Dit is een boek waarop we gewacht hebben. … Bezieling en vernieuwing worden in dit boek concreet. Je voelt de wind waaien. Met dit boek vol hoop zou elke gemeente aan de gang moeten gaan. Bas Plaisier, algemeen secretaris van de PKN
Dit sterke en soepel geschreven boek laat zien wat er gebeurt als een gemeente zich niet laat verlammen, maar iets doet om de Geest te krijgen. Henk de Roest springt op het toneel en geeft geestdriftig een paar aanwijzingen. En dan gebeurt het: de gemeente danst. Maarten den Dulk, emeritus-hoogleraar Praktische Theologie, Universiteit Leiden De theologische reflectie op de zoektocht naar geestelijke vernieuwing voor de kerken is van groot belang. Daar levert dit nieuwe boek van prof. dr. Henk de Roest een geweldige bijdrage aan. Hans Eschbach, directeur Evangelisch Werkverband binnen de PKN
NUR 707 www.uitgeverijmeinema.nl
En de wind steekt op!
En de wind steekt op! gaat in op de spirituele binnenkant van dit nieuwe missionaire enthousiasme. Wat is de bestaansreden van de kerk? Welke vorm zal de geloofsgemeenschap van de toekomst aannemen? Wat is nodig om met bezieling kerk te zijn? Zijn er geloofsgemeenschappen te vinden die lijken op de eerste christelijke gemeenten? Welke rol speelt de leiding? Is een crisisbesef nodig om tot vernieuwing te komen? Dat zijn enkele van de vragen die aan de orde komen. Ook de principiele vraag of missionair en diaconaal gemeente-zijn, getuigen én dienen, eigenlijk wel moeten, komt aan bod. Dit boek is bestemd voor lezers, die de kerken een warm hart toedragen. Soms komt de Geest die van Jezus is uitgegaan hun zomaar aanwaaien… Henk de Roest is als hoogleraar praktische theologie verbonden aan het Theologisch Wetenschappelijk Instituut van de Protestantse Kerk in Nederland en werkzaam bij de Universiteit Leiden.
Henk de Roest
Er waait een nieuwe wind in de volle breedte van de kerken. In vele gemeenten en parochies valt een opvallend creatieve geest waar te nemen. We zien een nieuwe interesse in missionaire communicatie, in het willen uitkomen voor het christelijk geloof en bewust willen staan in de christelijke traditie. Het tobberige beeld dat de media schetsen wordt door het bestaan van deze nieuwe dynamiek krachtig weersproken. Wie er oog voor hebben spreken over een ‘opkomende kerk’, ‘elementaire kerk’ of ‘vloeibare kerk’. Het gaat om meer dan de rimpelingen van een steen in de vijver.
Henk de Roest
En de wind steekt op! Kleine ecclesiologie van de hoop
60261_Wind steekt op 23-08-2006 13:01 Pagina 2
Voor mijn vader, Sjoerd de Roest
60261_Wind steekt op 23-08-2006 13:01 Pagina 3
En de wind steekt op! Kleine ecclesiologie van de hoop Henk de Roest
Tweede druk
Uitgeverij Meinema, Zoetermeer
60261_Wind steekt op 23-08-2006 13:01 Pagina 4
www.uitgeverijmeinema.nl Ontwerp omslag: Oblong, Jet Frenken Foto omslag: Sabine Joosten ISBN-10: 90 211 4080 2 ISBN-13: 978 90 211 4080 3 NUR 707 Tweede druk 2006 Š 2005 Uitgeverij Meinema, Zoetermeer Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieÍn, opnamen of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
60261_Wind steekt op 23-08-2006 13:01 Pagina 5
Inhoud
7
Inleiding
Hoofdstuk 1 Vangnet, herberg of tempel?
