Wanneer iemand in je directe omgeving op sterven ligt of overlijdt, confronteert je dat met ingrijpende vragen. Wie moet je allemaal bellen? Waar wil hij of zij begraven worden? Wat moet je op de kaart zetten? En dat is nog maar het begin. Ds. P. Vermaat heeft jarenlange ervaring in het begeleiden van families rond de uitvaart. Op de hem kenmerkende pastorale manier gaat hij in op vragen over opbaren, cremeren en begraven, het graf en de begraafplaats, de kaart en de advertentie en allerlei andere onderwerpen. Ds. P. Vermaat is emeritus-predikant te Veenendaal. Hij schreef twee boeken over rouwverwerking en begraven.
ISBN 978 90 239 2348 0 | NUR 749
Ds. P. Vermaat Liever toch bezoek
Een pastoraal en praktisch boek dat vragen beantwoordt over afscheid nemen, sterven en begraven.
Ds. P. Vermaat
Liever toch bezoek Over de laatste eer
9 789023 923480
www.uitgeverijboekencentrum.nl
Vermaat.indd 1
21-07-09 15:33
Ds. P. Vermaat
Liever toch bezoek Over de laatste eer
Uitgeverij Boekencentrum, Zoetermeer
www.uitgeverijboekencentrum.nl
Ontwerp omslag: Geert de Koning ISBN 978 90 239 2348 0 NUR 749 Š 2009 Uitgeverij Boekencentrum, Zoetermeer Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieÍn, opnamen of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
รก la barrique (2 Tim. 2:21)
5
Woord vooraf We maken steeds vaker verre reizen. Zorgvuldig worden de grote en kleine letters van reisgidsen gelezen. Een annuleringsverzekering is mogelijk. Dat geldt helaas niet voor de laatste reis, die we allen móéten maken. Hoe zeker deze reis ook is, uit een kro-onderzoek bleek onlangs dat tweederde van de Nederlanders er niet bij stilstaat, laat staan iets voor regelt. Familie en vrienden worden onwetend en onzeker achtergelaten. Als erover gesproken wordt, is dat wel openlijker dan vroeger. Maar te weinig gaat de Bijbel open op thema’s als sterven en begraven of cremeren. Veel bijbelkennis is weggelekt, waardoor bij de laatste eer Schepper en schepsel oneer wordt aangedaan. Vroegere generaties waren er intens mee bezig en daarom zijn hun antwoorden waardevol. Maar in onze tijd worden weer andere vragen gesteld, die ook beantwoord moeten worden. Er bleek behoefte aan een sterk herziene uitgave van een eerder uitgegeven boek. Samen met de christelijke Stichting Op Doorreis kwam het tot stand. Veel van de gedichten zijn niet meer opgenomen, omdat zij verzameld zijn op een tweetal cd’s ‘Wandelen aan zee’, omgeven met instrumentale en koormuziek. In de heruitgave van Nooit meer blij? komt aan de orde hoe we op de moeilijke rouwweg toch verder kunnen komen. Na meer dan duizend begrafenissen besef ik als predikant veel gouden momenten te hebben meegemaakt, die het bewaren waard zijn. In een van de gemeenten leerde ik haar kennen. Inmiddels zelf in Gods vrede ingegaan, liet mevrouw L.M. Brinkman (Troostend weten, pag. 46) een behartigenswaardige boodschap na: In het ritme van de dagen, in het keren van de nacht, weten wij (naast duizend vragen), dat eenmaal de dood ons wacht. 6
Nu een nieuwe aarde en hemel in het vooruitzicht zijn gesteld, geeft het rust en moed te weten: onze dagen zijn geteld. Geen mens kan dágen aan zijn leven toevoegen, maar we kunnen wel léven aan onze dagen toevoegen. Juist daarom ontving ik van zulke mensen die als engelen op mijn weg kwamen én van hun woorden liever toch bezoek. Ds. P. Vermaat, Veenendaal voorjaar A.D. 2009
7
Inhoud 1 Liever niet in stilte Een boek zonder laatste bladzijden Euthanasie, een nieuw woord met oude papieren De dood op verzoek Niet nodeloos rekken of reanimeren Tussen eer en oneer Geen sporen nagelaten, en ons koningshuis dan? Laten we er nooit aan wennen
13 13 14 15 17 18 20 22
2 Begraven vanuit de Bijbel bezien De bundel der levenden Een kus van God Ziel en lichaam beide Lijk, lichaam of thorarol? Nieuwspoort Hunebedden, kerk en kerkhof Heeft de Reformatie iets vergeten? Klokken, ramen, spiegels Een luie dominee en een onvergetelijke dienst Kinderen rond de kansel en prijsverschillen Niet meer in de kerk
24 24 25 26 27 28 29 31 32 33 34 35
3 Begraven of cremeren, balsemen of cryomeren Van begraven naar cremeren, bijgeloof en ongeloof Het antwoord van de kerken Blijven luisteren, feiten en cijfers Cremeren is hygiĂŤnischer en milieuvriendelijker? Cremeren minder vernederend? Cremeren vergt minder grond?
