Het verhaal van lucas_Het verhaal van Lucas avondmaal 08-09-09 14:19 Pagina 1
Joop Smit was tot 2004 docent voor de uitleg van het Nieuwe Testament aan de Katholieke Theologische Universiteit te Utrecht. Eerder verscheen bij Meinema zijn boek Het verhaal van Matteüs.
www.uitgeverijmeinema.nl
Joop Smit Het verhaal van Lucas
De verhalen van Lucas scoren hoog op de lijst van meest bekende bijbelverhalen. Het kerstverhaal over Jezus’ geboorte in de stal, de parabel van de barmhartige Samaritaan en die van de verloren zoon behoren tot de absolute top. Iedere museumbezoeker weet dat zijn verhalen tot ons culturele erfgoed behoren. Het Lucasevangelie is echter méér dan een verzameling losse verhalen. Het is een zorgvuldig gecomponeerd geheel, waarin ieder verhaal zijn eigen plaats inneemt. Lucas laat zich inspireren door het Oude Testament: hij presenteert Jezus als een profeet die de boodschap van zijn bijbelse voorgangers vertolkt. In zijn uitdagende gelijkenissen toont Jezus zich solidair met de minsten, de zondaars en de armen. In Lucas’ verhalen schuilt een grote kritische kracht. Het verhaal van Lucas is geschreven voor wie deze kracht opnieuw wil ontdekken.
Joop Smit
Het verhaal van Lucas
NUR 703 ISBN 978 90 211 4250 0
9 789021 142500
Meinema
Het verhaal van Lucas Sleutelpassages uit zijn evangelie
Joop Smit
Uitgeverij Meinema, Zoetermeer
www.uitgeverijmeinema.nl Ontwerp omslag: Studio Anton Sinke, Nieuwerkerk a/d IJssel Illustratie omslag: Pieter Pourbus (1510-1584), Laatste avondmaal, 122,5 x 154,5 cm, Maagdenhuismuseum, Antwerpen. Foto: Anton Sinke ISBN 978 90 211 4250 0 NUR 703 Š 2009 Uitgeverij Meinema, Zoetermeer Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieÍn, opnamen of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Inhoud
Inleiding 1 ‘Het gaat niet aan dat een profeet omkomt buiten Jeruzalem’ De opbouw van Lucas’ evangelie
