De veerkracht van het grote verhaal

Page 1

De veerkracht van het grote verhaal Plano:Opmaak 1

03-01-2007

11:00

Pagina 1

Als een tegendraadse bijdrage aan het religie- en maatschappijdebat onderzoekt dit boek de veerkracht van de klassieke levensbeschouwingen (religieuze en seculiere, westerse en oosterse). Wie spannen zich voor deze denksystemen in? Hoe systematisch, hoe veelomvattend durven ze te zijn? Wat zijn hun kansen en bedreigingen? Wat zijn de thema’s voor de komende jaren? In elf interviews constateren Govert Buijs en Herman Paul dat de veerkracht van het grote verhaal afhankelijk is van tegenkracht. Levensbeschouwing is een specifieke, systematische gestalte van religie, die met name opduikt in situaties waarin godsdienst onder druk staat. Grote verhalen eindigen niet; ze verplaatsen zich slechts. De interviews zijn gehouden met prominente vertegenwoordigers van levensbeschouwelijke stromingen: Alister E. McGrath, Godfried Danneels, Nasr H. Abu Zayd, Dan Cohn-Sherbok, Nicolas Lossky, Victor A. van Bijlert, Michael McGhee, John Bellamy Foster, Bert van den Brink, Paul Cliteur en Peter van der Veer. Dr. Govert Buijs (1964) doceert politieke en sociale filosofie aan de Faculteit der Wijsbegeerte van de Vrije Universiteit Amsterdam en is coördinator van de internationale masteropleiding Christian Studies of Science and Society. Dr. Herman Paul (1978) is postdoc-onderzoeker aan de vakgroep geschiedenis van de Rijksuniversiteit Groningen en member-in-residence van het Center of

Govert Buijs & Herman Paul De veerkracht van het grote verhaal

Al jaren gonst een ‘nieuwe religiositeit’ door West-Europa. Met deze godsdienst à la carte, zo wordt ons verteld, hebben de klassieke levensbeschouwingen afgedaan. Maar zijn die grote verhalen van vroeger echt zo kansloos tegenover de kleine verhalen van nu? Is er geen toekomst voor die brede, diep doordachte visies waarmee socialisten, liberalen, protestanten en katholieken ooit de wereld duidden?

Govert Buijs & Herman Paul

De

veerkracht van het grote verhaal Levensbeschouwing in het publieke

domein

Theological Inquiry in Princeton.

www.uitgeverijboekencentrum.nl

Boekencentrum



De veerkracht van het grote verhaal Levensbeschouwing in het publieke domein

Govert Buijs en Herman Paul

Uitgeverij Boekencentrum, Zoetermeer


www.uitgeverijboekencentrum.nl

Ontwerp omslag: Mulder van Meurs, Amsterdam

ISBN: 978 90 239 2174 5 NUR 607 Š 2007 Uitgeverij Boekencentrum, Zoetermeer Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieÍn, opnamen of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.


