2013 drukte binnenstad 1012

Page 1

Drukte in de binnenstad 2012 Een vergelijking met 2001

In opdracht van Stadsdeel Centrum Projectnummer: 12278

Jannes ten Berge dr. Esther Jakobs

Bezoekadres: Oudezijds Voorburgwal 300

Telefoon 020 251 0422

Postbus 658, 1000 AR Amsterdam

www.os.amsterdam.nl

e.jakobs@os.amsterdam.nl Amsterdam, augustus 2013


Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek

1

Foto voorpagina: Nieuwendijk Amsterdam Fotobank Gemeente Amsterdam, fotograaf: Edwin van Eis (2009)

2


Drukte in de binnenstad 2012

Inhoud Samenvatting en conclusies

5

Inleiding

13

Onderzoeksopzet

15

1 Resultaten: beleving 1.1 Associaties met de binnenstad 1.2 Aantrekkelijke en onaantrekkelijke aspecten binnenstad 1.2.1 Bewoners: voorzieningen positief, drukte/overlast negatief 1.2.2 Bezoekers: winkels positief, drukte negatief 1.2.3 Forensen: sfeer/dynamiek positief, verkeer negatief 1.2.4 Ondernemers: centrale ligging positief, parkeren negatief 1.3 Algemeen oordeel over drukte in de binnenstad 1.3.1 Bijna driekwart vindt de drukte gezellig 1.3.2 Ontwikkeling van de drukte 1.3.3 Oorzaken toegenomen drukte in de binnenstad in de afgelopen 2 jaar 1.4 Vijf bronnen van drukte 1.4.1 Evenementen 1.4.2 Verkeer 1.4.3 Toeristen en dagjesmensen 1.4.4 Winkelend publiek 1.4.5 Horecapubliek 1.5 Beleving nader geanalyseerd 1.5.1 Meervoudige overlast 1.5.2 Drie typen bedrijven over horecapubliek en toeristen/dagjesmensen 1.5.3 De verschillende gebruikersgroepen 1.5.4 De vijf gebieden van Stadsdeel Centrum 1.6 Bezoek aan de binnenstad 1.6.1 Redenen voor bezoek binnenstad: horeca en winkels 1.6.2 Koopzondag 1.6.3 Momenten om de binnenstad te mijden: avond/nacht en zaterdag

19 19 19 20 20 21 22 23 23 25 27 29 30 33 35 38 41 45 45 47 47 49 51 51 53 55

2 Drukte in de binnenstad: kwantitatieve schets 2.1 Bewoners van de binnenstad 2.2 Vestigingen en werkzame personen in de binnenstad 2.2.6 Vestigingen met ĂŠĂŠn werkzaam persoon 2.2.7 Forensen 2.3 Bezoekers van de binnenstad 2.4 Verkeer in de binnenstad

57 57 62 79 80 81 90

Bijlagen

97

3


Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek

4


Drukte in de binnenstad 2012

Samenvatting en conclusies

Er wordt in Amsterdam veel gesproken en geschreven over een toename van de drukte in de binnenstad. In 2001 heeft O+S door middel van een enquĂŞte en een overzicht van kwantitatieve gegevens in beeld gebracht hoe druk het was in de Amsterdamse binnenstad. Tussen 2001 en 2012 is periodiek onderzoek gedaan naar de ontwikkeling 2 van de binnenstad . Dit onderzoek leverde indicaties op dat er sprake was van toenemende drukte, maar geen compleet overzicht. Stadsdeel Centrum had behoefte aan een nieuw uitgebreider overzicht van de ontwikkeling van de binnenstad waarin systematisch werd nagegaan of er echt sprake is van meer drukte in de binnenstad in vergelijking met 2001 of een nieuwe manier van kijken. Het huidige onderzoek is vergelijkbaar van opzet als het onderzoek dat in 2001 is uitgevoerd. Het bestaat uit twee onderdelen. Het eerste is een enquĂŞte onder zeven verschillende groepen (bewoners van de binnenstad, bewoners van de rest van Amsterdam, bewoners van de regio, bewoners van de rest van Nederland, ondernemers in de binnenstad en forensen). Het tweede deel bestaat uit een overzicht van beschikbare gegevens over het gebruik van de Amsterdamse binnenstad. Een nieuw element in het onderzoek is dat er waar mogelijk onderscheid is gemaakt tussen de vijf gebieden die stadsdeel Centrum onderscheidt: 1011, 1012, West, Oost en Zuid.