24
Christelijke gemeenschapsvorming in een geĂŻndividualiseerde samenleving
Hoofdstuk 2 De wind en het huis
61
De dynamiek van de Geest in het ontstaan van christelijke geloofsgemeenschappen
Hoofdstuk 3 Bruggen van hoop
95
Bouwen aan een netwerk van gemeenten en parochies
Hoofdstuk 4 De wind die om de huizen is
129
Uitwegen uit de missionaire verlegenheid
Hoofdstuk 5 Soms komt het mensen zomaar aanwaaien‌
172
Inspiratie, bezieling en gemeenschapsvorming
Hoofdstuk 6 Schipbreuk als kans
205
De mogelijkheden van een doorstart in een crisis
5
60261_Wind steekt op 23-08-2006 13:01 Pagina 6
Hoofdstuk 7 De wind in de zeilen‌ Dubbel denken in christelijke gemeenschapsvorming
6
222
60261_Wind steekt op 23-08-2006 13:01 Pagina 7
Inleiding
Dit boek gaat over de verschillende vormen van betrokkenheid en binding bij christelijke geloofsgemeenschappen. We zien hoe binnen de breedte van de kerken opnieuw en met enthousiasme wordt gesproken over ‘zending en getuigenis’ en ‘laten zien wat je bezielt’. Er wordt weer nagedacht over het geven van aanleidingen aan anderen om zich te verwonderen, vragen te stellen, nieuwsgierig te worden. We nemen waar hoe mensen openlijker en meer ontspannen over God durven spreken. Het lijkt een begin te zijn van een nieuw missionair elan, dat op den duur mensen uit geloofsgemeenschappen van verschillende kerkgenootschappen misschien meer met elkaar zal kunnen verbinden. En de wind steekt op! gaat over het vinden van bezieling, inspiratie en passie. Over de momenten waarop mensen zich zó geraakt weten door de aanspraak van het evangelie dat ze er iets mee willen doen in hun leven en in de samenleving. Ze willen ervoor staan en ervoor gaan. Kleine ecclesiologie van de hoop heet het boek. De christelijke beweging (ecclesia = ‘geroepenen’) zie ik allereerst als een brede stroom mensen die zich aangesproken weten door de persoon van Jezus Christus. Zij willen het hoopvolle visioen van het Koninkrijk van God, dat Hij op het netvlies had en dat de inzet vormde van zijn leven, vasthouden. Zij zien daarvan de tekenen, maar verlangen er tegelijkertijd naar dat het zijn volle doorwerking in de breedte en in de diepte zal bereiken. In Jezus zien zij de wil van God belichaamd. Jezus’ levensver7
60261_Wind steekt op 23-08-2006 13:01 Pagina 8
haal, geworteld in Israël en uitlopend op kruis en opstanding, vormt de bron van hun bestaan. In het boek gaat het over de manieren waarop mensen betrokken kunnen raken bij deze beweging. We bespreken de verschillende gestalten die deze betrokkenheid kan aannemen, de oorspronkelijke bezieling van de eerste christenen, nieuwe hedendaagse netwerken van kerken en principiële vragen over de noodzaak van getuigenis en zending. We staan ook stil bij de vraag: is inspiratie te regisseren? Kunnen mensen zelf iets doen, waardoor nieuwe bezieling kan ontstaan? Kunnen zij er zelf enigszins de hand in hebben en hoe zit het daarmee wanneer een geloofsgemeenschap zodanig krimpt, dat zij dreigt te worden opgeheven? Is het dan werkelijk afgelopen of is een ‘doorstart’ mogelijk? Het boek besluit met een hoofdstuk dat het opschrift draagt: ‘De wind in de zeilen…’ Dat beeld kenmerkt mijn toekomstverwachting voor de kerken…
Grote omslag Ooit zal men de jaren tussen 1960 en 2020, schrijft een godsdienstsocioloog, beschouwen als het tijdperk van de grote omslag. Van een tijd waarin de kerken midden in de samenleving aanwezig waren en grote invloed hadden op het maatschappelijke leven, een tijd waarin velen vanzelfsprekend lid waren, gaan we naar een tijd waarin de kerk verandert in een keuzekerk van een ‘kleine rest’.1 Ik neem deze voorspelling zeer serieus. Christen-zijn zal weer enigszins pionieren zijn. Er kan echter een nieuwe nieuwsgierigheid ontstaan naar een volkomen onbekend en intrigerend verhaal. Het kan ook een onverwachte belangstelling zijn naar de manier waarop mensen in het leven staan, dankzij dat verhaal. Essentieel zal zijn of er weer een nieuwe 8
60261_Wind steekt op 23-08-2006 13:01 Pagina 9
wind zal opsteken en mensen met nieuwe bezieling kerk, in het Grieks kyriakè, dat wil zeggen: ‘huis van de Heer’, ‘ruimte en plaats van Jezus’ willen zijn. Een persoonlijke en creatieve toe-eigening van het christelijke geloof zal steeds belangrijker zijn voor de ontwikkeling van een aansprekende christelijke identiteit en voor de vernieuwing van de christelijke beweging.