38 38 40 41 42 44 45 9
Cremeren goedkoper, een kostenvergelijking Na tien jaar word je toch ook verbrand? Geen omkijken naar, of ruimte en een vaste plek? Met de dood is alles voorbij? Crematie is onherroepelijk, maar niet voor God Aanwezig bij een crematie? Balsemen, vroeger en nu Manieren van balsemen, vriesdrogen of cryomeren Samenvatting
4 Stilte en drukte rond de sterfdag Een getuigend sterven De plaats van het sterven Ziekenhuis Zorgcentrum of hospice Thuis Als het einde werd gezocht of juist niet Wassen, afleggen en opbaren Condoleren, wie en wanneer Dienst van Woord en gebed? Orde van dienst V贸贸r de begrafenis of erna? Bidden voor de doden? Bidprent of bedankkaart Een kinderbegrafenis Een miskraam Gordijnen dicht? Harten open
47 49 49 50 52 53 56 57 59
60 60 62 63 64 65 66 67 69 71 72 74 75 76 77 78 79
5 Rouwkaart en advertentie 81 De tekst 81 Het woordgebruik 83 De uitvoering 86 Achteraf 88 De advertentie 88 De kranten 9o 10
Ook nog na jaren? Papier is geduldig, maar de naam blijft
91 92
6 Wat verder geregeld moet worden Niet overhaast De dood moet worden vastgesteld Er gaat een dominee voorbij Lijkschouwing, obductie of donorschap Het lichaam beschikbaar of juist niet Welke bedienaar Jezus’ graf en onze kist Apart doodshemd of gewone kleding Een opbaarfoto? Waarvoor gezorgd wordt Kleding van de rouwstoet Welke predikant Dragers en volgauto’s Vanuit sterfhuis, zorg- of opbaarcentrum Als niet wordt begraven Geen bloemen, geen toespraken? Welke begraafplaats Stijl op het kerkhof Nabegrafenis Noodzakelijke administratie Bedankkaartje Erfenis of ergernis Een testament Als minderjarige kinderen achterblijven Liever toch bezoek
94 94 95 96 97 99 100 101 103 105 106 107 108 110 111 113 114 116 119 121 122 123 124 126 127 128
7 Ook de stenen spreken Wandelen op een begraafplaats Rechten en plichten God ruimt geen mensen Grafstenen, een foto of digitale steen
130 130 131 133 135 11
Symbolen worden cimbalen Teksten Verzorging Je vindt er toch wat!
