Woord & Dienst Februari 2011 | Vreugde en Plezier

Page 1

opiniërend magazine voor protestants Nederland

Vreugde en plezier Jaargang 60 – Nummer 2 – februari 2011

Humor? Natuurlijk! Nacht van de Hoop Keetkerk



& Opmaat

De kerk is te leuk

8

Vreugde en plezier ‘De vreugde voert ons naar dit huis waar ’t Woord aan ons geschiedt’ (TT 1) Uitgangspunten voor dit nummer waren vreugde en blijdschap, en dit lied illustreert ze. Tekst (Sytze de Vries) die je zonder te knellen op een spoor zet, op een melodie (Willem Vogel) die de inhoud vleugels geeft. Hoofd en hart worden gevoed en op één lijn gebracht, inhoud en vorm worden samen meer dan het geheel van de delen. Het lied speelde me regelmatig door het hoofd.

De Vreugde der Thora 12

Ondanks alle beslommeringen is er veel dat tot vreugde stemt en waaraan we plezier mogen beleven. Maar het steekt nauw, blijkt in verschillende artikelen. Marcel Barnard ziet de ware vreugde opgaan in de ruis van liturgische vormen en leukigheidjes. Tzvi Marx verhaalt van de vreugde der Thora en laat zien dat het maar net is hoe je ermee omgaat. Willem van der Meiden onderstreept dat de vorm essentieel is voor het overbrengen van de boodschap en spitst dat toe op humor in de preek. Vreugde in de theologie, de weldaad van cabaret, humor in de Bijbel, humor zelfs als bouwsteen voor de gemeente. Veel humor in dit nummer inderdaad.

Geen cabaretier 24

Uit een ‘lofzang op de dans’ kwam ik nog een stukje tegen dat hier het aanhalen waard is. We zijn in goed gezelschap:

In dit nummer

‘Mens leer te dansen, anders weten de engelen in de hemel niet wat ze met je moeten beginnen.’ Augustinus Tenslotte moet er iets rechtgezet. In het vorige nummer misten op twee plekken de namen van fotografen. Het beeld van de steen in het artikel over het rituelenbureau was van Maarten Haverkamp. Van de foto’s van Taizé in Nederland was er één van Sjoerd Mouissie, de rest – waaronder de omslagafbeelding – van Wiesia Klemens. Dick Vos

februari 2011

Kinderbijbels 28 En verder

Rubrieken

Humor als bouwsteen 11 Grappenmakers om de kerk 15 Humor in de preek 16 Vreugde bij Van Ruler 19 Onbijbels dagboek 20 Nacht van de Hoop 22 Noorderlicht 30 Missionaire rondes 32 Haagse Dominicus 38 Belijdend lidmaatschap 40 Zeven vragen aan Karin Bloemen 48

De selectie 4 Agenda 6 Cartoon 18 Wederhoor 30 Nieuw in de kerk 31 Exegese 32 Drieluik kerkenwerk 34 Boekenvier 37 Predikanten 43 P.S. 47

3


Joods

De Vreugde der Thora – Simcha shel Mitzva ‘Vier dan uitbundig feest.’ Deze aanwijzing uit Deuteronomium 16:15 is typisch voor de Joodse traditie. Vreugde is uitgangspunt en kern, en beperkt zich nergens toe. Tzvi Marx

