Over de wet

Page 1

thomas van aquino Over de Wet

I

n zijn Summa Theologica, een van de monumenten van de westerse wijsbegeerte, bespreekt Thomas van Aquino (1224/25-1274) min of meer terloops de wetten. Op de hem kenmerkende wijze legt de doctor angelicus het wezen van de wetten bloot, vangt hij het wezen van de wetten in zijn beroemd geworden definitie van het wetsbegrip en analyseert hij de aard van, alsook de relaties tussen de verschillende soorten van wetten. Thomas heeft met zijn bespreking van de wetten de toon gezet voor de latere sociale ethiek en rechtsfilosofie. Tal van aan het recht klevende problemen zijn door hem voor het eerst duidelijk onder woorden gebracht en op deze wijze geworden tot klassieke sociaal-ethische en rechtsfilosofische vraagstukken. Niet alleen heeft Thomas’ wijze van problematiseren richting gegeven aan de ontwikkeling van de rechtsfilosofie en de sociale ethiek, ook zijn antwoorden hebben in de geschiedenis van beide disciplines doorgewerkt in een nauwelijks te overschatten mate. Nog steeds geldt zijn beschouwing van het recht als een van de meest oorspronkelijke prestaties op het gebied van de sociale ethiek en de rechtsfilosofie. De tekst imponeert door zowel de diepzinnigheid van het vervatte gedachtegoed als de schoonheid van de zakelijke en logische redeneertrant. De Latijnse grondtekst en de Nederlandse vertaling staan naast elkaar afgedrukt.

thomas van aquino Over de Wet Ingeleid, vertaald en van aantekeningen voorzien door Martin Buijsen Met Latijnse brontekst

Mr. dr. M.A.J.M. Buijsen is rechtsfilosoof en gezondheidsjurist. Hij is als universitair hoofddocent Gezondheidsrecht verbonden aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.

isbn 9789021140728 | nur 820;732

www.uitgeverijmeinema.nl 9 789021 140728

Aquino 4e dr.indd 1

22-05-2008 15:22:20


Over de wet binnenwerk-4e druk:Over de wet binnenwerk

06-06-2008

08:51

Pagina 2


Over de wet binnenwerk-4e druk:Over de wet binnenwerk

06-06-2008

08:51

Thomas van Aquino Over de Wet [Summa Theologica I-II, qq.90-97]

Vertaald, ingeleid en van aantekeningen voorzien door M.A.J.M. Buijsen

Vierde druk

Uitgeverij Meinema Zoetermeer

Pagina 3


Over de wet binnenwerk-4e druk:Over de wet binnenwerk

06-06-2008

08:51

Pagina 4

www.uitgeverijmeinema.nl

Ontwerp omslag: Geert de Koning Illustratie omslag: Fra Angelico, San Domenico altaarstuk, detail van Hl. Thomas van Aquino (San Marco klooster, Florence), 1438-1452 Beeldresearch: CKD/RU Nijmegen VIERDE DRUK 2008 ISBN 978 90 211 4072 8 NUR 820; 732 © 2005 Uitgeverij Meinema, Zoetermeer

Dit boek is een bewerkte heruitgave; het verscheen eerder, onder dezelfde titel maar zónder de Latijnse brontekst, bij uitgeverij Ambo (1996; 2e druk 2002). Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.


Over de wet binnenwerk-4e druk:Over de wet binnenwerk

06-06-2008

08:51

Inhoud BIJ DE DERDE EN VIERDE DRUK WOORD VOORAF

7 9

INLEIDING Plaats en tijd Vorm en inhoud I Vorm en inhoud II Over de tekst, de vertaling en de aantekeningen Noten

11 11 17 22 26 28

OVER DE WET Inhoud Tekst

31 31 33

AANTEKENINGEN AFKORTINGEN BIBLIOGRAFIE

157 211 213

Pagina 5


Over de wet binnenwerk-4e druk:Over de wet binnenwerk

06-06-2008

08:51

Pagina 6


Over de wet binnenwerk-4e druk:Over de wet binnenwerk

Inleiding

06-06-2008

08:51

Pagina 11

11

Inleiding Plaats en tijd In de loop van het jaar 1265, toen hij in het convent van Santa Sabina te Rome jonge dominicaanse studenten in de christelijke leer onderwees, moet Thomas van Aquino het plan opgevat hebben om een leerboek voor beginnende studenten te schrijven. In het voorwoord van dit boek, de Summa Theologica, zou hij stellen: ‘Omdat een leraar van de katholieke waarheid niet slechts gevorderden behoort te onderrichten, maar ook beginnende studenten, beogen wij met dit werk de leer van de christelijke religie op een voor het onderwijs van beginners geschikte wijze aan te bieden, dit overeenkomstig het gezegde van de Apostel in zijn Eerste Brief aan de Corinthiërs: “Als kleine kinderen waart gij in Christus! Melk moest ik u geven, geen vaste spijs.”1 Wij hebben namelijk vastgesteld dat nieuwkomers in deze leer ten zeerste [in hun ontwikkeling] geremd worden door de geschriften van verschillende auteurs: deels vanwege de opeenstapeling van zinloze vraagstellingen, artikelen en argumenten, deels ook omdat de voor beginnende studenten noodzakelijke leerstof daarin niet overeenkomstig de systematiek van deze wetenschap overgebracht wordt [...], en deels omdat de veelvuldig herhaalde behandeling van onderwerpen afkeer en verwarring in de geesten van de toehoorders doet ontstaan.’2 Het schrijven van dit leerboek, dat uiteindelijk uit zou groeien tot een van de grote monumenten van de westerse theologie en wijsbegeerte, zou delen van de daaropvolgende jaren in beslag nemen om abrupt te eindigen met Thomas’ ineenstorting op de zesde dag van december 1273. Zonder nog in staat te zijn geweest om het derde en laatste deel van de Summa te voltooien, stierf hij een drietal maanden later, op 7 maart 1274, te Fossanova. Met de vroegtijdige dood van Thomas van Aquino kwam een einde aan een opmerkelijk productief leven. Thomas’ precieze geboortedatum is onbekend. Het staat echter vast dat hij in zijn negenenveertigste levensjaar overleed, wat zou betekenen dat hij tussen 8 maart 1224 en 7 maart 1225 ter wereld gekomen moet zijn.3 Omtrent de plaats van geboorte bestaat minder onzekerheid; tegenwoordig neemt men algemeen aan dat hij het levenslicht aanschouwde in het vaderlijk kasteel van Roccasecca, dat gelegen was in het Zuid-Italiaanse graafschap van Aquino. De ouders van Thomas behoorden tot de lagere adel. Hij was de jongste zoon uit het tweede huwelijk van Landulf, graaf van Aquino. Zijn moeder, Theodora van Aquino, was van Normandische origine en uit Napels afkomstig.


Over de wet binnenwerk-4e druk:Over de wet binnenwerk

12

06-06-2008

08:51

Pagina 12

Over de Wet

Het graafschap van Aquino was gesitueerd in het uiterste noordwesten van het koninkrijk van SiciliĂŤ. Ten tijde van de geboorte van Thomas was Frederik II (11941250), koning van de beide SiciliĂŤn en vanaf 1220 keizer van het Heilige Roomse Rijk, bezig zijn macht uit te breiden op het Italiaanse vasteland ten koste van het pauselijke bezit. Dit bracht de keizer in conflict met ettelijke pausen, die hem meer dan eens in de ban deden. Landulf en zijn zonen raakten meer en meer in deze strijd verwikkeld, wat uiteindelijk zou leiden tot ernstige verdeeldheid binnen de familie. In overeenstemming met de gebruiken van die tijd zagen zijn ouders voor hun jongste zoon een leven als kloosterling weggelegd. Omstreeks 1230 brachten zij Thomas als oblatus (d.i. als offer aan God) naar de naburige abdij van Monte Cassino, het oude centrum van de benedictijnse kloosterorde. Het onderwijs aldaar was voornamelijk religieus van aard en Thomas leerde er lezen, schrijven en rekenen. Bovendien bekwaamde hij zich daar in de Latijnse taal en maakte hij er waarschijnlijk voor het eerst kennis met de meetkunde, de astronomie en de muziekleer. Thomas heeft vermoedelijk tot het voorjaar van 1239 in de abdij van Monte Cassino vertoefd. Waarschijnlijk uit politieke overwegingen stemden de ouders in met het voorstel van de abt van Monte Cassino om Thomas naar de faculteit der vrije kunsten van het pas opgerichte studium generale in Napels te zenden. Thomas vertrekt in de herfst van het jaar 1239; hij is dan veertien jaar. In Napels was in 1224 door Frederik II een studium generale opgericht om de invloed van het pauselijke studium in Bologna te neutraliseren. De instelling had vooral tot taak jonge talenten op te leiden voor de keizerlijke dienst. Doorgaans diende de studie aan een faculteit der vrije kunsten als voorbereiding op een studie aan een van de andere faculteiten: theologie, rechtsgeleerdheid of geneeskunde. Voor de toelating tot deze studies was een magistergraad in de artes gewoonlijk een vereiste. Van het onderwijsprogramma van de facultas artium liberalium in Napels is vrijwel niets bekend, maar aangenomen mag worden dat de opzet van de studie in die tijd gebruikelijke was. Dit betekende dat de pupillen in hun veertiende of vijftiende jaar onder de hoede van een meester geplaatst werden en hun tijd voornamelijk doorbrachten met het bestuderen van teksten, het bijwonen van lezingen, het deelnemen aan disputen en het herhalen van de uiteenzettingen van de meester. Aan een artes-faculteit werd onderwezen in de artes sermocinales en de artes reales. Doorgaans vormde het Organon van Aristoteles (384-322 v.C.), tezamen met enkele commentaren van BoĂŤthius (ca. 480-524 n.C.), het basismateriaal bij het onderricht in de dialectica of logica. Voor het onderwijs in de grammatica placht men gebruik te maken van teksten van Priscianus (ca. 500 n.C.) en Donatus (ca. 350 n.C.). Ten slotte was De inventione van Cicero (106-43 v.C.) een veel gehanteerd handboek bij het onderricht in de retorica. Deze drie artes sermocinales, de dialectica, de grammatica en de retorica, vormden tezamen het trivium: de drievoudige weg die door studie van de taalkundige uitdrukking naar de kennis der waarheid leidde. De tekstboeken voor de vakken van het quadrivium: de viervoudige weg die door


