hierbij het initiatief in de vorm van de provo- en flowerpower-beweging. Ook de kerken kregen te maken met veranderingen ten aanzien van het gezag van kerkelijke overheden, van dogma’s en tradities. In de periode na 1960 braken voor de kerken sowieso zware tijden aan vanwege de enorme ontkerkelijking en ontkerstening van de Nederlandse samenleving; het percentage niet-kerkelijken bedroeg in 1960 achttien procent, in 1980 zesentwintig procent en in 2000 veertig procent. Het christendom is steeds verder van het centrum naar de marge van de maatschappij gedreven. De kerken verloren niet alleen hun grip op de Nederlandse bevolking, maar voor een deel tevens op hun eigen leden. De secularisatie van de kerken kwam tot uiting in democratisering van de kerk en een toegenomen mondigheid van de gelovigen. De tijd dat kerkelijke leiders op alle terreinen van het leven zeggenschap hadden en gezag uitoefenden, was voorbij. Voor gelovigen werd sowieso hun gevoel en beleving belangrijker dan de kerkelijke leer en daarop gebaseerd ethisch handelen. Zowel protestanten als rooms-katholieken namen een steeds opener houding aan ten opzichte van de wereldlijke maatschappij en cultuur. Hun muzikale wereld ging steeds meer lijken op die van niet-christenen, waar lichte muziek (popmuziek en jazz) ging domineren. Daardoor ontstond er tegelijk een kloof met
Afname aantal organisten Dat protestanten steeds inniger (al dan niet religieuze) lichte muziek omhelsden, bracht met zich mee dat het orgel en het harmonium, die voorheen dĂŠ protestantse instrumenten waren, op grote schaal concurrentie kregen van instrumenten uit de lichte muziek. Dit zorgde er weer voor dat de afgelopen twee decennia het aantal kerkorganisten aanzienlijk afnam en diverse kerken te maken kregen met een organistentekort. Naar verwachting zal dit tekort ook toenemen als gevolg van vergrijzing van
het huidige kerkmusici-bestand. In oktober 2007 publiceerde het bureau Kaski het Onderzoek onder kerkmusici en kerkmuzikale praktijken in de Protestantse Kerk in Nederland. Naar schatting telde de Protestantse Kerk in Nederland in 2007 vierduizend kerkmusici, waarvan 17 procent professional was. Het onderzoek wees uit dat de helft van de professionals en bijna tweederde van de amateurs vijftig jaar of ouder was en dat naar verwachting over tien jaar een substantieel deel van deze kerkmusici niet meer muzikaal actief zijn.
Hiet nieuwe liedboek in woord en beeld_binnenwerk 04-04-13 12:49 Pagina 11
de bestaande kerkelijke muziekcultuur: wat op zondag in de kerk aan muziek klonk, ging steeds sterker verschillen van de muziek waarmee protestanten door de week in aanraking kwamen.
ONTZUILING Openheid kwam er niet alleen naar de wereldlijke cultuur maar ook naar de cultuur van religieuze bevolkingsgroepen die voorheen door de verzuiling strikt van elkaar gescheiden waren. In de jaren zestig kwam een eind aan de tijd dat gelovigen uit de rooms-katholieke en protestantse zuilen afgeschermd waren van elkaar. Daarentegen werd vanaf 1960 een lijn ingezet waarbij de Rooms-Katholieke Kerk en diverse protestantse kerken elkaar voor het oecumenisch gesprek opzochten. Karakteristiek voor deze periode van toenadering was dat de RoomsKatholieke Kerk, de Nederlandse Hervormde Kerk, de Gereformeerde Kerken in Nederland en de Evangelisch-Lutherse Kerk in 1967 en 1968 de doop gingen erkennen die in elkaars kerken bediend was. In 1974 gebeurde hetzelfde met de Remonstrantse Broederschap. Het verdwijnen van de zuilen