Elk kind is Uniek
29-01-2003
10:16
Pagina 1
Over opvoeding gesproken
NUR 854
Elk kind is uniek!
Caroline Penninga-de Lange is orthopedagoog en werkte jarenlang als schoolbegeleider met leerlingen en leerkrachten in het basis- en speciaal onderwijs. Ze heeft een eigen pedagogische praktijk ‘Klim-op’ in Amersfoort waarin ze ouders en kinderen adviseert bij opvoedingsvragen, met name op het gebied van hechtingsproblemen.
Caroline Penninga-de Lange
Over opvoeding gesproken
Een gebrek aan zelfvertrouwen kan bij kinderen voor veel problemen zorgen: teruggetrokkenheid, faalangst, maar ook agressief en stoer gedrag. Zelfvertrouwen en een gezond positief zelfbeeld vormen voor kinderen de basis waarop zij zich kunnen ontwikkelen. Als je kunt vertrouwen op je eigen mogelijkheden, durf je meer. Je durft gemakkelijker contact met andere kinderen aan te gaan, je durft voor je eigen mening uit te komen en je durft uitdagingen aan. Maar vertrouwen op je eigen mogelijkheden kan alleen als je weet dat je een waardevol en uniek persoon bent. Dit zelfbeeld ontstaat bij kinderen echter niet vanzelf, maar moet groeien in relatie met de mensen om het kind heen, allereerst in de relatie met de ouders. Hoe geef je een kind echter zo’n boodschap mee? Hoe help je een kind zelfvertrouwen te ontwikkelen en zich een gezond zelfbeeld eigen te maken? In dit boek wordt informatie gegeven over waarom zelfvertrouwen en een gezond zelfbeeld zo belangrijk zijn en wat je als ouders en andere opvoeders kunt doen om zelfvertrouwen bij kinderen te laten groeien. De vragen en oefeningen die de auteur aanreikt kunnen helpen om de informatie meer eigen te maken en na te gaan welke stappen u in de opvoeding wilt zetten om concreet aan het zelfvertrouwen van kinderen te werken.
Caroline Penninga-de Lange
Elk kind is uniek!
Bouwen aan zelfvertrouwen bij kinderen
Over opvoeding gesproken De serie Over opvoeding gesproken richt zich op ouders en wil praktische informatie bieden voor de dagelijkse opvoeding. De redactie van de serie is in handen van drs. Marja Bos-Meeuwsen, orthopedagoge en verbonden aan OkĂŠ Boeken, en Henk van Dam, toerustingwerker bij Stichting Radar. Reeds verschenen: Kinderen groeien samen op door Marja Bos-Meeuwsen Uw kind en de tv door Henk van Dam Met kinderen praten over seks door Marja Bos-Meeuwsen Opvoeden van peuters door Henk Algra, Marja Bos-Meeuwsen en Jannie van Dijken Uw kind op de digitale snelweg door Henk van Dam Ruimte voor gevoelens. Omgaan met emoties van kinderen door Caroline Penninga-de Lange En tieners dan? door Nynke Dijkstra-Algra en Hanny van der Stelt Opvoeding die past. Over temperament bij kinderen Henk Algra Het spel van de regels. Over ruimte en grenzen in de opvoeding Henk van Dam Samen verdrietig. Rouwverwerking bij kinderen door Marja Bos-Meeuwsen
Elk kind is uniek! Bouwen aan zelfvertrouwen bij kinderen
Caroline Penninga-de Lange
Tweede druk
Uitgeverij Boekencentrum, Zoetermeer
www.boekencentrum.nl
Ontwerp omslag: Mirella Dijkerman, Den Haag Illustraties omslag en binnenwerk: Alice Jansen ISBN-10: 90 239 1329 9 ISBN-13: 978 90 239 1329 0 NUR 854 Tweede druk 2006 Š 2003 Uitgeverij Boekencentrum, Zoetermeer Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieÍn, opnamen of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Inhoud Woord vooraf
7
1.
9
Zelfvertrouwen en zelfbeeld 1. 2. 3. 4. 5.
2.