Nieuwe missionaire beweging? Welnu, zowel in West-Europa als in de Verenigde Staten meen ik het begin van een nieuwe missionair-diaconale beweging waar te nemen. Het tobberige beeld dat de media schetsen van de kerken wordt door het bestaan van de dynamiek die de beweging kenmerkt krachtig weersproken. Het is waar, de kerken verliezen leden en de actieve leden worden grijzer. De binding met de kerken wordt met elke nieuwe generatie zwakker. De druk op de leden om de taken goed te verdelen, neemt toe. Ook financiële mogelijkheden nemen af. Niettemin spreken zij die er oog voor hebben over een ‘opkomende kerk’, een ‘elementaire kerk’ of ‘een vloeibare kerk’. Het gaat om meer dan de rimpelingen van een steen in de vijver. Er zijn nieuwe kerkelijke groepen, die ontstaan in inloopcentra of voortkomen uit contacten tussen mensen. Kerkleden bouwen aan relaties met anderen en werken actief mee aan de totstandkoming van sociale cohesie. Nieuwe, missionaire gemeenten worden gesticht om een licht in een woonwijk te zijn. Er zijn geloofsgemeenschappen die zoeken naar nieuwe vormen van kerk-zijn, met een grote openheid voor hun directe omgeving. Missionaire verkenners organiseren projecten waarbij andere kerken aanhaken. Steeds meer kerken zoeken samenwerking met andere kerken, om over en weer van elkaar te kunnen leren. Er ontstaan netwerken van geloofsgemeenschappen, ook over de grenzen van de kerk9
60261_Wind steekt op 23-08-2006 13:01 Pagina 10
genootschappen heen. Zo blijken bijvoorbeeld in Engeland tientallen parochies en protestantse gemeenten elkaar te kunnen vinden, juist in een gemeenschappelijke missionaire oriëntatie. Kleine groepen binnen geloofsgemeenschappen zijn vaak voortrekkers. Zij doen ervaringen op met pionierswerk. In tal van kerken vinden gedurfde experimenten plaats. Er zijn jongerenkerken, waarbij alle publiciteit verloopt via de nieuwe media. Groepen binnen geloofsgemeenschappen, maar ook betrekkelijk los daarvan, organiseren Thomasvieringen, jongerenmissen, Alphadiensten, vieringen in winkelpanden, in kantoren, in restaurants en, zoals in Engeland, in pubs. Huisgemeenten ontstaan, leerhuisgroepen en groeigroepen. Daarnaast zijn er cursussen waar mensen aan meedoen: kennismakingscursussen, maar ook gespreksavonden waarin bijbelen levensverhalen worden verteld, waar mensen ‘teruggaan naar de bron’ of zich bezinnen op de christelijke traditie. In katholiek Nederland en Vlaanderen komen bijvoorbeeld verschillende ‘Geloven-Nu-groepen’ van de grond. Velen tonen ook interesse in kortstondige en intensief beleefde samenkomsten: pelgrimages, kloosterweekenden, een week in Taizé, een weekend charismatische spiritualiteit, een jongerendag, een festival, een lokale kerkendag of zelfs een dopelingenreünie. Bovendien lijken steeds meer mensen die niet tot de actieve parochianen of gemeenteleden behoren zich niet langer te schamen om, incidenteel, bij overgangen in het leven, een beroep te doen op de kerk. Zij zijn meestal ook bereid om enkele voorbereidende cursusachtige bijeenkomsten te volgen. Sommige gemeenten en parochies richten zich vooral op geestelijke vernieuwing, door bijvoorbeeld groeigroepen op te zetten of kennismakingscursussen met het christelijke geloof aan te bieden. Deze geloofsgemeenschappen leggen het accent op 10
60261_Wind steekt op 23-08-2006 13:01 Pagina 11
het getuigen van Jezus Christus in het alledaagse leven. De leden willen een ‘leesbare brief’ van Jezus zijn. Andere geloofsgemeenschappen ontwikkelen zich tot ondersteunende gemeenschappen, waar kwetsbare mensen een schuilplaats vinden tijdens inloopochtenden en vieringen. Leden van deze gemeenschappen zien tot hun verrassing, dat geloof ook op straat te vinden is. Nog weer andere gemeenschappen hebben een meer liturgische, protestants-orthodoxe, katholiekorthodoxe, evangelische, cultureel-vrijzinnige, bijbels-theologische of juist een sterke pastorale identiteit. Ze leggen er eer in om deze kant van zichzelf een krachtig accent te geven en krijgen daardoor een eigen gezicht.2 Voorgangers spelen daarin soms een gewichtige rol. Daarnaast lukt het verschillende gemeenten en parochies die al honderden jaren bestaan, om een nieuwe verbeelding op gang te brengen en een kerk te worden met een feestelijk en aanstekelijk karakter. Zij zien al snel aanleiding om een feest te organiseren. Zo komen ze dicht bij hun kern, bij hun ziel. De beweging van deze geloofsgemeenschappen, niet langer in het centrum van samenleving en cultuur maar aan de rand, is in deze jaren bezig geboren te worden. De mensen die ik voor dit boek heb gesproken en de leden van de geloofsgemeenschappen die ik heb leren kennen, tonen een nieuw elan en hebben vertrouwen in de toekomst. Zij willen de hoop vasthouden op het Koninkrijk van God, waar gerechtigheid woont. Zij zien uit naar de Komende. Het is niet zo, dat gemeenten en parochies allemaal groeien. Sommige zijn en blijven klein. Maar ze leven! Ze staren zich niet blind op het verleden en ze kijken ook niet louter naar voren, naar gedroomde idealen. Ze staan bewust in het heden en ze zijn springlevend. Misschien wel, omdat ze oog hebben voor wat er om hen heen plaatsvindt en omdat zij zich telkens opnieuw in verbinding weten te stellen met de bijbel, zich laten uitdagen, bemoedi11
60261_Wind steekt op 23-08-2006 13:01 Pagina 12
gen en troosten door de Geest die van Jezus is uitgegaan. Deze kerkmensen slagen erin om zich te openen voor de vragen en concrete noden van mensen en ze staan open voor de ontmoeting met God. Ze laten zich voeden door de bron én ze willen bewust leren van hun omgeving. Door een brug tussen geloof en samenleving te slaan, ontstaat ruimte voor nieuwe creativiteit. Ze getuigen én ze dienen. Ze weten hun alledaagse werkelijkheid, hun gemeenschap en de Schrift met elkaar te verbinden. Dat doet hen leven.
