IkdenkaanU
17-10-2008
14:53
Pagina 1
Ik denk aan U
IkdenkaanU
17-10-2008
14:53
Pagina 2
Voor Nel en voor Inge ‘Soms geloof ik dat goede lezers zwanen zijn van nog donkerder en zeldzamer pluimage dan goede schrijvers. Lezen is, vooralsnog, een bezigheid die op die van het schrijven volgt: geduldiger, beschaafder en intellektueler.’ Jorge Luis Borges In: Wereldschandkroniek. Uitg. De Bezige Bij Amsterdam, 1970.
IkdenkaanU
17-10-2008
14:53
Pagina 3
Ik denk aan U Dagboek bij stille tijd Samengesteld door Liesbeth Goedbloed
U ITGEVERIJ B OEKENCENTRUM , Z OETERMEER
IkdenkaanU
17-10-2008
14:53
Pagina 4
www.uitgeverijboekencentrum.nl
Ontwerp omslag: Studio Vrolijk, Margreet Kattouw layout/dtp binnenwerk: Gerard de Groot
ISBN 978 90 239 2294 0 NUR 707 Š 2009 Uitgeverij Boekencentrum, Zoetermeer Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieÍn, opnamen of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
IkdenkaanU
17-10-2008
14:53
Pagina 5
Woord vooraf
Voor het slapen gaan, lees ik het liefst mooie, troostende, geruststellende verhalen – over Olivier B. Bommel, Mma Ramotswe en Winnie de Poeh. En kookboeken. Ik lees geen droevige of enge verhalen, want daar kan ik niet van slapen, en ook geen bijbels dagboek. Jaren geleden heb ik de goede gewoonte – iedereen deed het, dus het was een goede gewoonte – opgegeven om voor het slapen gaan in een dagboek te lezen. Niet dat ik geen lezer ben – woordhonger genoeg – maar het lezen van dagboeken verveelde me. Dat had twee redenen. De eerste is dat veel dagboeken door maar een paar mensen geschreven zijn en ik ben ervan overtuigd dat niemand in zijn eentje in staat is de reikwijdte te kennen van de Schepper van hemel en aarde. Het Boek der boeken is door minstens vijftig personen geschreven en daaruit volgt dat de Geest van God in de communicatie met mensen de voorkeur geeft aan meerstemmigheid. Alleen zo raak je als lezer niet snel verveeld. De tweede reden is dat ik niet van stichtelijke teksten houd. Daarvoor kan ik zo gauw geen mooie, bijbelse reden bedenken. De teksten in Ik denk aan U zijn afkomstig van kinderen en theologen, christenen, joden en atheïsten, schrijvers en dichters, journalisten en acteurs, huisvrouwen en wetenschappers. Ze zijn niet perse stichtend. Soms zijn ze zelfs ronduit onstichtelijk, grappig of verontrustend. En ze weerspiegelen waarschijnlijk allemaal de specifiek vrouwelijke kijk op het leven en het geloof die mij sinds mijn geboorte eigen is. Daarbij hield ik mij aan de cyclus van het kerkelijke jaar. Aan de feesten die ieder jaar op dezelfde datum gevierd worden, zoals kerst, besteed ik aandacht op die bepaalde datum. Voor de feesten die ieder jaar op een andere datum gevierd worden, zoals Pasen, heb ik de kalender van 2009 aangehouden. Ze worden echter niet expliciet genoemd, zodat dit dagboek ook in later jaren gebruikt kan worden. Bij de selectie van de teksten had ik maar één criterium. De teksten moesten mensen aan het denken zetten over zichzelf, over het leven of over hun God. In de krant van 16 juli 2008 las ik een 5
IkdenkaanU
17-10-2008
14:53
Pagina 6
krantenbericht dat aan dit selectiecriterium leek te voldoen. Er stond boven: ‘Het beest van Libanon komt vrij’. Het beest van Libanon heet Kuntar en hij ging op 22 april 1979 naar de NoordIsraëlische stad Nahariya om ‘zoveel mogelijk mensen te vermoorden’. Eerst schoot hij, met zijn kameraden, een agent dood, vervolgens gijzelde hij Danny Haran en zijn 4-jarige dochter Einat. De moeder kon ontsnappen. Samen met haar 2-jarige dochtertje Yael verstopte ze zich in de bergruimte, terwijl haar man en dochter werden vermoord. Ik citeer uit het krantenbericht: ‘Toen Samar uit haar schuilplaats werd bevrijd, bleek dat intussen ook Yael was overleden. Om te voorkomen dat Kuntar hen zou horen, had ze haar hand over de mond van haar dochter gehouden en haar zo per ongeluk verstikt.’ Kuntar werd tot 542 jaar cel veroordeeld, maar kwam vrij bij een gevangenenruil. Hij had, volgens een voormalige celgenoot, geen spijt van zijn daden en werd juichend binnengehaald in Libanon. Toen ik deze tekst las, werd mijn bloed koud. Ik was in tranen en er ging van alles door mijn hoofd – gedachten over het onmetelijke verdriet van deze moeder, over Psalm 137, over wraak en over de troost van het laatste oordeel. Dit dagboek was al in de maak en ik overwoog het bericht op te nemen, in combinatie met Psalm 137. Ik vond dat Nederlandse christenen minstens één dag in het jaar voor deze Joodse vrouw moesten bidden. En dat vind ik nog steeds. Omdat het bericht wel erg gruwelijk was, vroeg ik mijn man Coen om advies. Zou hij deze tekst opnemen of niet? ‘Nee’, zei hij, ‘je maakt een dagboek om mensen te troosten.’ ‘Maar dit is het leven zoals het is’, zei ik. ‘Dat mag toch in zo’n dagboek?’ Dit krantenbericht voldeed aan alle eisen die ik stelde aan zo’n dagboektekst: het weerspiegelde het leven zoals het was, het móest mensen wel raken, iedereen die dit las zou voor Samar bidden en bovendien schreeuwde dit krantenbericht om een antwoord waarin de troost van Gods Geest zou klinken. Toch is dit bericht er uiteindelijk niet ingekomen. Niet omdat het te gruwelijk was, maar omdat ik aanneem dat de meeste mensen – net als ik – in de loop van een alledaagse dag wel genoeg kwaad tegenkomen voor één dag. Zulk klein verdriet weegt niet op tegen het verdriet van Samar. Maar ook de “kleine” problemen kunnen aan je vreten: enzaamheid, huwelijksverdriet, hormoonschommelingen, mislukte cakes, kinderziektes, angsten, sterfgevallen. 6
IkdenkaanU
17-10-2008
14:53
Pagina 7
Ik kwam dus uit bij een andere Psalm, die beter weergeeft wat ik wil zeggen. Dat is Psalm 56 uit De psalmen in de bewerking van Lloyd Haft (Uitg. Querido Amsterdam, 2003). In deze Psalm ontkent Lloyd Haft de verminkende en bevuilende realiteit niet. Hij schrijft: Eén woord zal staan: het uwe zeg ik. Wat ik zeg, verminken, bevuilen zij: want zij zijn met velen. Maar ik vrees niet, of noem mijn vrees vertrouwen. Ik zeg dat u mij wacht: mijn tranen bijhoudt, mijn treden telt tot ik bij u ben. Ik denk aan u: zo kan ik hen vergeten. Dat u mij wacht: ik zeg dat dit uw woord is, dat ik staande houd: o dat het mij ook staande houden mag. ‘Ik denk aan u: zo kan ik hen vergeten.’ Ik denk aan u – en niet alleen aan mijn bange dromen, niet alleen aan mijn grote angsten, mijn verdriet of het ondragelijke lijden van anderen. Dat vergeet ik, wanneer ik aan U denk - aan U en aan het gezicht van onze lieve, lijdende Heer. Liesbeth Goedbloed
7
IkdenkaanU
17-10-2008
14:53
Pagina 8
IkdenkaanU
17-10-2008
14:53
Pagina 9
Deze God 1 januari Nieuwjaarsdag Psalm 48:8 (berijmd) Want deze God is onze God; Hij is ons deel, ons zalig lot, door tijd noch eeuwigheid te scheiden; ter dood toe zal Hij ons geleiden. (Het Boek der Psalmen, 1773) Het credo van het volk Israël is: ‘De H EER , onze God, is één.’ Hij is niet alleen een God uit één stuk, maar zoals Hij is er ook niet één. Hij is uniek, niemand is zoals Hij. Er zijn wel andere goden en machten – daar draait de Bijbel niet omheen – maar ze zijn niet zoals God. In weinig Psalmen klinkt de grote liefde voor die éne God zo duidelijk, als in Psalm 48: ‘Want déze God is ónze God.’ Als de dichter kon kiezen welke God de God van hemel en aarde zou zijn, dan zou hij kiezen voor deze God en niet voor een ander. Liesbeth Goedbloed
Wie is God? 9
IkdenkaanU
17-10-2008
14:53
Pagina 10
Hem zien, zoals Hij is 2 januari 1 Johannes 3:1–3 Ziet, welk een liefde ons de Vader heeft gegeven, dat wij kinderen Gods genoemd worden, en wij zijn het ook. Daarom kent de wereld ons niet, omdat zij Hem niet kent. Geliefden, nu zijn wij kinderen Gods en het is nog niet geopenbaard, wat wij zijn zullen; maar wij weten, dat, als Hij zal geopenbaard zijn, wij Hem gelijk zullen wezen; want wij zullen Hem zien, gelijk Hij is. En een ieder, die deze hoop op Hem heeft, reinigt zich, gelijk Hij rein is. (NBG 1951) Het mooie aan het Koninkrijk van God is dat het nog een verrassing is. Net als de Koning van Gods Rijk, Die ons blijft verbazen met de dingen die Hij doet. ‘En terwijl hij sprak zag hij er in hun ogen niet langer uit als een leeuw. De dingen die daarna gebeurden waren zo indrukwekkend en prachtig dat ik ze niet kan opschrijven. Voor ons is dit het einde van de kronieken van Narnia. Maar voor hen was het nog maar het begin van het echte verhaal. Hun hele leven in deze wereld en al hun avonturen in Narnia waren niet meer geweest dan de omslag en de titelpagina. Nu begonnen ze eindelijk aan Hoofdstuk Een van het Grote Verhaal dat niemand op aarde nog gelezen heeft, dat eeuwig blijft doorgaan en waarin ieder hoofdstuk mooier is dan het vorige.’ C.S. Lewis In: Het laatste gevecht. Uitg. Kok Kampen, 2006.