Inleiding De betekenis van zelfvertrouwen Verschillende aspecten van het zelfbeeld Een gezond zelfbeeld De invloed van zelfvertrouwen en zelfbeeld op de ontwikkeling van een kind 6. Waaraan herken je kinderen met zelfvertrouwen en een gezond zelfbeeld? 7. Samenvatting en gespreksvragen
9 9 10 12
Een negatief zelfbeeld
19
1. Inleiding 2. Wat is een negatief zelfbeeld? 3. Waaraan merk je dat een kind een negatief zelfbeeld, weinig gevoel van eigenwaarde heeft? 4. Hoe ontstaat een negatief zelfbeeld? 5. Welke gevolgen kan een negatief, ongezond zelfbeeld hebben? 6. Samenvatting en gespreksvragen
19 19
Elk kind is uniek!
14 15 18
20 25 28 29
5
3.
4.
5.
De ontwikkeling van een gezond zelfbeeld en zelfvertrouwen
30
1. 2. 3. 4. 5.
30 30 33 37 42
Inleiding Gehechtheid als basis Aansluiting als voorwaarde voor groei van zelfvertrouwen Je rol als opvoeder Samenvatting en gespreksvragen
Een gezond zelfbeeld in bijbels perspectief
44
1. 2. 3. 4.
44 44 47 50
Inleiding Gods onvoorwaardelijke liefde als basis Houden van jezelf, houden van de ander Samenvatting en gespreksvragen
Bouwen aan zelfvertrouwen
52
1. 2. 3. 4. 5.
52 52 60 70 72
Inleiding De vertrouwensrelatie als basis Bouwen aan zelfvertrouwen door ondersteuning Om niet te vergeten Samenvatting en gespreksvragen
Prentenboeken en voorleesboeken rond zelfbeeld en zelfvertrouwen
74
Literatuur
79
6
Woord vooraf Dit boek heeft betrekking op het omgaan met kinderen van 0 tot 12 jaar. Het is bedoeld voor ouders die graag willen weten hoe ze een kind kunnen helpen met het ontwikkelen van zelfvertrouwen en een gezond zelfbeeld. Ook is het bedoeld voor ouders die merken dat hun kind te weinig zelfvertrouwen heeft of een negatief zelfbeeld heeft ontwikkeld. Mijn bedoeling is om allereerst een beeld te geven van het belang van de groei van zelfvertrouwen en een gezond zelfbeeld bij kinderen. Vervolgens geef ik aan op welke manier je als opvoeders hieraan je bijdrage kunt leveren. Ook komt aan de orde wat je als opvoeder juist in de weg kan staan bij het ondersteunen van kinderen. In hoofdstuk 1 wordt verteld wat de betekenis is van zelfvertrouwen en een gezond zelfbeeld voor de ontwikkeling van een kind. In het volgende hoofdstuk staat centraal hoe een gebrek aan zelfvertrouwen en een negatief zelfbeeld een kind kunnen belemmeren in zijn groei. Ouders hebben een bepaalde invloed op de groei van zelfvertrouwen en een gezond zelfbeeld. In hoofdstuk 3 wordt die invloed, naast andere be誰nvloedende factoren, beschreven. Hoofdstuk 4 plaatst het denken over zelfvertrouwen en een gezond zelfbeeld in een bijbels perspectief, waarbij aan de orde komt hoe wij ons in het kijken naar kinderen mogen laten leiden door Gods kijk op de mens en door zijn liefde. Het laatste hoofdstuk biedt informatie over wat je als opvoeders concreet kunt doen om de groei van zelfvertrouwen en een gezond zelfbeeld te ondersteunen. Ik spreek met name over ouders, maar de informatie en de vragen zijn ook bedoeld voor andere opvoeders, zoals leerkrachten en kinderwerkers. Sommige voorbeelden komen ook uit de schoolpraktijk of het kinderwerk. De vragen aan het eind van elk hoofdstuk zijn bedoeld om samen met je partner of bijvoorbeeld op een ouderkring te bespreken. Een gesprek met anderen biedt je de mogelijk-
Elk kind is uniek!
7
heid je eigen mening te verwoorden, stil te staan bij jouw ervaringen als opvoeder en te bekijken op welke manier je datgene wat je aanspreekt, kunt toepassen op je eigen situatie als opvoeder.