Inhoud

Inleiding

7

1. Alister E. McGrath: ‘De tragedie van het protestantisme’

15

2. Godfried Danneels: ‘Niet meer: Clovis gedoopt, heel Gallië gedoopt’

26

3. Nasr H. Abu Zayd: ‘De islam is terug bij áf’

36

4. Dan Cohn-Sherbok: ‘Buiten het getto heerst de chaos’

50

5. Nicolas Lossky: ‘Orthodoxie is een universele vorm van christendom’

62

6. Victor van Bijlert: ‘Het hindoeïsme is altijd postmodern geweest’

74

7. Michael McGhee: ‘Méér dan gelukzalige zelfvernietiging’

86

8. John B. Foster: ‘Tegen de barbarij van het kapitalisme’

96

9. Paul Cliteur: ‘We dreigen weg te zinken in grenzeloze pluriformiteit’

108

10. Bert van den Brink: ‘Het liberalisme slaat overal aan’

118

11. Peter van der Veer: ‘Afscheid van religie is typisch Nederlands’

129



Inleiding

R

eligie in de publieke sfeer is tegenwoordig een zaak van hollen of stilstaan. Aan de ene kant (‘stilstaan’) wordt beweerd dat religie niet thuishoort in het publieke domein. Uit de scheiding van kerk en staat zou voortvloeien dat hoofddoekjes op school verboden moeten worden, dat ambtenaren in functie geen religieuze symbolen mogen dragen en dat de kerstboodschappen van koningin Beatrix relicten uit een onverlichte tijd zijn. Was de scheiding van kerk en staat vroeger niet meer dan een scheiding tussen instituties, nu wordt zij geradicaliseerd tot een algehele waterscheiding tussen religie en de publieke sfeer. Pleitbezorgers van deze waterscheiding verwijzen, tot op de dag van vandaag, naar de klassieke secularisatiethese. Deze these beweert dat godsdienst in een moderne samenleving een verdwijnend verschijnsel is – zo niet in de individuele levens van mensen, dan toch tenminste in de publieke sfeer. Nieuwe gedaanten van religie, zoals het ‘ietsisme’, lijken te bewijzen dat godsdienst versnipperd en geïndividualiseerd is. In het publieke domein speelt deze religie geen rol meer. Aan de andere kant (‘hollen’) zien we bewegingen die de publieke sfeer lijken te willen annexeren voor religieuze doeleinden. De religious right in de Verenigde Staten lijkt hiervan een markant voorbeeld (met name voor zover zij invloed heeft op de regering-Bush). Christelijke moraal en politieke missie worden samengesmeed tot een krachtige ideologie, die de neiging vertoont andere stemmen in de publieke sfeer te verdringen. En dan is er het islamitische fundamentalisme, dat pas vrede met de moderne wereld lijkt te kunnen sluiten als deze zich schaart onder de halve maan. Deze return of religion lijkt de secularisatiethese rechtstreeks naar het museum van afgedankte sociologische inzichten te verwijzen. Ze maakt het, empirisch gesproken, lastig religie nog langer te ontkennen, te bagatelliseren of te marginaliseren. Praktisch gesproken dwingt ze burgers tot een omgangsregeling met de nieuwe goden, hoe ongewenst deze goden soms ook


8

Inleiding

zijn.1 Maar hoe zou zo’n regeling er moeten uitzien, als religie zo annexerend is als het moslim-fundamentalisme suggereert? Deze dichotome voorstelling van zaken – hollen òf stilstaan – vergeet een derde mogelijkheid, namelijk dat sommige religies methoden hebben ontwikkeld om zich soepeler, minder verkrampt, in de publieke sfeer te voegen. Ze ziet over het hoofd hoe allerlei vormen van religie een bijdrage hebben kunnen leveren aan het publieke domein, zonder dit domein tot een fundamentalistische vesting om te vormen. Religie, niet in het minst in Nederland, heeft dikwijls een gestalte aangenomen die specifiek ontworpen was met het oog op een dergelijke participatie in de publieke sfeer. We denken aan de ‘solide principes’ die paus Leo XIII uit de filosofie van Thomas van Aquino destilleerde, aan de ‘ordinantiën Gods’ die Abraham Kuyper aan zijn gereformeerde achterban verklaarde, aan het ‘hedendaags marxisme’ dat via de Socialistische Studiebibliotheek van De Arbeiderspers werd uitgedragen, aan ‘het liberalisme als grondslag van onze volksvrijheden’, zoals uiteengezet door een deftig Tweede Kamerlid. Elk van deze denksystemen beoogde de moderne differentiatie van het leven – geïllustreerd door de opkomst van wetenschap, politiek, werk en privé als zelfstandige domeinen – tegen te gaan met de stelling dat religie of ideologie implicaties voor álle aspecten van het leven zou moeten hebben. In antwoord op een historisering van de leefwereld – geïllustreerd door het negentiende-eeuwse topos dat het leven zich ‘versnelde’ – beoogden deze denksystemen bovendien een stevig, tijdloos moreel houvast te bieden. In de late negentiende eeuw ontstond, kortom, een specifieke vorm van religie of ideologie, die zich kenmerkte door een robuuste doordenking van wat geloof méér was dan innerlijke spiritualiteit of persoonlijke devotie. Ondanks alle verschillen tussen ‘religie’ en ‘ideologie’ of godsdienstige en seculiere duidingen van de wereld, is het zinvol de zojuist genoemde varianten samen te nemen in het begrip Weltanschauung, in het Nederlands vertaald als levens- of wereldbeschou-

1

Een fraaie staalkaart van het debat is Marcel ten Hooven en Theo de Wit (red.), Ongewenste goden. De publieke rol van religie in Nederland (Amsterdam 2006).


