De Tien Geboden

Page 1

De Tien Geboden Plano:Layout 2

30-08-2007

16:01

Pagina 1

Eugen Drewermann Eugen Drewermann leest de Tien Geboden uit het Oude Testament in het licht van de boodschap van Jezus. Daarin staat de heelwording van het leven van ieder afzonderlijk mens voorop en niet het vestigen en funderen van een collectieve ordening. Het beeld van God dat hiermee correspondeert, is dat van een God die spreekt in en tot het hart van mensen. Het is de taal van de liefde, die geen angst aanjaagt maar wil overtuigen en de mens tot zijn recht wil laten komen. Mensen van alle generaties gaan telkens opnieuw op zoek naar de strekking van de Tien Geboden. De historische en literaire vorm waarin deze ons zijn overstelt de belangrijke vraag naar de vervulbaarheid van de geboden. In het beantwoorden van die vraag geeft hij er als geen ander blijk van de menselijke psyche en de gang van de mens door de evolutie heen een plaats te kunnen geven binnen ons denken over godsdienst en moraal. Eugen Drewermann is een van de meest bekende theologen van onze tijd. In de loop der jaren heeft hij een omvangrijk oeuvre tot stand gebracht. Eerder verschenen bij Meinema onder meer: Stil van God spreken. Overpeinzingen (2006); Als de sterren goden waren… Moderne kosmologie en geloof (2005) en Leven: maar hoe? Over angst, geweld, zin en liefde (2003).

w w w. p e l c k m a n s . b e

meinema • pelckmans

w w w. u i t g e v e r i j m e i n e m a . n l

De Tien Geboden

geleverd, roepen om een nieuwe interpretatie en betekenisgeving. Drewermann

Eugen Drewermann

de tien geboden

Eugen Drewermann

tussen opdracht en wijsheid

De Tien Geboden meinema • pelckmans


70153_Tien geboden 16-08-2007 08:16 Pagina 2


70153_Tien geboden 16-08-2007 08:16 Pagina 3

Eugen Drewermann

De Tien Geboden Tussen opdracht en wijsheid Gesprekken met Richard Schneider

Uitgeverij Meinema, Zoetermeer Uitgeverij Pelckmans, Kapellen


70153_Tien geboden 16-08-2007 08:16 Pagina 4

www.uitgeverijmeinema.nl Ontwerp omslag: Mulder van Meurs, Amsterdam Foto omslag: Michael Gan, fragment van de bibliotheek van de Technische Universiteit Delft Uit het Duits vertaald door Marja Nusselder ISBN 978 90 211 4166 4 (Nederland) ISBN 978 90 289 4394 0 (België) NUR 707 D/2007/055/54 Oorspronkelijke uitgave: Eugen Drewermann, Die Zehn Gebote. Zwischen Weisung und Weisheit. Gespräche mit Richard Schneider. © 2006 Patmos Verlag GmbH & Co. KG, Düsseldorf © 2007 Uitgeverij Meinema, Zoetermeer Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.


70153_Tien geboden 16-08-2007 08:16 Pagina 5

Inhoud

Voorwoord Inleiding

7 10

Het eerste gebod

24

Het tweede gebod

37

Het derde gebod

51

Het vierde gebod

66

Het vijfde gebod

86

Het zesde gebod

109

Het zevende gebod

125

Het achtste gebod

142

Het negende gebod

156

Het tiende gebod

5

164


70153_Tien geboden 16-08-2007 08:16 Pagina 6


70153_Tien geboden 16-08-2007 08:16 Pagina 7

Voorwoord

In de roomse kerk San Pietro in Vincoli bevindt zich het grafmonument van paus Julius II. De liggende figuur van de paus en de hele groep figuren eromheen worden kunstzinnig overtroffen door het monumentale beeld van de zittende Mozes, vlak na 1515 gemaakt door Michelangelo Buonarroti en rond 1542 door hem verder bewerkt. Volgens een apocriefe anekdote heeft deze Mozes ‘plotseling’ zijn hoofd met een ruk naar links gedraaid. De hoorns, die asymmetrisch op zijn hoofd staan, zijn het gevolg van een vertaalfout: van het ‘stralende’ gelaat van Mozes in de Hebreeuwse Bijbeltekst is in de Latijnse Vulgata een facies cornuta, een ‘gehoornd’ gelaat gemaakt. Het door Michelangelo uitgebeitelde beeld laat zien dat Mozes met zijn rechterarm de wetstafelen tegen zich aandrukt, om ze niet weg te laten glijden. Sigmund Freud zag in deze wegglijdende beweging een waarschuwing van de kunstenaar aan het adres van de paus, dat deze zich niet moest verliezen in onbeheerste drift. Maar brengt de ‘afgunstige’ God, die Mozes verkondigt, niet ook zelf zijn eigen wetgeving in gevaar? Is het mogelijk dat wijsheid alleen op bevel tot stand wordt gebracht? De twee tafelen, die Mozes uit zijn armen dreigen te glijden, bevatten de decaloog, wat in het Grieks letterlijk betekent: de ‘tien woorden’. De Tien Geboden zijn overgeleverd in het Oude Testament, en wel in het boek Exodus (het tweede boek van Mozes) en in het boek Deuteronomium (het vijfde boek van Mozes). De versie in het boek Exodus geldt als de oudste, en het getal tien staat symbool voor iets heiligs en vol7