Over de wet binnenwerk-4e druk:Over de wet binnenwerk

Inleiding

06-06-2008

08:51

Pagina 13

13

de studie van de dingen naar de kennis der waarheid leidde, te weten de rekenkunde, de muziektheorie, de meetkunde en de astronomie, de artes reales kortom, waren vooral de Arithmetica van Boëthius, diens Musica, de Elementa van Euclides (ca. 300 v.C.) en de Syntaxis Mathematica van Ptolemaeus (ca. 100-178 n.C.), gewoonlijk bekend als de Almagest. Thomas’ eerste verblijf in Napels is van bijzonder veel betekenis geweest voor de loop van zijn verdere leven. Allereerst maakte hij hier kennis met de aristotelische natuurfilosofie. Het is waarschijnlijk dat zijn leermeester Peter van Ierland (eerste helft dertiende eeuw) hier de hand in heeft gehad. Het hof van Frederik II te Palermo was enige tijd een middelpunt van gemengde christelijk-islamitische cultuur en een van de belangrijke centra voor de studie van de nieuw ontdekte geschriften van Aristoteles, Avicenna (980-1037 n.C.) en vooral Averroës (1126-1198). De belangstelling voor de geschriften van Aristoteles en zijn Griekse en Arabische commentatoren leefde vanzelfsprekend ook aan het door Frederik II gestichte studium generale. In Napels kwam Thomas van Aquino bovendien in aanraking met de orde der predikheren. Deze orde, een kleine dertig jaar voordien door Dominicus de Guzman (1170-1221) gesticht, had zich ten doel gesteld om zich door prediking voor de redding van de menselijke zielen te beijveren. Evenals de franciscanen waren de dominicanen in strikte zin geen monniken, maar religieuzen die tot armoede verplicht waren en leven moesten van de giften van gelovigen. Reeds vroeg in haar bestaan stond de studie hoog in het vaandel van deze nieuwe en vooral in de opkomende steden actieve bedelorde. De studie was niet haar doel, maar stond ten dienste van de verbreiding van het geloof. In het voorjaar van het jaar 1244, op negentien- of twintigjarige leeftijd, trad Thomas toe tot deze bedelorde, wat zeer tegen de zin van zijn nog levende moeder was. Donna Theodora, die sedert de dood van haar man in het jaar daarvoor alleen de familiebelangen behartigde, besloot dat Thomas’ toetreding tot de dominicanen gevaren inhield voor het familiefortuin en wenste hem op andere gedachten te brengen. Hoewel zij geenszins gekant was tegen een religieuze roeping als zodanig, Thomas was immers voorbestemd om abt te worden van het klooster te Monte Cassino, zou van toetreding tot een orde van bedelmonniken, tot een orde waarvan de leden bovendien door de keizer gezien werden als vertegenwoordigers van het pauselijke gezag op zijn grondgebied, geen sprake kunnen zijn. Toen Thomas zich op advies van zijn generale overste op weg naar Parijs had begeven om de theologische studie aan de universiteit aldaar te beginnen, werd hij op last van de gravin door enkele van zijn broers ontvoerd. Thomas werd naar Roccasecca gebracht, waar men gedurende een jaar vergeefs gepoogd heeft hem op andere gedachten te brengen. Overigens werd Thomas niet als een gevangene behandeld. Naar verluidt was het hem weliswaar niet toegestaan buitenshuis te komen, maar mocht hij wel lezen, schrijven en zelfs mededominicanen spreken.


Over de wet binnenwerk-4e druk:Over de wet binnenwerk

14

06-06-2008

08:51

Pagina 14

Over de Wet

Het is waarschijnlijk dat Thomas’ gevangenschap eindigde met de afzetting van Frederik II op 1 juli 1245 door het Concilie van Lyon, waarmee de grootste gevaren voor de familie leken te zijn geweken. Thomas begaf zich onmiddellijk naar Parijs om zijn studie voort te zetten onder Albert de Grote (ca. 1200-1280). Toen Thomas van Aquino in de zomer van 1245 aankwam in Parijs, indertijd het intellectuele centrum van de christelijke wereld, was Albert de Grote kort daarvoor benoemd tot hoogleraar in de theologie. In die tijd was Albert reeds een geleerde die een zekere faam genoot. Ook had hij zojuist een begin gemaakt met zijn grote, twintig jaar durende project om de aristotelische geschriften te becommentariëren en toegankelijk te maken voor zijn tijdgenoten. Een drietal jaren nadien werd Albert de Grote naar Keulen geroepen om leiding te geven aan het pas opgerichte dominicaanse studium generale aldaar. Het is meer dan waarschijnlijk dat Thomas zijn leermeester in de zomer van 1248 vergezeld heeft op zijn reis naar Keulen. In Keulen studeerde Thomas onder Albert gedurende de meest productieve jaren van diens leven en ontwikkelde hij zich tot een zeer gewaardeerde assistent. Toen in 1252 door de generale overste van de orde der dominicanen een goede student gezocht werd om als Sententiarius of baccalaureus Sententiarum naar Parijs gestuurd te worden, beval Albert onmiddellijk Thomas aan, hoewel deze met een leeftijd van zevenentwintig jaar hiervoor te jong was. Toch vertrok Thomas in de zomer van 1252 wederom naar Parijs. Een Sententiarius had tot taak de libri quattuor sententiarum van Petrus Lombardus uit te leggen. Sententiae waren systematische verzamelingen van patristieke teksten waarin getracht werd theologische vraagstukken te doorgronden. In de loop van de twaalfde eeuw kwamen er meer en meer van in omloop, maar de meest gezaghebbende werd geschreven door Petrus Lombardus (ca. 1100-1160), leerling van Petrus Abaelardus (1079-1142) en bisschop van Parijs. Omstreeks 1230 kwam deze verzameling aan Parijse universiteit in gebruik als basistekst. Doorgaans werden de uitleg van de Sententiae en de uitkomsten van de door de studenten behandelde vraagstellingen door de Sententiarius volledig op schrift gesteld. Thomas’ rond 1256 voltooide commentaar, het Scriptum super libros Sententiarum, blinkt uit in grondigheid en omvang. Voordien, dus voor het behalen van de magistergraad in de theologie, had Thomas van Aquino al een aantal geschriften het licht doen zien, waaronder De ente et essentia, een werkje waarin een aantal van zijn metafysische denkbeelden reeds min of meer definitief geformuleerd werden. In april of mei 1256 aanvaardde Thomas op dertigjarige leeftijd de licentia docendi en mocht hij zich magister in sacra pagina noemen. Korte tijd daarna werd hij, na veel tegenstand te hebben ondervonden van de seculiere geestelijkheid aan de Parijse universiteit, samen met de franciscaan Bonaventura (1221-1274) toegelaten tot het consortium magistrorum, het college van hoogleraren. Gedurende drie jaren zou Thomas van Aquino colleges geven, discussies organiseren en preken. Daarnaast schreef Thomas in Parijs tal van commentaren en ver-


