Oersoep en oervloed_Oervloed en oersoep-omslag 10-12-09 16:25 Pagina 1
Piet van Midden
www.uitgeverijboekencentrum.nl NUR 700 ISBN 978 90 239 2451 7
9 7 8 9 0 2 3 9 24 5 1 7
T
oersoep en oervloed
Dr. Piet van Midden doceert Hebreeuws aan de Universiteit van Tilburg en is predikant in de Protestantse Kerk in Nederland.
oersoep en oervloed
Piet van Midden
De Toer Reeks bestaat uit kleine krachtige boeken die het gesprek in de gemeente over allerlei thema’s willen stimuleren en verdiepen. De redactie is in handen van drs. Annelies Bouwman-Meeuse, drs. Hanna van Dorssen en drs. Bert L. van der Woude.
In nogal wat gedachtewerelden dwaalt het idee rond dat natuurwetenschap en geloof elkaar bijten. En als je vraagt waarom dat zo diep zit, komt bijna altijd de schepping aan de orde. Vooral Darwin is dan de grote boosdoener. Want: ‘Als Genesis 1 niet gebeurd is zoals beschreven, waarom Genesis 6-9, het verhaal van de zondvloed, dan wel? En als dat ook al een oerverhaal is, heeft Abraham dan wél bestaan? En is de hele bijbel niet eigenlijk een fictie?’ Vragen genoeg. Ze mogen, ze moeten er zijn. In dit gespreksboekje worden die vragen niet uit de weg gegaan. Integendeel zelfs: ze worden er ook nog eens in opgeroepen. Want die nieuwsgierigheid onderdrukken heeft geen zin. Dat levert vroeg of laat een heleboel schade op. Natuurwetenschap en geloof zijn verschillende terreinen. De wetenschap is bezig met de natuur, de gelovige met de schepping. En als je ze beide hun eigen plek geeft, is er niet zoveel aan de hand. Geloof in God heeft geen natuurkundig bewijs nodig. Zoals natuurwetenschap niet op een godsbewijs zit te wachten.
O
E
R
R
E
E
K
S
De Toer Reeks bestaat uit kleine krachtige boeken die het gesprek in de gemeente over allerlei thema’s willen stimuleren en verdiepen. De redactie is in handen van drs. Annelies Bouwman-Meeuse, medewerker Protestants Centrum voor Toerusting en Educatie en coÜrdinator vrijwilligerswerk, drs. Hanna van Dorssen, communicatieadviseur van de Protestantse Kerk & Diaconie Amsterdam, en drs. Bert L. van der Woude, predikant te Winschoten. Reeds verschenen: Bert L. van der Woude (red.), Wie kan er aarden hier beneden? Over de betekenis van de hemel (2008) Mirjam van Veen, Koppig profeet en werelds geleerde. Een boekje open over Johannes Calvijn (2009) Jan L. de Jong, Voorbij het Woord. Beeldende kunst als bron van bijbeluitleg (2009)
Piet van Midden
Oersoep en oervloed Bijbels spreken over schepping
Uitgeverij Boekencentrum, Zoetermeer
www.uitgeverijboekencentrum.nl
Ontwerp omslag: Studio Anton Sinke ISBN 978 90 239 2451 7 NUR 700 Š 2010 Uitgeverij Boekencentrum, Zoetermeer Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieÍn, opnamen of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Inhoud
Vragen, vragen en nog eens vragen
7
1. Darwin
10
2. Het eeuwige gevecht: geloof en wetenschap
15
3. Het eerste verhaal over de schepping (Genesis 1: 1-2:4a)
22
4. De schepping, maar dan anders (Genesis 2:4b-25)
32
5. Schepping en zondvloed in het Tweestromenland
43
6. Schepping als bevrijding
53
7. Schepping als zingeving
59
Handreiking voor gesprek
65
Vragen, vragen en nog eens vragen