137 140 141 142
Waaraan gedacht moet worden
144
Stichting Op Doorreis
146
Adressen van hulpverlenende instanties
148
Verantwoording en voor verdere doordenking
150
12
1 Liever niet in stilte Een boek zonder laatste bladzijden ‘De begrafenis heeft in stilte plaatsgevonden.’ Woorden uit een rouwbericht die ons overvielen, omdat we de overledene goed kenden. Soms wisten we wel dat hij ziek was, maar niet dat het einde zo dichtbij was. Graag hadden we afscheid willen nemen, met de familie willen meeleven, bij de begrafenis of rouwdienst aanwezig willen zijn. Maar dat kan niet meer. Volgens de advertentie wilde de familie het stil houden. Liever geen bezoek. Of was het niet op verzoek van de familie, maar van de overledene zelf? ‘Alles in stilte. Ik hoef geen pottenkijkers bij mijn kist.’ Of waren er andere redenen om het zo te doen? Veelgehoorde opmerkingen naar aanleiding van een regeltje in een rouwbericht. Was erover nagedacht of was het eens een keer in het voorbijgaan gezegd en dus ook maar uitgevoerd? Aan het begin van dit boek veroorloof ik mij een paar inhoudelijke opmerkingen over een regelmatig terugkerend regeltje in een rouwbericht. Bij het condoleren gaat het om meer dan alleen ‘kijken hoe hij of zij erbij ligt’. Het gaat om het uitwisselen van gevoelens van spijt, van verdriet en gemis. Het is heilzaam om samen terug te bladeren in een levensboek. Condoleren is niet alleen zien hoe sterk of hoe zwak een rouwdragende is, maar het is samen zoeken naar woorden. ‘Mee-leven’ met elkaar is ook ‘mee-sterven’ met elkaar. Nog even een stukje samen oplopen op het laatste deel van de levensweg. Kleine en grote gebeurtenissen, ervaringen en gevoelens met elkaar delen. Wie dat niet doet of dat een ander niet gunt, blijft zelf of laat de ander met een onaf gevoel achter. Het is als met laatste bladzijden van een boek: als die er niet in zitten of onleesbaar werden, dan kun je het eigenlijk niet wegleggen of je blijft met een aantal vragen rondlopen. Ook de Bijbel spreekt negatief over het ‘alleen sterven’ en het om welke reden dan ook onbegraven blijven (Jer. 8:2, 14:16, 16:4 e.a.). Als 13
Jezus het heeft over de kinderen op de markt, dan laat Hij zien hoe zij in hun spel anderen betrekken bij de vreugde van de bruiloft, maar ook bij het verdriet van de begrafenis (Matth. 11:17). Zelden wordt een geboortekaartje verstuurd met de woorden ‘liever geen bezoek’. Stel je voor, gedeelde vreugde is dubbele vreugde. Maar wie het op een overlijdensbericht laat afdrukken, is vergeten dat ‘gedeelde smart halve smart’ is. Achter een dergelijk verzoek kunnen ook (on)bekende en pijnlijke problemen schuilen. Verstoorde relaties in familieverband of met anderen. Als het plotseling was, worden er soms inderhaast beslissingen genomen die later worden betreurd. Het kan ook te maken hebben met het niet kunnen aanvaarden dat iemand overleed. Maar wie kan dat wel? Daarom is het verstandig voorzichtig te zijn met een oordeel. Zoals het ook goed is om te weten dat voor de verwerking van verdriet na de woorden van God ook woorden van mensen belangrijk zijn. Ook al is er grote voorzichtigheid en wijsheid nodig. Aan het eerste bezoek van zijn vrienden zónder woorden hield Job meer steun over dan aan hun latere bezoeken met veel woorden. Maar ze kwamen wel.
Euthanasie, een nieuw woord met oude papieren Wie zich bezighoudt met de vragen rond sterven, begraven worden en het leren omgaan daarmee, kan niet om het verleden heen. Vanuit de Bijbel en de Reformatie zijn meningen gevormd, die in de eenentwintigste eeuw niet meer of nauwelijks bekend zijn. Steeds minder worden gewoonten en gebruiken rond begin en einde van het leven bepaald door wat in een christelijke levensvisie als ‘normaal’ werd gezien. Als er één woord is waaraan dat duidelijk wordt, dan is het wel het veelgebruikte woord ‘euthanasie’. Het kreeg in de afgelopen jaren een heel andere betekenis dan het oorspronkelijk had. In 1651 gaf Johannes Hoornbeeck een boekje uit onder de titel Euthanasia ofte welsterven. De populaire achttiende-eeuwse Arnhemse predikant Wilhelmus van Eenhoorn schreef als vervolg hierop nóg drie deeltjes over dit onderwerp. Hoornbeeck gaf in zijn deel een beschrijving van het levenseinde van honderden bekende mensen. 14
Hij vermeldt namen uit de tijd van de Bijbel, maar ook uit de eeuwen daarna. De laatste dagen van Karel de Grote, de laatste uren van Calvijn, de laatste minuten van Willem van Oranje, van Erasmus en vele anderen. Een encyclopedie van ‘laatste woorden’ en ‘laatste gebeden’. Hierbij is duidelijk dat bij het woord ‘euthanasie’ (letterlijk: goede, milde dood) wordt gedacht aan het biddend sterven in het geloof, zoals Jakob in Genesis 49. Ook in de vroegere kloosters had de ‘meditatie over de toekomst’ een grote plaats. Daarvan getuigen vele oude kloosterboeken. Maar ook de Bijbel spreekt daarover zoals bij Jakob (Gen. 49) en bij Stefanus (Hand. 6). Drs. K. Exalto toont dat aan in zijn De dood ontmaskerd. Hij laat zien hoe in de Middeleeuwen en de eerste eeuwen na de Reformatie de ‘stervenskunst’ (ars moriendi) een vaste plaats kreeg in het geloofsleven van velen. Dit zal zeker mede beïnvloed zijn door de mystiek in de kloosters (waar men over de ‘vier uitersten’ mediteerde: de dood, het laatste oordeel, de hel en de hemel). Maar ook in de bloeitijd na de Reformatie had deze ‘wel-stervenskunst’ een duidelijke plaats, zoals blijkt uit De vier uitersten der menschen van Thomas Green (1772) en uit het ambt van ziekentroosters, dat van de zestiende tot de negentiende eeuw in de kerk bestond.