8
1 Zelfvertrouwen en zelfbeeld 1.
Inleiding Wanneer je als opvoeder een kind wilt ondersteunen in de groei van zelfvertrouwen en een gezond zelfbeeld, is het belangrijk om te weten wat je precies nastreeft. Wat wil je bereiken en waarom? In dit eerste hoofdstuk wordt verteld hoe zelfvertrouwen van invloed is op de ontwikkeling van kinderen en wat een gezond zelfbeeld is.
2.
De betekenis van zelfvertrouwen Zelfvertrouwen is niet iets dat je bij je geboorte hebt. Zelfvertrouwen moet je ontwikkelen, het moet groeien. En het groeit doordat je ervaringen opdoet, waarbij je merkt dat je iets kan, dat je iets onder de knie krijgt. Een kind merkt bijvoorbeeld als peuter dat het hem lukt om los te lopen. In groep 2 of 3 maakt het zijn eerste rekensom. Elke keer als iets is gelukt, kan een kind ervaren: ik kan dit en ik weet voor een volgende keer hoe dit moet! Door zo’n succeservaring groeit in een kind het vertrouwen dat het een volgende keer ook gaat lukken; het heeft zelf-vertrouwen. Zelfvertrouwen betekent dus: vertrouwen hebben in jezelf. Vertrouwen hebben in wie je bent, wat je kunt, in je talenten en mogelijkheden om iets te bereiken. Het betekent dat je er vertrouwen in hebt dat je een bepaalde situatie aankan, dat je weet wat je in die situatie wilt doen en wilt bereiken. Een kind moet in allerlei verschillende situaties zelfvertrouwen kunnen opdoen; in het omgaan met andere kinderen en volwassenen, in het omgaan met alles wat er thuis, op de peuterspeelzaal en op school van hem wordt gevraagd. Elke situatie moet voor een kind vertrouwd worden, zodat een kind weet wat het in die bepaalde situatie kan doen om te bereiken wat het wil. Als een kind bijvoorbeeld graag contact wil met andere kinderen, moet het
Elk kind is uniek!
9
weten wat het moet doen om dat te bereiken. Sommige kinderen leren dat door naar anderen te kijken en het na te doen. ‘Eens kijken of dit mij ook lukt.’ Maar andere kinderen hebben het nodig dat ze daarbij worden geholpen. Soms laat een kind in de ene situatie wel zelfvertrouwen zien, maar in de andere situatie niet. Als een kind zelfvertrouwen heeft gekregen in hoe het het beste met zijn vriendjes kan omgaan, betekent dat nog niet dat het ook de durf heeft om bijvoorbeeld op school voor de klas een spreekbeurt te houden. Het beleeft de ene situatie anders dan de andere. Een kind weet op een gegeven moment hoe zijn vriendjes reageren als het vraagt of het mag meespelen, maar het kan er bang voor zijn dat de kinderen in de klas zijn spreekbeurt maar niks vinden.
3.
Verschillende aspecten van het zelfbeeld Als het een kind lukt om te gaan met een bepaalde situatie in zijn leven, levert dat informatie op voor zijn zelfbeeld, namelijk hoe het naar zichzelf en naar eigen prestaties kijkt. Het denkt: ‘Ik kan dat!’, ‘Ik ben hier goed in’. Zo beïnvloeden zelfvertrouwen en zelfbeeld elkaar. Een kind ontwikkelt een positief zelfbeeld door succeservaringen. En het positieve zelfbeeld stimuleert een kind om meer en andere dingen uit te proberen. Zo kan het zijn zelfvertrouwen vergroten, op allerlei terreinen van het leven en in allerlei situaties. Alle verschillende aspecten aan het leven van een kind komen terug in een deel van het zelf-
10