Beleving Associaties met de binnenstad De Amsterdamse Binnenstad wordt door de respondenten spontaan omschreven met de woorden drukte, gezelligheid en grachten. De verschillen groepen noemen elk een eigen aspect van de binnenstad als aantrekkelijk (voorzieningen, winkels, sfeer, centrale ligging). Als het gaat om onaantrekkelijke kenmerken van de binnenstad springen twee punten eruit: de drukte en het verkeer/parkeren/de bereikbaarheid. De bewoners van de binnenstad vinden daarnaast de overlast van toeristen het meest onaantrekkelijk. In 2001 is alleen aan de bewoners van de binnenstad gevraagd wat zij aantrekkelijk en onaantrekkelijk vonden aan het wonen in de binnenstad. Gezelligheid werd toen het vaakst genoemd als aantrekkelijk aspect van het wonen in de binnenstad (24%), gevolgd door voorzieningen en bereikbaarheid. In 2012 noemt bijna de helft voorzieningen (winkels, horeca) en een kleinere groep het uiterlijk van de binnenstad. Gezelligheid als positief aspect van het wonen in de binnenstad heeft dus wat ingeboet in de afgelopen 2

Laatste editie: O+S, Kwaliteit Openbare Ruimte Stadsdeel Centrum 2011, Amsterdam, mei 2011 Stadsdeel Centrum, Trendrapport Amsterdamse binnenstad 2010 – 2011, Amsterdam, oktober 2011

5


Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek

jaren. In 2001 was het meest genoemde negatieve aspect van het wonen in de binnenstad parkeren (ongeveer 19%), gevolgd door verkeer, drugsoverlast en toeristen. Drukte werd als vijfde punt genoemd. In 2012 wordt de drukte het meest genoemd, gevolgd door de overlast van toeristen, parkeren, vuil en lawaai. Drukte is tussen 2001 en 2012 dus voor meer bewoners een negatief aspect van het wonen in de binnenstad geworden. Meerderheid vindt drukte gezellig Vier van de tien gebruikers vinden de binnenstad drukker geworden de afgelopen twee jaar, eenzelfde aantal vindt dat het even druk is gebleven. In 2001 was het aandeel dat vond dat het in de afgelopen jaren drukker geworden was groter (56%). Van de mensen die het drukker vinden geworden geeft meer dan de helft aan dat dit hoofdzakelijk komt door toeristen en dagjesmensen. Forensen geven relatief vaak aan de drukte veroorzaakt wordt door het verkeer. Van de mensen die het verkeer als oorzaak zien van de toegenomen drukte geeft bijna de helft aan dat dit komt door auto’s en in mindere mate door fietsen. Een interessante bevinding omdat de kwantitatieve gegevens juist laten zien dat het aantal auto’s dat naar de binnenstad gaat is afgenomen evenals het aantal parkeerplaatsen. Het aantal fietsen is wel sterk gegroeid. Een grote groep, bijna driekwart van de respondenten, vindt drukte in de binnenstad gezellig (73%). Acht procent vindt de drukte vervelend. Deze percentages zijn vergelijkbaar met 2001. In vergelijking met 2001 vinden meer potentiele bezoekers (bewoners regio Amsterdam en de rest van Nederland) de drukte in de binnenstad gezellig, Amsterdammers die niet in de binnenstad wonen vinden het er juist minder gezellig geworden. De mening van de bewoners is niet veranderd. Vijf bronnen van drukte Onderzocht is in hoeverre evenementen, verkeer, dagjesmensen, winkelend publiek en horecapubliek tot gezellige drukte of tot overlast leiden. Rond de helft van de gebruikers van de binnenstad vindt dat deze bronnen van drukte leiden tot gezelligheid. Een minderheid vindt de bronnen van drukte overlastgevend, hiervoor wordt de drukte die ze veroorzaken het meest genoemd als oorzaak. Tussen 2001 en 2012 is er voor evenementen en toeristen / dagjesmensen een afname te zien in het aantal mensen dat vindt dat deze leiden tot een gezellige drukte. Zowel in 2001 als in 2012 zijn toeristen en dagjesmensen de meest genoemde bron van zowel drukte als overlast. Het verkeer wordt door minder mensen dan in 2001 genoemd als overlastgevend. Ruim de helft van de respondenten noemt geen van de bronnen van drukte een veroorzaker van overlast, een derde noemt een bron van overlast en een op de zeven noemt er meer dan één. Naarmate de respondenten hoger opgeleid zijn vinden zij meer bronnen van drukte een bron van overlast. In vergelijking met 2001 is het aandeel mensen dat geen bronnen van overlast noemt, kleiner geworden. Forensen noemen het vaakst een specifieke vorm van overlast, namelijk verkeer.