12

februari 2011


H

et Joodse gebed

getuigt van de vreugdevolle omarming van de geboden (mitzvot). In het ochtendgebed smeekt God de bidder: ‘Bestudeer de Thora, sla acht op haar woorden, onderwijs de voorschriften en volg haar aanwijzingen, liefdevol uitvoerend al haar lessen…’ In het avondgebed staat iets vergelijkbaars: ‘Voortdurend verheugen wij ons in de woorden van uw Thora en in uw voorschriften.’ In vreugde draagt de Jood het juk van de geboden. Inderdaad spreekt de rabbijnse traditie van een ‘juk’ als het gaat om de wet en de geboden. Maar uitgaande van de wetgevende inzet van de traditie (Halacha), kan men de manier waarop de Joden dit ‘juk’ ervaren gemakkelijk verkeerd verstaan. Ook in de strenge Halachische cultuur zijn legio mogelijkheden om vreugde te ervaren. En dit niet inzien, ‘is het niet begrijpen van het innerlijke spirituele leven van een gemeenschap die de liefde voor G-d uitdrukt in een algehele betrokkenheid bij de onderdelen van de Halacha’ volgens de Joodse filosoof David Hartman. Over Mozes staat geschreven dat ‘hij deed wat God hem opgedragen had’ (Num. 27:22), waaruit opgemaakt kan worden dat hij de geboden van de Thora met vreugde vervulde.1 De eerste inleiding van een jong kind in de studie van de Thora gaat ook vergezeld van honingkoek en snoepjes, zodat het kind de Thora altijd zal associëren met vreugde en blijdschap. De geleerde Solomon Schechter schrijft: ‘De vreugde over de mitzva vormt de kern van het (gelovig) handelen.’2 De psalmen bevestigen dit: ‘Hoe lief heb ik uw onderricht, heel de dag is hij in mijn gedachten… Uw richtlijnen zijn mijn eeuwig bezit, ze zijn de vreugde van mijn hart… Maar ik, ik heb uw geboden lief, meer dan goud, dan zuiver goud’ (Ps. 119:97, 111, 127). ‘Laat iemand de geboden van de Thora met vreugde uitvoeren, en zij zullen hem tot gerechtigheid worden aangerekend’ leren de wijzen ons.3 Maimonides nam dit later ook op in zijn codex van de Joodse wet.4

Paulus en Calvijn De hier beschreven benadering van de Thora en haar wet lijkt erg te verschillen met de manier waarop christelijke theologen deze karakteriseerden. De apostel Paulus was zonder twijfel opgeleid in het Judaïsme. Maar het lijkt me dat hij een hoogst afwijkende, misschien zelfs gebrekkige Joodse opvoeding moet hebben gehad. Hoe kon hij anders zo ontmoedigend verkondigen dat de mitzvot ‘tot mijn dood leidden’ en ‘mij gedood hebben’ (Rom. 7:10-11)? februari 2011

Op eenzelfde negatieve manier bevestigt Johannes Calvijn in zijn Institutie5 de visie van Paulus dat ‘de wet later is ingevoerd om ons bewust te maken van de zonde’ (Gal. 3:19). Calvijn geeft aan dat dit was ‘om mensen nederig te maken, als ze overtuigd zijn van hun verwerping… Paulus redetwistte met verdorven leraren (waarschijnlijk met rabbi’s –TM) die aangaven dat de mens gerechtvaardigd wordt door de werken der wet, oftewel door het onderhouden van de geboden.’

Paulus moet een hoogst gebrekkige opvoeding hebben gehad Nog niet zo heel lang geleden greep professor A. van de Beek in zijn boek De kring om de Messias terug op deze negatieve theologie van de mitzvot: ‘Het is immers duidelijk geworden dat de wet (Thora) ons geen leven geeft.’6 Dat de geboden voor de Jood een bron van vreugde zijn, vormt hiermee een scherp contrast. ‘Elk van de geboden die Israël in vreugde ontving op de Sinaï, nemen ze met vreugde in acht tot op de dag van vandaag.’7 Schrijvend over simcha, merkt de middeleeuwse geleerde Rabbenu Bachye op over simcha dat G-d de vreugde die gepaard gaat met de religieuze praktijk prefereert boven de praktijk zelf.8 Montefiore verheerlijkt ‘de studie en praktisering van de geboden van de Wet’. Dit bewerkstelligt ‘de glorie, de onderscheiding, de schoonheid en het geluk van het leven der Israelieten’.9 Volgens David Hartman wordt de vreugde der wet – simcha shel mitzva – op drie manieren ervaren: ‘in het gevoel van waardigheid en bekwaamheid, in de ervaring van heelheid en volheid in werken, en in een gevoel van groei, van zelfoverstijging’.10 De overvloedige vreugde van het delen is essentieel bij het geven van tzedaka (liefdadigheid), volgens Avot de-Rabbi Natan.11 ‘Geef hem dus ruimhartig en zonder spijt’ (Deut. 15:10). Ook in de codex van Maimonides12 wordt ons dit als norm gegeven.