Over de wet binnenwerk-4e druk:Over de wet binnenwerk

Inleiding

06-06-2008

08:51

Pagina 15

15

handelingen. Ook zou hij een begin maken met zijn Summa contra gentiles, een op verzoek van Raymundus de Peùaforte (gestorven in 1275) geschreven werk ten behoeve van de dominicaanse missie in Spanje en Noord-Afrika. Thomas verliet de Parijse universiteit in het voorjaar van 1259. De volgende tien jaren van Thomas’ leven zijn minder goed gedocumenteerd dan die van zijn eerste Parijse verblijf. Vast staat echter dat hij in september of oktober van het jaar 1261 in de Italiaanse kathedraalstad Orvieto aankomt om als lector zijn kennis en vaardigheden in dienst te stellen van het theologieonderwijs in de Romeinse provincie van de orde der dominicanen. Vanaf de herfst van het daaropvolgende jaar resideert ook paus Urbanus IV (paus 1261-1264) in Orvieto. Deze paus was zeer gebrand op herstel van de eenheid in het christendom en trad met de Byzantijnse keizer Michael VIII Paleologus (1234-1282) in onderhandeling over de hereniging van de oosterse kerken met de Kerk van Rome. In dienst van dit streven en in opdracht van de paus verrichtte Thomas enkele theologische studies, waardoor hij intensief kennis kon nemen van de geschriften van de Griekse kerkvaders. In deze tijd schreef Thomas onder meer Contra errores Graecorum en rondde hij de Summa contra gentiles af. De samenwerking eindigt in 1264, wanneer de troepen van Manfred (1232-1266), bastaardzoon en zelfbenoemd opvolger van Frederik II, de streek rond Orvieto binnenvallen en Urbanus IV gedwongen wordt uit te wijken naar Perugia. Thomas blijft achter en doet in deze tijd van politieke onrust De regimine principum, een ten behoeve van de koning van Cyprus geschreven politiek-filosofische verhandeling, het licht zien. Een jaar na de dood van Urbanus IV op 2 oktober 1264 te Perugia werd Thomas door een provinciaal kapittel van zijn orde opgedragen om in Rome ten behoeve van de Romeinse provincie een dominicaans studium op te richten voor pas toegetreden monniken. Dit zou het studium van Santa Sabina in Rome worden. Thomas doceert er theologie, schrijft in die periode onder meer De potentia en maakt een begin met de Summa Theologica. Op 5 juni 1267 besloot het algemeen kapittel van de orde der predikheren de dominicaanse aanwezigheid in de pauselijke curie te versterken met een lector. Hiertoe werd Thomas aangezocht, waarop deze zich naar Viterbo begaf, alwaar de opvolger van Urbanus IV, Clemens IV (paus 1265-1268), sedert april 1266 zetelde. Welke werkzaamheden Clemens IV Thomas heeft opgedragen, is onbekend. Wel weten we dat Thomas in Viterbo bevriend raakte met de Vlaamse dominicaan Willem van Moerbeke (ca. 1220-1286), in die tijd penitencier aan het pauselijke hof en een zeer verdienstelijk vertaler van talloze Griekse teksten. Vele oudere Latijnse vertalingen van aristotelische teksten zijn op verzoek van Thomas door Willem van Moerbeke gereviseerd. Clemens IV sterft op 29 november 1268 en een opvolger laat drie jaar op zich wachten. In die tijd wordt aan de Parijse universiteit de aanval ingezet op de groei-


Over de wet binnenwerk-4e druk:Over de wet binnenwerk

16

06-06-2008

08:51

Pagina 16

Over de Wet

ende machtspositie van de bedelorden. De onder de seculiere geestelijken levende gevoelens van antipathie4 werden aangewakkerd door de geschriften van Gérard d’Abbeville (dertiende eeuw) en Willem van Sint-Amour (dertiende eeuw), zozeer zelfs dat de dominicaanse en franciscaanse leerstoelen op het spel kwamen te staan en het geven van onderwijs gestaakt moest worden. De generale overste van de dominicaanse orde besloot daarop een van haar gezaghebbende theologen naar Parijs te sturen om het tij te doen keren. Na de weigering van de oude Albert de Grote werd Thomas hiervoor gevraagd. In januari 1269 keerde Thomas van Aquino terug aan de Parijse universiteit. De vier jaren die volgden zouden de meest productieve zijn van Thomas’ leven. Zowel de aanvallen vanuit de seculiere clerus als het in die dagen aan de Parijse universiteit populaire ‘Latijnse’ averroïsme van mensen als Sigher van Brabant (ca. 1235-1284) dwongen Thomas van Aquino tot verhoogde productiviteit. In deze periode ontstaan onder andere De perfectione, een verhandeling over de staat van religieuze vervolmaking van de orden, en De anima, een aantal vraagstellingen betreffende de aard van de menselijke ziel, ten dele geschreven als reactie op de standpunten van de averroïsten dienaangaande. De toegenomen aandacht voor de teksten van Aristoteles en de corrumperende invloed die er in de uitleg van Averroës van uitging, leidde op den duur tot een reactie van meer orthodoxe theologen, de zogenaamde augustinisten. Deze magisters, voornamelijk franciscanen die zich vooral op het gezag van Augustinus (354-430 n.C.) beriepen, werden aan de Parijse universiteit geleid door John Peckham (ca. 1225-1292), de latere aartsbisschop van Canterbury. Een van de twistpunten tussen Thomas en deze John Peckham betrof de eeuwigheid van de schepping. Zijn opvattingen hieromtrent gaf Thomas tussen 1270 en 1272 gestalte in De aeternitate mundi. In 1272 besloot het algemeen kapittel van de orde der predikheren over te gaan tot de vestiging van een studium generale in de Romeinse provincie. Het aansluitende provinciaal kapittel droeg Thomas van Aquino op hiervoor zorg te dragen. Als locatie koos Thomas Napels en in april 1272 verliet hij Parijs. Eenmaal gearriveerd in Napels, ergens in het najaar van 1272, werkte Thomas door in het voor hem gebruikelijke hoge tempo en voltooide hij onder meer een commentaar op de Psalmen en een verhandeling over de vleeswording van het Woord. In de morgen van de zesde december 1273, tijdens de viering van de mis, werd Thomas echter getroffen door een aandoening die het hem geestelijk en fysiek onmogelijk maakte de onder handen zijnde projecten te voltooien. Hoewel vele hagiografen deze gebeurtenis uitgelegd hebben als een mystieke ervaring, meent men tegenwoordig dat Thomas als gevolg van jarenlange bovenmatige geestelijke en lichamelijke inspanning getroffen geweest moet zijn door een herseninfarct.5 Feit is dat Thomas sedertdien geen letter meer aan het papier heeft toevertrouwd. Korte tijd na dit voorval werd Thomas van Aquino verzocht het door Gregorius X (paus 1271-1276) bijeengeroepen Tweede Concilie van Lyon bij te wonen, dat in


Over de wet binnenwerk-4e druk:Over de wet binnenwerk

Inleiding

06-06-2008

08:51

Pagina 17

17

mei van 1274 zou aanvangen. Begin februari van dat jaar begaf Thomas zich met enkele assistenten op weg, maar ter hoogte van Borgonuovo raakte hij met het hoofd per ongeluk een laag overhangende boomtak. Thomas werd ernstig ziek en het gezelschap besloot halt te houden bij het nabijgelegen kasteel van Maenza, de woonplaats van Thomas’ nicht Francesca. Enkele dagen nadien gaf Thomas te kennen vervoerd te willen worden naar het naburige cisterciënzer klooster van Fossanova. Daar stierf hij in de ochtend van 7 maart 1274. Thomas’ canonisatie vond plaats op 18 juli 1323. In de gezaghebbende biografie van J.A. Weisheipl is een catalogus opgenomen van Thomas’ geschriften.6 Dit register maakt melding van 101 geschreven werken over uiteenlopende onderwerpen. Weliswaar wordt de authenticiteit van elf titels betwist, maar als we bedenken dat Thomas’ schrijverschap slechts 22 jaar geduurd heeft, van 1252 tot en met 1273, dan getuigt dit aantal hoe dan ook van een uitzonderlijk vruchtbaar schrijverschap.7 De Summa Theologica, ook wel Summa Theologiae genoemd, wordt algemeen beschouwd als Thomas’ belangrijkste theologische en wijsgerige bijdrage. Zoals gezegd is het waarschijnlijk dat hij reeds tijdens zijn verblijf aan het Romeinse studium van Santa Sabina het voornemen gekoesterd heeft om een leerboek te schrijven voor beginnende studenten van de christelijke leer. Omdat Thomas in die tijd druk doende was zijn Scriptum super libros Sententiarum te herzien, is hij niet voor 1266 aan het werk begonnen. Het eerste deel van de Summa werd voltooid in het voorjaar van 1268, dus ten tijde van zijn verblijf te Viterbo. Op een klein gedeelte na is het gehele tweede gedeelte tot stand gekomen gedurende Thomas’ tweede Parijse hoogleraarschap. Het is waarschijnlijk dat het eerste deel van dit tweede gedeelte, het deel waarin de vraagstellingen over de wetten te vinden zijn, eind 1270 voltooid werd.8 Het resterende deel van het middengedeelte is gereedgekomen in het voorjaar van 1272. Op de eerste vraagstellingen na is het derde gedeelte in Napels geschreven. Na de zesde december van 1273 heeft Thomas niets meer op papier gezet; het derde gedeelte eindigt daarom abrupt met het vierde artikel van vraagstelling 90. Bij wijze van voltooiing is aan het derde en laatste gedeelte een supplement toegevoegd; een compilatie van fragmenten uit eerdere teksten van Thomas die na diens dood samengesteld werd volgens de aanwijzingen van Reginald van Piperno (dertiende eeuw), Thomas’ eerste secretaris.