beeld. Hieronder worden die verschillende aspecten genoemd en toegelicht. a. Het lichamelijke aspect heeft te maken met hoe een kind eruit ziet en wat het met zijn lichaam kan. Het ene kind is mooier en aantrekkelijker dan het andere, het een kan sneller lopen dan het ander. Kinderen vergelijken zichzelf met anderen en krijgen zo een bepaald beeld van hoe zij zijn. b. Het verstandelijke aspect heeft te maken met wat een kind kan op het gebied van leren, dingen onthouden, een werkstuk maken, een repetitie leren, enzovoorts. Kinderen krijgen een beeld van wat ze kunnen door te kijken naar de beoordelingen van een leerkracht en wat ouders en leerkrachten, maar ook kinderen om hen heen, hun vertellen. c. Het emotionele aspect. Dit heeft te maken met hoe een kind gevoelsmatig omgaat met wat er in zijn leven gebeurt. Het ene kind is bijvoorbeeld over het algemeen vrolijk en opgewekt, het andere wat somber of beschouwend. Het één kan dingen gemakkelijk naast zich neerleggen, het ander is driftig en snel ‘op de kast’. Kinderen horen van anderen vaak hoe ze in dit opzicht zijn. d. Het creatieve aspect wordt gevormd door de talenten en mogelijkheden van een kind, zoals creatief zijn met muziek of toneel, met woorden (humor), met tekenen of boetseren of het bedenken van leuke spelletjes. e. Het sociale aspect wordt gevormd door hoe een kind omgaat met anderen. Het ene kind legt gemakkelijk contact, het andere laat het initiatief over aan anderen. Het ene kind is behulpzaam, het andere kind denkt eerder aan zijn eigen belang. Ga eens na wat bij jouw kind de sterke kanten zijn voor wat betreft de verschillende aspecten. Vertel je kind ook wat je zijn sterke kanten vindt en waarom. Kinderen hebben behoefte aan duidelijke en gerichte informatie over zichzelf. Vertel bijvoorbeeld dat je het fijn vindt dat je 10-jarige dochter een meisje dat nog niet zo bij het groepje in de buurt hoort erbij betrekt. Je kunt vertellen wat het effect is van haar gedrag, namelijk dat ze het voor het meisje gemakkelijker maakt om zich prettig te voelen in de buurt.
Elk kind is uniek!
11
4.
Een gezond zelfbeeld Ik ben uniek! Op grond van de ervaringen die een kind opdoet in verschillende situaties en op grond van wat andere mensen hem over zichzelf vertellen, krijgt het een beeld van zichzelf op verschillende gebieden. Dat beeld kan negatief en positief zijn. Een kind kan tot de conclusie komen dat het slecht is in voetbal, maar goed kan leren en tekenen. Belangrijk is dat kinderen al met al een gezond zelfbeeld kunnen ontwikkelen. Een gezond zelfbeeld is een positief zelfbeeld, een beeld waarin de positieve kijk op zichzelf bij het kind overheerst. Dat houdt niet in dat zo’n kind denkt dat het alles kan, maar dat het beseft dat het waardevol en uniek is. Het beseft dat het als uniek mens is geschapen, met zijn uiterlijk, met zijn specifieke eigenschappen, talenten en mogelijkheden. En het beseft dat het de moeite waard is omdat het bestaat, alleen al omdat het er ís. Dat vormt ook de basis voor het hebben van zelfrespect, respect voor wat er in hem leeft, voor wat er in hem omgaat. Een kind beseft dat ook zí´jn gevoelens, gedachten en wensen ertoe doen. Als een kind met zelfrespect opgroeit, zal het ook voor die wensen, gedachten en gevoelens durven opkomen. Heeft een kind te weinig zelfrespect, dan zal het geneigd zijn zich altijd aan te passen aan de ander en zich te schikken naar de wensen en behoeften van anderen. Het denkt voor eigen wensen en gevoelens niet te mogen opkomen. Een positief zelfbeeld is natuurlijk nooit voor 100% positief. Elk mens heeft zijn beperkingen, heeft de neiging om dingen te doen die niet goed zijn, niet liefdevol te zijn voor zichzelf of voor anderen. Het gaat er echter om dat kinderen zich een overwegend positief zelfbeeld kunnen eigen maken, waarin ze tevreden kunnen zijn met wie ze zijn en tegelijkertijd beseffen dat ze niet perfect zijn. Dat betekent dat ook een mens met een positief zelfbeeld zich blijft realiseren anderen nodig te hebben om aan te vullen waarin hij zelf tekortschiet en om hem soms te vertellen wat hij niet goed doet.