10 Wie is God?
IkdenkaanU
17-10-2008
14:53
Pagina 11
Wie is de Zoon van God? 3 januari Johannes 13:1–5 En vóór het Paasfeest, toen Jezus wist, dat zijn ure gekomen was om uit deze wereld over te gaan tot de Vader, heeft Hij de zijnen, die Hij in de wereld liefhad, liefgehad tot het einde. En onder de maaltijd, toen de duivel reeds Judas, Simons zoon Iskariot, in het hart had gegeven Hem te verraden, stond Hij, wetende, dat de Vader Hem alles in handen had gegeven en dat Hij van God uitgegaan was en tot God heenging, van de maaltijd op, en Hij legde zijn klederen af en nam een linnen doek en omgordde Zich daarmede. Daarna deed Hij water in het bekken en begon de voeten der discipelen te wassen, en af te drogen met de doek, waarmede Hij omgord was. (NBG 1951) Als Jezus, voor het Paasfeest, zijn kleed aflegt en de voeten van de discipelen gaat wassen, dan weet Hij wie Hij is. Bij de voetwassing cijfert Jezus zichzelf niet weg, maar Hij verloochent zichzelf. En daarmee laat Hij zien wie Hij is: de Zoon van God die zichzelf vernederd heeft. ‘En ik geloof in één Heere Jezus Christus, den eniggeboren Zoon van God, geboren uit den Vader vóór alle eeuwen; God uit God, Licht uit Licht, waarachtig God uit waarachtig God, geboren, niet gemaakt, van hetzelfde Wezen met den Vader, door Welken allen dingen zijn. Die om ons mensen en om onze zaligheid is nedergekomen uit den hemel, en vlees geworden is van den Heiligen Geest uit de maagd Maria, en een mens is geworden.’ Geloofsbelijdenis van Nicéa In: Het Boek der Psalmen. Uitg. GBS Dordrecht, z.j.
Wie is God? 11
IkdenkaanU
17-10-2008
14:53
Pagina 12
De onzichtbare God 4 januari Kolossenzen 9:15–20 Christus is het beeld van de onzichtbare God, hij is als eerstgeborene verheven boven de hele schepping. Want God heeft door hem alles geschapen in de hemel en op de aarde, het zichtbare en het onzichtbare, zoals tronen en heerschappijen, overheden en machten. Alles is door hem en voor hem geschapen. Hij bestaat vóór alles en alles bestaat dankzij hem. Hij is ook het hoofd van het lichaam, de kerk. Hij is haar oorsprong, de eerste die uit de dood is opgestaan, zodat hij in alle opzichten de eerste is. Want God heeft volledig in hem willen wonen, en door hem alles met zich willen verzoenen, alles op de aarde en in de hemel. (GNB 1996) God is goed. God is groot. Wij aanbidden Hem. Zo zou je de geloofsbelijdenis van de Grieks-orthodoxe kerk kunnen samenvatten. Deze kerk heeft niet veel dogma’s en dat is te danken aan hun opvatting over de ondoorgrondelijkheid van God. Hij is zo groot dat je Hem alleen kunt aanbidden! O grote Christus, eeuwig licht! Niets is bedekt voor Uw gezicht; Die ons bestraalt, waar wij ook gaan, Al schijnt geen zon, al licht geen maan. Avondzang, vers 1 In: Het Boek der Psalmen. Uitg. GBS Dordrecht, z.j.