7
13
2 Nieuw leven voor Israël De geboorteverhalen in Lucas 1-2
26
3 Johannes, de profeet: een sleutelfiguur Lucas 3:1-20
38
4 Geen profeet is welkom in zijn vaderstad Lucas 4:14-30
49
5 Wie is hij toch? Lucas 7
59
6 Gelijkenissen Lucas 13:22-17:11
74
7 De profeet aan het woord Deel 1: Solidariteit met de minsten Lucas 13:22-14:35
86
8 De profeet aan het woord Deel 2: Solidariteit met de zondaars Lucas 15
97
5
  9 De profeet aan het woord Deel 3: Solidariteit met de armen Lucas 16:1-17:10
109
10 Het afscheid Lucas 22:1-38
123
11 De dood van de profeet Lucas 23:26-48
137
12 Einde en nieuw begin Lucas 23:49-24:53
147
13 Zie je deze vrouw?
160
6
Hoofdstuk 1
‘Het gaat niet aan dat een profeet omkomt buiten Jeruzalem’ De opbouw van Lucas’ evangelie
Het evangelie volgens Lucas scoort hoog op de lijst van de meest bekende verhalen uit de Bijbel. Het kerstverhaal over Jezus’ geboorte in de stal van Betlehem, de parabel van de barmhartige Samaritaan en die van de verloren zoon behoren tot de absolute top. Op enige afstand daarvan volgen het verhaal van de aankondiging van de geboorte van Jezus aan Maria door de engel Gabriël en van diens opdracht in de tempel. Maar ook de onrechtvaardige rentmeester, de kleine Zacheüs en de teleurgestelde Emmaüsgangers zijn wijd en zijd bekend. Grote en minder grote kunstenaars hebben veel aan de verspreiding van deze verhalen bijgedragen. Ze behoren tot ons culturele erfgoed. Iedere museumbezoeker kan daarvan getuigen. Lucas is in zekere zin slachtoffer geworden van zijn eigen succes. Doordat ze zo sterk tot de verbeelding spreken, zijn deze verhalen een eigen leven gaan leiden. Weinig mensen weten dat ze uit Lucas’ evangelie afkomstig zijn. De fragmenten hebben het geheel in de schaduw gesteld. Dat is jammer, want het boek van Lucas is zoveel meer dan een verzameling losse verhalen. Het is een zorgvuldig gecomponeerd geheel, waarin ieder verhaal zijn eigen plaats inneemt. Ook is de samenhang van het geheel van groot belang voor de betekenis van elk onderdeel. Om die reden concentreren wij ons in het vervolg niet op de afzonderlijke, beroemde verhalen maar richten we onze aandacht op de opbouw van het hele boek. We doen Lucas tekort als we zijn boek benaderen als een onsamenhangende bundel met meesterlijke korte verhalen. Al die verhalen maken deel uit van één groot verhaal 13
met een duidelijke ontwikkeling en thematiek. Het is de bedoeling om dat grote verhaal opnieuw te gaan lezen. Een goede aanzet om onze blik te verbreden is een overzicht dat de grote lijn laat zien van de gebeurtenissen die Lucas in zijn evangelie beschrijft. Om de criteria te ontdekken die ons bij het opstellen van een dergelijk overzicht kunnen leiden, kijken wij eerst naar het begin en het eind van Lucas’ boek. Daar kunnen we zien welke draden hij in zijn verhaal opneemt en ook hoe hij deze tot slot weer afrondt. Op deze manier kunnen we in beginsel achterhalen welke ontwikkeling hij in zijn werk beschrijft. Lucas begint zijn evangelie met een voorwoord. Daarin draagt hij zijn werk op aan een zekere, hooggeachte Theofilus en zegt hij hem toe de gebeurtenissen in ordelijke vorm op schrift te stellen (1:1-4). Een soortgelijk voorwoord vinden wij aan het begin van de Handelingen van de apostelen: ‘In mijn eerste boek, Theofilus, heb ik de daden en het onderricht van Jezus beschreven, vanaf het begin tot aan de dag waarop hij in de hemel werd opgenomen’ (Handelingen 1:1-2). Lucas schrijft blijkbaar een werk in twee delen. De Handelingen van de apostelen vormen het vervolg van zijn evangelie. Toen de vier evangelies werden samengevoegd, zijn de twee delen van Lucas’ werk van