12
De invloed van mensen om het kind heen Het zelfbeeld van een kind ontstaat voor een deel in het contact met andere mensen die het kind van alles over zichzelf vertellen. ‘Je bent een fijne meid!’ of ‘Wat ben jij een watje!’ Wat mensen om hen heen zeggen en doen, biedt kinderen informatie over wat ze voor die mensen betekenen en wat die mensen van hen vinden. Die mensen houden kinderen een spiegel voor: zo ben je! Kinderen zijn voortdurend op zoek naar informatie die hun vertelt waarom ze waardevol zouden zijn voor de mensen om hen heen. Dat hebben kinderen nodig om zichzelf waardevol te kunnen vinden en te kunnen groeien. Die informatie is als het ware het water dat een bloem nodig heeft om te kunnen wortelen, te kunnen groeien en bloeien. Een irreëel positief zelfbeeld Sommige kinderen zijn heel positief over alles wat ze kunnen, terwijl dat niet allemaal waar is. Ze zeggen bijvoorbeeld dat ze veel vriendjes hebben, maar hebben geen kinderen om mee te spelen. Of ze zeggen dat ze goed kunnen lezen, terwijl dat in werkelijkheid niet zo is. Dan spreken we van een irreëel positief zelfbeeld. Het zelfbeeld komt niet overeen met de werkelijkheid zoals de volwassenen (en soms ook de andere kinderen) om het kind heen het zien. Bij jonge kinderen, bij kleuters, is het gewoon dat kinderen nog een irreëel positief zelfbeeld laten zien. Als een kleuter zegt dat het het hardste kan lopen van de hele school, heeft dat te maken met het feit dat het zichzelf nog onvoldoende kan vergelijken met anderen. Als kinderen vanaf een jaar of 6, 7 zichzelf overschatten, kan dat betekenen dat ze nog te weinig gerichte informatie hebben gekregen over wat zij specifiek goed kunnen. Kinderen willen graag dingen goed kunnen en verzinnen soms zelf wat. Ook kan het zijn dat kinderen hiermee hun falen, iets niet kunnen of hebben, willen verbloemen. Een kind zonder vriendjes zal hier misschien niet voor uit willen komen. Het zegt dat het vriendjes heeft, in de hoop ‘gewoon’, ‘net als de andere kinderen’ te zijn. Onder dit irreële positieve zelfbeeld gaat een negatief zelfbeeld schuil. Het kind ervaart dat het iets niet kan of niet heeft, en heeft daar moeite mee. In het volgende hoofdstuk vind je een beschrijving van een (te) negatief zelfbeeld bij een kind.
Elk kind is uniek!
13
Een gezond zelfbeeld hebben betekent dus: 3 dat een kind ervaart dat het er mag zijn. 3 dat een kind zich bewust is van zijn waarde, zijn eigenwaarde, wie het is als uniek persoon. 3 dat een kind zich bewust is van zijn unieke eigenschappen en dat het tevreden kan zijn met wat het aan talenten, aan capaciteiten heeft gekregen. 3 dat een kind tegelijkertijd zich bewust is van zijn beperkingen en zijn minder leuke kanten en daarmee kan omgaan.
5.
De invloed van zelfvertrouwen en zelfbeeld op de ontwikkeling van een kind Welk zelfbeeld een kind heeft en de mate van zelfvertrouwen dat het ergens in heeft ontwikkeld, bepaalt hoe het zich in een bepaalde situatie gedraagt. Durft een kind erop te vertrouwen dat het een situatie aankan? Durft een kind zijn vriendje te vertellen dat het het niet leuk vindt dat het steeds de zin van het vriendje moet doen of schikt het zich steeds naar de wensen van de ander? Ontbreekt het aan zelfvertrouwen om voor zichzelf op te komen? Durft je dochter morgen haar repetitie geschiedenis te maken of gaat ze ervan uit dat het niet gaat lukken? Als je dochter zich steeds maar zorgen blijft maken of het wel gaat lukken, terwijl ze haar repetitie goed heeft geleerd, ontbreekt het haar aan zelfvertrouwen op dat gebied. Zelfvertrouwen als motor Als een kind voor een bepaalde taak staat, of dat nou de taak is om een repetitie te leren of de ‘taak’ om op een goede manier samen te spelen met een vriendinnetje, werkt het hebben van zelfvertrouwen als een motor. Een kind ervaart de taak als een uitdaging, kan er met zin aan beginnen en maakt gebruik van wat het in eerdere situaties heeft geleerd. Als het vervolgens succes ervaart, dan werkt dat stimulerend. De repetitie was voldoende en ze had een gezellige middag met haar vriendinnetje. Het zelfvertrouwen van het kind