De dood op verzoek Een aantal jaren geleden werd ik gevraagd voor een rouwdienst na het komende sterven van een man en vader op vrijdagmorgen ‘omdat mijn vrouw op dat tijdstip toch altijd winkelt en zij dus ook later met dit moment de minste moeite zal hebben’. Toen niet ieder van de kinderen deze ‘euthanasie’ wilde, werd ik er als pastor bij betrokken. Of ik denk aan die huisarts die met de familie afsprak om rond vijf uur in de namiddag ‘langs te komen voor de injectie’ en daar toen een huiskamer vol familie aantrof, waardoor hij het gevoel kreeg dat hij nu ‘op het podium moest optreden’. Toen ik hem hierop later aansprak, omdat deze keuze ook mij als pastor had overvallen, gaf hij toe er achteraf ook zelf grote moeite mee te hebben. Wie de mens niet meer als beelddrager van God ziet, verlaagt op den duur ook zichzelf, waarvoor de Bijbel ons nadrukkelijk waarschuwt: ‘ongerechtigheid verlaagt een volk’ (Spr. 14:34). Zo wordt het begrip ‘de laatste eer’ 15
geweld aangedaan. Huiveringwekkend dichtbij komen dan de woorden uit Psalm 49:21 over ‘de mens, die in waarde is en geen verstand heeft, wordt als de beesten die vergaan’. We leven in een snelle en vluchtige tijd. Het lijkt lang geleden, toch is het goed om er op deze plaats nog eens aan te herinneren. Eind 1994 bracht de ikon als eerste een ‘medische euthanasie’ als documentaire op tv. Algemeen wordt dit programma gezien als een keerpunt in het denken en spreken over euthanasie. Op zijn drieënzestigste verjaardag verkiest Cees Wendel de Joode (al een aantal jaren door een ernstige spierziekte aan zijn rolstoel gebonden) te sterven. Nadat hij eerst nog een slokje port op zijn verjaardag neemt en de woorden ‘op jullie gezondheid’ mompelt in de richting van zijn vrouw en de huisarts, wordt (zichtbaar voor de kijkers) de injectienaald klaargemaakt. Eerst een injectie met een slaapmiddel en daarna de dodelijke injectie. Schokkende beelden. Een dokter die geen ‘geneesheer’ meer is. Een man die ‘op eigen tijd en eigen wijze’ gaat sterven. Een vrouw die als laatste groet aan hem de letterlijk genomen inconsequente woorden spreekt: ‘Als we op reis gingen, deden we het altijd samen, maar nu kan ik niet mee, nu kan ik niet mee...’ Een interkerkelijke omroep die dit alles kritiekloos toont en zwijgt over Jezus’ woorden van eeuwig leven (Joh. 6:69) en ook geen ándere weg wijst als de stervende jarige vertelt dat hij nu ‘op reis gaat naar de Melkweg’. Kortom: het begrip euthanasie begint aan haar betekenisverandering. Het lichamelijke aspect, met als enige vrees bij het eerste spuitje: ‘Als ik daarvan maar niet eng ga dromen.’ Het programma ontving door zijn ‘grensverleggende en uitdagende thema’ veel internationale prijzen. Alleen in het rooms-katholieke Italië werden de laatste twee minuten niet uitgezonden. De discussies over het begrip euthanasie hebben in de Nederlandse wetgeving geleid tot regels die zijn vastgelegd in de nieuwe Wet op de lijkbezorging (1993 en 2009) en bij elk nieuw regeerakkoord komt dit item op verzoek van de christelijke partijen weer aan de orde. Als een poging om de vraag naar deze euthanasie nog enigszins in te dammen, werd in 2002 de Wet op de toetsing levensbeëindiging aangenomen. Daarbij hebben regionale toetsingscommissies de taak om achteraf te zien of de wettelijke regels zijn uitgevoerd. In 2008 16
hadden deze commissies 10 procent meer werk en zij verwachten in de komende jaren een nog verdere toename.