Inleiding

9

wing.2 Sommigen menen dat iedereen een levensbeschouwing heeft – dat het niet mogelijk is géén levensbeschouwelijke intuïties over de mens, de samenleving en het universum te hebben. Wilhelm Dilthey (1833-1911), popularisator van het begrip Weltanschauung in de continentale filosofie, dacht iets specifieker aan filosofische en religieuze tradities met een min of meer samenhangende visie op het universum. In dit boek gebruiken we de term nog specifieker, voor een type Weltanschauungen dat in Diltheys dagen in het publieke domein verscheen. Het neo-thomisme van Leo XIII, het neo-calvinisme van Kuyper, het marxisme of socialisme van De Arbeiderspers en in zekere zin ook het liberalisme van dat kamerlid, Bernardus D. Eerdmans (18681948), zijn prachtige voorbeelden van deze levensbeschouwingen. Ze hadden drie kenmerken gemeen: (1) ze kozen hun vertrekpunt in een verzameling specifieke, niet op publieke gronden te rechtvaardigen aannames over God, mens en wereld, (2) ze probeerden de consequenties van dit uitgangspunt zo consistent en systematisch mogelijk te doordenken en (3) ze lokaliseerden deze consequenties op alle terreinen van het leven, variërend van politiek en kunst tot onderwijs en wetenschap. Al deze ‘ismen’ waren levensbeschouwingen voorzover ze op een systematische manier al die domeinen van het leven die in het moderniseringsproces waren verzelfstandigd vanuit een religieus of seculier perspectief belichtten. Weliswaar gaat dit boek over veel meer dan ‘hedendaags marxisme’, neo-thomistische filosofie of kuyperiaanse beginselen. Maar we noemen deze voorbeelden met nadruk, omdat ze zo goed illustreren waar wij aan denken als we onze gesprekspartners bevragen op het levensbeschouwelijke gehalte van hun tradities. Onder ‘levensbeschouwing’ verstaan we dus niet alles wat de beter gesorteerde boekhandel hieronder verstaat – alles van de kruistochten tot new age mystiek – maar een specifieke, systematische, breed georiënteerde uitwerking van religieuze of ideologische overtuigingen.

2

Een inventarisatie van betekenissen die in de negentiende en twintigste eeuw aan dit begrip werden gehecht biedt David K. Naugle, Worldview. The History of a Concept (Grand Rapids/Cambridge: William B. Eerdmans 2002).


10

Inleiding

Deze definitie maakt het mogelijk gericht te kunnen nadenken over twee vragen. Allereerst: zijn levensbeschouwingen niet een overwegend westers, christelijk geïnspireerd verschijnsel? Deze vraag wordt niet enkel ingegeven door het feit dat ‘levensbeschouwing’ vaak met westerse voorbeelden wordt geïllustreerd, maar ook doordat de definitie, met haar accent op systematiek en modernisering in termen van maatschappelijke differentiatie, verwijst naar zaken die in niet-westerse landen vaak anders verliepen of minder belangrijk waren. In hoeverre, vragen we daarom, is levensbeschouwelijk denken ook te vinden in de islam, in het boeddhisme, in het (oosters) orthodoxe christendom? Deze vraag is eens te meer van belang, omdat in het huidige debat over de islam voortdurend parallellen met de christelijke traditie worden getrokken – denk aan de ‘Verlichting’ of ‘Reformatie’ die de islam, naar analogie van het protestantisme, volgens sommigen zou moeten ondergaan. De tweede vraag luidt, hoe het er met levensbeschouwing tegenwoordig voorstaat. In hoeverre kunnen levensbeschouwingen de pretentie een modus vivendi te bieden tussen religieuze overtuigingen en publiek samenleven nog waarmaken? En meer in het bijzonder: in hoeverre overleven ze, tegen de verwachting van sommigen in, zulke moderne verschijnselen als privatisering, individualisering en emotionalisering? Deze tweeledige vraagstelling komt tot uitdrukking in de titel van dit boek: De veerkracht van het grote verhaal. Met haar dubbele metafoor doet deze titel een beroep op de verbeeldingskracht van de lezer. Sinds Jean-François Lyotard is de term ‘groot verhaal’ (grand récit, master narrative) in zwang voor levensbeschouwingen in de zojuist omschreven zin van het woord. Aangezien Lyotard de term ‘grote verhalen’ gebruikte in de context van een nogal kritische analyse, volgens welke de grand récits met uitwissen worden bedreigd, heeft de term voor velen een uitgesproken gevoelswaarde. Het is een gemeenplaats geworden over ‘het einde van de grote verhalen’ te spreken. Zelfs degenen die zich inmiddels afvragen, of dit einde niet even illusoir is als het ‘einde van de ideologie’ dat Daniel Bell in 1960 voorzag, ontkomen er niet aan te spreken over de ‘pressie’ die op grote verhalen wordt uitgeoefend of over het onloochenbare feit dat alomvattende denkkaders door individualisering en fragmentarisering ‘onder druk’ worden gezet.