elkaar gescheiden geraakt. Uit beide voorwoorden samen kunnen wij opmaken dat Lucas in zijn evangelie een ordelijk verhaal over het optreden van Jezus van Nazaret wil vertellen en ook dat dit verhaal met zijn hemelvaart is afgerond. Het aardse optreden heeft met zijn hemelvaart een eindpunt bereikt. In dit opzicht kan het evangelie terecht als een afgeronde eenheid worden beschouwd. Een vooruitblik en een terugblik onthullen de aard van Jezus’ optreden. Als hij, kort na zijn geboorte, in de tempel van Jeruzalem aan God wordt toegewijd, zegt Simeon over hem: ‘Weet wel dat velen in Israël door hem ten val zullen komen of juist zullen opstaan. Hij zal een teken zijn dat betwist wordt’ (2:34). En na zijn dood vatten de teleurgestelde Emmaüsgangers zijn optreden zo samen: ‘Wat er gebeurd is met Jezus uit Nazaret, een machtig profeet in woord en daad in de ogen van God en van het 14
hele volk. Onze hogepriesters en leiders hebben hem ter dood laten veroordelen en laten kruisigen. Wij leefden in de hoop dat hij degene was die Israël zou bevrijden’ (24:19-21). Voor Lucas is Jezus blijkbaar een profeet die vooral de godsdienstige leiders van Israël uitdaagt en die daarvoor met zijn leven betaalt. Het voorspel en het naspel van Jezus’ optreden vinden plaats in de stad Jeruzalem, in de kring van zijn familieleden en vrienden. Zijn kinderjaren en jeugd worden getekend door de heilige stad. Zijn laatste opdracht aan zijn leerlingen is dat ze in de stad moeten blijven totdat ze ‘met kracht uit de hemel zijn bekleed’ (24:49). Via de tempel in Jeruzalem komen wij het verhaal binnen en verlaten wij het ook weer. De eerste die we ontmoeten, is de priester Zacharias aan wie de engel Gabriël tijdens zijn dienst in de tempel de geboorte van een zoon aankondigt. De laatsten van wie we horen, zijn de leerlingen van Jezus die voortdurend in de tempel blijven om God te loven. Naar het verband tussen deze twee doorgaande lijnen hoeven we niet te raden. Het is Lucas zelf die ze midden in zijn evangelie duidelijk met elkaar verbindt. Hij doet dat bij monde van Jezus zelf, die onderweg is naar Jeruzalem en dan het volgende verklaart: ‘Maar ik moet vandaag en morgen en de volgende dag op weg blijven, want het gaat niet aan dat een profeet omkomt buiten Jeruzalem – Jeruzalem, Jeruzalem, dat de profeten doodt, en stenigt wie naar haar toe zijn gestuurd!’ (13:33-34). Jezus is de profeet en Jeruzalem is in letterlijke en figuurlijke zin zijn bestemming. Voor Lucas is het verhaal van Jezus’ optreden het verhaal van zijn confrontatie als profeet met de stad Jeruzalem, opgevat als het centrum van Gods volk Israël. De verschillende fasen waarin deze confrontatie verloopt, bepalen de opzet van zijn boek. Van deze confrontatie tussen de profeet en de stad doet Lucas ‘in ordelijke vorm’ verslag, zoals het volgende overzicht laat zien. Het voorwoord (1:1-4) Klassieke geschiedschrijvers beginnen hun werk vaak met een plechtige opdracht aan hun beschermheer, die voor de verdere 15
verspreiding van hun werk zorg moet dragen. Lucas sluit zich bij deze gewoonte aan. Hij geeft daarmee aan dat hij zijn werk als geschiedschrijving ziet. Omdat hij zelf niet meer tot de oorspronkelijke ooggetuigen behoort, is hij aangewezen op mondelinge en schriftelijke informatie van anderen. Zoals een goed historicus betaamt, vermeldt hij zijn bronnen, zijn werkwijze en zijn doelstelling. Geschiedschrijvers in Lucas’ tijd hadden een grondige literaire scholing ondergaan. Ze waren heel goed in staat om hun stijl aan uiteenlopende milieus aan te passen. Ook lieten ze hun acteurs bij voorkomende gelegenheden zorgvuldig daarop afgestemde