Vroeger hoorde je het nog wel eens in een persoonlijk gesprek. Als je gesprekspartners – meestal trots – al dan niet aan de hand van foto’s over hun kinderen vertelden, kreeg je soms ongevraagd en wat benepen te horen: ‘Dat is Anne, die studeert natuurkunde.’ Wanneer je dan zei ‘Mooie studie’ keek men ervan op. Natuurkunde, geografie, biologie, het waren immers vakken waar je zomaar ‘ongelovig van werd.’ Voor velen is dat idee inmiddels achterhaald, maar voor veel anderen niet. In nogal wat gedachtewerelden dwaalt het idee rond dat natuurwetenschap en geloof elkaar bijten. En als je vraagt waarom dat zo diep zit, komt bijna altijd de schepping aan de orde. Vooral Darwin is dan de grote boosdoener. Het idee is: als men kan bewijzen dat de aarde via een ongestuurd evolutieproces in miljarden jaren is geworden tot wat zij nu is, dan heeft geloof in een Schepper-God ook niet zoveel zin. En dan komt vervolgens alles overhoop en in een stroomversnelling: ‘Als Genesis 1 niet zó als beschreven, gebeurd is, waarom Genesis 6-9, het verhaal van de zondvloed, dan wel? En als dat ook al een oerverhaal is, heeft Abraham dan wél bestaan? En is de hele bijbel niet eigenlijk een fictie?’ Vragen genoeg. Ze mogen, ze moeten er zijn. In dit gespreksboekje worden die vragen niet uit de weg gegaan. Integendeel zelfs: ze worden er ook nog eens in opgeroepen. Want die nieuwsgierigheid onderdrukken heeft toch geen zin. Dat levert vroeg of laat een heleboel schade op. En zou
8
Piet van Midden
de God die eeuwenlang is aangeroepen, in alle denkbare toonaarden, niet tegen onze vragen kunnen? Als je soms leest wat men in de psalmen naar de hemel roept, dan kunnen onze vragen er ook nog wel bij. Dat betekent niet dat het gesprek erover niet heel pittig kan zijn. Ooit, in 1926, scheurden de toenmalige Gereformeerde Kerken (nu opgegaan in de PKN) over de vraag of er binnen die kerken ruimte mocht bestaan voor de mening dat de slang in het paradijs niet ‘zintuigelijk waarneembaar’ had gesproken. Er was geen ruimte voor de gedachte dat de slang er symbolisch stond voor ‘het kwaad’. De angst was: als we dat toegeven, is het hek van de dam. Maar misschien pakt dat voor u na een gesprek over ‘schepping’ wel heel anders uit. Natuurwetenschap en geloof zijn verschillende terreinen. De wetenschap is bezig met de natuur, de gelovige met de schepping. En als je ze beide hun eigen plek geeft, is er niet zoveel aan de hand. Geloof in God heeft geen natuurkundig bewijs nodig. Zoals natuurwetenschap niet op een godsbewijs zit te wachten. Godsbewijzen stuiten in het algemeen meer op onbegrip dan op instemming. De volgorde in dit gespreksboekje is eenvoudig: • Eerst wordt de beroemde ‘boosdoener’ Darwin opgevoerd. • Daarna komt wat breder de vraag van geloof en wetenschap aan de orde. En ook het probleem van het godsbewijs. • Vervolgens het belangrijkste gedeelte, onderverdeeld in twee hoofdstukken, waarin de twee scheppingsverhalen zelf, Genesis 1 en 2, worden besproken. Dat zijn verhalen die volkomen uit elkaar gaan, verschillende werelden gewoon. Toch staan ze in dezelfde bijbel. • Dan een epos, een heldendicht uit de omgeving van de bijbel, uit Babylonië, waarin treffende overeenkomsten met het bijbelverhaal voorkomen.