14
is versterkt en ze zal een volgende keer met meer vertrouwen een iets moeilijker taak aandurven. Dat betekent dan een moeilijker repetitie ook durven maken en ook eens een ander vriendinnetje te spelen durven vragen, terwijl ze dat eerst niet durfde. Zelfvertrouwen vormt zo de motor achter een positieve spiraal: meer aandurven en meer kunnen realiseren van wat het kind graag wil. Vaardigheden als gereedschappen Niet alleen zelfvertrouwen en zelfbeeld bepalen ons gedrag, maar ook het wel of niet beschikken over de juiste vaardigheden. Een kind kan wel de durf hebben om bijvoorbeeld voor zichzelf op te komen, maar als het dat doet door te slaan en te schoppen, zijn opvoeders daar niet blij mee. Ze willen graag dat kinderen op een goede manier voor zichzelf opkomen. Dat is een sociale vaardigheid, een vaardigheid in het omgaan met anderen, waardoor het omgaan met elkaar op zo’n manier verloopt dat beide partijen er mee kunnen leven. Ook emotionele vaardigheden bepalen het gedrag van een kind. Als een kind bijvoorbeeld slecht tegen zijn verlies kan, kan het de hele boel bij elkaar schreeuwen of zich huilend terugtrekken als het een spelletje verloren heeft. Ten slotte is sociaal inzicht van belang. Je leert een kind bijvoorbeeld dat het beter is om te zéggen dat het iets niet leuk vindt dan er direct op los te slaan. Je hoopt dat een kind inziet dat het beter is niet alleen zijn eigen zin te doen, maar ook die van een ander, om samen plezier te hebben en niet alleen. Het is belangrijk dat opvoeders kinderen helpen zich deze ‘gereedschappen’ eigen te maken en hen zo ondersteunen in de omgang met zichzelf en de mensen om hen heen.
6.
Waaraan herken je kinderen met zelfvertrouwen en een gezond zelfbeeld? 3 Een open houding Bij kinderen met zelfvertrouwen en een gezond zelfbeeld zie je aan hun houding dat zij zich niet schamen voor wie ze zijn en voor hoe ze eruit zien. Zij durven rechtop te lopen, oogcontact te maken
Elk kind is uniek!
15
en met een vriendelijke blik naar anderen te kijken. bang is voor wat de ander van hem zal vinden, bang te worden, zal het liever naar de grond kijken en zich Of het kijkt met een uitdagende blik, waar dan de schuilgaat, de wereld in.
Als een kind is afgewezen klein maken. angst achter
3 Initiatief en risico durven nemen Kinderen met zelfvertrouwen durven in een situatie initiatief te nemen, bijvoorbeeld door te vragen aan een vriendje of het mag meespelen. Ze durven initiatief te nemen op school door aan de juf voor te stellen iets gezelligs te doen in plaats van de saaie rekenles. Ze durven aan een moeilijke opdracht te beginnen met de hoop dat het lukt. Een kind met zelfvertrouwen wordt niet gehinderd door de angst wat de ander van het voorstel zal vinden, dat een voorstel misschien zal worden afgewezen of dat het kritiek zal krijgen op wat het doet. Het vertrouwt erop dat er vast wel een keer zal komen dat iets wel lukt of dat er wel ‘ja’ wordt gezegd op de gestelde vraag. 3 Met teleurstellingen kunnen omgaan Doordat kinderen met zelfvertrouwen erop vertrouwen dat als iets nu niet lukt, het een volgende keer (met of zonder hulp) wel zal lukken, kunnen ze vaak goed met teleurstellingen omgaan. Het kind kan er wel moeite mee hebben dat iets niet doorgaat of dat iets niet is gelukt, maar het laat zich er niet door ontmoedigen. 3 Gebruikmaken van vaardigheden en inzicht Een kind mét zelfvertrouwen weet vaak hoe het zich het beste kan gedragen in situaties die het tegenkomt. Het kan gebruikmaken van de opgedane kennis over wat het beste is om te doen. Stel je voor dat je net bent verhuisd en je dochter van 6 wil graag buiten gaan spelen met de meisjes die ze daar ziet. De kinderen hebben nog niet kennisgemaakt. Je spoort haar aan: ‘Ga maar vragen of je mee mag spelen. Net zoals je op school hebt gedaan!’ Je dochter heeft op de nieuwe school vanochtend gemerkt dat dat inderdaad goed kan werken. Een meisje aan wie ze vroeg of ze mocht meedoen, zei dat ze altijd met iemand anders speelde, maar