redevoeringen uitspreken. Ook Lucas beschikt over deze literaire vaardigheden en maakt er kundig gebruik van. De plotselinge wisseling van stijl tussen het deftige hellenistische milieu van Theofilus, de rijke beschermheer, en het intens vrome, typisch Joodse milieu van Jezus’ familie spreekt in dit opzicht boekdelen. Verder vertelt Lucas zijn verhaal met een uitgesproken bedoeling. Hij wil Theofilus ‘overtuigen van de betrouwbaarheid van de zaken waarin u onderricht bent’. Zijn weergave van Jezus’ geschiedenis dient om het onderricht dat Theofilus gekregen heeft te ondersteunen. In welk opzicht de betrouwbaarheid hiervan versteviging behoeft, is op dit punt van het boek nog niet duidelijk. Wel duidelijk is dat Lucas, net als de andere geschiedschrijvers in zijn tijd, met een vooropgezet doel schrijft en zich bij zijn weergave van de feiten door dit programma laat leiden. De voorbereiding: aankondiging, geboorte en jeugd van de profeet (1:5-2:52) De eerste verhalencyclus begint en eindigt in de tempel van Jeruzalem. In een vrome Joodse familie worden door een bijzonder initiatief van God twee toekomstige profeten geboren. Lucas schakelt hun levensloop parallel. Op de aankondiging van de geboorte van Johannes de Doper volgt de aankondiging van de geboorte van Jezus. De ontmoeting van de twee aanstaande moeders besluit dit eerste dubbelpaneel (1:5-56). De geboorte, besnijdenis, naamgeving en presentatie van Johannes worden 16
gevolgd door de geboorte, besnijdenis, naamgeving en presentatie van Jezus. Het optreden van de twaalfjarige Jezus in de tempel rondt dit tweede dubbelpaneel af (1:57-2:52). De verhalen wijzen vooruit naar de profetische taak die beide kinderen zullen gaan vervullen. Daarbij zet Johannes de toon. Hij zal ‘als bode voor God uitgaan met de geest en de kracht van Elia’ en ‘profeet van de Allerhoogste’ genoemd worden. Johannes staat op de lijn van de oudtestamentische profeten en waarborgt de continuïteit. De overeenkomst tussen Johannes en Jezus laat zien dat deze laatste op dezelfde profetische lijn staat, maar ook dat hij Johannes daarin ver overtreft. Hij zal ‘zoon van de Allerhoogste’ genoemd worden en door hem ‘zullen velen in Israël ten val komen of juist opstaan’. In de schoot van zijn volk Israël wekt God nieuw leven. Twee profeten staan klaar om gezonden te worden. De eerste, die al in de schoot van zijn moeder vervuld wordt met de heilige Geest, dient als wegbereider van de tweede, die uit de heilige Geest is geboren. Zending en optreden van de profeet (3:1-9:50) Lucas trekt de parallel tussen Johannes en Jezus verder door. Hij voegt aan de twee eerder vermelde dubbelpanelen nog een derde tweeluik toe. Hij beschrijft eerst het optreden van Johannes de Doper en vervolgens dat van Jezus. De parallel is onmiskenbaar, maar dat geldt ook voor de onderlinge rolverdeling. Johannes bezet maar kort het toneel, terwijl het optreden van Jezus heel het verdere boek beslaat. De zending en het optreden van Johannes (3:1-20) ‘In het vijftiende jaar van de regering van keizer Tiberius … richtte God zich in de woestijn tot Johannes, de zoon van Zacharias.’ Lucas plaatst Johannes duidelijk op de lijn van de grote profeten van Israël, zoals Amos, Jesaja, Jeremia. De introductie, de inhoud van zijn verkondiging en ook zijn gevangenname volgen het klassieke patroon. Tegelijk vormt het optreden van Johannes een soort blauwdruk van dat van Jezus, dat hetzelfde patroon ver17