Erotiek Simcha verwijst ook naar seksueel genot. Dit komt tot uitdrukking in de rabbijnse stelling dat ‘vreugde niets

13


Woord & Beeld

Nacht van de Hoop:

Voor wie niet op de traditionele manier Pasen wil vieren maar wel een monumentale paasnacht wil beleven, is in Den Haag iets leuks bedacht: de ‘Nacht van de Hoop’. Vorig jaar was de première, dit jaar komt er weer een. Margot C. Berends

W

aarom is deze nacht

anders dan alle andere nachten? Dat is de vraag die van oudsher wordt gesteld in de nacht, voorafgaand aan het paasfeest. In Den Haag is deze vraag vertaald naar een alternatieve waaknacht waarin wordt stilgestaan bij het thema ‘hoop’. Vorig jaar was die ‘Nacht van de Hoop’ er voor het eerst. Vooral jongeren, maar ook ouderen, waakten (een deel van) de nacht in de monumentale Grote Kerk. De centrale plek was het koor, dat was bezaaid met

zitzakken en kleine schemerlampjes. Daar begon de avond, met hoopvolle verhalen over Haagse projecten die klein waren begonnen, maar succesvol verliepen: verhalen over kunst, milieu en diaconaat. De bezoekers konden vervolgens dwalen door de kerk, om bijvoorbeeld een kunstwerk te maken, of een labyrint te construeren en te lopen. Anderen zochten de stilte op, trokken zich terug in een hoekje, liepen wat rond om zich te laten inspireren door wat op hun pad kwam.

Een van de activiteiten: samen een kuns

Lichtkunstwerk

Dit jaar staat er weer een nieuwe Nacht van de Hoop op stapel. Wie wil mee-organiseren, meedoen of ook zoiets in eigen gemeente of parochie wil opzetten: www.nachtvandehoop.nl Zaterdagavond 23 april-zondagmorgen 24 april, Grote Kerk, Den Haag.

22

Op elk heel uur kwam iedereen weer naar het koor, waar liggend in de zitzakken gekeken en geluisterd kon worden naar een feeëriek lichtkunstwerk op het hoge plafond, met klanken. Daarna vertelde een acteur steeds een verhaal over ‘hoop’. Vervolgens was er weer ruimte voor het ‘dwalen, stilstaan en improviseren in de ruimte van de kerk’. Tegen de ochtend werd de paaskaars binnengebracht. De wakenden gaven elkaar het licht door. Intussen vulde een cateraar in een van de kapellen zestig ontbijtbordjes met lekkere dingen. De organisatoren – medewerkers van Stek, de uitvoeringsorganisatie van de Haagse protestantse gemeente – wilden vóór alles kwaliteit. Ze vertelden dat ze professionele kunstenaars en andere deskundigen hadden ingehuurd, die de nacht kleur gaven. februari 2011


dwalen naar Pasen

stwerk maken.

De sfeer tijdens ‘de Nacht’ leende zich voor een rustig gesprek.

Zitzakken en schemerlampjes in het koor van de Grote Kerk. februari 2011

F oto ’ s : Margot C. B erends

23


PKN

Dat moet toch kunnen? ‘K

erkelijke vergaderingen mogen alleen

bestaan uit belijdende leden. Maar wat als iemand liever dooplid blijft? Wordt zo’n potentieel bestuurslid geweigerd?’ In twintig woorden introduceerde de redactie van Woord & Dienst het artikel dat ds. Hans van der Linden uit Ede schreef in het nummer van 17 december 2010. De titel van zijn bijdrage was minder vragend: ‘Schaf het belijdend lidmaatschap toch af !’.

