Wakker worden in het licht

Page 1

Wakker worden in het licht



Met foto’s van Marianne Witvliet

Joke Verweerd

Gedachten en gedichten rond Pasen

Wakker worden in het licht

Uitgeverij Mozaïek – Zoetermeer 56


ISBN 978 90 239 9370 4 NUR 714 Ontwerp omslag en binnenwerk Studio Vrolijk Foto’s omslag en binnenwerk Marianne Witvliet De foto’s op pag. 22, 26, 34 zijn gemaakt in de Bijbelse beeldentuin bij de R.K. Heilige Joannes de Doperkerk aan de Kruisweg te Hoofddorp. De voorstellingen maken o.a. deel uit van de Kruiswegstaties van Karel Gomes. © 2011 Uitgeverij Mozaïek, Zoetermeer Alle rechten voorbehouden www.uitgeverijmozaiek.nl www.jokeverweerd.nl


Inhoud Daar is het altijd zomer Alles gaat anders Laatste samenzijn Genadebrood Goede Vrijdag GetsemanÊ Achtergebleven Voor het Sanhedrin Ken je Hem? Veroordeeld Simon van Cyrene Maria langs de Via Dolorosa Zij weten niet wat zij doen De moordenaar Maria bij het kruis Mij dorst! Verlaten Til mij uit de tijd Het is volbracht! De centurio De dag wordt donker Hij was toch‌ Aan de voet van het kruis Droeve stoet Credo in de nacht Zijn liefde Stille zaterdag De soldaat die de wacht hield Wakker worden in het licht Opstaan

5 7 9 11 13 15 17 18 21 23 25 27 30 31 32 35 37 39 41 42 47 49 51 53 55 57 59 60 65 67


Ochtendgloren De vrouwen Thomas Waarom zouden we opstaan? Alles in een ander licht Eerst zien‌ Je wilt het niet geloven? Zijn diepste diep - Jouw diepste diep Vergezicht Ontmoeting onderweg

68 71 72 74 77 78 79 83 84 85


Daar is het altijd zomer Naar Psalm 23 De weg die Hij kiest, leidt naar een andere wereld. Daar is het altijd zomer. Hij gaat voor je uit en draagt het licht, Hij zorgt dat je het volhoudt. De bron die Hij wijst is zuiver en helder. Al dwaal je door het dal van de dood en zie je geen hand voor ogen, al valt de toekomst aan scherven: Hij is daar geweest, Hij kent die weg. Hij weet wat onherbergzaamheid inhoudt. Je kunt zijn spoor daar nog vinden. Je bent niet verloren, want Hij zoekt je, je wordt gevonden. Hij tilt je op en je voelt je begrepen, geliefd en bevrijd. In zijn armen vind je vrede, bij Hem ben je veilig. Zo kom je thuis.

5


6


Alles gaat anders Ik ben teleurgesteld en misschien zelfs een beetje wrokkig. De juichende euforie is voorbij. Wat achterblijft is het gevoel dat ik me misschien wel heb aangesteld of belachelijk gemaakt. Een soort boze schaamte maakt zich van mij meester. Het gaat ook nooit volgens plan, ik ben weer blij geweest met een dode mus. Het leek een stroomversnelling die Hij voorzien had. Met Hem weet je het maar nooit! Alles viel op zijn plaats: het ezelsveulen, de eerste palmtak die van de boom werd getrokken, een mantel op de weg en daarna het juichen dat zo aanstekelijk werkte. Mijn hart sprong op en ik dacht: Zie je, nu gaat het Hem lukken, ik wist het, ik wist dat die dag komen zou! Mijn stem sloeg over bij het juichen, ontroering zat als een brok in mijn keel. Ik keek om mij heen en vond in aller ogen bevestiging. Door mijn lijf joeg een storm van gevoelens waarin alle drijfveren vertegenwoordigd waren. Van ‘Ik gún het Hem zo! Het komt Hem toe!’ tot ‘Hier heb ik het voor gedaan, ik ben Hem dus niet voor niets gevolgd!’ En dan pakt het zó uit: in plaats van fier en zelfverzekerd het leiderschap te aanvaarden, verliest Hij de controle over zichzelf. Hij laat zich gaan, de tranen stromen over zijn wangen. Kwetsbaar en overstuur trekt Hij zich terug.