6


Drukte in de binnenstad 2012

Bezoek binnenstad Winkelen en horecabezoek zijn in zowel 2001 als 2012 de meest genoemde redenen om de binnenstad te bezoeken. In vergelijking met 2001 wordt de binnenstad in 2012 vaker bezocht voor museum/galeriebezoek, restaurant/cafÊbezoek en het bezoeken van attracties. Ruim een kwart (28%) van de respondenten geeft aan de binnenstad wel eens te vermijden. De groep die het vaakst aangeeft de binnenstad op bepaalde tijdstippen te vermijden zijn de bewoners van de binnenstad (48%). De avond/nacht is het tijdstip van vermijding dat het vaakst genoemd wordt, de dag waarop dat het meeste gebeurt is de zaterdag. Aangenomen mag worden dat binnenstadbewoners hiermee bedoelen dat zij op die momenten liever niet uitgaan in de binnenstad. Tussen 2001 en 2012 zijn de bewoners van de rest van Amsterdam en de bewoners van de rest van Nederland de koopzondag vaker gaan bezoeken, bij de andere groepen is dat juist afgenomen. De vijf gebieden van Stadsdeel Centrum De mening van de bewoners van de binnenstad over de drukte is in de periode 2001 – 2012 niet veranderd, wel verschillen de bewoners van de vijf gebieden. In de Gebieden West en Zuid vinden relatief veel bewoners de drukte gezellig, in Gebied 1012 en Gebied Oost zijn in vergelijking veel minder bewoners het daarmee eens. Over de ontwikkeling van de drukte in de binnenstad verschillen de vijf gebieden niet veel, alleen vinden, minder dan in de andere gebieden, bewoners en ondernemers in Gebied Oost dat het in de afgelopen jaren drukker is geworden. De bewoners in Gebied Oost die vinden dat het drukker geworden is, vinden dat toeristen en dagjesmensen daarvan de belangrijkste oorzaak zijn. In de Gebieden 1011 en 1012 wordt het verkeer meer dan in andere gebieden als de belangrijkste oorzaak gezien. In de Gebieden 1011 en 1012 wordt relatief veel overlast ervaren. In de Gebieden Zuid en 1011 geven bewoners en ondernemers vaker dan in andere gebieden aan evenementen als overlast te ervaren, in Gebied 1011 wordt verkeer het vaakst als overlast ervaren, toeristen en dagjesmensen worden in Gebieden 1011 en 1012 relatief vaak als overlastgevend beschouwd. En de aanwezigheid van winkelend publiek wordt door bewoners en ondernemers in de Gebieden 1011 en Oost iets minder dan in de drie andere gebieden als gezellige drukte gezien. In Gebied 1012 wordt het horecapubliek het meest vaak gezien als overlastgevend. In Gebied Oost staat men relatief vaak onverschillig tegenover de aanwezigheid van horeca publiek, tegelijkertijd wordt de drukte als gevolg van horecabezoek hier het minst vaak als gezellig ervaren.