Uitzonderlijk De casus die collega Van der Linden uit eigen praktijk opvoert, is uitzonderlijk maar niet onvoorstelbaar. Een dooplid is bereid diaken te worden, heeft er ook geen bezwaar tegen in het kader van de bevestiging in het ambt zijn geloof te belijden, maar zou graag ‘gewoon’ in het register van doopleden ingeschreven blijven. Hij wenst dus niet ‘onder de belijdende leden van de gemeente opgenomen te worden’, zoals het heet in ordinantie 9-5-4. Ik noem de casus uitzonderlijk, omdat ik vaker tegenkom dat iemand dan ook de openbare geloofsbelijdenis zelf afwijst. Dat is hier niet het geval; het gaat hier alleen om de registratie en om het daarachter liggende kerkordelijk onderscheid tussen doopleden en belijdende leden. Daar ga ik dus eerst op in. Daarna trek ik het toch iets breder, want het gaat in de casus toch ook om de betekenis van de openbare geloofsbelijdenis als zodanig. Waarom zulke regels? Is het niet onredelijk als men niet tegemoet kan komen aan de wensen van kerkmensen? Dat moet toch kunnen?

Registers Ik begin formeel. Het onderscheid tussen doopleden en belijdende leden is tot dusver door de kerk als van zo groot belang beschouwd, dat het in de grondwet van

40

Is de openbare geloofsbelijdenis achterhaald? Op verzoek van Woord & Dienst reageert Leo Koffeman op de vraag naar (on)redelijkheid in het kerkrecht. Hij pleit voor herbezinning. Leo Koffeman de kerk, de Romeinse artikelen, is opgenomen (art. III lid 5). De opname onder de belijdende leden is trouwens geen zaak van de gemeente alleen. De inschrijving als dooplid of als belijdend lid betreft immers niet alleen het ledenregister van de gemeente, maar ook dat van de kerk (ord. 2-6-1). Je wordt belijdend lid van de gemeente én van de kerk. Bij verhuizing naar een andere gemeente blijft deze inschrijving bepalend. Nu hebben we binnen de ene Protestantse Kerk in Nederland te maken met een verscheidenheid aan spiritualiteiten. Juist rond de betekenis (en de kerkordelijke consequenties!) van de openbare geloofsbelijdenis wordt dat duidelijk. De ene gemeente kan de doop die in een andere gemeente is bediend niet als nietig beschouwen; evenmin kan zij de openbare geloofsbelijdenis die in een andere gemeente is afgelegd, negeren. Daaraan houden we elkaar.

Achterhaald? In de casus gaat het om de kerkjuridische betekenis van de openbare geloofsbelijdenis. Maar dat is niet het belangrijkste aspect. Allereerst gaat het om een persoonlijk getuigenis, een ‘ja’ tegen de eigen doop. Die doop is uiteindelijk de basis van het lidmaatschap. Er is geen belijdend lidmaatschap zonder doop. Maar de openbare geloofsbelijdenis heeft ook kerkrechtelijke consequenties. Is het niet vreemd

daaraan vast te houden, nu – als het om de kerk als geheel gaat – het belijdend lidmaatschap eigenlijk alleen nog maar een rol speelt rond de bevestiging van het ambt? Alle andere ‘rechten’ die vroeger in de kerken samenhingen met het afleggen van de openbare geloofsbelijdenis, zijn immers in de kerkorde gerelativeerd? De gemeente kan er eigen keuzes in maken. Dat staat te lezen in ordinantie 4-8-7: kerkenraden kunnen ervoor kiezen doopleden toe te laten tot het heilig avondmaal, en/ of hun toe te staan de doopvragen te beantwoorden bij de doop van hun kinderen en/of hun het actief en passief kiesrecht toe te kennen. Allemaal zaken waarvoor vroeger de openbare geloofsbelijdenis een voorwaarde was. Dezelfde bepaling zegt weliswaar uitdrukkelijk dat dit alleen kan als de leden van de gemeente erin gekend en erover gehoord worden, maar het kan dus. In gemeenten waar deze beslissingen zijn genomen, is de kerkrechtelijke betekenis van de openbare geloofsbelijdenis en van het belijdend lidmaatschap inderdaad alleen nog gelegen in de mogelijkheid ambtsdrager te zijn.