Een voorbeeld In een klein dorp in Engeland komt een groepje leden van de dorpskerk iedere week bij elkaar rond de plattegrond van hun dorp.3 Zij brengen hun ruimtelijke omgeving in kaart, ontdekken waar hun kerk op grenzen stuit, welke andere gemeenschappen er zijn, waar mensen wonen, naar school gaan, werken en winkelen. Ze zien waar mensen samenkomen – in de pub, het dorpshuis en de vereniging. Tegelijkertijd vertellen ze elkaar verhalen, wisselen nieuwtjes uit, belichten de problemen waarmee dorpsgenoten en zijzelf te maken hebben. Ze proberen mogelijkheden te verzinnen om eventueel enige ondersteuning te kunnen geven. De gemeenteleden zoeken naar wat hun omgeving ‘tot vrede strekt’ en wat hoop kan geven. Soms komt het hen zomaar aanwaaien. Er wordt gesignaleerd dat er iets gaande is. Daarover wordt een vraag gesteld. Het signaal wordt herkend en versterkt. De één brengt vervolgens de ander op een idee. Ze menen te zien wat zou moeten gebeuren, wat hier en nu nodig is. Ze praten erover hoe het – gelet op hun beperkte mogelijkheden – wellicht zou kunnen. Iemand anders legt al associërend een verbinding met een gelijkenis uit het evangelie. Zij voelt zich, zegt ze, mede van12
60261_Wind steekt op 23-08-2006 13:01 Pagina 13
uit die gelijkenis gemotiveerd. Een creatieve geest wordt over hen vaardig, waarin ze zich verbonden voelen. Er wordt een gebed uitgesproken, een lied gezongen, een tekst uit het evangelie gelezen en misschien nog een verhaal verteld. Ze besluiten in beweging te komen en te vragen: ‘Wat kunnen wij voor jullie betekenen?’ Zo ontdekken ze elke keer opnieuw wat het betekent om kerk te zijn binnen de ruimte van hun eigen lokale omgeving, met gebruikmaking van de taal en de communicatiemiddelen van hun dorp en gerelateerd aan alledaagse, actuele gebeurtenissen. Hun kerk is geen statisch instituut, maar ontstaat telkens opnieuw in het krachtenveld waarin de Geest van God (de ‘Spirit of Jesus’, zeggen ze zelf) én het alledaagse leven verbinding met elkaar maken. De dorpelingen zien deze kleine ‘gemeenschap der heiligen’, ook al hebben ze hun tekortkomingen, als een teken van hoop. Af en toe loopt er iemand bij hen binnen die, vanuit goede herinneringen aan eerdere contacten met de kerk, wil gaan meedoen. Deze dorpskerk staat in verbinding met andere dorpskerken én met enkele grootsteedse gemeenten en parochies. Ze maakt deel uit van een netwerk, waarin ervaringen en ideeën worden uitgewisseld. Hierdoor weet zij zich uit het isolement gehaald en wordt zij, mede dankzij de grensgangers die verbindingen leggen en onderhouden, een lerende gemeente.