Niet nodeloos rekken of reanimeren Wie naar zijn of haar geweten in deze ontwikkeling niet mee wil gaan, ziet zich voor steeds meer vragen gesteld. Moet het leven van een christen altijd maar worden gerekt? Wie neemt de ultieme beslissing: de patiënt, de familie, de omstanders? Hoe actief zijn de medisch begeleiders? Waar ligt de grens tussen het weigeren of niet meer toedienen van medicijnen of vocht en ‘Gods tijd in onze handen nemen’? Moet de ontluistering van een lichaam of de verstandelijke aftakeling altijd voor lief worden genomen? Of moeten we bij dementie meer van de Ieren leren, die een Europees voorbeeld zijn van ontspannen en zelfs met humor omgaan met dementerende ouderen? Belangrijk is in ieder geval om bij beginnende dementie al vroeg met een herinneringsalbum te beginnen. Vooropgesteld: voor een christen is de belangrijkste vraag ‘wat is mijn enige troost, beide in leven en sterven?’ Het prachtige antwoord van de catechismus begint met: ‘Dat ik met lichaam en ziel het eigendom ben van Jezus Christus’. Daarbij wordt het lichaam als eerste genoemd. Dat wil ook zeggen dat we de zorg voor het lichaam niet zo krampachtig in eigen handen moeten nemen dat het tijdstip van ‘uitbehandeld raken’ steeds verder weg komt te liggen. Daarnaast mogen we de zegen van de pijnbestrijding zeker als een gave van God zien. Nergens roept de Bijbel op om lichamelijk of psychisch lijden nodeloos te verlengen. Als leven alleen nog maar lijden is zonder reële hoop op verandering, dan mag ook gebeden worden om het einde en mogen medische handelingen die dat mogelijk onnodig vertragen, achterwege blijven. Over het grijze gebied tussen de uitersten van ‘dood op bestelling’ of ‘sterven op Gods tijd’ en over de vragen rond palliatieve sedatie, al dan niet een nieuwe chemokuur of vochtinfuus, zal in de komende jaren vaak gesproken worden. Daarbij zal ook eerlijk moeten worden gesteld, dat als het verzoek tot levensbeëindiging van de omstanders uitgaat (hoe aangrijpend menselijk lijden ook is) dit geen argument mag zijn. Voor pijnbestrijding zullen telkens weer nieuwe middelen op de markt komen, die ook weer vragen op17
roepen. Voor een bijbelse en adequate informatie en voor grondiger bezinning verwijs ik naar de toegevoegde adressen van hulpverlenende instanties en de literatuurlijst. Hierbij beveel ik met name het boek Levenswaardigheden aan, dat op een overzichtelijke manier op allerlei concrete vragen ingaat.