toont. Via Johannes stemt Lucas zijn lezers af op de profeet Jezus, die nu het toneel betreedt. De zending van Jezus (3:21-4:13) De zending van Jezus loopt parallel met die van Johannes, maar wel in de overtreffende trap. Over Johannes komt het woord van God; over Jezus komt de heilige Geest en een stem uit de hemel benoemt hem tot ‘geliefde Zoon’. Johannes is de zoon van Zacharias; Jezus is ‘zoals algemeen werd aangenomen, de zoon van Jozef … de zoon van Abraham … de zoon van Adam, de zoon van God’. Hij wordt gezonden naar Israël en alle volken. Johannes wordt geroepen in de woestijn; Jezus zwerft veertig dagen door de woestijn waar zijn zending door de duivel wordt getest. Na de laatste test in Jeruzalem is hij klaar om op te treden. Het optreden van Jezus (4:14-9:50) Het eerste bedrijf van Jezus’ optreden speelt zich af in Galilea. Bij zijn eerste optreden in Nazaret is de parallel met Johannes nog steeds aanwezig. De Doper wordt met een citaat uit de profeet Jesaja als voorloper gekwalificeerd; Jezus kwalificeert zichzelf met een citaat uit dezelfde Jesaja als de aangekondigde profeet: ‘De Geest van de Heer rust op mij, want hij heeft mij gezalfd. Om aan armen het goede nieuws te brengen heeft hij mij gezonden.’ Johannes provoceert zijn toehoorders, die zich op hun vader Abraham beroepen; Jezus provoceert zijn stadgenoten met de uitspraak ‘dat geen enkele profeet welkom is in zijn vaderstad’ en door zich vervolgens op het voorbeeld van de profeten Elia en Elisa te beroepen. De poging tot doodslag aan het slot wijst vooruit naar de gewelddadige dood die hem, net als Johannes, als profeet te wachten staat. In hoofdstuk zeven, ongeveer halverwege zijn optreden in Galilea, komt de identiteit van Jezus als profeet nogmaals uitvoerig aan de orde. ‘Een groot profeet is onder ons opgestaan’ roepen de mensen in reactie op een tweetal wonderen die Jezus naar het voorbeeld van Elia en Elisa heeft verricht. Jezus is de 18
door Jesaja aangekondigde profeet en Johannes zijn wegbereider. Met de bedenking van Simon, de Farizeeër: ‘Als hij een profeet was …’ en de slotvraag van de tafelgenoten: ‘Wie is hij, dat hij zelfs zonden vergeeft?’ wordt dit door Lucas nog eens extra onderstreept. Aan het eind van Jezus’ optreden in Galilea kondigt zijn confrontatie met Jeruzalem zich aan. Tot tweemaal toe wijst hij zijn leerlingen erop dat de Mensenzoon veel zal moeten lijden (9:22, 44). Op de berg verschijnen in hemelse luister twee profeten, Mozes en Elia, die met Jezus spreken ‘over het levenseinde dat hij in Jeruzalem zou moeten volbrengen’ (9:31). Confrontatie tussen profeet en stad, Jezus en Jeruzalem (9:51-24:53) Vanaf dit punt spelen de gebeurtenissen zich onderweg naar Jeruzalem en in de stad zelf af. Gaandeweg escaleert het conflict, totdat de profeet uiteindelijk door de autoriteiten in de stad ter dood wordt gebracht. De geografische voortgang en de ontwikkeling van het conflict gaan gelijk op. Dit leidt tot de volgende indeling. Naar Jeruzalem (9:51-13:21) ‘Toen de tijd naderde dat Jezus van de aarde zou worden weggenomen, ging hij vastberaden op weg naar Jeruzalem.’ Jezus treedt hier in het spoor van de profeet Ezechiël, die geroepen werd om zijn blik op Jeruzalem te richten en tegen het land van Israël te profeteren (Ezechiël 21:7-8). Hij weigert vervolgens om, in navolging van de profeet Elia, vuur uit de hemel te laten neerkomen op een Samaritaans dorp dat hem niet wil ontvangen omdat hij Jeruzalem als reisdoel heeft (vergelijk 2 Koningen 1:10). In deze fase brengt Jezus zijn eigen lot nog niet rechtstreeks ter sprake. Wel verwijt hij de wetgeleerden dat ze medeplichtig zijn aan de dood van de vroegere profeten en kondigt hij aan dat voor het bloed van al die profeten van deze generatie genoegdoening zal worden gevraagd (11:45-54). Op berichten uit Jeruzalem 19