Centrale vragen Dit boek bevat het verslag van een zoektocht naar het hart, de spirituele binnenkant van de nieuwe missionaire beweging, waarvan de gemeente in dit voorbeeld deel uitmaakt. Hoe ontstaat een nieuwe, gemeenschappelijke betrokkenheid? Hoe komt de inspiratie tot stand die leidt tot de wens om deelgenoot te zijn of te blijven? Dat zijn de vragen waar het in dit boek om gaat. 13
60261_Wind steekt op 23-08-2006 13:01 Pagina 14
Praktisch-theologische werkwijze Hoe gaan we deze vragen in de volgende zeven hoofdstukken aanpakken? Wat is de methode die wij hier als praktisch theoloog hanteren? Hoe nemen we de praktijk waar en waar halen we onze gegevens vandaan? Er zijn verschillende opties. In de praktische theologie treffen we verschillende benaderingen aan van de praktijk van geloof, kerk en cultuur. De ene praktisch theoloog begint bij de geloofspraktijk, doet empirisch onderzoek naar preken, naar gebeden, naar kerkelijke begrafenissen, naar rouwverwerkingsgroepen of naar de motieven om leiding te geven. Hij of zij legt vragen voor aan mensen, neemt interviews af, legt vragen (items) voor aan mensen en leest documenten. Daarbij wordt de vraag naar God Zelf buiten beschouwing gelaten. Het gaat om wat mensen beweren over God. De ander zet in bij de Schrift, bij de christelijke traditie en probeert deze in relatie tot de concrete geloofspraktijk te ontsluiten ten behoeve van een creatieve vernieuwing van de geloofscommunicatie. Een derde zet in bij de cultuur en stelt dat praktische theologie als cultuuranalyse of, meer gedifferentieerd, als analyse van culturele milieus bedreven moet worden. Het oogmerk van deze analyse is om het spreken en handelen van de kerk, haar spreken over God en heil, daaraan aan te passen. Een vierde beschouwt de geloofspraktijk vanuit de overtuiging dat God daarin werkzaam is. In deze visie is praktische theologie op te vatten als ‘theologische praktijkanalyse’. Ook dan behoren interviews en vragenlijsten tot de onderzoeksmethoden. Onze benadering beweegt zich op deze laatste lijn. De werkelijkheid die we onderzoeken staat open voor de inwerking van God en als praktisch theoloog maken we gebruik van 14
60261_Wind steekt op 23-08-2006 13:01 Pagina 15
theologische begrippen die deze werkzaamheid van God veronderstellen. Ik leg er echter sterker de nadruk op dat de geloofspraktijk evenzeer wordt waargenomen en aangestuurd vanuit het interpretatiekader van de Schrift, vanuit de doorwerking van de boodschap van het evangelie. Dat geldt in elk geval voor de praktijk van geloofsgemeenschappen, maar ook voor het individuele geloofsleven. De bijbel vormt voor veel mensen een referentiekader. Ze meten er hun handelen en dat van anderen aan af en vinden er oriëntatie voor de omgang met elkaar, met de samenleving en met de grote vragen van het leven. Als praktisch theoloog ben ik derhalve, omdat het mij om een bijbels-theologische praktijkanalyse gaat, gehouden om te laten zien hoe ik de Schrift interpreteer én hoe ik de situatie waarin de kerken zich op dit moment bevinden, interpreteer. Deze twee interpretaties werken op elkaar in. In dit boek laveer ik dan ook tussen de bijbel aan de ene kant en de kerk van nu aan de andere kant. Vanuit de ontdekkingen die we in de ontmoeting met de Schrift opdoen, kijken we naar het heden en omgekeerd: vanuit de terminologie van het heden smeden we een perspectief waarmee we kijken naar de teksten van de Schrift. Het zijn voor mij de praktische vragen van kerkopbouw vandaag die het mogelijk maken dat de tekst van de Schrift voor ons kan verschijnen als een nieuw betekenisontwerp.
Het moment van de kairos Met mijn onderzoeksvragen neem ik een programmatische lijn op, waarmee de praktische theologie reeds in het begin van de jaren zeventig getypeerd werd als kairologie, als leer van de kairos, het moment waarop Schriftinterpretatie en situatieanalyse elkaar dynamiseren en aanleiding geven tot nieuwe beweging. Het ‘kairologisch moment’, waarin de motivatie ontstaat om zich zowel met het evangelie als met de 15
60261_Wind steekt op 23-08-2006 13:01 Pagina 16
ander te verbinden, acht ik wezenlijk voor de praktische theologie en daarmee ook voor praktisch-theologische vakken als pastoraat, liturgiek, homiletiek, catechetiek en kerkopbouw.4 Onderzoek naar wat er in dat moment bij mensen gebeurt en naar de voorwaarden die mensen kunnen realiseren om dat moment mogelijk te maken, geeft aan de vakken van de praktische theologie tevens een apostolaire of missionaire spits. De hoofdstukken van het boek zijn te beschouwen als voorwerk voor nader empirisch onderzoek naar de ‘spirituele binnenkant’ van de kerk van morgen. Op verschillende theologische opleidingen in Nederland zijn recent promotieonderzoeken gestart naar jongerenkerken, naar vernieuwing in charismatische en evangelische gemeenten, naar de rol die de kerk speelt in de totstandbrenging van sociale cohesie en naar de manier waarop in nieuwbouwwijken (VINEX-locaties) kerken van de grond komen. Ook is onderzoek gedaan naar de beweegredenen van zogeheten ‘nieuwe katholieken’. En de wind steekt op! beweegt zich in dit veld.