7


Wat kon ik doen? Hij laat zich niet dwingen. Ik zag hoe Hij werd overmeesterd door droefheid. Als een golf die Hem wegsleurde bij de overwinning vandaan. Een mengeling van schaamte en medelijden overviel me; het doet me wat, Hem zo te zien. En toen Hij vroeg of ik een ruimte wilde gaan regelen om alles voor het Paasfeest in orde te maken deed ik dat. Hem kan ik niets weigeren, maar het is zo jammer, zo onbegrijpelijk. Ik had een ander verloop van de avond in gedachten. Ineens ben ik moe en uitgeblust. Het gaat bij Hem altijd anders dan verwacht. Teleurgesteld als ik ben, kost het mij moeite om mijzelf te beheersen, mijn verwijten in te slikken. Die ongebruikelijke manier van doen van Hem vraagt zoveel energie. Zo blijft er toch niets over van idealen en doelstellingen? Mijn verwachtingen voor de toekomst moeten al weer worden bijgesteld. En dan komt Hij met een linnen schort voor en een waskom met water. De blik van zijn ogen gaat dwars door mij heen. Ik buig mijn hoofd en vraag me voor de zoveelste keer af: ‘Wie bent U toch?’ Of is het deze keer: ‘Waar wilt U heen?’ Of misschien zelfs: ‘Wat moet ik met U?’

8


Laatste samenzijn ‘Doe maar wat je van plan bent,’ zegt Hij stil. Judas kijkt op, zijn blik is stuurs en kil. Betrapt! - Leest Hij gedachten? - Eén moment is er de schrik dat Hij een ieder kent. Verzet komt op, zo triomfeert het kwaad. Van wat eerst vriendschap leek, resteert slechts haat. Er is een keus gemaakt, de deur slaat dicht en Hij, aan tafel, slikt en huivert licht. Hij buigt zijn hoofd en weet zijn tijd geteld, een visioen van angst, Hij zucht gekweld. Dan gaat zijn blik de kring gezichten rond, Hij spreekt van liefde, droefheid om zijn mond.

9


10


Genadebrood Op tafel ligt genadebrood. Wie zal het voor ons breken? Wie kijkt er verder dan de dood? Wie draagt het levensteken? Zijn handen maken het gebaar van breken, delen, geven. Zijn ogen staan nog rustig, maar ik zie zijn mond wel beven. Wat maakt dit bitter brood zo zoet? Hij kijkt ons aan, wij eten. De zon gaat onder, rood als bloed. Een onontkoombaar weten doortrekt bedreigend, zwaar als lood mijn hart, ik eet genadebrood.

11


12


Goede Vrijdag De Goede Vrijdagkerk gaat uit, kaal, zonder zegen, niemand groet - aan onze handen kleeft zijn bloed -, brutaal en schel lijkt elk geluid. Wij lopen zwijgend langs elkaar. In elke stap zit aarzeling. Schuld is een log, onhandig ding, het heeft geen handvat en is zwaar Het regent buiten en dat past als tranen: vloeibaar stroomt de pijn. Zijn bloed zal pas verdwenen zijn wanneer Hij mij de voeten wast.

13


14


Getsemane Het is er donker, kwaad sluipt door het gras, hangt in de bomen, weet hoe de afgrond zich openen zal. Diep valt Hij, zijn schreeuw gaat verloren. Hij worstelt zich omhoog, tracht houvast te vinden. ‘Zijn jullie er nog?’ vraagt Hij zijn vrienden. Hoonlachende stilte. Hij gaat terug, het duister sluit zich als een muur achter hem. Een kloof waarin hij in het niets verdwijnt. Hij krijgt geen lucht en wankelt, voorover valt Hij. Zijn handen grijpen radeloos in de aarde. Loodzwaar drukt de wereld op zijn rug. ‘Vader?’ schreeuwt Hij ademloos. Een andere weg is er niet. Wolkenflarden trekken langs de maan, bomen versperren de weg, zijn mantel haakt vast. Als Hij zijn gezicht in zijn handen verbergt, proeft Hij bloed. Nu laat Hij zich vallen en geeft zich over, met horten en stoten komt zijn adem. En soms is het minutenlang stil. Leeg en koud komt Hij tevoorschijn. ‘Waar zijn jullie?’ Weerkaatsende stilte.