16
dat zij er ook wel bij mocht. Met het vertrouwen dat ze weet hoe ze dit moet aanpakken, stapt ze op de meisjes in de straat af. Op deze manier kan een positieve ervaring, merken dat je mag meespelen, het begin zijn van een positieve spiraal. Door die positieve ervaring durft ze ook een volgende keer te vragen of ze mee mag doen. Bij meerdere positieve ervaringen ontstaat zelfvertrouwen. Als het meisje geen of onvoldoende zelfvertrouwen had gehad, had ze waarschijnlijk gepiekerd. Ze had dan gedacht dat deze meisjes haar misschien wel zouden zeggen dat ze niet mocht meespelen. Ze zou kunnen denken dat de meisjes haar misschien stom zouden vinden en dat ze dan vast nooit vriendinnetjes zou krijgen in de buurt. Zulke gedachten spelen een grote rol. Ze zorgen voor gevoelens van angst en vaak ook voor gevoelens van onmacht om iets aan de situatie te veranderen. Sommige van deze gedachten zijn bij een kind bewust; een kind kan je vertellen wat het denkt als je ernaar vraagt. Andere gedachten zijn onbewust, maar van net zo grote invloed. Als je denkt dat er vast nooit iemand met je zal spelen in de nieuwe buurt, zorgt dat voor gevoelens van angst en eenzaamheid. 3 Vertrouwen hebben in anderen Je merkt dat een kind met zelfvertrouwen ook vertrouwen heeft in anderen; het weet dat het op anderen aankan en durft zich aan anderen toe te vertrouwen. Het vertrouwt er makkelijker op dat anderen er voor hem zullen zijn en hem zullen helpen en beschermen als dat nodig is. 3 Hulp durven vragen Een kind met zelfvertrouwen weet wat zijn grenzen en beperkingen zijn en durft hulp te vragen als het zelf iets niet kan of weet. Het accepteert dat het niet alles kan en hoeft niet alles perfect voor elkaar te hebben. Het kan genieten van wat het doet en heeft bereikt, zonder dat het altijd meer en beter moet. Je ziet kinderen met weinig zelfvertrouwen soms in een negatieve spiraal terechtkomen, een gang van zaken die zichzelf versterkt
Elk kind is uniek!
17
en verslechtert. Op school bijvoorbeeld durven de kinderen geen hulp te vragen bij hun werk omdat ze bang zijn voor kritiek van de leerkracht of van andere kinderen. Ze maken daardoor hun taak minder goed dan ze zouden kunnen met hulp, krijgen een slechtere beoordeling en worden zo bevestigd in hun negatieve zelfwaardering. ‘Zie je wel, ik kan er ook niets van! Wat zal de juf wel niet van me vinden.’
7.
Samenvatting en gespreksvragen Zelfvertrouwen is iets dat moet groeien. Het groeit als kinderen succeservaringen opdoen, waarbij ze merken dat ze iets kunnen en het onder de knie krijgen. En het groeit als anderen het kind vertellen waar het uniek en waardevol in is. Als een kind zelfvertrouwen heeft, werkt dat als een motor; een kind krijgt zin om meer dingen te proberen, moeilijker situaties het hoofd te bieden. Door positieve ervaringen kan een kind een gezond zelfbeeld opbouwen. Het kind weet wat het kan en wat het niet kan, en kan tevreden zijn met wie het is, met zijn mogelijkheden en beperkingen.
Gespreksvragen 1. In welke situaties laat jouw kind zelfvertrouwen zien? Waar zie je dat aan? 2. Wanneer mist je kind zelfvertrouwen? Weet je ook waar dat mee te maken heeft? 3. Heb je het idee dat jouw kind een positieve kijk heeft op zichzelf? 4. Wat vind je specifieke talenten en mogelijkheden van jouw kind? Denk je dat je kind daar ook zo over denkt? Of zijn het dingen die je graag zou wíllen zien bij je kind? 5. Hoe zou jij de boodschap dat het uniek en waardevol is aan je kind kunnen overbrengen?
18