Vragen, vragen en nog eens vragen
9
• Daarna een hoofdstuk over het vervolg van de schepping. Was het na Genesis afgelopen? Allerminst: schepping is wat je dagelijks kunt meemaken. Het is zelfs een vorm van bevrijding. Dat wisten we eigenlijk al toen we Genesis 1 lazen, maar Jesaja gooit er nog een schepje bovenop. • Ten slotte een wat persoonlijk getint stukje over ‘Schepping als zingeving.’ ‘Zomaar wat gedachten bij de schepping’ zou je er ook boven kunnen zetten. Daarin wordt betoogd hoe de mens een ‘aardje naar zijn vaartje heeft.’ Hij is steeds scheppend bezig en daarmee reageert hij op zijn schepper. Een goed gesprek gewenst.
1. Darwin
‘De evolutie of de bijbel!’ ‘Stamt een mens van een aap of is hij een schepsel van God?’ Het zijn de bekende oneliners, versimpelingen in het gesprek over evolutie en schepping. Met kreten kun je misschien nog scoren als je reclame maakt in een verkiezingscampagne soms moet je dingen tot hun kern terugbrengen - maar als je echt met elkaar wilt nadenken, slaan oneliners elk gesprek dood. En een debat waarin meningen zich ontwikkelen (je zou het in mooi Nederlands evolueren kunnen noemen) hoort toch bij de betere ervaringen tussen mensen. Het is allemaal pas echt begonnen met Darwin. Charles Robert Darwin (1809-1882) was een Engelse bioloog en geoloog. (En wat velen vergeten erbij te zeggen: theoloog; hij werd ook opgeleid tot priester, nadat een studie geneeskunde niet zo’n succes was geworden.) Hij belandde uiteindelijk niet in de kerk maar helemaal in de biologie en geologie. Het grote keerpunt in zijn leven is een lange zeereis (1831-1836) met het zeilschip Beagle geweest. Het is toeval (dat woord zal vaker vallen) dat Darwin op de Beagle belandde. De kapitein van het schip, Robert FitzRoy, wenste op de trip gezelschap van een intelligente gesprekspartner en een zelfstandige onderzoeker. Darwins vader gaf na druk vanuit de familie uiteindelijk toestemming en zo verdween zijn zoon Charles voor een poosje van het toneel om uiteindelijk met een verzameling planten, dieren, fossielen en nauwkeurige beschrijvingen daarvan terug te keren. En met een beginnend idee over het mogelijke
1. Darwin
11
Spotprent van Darwin
ontstaan van het planten- en dierenrijk en zo uiteindelijk over de wording van de mens. Het moest gaan om een zeer langdurig evolutieproces.
12
Piet van Midden
Het doel van de reis was het in kaart brengen van kustlijnen en zou twee jaar duren. Het werden er uiteindelijk vijf: van de Engelse zuidkust, via de Kaapverdische eilanden langs de oostkust van Zuid-Amerika, Vuurland, de westkust van Zuid-Amerika, de Galapagos-eilanden, Nieuw-Zeeland, Australië, Kaapstad en via Zuid-Amerika weer terug. Het zuidelijk halfrond werd dus stevig bereisd en overal waar Darwin kwam, onderzocht hij waar mogelijk nauwkeurig aardlagen en voor hem onbekende planten en dieren. Vaak zond hij de precieze beschrijvingen ervan naar huis. De ideeën van Darwin over evolutie stonden niet op zichzelf. Onderweg met de Beagle las hij het boek Principles of geology (‘De beginselen van de geologie’) van de Schots-Britse onderzoeker Charles Lyell, die op zijn beurt weer voortborduurde op het werk van anderen. In Principles of geology legde Lyell uit welke geologische processen tot de vorming van de aardlagen hebben geleid en dat die ontwikkelingen nog steeds doorgaan. De basisidee is steeds: het gaat om een heel langdurig wordingsproces. Niet om een ontstaan in één keer of in een korte tijd. Dat laatste liet zich uiteraard moeilijk verenigen met de opvatting dat de aarde in zes dagen was geschapen. Vóór Lyell en Darwin werd toch vaak gedacht aan een schokeffect, zoals een zondvloed, in de ontwikkeling van de aarde. De ideeën van Darwin kwamen dus niet uit de hemel vallen. Ze zijn het resultaat van vele jaren natuuronderzoek door een scala van geleerden en van een breed denkproces. Darwin heeft zijn ideeën over de evolutie in een aantal wetenschappelijke werken neergelegd, maar het bekendst is en voor velen het meest schokkend was zijn boek On the origin of species by means of natural selection (1859; ‘Over de oorsprong van de soorten door middel van natuurlijke selectie’). In het vele malen herdrukte boek beschrijft Darwin het voortdurende aanpassingsproces dat heeft geleid tot de bestaande soorten leven op aarde.