Vorm en inhoud I Een summa werd geschreven om te dienen als leerboek; zij was geen bij het actieve onderwijs te gebruiken handboek. De centrale plaats in het onderwijs aan de nieuwe middeleeuwse universiteiten werd ingenomen door de lectio: een college waarin de docent een gezaghebbende tekst oplas en toelichtte. De lezing van de docent


Over de wet binnenwerk-4e druk:Over de wet binnenwerk

18

06-06-2008

08:51

Pagina 18

Over de Wet

hield doorgaans de eerste kennismaking in van de student met de tekst. Doel van de lectio was het verkrijgen van begrip door interpretatie van de tekst. Dit uiteindelijke begrip was een begrip van de diepere zin of sententia van de onderhavige tekst. Een belangrijk pedagogisch middel in het toenmalige universitaire onderwijs was de techniek van de quaestio of vraagstelling. Deze quaestio was vooral een onderzoekstechniek om in bepaalde aangelegenheden de juiste mening boven water te halen. Aanvankelijk stonden quaestiones in een nauwe betrekking met de gezaghebbende tekst naar aanleiding waarvan de problemen zich voordeden. Zo kon de quaestio uitstekend dienst doen als pedagogisch hulpmiddel bij de uitleg van een tekst in de lectio. Op den duur werd de quaestio vooral gebruikt bij de behandeling van losse onderwerpen. De behandeling van afzonderlijke onderwerpen kon de vorm krijgen van een openbare discussie, de zogenaamde disputatio. Achtte een magister een vraagstelling van algemeen wetenschappelijk belang, dan had hij het recht om een dergelijke openbare discussie aan de universiteit te organiseren. Voor zo’n disputatio trok men gewoonlijk een hele dag uit. De organiserende magister opende het debat door het probleem te stellen en het eigen standpunt kort weer te geven. Aanwezig waren collega-magisters, de baccalaurei van de desbetreffende faculteit, alsook de studenten van de disputerende magister. De aanwezigen konden objectiones of bezwaren aanvoeren tegen het door de magister in de kwestie gehuldigde standpunt. Gedurende de discussie werd het standpunt verdedigd door een door de magister aangewezen baccalaureus. De leiding van de discussie was in handen van de disputerende magister. Na afloop van de bijeenkomst bepaalde de disputerende magister de dag waarop hij zijn standpunt definitief zou vaststellen. Op die dag zette hij zijn these kort uiteen, herhaalde de aangevoerde tegenwerpingen, zette de argumenten voor zijn standpunt op een rij en reageerde op de tegenargumenten. Van de vaststelling van de magister, de determinatio magistralis, werd schriftelijk verslag gedaan: de zogenaamde quaestio disputata. Soms ook mochten de toehoorders het onderwerp van de disputatio kiezen. Een dergelijke discussie werd disputatio generalis genoemd en omdat het onderwerp quodlibet of ‘wat dan ook’ kon zijn, heette de schriftelijke weergave van de uiteindelijke vaststelling quaestio quodlibetalis. Met de summa zijn de quaestio disputata en de quaestio quodlibetalis de kenmerkende wetenschappelijke uitdrukkingsvormen van de scholastiek.9 Summae werden geschreven als samenvattende leerboeken ten behoeve van de zelfstudie van de student. In de dertiende eeuw zijn talloze summae vervaardigd. Kenmerkend voor de summa is dat zij het gehele gebied van een bepaalde wetenschap op een systematische wijze behandelt. Hierop vormt Thomas’ Summa geen uitzondering. De Summa Theologica is echter geen theologisch boekwerk in meer academische zin. Haar reikwijdte is hiervoor te groot en bovendien is de tekst vaak


Over de wet binnenwerk-4e druk:Over de wet binnenwerk

Inleiding

06-06-2008

08:51

Pagina 19

19

opvallend weinig academisch. De verklaring van deze fenomenen is te vinden in het voorwoord. Daar stelt Thomas dat zijn Summa Theologica een leerboek bedoelt te zijn voor nieuwkomers in de leer van de christelijke religie, waarbij bedacht moet worden dat deze nieuwkomers geen beginnende universitaire theologiestudenten zijn. Het beoogde lezerspubliek van de Summa Theologica bestond niet uit volwassenen, maar uit de pas tot de orde der predikheren toegetreden jonge monniken die Thomas tijdens zijn verblijf in Rome placht te onderwijzen; jongens dus die aan het begin stonden van een religieus leven. Dergelijke studenten hebben weinig behoefte aan fijnzinnige theologische uiteenzettingen; veeleer willen zij vooral een antwoord op de vragen naar de noodzaak en de implicaties van de christelijke doctrine voor het menselijke leven. Omdat het toentertijd beschikbare materiaal, bestaande uit de bijbeltekst, allerlei handboeken over moraal en kerkrecht, de geschriften van de kerkvaders enzovoorts, naar de mening van Thomas van Aquino niet op een heldere en gestructureerde wijze in deze specifieke behoefte voorzag, heeft hij zijn Summa Theologica geschreven. Een beschouwing van de plaats die de vertaalde vraagstellingen over de wet inneemt in dit geschrift, kan bijdragen tot meer begrip van de context van Thomas’ rechtsfilosofie. De Summa Theologica bestaat uit 512 vraagstellingen, 2.669 artikelen en ongeveer 10.000 tegenwerpingen met antwoorden. In de Leonina-editie is zij, inclusief het commentaar van Cajetanus (1469-1534), vervat in negen delen van folioformaat. Andere edities hanteren het octavoformaat. Zo bestaat de Summa in de editie van Lethielleux uit vijf delen; met inbegrip van het supplement zijn dit 3123 bladzijden met elk twee kolommen tekst, de inhoudsopgaven en registers niet meegeteld. Meer contextueel inzicht verschaft een beschouwing van de formele structuur van de Summa Theologica. Op het meest fundamentele niveau zijn in de Summa drie delen te ontwaren: over God; over de beweging van het redelijke schepsel naar God; en over Christus die, voor zover hij mens is, ons de weg toont naar God.10 Met inbegrip van de meer afgeleide onderscheidingen ziet de formele structuur van de Summa Theologica er als volgt uit:

I. A. B. C. D.

Over God (prima pars): De heilige leer als geheel van kennis (q.1) Het bestaan en het wezen van God (qq.2-26) De DrieĂŤenheid (qq.27-43) De voortgang van schepselen uit God: 1. De voortbrenging van de schepselen (qq.44-46) 2. Het onderscheid tussen de schepselen: a. In het algemeen (qq.47-49) b. In het bijzonder:


Over de wet binnenwerk-4e druk:Over de wet binnenwerk

20

06-06-2008

08:51

Pagina 20

Over de Wet

i. Zuiver geestelijke wezens: de engelen (qq.50-64) ii. Zuiver lichamelijke wezens (qq.65-74) iii. Wezens samengesteld uit geest en lichaam: de mensen (qq.75-102) c. De instandhouding en het bestuur van de schepselen (qq.103-119) II. Over de beweging van het redelijke schepsel naar God (secunda pars): 1. De beweging van de mens naar God door zijn handelingen in het algemeen (prima secundae): A. Het uiteindelijke doel van het menselijke bestaan (qq.1-5) B. De middelen om dit doel te bereiken: 1. De menselijke handelingen: a. De handelingen eigen aan de mens in het algemeen: i. De handelingen van de wil (qq.6-17) ii. Goede en kwade handelingen (qq.18-21) b. De handelingen van de mens die hij deelt met de dieren: i. De gemoedsaandoeningen (qq.22-48) 2. De beginselen van menselijke handelingen: a. De inwendige beginselen: i. De hebbelijkheden in het algemeen (qq.49-54) ii. De deugden in het algemeen (qq.55-70) iii. De ondeugden en de zonden in het algemeen (qq.71-89) b. De uitwendige beginselen: i. De wet in het algemeen (qq.90-97) ii. De Oude Wet (qq.98-105) iii. De Nieuwe Wet (qq.106-108) iv. De genade (qq.109-113) v. De verdienste (q.114) 2. De beweging van de mens naar God door zijn handelingen in het bijzonder (secunda secundae): A. De theologale deugden, inclusief gaven, ondeugden en bijbehorende voorschriften: 1. Geloof (qq.1-16) 2. Hoop (qq.17-22) 3. Liefde (qq.23-46) B. De kardinale deugden, inclusief gaven, ondeugden en bijbehorende voorschriften: 1. De bezonnenheid (qq.47-56) 2. De gerechtigheid (qq.57-122) 3. De moed (qq.123-140) 4. De gematigdheid (qq.141-170) C. De morele verschillen tussen de mensen (qq.171-189)