70153_Tien geboden 16-08-2007 08:16 Pagina 8

komens, voor een totaliteit die door het betrachten van de geboden in vervulling moet gaan. Volgens de Bijbelse vertelling moet de decaloog worden verstaan in samenhang met de uittocht van de Israëlieten uit Egypte. Of een dergelijke uittocht in de dertiende eeuw voor Christus werkelijk heeft plaatsgevonden, weten wij echter niet. De Exodus-groep wordt aangevoerd door Mozes, wiens naam van Egyptische oorsprong is. Precies drie maanden na hun vertrek bereiken de Israëlieten de Sinaïwoestijn. Na een voorbereiding van drie dagen beklimt Mozes, begeleid door angstaanjagende natuurverschijnselen, de berg Sinaï, waar God zich in een wolk openbaart. De Bijbel vertelt dat Mozes veertig dagen en veertig nachten op de berg bleef, aan het einde waarvan hij de wetstafelen uit Gods hand ontving. Mozes, die de wetten en voorschriften van God aan het volk Israël heeft overgebracht, is niet de auteur van de Pentateuch, de ‘vijf boeken van Mozes’. Die zijn ontstaan via een lange weg van mondelinge en schriftelijke overleveringen uit de meest uiteenlopende bronnen. De gelovige christen, vooral de katholieke, kent de Tien Geboden meestal niet van de tekst uit de Bijbel, maar van de catechismus, waarin zes van de geboden in meerdere of mindere mate zijn ingekort. De eerste drie geboden hebben vooral betrekking op de verhouding van de mens tot God, de andere zeven op de verhouding tot zijn naaste. Aan het begin van de tien hoofdstukken van dit boek zijn de geboden steeds woordelijk weergegeven naar de herziene versie uit 1984 van de Bijbelvertaling van Martin Luther.* De geboden 1 tot en met 8 worden geciteerd uit het boek Exodus * Noot van de vertaler: de Nederlandse vertaling van de Bijbelteksten is gebaseerd op het Duits zoals door Drewermann geciteerd.

8


70153_Tien geboden 16-08-2007 08:16 Pagina 9

(Ex. 2:2-16) en de geboden 9 en 10 zijn afkomstig uit het boek Deuteronomium (Deut. 5:21). De gesprekken met Eugen Drewermann zijn opgetekend in oktober 2005 in Paderborn.

Richard Schneider

9


70153_Tien geboden 16-08-2007 08:16 Pagina 10

Inleiding

In onze richtingloos geworden tijd verwachten veel mensen van de Tien Geboden een bevel tot orde, een helder waardebewustzijn en een terugkeer naar morele plichten. Jaren geleden werd de oud-bondskanselier Helmut Schmidt gevraagd wat hij de opgroeiende jeugd zou aanbevelen, en hij antwoordde: ‘De Tien Geboden.’ En, heel goed wetend dat er tegenwoordig maar weinig jongeren zijn die zich nog met de reguliere kerkelijke godsdienstigheid bezighouden: ‘En wie daar nog niet genoeg aan heeft: de verordening van de Vrije Hanzestad Hamburg.’ Vele conservatieven zouden graag zien dat de kerken de leemtes van onze maatschappij zouden opvullen en dat zij een bovennatuurlijke basis zouden bieden voor het burgerlijk samenleven. Dat zou de Tien Geboden tot desideratum maken. Er zijn ook mensen die in hun kerkelijke opvoeding de geboden heel serieus moesten nemen en ze ook moesten verinnerlijken, en zij denken deels met ontzetting en onbehagen terug aan de manier waarop hun leven werd beheerst door de God op de Sinaï. Stel je het scenario eens voor, zoals het in Exodus beschreven staat (Ex. 20; en in Deut. 5:1-22): heel Israël staat aan de voet van de berg, maar ze mogen niet dichter bij God komen. Er moet een distantie, een afstand in acht worden genomen. Alleen de uitverkorenen, Mozes voorop, gaan omhoog naar de Godheid die is neergedaald in de dreigende wolken. Bij donder en bliksem verkondigt God met macht zijn geboden: een indrukwekkende, maar godsdienstpsychologisch uiterst ambivalente en twijfelachtige voorstelling van God. Alles wat 10