reageert Jezus met de parabel van de onvruchtbare vijgenboom, een oproep tot bekering, want er rest nog maar een beperkte tijd (13:1-9). Verder naar Jeruzalem (13:22-17:10) ‘Op weg naar Jeruzalem trok hij verder langs steden en dorpen, terwijl hij onderricht gaf.’ Jezus spreekt nu openlijk over zijn confrontatie met de stad en over het lot dat hem als profeet daar wacht. Tegen de Farizeeën, die hem voor Herodes waarschuwen, zegt hij: ‘Maar ik moet vandaag en morgen en de volgende dag op weg blijven, want het gaat niet aan dat een profeet omkomt buiten Jeruzalem – Jeruzalem, Jeruzalem, dat de profeten doodt, en stenigt wie naar haar toe zijn gestuurd!’ De stad zal aan haar lot worden overgelaten (13:31-35). Nadering van de stad (17:11-19:27) ‘Op weg naar Jeruzalem trok Jezus door het grensgebied van Samaria en Galilea.’ Jezus nadert nu de stad. Herhaalde plaatsaanduidingen documenteren dat het doel dichterbij komt en voeren zo de spanning op: ‘Toen hij in de buurt van Jericho kwam’ (18:35); ‘Jezus ging Jericho in en trok door de stad’ (19:1); ‘aangezien hij nu dicht bij Jeruzalem was’ (19:11). Aan zijn leerlingen onthult Jezus nu onomwonden wat hem in de stad te wachten staat: ‘We zijn nu op weg naar Jeruzalem, en alles wat door de profeten is geschreven zal men de Mensenzoon laten ondergaan. Want hij zal worden uitgeleverd aan de heidenen … hij zal worden gedood, maar op de derde dag zal hij opstaan’ (18:31-33). Intocht in de stad (19:28-46) ‘Na deze woorden trok Jezus verder, op weg naar Jeruzalem.’ Wij volgen Jezus nu op de voet. Nauwkeurige plaatsbepalingen verhogen de spanning rond de intocht van de profeet in de 20
stad: ‘Toen hij Betfage en Betanië bij de Olijfberg naderde … Toen hij op het punt stond de Olijfberg af te dalen … Toen hij Jeruzalem voor zich zag liggen … Hij ging naar de tempel’ (19:25-45). Als een profeet regelt Jezus eerst zelf zijn intocht in de stad; als een profeet roept hij de stad met steeds dreigender woorden tot inkeer: hij voorziet nu haar verwoesting (19:41-43); als een profeet jaagt hij ook de handelaars uit de tempel, waarbij hij zich op Jesaja en Jeremia beroept: ‘Er staat geschreven: “Mijn huis moet een huis van gebed zijn”, maar jullie hebben er een rovershol van gemaakt!’ In de tempel (19:47-21:38) ‘Dagelijks gaf hij onderricht in de tempel. De hogepriesters, de schriftgeleerden en de leiders van het volk wilden hem uit de weg ruimen, maar ze wisten niet hoe ze dat moesten doen, want het hele volk hing aan zijn lippen.’ Het conflict escaleert. De autoriteiten in de stad zijn er nu zonder meer op uit om Jezus te doden. Voorlopig is hun actie tegen Jezus van verbale aard. In antwoord op de vraag naar zijn bevoegdheid vertelt Jezus de parabel van de pachters van de wijngaard, die eerst de knechts die de eigenaar gestuurd heeft afranselen om ten slotte diens zoon te doden (20:9-19). Zo gaat de stad om met de profeten en in hun spoor met Jezus. In een rede over de toekomst gaat Jezus opnieuw uitvoerig in op de verwoesting van Jeruzalem. De aankondiging wordt steeds dramatischer; aan de stad ‘wordt de straf voltrokken, waardoor alles wat geschreven staat in vervulling zal gaan … en een zwaar vonnis zal de bevolking treffen’ (21:20-24). De profeet veroordeeld en ter dood gebracht (22:1-23:48) ‘Het feest van het Ongedesemde brood, dat Pesach genoemd wordt, was bijna aangebroken. De hogepriesters en de schriftgeleerden zochten naar een mogelijkheid om hem uit de weg te ruimen, maar dan heimelijk, bang als ze waren voor de reactie van het volk.’ 21