7


Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek

Kwantitatieve schets Bewoners Het aantal inwoners van Stadsdeel Centrum nam tussen 2001 en 2012 met 6,5% toe. Meer dan de helft is tussen de 18 en 50 jaar (57%). Het aantal huishoudens met kinderen is toegenomen met 4%. Ook het aantal woningen in de binnenstad is tussen 2001 en 2012 toegenomen, met 10%. Vestigingen en werkzame personen De ontwikkeling van het aantal vestigingen en werkzame personen wisselt per hoofdtype, maar de algemene trend is toename. Het aantal kantoorvestigingen in Stadsdeel Centrum is tussen 2001 en 2012 toegenomen met 27%, het aantal werkzame personen in kantoren nam in dezelfde periode af met 6%. Dit betekent dus dat de vestigingen kleiner zijn geworden. Het aantal bedrijfsvestigingen is in de periode 2001-2012 afgenomen met 2,6%, het aantal werkzame personen in bedrijven nam in dezelfde periode af met 6%. Tussen 2001 en 2012 was er een toename van vestigingen detailhandel, van 4%. Het aantal werkzame personen in de detailhandel is ongeveer gelijk gebleven. Het aantal vestigingen culturele voorzieningen is tussen 2011 en 2012 toegenomen met 62%, het aantal werkzame personen bij de culturele voorzieningen nam toe met 16%. Bij de vestigingen sport/recreatie voorzieningen was sprake van een toename van 60%, terwijl het aantal werkzame personen met bijna de helft is afgenomen (-46%). Het gaat hierbij niet alleen om openbaar toegankelijke publieksinstellingen maar ook om zzp’ers, waaronder bijvoorbeeld acteurs en schrijvers (bij de culturele voorzieningen). Het aantal vestigingen in de horeca nam in de periode 2001-2012 iets af (-2,6%) terwijl het aantal werkzame personen juist iets is toegenomen (+6%). In de horeca is dus sprake van schaalvergroting. Hoewel het aantal werkenden in de binnenstad tussen 2001 en 2012 schommelde, is het aandeel forensen ongeveer hetzelfde gebleven. Bezoekers Het aantal bezoekers van culturele instellingen in de binnenstad nam tussen 2001 en 2011 met 15% toe, van 12,4 miljoen naar 14,6 miljoen. Ook het aantal bezoekers van festivals in de binnenstad nam tussen 2001 en 2009 toe, met ongeveer 25%. Het bezoekersaantal van ÊÊn van de grootste evenementen in Amsterdam, Koninginnedag, lijkt gestabiliseerd. Het nam tussen 2004 en 2010 toe van circa 600.000 naar circa 800.000 en tussen 2011 en 2012 weer iets af tot 700.000. In 2013 lag het bezoekersaantal tussen de 700.000 en 800.000. Het aantal congressen en het aantal bezoekers ervan in de binnenstad nam tussen 2001 en 2012 van 198 naar 298. Het aantal deelnemers steeg met 6.000 personen (van 24.679 naar 31.617). Het aantal zeecruises nam toe van 107 naar 145. Het aantal riviercruises steeg van 622 naar 1382. Het aantal passagiers verdrievoudigde van 175.006 passagiers

8


Drukte in de binnenstad 2012

in 2001 naar 592.000 passagiers in 2012. Hoewel de Passagiersterminal niet in Stadsdeel Centrum ligt, bezoeken veel passagiers wel het centrum van de stad. De invoering van de koopzondag heeft ervoor gezorgd dat het percentage weekendbezoekers van de winkelgebieden in het centrum gestegen is ten opzichte van het percentage week-bezoekers. In 1996 werd 27% van de bezoeken in het weekend gedaan, in 2008 was dit 35%. Verkeer Het aantal tweewielers dat de Singelgracht passeert is tussen 2001 en 2009 sterk gestegen (fietsers +52%, brommers +126%). Het aantal auto’s dat de Singelgracht passeerde nam af (-16%) net als het aantal vrachtwagens (-33%). Het aantal parkeerplaatsen in stadsdeel Centrum is in de periode 2001-2012 afgenomen (-11%, van 16.356 naar 14.580).

Conclusies en aanbevelingen Het is druk in de Amsterdamse binnenstad, en veel van de geĂŻnventariseerde kwantitatieve gegevens wijzen erop dat het sinds 2001 ook echt drukker is geworden. Er wonen meer mensen dan in 2001, er zijn meer woningen, meer bezoekers, meer culturele voorzieningen en meer evenementen, festivals en congressen, meer cruiseschepen en meer hotels. Ook zijn er stabiele factoren. Zo is het aantal bezoekers tijdens Koninginnedag niet verder toegenomen en is het aantal forensen dat in de binnenstad werkt over de jaren ook stabiel. Als we naar de beleving van de binnenstad kijken zien we dat alle onderzoeksgroepen van mening zijn dat het evenals in 2001 nog steeds gezellig is in de binnenstad van Amsterdam (73%, net als in 2001). Hierbij geldt wel dat naarmate mensen verder van de binnenstad wonen, zij er positiever over zijn. Ook dit is geen verandering ten opzichte van 2001. De verschillende in het onderzoek onderscheiden bronnen van drukte (evenementen, verkeer, toeristen/dagjesmensen, winkelend publiek en horecabezoekers) leiden volgens een minderheid van de respondenten tot overlast, de helft van de respondenten is van mening dat ze bijdragen aan de gezelligheid. Ook dit is vergelijkbaar met 2001, alleen week het oordeel over het verkeer in de binnenstad toen meer af van de andere bronnen van drukte. Toeristen en dagjesmensen worden (net als in 2001) als belangrijkste bron van drukte gezien en ook als het meest overlastgevend. De verschillende groepen gebruikers van de binnenstad verschillen wel van mening, mensen die in de binnenstad wonen zien andere bronnen van drukte als overlast dan mensen die elders wonen. Bewoners van de binnenstad ervaren meer dan andere groepen overlast van evenementen en horecabezoekers. Bezoekers geven aan overlast te ervaren van toeristen en dagjesmensen, bewoners van andere delen van Amsterdam van winkelend publiek, forensen met name van verkeer.