resulteerde op politiek gebied in een fusieproces tussen de grote confessionele partijen (ARP, CHU en KVP) dat in 1967 startte en in 1980 werd afgerond met de oprichting van het Christen-Democratisch Appèl (CDA). De ontzuiling, waardoor er meer contact ontstond tussen godsdienstige bevolkingsgroepen die voorheen in gescheiden werelden leefden, kreeg al eerder gestalte op het gebied van de liedcultuur; vanaf de jaren zestig vond er steeds meer uitwisseling plaats tussen het liedrepertoire van rooms-katholieken en protestanten. Van rooms-katholieke zijde werd dit bovendien mogelijk gemaakt door het Tweede Vaticaanse Concilie (1962-1965), dat gericht was op herbronning van leer en kerkelijk leven op de Schrift en vroege kerk. Daartoe hoorde ook dat de liturgie vernieuwd moest worden. De vernieuwing dat de priester niet langer meer met de rug naar het volk diende te staan, was karakteristiek voor het streven de liturgie dichter bij het volk te brengen. Een andere maatregel die dit moest bevorderen, was dat het concilie toestemming gaf de liturgie in de volkstaal te vieren. Vanaf dat moment ontstond een enorme hoeveelheid vocale kerkmuziek in het Nederlands. In 1967 werd de IntermonasteriÍle Werkgroep voor Liturgie opgericht, die het Abdijboek publiceerde met gezangen, antifonen en acclamaties voor de De opening van het Tweede Vaticaans Concilie Nederlandstalige getijdenliturgie bin- op 11 oktober 1962 te Rome
11
Hiet nieuwe liedboek in woord en beeld_binnenwerk 04-04-13 12:49 Pagina 12
nen de kloosters. Gezangen uit dit boek vonden ook in de parochies hun weg via diverse uitgaven onder de titel Wisselende gezangen voor het liturgisch jaar (1977 en 1980). Andere belangrijke rooms-katholieke bundels waren de Randstadbundel (1970) en Cantatorium, een serie met psalmen voor voorzangers, meerstemmig koor, volk en orgel. De twee belangrijkste leveranciers van Nederlandstalige liederen waren in de beginjaren Huub Oosterhuis en Tom Naastepad.
12
Reeds in het Liedboek voor de kerken was een aantal liederen van Oosterhuis opgenomen, waarbij het uiteraard vooral om vroege liedteksten van hem ging, zoals het eerste lied van Oosterhuis ‘Zolang er mensen zijn op aarde’ (lied 981), geschreven in 1959. De meer politiek en sociaal gekleurde liederen die Oosterhuis vanaf de jaren zeventig schrijft, zijn niet in het Liedboek te vinden. Het zijn ook juist deze latere liederen van Oosterhuis die meermalen op kritiek van vooral de rooms-katholieke leiding stuitten. Een uiting daarvan vond in 2000 plaats toen het bisdom Roermond besloot alle Oosterhuis-liederen uit de bundel Laus Deo te schrappen. Naast kritiek oogstte Oosterhuis ook veel lof, zoals bijvoorbeeld blijkt uit het eredoctoraat dat hij van de Vrije Universiteit te Amsterdam ontving wegens zijn vernieuwend liturgische oeuvre. De rooms-katholieke volkstaalliturgie bracht na de verschijning van het Liedboek voor de kerken nog een enorme hoeveelheid al dan niet strofische Nederlandstalige gezangen voort. Nadat vanaf 1964 diverse bundels verschenen waren, werd in 1984 Gezangen voor Liturgie gepubliceerd, de bundel die doorgaans gezien wordt als rooms-katholieke tegenhanger van het Liedboek en als samenvatting van wat sinds het Tweede Vaticaans Concilie aan Nederlandstalige liedrepertoire ontstaan is. Twaalf jaar later verscheen de tweede en aangevulde editie. De bundel is primair afgestemd op de eucharistieviering. Uit het Liedboek voor de kerken werden ongeveer vijftig liederen geselecteerd.