De Joodse autoriteiten gaan nu over tot fysiek geweld. Terwijl Pilatus Jezus onschuldig verklaart, drijven zij door dat hij moet sterven. Als een profeet bepaalt Jezus zelf waar ze het paasmaal houden. Tijdens deze maaltijd voorzegt hij dat Petrus hem driemaal zal verloochenen (22:31-34). Dit gebeurt kort daarna, precies zoals hij had voorzegd. Daarop blinddoeken de soldaten hem en vragen: ‘Profeteer nu maar, wie is het die je geslagen heeft?’ (22:5465) Terwijl hij wordt weggeleid om gekruisigd te worden richt Jezus zich in de persoon van de ‘dochters van Jeruzalem’ voor de vierde en laatste keer met een dreigende, profetische oproep tot de stad (23:27-31). Deze bezegelt haar eigen lot. Het drama nadert zijn ontknoping. De profeet tot leven gewekt en in het gelijk gesteld (23:49-24:49) ‘Alle mensen die Jezus gekend hadden waren op een afstand blijven staan, ook de vrouwen die hem vanuit Galilea gevolgd waren en alles hadden zien gebeuren.’ Het laatste deel van het verhaal speelt zich af in de kring van Jezus’ volgelingen in Jeruzalem. Zo keren wij terug in het vrome, Joodse milieu dat ook aan het begin van het verhaal werd getekend. Het optreden van de profeet, dat door God zelf in gang werd gezet, wordt nu ook door hemzelf afgerond. Dat verklaren twee mannen in stralende gewaden tegenover de vrouwen die zijn graf bezoeken: ‘Waarom zoekt u de levende onder de doden? Hij is niet hier, hij is uit de dood opgewekt.’ In één adem bevestigen ze ook de uitspraken die Jezus als profeet heeft gedaan: ‘Herinner u wat hij u gezegd heeft toen hij nog in Galilea was.’ Onderweg naar Emmaüs gaan de ogen van de twee leerlingen open voor Jezus als ‘een machtig profeet in woord en daad’, die hun hogepriesters en leiders hebben laten kruisigen, maar die zo ‘zijn glorie moest binnen gaan’. De leerlingen krijgen de opdracht om hiervan getuigenis af te leggen, te beginnen in Jeruzalem. ‘Blijf in de stad tot jullie met kracht uit de hemel zijn bekleed.’
22
Afscheid en vertrek (24:50-53) ‘Hij nam hen mee de stad uit, tot bij Betanië.’ Jezus’ optreden eindigt zoals dat van de profeet Elia: hij wordt in de hemel opgenomen (vergelijk 2 Koningen 2:11). Daarna brengt Lucas de lezers terug naar de plek waar het allemaal begon: ‘Ze brachten hem hulde en keerden in grote vreugde terug naar Jeruzalem, waar ze voortdurend in de tempel waren en God loofden.’ De betrouwbaarheid Lucas draagt zijn boek op aan de hooggeachte Theofilus, zijn beschermheer en sponsor. Door het verhaal van Jezus’ optreden in ordelijke vorm op schrift te stellen wil hij deze ‘overtuigen van de betrouwbaarheid van de zaken waarin u onderricht bent’. In het voorafgaande hebben we de ordelijke vorm van Lucas’ verhaal in grote lijnen in kaart gebracht. We willen nu op grond van dit overzicht proberen de betrouwbaarheid die Lucas nastreeft nader te bepalen. In welke zin wordt de betrouwbaarheid van de christelijke boodschap door Lucas’ verhaal versterkt? Gaat het om de historische betrouwbaarheid van de feiten of streeft Lucas eerder een ander soort betrouwbaarheid na? Uit het overzicht valt duidelijk af te lezen dat Lucas alles in het werk stelt om de geschiedenis van Jezus’ optreden te plaatsen binnen de geschiedenis van God met zijn volk Israël. Zijn overtuigingskracht is erop gericht te laten zien dat zijn verhaal over Jezus deel uitmaakt van en de voortzetting is van het bijbelse verhaal over de God van Abraham, die met zijn volk onderweg is. De totale compositie vertoont een aantal trekken die in deze richting wijzen. In de eerste hoofdstukken van zijn evangelie imiteert Lucas onmiskenbaar de stijl van de Griekse bijbelvertaling waarmee hij vertrouwd is. Hij schrijft bewust ‘bijbelse’ verhalen. Deze verplaatsen ons naar de tempel in Jeruzalem en naar de kring van vromen die daar thuis zijn. Dit traditionele, volgens de Wet van Mozes levende milieu vormt de bakermat van Jezus. Het begin van Lucas’ boek leest als een naadloze voortzetting van de verhalen over Gods bemoeienis met Abraham, Simson, Samuël. 23