70153_Tien geboden 16-08-2007 08:16 Pagina 11

hierna over de geboden gezegd moet worden, moet bijdragen tot het geruststellen van de ziel. De kerk heeft absoluut niet de plicht om de burgerlijke samenleving te ordenen. De kerk heeft iets veel belangrijkers te doen: God laten spreken in de zielen van mensen. Voordat wij bindend en zinvol over de Tien Geboden kunnen spreken, moeten in ieder geval eerst de vier volgende opmerkingen worden gemaakt. In de eerste plaats is er kritiek op de voorstelling dat het mogelijk zou zijn om van buitenaf wetten uit te vaardigen, waarmee mensen volgens bepaalde reglementen in het sociale samenleven als acceptabel beoordeeld kunnen worden. Deze voorstelling is zo simpel dat ze al in de klassieke Oudheid in twijfel werd getrokken. In de vijfde eeuw voor Christus, in het Oude China, vraagt de wijze Lao Tse zich af waar het idee vandaan komt dat er een sterke staat nodig zou zijn om zijn burgers aan de ketting te leggen. Lao Tse zegt in zijn beroemde boek Tao Te Ching dat geboden eigenlijk pas nodig zijn, als de mensen de tao – de weg, het absolute, de zin van het leven – hebben verloren. Mensen die het verschil niet meer weten tussen links en rechts, vluchten in het keurslijf van een uiterlijke ordening. Daar horen zij echter voortdurend: je moet dit doen, je moet dat doen. De reglementen worden steeds gecompliceerder. Via de wet komt niemand tot zichzelf. Daarom zegt Lao Tse: ‘Als de tao verloren gaat, komen de leermeesters van de moraal en van de wet.’ Maar die brengen geen mensen voort die goed zijn en in harmonie met zichzelf. Die maken in wezen alleen maar kunstproducten, die eruit zien alsof ze leven, maar elk leven van binnen verloren hebben. Wij kunnen daarvan een beroemd voorbeeld geven: Dostojewski beschrijft in zijn verhaal De droom van een belachelijke man hoe op een verre planeet één enkele leugen genoeg is om 11


70153_Tien geboden 16-08-2007 08:16 Pagina 12

het vertrouwen van de mensen in de omgang met elkaar te verstoren. Plotseling moet de enkeling tegen zijn buurman beschermd worden. Er is een permanente controle nodig en een permanent strafgericht. Hoe meer de angst groeit, des te scherper wordt de controle. Wij zien hoe dat in de zogeheten strijd tegen het terrorisme, in de monumentale kruistocht tegen het kwaad, in onze dagen opnieuw opgeld doet. Wij merken hoe bedenkelijk het is om mensen enkel door middel van wettelijke macht te willen ordenen. Daarbij komt nog het filosofische aspect. Immanuel Kant heeft meer dan tweehonderd jaar geleden in een van zijn beroemde geschriften, De religie louter binnen de grenzen van de rede, de God op de Sinaï een belediging van de menselijke rede genoemd. Die God legitimeert zichzelf door niets anders dan door machtsvertoon, door geweld en door het dreigen met straf. Hij maakt angstige, schuwe onderdanen. Maar soevereine macht is geen legitimatie van de moraal. De vraag is: hoe komt een mens zover dat hij vrij wordt? Hoe vindt hij de autonomie als basis van alle moraliteit? Kant wilde in de tijd van de Verlichting dat er over God nooit meer anders gesproken zou worden dan als over een stem die krachtens de eigen rede spreekt in het eigen hart. Daarom heeft men geen wetgever van buitenaf nodig. Het is genoeg om het oor naar binnen te richten, naar de taal van de rede. Laten we een kleine vergelijking maken. Veel mensen die geïnteresseerd zijn in het samenleven van de dieren, weten dat sociaal samenlevende dieren geen wetgever nodig hebben. Het bijzondere is dat een kudde gnoes of antilopen, dat winterkoninkjes, dat alle dieren een zekere ordening kennen die ze naleven zonder dat iemand een wetboek voor ze opstelt. Ze luisteren naar zichzelf. Dieren worden niet in staat geacht tot een taal zoals die van de rede. Men gaat ervan uit dat er een ‘instinct’ is, een stem die ook de dieren vertelt hoe ze zich moe12