1. Darwin
13
Waar gaat het over? Natuurlijke selectie is een mechanisme in de wording van de soorten op aarde, inclusief de mens. De omstandigheden waarin de soorten leven, bepalen hoe een soort er op den duur gaat uitzien. Verandert de leefomgeving, dan verandert uiteindelijk de soort mee. Of die sterft uit. Een mooi voorbeeld van evolutie geeft Darwin als hij vinkensoorten op de Galapagos-eilanden beschrijft (de zgn. Darwinvinken). De verschillende groepen hadden opvallend uiteenlopende snavelvormen. Volgens Darwin moesten ze teruggaan op één oorspronkelijke vorm (er waren geen invloeden van het vaste land mogelijk) en kon de snavelvorm slechts verklaard worden uit het feit dat de verschillende ecologische omgevingen om aanpassingen vroegen. Wilde de soort op den duur makkelijker overleven, dan was bij het betreffende voedselaanbod verandering van de snavel nuttig. Toeval speelt in deze gedachtegang een grote rol: komt een vogelfamilie op eiland X terecht, dan wordt de snavel anders dan op eiland Y. Gewoon omdat de omstandigheden anders zijn. Toeval Datzelfde geldt in principe voor de wording van de andere soorten van leven en dus van de mens. De mens is in de evolutie bij toeval geworden zoals hij er nu in verschillende rassen uitziet: de homo sapiens, ‘de denkende mens’. Hij behoort tot de primaten, de opperdieren, en daarmee tot dezelfde orde als bijvoorbeeld de gorilla en de chimpansee. De mens heeft zich aangepast aan een verblijf buiten de tropische regenwouden en is rechtop gaan lopen. De verandering van klimaat, aanwezigheid van ander voedsel en dat weer in verschillende seizoenen speelde een belangrijke rol. De ontwikkelingslijnen werden dus door stom toeval bepaald. In biologische zin is de mens in een aantal opzichten niet zo uniek als hij lijkt. Hij behoort tot de orde waarin diersoorten ook hun plek hebben.
14
Piet van Midden
Na de ontdekking van de chemische structuur van het (het DNA zelf was tijdens het leven van Darwin al ontdekt), waarin de erfelijke eigenschappen opgeslagen liggen en waarin veranderingen plaatsvonden door de eeuwen heen, volgde een nieuwe ontwikkeling in de theorieën rondom de evolutie. In de biowetenschappen is ‘de evolutie’ niet zomaar ‘een theorie’. Het is een met veel bewijs onderbouwde zienswijze over de wording van de aarde en de plant- en diersoorten daarop. Natuurlijk zijn er nog veel vragen die een antwoord behoeven, maar dat geldt van andere theorieën in veel sterkere mate. DNA
Darwin zette de wereld voor velen op zijn kop. Als de mens een toevalligheid is, een schitterend ongeluk, wat blijft er dan van het eigene van de mens over? Is hij uniek? En de schepping dan? Speelt God in het wordingsproces, in de evolutie, nog een rol? Het is de oude en boeiende en nog steeds voortdurende discussie ‘Geloof en wetenschap.’