12 Wie is God?
IkdenkaanU
17-10-2008
14:53
Pagina 13
Hoe ziet God eruit? 5 januari Lukas 7:44–47 Daarop keerde Hij zich om naar de vrouw en zei tegen Simon: ‘Ziet u deze vrouw? Ik kwam uw huis binnen. Water voor mijn voeten hebt u Me niet gegeven, maar zij heeft met tranen mijn voeten nat gemaakt en ze met haar haren afgedroogd. Een kus hebt u Me niet gegeven, maar zij heeft sinds Ik hier binnenkwam onophoudelijk mijn voeten gekust. Mijn hoofd hebt u niet met olie gezalfd, maar zij heeft mijn voeten gezalfd met balsem.’ (WV 1995) Theologen hebben boekenkasten volgeschreven over de woorden die Jezus sprak. Daarbij vergeleken is de lichaamstaal die Hij sprak, maar een ondergeschoven kindje. Op de website van Stichting Promise las ik een interessant artikel over dit onderwerp: ‘Steeds weer heeft men zich gedachten gevormd omtrent de gedaante van Jezus. In Psalm 45:3 staat: “Gij zijt veel schoner dan de mensenkinderen.” In Jesaja 53:2 wordt gezegd dat Hij gedaante noch heerlijkheid had. Zijn lichaamstaal was niet gemaakt, maar volkomen in overeenstemming met Zijn zondeloze ziel. Bij de gevangenneming weken de gerechtsdienaren terug voor Zijn “lichaamstaal” van woord, blik en gestalte (Joh. 18:6). Bij de schriftgeleerden en Farizeeën beproefde Hij hun afgestompte geweten door hun blik te vangen, bij de genezing van de man met de verschrompelde hand (Luk. 6:10). Hoe vlamde Zijn toorn toen op en maakte weer plaats voor diepe droefheid (Mar. 3:5). Bij Markus 10:23 werkten Zijn ogen mee om de apostelen de gevaren van grote rijkdom in te prenten. Daarna is er in vers 27 weer een blik om hen troost te geven en te benadrukken dat bij God niets onmogelijk is.’ Op de website van Stichting Promise, te Oudewater.
Wie is God? 13
IkdenkaanU
17-10-2008
14:53
Pagina 14
Genoeg 6 januari Johannes 15:5–6 Ik ben de wijnstok en jullie zijn de ranken. Als iemand in mij blijft en ik in hem, zal hij veel vrucht dragen. Maar zonder mij kun je niets doen. (NBV) De drie wijzen uit het Oosten ondernamen een lange reis, omdat ze een ster hadden gezien. Zij hebben Jezus gezocht en gevonden en ze aanbaden hem. Zoek Jezus veel. Zoek Jezus vroeg, Wie Jezus heeft, die heeft genoeg. In: Het poÍziealbum van Liesbeth Goedbloed.
14 Wie is God?
IkdenkaanU
17-10-2008
14:53
Pagina 15
De Geest van Christus 7 januari Markus 6:33–35 Men zag hen weggaan en velen herkenden hen. Uit alle steden haastten ze zich te voet daarheen en kwamen er eerder aan dan zij. Toen Hij van boord ging, zag Hij een grote menigte, en Hij had zeer met hen te doen, omdat ze als schapen zonder herder waren, en Hij begon hen uitvoerig te onderrichten. (WV 1995) Omdat Jezus geestelijk bijzonder scherp zag, wist Hij wat mensen nodig hadden en kon Hij Zijn emoties de juiste plek geven. ‘Wat onze tastzin betreft, reiken onze zintuigen niet verder dan een kleine meter. Ons gehoor reikt een aantal meters. Ons gezichtsvermogen reikt een aantal kilometers. Het bereik van ons verstand is veel en veel groter. Het bereik van onze geest strekt zich uit tot in de eeuwigheid, tot in het oneindige, tot in God. Omdat Jezus als het ware met Zijn geest voorop leefde, raakte Hij iedere situatie eerst met Zijn geest aan. De emotionele reacties die Hem tot handelen aanzetten, kwamen daardoor voort uit een geestelijke waarneming. In Markus 6:34 lezen we: ‘En toen Hij uit het schip ging, zag Hij een grote schare en werd met ontferming bewogen, omdat zij waren als schapen, die geen herder hebben, en Hij begon hen vele dingen te leren.’ Wat gebeurde er? Jezus “zag” wie ze waren. Hij zag niet alleen een menigte – mannen, vrouwen en kinderen. Hij had ook een geestelijk beeld van wie ze waren: als schapen zonder dat iemand voor hen zorgde. Dit geestelijke beeld had een emotionele reactie tot gevolg: mededogen. En dit bracht Hem tot de passende handeling: Hij begon hen te onderwijzen en later gaf Hij hen te eten. Op de website van Stichting Promise, te Oudewater.
Wie is God? 15