70153_Tien geboden 16-08-2007 08:16 Pagina 13

ten gedragen. De mens komt zelf voort uit een lange evolutiegeschiedenis en zijn voorstellingen van moraal gaan terug op gedragingen die beoefend werden in het dierenrijk. Het zijn zelfregulerende mechanismen, die de natuur zelf heeft ontwikkeld voor de organisatie van sociale leefvormen, om relatief complexe systemen op een geordende wijze en zonder grote storingsgevoeligheid te stabiliseren. Een regel die instinctief door iedereen in acht genomen wordt, is bijvoorbeeld het principe van het territorialisme of de gebiedsverdediging. Leven is alleen maar mogelijk als ieder levend wezen een bepaalde ruimte tot zijn beschikking heeft. Dat is een ordening binnen het verband van de ruimte. ‘Wie het eerst komt, het eerst maalt’, heet het in de volksmond. Waar al iemand is, kan niet een ander heen, anders komt er narigheid van. Maar normaal gesproken kan er wel worden uitgeweken en is er helemaal geen reden om een ander te bedreigen. Wij luisteren ’s avonds graag naar de zangvogels en het is in onze oren – naar ik vermoed ook in de oren van de vogels zelf – een heel mooie wijze van communiceren. ‘Hier zit ik,’ zegt het vogeltje, ‘dit is de plaats die ik vannacht gebruik om in alle rust te kunnen slapen. Dat vertel ik je, zodat we elkaar met rust kunnen laten.’ Als wij bedenken hoeveel oorlogen er gevoerd zijn, alleen maar om de grenzen op de landkaart opnieuw vast te leggen, dan weten wij hoe belangrijk het principe van het territorialisme ook in het samenleven van mensen is. Een ander principe in het samenleven is even belangrijk als het vorige. Het regelt het gedrag omtrent het doorgeven van het leven en de vorming van paren: welke mannelijke en welke vrouwelijke dieren horen zodanig bij elkaar dat er een redelijke kans bestaat dat zij, onder vaak moeilijke omstandigheden, hun kroost daadwerkelijk zullen kunnen grootbrengen. Hier vormt zich een merkwaardige verbinding tussen een ‘mo13


70153_Tien geboden 16-08-2007 08:16 Pagina 14

reel’ of ‘moraal-analoog’ principe, dat van het territorialisme, en een belangrijke vorm van het gedragsreglement, zoals wij later in het zesde gebod weer zullen zien: ‘Gij zult niet echtbreken.’ Hoe gaan echtparen met elkaar om? De verbindende schakel is – vreemd genoeg – de ecologie. Ik vermeld dat meteen aan het begin, omdat de voorstelling dat er een statische ethiek zou bestaan, bij wijze van spreken onafhankelijk van het leven, op een misverstand berust. Winterkoninkjes gedragen zich bijvoorbeeld onder de ecologische omstandigheid van een voedselschaarste zo goed als monogaam: één mannetje en één wijfje, één nest met hun legsel. Bij een rijk voedselaanbod daarentegen kan een winterkoninkjesmannetje zich de ‘luxe’ permitteren om meerdere vrouwtjes te hebben, die elk in hun eigen nest broeden. Het leven kan alle kanten op gaan en de betrekkingen tussen de geslachten onderling kunnen plotseling dramatisch veranderen. De regel die uit dit voorbeeld volgt, zou daarom kunnen luiden: interpreteer een morele wet altijd zo, dat het de verscheidenheid en de maximalisering van het leven dient! De moraal staat vanaf haar oorsprong in dienst van het leven, van de verscheidenheid, het doorgeven en de grootst mogelijke ontplooiing ervan. Wat staan wij na deze paar woorden al ver verwijderd van de voorstelling van een God, die dwars door alle tijden heen met strenge maat geboden zou hebben: ‘Zo is het en zo blijft het!’ Op een leven dat voortdurend verandert, kan een dergelijke voorstelling alleen maar een verwoestende uitwerking hebben. Daarom keren wij terug naar Lao Tse, die zei dat alleen mensen die hun innerlijk houvast kwijt zijn een ordenend systeem van buitenaf nodig hebben. In werkelijkheid is de wet van Hammurabi, of de wetgeving van de oude Egyptenaren – eeuwen vóór de decaloog – enkel een poging om binnen een complex geworden staat in gecodificeerd recht te zet14