Over de wet binnenwerk-4e druk:Over de wet binnenwerk

06-06-2008

08:51

Inleiding

Pagina 21

21

III. Christus als de weg van het redelijke schepsel naar God (tertia pars): A. Christus, de Verlosser der mensen (qq.1-59) B. De sacramenten van de Kerk als middel tot verlossing: 1. In het algemeen (qq.60-65) 2. In het bijzonder: i. De doop (qq.66-71) ii. Het vormsel (q.72) iii. De communie (qq.73-83) iv. De biecht (qq.84-90 t/m a.4) Thomas van Aquino is hier gestopt, maar het supplementum vervolgt met: iv. De biecht (qq.1-28) v. Het oliesel (qq.29-33) vi. De priesterwijding (qq.34-40) vii. Het huwelijk (qq.41-68) C. Het einddoel: het eeuwige leven (qq.69-99) De plaats van de algemene bespreking van de wet in de Summa Theologica zegt ons in de eerste plaats iets over het relatieve belang van Thomas’ rechtsfilosofie. Ten eerste kan vastgesteld worden dat zij materieel gezien weinig ruimte in beslag neemt: het gaat immers slechts om een achttal vraagstellingen van gemiddelde omvang uit een werk dat er meer dan 500 bevat.11 Kijken we vervolgens naar de plaats van deze vraagstellingen in de formele structuur van de Summa, dan kunnen we concluderen dat de wet slechts een van de uitwendige middelen van de mens is in zijn beweging naar God. Daarenboven blijkt Thomas’ algemene bespreking van de wet vooral ook een opmaat te zijn voor de behandeling van de wetten van het Oude en het Nieuwe Testament. Een beschouwing van de strekking en de aard van de Summa Theologica verhoogt het besef van het belang van het verband waarin Thomas’ rechtsfilosofie zich voordoet. Weliswaar is de Summa geen theologisch werk in meer academische zin, desalniettemin is zij een uiteenzetting van de sacra doctrina en beoogt zij een religieus doel. Voorts wordt deze ‘heilige leer’ op een zodanige wijze overgebracht, dat de uiteenzetting geschikt is om te dienen als antwoord op zeer specifieke vragen, namelijk de vraag naar de noodzaak en de vraag naar de implicaties van de christelijke leer voor het menselijke leven. Bovendien heeft Thomas, zoals uit de proloog blijkt, vooral ook een gestructureerd antwoord willen geven; een uiteenzetting waarin de argumenten op welhaast meetkundige wijze voortborduren op eerder ingenomen standpunten; een uiteenzetting ook die men van begin tot einde kan lezen zonder herhalingen of zinloze argumenten te ontmoeten. Dit betekent dat werkelijk begrip van Thomas’ rechtsfilosofie niet goed mogelijk is zonder kennis van het voorafgaande. De algemene behandeling van de wetten binnen het verband van een christelijk-doctrinair geschrift en haar grote intrinsieke verwevenheid met het geheel


Over de wet binnenwerk-4e druk:Over de wet binnenwerk

22

06-06-2008

08:51

Pagina 22

Over de Wet

impliceert dat een geïsoleerde bespreking van Thomas’ rechtsfilosofie minder zinvol is. Desalniettemin pleegt men in rechtsfilosofische geschriften vooral de natuurrechtsopvatting van Thomas nogal eens los te zien van bijvoorbeeld de scheppingsgedachte of de belofte van het eeuwige leven. Anderzijds getuigt het van het genie van Thomas van Aquino dat zijn min of meer terloopse bespiegelingen over, blijkens hun plaats in de Summa, relatief onbeduidende zaken als wetten toch beschouwd zijn als ‘het eerste afgeronde stelsel van de rechtsfilosofie’12 en ook vandaag de dag nog gezien worden als waardevolle analyses.13

Vorm en inhoud II Hoewel de Summa Theologica geschreven is ten behoeve van de zelfstudie, zal een nadere beschouwing van haar bouwstenen ons leren dat zij desalniettemin een voortbrengsel is van de onderwijspraktijk van de disputatio. De grondstructuur van de Summa toont ons drie delen. Ieder deel is vervolgens onderverdeeld in quaestiones of vraagstellingen. De basiseenheid van de Summa is echter het artikel. Dit artikel heeft op zijn beurt weliswaar delen, maar deze vormen tezamen één dialectisch geheel. In het artikel treffen we het schema van de determinatio magistralis aan. De quaestiones bundelen de artikelen tot een thematisch geheel; zij zijn algemene vraagstellingen en als zodanig kunnen zij gezien worden als de hoofdstukken van de Summa Theologica. Zo wordt in quaestio 90 uit het eerste gedeelte van deel II de algemene vraag gesteld naar het wezen van de wet. Deze algemene vraagstelling splitst Thomas in vraagpunten: bijzondere vraagstellingen die hij behandelt in artikelen. Zo luidt de bijzondere vraagstelling van het eerste artikel van vraagstelling 90: ‘Of de wet iets van de rede is.’ Op de bijzondere vraagstelling volgt in het artikel een opsomming van tegenargumenten. In de Summa Theologica zijn dit er gewoonlijk drie of vier. Zo worden er in het eerste artikel van vraagstelling 90 drie argumenten opgevoerd die stellen dat de wet niet iets van de rede is. Na deze tegenwerpingen of objectiones volgt een opmerking of argument sed contra, dat de door de schrijver in het daaropvolgende middengedeelte uiteengezette positie ondersteunt. Het artikel rondt de behandeling van de bijzondere vraagstelling af door op het middengedeelte of corpus de reacties van de schrijver op de tegenwerpingen te laten volgen. Soms ook wordt besloten met een commentaar op het argument sed contra. Schematisch ziet de opbouw van een artikel er in beginsel als volgt uit: 1. De bijzondere vraagstelling: ‘Of (...).’ 2. De tegenwerpingen, waarvan de eerste begint met: ‘Het schijnt dat (...).’ 3. Het argument sed contra: ‘Maar hier staat tegenover dat (...).’ 4. Het standpunt: ‘Ik antwoord met te zeggen dat (...).’ 5. De reacties op de tegenwerpingen: ‘Naar aanleiding van (...).’


Over de wet binnenwerk-4e druk:Over de wet binnenwerk

Inleiding

06-06-2008

08:51

Pagina 23

23

Een artikel uit de Summa is dialectisch van opzet; zijn structuur is die van de determinatio magistralis. Zoals gezegd was deze de schriftelijke neerslag van een disputatio, die de meer onderzoekende onderwijsvorm was. De kern van wat wel de scholastieke methode in de theologie en de wijsbegeerte genoemd wordt, is de onderzoekstechniek van de quaestio. Strikt genomen is een quaestio een in de vorm van een vraag gegoten uitspraak. Oorspronkelijk was deze uitspraak tweeledig, waarbij de leden met elkaar in tegenspraak waren. Dit betekende dat de vraagstelling de vorm aannam van een ‘Of (...), of (...)’-vraag. In de Summa Theologica komen we de bijzondere vraagstellingen niet zozeer in deze vorm tegen. De bijzondere vraagstelling is hier meestal enkelvoudig en verlangt vooral bevestiging en toelichting. In de Summa heeft de vraagstelling nadrukkelijk een didactische functie. Kenmerkend voor de onderzoekstechniek van de quaestio is in de eerste plaats het gebruik van de logica. De middeleeuwse logici hadden tevens oog voor de ambiguïteit van termen en verrijkten de traditionele aristotelische logica van het Organon14 met logisch-semantische analyses. Reeds in 1122 wees Petrus Abaelardus in het voorwoord van zijn Sic et Non op het belang van een besef van de verschillende betekenissen die een term kan hebben in uiteenlopende uitspraken.15 Bezien we nu Thomas’ artikelen, dan kunnen we allereerst vaststellen dat hij daarin overvloedig gebruik maakt van syllogistische technieken. Dit is bij de tegenargumenten uitdrukkelijk het geval. Daarenboven treffen we nogal eens een semantische analyse aan in het corpus. Zo komt het regelmatig voor dat Thomas van Aquino een uiteenzetting begint met: ‘Ik antwoord met te zeggen dat x op twee wijzen A genoemd kan worden.’ Van groter belang is echter Thomas’ veelvuldige gebruik van de analogie in de Summa Theologica. Een term wordt meerzinnig of equivook gebruikt, wanneer hij in verschillende uitspraken een verschillende betekenis heeft, maar qua klank, of qua schrijfwijze, of qua klank én qua schrijfwijze gelijk blijft. Zo heeft in ‘De man neemt plaats op de bank in het park’ en ‘De bank opent een nieuwe vestiging’ de term ‘bank’ verschillende betekenissen. Een term wordt voorts eenzinnig of univook gebruikt, wanneer de term in verschillende uitspraken dezelfde betekenis heeft. Dit is het geval met dezelfde term in ‘De bank opent een nieuwe vestiging’ en ‘Mijn bank berekent een hogere rente’. Nu wordt een term analoog gebruikt, wanneer in verschillende uitspraken haar betekenis deels verandert en deels gelijk blijft, waarbij het gedeeltelijk veranderde en het gedeeltelijk gelijke in een bepaald verband onafscheidelijk zijn. Aan Aristoteles wordt doorgaans het standaardvoorbeeld van de term ‘gezond’ ontleend.16 Oorspronkelijk wordt de term gezegd van levende wezens: ‘Jan is gezond’, ‘Mijn hond is gezond’ enzovoorts. De term betekent in dergelijke uitspraken ‘in een toestand van optimaal welzijn in geestelijk en lichamelijk opzicht verkerend’. Wanneer ‘gezond’ gezegd wordt van levende wezens is de term eenzinnig.