TOENADERING EN PLURALISERING Voor zover de rooms-katholieke en protestantse zuilen in de jaren zestig nog bestonden, omvatten ze beide groeperingen van zeer uiteenlopend pluimage. Tot de protestantse zuil hoorde onder meer de Nederlandse Hervormde Kerk (NHK) en de Gereformeerde Kerken in Nederland (GKN). Reeds in 1961 riepen achttien predikanten deze kerkverbanden op tot samenwerking. Maar pas na publicatie van een nieuwe oproep, namelijk het rapport Samen op weg in 1968, kwam een fusieproces, dat overigens meer dan drie decennia zou duren, echt van de grond. In 1973 werd de eerste hervormd-gereformeerde synode gehouden. In hetzelfde jaar verscheen het Liedboek voor de kerken. Deze liedbundel wordt niet ten onrechte gezien als een belangrijke mijlpaal in de oecumene tussen protestantse kerken. De bundel werd uitgegeven door de Interkerkelijke Stichting voor het Kerklied (ISK), die in 1969 werd opgericht als opvolger van de Interkerkelijke Stichting voor de Psalmberijming uit 1958. Naast de NHK en de GKN maakten ook de Evangelisch-Lutherse Kerk (die vanaf 1980 ging participeren in het Samen-op-weg-proces), de Algemene Doopsgezinde Sociëteit en de Remonstrantse Broederschap deel uit van de ISK. Later trad ook de Vrijzinnige Geloofs-
Hiet nieuwe liedboek in woord en beeld_binnenwerk 04-04-13 12:49 Pagina 13
gemeenschap npb (voorheen de Nederlandse Protestantenbond) toe. De toenadering tussen de NHK en GKN werd mede mogelijk doordat vooral het laatstgenoemde kerkverband van binnenuit te maken kreeg met theologisch modern gedachtegoed van H.M. Kuitert en H. Wiersinga. Daardoor werden dogmatische en confessionele barrières tussen de denominaties geslecht of in elk geval relatief (geacht). Evenals de NHK kreeg de GKN in toenemende mate te maken met modaliteiten aan de linker- en rechterkant. Vanaf de jaren zestig vond een voortgaande pluralisering, fragmentarisering van het religieuze landschap plaats, mede als gevolg van theologische en spirituele vernieuwingsbewegingen die niet alleen binnen maar ook buiten de traditionele kerken geïnitieerd werden. Hun invloed ging niet alleen over kerkgrenzen heen, maar droeg er daadwerkelijk ook toe bij dat deze in meer of mindere mate beslecht werden. De komst van deze bewegingen zorgde voor een toenemende diversiteit van manieren waarop geloof gevierd en beleefd werd. De groeiende diversiteit op gebied van theologie en spiritualiteit, die ingebed was in processen van globalisering, individualisering en democratisering, leidde ertoe dat het christelijke liedrepertoire zich verbreedde naar inhoud én vorm.
BAsIsBewegINg In de jaren zestig en zeventig ontstonden op plaatselijk niveau zogeheten basisgroepen, die radicaal-vooruitstrevend, sterk oecumenisch en maatschappijvernieuwend gericht waren. Rond 1975 waren er ongeveer 110 plaatselijke groepen van ‘geloof met handen en voeten’. Bijna alle sloten zich in 1978 aan bij een landelijk samenwerkingsverband: de Basisbeweging van Kritische Groepen en Gemeenten in Nederland. In 1988 telde de beweging circa zestig groepen en momenteel een tiental. De Basisbeweging heeft een aantal lieddichters voortgebracht, waaronder Jan van Opbergen, Jan Willem van de Velde en Herman Verbeek. Verbeek pu- Herman Verbeek bliceerde diverse liedbundels: Getijden, Liedboek van de ziel en Liedboek van aarde. In 2004 verscheen Aan jou dit lied. Liedbundel van een oecumenische basisgemeente. De liedteksten zijn afkomstig van de voorgangersgroep van Het Kompas in Amsterdam. Zowel internationaal en interconfessioneel veel breder verspreid is het liedoeuvre van Huub Oosterhuis dat op muziek gezet werd door onder anderen Bernard Huijbers, Antoine Oomen en Tom Löwenthal. Vooral de latere, politieke en maatschappelijke liederen van Oosterhuis sluiten naadloos aan bij de idealen van de Basisbeweging.
13
Hiet nieuwe liedboek in woord en beeld_binnenwerk 04-04-13 12:49 Pagina 14
Oosterhuis – Huijbers − Oomen als studentenpastor. Hij bleef echter de drijvende kracht achter de Amsterdamse studentenekklesia, waaraan de stichting werkgroep voor Volksliturgie (vanaf 1980: stichting Leerhuis & Liturgie, vanaf 2011: De Nieuwe Liefde) gelieerd was.