70153_Tien geboden 16-08-2007 08:16 Pagina 15

ten wat mensen op de een of andere manier als evident ervaren. Daarom moeten wij zeggen dat alle wetten en geboden alleen maar ten doel hebben om het samenleven van allen te besturen en te reglementeren, en wel in eerste instantie nog op het niveau van het samenleven van de dieren: zonder aanzien des persoons. De belangrijke open vraag luidt echter, hoe het leven van de enkeling, van het morele individu geordend moet worden. En daarmee zijn wij bij het tweede belangrijke punt. Wij lezen de Tien Geboden al lang niet meer zoals ze zo’n drieduizend jaar geleden zijn opgesteld, overgeleverd, geïnterpreteerd en gecodificeerd. Wij lezen ze door de bril van onze eigen, nog verregaand christelijk gekleurde cultuur. Het jodendom stelt zich tevreden met het geloof dat de mens vrij is en in staat om goed en kwaad van elkaar te onderscheiden en zich daarnaar te gedragen, kortom: dat de overtreding van bepaalde wetten – bijvoorbeeld de Tien Geboden – als die in vrijheid is begaan, bestraft wordt. Ook in Europa gaat de filosofische ethiek uit van de vrije wil van de mens. Daarbij wordt echter de vraag over het hoofd gezien, hoe een mens wordt tot een subject dat in vrijheid in staat is tot het goede. Het is immers niet zo, dat wij de jeugd alleen maar de Tien Geboden bij hoeven te brengen om uiteindelijk goede mensen te krijgen. Het is juist deze opvatting van de ‘morele vereenvoudiging’ die het christendom niet deelt. Dit is precies de vraag die het christendom tegenover het jodendom tot een zelfstandige godsdienst heeft gemaakt. Het christendom verstaat zichzelf juist niet als een wetsreligie, waarvoor het voldoende zou zijn om de morele vermaningen te intensiveren of om uit profetische overwegingen in naam van God de mensen bang te maken, zodat ze zich eindelijk eens conform de geboden zullen gaan gedragen. 15


70153_Tien geboden 16-08-2007 08:16 Pagina 16

De Man uit Nazareth ondervond in zijn tijd al dat door de uitleg van de wet door de rabbijnen aan veel mensen onrecht geschiedde. Jezus had medelijden met de vernederden en de uitgeslotenen en Hij vroeg zich af: wat moet er eigenlijk gebeuren, voordat een mens iets verkeerds doet? De vermeende kwade wil heeft doorgaans een lange voorgeschiedenis. Het kwaad is dan niet meer een moreel probleem, maar vertaalt zich in de psychologie en in de antropologie. De vraag luidt dan in de geest van Jezus (of van Paulus): hoe verlost men een mens van het kwaad? Daardoor verandert het perspectief volkomen. Het is het einde van de wetsreligie. De Tien Geboden kunnen nog steeds dienen als parameter, als maatstaf, om de afstand tussen ‘zijn’ en ‘moeten’ te bepalen. Van belang is echter, waar men een mens aantreft. Eigenlijk weet ieder mens wat hij moet doen. Het was een opmerkelijke gedachte – zelfs nog in de middeleeuwse filosofie van Thomas van Aquino – dat een mens nooit iets doet vanuit het oogmerk van het kwaad. Om iets te kunnen doen, moet de voorstelling bestaan dat er iets goeds gebeurt. Hoe is het dan mogelijk dat iets wat moreel gezien volstrekt slecht is, iemand toch als goed en juist toeschijnt? Zelfs Adolf Hitler heeft waarschijnlijk gemeend dat hij het Duitse volk uiteindelijk iets goeds zou brengen. De ergste misdaden zijn begaan in de waan dat er iets goeds gebeurde. Kolonel Paul Tibbets heeft zonder twijfel de atoombom op Hiroshima laten vallen in de veronderstelling dat hij iets goeds deed, en het was hem immers ook vanaf het hoogste niveau bevolen. In het Nieuwe Testament, in de Handelingen der apostelen, wordt de geschiedenis van Paulus verteld. Deze man met de Joodse naam Saulus is een Farizeeër die van kindsbeen af terdege bekend is met de wet en daar ook naar wil leven. Honderd nalevingen van de wet, elke dag, anders gaat een Farizeeër 16


70153_Tien geboden 16-08-2007 08:16 Pagina 17

’s nachts niet slapen. Alles moet perfect zijn voor het oog van God. Er zijn niet alleen meer dan zeshonderd wetten, verzameld in het Oude Testament rond de decaloog, er zijn inmiddels ook meer dan tweeduizend mondelinge wetten die je allemaal moet kennen, wil je niets verkeerd doen. Maar in je trouw aan de wet kun je tot een moordenaar worden. Je loopt rond als een opengeklapt scheermes. Saulus, in zijn ijver om God te dienen, raast van haat en woede, ‘blazend van dreiging en moord tegen de discipelen van de Heer’, zoals het in Handelingen (Hand. 9:1) staat. En door middel van brieven levert hij mannen en vrouwen zonder pardon uit, omdat ze aanhangers zijn van het nieuwe geloof: alles in naam van de wet! Onderweg naar Syrië, in de buurt van Damascus, stort hij in. De vraag die hij midden in een epileptische aanval hoort, luidt: ‘Waarom vervolg je mij?’ Het is de Man die hij bestrijdt, Jezus van Nazareth, die hem deze vraag stelt en Saulus vraagt, verblind door het licht uit de hemel: ‘Heer, wie bent U?’ Tegenwoordig zouden we van Paulus zeggen dat zijn vroomheid een pure dwangneurose was, een obsessie. Zijn God schiep geen vrijheid, maar permanente afhankelijkheid langs de afgrond van de angst. Maar als de hele wet een destructieve uitwerking blijkt te kunnen hebben, zelfonderdrukkend en vernietigend voor het samenleven van mensen, dan wordt daardoor de begrensdheid van de wet aangetoond. En de vraag is niet: ‘Hoe krijgen wij mensen zover, dat zij de wet vervullen?’, maar: ‘Hoe brengen wij de mensen terug bij zichzelf, opdat zij in staat zijn tot het goede?’ In de woorden van de Libanese dichter Khalil Gibran: ‘Misschien is een mens die steelt, alleen maar een mens die honger heeft. Misschien is een mens die liegt, alleen maar een mens die bang is.’ Ik zou daaraan willen toevoegen: misschien is een mens die wij een ‘misdadiger’ noemen, alleen maar iemand die op zoek is naar de liefde die hij nooit heeft 17