Over de wet binnenwerk-4e druk:Over de wet binnenwerk

24

06-06-2008

08:51

Pagina 24

Over de Wet

Nu kan ‘gezond’ tevens gezegd worden van dingen die zich op een bepaalde wijze verhouden tot dit optimale welzijn van levende wezens. Men denke bijvoorbeeld aan: ‘Fruit is gezond’, of: ‘Hij heeft een gezonde kleur.’ Wanneer voedsel als fruit gezegd wordt gezond te zijn, dan wordt bedoeld dat fruit het optimale welzijn van levende wezens als mensen bevordert; wanneer ‘kleur’ geprediceerd wordt met ‘gezond’, dan wordt bedoeld dat de huidkleur van een levend wezen als een mens optimaal welzijn uitstraalt. Deze twee betekenissen van ‘gezond’, ‘optimaal welzijn bevorderend’ en ‘optimaal welzijn uitstralend’, verkrijgt de term wanneer die dingen geprediceerd worden die zich op een bepaalde wijze verhouden tot het geestelijke en lichamelijke optimale welzijn van levende wezens. Dit betekent dat het gezamenlijk voorkomen van ‘optimaal welzijn’ en ‘bevorderend’ of van ‘optimaal welzijn’ en ‘uitstralend’ in de betekenis van de term afhankelijk is van het verband van de term. Zo kan ‘gezond’ in de uitspraak ‘Fruit is gezond’ bijvoorbeeld niet de betekenis hebben van ‘optimaal welzijn uitstralend’. De analogie is ook in Thomas’ algemene behandeling van de wet prominent aanwezig. Thomas gebruikt zijn definitie van de wet namelijk niet univook maar analogisch. Hij laat deze definitie van toepassing zijn op alle uitwendige beginselen van menselijke handelingen waarvoor hij zich buiten de genade en de verdienste interesseert: het begrip van de goddelijke voorzienigheid, de natuurrechtelijke beginselen, de goddelijke voorschriften van het Oude en het Nieuwe Testament, en de door menselijke wetgevers afgekondigde gedragsvoorschriften. Hoe dit in zijn werk gaat, wordt in de aantekeningen uit de doeken gedaan. De scholastieke methode kenmerkt zich voorts door het overvloedige gebruik van citaten, parafrasen en verwijzingen. Over de Wet telt er maar liefst 204. De aangehaalde of geparafraseerde teksten werden gezaghebbende teksten of auctoritates genoemd, omdat er gezag aan werd toegekend. Dit gebeurde indien de schrijver van de teksten, de auctor, in de teksten geacht werd van de waarheid te getuigen; de teksten verwezen naar het ware. Men vond het daarom zinvol om deze teksten in de eigen beschouwingen te betrekken. De verklaring van dit fenomeen is gelegen in het feit dat de middeleeuwse wetenschappen als het ware met niets moesten beginnen. Het weinige dat men aan klassieke geschriften had, gold echter als superieur. Aanvankelijk was men vrijwel onbekend met de geschriften van de antieke geleerdheid; met de compilaties van Cassiodorus (ca. 490-585 n.C.) en Isidorus van Sevilla (ca. 560-636 n.C.) moest men het doen. Het is begrijpelijk dat toen eenmaal meer antieke geschriften beschikbaar kwamen, de teksten een belangrijke rol bleven spelen in het eigen redeneren. Toch is dit gebruik van gezaghebbende teksten niet zo weinig kritisch als men in eerste instantie geneigd zou zijn te denken. Zoals gezegd werd de auctor geacht in de tekst van de waarheid te getuigen. Zijn tekst werd om deze reden bruikbaar bevonden om het eigen argument te onderbouwen. Anderzijds kon aan andere gezaghebbende teksten dikwijls een tegenargument ontleend worden. Met behulp


Over de wet binnenwerk-4e druk:Over de wet binnenwerk

Inleiding

06-06-2008

08:51

Pagina 25

25

van de quaestio-techniek trachtte men de waarheid te vinden door de tegenspraak van de ene auctoritas met de andere door uitleg op te heffen. De tegenspraak moest een schijnbare zijn; immers, de waarheid is en de auctoritas toont haar. Bijgevolg moest er iets schorten aan het begrip van de onderscheiden getuigenissen van dezelfde waarheid. Dit is in essentie de dialectiek van de quaestio.17 Welke functies vervult een auctoritas in een redenering? Op de eerste plaats kan de tekst onderdeel zijn van de bewijsvoering. In dat geval is een auctoritas een van de voorafgaande stellingen van het syllogisme. De gezaghebbende tekst legt dan het grootst mogelijke gewicht in de schaal. In Over de Wet komen we dit gebruik van auctoritates vooral tegen in de tegenwerpingen.18 Een auctoritas heeft daarentegen veel minder invloed wanneer zij geen deel uitmaakt van de bewijsvoering en uitsluitend opgevoerd wordt om het argument kracht bij te zetten. In logisch opzicht is de auctoritas dan van geen belang. Dit is allereerst het geval wanneer de gezaghebbende tekst de juistheid van de conclusie onderstreept. Dit gebruik van auctoritates komen we in de vertaalde tekst tegen in zowel de tegenwerpingen, als de corpora, als de reacties op de tegenwerpingen.19 Voorts is dit het geval wanneer de auctoritas door de voorafgaande redenering verklaard wordt. In Over de Wet volgt in die gevallen de gezaghebbende tekst op zinsneden als ‘En daarom’ of ‘Vandaar dat’. Dit gebruik van auctoritates komt in de vertaalde tekst vrijwel uitsluitend voor in de corpora en de reacties op de tegenwerpingen.20 Thomas’ conclusies zijn in logisch opzicht niet afhankelijk van gezaghebbende teksten. Hoewel de auctoritates uit het Oude en het Nieuwe Testament in Over de Wet het grootst in aantal zijn, zoals in een geschrift als de Summa Theologica verwacht mag worden, spelen ook zij geen rol in de bewijsvoering.21 De auctoritates van de tegenwerpingen legt Thomas in zijn reacties doorgaans ‘met ontzag’ uit. Dit betekent dat hij ertoe neigt geen afbreuk te doen aan het gezag van de tekst. De reacties zijn daarom vooral pogingen om de in de auctoritates blootgelegde waarheden in overeenstemming te brengen met het eigen standpunt. Dit kan bijvoorbeeld inhouden dat Thomas aantoont dat het argument van de tegenwerping stoelt op een onjuiste of ontoereikende uitleg van de tekst. De in het argument voorkomende auctoritas boet in zo’n geval niet aan gezag in, terwijl het argument ondergraven is. De voornaamste leveranciers van gezaghebbende teksten in Over de Wet zijn de bijbel, Aristoteles, Augustinus en Isidorus van Sevilla. Omdat de tekst over wetten gaat, ligt het voor de hand dat ook regelmatig van rechtsgeleerde geschriften gebruikgemaakt wordt. Over de Wet valt in twee delen uiteen. Het algemene gedeelte, bestaande uit de eerste drie vraagstellingen, gaat na: wat een wet is, welke soorten van wetten er zijn, en hoe de wetten zich betrekken op het handelen. Het bijzondere gedeelte, de vraagstellingen 93 tot en met 97, beziet iedere soort van wet afzonderlijk en onderzoekt de relaties tussen de verschillende soorten wetten.22