Openbare geloofsbelijdenis Het zou mooi zijn als we konden constateren dat met het reduceren van de kerkrechtelijke implicaties de waarde van de openbare geloofsbelijdenis herontdekt is februari 2011


Foto : J aco K lamer

als een op zichzelf belangrijke liturgische handeling en een persoonlijk getuigenis. Maar zo mooi is het niet. Mijn indruk is eerder dat de openbare geloofsbelijdenis snel en sterk aan betekenis heeft ingeboet in bedoelde gemeenten. De vraag blijft (des temeer?): Waarom zou je belijdenis doen? Wat voegt het toe? Het gaat er toch om dat je je een christen betoont in overtuiging en leven? Dat is toch belangrijker dan dat je voor in de kerk een jawoord uitspreekt? Het geïsoleerde karakter daarvan, dat ‘één keer, en dan voor je hele leven’, voelt voor sommigen niet goed. Is de openbare geloofsbelijdenis sowieso niet achterhaald? Waarom nemen we die laatste stap niet en schaffen we daarmee ook het onderscheid in twee soorten leden af ? Ik pleit ervoor om opnieuw na te denken over de betekenis van de openbare geloofsbelijdenis. Terwijl in veel gemeenten steeds minder sprake is van belijdeniscatechisatie en belijdenis doen, denken we in de kerk – en zeker in de synode – na februari 2011

over zoiets als doopgedachtenis. Daaraan is zeker behoefte. En dan niet als iets dat je eenmaal in je leven doet, maar als een terugkerend ritueel. In de paasnacht, bij het verlaten van de kindernevendienst, op een kruispunt in je leven, in een huwelijksviering of op een ander moment waarop je je opnieuw wilt toewijden aan de dienst van de Heer. Het zou te overwegen zijn te zoeken naar mogelijkheden, om de openbare geloofsbelijdenis in dat kader een – voor het besef van velen wellicht meer natuurlijke – plaats te geven: een groep gemeenteleden geeft, voor het eerst of opnieuw, een jawoord. En voor diegenen voor wie het de eerste keer is, impliceert dat: opneming in het register van belijdende leden.

‘Alleen maar’ kerkrecht? Terug naar de registratie. Het gaat hier slechts om een kerkrechtelijke bepaling, zal menigeen zeggen. Het belijdend lidmaatschap is ‘louter en alleen nog een

administratieve status’. Als iets ‘slechts’ kerkrecht is, is het dan per definitie arbitrair en triviaal? Soms wel, maar lang niet altijd. In en onder de kerkorde spelen ook de nodige belijdende en theologische motieven een rol. En het is van belang die op te sporen. In dit geval gaat het volgens mij niet zozeer om de betekenis van de openbare geloofsbelijdenis, als wel om die van het ambt, ‘van Christuswege gegeven om de gemeente bij het heil te bepalen en bij haar roeping in de wereld te bewaren’ (art. V lid 1). Dat is net even iets anders dan ‘bestuurder’ zijn of ‘vrijwilliger’. Van ambtsdragers, uit welke gemeente ook (!), mag heel de kerk verwachten dat zij daarop aanspreekbaar zijn. De registratie als belijdend lid onderstreept dat.

Prof. dr. Leo J. Koffeman is hoogleraar kerkrecht en oecumene aan de PThU.