70153_Tien geboden 16-08-2007 08:16 Pagina 18

ontvangen. In plaats van wet en straf met elkaar te verbinden en zo een moraal van angst te creëren, zoeken wij naar het antwoord op de vraag, hoe een mens werkelijk vrij wordt. Een mens kan alleen maar goed zijn als hij een goedheid ontmoet die speciaal en alleen voor hem is bedoeld. Dit legt tevens de verbinding tussen het eerste en het tweede punt: alleen van binnenuit vormt zich het menselijk leven. Zoals de bloemen aan het begin van het voorjaar reiken naar de stralen van de zon, zo verlangen alle levende wezens naar liefde. Als wij die liefde aanduiden als ‘God’, dan hebben wij het wezen van alle wetten. Het is van groot belang dat wij de Tien Geboden op die manier interpreteren. Wij kunnen daarvoor het commentaar van de Bijbel zelf nemen. In Deuteronomium 30:11-14 staat: ‘Want het gebod dat Ik u vandaag geef, is niet te zwaar en niet te ver. Het is niet in de hemel, zodat u zou moeten zeggen: wie zal voor ons naar de hemel gaan om het voor ons te halen, zodat we het kunnen horen en ernaar kunnen leven? Het is ook niet aan de overkant van de zee, zodat u zou moeten zeggen: wie zal voor ons de zee oversteken om het voor ons te halen, zodat wij het kunnen horen en ernaar kunnen handelen? Het woord van God is heel dichtbij, het is in uw mond en in uw hart, zodat u ernaar kunt leven.’ ‘Het is in uw mond…’ zou kunnen betekenen: daarover spreek je het allerliefst. Wat in jezelf iets te zeggen heeft, drukt zich uit in je hart. Het is een zoektocht naar een nieuw beginsel achter de God van de Sinaï met zijn wetstafelen. De profeet Jeremia, die in de zevende/zesde eeuw voor Christus leefde, stelt het zich allemaal opnieuw voor: niet meer op stenen tafels, maar in het hart van de mens zelf schrijft God zijn wetten. Dat is het nieuwe verbond, dat God zal sluiten met de mensen, zoals geschreven staat in Jeremia 31. Er staat een mooie tekst in het evangelie van Matteüs, in hoofdstuk 16, waarin Je18


70153_Tien geboden 16-08-2007 08:16 Pagina 19

zus aan zijn discipelen vraagt: ‘Wat zeggen de mensen van mij, van de Mensenzoon?’ En een van de discipelen antwoordt: ‘Zij zeggen dat U Jeremia bent, of een van de profeten.’ Kortom: de decaloog kan alleen maar worden gezien als een innerlijke wet van het hart, anders voldoet hij niet aan de visie van Jeremia en aan de werkelijkheid van Jezus. En daarmee zijn we met onze beschouwingen bij een derde punt aanbeland. Wie van de Tien Geboden hoort, moet weten dat die een voorgeschiedenis hebben en dat ze zelf hun eigen geschiedenis hebben. Wij kunnen niet, zoals in het fundamentalisme of in het dogmatisme van kerken en sekten, de Bijbel openslaan en denken: dit is Gods woord, zo staat het er, en zoals het er staat, zo zal geschieden. Onder het eerste punt hebben wij het al over de vraag gehad in hoeverre wetten tot doel hebben om het samenleven van bepaalde soorten te ordenen. Daarover komen wij nu wat uitvoeriger te spreken. Een en dezelfde soort kan ecologisch bijvoorbeeld in de ene biotoop dieren voortbrengen die ’s nachts op zoek gaan naar voedsel en in de andere overdag en daarmee beginnen hun leefgewoonten zich dan te differentiëren. Zo is het bij mensen ook. We kunnen vandaag de dag nog in de zogenaamde stammenculturen van Papoea-Nieuw-Guinea, of in Australië bij de Aboriginals, vaststellen dat volksgroepen die dezelfde taal spreken zich toch van elkaar onderscheiden. In zijn boek Biologie van de Tien Geboden uit 1971 vertelt de gedragswetenschapper Wolfgang Wickler hoe hij in Papoea-Nieuw-Guinea verschillende stammen bezocht, en elke stam zei tegen hem: ‘Die daar naast ons, die zijn vreselijk, daar moet je beslist niet heen gaan; kijk maar, wij zijn vriendelijk en aardig.’ De groep ernaast vertelde precies hetzelfde, was ook vriendelijk en aardig, maar belast met dezelfde vooroordelen over de groep waar hij zojuist was geweest. Kortom: omdat alle moraal tot doel heeft om het 19