Over de wet binnenwerk-4e druk:Over de wet binnenwerk

26

06-06-2008

08:51

Pagina 26

Over de Wet

Over de tekst, de vertaling en de aantekeningen Van de verschillende delen van de Summa Theologica bestaan talloze manuscripten. De catalogus van Weisheipl maakt melding van 220 afschriften van het prima secundae.23 Dit grote aantal is er de oorzaak van dat een moderne kritische uitgave van de Summa-tekst nog steeds niet voorhanden is. Aan de meest gangbare edities, de Leonina en de Piana, ligt de selectie van een zeer gering aantal afschriften ten grondslag. De eerstgenoemde editie is ontstaan in de jaren tussen 1888 en 1906 en vormt een onderdeel van het op instigatie van paus Leo XIII (paus 1878-1903) uitgegeven verzamelde werk. Vooral de eerste delen van de tekst zijn bijzonder weinig kritisch en nauwelijks geannoteerd. Evenmin kritisch, maar veel gebruikt is de editie van Piana. Deze verscheen in de jaren 1570 en 1571 op verzoek van paus Pius V (paus 15661572). Een groep Canadese dominicanen heeft deze tekst van aantekeningen voorzien en tussen 1941 en 1945 heruitgegeven. De vertaling is gebaseerd op de tekst van de Leonina-uitgave.24 Voor zover het de vertaalde vraagstellingen betreft, zijn de verschillen tussen deze tekst en die van de Piana niet noemenswaardig. De vertaling bedoelt een nauwgezette weergave te zijn van de oorspronkelijke tekst. In syntactisch opzicht valt de vertaling zoveel mogelijk samen met de Latijnse tekst. Ook is getracht omschrijvingen uit de vertaling te weren. Een en ander heeft tot gevolg dat de vertaalde tekst hier en daar minder vlot leest. Bedacht moet worden dat het scholastieke Latijn van Thomas van Aquino niet het Latijn van Ovidius, noch dat van Petrarca is. Zijn taalgebruik is in hoge mate ambachtelijk en functioneel. Eigen aan iedere kunsttaal is echter dat zij minder toegankelijk is voor niet-ingewijden. Deze eigenschap deelt de vertaling met de oorspronkelijke tekst. Met behulp van verklarende noten is getracht dit onvermijdelijke ongemak te ondervangen. In de oorspronkelijke tekst zijn de leestekens volgens de logische of grammaticale methode geplaatst. Deze methode kon in de vertaling niet worden gehandhaafd. Dit is vooral spijtig omdat deze interpunctie behalve de zinsstructuur ook de syllogistische vorm van het argument benadrukt. Tegenwoordig plaatst men in goed Nederlands de leestekens echter volgens de ritmische methode en een onverkort vasthouden aan de logische methode zou het lezen van de vertaling al te zeer bemoeilijkt hebben. Het doel van de aantekeningen is tweeledig. Allereerst verwijzen zij naar de bron van een gezaghebbende tekst. Voorts bedoelen zij de tekst te verklaren of informatie te verschaffen. Hoewel een bibliografie is opgenomen, zijn in dit verband enkele opmerkingen over de bronnen gepast. Thomas’ voornaamste bron van auctoritates is de bijbel. De door hem gebruikte tekst is echter niet de huidige. In de aantekeningen wordt naar de tegenwoordig


Over de wet binnenwerk-4e druk:Over de wet binnenwerk

Inleiding

06-06-2008

08:51

Pagina 27

27

gangbare Willibrord-vertaling verwezen. Indien deze tekst enigszins afwijkt van Thomas’ bewoordingen, wordt dit in de desbetreffende aantekening vermeld. Indien een auctoritas niet te vinden is in de Willibrord-vertaling, wordt verwezen naar de Vulgaat. In dat geval is een vertaling van de Vulgaat-tekst in de aantekeningen te vinden. Naar het werk van Aristoteles wordt verwezen volgens de klassieke uitgave van Immanuel Bekker. De verwijzingen naar de Latijnse en Griekse kerkvaders en kerkleraren zijn volgens J.-P. Migne’s Patrologiae Cursus Completus Series Graeca en Series Latina. Andere standaarduitgaven waarnaar verwezen wordt, zijn de Krüger-editie van het Corpus iuris civilis en de Richter-Friedberg-uitgave van het Corpus iuris canonici. Alle titels en auteurs zijn vermeld in een opgenomen lijst van afkortingen. Aandacht verdient ten slotte nog de wijze van citeren uit de Summa. In de aantekeningen wordt gebruikgemaakt van de gebruikelijke. De citeerwijze is als volgt: 1. Indien verwezen wordt naar een deel: Summa Th. I (prima pars) Summa Th. I-II (prima secundae) Summa Th. II-II (secunda secundae) Summa Th. III (tertia pars) 2. Indien verwezen wordt naar een vraagstelling: Summa Th. I, q.5 3. Indien verwezen wordt naar een artikel: Summa Th. I, q.5, a.1. 4. Indien verwezen wordt naar een tegenwerping: Summa Th. I, q.5, a.1, obj1. 5. Indien verwezen wordt naar het corpus: Summa Th. I, q.5, a.1c. 6. Indien verwezen wordt naar een reactie: Summa Th. I, q.5, a.1, ad1. Deze citeerwijze wordt omwille van het leesgemak niet gehanteerd in de vertaling zelf. Wanneer nu in de vertaling verwezen wordt naar een passage elders in de vertaalde tekst, dan wordt de vindplaats in gewone bewoordingen omschreven.


Over de wet binnenwerk-4e druk:Over de wet binnenwerk

28

06-06-2008

08:51

Pagina 28

Over de Wet

NOTEN 1. 1 Cor. 3,1-2. 2. Summa Th. Prologus. 3. Aldus J.A. Weisheipl in Friar Thomas d’Aquino. His Life, Thought, and Works, Oxford 1975, p.4. 4. De seculiere clerus had een aantal formele redenen om afwijzend te staan tegenover het bestaan en het optreden van de bedelorden. De voornaamste was de aanspraak van deze actieve orden op een staat van religieuze vervolmaking die die van de bisschoppen evenaarde. Thomas van Aquino onderstreept deze aanspraak overigens in Summa Th .II-II, q.188, a.6c. Daarenboven werd hun recht om te preken, de biecht af te nemen, te onderwijzen en te bedelen op theologische gronden betwist. De werkelijke verklaring voor de animositeit tussen de bedelorden en de seculiere geestelijkheid is echter een kerkpolitieke. Deze uit drang naar spirituele vernieuwing opgekomen orden legden zich niet uitsluitend toe op de contemplatie, zoals bijvoorbeeld de benedictijnse orde, maar bemoeiden zich actief met de missie en de zielzorg: taken die van oudsher voor rekening kwamen van de reguliere geestelijkheid. Daarenboven waren de snel groeiende bedelorden in de handen van diverse pausen een uitstekend instrument voor de inperking van de macht van plaatselijke bisschoppen. 5. Aldus J.A. Weisheipl, Friar Thomas d’Aquino, p.322. 6. Zie J.A. Weisheipl, Friar Thomas d’Aquino, pp.356-405. 7. Vooral wanneer we bedenken dat veel tijd verloren gegaan moet zijn door Thomas’ veelvuldige reizen, die hij als bedelmonnik te voet placht te ondernemen. Zo kon een reis van Napels naar Parijs enkele maanden in beslag nemen. 8. Weisheipl leidt dit af uit het feit dat Thomas van Aquino in Summa Th. I-II, q. III, a.5 voor het laatst naar boek Λ als boek XI van Aristoteles’ Metaphysica verwijst, terwijl in Summa Th. II-II, q. 1, a.8, obj.1 ditzelfde boek aangeduid wordt als boek XII van de Metaphysica. Daar Willem van Moerbeke boek K van de Metaphysica omstreeks het einde van 1270 vertaald heeft, en boek Λ pas na de invoeging van boek K het twaalfde boek van de Metaphysica werd, ligt het voor de hand te veronderstellen dat Thomas Summa Th. I-II voor het einde van dat jaar voltooid heeft. Zie J.A. Weisheipl, Friar Thomas d’Aquino, p.61. 9. De middeleeuwse onderwijskundige procedures worden uitstekend besproken door L.M. de Rijk in Middeleeuwse wijsbegeerte. Traditie en vernieuwing, Assen 1981, pp.127131. 10. Dit is het plan waarvan Thomas zelf melding maakt in de aanhef van Summa Th. I, q.2. J.A. Weisheipl meent dat aan de Summa een nog fundamentelere tweedeling ten grondslag ligt, namelijk die van exitus of voortbrenging door God en reditus of terugkeer tot God. De cesuur zou in dat geval komen te liggen tussen het eerste deel en de overige delen.