41


7 7

Zeven vragen aan

Karin Bloemen

1. Hoe protestants bent u? ‘Ik ben niets, heb geen opvoeding genoten in een geloof. Mijn moeder bezoekt de Nederlandse Hervormde Kerk.’

2. Wanneer bad u voor het laatst? ‘Ik bid niet in de vorm zoals er in de kerk gebeden wordt, maar spreek vaak de kosmos aan en doe zogenaamde schietgebedjes. Voor het slapen ga ik vaak nog even mediteren, wat zo veel is als de dag overdenken en de volgende dag bezien en bedenken. Vaak als ik denk aan bepaalde mensen, zie ik ze in de daaropvolgende dagen, alsof ik ze “besteld” heb. Dat vind ik mooi. Alsof we verbonden zijn door de wens van de gedachte.’ 3. Wat doet u op zaterdagochtend? ‘Met m’n kinderen uitslapen, ontbijten en dan wat leuks doen op de vrije dag. Meestal is het wat lui op de zaterdag en de zondag. Vroeger hadden m’n dochters tennisles, nu gaat er een dochter naar het NKT, dat is een kindertheaterschool. Maar misschien gaan ze volgend jaar weer sporten op de zaterdagochtend.’ 4. Wanneer bent u gelukkig? ‘Als ik met m’n gezin ben en als ik op het toneel sta. Maar geluk overvalt me vaak op de meest onverwachte momenten; laatst zat ik te huilen in de auto om de schoonheid van de stemmen van “le Mystere des voix Bulgare”.’

in het volgende nummer

48

5. Waar heeft u een hekel aan? ‘Aan leugenachtigheid, hypocrisie, slechtheid, eigenbelang, en aan kinderverkrachters.’

6. Met wie zou u waar welk lied willen zingen? ‘Met Barbra Streisand in de show van Oprah Winfrey. En dan een lied dat lang duurt, zodat ik er zo lang mogelijk van kan genieten! Bijvoorbeeld ‘In a very unusual way’ uit de musical NINE. Maar ik zou het ook heel gaaf vinden als zij de Engelse versie van “Geen kind meer” zou zingen.’

7. Wat hoopt u? ‘Op het goede. Dat ik oud mag worden en mijn kinderen ook. Dat we allemaal gezond blijven. Dat er geen oorlog zal komen, dat mensen zich met elkaar verbinden, en dat er meer plezier voor iedereen is. En dat we veel bijval krijgen voor onze Stichting Vrienden van de Thuiszorg, zodat we veel mensen in Nederland kunnen helpen. Zo gaat dat maar door in mijn hoofd; ik hoop en wens veel, vooral goede en lieve dingen. Niet zozeer alleen voor mezelf, maar juist voor alle mensen.’

Karin Bloemen (1960) is actrice en zangeres. Ze speelt in musicals en maakt theaterprogramma’s. Kortgeleden maakte ze CD LICHT met eigentijdse ‘liedjes’ op bekende kerkelijke melodieën. www.labloemen.nl

Jezus vandaag In maart een wat ‘zwaarder’ nummer, passend in de veertigdagentijd. Op verschillende manieren aandacht voor christologie: de mens Jezus, de Christus, Jezusbeelden en Jezusbeleving. Een indruk van christologische ontwikkelingen in de wetenschap en de lastige positie van de Christusfiguur in de interreli-

gieuze dialoog. En W&D gaat Taylor. Hun bevindingen. op onderzoek uit: het Jezusbeeld ‘op straat’. Kunst zal in Memoires dit kader niet ontbreken. Ds. C.A. Korevaar, net 70 jaar predikant, wordt in maart 95 Predikant zijn nu jaar. W&D gaat op bezoek en Op Hydepark vroeg een doet verslag van zijn heringrote groep dominees zich af neringen. hoe predikant te zijn in een seculiere tijd. Ze lieten zich inspireren door de ideeën Verschijningsdatum: van cultuurfilosoof Charles 22 maart

februari 2011


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.