70153_Tien geboden 16-08-2007 08:16 Pagina 20

samenleven van een aantal mensen te ordenen, kan ze uitmonden in de illusionaire voorstelling van een absoluut positief autostereotype, een beeld dat de groep van zichzelf heeft, als zou ze de enige acceptabele, de enige door God gekozen groep zijn, en zou de moraal ervan ook voor alle anderen bindend zijn. Deze verbeelding kan leiden tot de paradox dat wij in naam van de moraal ‘rechtvaardige oorlogen’ voeren, dat wij bijvoorbeeld geacht worden te geloven dat de Verenigde Staten zich helemaal niet willen verzekeren van de oliereserves aan de Kaspische Zee, maar dat wij naar Afghanistan moesten om de vrouwen daar voor te schrijven hoe zij zich moeten kleden. De kwestie van de mode is plotseling een reden tot oorlog. Dat zouden wij toch een paar jaar geleden niet voor mogelijk hebben gehouden! Natuurlijk gaat geen enkele westerse vrouw in een sari gekleed als ze naar India gaat, terwijl die vermoedelijk veel mooier staat dan welke jeans ook. Zo woedt de waan: wij beschikken in onze cultuur over het juiste, en het verschil met alle anderen staat gelijk aan het verschil tussen goed en kwaad. We kunnen aantonen dat de zogenaamde Tien Geboden in het Oosten een lange geschiedenis hebben. Tussen de zestiende en de twaalfde eeuw voor Christus treffen wij in de dodenboeken van het Oude Egypte de voorstelling aan, dat een overleden farao in het ‘dodengerecht’ ondervraagd werd door Maat, de godin van de waarheid en van de wereldorde. De farao moest verklaren dat hij nooit hebzuchtig was geweest, dat hij niemand had bedrogen, dat hij nooit iemand door leugens in het ongelijk had gesteld. Dat komt ook ongeveer overeen met de gedachten van de decaloog. Maar als we de culturen met elkaar vergelijken, dan zien we dat er veel dingen zijn die in de Tien Geboden helemaal niet voorkomen. In de vijfde dynastie, rond 2300 voor Christus, wordt aan de farao in het Egyptische do20


70153_Tien geboden 16-08-2007 08:16 Pagina 21

dengerecht gevraagd – aldus de vertelling in de piramide van Unas – of er nergens een aanklacht ligt tegen hem, de ‘godkoning’, uit naam van een gans of een ezel. En dat betekent: wee de farao als er onder de dieren in het water, op het land of in de lucht ook maar één levend wezen zijn beklag over hem kan doen aangaande onnodig berokkende pijn! De gedachte dat de dieren in naam van de wereldorde recht zouden kunnen spreken over de mens, is bij ons helemaal verloren gegaan. De Bijbel houdt in de Tien Geboden geen enkele rekening met de dieren – op één uitzondering na: het gebod van de sabbatsrust geldt ook voor dieren. Veel belangrijker zou echter de bescherming van de dieren tegen de mensen zijn! Welbeschouwd is er in de Bijbel bovendien nooit sprake geweest van ‘de’ wet, maar van bepaalde tradities die vervolgens verder geïnterpreteerd werden. Dat blijkt uit de voorstelling dat er tussen God en mens een verbond werd gesloten – het zojuist genoemde nieuwe verbond van de profeet Jeremia gaat daarop terug – dat verwijst naar het oude verbond van de berg Sinaï. Ik wil er hier op wijzen dat de ‘Wet van Mozes’ niet door Mozes is uitgevaardigd. De ‘Wet van Mozes’ draagt een eeuwenoude rechtsgeschiedenis in het Oude Oosten in zich – van Hammurabi in Babylon via de Egyptenaren aan de Nijl en de Hethieten in Klein-Azië. Het is een samenraapsel van algemeenheden, een geheel waarover alle mensen het min of meer eens kunnen zijn. Maar dan komen we bij de vraag – het vierde en laatste punt – hoe de mensen, die hunkeren naar humaniteit en gerechtigheid, geholpen kunnen worden. De Ierse dichter George Bernard Shaw zei ergens in de jaren twintig van de twintigste eeuw: ‘De religies geven een antwoord op de dorst van de mensen. Wie dorst heeft, moet drinken, en het meeste water stroomt in de grote rivieren van de mensheid – in de Hoangho, in de Nijl, 21