Veel voorkomend grafmonument
Tussen eer en oneer ‘Eenieder die de laatste eer aan de overledene wenst te bewijzen, wordt verzocht...’ Bij begrafenisplechtigheden worden vaak dezelfde standaardwoorden gesproken. ‘De laatste eer’ is er één van. Vele begrafenisverenigingen lieten zich met deze naam noemen. Toch lijkt strikt genomen deze naam niet op zijn plaats. De Bijbel noemt de zonde de uiteindelijke oorzaak van de dood (‘het loon van de zonde is de dood’, Rom. 6:23) en ook al wordt daaraan toegevoegd dat ‘de genadegift van God het eeuwige leven is’, daarmee zijn het sterven en de dood op zich niet eervol. God schiep de mens, niet om te sterven, maar om te leven. De lichamelijke dood wordt in de Bijbel ‘een vijand’ genoemd, ook al is het dan wel ‘de laatste vijand’. Een slopend 18
ziekbed en een in ons oog ‘nodeloos vegeteren’ heeft weinig met ‘eer’ te maken, het is een vernedering voor de mens en zijn naaste om geving. Daarom moeten we de ernst van de dood niet proberen weg te nemen door een facelift, waardoor gevoelens van verzet, verslagenheid en verdriet worden ontkend. De manier waarop een uitvaart soms tot een feestje wordt met na afloop ‘een borrel op Jan’, gaat aan de diepste gevoelens van een mens voorbij. Sterven en de dood zijn bitterheden in ons levenslot, die we niet moeten willen mooipraten. De Bijbel roept ons wel op om er onder alle omstandigheden zorg aan te besteden. Onbegraven blijven was een oneer en het lichaam van de mens wordt niet alleen een tent, maar ook een tempel van de Heilige Geest genoemd (1 Kon. 13:28-30, 2 Kon. 9:10, Ps. 79:3, Jer. 8:2, 14:16, 16:4, 1 Kor. 6:19 e.a.). Met een tempel of kerk als gebouw gaan we zelfs behoedzaam om en dat doen we dus ook met het menselijk lichaam, ook al wordt de aftakeling zichtbaar. Het is eigenlijk inconsequent dat de postmoderne mens enerzijds bereid is veel zorg aan zijn of haar lichaam te besteden om het zo lang mogelijk een vitale uitstraling te geven en vervolgens als het einde nadert er achteloos mee om te gaan. Als er geen facelift meer mogelijk of gewenst is, mogen we ons lichaam als een tempel van God niet laten verwaarlozen. Een tempel mag niet moedwillig of door onzorgvuldigheid een bouwval worden. Tot op de laatste dag zullen we proberen de stervende geliefde met zorg te omringen. Vaak kreeg ik als pastor bij het laatste bezoek te horen dat ik nog ‘even moest wachten, omdat moeder nog niet klaar is’. Liefdevolle handen proberen tot het laatst te zorgen dat ‘moeder er netjes bij ligt’. In het verlengde hiervan zijn over begraven en zelfs de plaats van begraven in de Bijbel aangrijpende woorden te vinden. Hoe indringend klinken de massieve woorden van aartsvader Jakob als hij spreekt over een dierbaar plekje grond in de buurt van Bethlehem: ‘Daar heb ik Lea begraven’ (Gen. 49:31). Kocht ook Abraham niet een apart graf bij Machpela voor zijn vrouw (Gen. 50:13)? Wij hebben hier geen blijvende stad. Ook onze graven zijn niet blijvend. Vroeger sprak men over een ‘eeuwigdurend grafrecht’, nu over ‘grafrust voor onbepaalde tijd’. Letterlijk genomen is een dergelijke wijze van spreken onjuist. Dat laat ons het visioen aan Ezechiël 19
zien over het dal met de ‘dorre doodsbeenderen’ (Ez. 37). Het feit dat ook een van de laatste bladzijden van de Bijbel ons zegt dat ‘de zee haar doden teruggeeft’, is ook een teken dat we niet achteloos over het lichaam mogen spreken als slechts het ‘stoffelijk omhulsel’. Zelfs de zee bewaart ze tot Gods dag, ook al gaat dat ons, zoals ook met de vrede van God, ‘alle begrip te boven’ (Filip. 4:7).