Inleiding

11

Tegen deze achtergrond introduceren we onze tweede metafoor: de veerkracht, die als ‘tegenwicht’ tegen de ‘pressie’ en ‘druk’ van zojuist moet worden begrepen. De beeldspraak is toepasselijk, omdat veerkracht een secundair karakter heeft. De veerkracht van een elastiek, bijvoorbeeld, blijkt pas als iemand eraan trekt, als er druk wordt uitgeoefend. Zo onderzoeken we in dit boek hoe het de ‘grote verhalen’ vergaat als ze onder druk komen te staan – hoe ze het volhouden, wat voor tegenkracht ze bieden, hoe elastisch ze zijn en in hoeverre ze (het kenmerk van een goed elastiek) onwelgevallige zaken met kracht kunnen katapulteren. Een bijkomend voordeel van de veerkracht-metafoor is dat ze het debat over religie en ideologie uit de sfeer van het ‘stikken of slikken’ haalt. Vooral de klassieke secularisatiethese, wier aanhangers nog altijd een stem vinden in het publieke debat, hanteerde met enige voorkeur een of/of-logica, die moderniteit en levensbeschouwing opvatte als antagonistische categorieën. Zo’n logica maakt blind voor het meebuigen, meegeven, vervormen en weerstaan-zonder-te-breken dat onze gesprekspartners opvalt als ze hun levensbeschouwingen analyseren. ‘De veerkracht van het grote verhaal’ erkent, kortom, dat de interactie tussen moderniteit en levensbeschouwing complexer is dan veel secularisatietheorieën aannemen.3 Gaandeweg dit boek zal deze interactie scherper in beeld komen. De interviews zullen suggereren, dat de veerkracht van grote verhalen door tegenkracht niet alleen aan het licht wordt gebracht – dat de vitaliteit van systematische doordenkingen à la het neo-thomisme niet alleen blijkt in situaties waarin bepaalde overtuigingen over God, mens en wereld in het defensief worden gedrongen. Levensbeschouwing, luidt de suggestie, ontstaat in zulke situaties van druk, is een antwoord op verschuivende verhoudingen tussen religieuze en nietreligieuze domeinen van het bestaan. Levensbeschouwing gedijt in contexten waarin de verhouding tussen religie en de rest van het leven ter discussie staat (tot nu toe vooral in het Westen). West-Europese rooms-katholieken, bijvoorbeeld, creëerden levensbeschouwing 3

Vgl. de genuanceerde analyses in Paul Heelas, Scott Lash en Paul Morris (red.), Detraditionalization. Critical Reflections on Authority and Identity in a Time of Uncertainty (Cambridge Ma/Oxford: Blackwell 1996).


12

Inleiding

toen, in de loop van de negentiende eeuw, religie in het intellectuele en maatschappelijke leven werd gemarginaliseerd. Orthodoxe Russen, verbannen naar een vroeg-twintigste-eeuws Parijs, ontwikkelden levensbeschouwing toen zij ontdekten dat religie in Frankrijk een andere functie vervulde dan in Rusland. Omgekeerd zaten WestEuropeanen, in de late twintigste eeuw, niet om levensbeschouwing verlegen zolang hun privatisering van religie als werkbare oplossing voor het differentiatievraagstuk werd ervaren. Maar wat gebeurt er als deze oplossing, door uitdagingen van binnen- of van buitenaf, zelf problematisch wordt? Aan voorspellingen zal dit boek zich niet wagen. Maar onze suggestie is, dat nieuwe onoverzichtelijkheden in de verhouding van religie en (andere) sociale constellaties om nieuwe vormen van systematische bezinning zouden kunnen vragen. De vroege 21e eeuw geeft allerlei aanleiding om te vermoeden, dat een groeiende behoefte aan het eigenzinnige elastiek van levensbeschouwing niet valt uit te sluiten. In deze bundel komen tien vertegenwoordigers aan het woord van even zovele religieuze en ideologische tradities die, volgens de hierboven gegeven omschrijving, de voedingsbodem van levensbeschouwelijk denken (zouden kunnen) zijn geweest. Het is een bont gezelschap van orthodoxen en liberalen, optimisten en pessimisten, denkers en doeners, Europeanen en Amerikanen. (Dat het, onopzettelijk, allemaal mannen zijn, is debet aan het ‘nee, geen tijd’ van enkele vrouwen.) Hun waarnemingen zijn gekleurd door vaak jarenlange ervaringen in het bestuderen, verwoorden en uitdragen van een traditie. Onze interviews bieden daardoor geen waarnemingen vanaf de zijlijn; geen gedistantieerde analyses van mensen voor wie niets op het spel staat. Integendeel, de gesprekken draaien om visies, dromen, teleurstellingen, idealen, kansen, mogelijkheden – en juist daarin toont zich, wellicht, de veerkracht van het grote verhaal. Onze gesprekken vonden plaats in de periode januari 2002 (Paul Cliteur) tot juli 2005 (Peter van der Veer). Ze zijn hier weergegeven zoals ze – bevochten op de volle agenda’s van onze gesprekspartners en gevoerd onder de druk van vertrekkende vliegtuigen en hogesnelheidstreinen – in real life hebben plaatsgevonden. De lezer zal merken