Ook wijdt Lucas bijzondere aandacht aan Johannes de Doper. Hij geeft hem het profiel van een bijbelse profeet, met de geest en de kracht van Elia en geheel in de traditie van profeten als Amos, Jesaja en Jeremia. Door de opvallende parallel die Lucas tussen Johannes en Jezus aanbrengt, plaatst hij ook deze laatste in de lijn van de klassieke profeten van Israël. In dit opzicht is er sprake van een fundamentele continuïteit tussen Gods werkzaamheid van vroeger en nu. De God van Abraham, die van oudsher door de profeten tot zijn volk gesproken heeft, richt zich nu, net als vroeger, door de profeten Johannes en Jezus opnieuw tot hen. Veelzeggend in dit opzicht is verder dat de stad Jeruzalem letterlijk en figuurlijk de bestemming van Jezus’ profetische zending vormt. ‘Het gaat niet aan dat een profeet omkomt buiten Jeruzalem.’ Deze stelregel bepaalt heel de opbouw van het verhaal. Jezus komt uit Israël voort en is voor Israël bestemd. Hij komt om Jeruzalem te verlossen, Israël te bevrijden. Aan het eind van zijn boek stelt Lucas, bij monde van Jezus zelf, met nadruk vast dat alles wat in de Wet van Mozes, bij de Profeten en in de Psalmen over hem geschreven staat in zijn optreden in vervulling is gegaan. De Bijbel vertelt het verhaal van God met zijn volk Israël en Lucas’ verhaal over de profeet Jezus vormt daar klaarblijkelijk een onderdeel van. Lucas hecht eraan om te laten zien dat zijn verhaal naadloos in de bijbelse geschiedenis van Israël past. In welk opzicht kan deze specifieke presentatie van Jezus’ optreden door Lucas de betrouwbaarheid van de christelijke boodschap voor Theofilus versterken? In elk geval sterkt Lucas’ verhaal hem in de overtuiging dat het geloof waarin hij onderricht is geen nieuwlichterij is, maar tot de oude, eerbiedwaardige Joodse traditie behoort. Theofilus, zelf waarschijnlijk geen Jood, maakt dus als volgeling van Jezus deel uit van een godsdienst die zeer oude wortels en rechten heeft. Bovendien bevestigt Lucas’ verhaal voor Theofilus de betrouwbaarheid van de God van Israël die hij nu dient. Het optreden van Jezus betekent niet dat God
24
met zijn uitverkoren volk breekt om onder de andere volken opnieuw te beginnen. Niets is minder waar. De God van Abraham blijft zijn volk Israël trouw. Er is geen sprake van een abrupte koerswijziging. Dat er nu ook mensen geroepen worden die niet van Joodse afkomst zijn, zoals Theofilus, ligt geheel in de lijn van de manier waarop God van oudsher met zijn volk is omgegaan. Het optreden van de profeet Jezus maakt deel uit van een consis tent, goddelijk beleid. Wat God al eerder door de profeten liet aankondigen, brengt hij nu door Jezus ten uitvoer: hij ontsteekt licht voor zijn volk Israël en ook voor de andere volken. Hij blijft zijn volk trouw, schrijft het niet af, maar verruimt wel het lidmaatschap. De betrouwbaarheid die Lucas met zijn verhaal wil bevestigen, betreft zeker niet in de eerste plaats het al of niet gebeurd zijn van de door hem vermelde feiten. Voor Lucas staat de betrouwbaarheid van de God van Israël voorop. Deze heeft, trouw aan zichzelf en aan zijn volk, Jezus als profeet gezonden zoals hij al vele malen eerder profeten gestuurd heeft. Door de zending van Jezus, ‘een machtig profeet in woord en daad in de ogen van God en van het hele volk’, heeft hij de beloften vervuld die hij bij monde van eerdere profeten deed.
25