Geen sporen nagelaten, en ons koningshuis dan? Het Joods-christelijke denken verwacht eerbied voor het sterven, voor de dood en voor de begraafplaatsen. Het gebeente van Jozef werd driehonderd jaar na zijn heengaan meegenomen uit Egypte naar Kanaän. Dat was niet alleen uit piëteit voor zijn nageslacht, maar het was ook een belijdenis. Het aardse Kanaän met het aardse Jeruzalem zijn het teken van het hemelse Kanaän en het hemelse Jeruzalem dat straks op de nieuwe aarde neerdaalt. Daarom krijgen Joden die buiten Israël worden begraven ook altijd een handje aarde mee uit het beloofde land, waar straks de wederopstanding zal beginnen. Op het graf van Willem van Oranje in de Nieuwe Kerk in Delft staan de woorden ‘hier verwacht Willem van Oranje, Vader des Vaderlands, de wederopstanding der doden’. Hier. In deze kerk. Als het visioen van Daniël (12:2) in vervulling gaat. Dan zal eenieder uit het stof verrijzen. Een onvoorstelbare heerlijkheid voor alle kinderen van God om straks met een volmaakt lichaam en met een altijd zuiver hart hun Heiland eeuwig te mogen dienen. Niet voor niets zag Guido de Brès naar die dag uit ‘met groot verlangen’ (ngb 37). Vooral in dit licht zal de ‘laatste gang’ ons een zorg zijn en onderdeel van ‘de laatste eer’. Een volk dat zijn doden vergeet, is blijkbaar zijn eigen geschiedenis vergeten (zie 2 Kon. 13:21). Wie zijn ouders vergeet, vergeet het gebod dat de tweede tafel van de wet aanvoert. Een monumentale begrafenis en een monumentale grafzerk kunnen soms een camouflage zijn voor het gebrek aan tijd en zorg voor ons voorgeslacht. Toch zal in de zorg voor onze doden iets moeten blijken van de toekomst, die naar Gods belofte óók het lichaam heeft. De kennelijke behoefte om steeds meer sporen van de dood weg te wissen (crematie, kortere grafrechten, het camoufleren van de dood en van de begraafplaatsen) doet vrezen dat er eerst andere sporen 20
zijn weggewist. De sporen van het Woord van God. De hoop op de wederopstanding der doden. Het visioen uit Ezechiël 37. Bij een bezoek aan het begrafenismuseum in Bazel of het kleinere Tot Zover op de nieuwe Oosterbegraafplaats in Amsterdam zien we niet alleen de eerste rouwauto, urnen, kruisen en alle mogelijke doodskisten, maar ook allerlei bijbelse symbolen, die in voorgaande eeuwen een duidelijke plaats hadden, verdwijnen. Maar we hoeven zo’n verre reis niet eens te maken. De Nederlandse Unie van Ondernemers in het Uitvaartverzorgingsbedrijf (nuvu) heeft regelmatig haar eigen expo. Ook dáár zien we dat de secularisatie in de begrafeniscultuur haar sporen nalaat. Nu steeds meer tekenen van christelijk geloof worden weggewist, is een christelijke begrafeniszorg en dus ook een stichting als Op Doorreis van groot belang. Staande bij het lichaam van zijn gestorven dochtertje zei Luther: ‘Ik ben wel bedroefd naar het vlees, maar vrolijk in de geest’. De handen van Jezus houden vast wie wij moeten loslaten. Dit geloof heeft zijn stempel gedrukt op hele generaties. In de catacomben van het oude Rome werden de vervolgde christenen begraven. Op hun graf kwam niet de geboortedatum, maar slechts hun sterfdatum te staan. Want dat was ‘de nieuwe en eeuwige geboorte’. In déze catacomben kwamen de vervolgde christenen bijeen om in de nabijheid van een gestorven geliefde te mediteren over de eindigheid van het leven. Zij hadden geen behoefte om de sporen van hun doden weg te wissen. Integendeel, ze kwamen er regelmatig samen. Niet alleen uit verbondenheid met hen die zijn vóórgegaan, maar ook als een teken dat christenen ánders met de dood en dus ook met de doden omgaan dan niet-christenen. Bekend is de lofzang van Constantijn Huygens naar aanleiding van het overlijden van een der Oranjes: ‘Scheepspraet ten overlyden van prins Maurits’. Denk ook aan het indrukwekkende verslag van de begrafenis van koningin Wilhelmina, door haarzelf tot in details voorbereid en die van koningin Juliana, prins Claus en prins Bernhard. Het door velen ontroerd gezongen ‘Beveel gerust uw wegen’ bij de begrafenis van prins Claus heeft lang nageklonken. Inmiddels liggen in de Nieuwe Kerk in Delft 46 leden van het huis van Oranje-Nassau begraven en er zijn nog enkele plaatsen vrij. Tegenwoordig brengen de leden van de koninklijke familie niet meer regelmatig een bezoek aan de crypte. 21
Koningin Emma had die gewoonte wel, zoals die nog altijd jaarlijks in Israël bestaat. Zij deed dat elk jaar op de sterfdag van Willem III en legde dan bloemen op zijn kist. Maar nog belangrijker dan wat er in steen in Delft gebeiteld staat, is wat door het geloof in het hart van Gods kind geschreven staat, zoals Kohlbrugge dat in zijn bekende Levenslied heeft verwoord.