Opbouw van het boek Wat kunnen we verwachten van dit boek? Het eerste hoofdstuk (‘Vangnet, herberg of tempel? Christelijke gemeenschapsvorming in een geïndividualiseerde samenleving’) begint met een samenlevingsanalyse. Uit onderzoeken blijkt, dat langetermijnbinding aan organisaties en verenigingen in onze westerse samenleving afneemt. Cultuurpsychologen en sociologen spreken over een ‘crisis van betrokkenheid’. Deze tendens geldt ook nog steeds voor de kerken en heeft gevolgen voor de manier waarop kerken zich lokaal vormgeven. Incidentele deelname aan kortstondige activiteiten lijkt de belangrijkste vorm van participatie te zijn. Mijn eerste vraag luidt nu of het christelijk geloof het kan 16
60261_Wind steekt op 23-08-2006 13:01 Pagina 17
stellen zonder duurzame geloofsgemeenschappen, zonder kerken in welke vorm dan ook. Is de kerk nodig voor de continuering van het christelijk geloof? De tweede vraag van dit hoofdstuk is hoe kerkelijke binding ontstaat. Wat bezielt mensen om zich in een geïndividualiseerde samenleving in te zetten voor een christelijke geloofsgemeenschap of daarin actief te zijn? Welke redenen geven mensen op als ze gevraagd worden naar hun motieven om een sterke of zwakke binding met de kerk te hebben? De bespreking van deze twee vragen loopt uit op een vraag naar de vormgeving van lokale kerken. Als de kerken inderdaad delen in de crisis van betrokkenheid die kenmerkend is voor verschillende organisaties in het maatschappelijk middenveld, welke vorm kan een geloofsgemeenschap dan aannemen? Ik construeer drie kerktypen of -modellen. Ten eerste, een model van totale betrokkenheid, zoals we dat herkennen in veel ‘evangelische’ of ‘evangelicale’ geloofsgemeenschappen. Ten tweede, een model van graduele betrokkenheid, zoals we het terugzien in kerken die zich als afficheren als ‘herberg’ of ‘open kerk’. Ten derde, een model van incidentele betrokkenheid, zoals we het geformuleerd zien in kerken die zich als service-instituut profileren of als ‘geestelijke tempel’. Bij dit laatste model constateren we dat het opluchting geeft om af te zien van het appèl op mensen om betrokken te zijn. Mijn vraag hierbij luidt echter of duurzame gemeenschapsvorming niet een blijvende opgave is voor de kerken. De modellen lopen in de praktijk enigszins door elkaar en elementen van het ene kom je tegen in het andere. Maar het helpt om de blik scherp te stellen en vooral om helder te krijgen wat de vorm van de geloofsgemeenschap van de toekomst zou kunnen zijn. Is het mogelijk om de sterke punten van de drie modellen mee te nemen in een vierde model? Deze vraag komt in het laatste hoofdstuk van dit boek terug. Het vierde model, waarin ik voorstel om bij kerkopbouw dubbel 17
60261_Wind steekt op 23-08-2006 13:01 Pagina 18
te denken, komt op die manier óp uit de tussenliggende hoofdstukken. Niet als de meest effectieve vorm wellicht, wel als een kerkvorm die recht doet aan een dubbele dynamiek van de christelijke beweging. Kerken zijn gericht op vieren en, in hun opstelling naar buiten, op getuigen én dienen. Het is goed deze laatste twee ‘elementen’ glashelder te onderscheiden. De vraag naar het ontstaan van betrokkenheid, participatie en binding in het heden, met het oog op de toekomstige vormgeving van de kerken, doet ons in het tweede hoofdstuk (‘De wind en het huis’) terugkeren naar de oorsprong. We onderzoeken het ontstaan van de eerste christelijke geloofsgemeenschappen vanuit een hedendaags kerkopbouwkundig perspectief. Wie vraagt naar wat mensen zich nu aan een kerk doet verbinden, komt vroeger of later uit bij de fundamentele vragen die samenhangen met haar prille begin. Wat is de bestaansgrond van de kerk, haar raison d’etre? Waartoe neemt de kerk ruimte in? Wat komt zij in de wereld doen? Om deze ecclesiologische vragen te beantwoorden, zullen we onderzoeken hoe de eerste christelijke gemeenten zijn ontstaan, voorzover we dat uit het Nieuwe Testament en het nieuwtestamentisch onderzoek kunnen achterhalen. Daarbij nemen we uiteraard ook de verbinding met het joodse volk onder de loep en analyseren we de dynamiek van de allervroegste kerk, een dynamiek die kenmerkend was voor de eerste eeuw van haar bestaan. We kijken vooral naar de manier waarop de werking van de Geest wordt beschreven, naar de betekenis van missionaire voortrekkers en reizigers en we onderzoeken hoe de kerk zich ontwikkelde tot een beweging die zich als zaaiend zaad verspreidde. Paulus kunnen we naast ‘tentenmaker’, zo blijkt, ook ‘netwerker’ noemen. De vraag naar het ontstaan van betrokkenheid voert ons in het derde hoofdstuk over de grenzen. In Groot-Brittannië 18
60261_Wind steekt op 23-08-2006 13:01 Pagina 19