Over de wet binnenwerk-4e druk:Over de wet binnenwerk

Inleiding

06-06-2008

08:51

Pagina 29

29

11. Ik ben zo vrij hier van mening te verschillen met Carl J. Friedrich die meent dat ‘[De rechtsfilosofie van de middeleeuwen] haar hoogtepunt vindt in de rechtsfilosofie van Thomas van Aquino, die […] een van de grotere onderdelen van zijn Summa Theologica aan haar heeft gewijd.’ Zelfs met inbegrip van Thomas’ behandeling van de wetten van het Oude en het Nieuwe Testament lijkt deze uitspraak wat overdreven. Zie C.J. Friedrich, Rechtsfilosofie in historisch perspectief, Hilversum 1964, p.36. 12. Aldus G.E. Langemeijer, Inleiding tot de studie van de wijsbegeerte des rechts, Zwolle 1973, p.56. 13. In overzichten van de in de loop van de geschiedenis gegeven antwoorden op de vraag naar de aard of de vraag naar de gelding van het recht wordt Thomas’ analyse vaak opgevoerd als toonbeeld van de natuurrechtelijke positie. Ik noem slechts Philosophy of Law, J. Feinberg & H. Gross (eds.), Belmont 1990. 14. Organon betekent werktuig of instrument, waarmee het werktuig of het instrument van de wetenschap en het wetenschappelijke redeneren bedoeld wordt. Het is de benaming van een zevental verhandelingen over wat Aristoteles analytica noemde. Tegenwoordig zouden wij van logica spreken. Tot het Organon worden gerekend de Categoriae, De interpretatione, de Topica, de Sophistici Elenchi, de Analytica priora en de Analytica posteriora. De middeleeuwers waren aanvankelijk slechts met de eerste twee genoemde werken bekend. Tezamen met de Isagoge van Porphyrius (ca. 232304 n.C.) en enkele commentaren en monografieën van Boëthius vormden de Categoriae en De interpretatione de zogenaamde oude logica of logica vetus. Na de receptie, in de eerste helft van de twaalfde eeuw, werden de overige werken bekend als de logica nova. 15. Petrus Abaelardus, Sic et Non, prologus (ML 128, 1339-1349). 16. Top. Α.14.106b34-107a2. 17. Vanzelfsprekend had de omgang met auctoritates ernstige beperkingen. Slaafse navolging van gezaghebbende schrijvers kwam veel voor. Ook betekende het vasthouden aan een corpus van gezaghebbende teksten een vernauwing van het wetenschappelijke blikveld; de onderzoeksvelden waren reeds door de auctores aangegeven. Daarenboven werkte de methode het ontstaan van modern systematisch natuurwetenschappelijk onderzoek bepaald niet in de hand. 18. In deze tekst is de auctoritas meestal de maior premisse van het syllogisme. Zie bijvoorbeeld de eerste tegenwerping van art. 1 vraagstelling 90. 19. Zie bijvoorbeeld de derde tegenwerping van art. 1 vraagstelling 90. De gezaghebbende tekst volgt dan meestal op de zinsneden als ‘hetgeen overeenstemt met wat x zegt’ of ‘overeenkomstig hetgeen x zegt’. 20. Het argument sed contra is in de meeste gevallen niet meer dan een auctoritas. Als het argument de vorm heeft van een syllogisme, dan is een van de voorafgaande stellingen doorgaans een gezaghebbende tekst. In een enkel geval bevat het argument sed contra geen auctoritas. Van het gebruik van dezelfde tekst in het corpus is normaliter geen sprake. Echter, indien de tekst naar aanleiding waarvan de bezwaren zijn


Over de wet binnenwerk-4e druk:Over de wet binnenwerk

30

21.

22.

23. 24.

06-06-2008

08:51

Pagina 30

Over de Wet

gerezen eveneens ruimte biedt voor de weerlegging van de bezwaren, volstaat Thomas in het argument sed contra met een verwijzing naar de gezaghebbende tekst. Zie de argumenten sed contra van de artt. 3 en 4 van vraagstelling 95. In een discipline als de theologie weegt het gewicht van een auctoritas uit het Oude of het Nieuwe Testament uiteraard zwaarder dan een gezaghebbende uitspraak van een klassieke, voorchristelijke geleerde. In de theologie moet bepaalde kennis immers door goddelijke openbaring tot de mens komen. Desalniettemin zijn in Over de Wet ook deze auctoritates nooit bepalend voor de slotsom van een eigen redenering. In de vraagstellingen 98 tot en met 108 wordt de goddelijke wet afzonderlijk behandeld. De bespreking van de overige soorten in de vraagstellingen 93 tot en met 97 is veel beknopter. Thomas’ belangstelling gaat dan ook primair uit naar de voorschriften van de goddelijke wet. Gezien de strekking van de Summa Theologica ligt dit voor de hand. Het algemene gedeelte, de vraagstellingen 90 tot en met 92, en het bijzondere gedeelte tot en met vraagstelling 97 moeten daarom vooral gezien worden als een algemene inleiding op de behandeling van de goddelijke wet. In deze algemene inleiding worden echter de traditionele vraagstukken van de rechtsfilosofie, namelijk die van de aard en de bindende kracht van rechtsregels, behandeld. J.A. Weisheipl, Friar Thomas d’Aquino, p.361. De tekst is te vinden in het in 1892 gereedgekomen zevende deel van het verzamelde werk. Zie tomus VII, pp.149-192.


Over de wet binnenwerk-4e druk:Over de wet binnenwerk

06-06-2008

08:51

Pagina 31

31

Over de Wet [Summa Theologica I-II, qq.90-97]

Inhoud Vraagstelling 90. Over het wezen van de wet Artikel 1. Of de wet iets van de rede is Artikel 2. Of de wet altijd tot het gemeenschappelijke goede geordend is Artikel 3. Of de rede van eenieder een wet kan maken Artikel 4. Of afkondiging tot het wezen van een wet behoort

35 35 38 41 43

Vraagstelling 91. Over de verscheidenheid van de wetten Artikel 1. Of er een eeuwige wet is Artikel 2. Of er in ons een natuurlijke wet is Artikel 3. Of er een menselijke wet is Artikel 4. Of het nodig is geweest dat er een goddelijke wet is Artikel 5. Of er slechts ĂŠĂŠn goddelijke wet is Artikel 6. Of er een wet van de neiging tot de zonde is

46 46 48 51 54 57 60

Vraagstelling 92. Over de gevolgen van de wet Artikel 1. Of het goed maken van mensen een gevolg van de wet is Artikel 2. Of de handelingen van de wet juist aangegeven worden

64 64 67

Vraagstelling 93. Over de eeuwige wet Artikel 1. Of de eeuwige wet het hoogste in God bestaande begrip is Artikel 2. Of de eeuwige wet aan allen bekend is Artikel 3. Of iedere wet van de eeuwige wet afgeleid is Artikel 4. Of noodzakelijke en eeuwige dingen aan de eeuwige wet onderworpen zijn Artikel 5. Of toevallige natuurlijke dingen aan de eeuwige wet onderworpen zijn Artikel 6. Of alle menselijke aangelegenheden aan de eeuwige wet onderworpen zijn

71 71 74 77 80 82 85


Over de wet binnenwerk-4e druk:Over de wet binnenwerk

32

06-06-2008

08:51

Pagina 32

Over de Wet

Vraagstelling 94. Over de natuurlijke wet Artikel 1. Of de natuurlijke wet een hebbelijkheid is Artikel 2. Of de natuurlijke wet meerdere voorschriften bevat of slechts één Artikel 3. Of alle handelingen van de deugden door de wet van de natuur voorgeschreven zijn Artikel 4. Of de wet van de natuur voor allen dezelfde is Artikel 5. Of de wet van de natuur veranderd kan worden Artikel 6. Of de wet van de natuur uit het hart van de mens gewist kan worden

90 90 93 97 100 104 107

Vraagstelling 95. Over de menselijke wet Artikel 1. Of het nuttig is geweest dat bepaalde wetten door mensen gesteld zijn Artikel 2. Of iedere gestelde menselijke wet van de natuurlijke wet afgeleid is Artikel 3. Of Isidorus’ weergave van de hoedanigheid van de positieve wet juist is Artikel 4. Of Isidorus’ verdeling van de menselijke wetten juist is

110

Vraagstelling 96. Over de macht van de menselijke wet Artikel 1. Of de menselijke wet in het algemeen of in het bijzonder gesteld moet zijn Artikel 2. Of het tot de menselijke wet behoort om alle ondeugden te onderdrukken Artikel 3. Of de menselijke wet de handelingen van alle deugden voorschrijft Artikel 4. Of de menselijke wet de mens in geweten bindt Artikel 5. Of allen aan de menselijke wet onderworpen zijn Artikel 6. Of hij die aan de wet ondergeschikt is, buiten de letter van de wet om mag handelen

124

Vraagstelling 97. Over de verandering van de wetten Artikel 1. Of de menselijke wet op een of andere wijze veranderd moet worden Artikel 2. Of de menselijke wet telkens behoort te worden veranderd wanneer zich iets beters voordoet Artikel 3. Of de gewoonte kracht van wet kan verkrijgen Artikel 4. Of de bestuurders van de menigte van de menselijke wetten kunnen vrijstellen

110 114 117 120

124 127 130 133 136 139 143 143 146 148 151


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.