Laten we er nooit aan wennen Afhankelijk van de grootte van de gemeente wordt een predikant met regelmaat geroepen bij een sterfbed en bij alles wat daarna nog komt. Maar geldt het niet voor iedereen? Hoe ouder we zelf worden, hoe meer begrafenissen we meemaken. Nóg herinner ik me een van mijn eerste begrafenissen in een van de dorpen op Flakkee. Keurig had ik alles voorbereid. De meditatie woord voor woord overdacht en uitgeschreven. De rouwdienst werd aan huis gehouden. Nóg zie ik me de verduisterde woning – met één tafellamp aan – binnenkomen. De kamer was overvol met stoelen en mensen. Op tafel lag een opengeslagen bijbel en aan de tafel was nog één stoel vrij, maar ik had geen vrijmoedigheid om te gaan zitten. En ik had ook geen vrijmoedigheid om mijn uitgeschreven meditatie op de opengeslagen bijbel te leggen en voor te lezen, terwijl anderen konden meelezen. Dus werd het à l’improviste. En wie niet lui is, mag veel van de Heilige Geest verwachten. Inmiddels leidde ik meer dan duizend begrafenissen. Veel mensen en families met wie ik onder ingrijpende omstandigheden een poosje mocht oplopen. Heel bijzondere ervaringen, die spontaan werden gedeeld. Veel namen, gezichten en details zijn vervaagd, maar in mijn meditatiebundel Wandelen aan zee probeerde ik al een aantal kostbare herinneringen vast te leggen. Ook het bladeren in de levensboeken van de apostelen leverde me veel materiaal op, dat direct in verband staat met alles wat in dit boek aan de orde komt. Terugbladerend in oude agenda’s kwamen de eerste begrafenissen me weer helder voor de geest. Maar als de beelden vervagen, is er de vraag: ‘Komt er toch zoiets als gewenning?’ Kunnen zelfs de meest ingrijpende gebeurtenissen op den duur als ‘dagelijkse dingen’ zonder indruk na te laten aan ons voorbijgaan? Is het dan toch waar: ‘Hoe 22
ouder, hoe kouder’? Toen de Heere Jezus bij het graf van zijn vriend Lazarus stond, heeft Hij niet in alle gemoedsrust gebeden: ‘Vader, Uw wil geschiede...’ Tot tweemaal toe lezen we in het evangelie (Joh. 11) dat Hij zeer bewogen was. Een oud-predikant zei op de vraag wat hij het moeilijkste had gevonden in zijn jarenlange ambtelijke praktijk: ‘Begrafenissen zonder tranen.’ Laten we bewaard worden voor de kilheid en onbewogenheid waarin sterven en dood ons nauwelijks meer raken. Blijkbaar heeft ook de dichter Ed. Hoornik hiermee geworsteld (zie J.W. Schulte Nordholt, 1980, Gedichten over de dood, een verzameling met een mooie inleiding, pag. 119). In zijn gedicht ‘Voor mij was doodgaan’ komt hij tot een veelzeggende conclusie: Voor mij was doodgaan denken aan mijn moeder aan dichte deuren, aan een etherlucht, aan lange gangen zonder méér gerucht dan kinderen soms horen of bevroeden: het klepperen van vogels in de vlucht, het knippen van een schaar als een vermoeden: dat zij achter de deur lag te verbloeden, werd plots een zekerheid, groot en geducht. Later werd doodgaan tot een daaglijks ding; voordat ik ’s morgens naar het werk toe ging, haalde ik de doden op, die nacht bezweken. Ik keek naar hen, zoals zij naar mij keken, maar niet daarom, om die herinnering, komen tranen uit mijn ogen breken.
23