70153_Tien geboden 16-08-2007 08:16 Pagina 22

in de Eufraat – maar niemand mag eruit drinken zonder filtreerinrichting. Anders drinkt hij zich dood.’ De ‘filtreerinrichting’, die in het christendom van wezenlijke betekenis is, is zonder twijfel de persoon van Jezus. De Man uit Nazareth belichaamde de weigering om een gebod te geloven dat niet van binnenuit zou komen. In Marcus 12 zegt Jezus dan ook: ‘Er is maar één ding dat werkelijk van belang is: God liefhebben met heel uw hart, en de naaste als uzelf. Dat is de gehele wet; al het andere is overbodig of alleen maar commentaar erop.’ In Lucas 10 vertelt Jezus het verhaal over een Samaritaan, die voor de vrome joden geldt als een ongelovige. De Samaritaan verzet zich tegen de tempelcultus in het zuiden van Israël. Voor hem woont God op de Gerizim en niet op de berg Sion in Jeruzalem. En Jezus vertelt over een priester die voorbijloopt aan een zwaargewonde man langs de kant van de weg, om stipt op tijd en koosjer in de tempel aan te kunnen komen en de eredienst ritueel correct te kunnen uitvoeren. In plaats van een mens in nood te helpen, moet hij zich wijden aan zijn offerdienst. Maar de Samaritaan, die geminacht wordt omdat hij een goddeloze zou zijn, heeft ogen in zijn hoofd en een hart in zijn lijf. In ieder geval beschrijft Jezus hoe deze man zich om de gewonde man bekommert en hoe hij hem helpt. De priester, die alle Israëlitische geboden van de wet vervult, is blind voor God, maar de Samaritaan, die de God van de joodse schriftgeleerden loochent, ziet hem wel in zijn menselijkheid: dat is de nieuwe uitleg van de Tien Geboden, in het bijzonder in de bergrede. Waar God op de Sinaï bij bliksem en donder zijn geboden openbaar maakte, staat Jezus op een berg en spreekt – Matteüs schrijft in zijn vierde hoofdstuk letterlijk ‘tot allen die er slecht aan toe zijn’. Het gaat in de twee volgende hoofdstukken om de behandeling van zieken, om hen die op de grond liggen, opdat zij weer opgericht worden. Dat is wat Jezus wil met zijn 22


70153_Tien geboden 16-08-2007 08:16 Pagina 23

God, en die God verkondigt Hij in de bergrede. Alles wordt daar opeens innerlijk. Natuurlijk: je kunt de voortzetting van de decaloog in de bergrede ook zuiver wetmatig interpreteren. ‘Men heeft tegen de ouden gezegd: Gij zult niet doodslaan. Maar Ik zeg u: wie boos is op zijn broeder, die komt in het hellevuur.’ Als het zo letterlijk als ‘wet’ zou worden gelezen, dan zou de bergrede nog erger zijn dan de decaloog. Maar in werkelijkheid wil Jezus het hart van de mens geruststellen. Zijn vraag luidt: hoe moet je een mens bij de hand nemen, zodat hij gaat ademen in Gods wind, gaat liefhebben in de genade van God, gaat leven onder de handen van God? Als deze taak is vervuld, dan worden de geboden tot iets vanzelfsprekends. Je merkt het eigenlijk niet eens meer, zoals een gezond mens ademhaalt zonder te merken dat hij longen heeft. Pas bij ademhalingsmoeilijkheden, bij astma-aanvallen, bij zware verkoudheid, dan komen wij erachter dat wij longen hebben. Kortom: men heeft de wetten – net als de arts met zijn maatregelen en voorschriften – eigenlijk alleen maar nodig voor de zieken. De vraag is: hoe geneest men dan de zieken? Dat kan alleen als men van binnenuit werkt. En zo hebben wij nu vier uitgangspunten waarmee wij een tekst kunnen lezen. En we zullen zien: als wij punt voor punt te werk gaan – elk van de Tien Geboden afzonderlijk bekijken – dan wordt vanuit dat interpretatie-perspectief het hele burgerlijke samenleven in de geest van Jezus en van de menselijkheid op z’n kop gezet.

Eugen Drewermann

23


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.