heeft een onderzoek naar missionaire en diaconale geloofsgemeenschappen geleid tot een nieuw netwerk van gemeenten en parochies, met als motto: bruggen bouwen van hoop (Building Bridges of Hope). Hoe is dit netwerk van de grond gekomen? Wat brengt in dit netwerk binding teweeg? We bevinden ons dan in het hoofdstuk ‘Bruggen bouwen van hoop’. De vraag naar betrokkenheid, commitment en binding benaderen we vervolgens vanuit een meer normatieve kant. In alle kerken, zo is mijn indruk, klinkt steeds sterker de roep om missionaire bevlogenheid, om ‘revitalisering’ en toekomstgericht denken. In dit vierde hoofdstuk (‘De wind die om de huizen speelt’) verkennen we de patstelling waarin veel gemeenten en parochies zich momenteel bevinden, wanneer het gaat om ‘evangelisatie’ en ‘missionaire communicatie’. Er is grote verlegenheid én er is elan. Beide is tegelijkertijd aanwezig, soms in dezelfde mensen. Ze willen ervoor gáán, zoals dat heet, én ze voelen zich geremd. Hoe komen we hier verder? Ik denk door eerst de vraag te bespreken of er wel een noodzaak is voor christenen om andere mensen ertoe te bewegen zich te verbinden aan de kerk. Er is de opdracht vanuit het evangelie, maar moet een geloofsgemeenschap wel missionair zijn? Waarom kunnen we niet vertrouwen op de werking van de Geest? De Geest zal immers wel wegen vinden om mensen in aanraking te brengen met God? Zo is het toch altijd nog gegaan? Bovendien, kunnen en mogen (!) we in deze tijd nog wel werven voor het evangelie? Het zijn prangende vragen. De bespreking doet mij echter uiteindelijk uitkomen bij een pleidooi om juist nu voluit missionaire kerk te zijn, zonder dat het tot drammerigheid hoeft te leiden. Ik pleit voor een herwaardering van het begrip ‘getuigen’, maar ontwikkel vanuit mijn bespreking wel drie normerende criteria. Ik kom tot drie toetsstenen waaraan de getuige zich gebonden weet, omdat hij of zij precies op deze drie punten vragen krijgt te beantwoorden.
19
60261_Wind steekt op 23-08-2006 13:01 Pagina 20
Het vijfde hoofdstuk (‘Soms komt het mensen zomaar aanwaaien’) vormt een peiling naar het ontstaan van gemeenschappelijke bezieling. Hier komt ook het gedicht naar voren, waarvan de slotregel de titel vormt van dit boek. Inspiratie, bezieling en het ontstaan van binding zijn niet te regisseren, zo lijkt het. Inspiratie laat zich niet afdwingen en is niet te manipuleren. Toch kunnen we er meer over zeggen dan we in eerste instantie zouden denken. Ik probeer het begrip ‘inspiratie’ via twee omwegen te benaderen. Allereerst is de vraag hoe in het nadenken over het creatieve proces van het maken van een preek over inspiratie en bezieling wordt gesproken. Vervolgens maken we een excursie naar de wereld van het theater. Inspiratie valt niet te ‘regisseren’, zo luidt de opvatting. Wat zeggen regisseurs hier echter over? Wat zien zij als voorwaarden? We beschouwen de gemeente vervolgens, door de bestuiving met de inzichten van het theater, eventjes als een acteursensemble en doen daardoor enkele ontdekkingen voor een creatieve en collectieve communicatie van het evangelie. In het zesde hoofdstuk (‘Schipbreuk als kans’) keren we terug naar de Schrift. Alle enthousiasme over missionaire vernieuwing ten spijt worden veel lokale gemeenten en parochies getekend door de zorg om een op termijn naderende ondergang. De alarmbel klinkt echter pas echt, wanneer de administratieve structuur en de financiële mogelijkheden het niet langer mogelijk maken om de problemen die met de aansturing van de gemeente te maken hebben, te beheersen.5 Aanzienlijk ledenverlies, afnemende deelname aan de samenkomsten en financiële problemen veroorzaken dan een malaisestemming. Hoe is in deze situatie nieuwe moed te vinden? Wanneer de omstandigheden uiterst negatief zijn, waar vinden kerkmensen dan weer inspiratie? Met deze vragen kijken we in dit voorlaatste hoofdstuk naar de schipbreuk van de apostel Paulus bij Malta. Hoe treedt hij op als het schip ten 20
60261_Wind steekt op 23-08-2006 13:01 Pagina 21
onder dreigt te gaan en de hoop op een ‘doorstart’ moet worden vastgehouden? De vraag van dit hoofdstuk luidt: onder welke voorwaarden kan een op handen zijnde ondergang vruchtbaar zijn voor een nieuw begin? In het zevende en laatste hoofdstuk (‘De wind in de zeilen’) komen de lijnen uit de eerdere hoofdstukken samen. Ik bespreek hier, naast de in het eerste hoofdstuk geschetste kerkmodellen, een vierde kerkmodel. Het heeft de vorm van een ellips met twee brandpunten. De kerk heeft in dit model wel iets weg van een kwetsbare (zeil)boot met twee zeilen, die apart gehesen worden. In het brandpunt van de ‘toegewijden’ is er een open, alerte gerichtheid op God, op Jezus Christus, op het verhaal van een Levende. Er is een bereidheid om van Hem te getuigen. In het brandpunt van de ‘toehoorders’ is er een dienstverlenende oriëntatie op hen, die zich ‘liefhebbers’ weten van de christelijke religie, maar erop gesteld zijn om toehoorders te blijven.