Inleiding

13

dat we de interviews niet hebben gestandaardiseerd, maar de eigen kleur van ieder gesprek hebben gerespecteerd. Mede daarom ook hebben we de vroegste interviews niet geüpdatet met actuele voorbeelden of modieuze verwijzingen naar George W. Bush, de wederopbouw in Irak en de moord op Theo van Gogh. Aan de analyse van het verschijnsel ‘levensbeschouwing’ zouden deze illustraties weinig hebben toegevoegd – en speculaties over de impact van Mohammed B. op het Europese denkklimaat kan de lezer elders wel vinden. Alle interviews werden eerder gepubliceerd in Beweging, een tijdschrift uitgegeven door de Stichting voor Reformatorische Wijsbegeerte. We zijn deze stichting, in de persoon van Jet Weigand-Timmer, erkentelijk dat zij onze treinkaartjes, autohuurnota’s, internationale telefoongesprekken en EasyJet-tickets wilde vergoeden. Aart Deddens, bladmanager van Beweging, komt een woord van dank toe voor de zachte dwang en aanstekelijke humor waarmee hij ons jarenlang ieder kwartaal een Veerkracht-aflevering wist te ontlokken. Tot slot: een onvoorzien effect van deze voorpublicatie in Beweging was dat sommige interviews zélf in het publieke domein gingen fungeren. Zo pikten enkele media gretig op dat kardinaal Godfried Danneels niet meer zo gelukkig was met Gaudium et Spes, de laatste constitutie van het Tweede Vaticaans Concilie. Nog veel meer aandacht kreeg Alister McGraths voorspelling, in hoofdstuk 1 van deze bundel, dat het ‘einde van het protestantisme’ nabij was. Hoofdartikelen in de christelijke kranten, maandenlange discussies op de opiniepagina’s, bezorgde dominees op de kansel, een special op radio 747 en (als we goed hebben geteld) twee inderhaast belegde studiedagen – een bundeling van al deze respons zou driemaal zo dik zijn als dit boek. Opmerkelijk genoeg kreeg deze McGrath-discussie al snel een theologische lading. Anders dan ons interview focuste het debat niet op Max Webers ‘protestantse ethiek’ of op de ‘aanvaarding van het alledaagse leven’ die Charles Taylor zo kenmerkend vindt voor het protestantse denken. Het probleem waarover wij spraken met McGrath werd veeleer geherformuleerd tot de vraag, of het ‘klassieke’ protestantisme het (nog) op kan nemen tegen de veel bredere en modernere stroom die in de Engelstalige wereld als het evangelicalism bekend staat. Sommige scribenten slaagden er zelfs in het interview te situeren in


14

Inleiding

een conflict tussen ‘reformatorische’ en ‘evangelische’ christenen in Nederland – waarmee de weidse analyse van de Britse theoloog tot wel erg herkenbare proporties werd teruggebracht.4 Deze bundel zal duidelijk maken, dat de veerkracht die wij met McGrath en diens collega’s onderzoeken, niets zegt over de juistheid, plausibiliteit of authenticiteit van bepaalde protestantse, islamitische of humanistische ideeën. Het boek wil slechts uitdagen tot reflectie op wat levensbeschouwelijk denken eigenlijk is. Het oppert dat levensbeschouwing een specifieke gestalte van religie is, een reactie op processen van modernisering die, als de tekenen ons niet bedriegen, nog lang niet voorbij zijn. Het ‘einde van de grote verhalen’ is daarom voorbarig afgekondigd. Grote verhalen eindigen niet; ze verplaatsen zich slechts.

4

Herman Paul, ‘Wil de gereformeerde evangelical opstaan? Terugblik op een jaar McGrath-debat in Nederland’, Nederlands Dagblad (9 oktober 2004).


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.