14
In de jaren zestig en zeventig componeerde Bernard Huijbers (1922-2003) de meeste nieuwe melodieën bij Oos-
Huub Oosterhuis
Priester-dichter Huub Oosterhuis (*1933, Amsterdam) behoort tot de meest productieve kerklieddichters van na de Tweede wereldoorlog. Na eerst een korte tijd wijsbegeerte in Nijmegen gestudeerd te hebben, studeerde hij van 1958 tot 1961 Nederlandse taal- en letterkunde aan de Rijksuniversiteit van groningen. Daarna volgde een theologiestudie in Maastricht. In 1964 werd hij tot priester gewijd. een jaar later werd hij pastor van de Amsterdamse studentenekklesia, een van oorsprong rooms-katholieke studentenparochie die in 1960 opgericht was door Jan van Kilsdonk (1917-2008). eind jaren zestig kwam Oosterhuis in conflict met het roomskatholieke kerkbestuur, waardoor hij niet alleen ontslagen werd uit de Jezuïetenorde, maar een jaar later ook – vanwege zijn huwelijk –
Bernard Huijbers
terhuis’ liedteksten. De Jezuïet-priester Huijbers was docent aan het Amsterdams Conservatorium, het Amsterdamse st.-Ignatiuscollege en het Nederlands Instituut voor Katholieke Kerkmuziek te Utrecht. Vanaf 1966 was hij koorleider van de Amsterdamse Dominicuskerk. Aanvankelijk componeerde Huijbers Latijnse kerkmuziek, maar vooral na de oprichting van de werkgroep voor Volkstaalliturgie ging hij zich steeds meer toeleggen op Nederlandstalige werken. Huijbers toonzette onder meer diverse psalmen uit het bundeltje Vijftig Psalmen. Proeve van een nieuwe vertaling uit 1967. Hierin stonden vijftig onberijmde psalmvertalingen van Huub Oosterhuis en Michel van der Plas, die daarbij bij-
Hiet nieuwe liedboek in woord en beeld_binnenwerk 04-04-13 12:49 Pagina 15
gestaan werden door de exegeten Pius Drijvers en Han Renckens. Diverse toonzettingen die Huijbers van deze psalmen maakte, zijn evergreens geworden, zoals - ‘Houd mij in leven’ (Ps. 25) (lied 25b) - ‘Naar U gaat mijn verlangen, Heer’ (Ps. 25) (lied 25c en 25d) - ‘Barmhartige Heer, genadige god’ (Ps. 103) (lied 103c) - ‘Mijn god zijt gij’ (Ps. 118) (lied 118a) Tot zijn bekendste melodieën hoort de melodie die Huijbers aanvankelijk componeerde bij Psalm 119 vers 64 ‘een smekeling, zo kom ik tot uw troon’ (Berijming 1967). Deze melodie werd later bij meer liederen gebruikt, zoals bij Oosterhuis’ liederen ‘Zo vriendelijk en veilig als het licht’ (lied 221) en ‘Ik sta voor U in leegte en gemis’ (lied 942). Nadat Huijbers in 1979 naar Frankrijk geëmigreerd was, werden de liturgische teksten van Oosterhuis vooral getoonzet door Antoine Oomen en Tom Löwenthal. Antoine Oomen (*1945, Amsterdam) kreeg op het Amsterdamse Ignatiuscollege muziekles van Huijbers. Aan het Amsterdamsch Conservatorium studeerde Oomen piano. Van 1961 tot 1981 was hij organist en pianist van de Amsterdamse studentenekklesia. Vanaf
Antoine Oomen
1970 schreef hij meer dan 300 composities op teksten van Oosterhuis. Tot de bekendste daarvan behoren het lied ‘De steppe zal bloeien’ (lied 608) en ‘Licht dat ons aanstoot in de morgen’ (lied 601). evenals Oomen ontving Tom Löwenthal (*1954, Amsterdam) muzieklessen van Bernard Huijbers op het Ignatiuscollege te Amsterdam. Na de middelbare school studeerde hij aan het Nederlands Instituut voor Kerkmuziek (NIK) en het Koninklijk Conservatorium te Den Haag. Nog tijdens zijn studie in de jaren zeventig begon Löwenthal melodieën te componeren bij liederen van Oosterhuis. Tevens werd hij dirigent van het koor van de Amsterdamse studentenekklesia. Bekende Tom Löwenthal liederen van hem zijn onder meer - ‘Voor kleine mensen is Hij bereikbaar’ (lied 72a) - ‘wees hier aanwezig, woord ons gegeven’ (lied 295) De liturgische vocale muziek die binnen de Amsterdamse studentenekklesia ontstond, werd vanaf 1967 losbladig gebundeld onder de titel ‘Liturgische gezangen’, in de volksmond ook wel aangeduid met de ‘Dominicusbundel’. De liturgische gezangen van Oosterhuis werden in 2004 uitgegeven in het Verzameld Liedboek.
15