Voor wie is dit boek geschreven? Als ik aangeef voor wie dit boek is geschreven, kom ik terug op de ondertitel. ‘Kleine ecclesiologie van de hoop’ heet het boek. Voor de kleine gemeenschappen van christenen van het eerste uur was een vurig verlangen naar het Koninkrijk van God en een ‘wachten op de Komende’ kenmerkend. Bovendien had men de overtuiging dat de heerschappij van God in het optreden van Jezus was begonnen. Welnu, wachten op zijn terugkeer doen christenen nog altijd. Kerken kunnen nog altijd worden beschouwd als ruimten waarin mensen de hoop vasthouden op een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Dit boek heb ik geschreven voor allen die deze kerken een warm hart toedragen. Dat zijn er in onze samenleving nog altijd zeer velen. Het zijn mensen die van de kerk houden, ondanks al21
60261_Wind steekt op 23-08-2006 13:01 Pagina 22
les wat hen in de kerk tegenstaat (en dat kan veel zijn!). Het zijn mensen die zich op één of andere manier aangesproken voelen door het evangelie, de bijbel, het Woord, de beloften van het Koninkrijk van God, de boodschap van vrede en verzoening en als concentratiepunt van dat alles door die ene mens, leidsman én lotgenoot, Jezus van Nazaret. Het zijn mensen die zich aangeraakt weten door het waaien van Gods Geest.
Dankwoord Mijn dank gaat uit naar verschillende studenten van de Kerkelijke Opleidingen van Leiden en Utrecht, met wie ik inspirerende gesprekken mocht hebben, die resulteerden in ‘voortschrijdende inzichten’. Voorts bedank ik de leiding van het project Building Bridges of Hope, met name Simon Barrow en Terry Tennens, voor hun informatie en bedank ik de deelnemers aan de conferentie in Hoddesdon (GB) voor de interviews die ik mocht afnemen en voor de documenten die ik ontving. Dankbaar ben ik ook de leden van de Protestantse Gemeente van Soesterberg met wie ik de inhoud van een hoofdstuk mocht delen, de pastores uit VINEX-wijken aan wie ik tijdens een studiedag de vier modellen voor kerkopbouw presenteerde, evenals de leden van het oud-katholieke ‘Diasporaberaad’ met wie ik van gedachten wisselde over netwerkvorming. Ik bedank mijn collega’s van het LeidsUtrechtse beraad van protestantse praktische theologen voor hun commentaar en het Rectorium van het Theologisch Wetenschappelijk Instituut van de Protestantse Kerk in Nederland voor het mogelijk maken van mijn studieverlof. De uitgever, Kees Korenhof van uitgeverij Meinema, dank ik voor kritische vragen en toespitsingen. Maarten den Dulk, Hans Eschbach en Bas Plaisier dank ik voor hun commentaar. Sabine Joosten en Noor van Gennep bedank ik voor de foto, die 22
60261_Wind steekt op 23-08-2006 13:01 Pagina 23
het boek siert. Mijn vader, aan wie ik dit boek opdraag, dank ik voor zijn geloof, zijn liefde en zijn hoop. En de wind steekt op… Kleine ecclesiologie van de hoop. Zo luidt de titel van dit boek. Opdat de kerk ‘de wind in de zeilen’ krijgt.
Amersfoort Pinksteren 2005
Henk de Roest
Noten 1. Staf Hellemans, ‘De katholieke kerk in Nederland 1960-2020. Van volkskerk naar keuzekerk’, in: Staf Hellemans, Willem Putman & Jozef Wissink, (red.), Een kerk met toekomst. De katholieke kerk in Nederland 1960-2020, Zoetermeer 2003, 9. 2. Zie: Peet Valstar & Douwine Zoutman, Een kerk met smoel. Twaalf geloofsgemeenschappen tonen hun gezicht, Kampen 2000. 3. Vgl. Jeanne Hinton & Peter B. Price, Changing Communities. Church from the grassroots, London 2003, XV. Zie ook: Idem, 62vv. 4. ‘In de praktische theologie is enkele jaren geleden het woord kairologie en kairologisch moment opgedoken. (…) Het is juist het kairologisch moment als essentieel voor de praktische theologie te zien.’ Jaap Firet, ‘Enkele aktuele thema’s in de praktische theologie. Een kroniek’, in: Praktische Theologie 1990/5, 608-625. 5. Vgl. Henk de Roest, ‘Crisiscommunicatie en vernieuwing’, in: Gerrit Immink & Henk de Roest, Praktische theologie in meervoud. Identiteit en vernieuwing, Zoetermeer 2003.
23