15


Opnieuw draait Hij zich om en loopt terug. Hij heft zijn hoofd, de bomen wijken uiteen, de hemel klaart op. ‘Hier ben ik!’ Zijn stem klinkt zacht, er is rust. En met de wind mee waaien zijn woorden de wereld rond: ‘Hier ben ik!’ Vanuit de stad danst het licht van fakkels dichterbij…

16


Achtergebleven Nu zwerf ik schichtig langs de donkere straten en grijpt de radeloosheid om zijn lot in alle hevigheid mij naar de strot, mij, die ooit zei: ‘Nooit zal ik U verlaten!’ Zo onbarmhartig honen mij die woorden als grootspraak, boordevol van eigenwaan, en elke stap die ’k zet bij Hem vandaan weet ik te meer: Ze zullen Hem vermoorden! Dus struikel ik en val, ik ben verslagen. De angst slaat toe: een grondeloze zee van rampspoed spoelt mij weg en neemt Hem mee. De toekomst zonder Hem is niet te dragen.

17


Voor het Sanhedrin Je werd geroepen voor een spoedberaad. Je vrouw trok haar wenkbrauwen op, jij je schouders. Je moest gaan, het was je verantwoordelijkheid. Je sloeg je mantel om en huiverde toen je het donker in stapte. Bij het paleis van de hogepriester was het druk, voor de poort stond een complete samenscholing. Je vroeg je af wat er gaande was. De wacht herkende je, jij mocht zo doorlopen. Opwinding in de zaal. Je schudde je hoofd, je kon het bijna niet geloven. Rabbi Jezus van Nazareth, ging het om Hem? Was die zaak dan zo hoog opgelopen? Je hoorde de grote woorden: volksmennerij, revolutie, gevaar voor de samenleving, dreiging van strafmaatregelen uit Rome. Je hoorde de reactie van de anderen. Je twijfelde, je wachtte even af maar paste je aan, zij zouden het wel weten toch? Misschien was er jou iets ontgaan en had je de situatie niet goed ingeschat, waarschijnlijk was de ernst van de situatie niet goed tot je doorgedrongen. Het was in het belang van iedereen dat het feest in Jeruzalem rustig verlopen zou. Daar hadden ze gelijk in. Maar toch‌ Je keek naar dat stille gezicht van de rabbi en je vroeg je af: Was toch in Galilea gebleven, wat zoek je hier! Wat wil je nu eigenlijk? Het leek buiten Hem om te gaan. Hij stond daar zo kalm alsof het Hem niet aanging. Het ergerde je. Je ging mee in de algemene verontwaardiging. Ongemerkt klonk je stem harder en feller.

18


‘Het is beter dat één man sterft voor het hele volk.’ Ja, wie zou het daar nu niet mee eens zijn? Er moest hier niet nog meer narigheid komen. Maar dat je aan het einde van de nacht voor het pretorium hebt staan roepen: ‘Weg met hem! Kruisig hem!’ dat had je van jezelf niet verwacht. Dat gebeurde gewoon. Daar moet je nog wel eens aan terugdenken. Zo ver had het niet hoeven komen! Je wordt er onrustig van, beschaamd en schuldig. En je vraagt je af of je die verantwoordelijkheid wel juist hebt ingevuld. Had je die nacht anders moeten afsluiten? Je verzint excuses voor jezelf en zegt dat je ook maar een mens bent. Daarna doen verhalen de ronde, de rabbi zou gezien zijn. Je ligt er wakker van. Je zegt wel honderd keer hardop dat dat onmogelijk is. Maar misschien komt er een dag waarop je excuus niet langer geldt. Een vroege morgen waarop een nieuwe wind uit een andere hoek waait en je tot op het bot geraakt wordt door een indringende preek. Nieuw inzicht maakt je radeloos. Het zweet breekt je uit. Ineens gaat het niet meer om wat de anderen ervan vinden. Je voelt zijn ogen op jou rusten, alsof Hij wacht. Alsof Hij je roept. Kom je tot inkeer? Is er een weg terug? Je vraagt: ‘Mannenbroeders, wat moeten we doen?’

19


20


Ken je Hem? Ze vroegen mij: ‘Ken je Hem?’ Ik schudde mijn hoofd, maar de twijfel in hun ogen bleef. Onrustig werd ik ervan. Weer werd er gevraagd: ‘Jij toch? Ja! Jij was erbij…’ Ik zei: ‘Waar heb je het over? Geen idee wat je bedoelt.’ Ik deed een stap opzij maar niet ver genoeg. Ze bleven op me letten. Even later kwam er weer zo’n opmerking: ‘Jij trok toch met Hem op?’ Het werd rood en zwart voor mijn ogen en ik schreeuwde: ‘Wat zijn jullie toch allemachtig stom bezig! Wat willen jullie van me? Waar zou ik Hem dan van moeten kennen? Ik heb geen idee wie dat is, Hij zegt me niets helemaal niets!’ Toen keek Hij op…

21


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.