9


Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek

De bewoners van de binnenstad en de ondernemers daar wijken af van de andere onderzoeksgroepen en zij hebben op een aantal punten beter dan de andere groepen zicht op de ontwikkelingen. Binnenstadbewoners geven aan meer overlast te hebben dan de andere groepen van festivals en van horecabezoekers. De kwantitatieve gegevens laten zien dat het aantal festivals en bezoekers daarvan aanzienlijk zijn toegenomen in de afgelopen jaren. De binnenstadbewoners vinden van alle groepen evenementen het minst gezellig. Ook op andere punten zijn de bewoners en ondernemers in de binnenstad wat kritischer dan de overige groepen. Al met al leidt dit ertoe dat de binnenstadbewoners en de ondernemers meer dan andere groepen aangeven de binnenstad wel eens te mijden vanwege de drukte. Tijdens evenementen verlaat een deel van hen de stad, ’s avonds en in het weekend moet waarschijnlijk eerder aangenomen worden dat zij ergens anders of niet uitgaan, het lijkt onwaarschijnlijk dat de bewoners elders een slaapplek zoeken. Interessant is dat ook andere groepen de ontwikkelingen waar zij zelf directer mee te maken hebben beter lijken waar te nemen; zo zien forensen meer dan anderen verkeer als overlastgevend en de bezoekers die aan het onderzoek hebben meegewerkt de toeristen en dagjesmensen. Een nieuw element in het onderzoek is het onderscheid tussen de vijf gebieden in Stadsdeel Centrum. Deze aanvulling laat zien dat de vijf gebieden wezenlijk verschillen, zowel als we kijken naar de kwantitatieve gegevens als naar de resultaten uit de enquête. De kwantitatieve gegevens laten zien dat het met name in de Gebieden West en Zuid drukker is geworden. De bewoners en ondernemers in deze gebieden lijken dit allemaal nog steeds als een positieve ontwikkeling te zien en gezellig te vinden. Voor Gebied West geldt daarbij ook nog dat het het dichtst bevolkte gebied van Centrum is. In Gebied Oost zien we een heel ander beeld. Hoewel het er niet veel drukker is geworden en een deel van de bewoners en ondernemers zelfs aangeeft dat het er minder druk is geworden, vindt tegelijkertijd een aanzienlijk deel van de bewoners en ondernemers dat het te druk is, en niet meer zo gezellig. De aanwezigheid van toeristen en dagjesmensen wordt hiervoor als reden genoemd. Dit is een interessante bevinding omdat toerisme in het oostelijk deel van het Centrum wel door het stadsdeel is gestimuleerd, maar dit is nog niet zo duidelijk in de cijfers terug te zien. Een deel van de verschillen hangt mogelijk samen met de samenstelling van de bewonersgroepen in de verschillende buurten. De suggestie dat de oordelen samenhangen met de leeftijd van bewoners (er respondenten) lijkt niet op te gaan; de bewoners in Gebied Oost zijn gemiddeld niet ouder dan de bewoners van bijvoorbeeld Gebied West. Over verkeer ontstaat een wisselend beeld in het onderzoek. De resultaten van de Singelgrachtpasseringen laten minder auto’s zien die de binnenstad in en uit gaan en meer fietsen. De afname van de auto’s sluit aan bij de afname van het aantal beschikbare parkeerplaatsen in Centrum. Niet in overeenstemming met deze ontwikkelingen is dat door de mensen die de indruk hebben dat het verkeer is toegenomen auto’s worden gezien als de belangrijkste factor voor die toename. Als tweede wordt de fiets genoemd. Dit terwijl het aantal fietsen (en bromfietsen) duidelijk is toegenomen en het aantal auto’s

10


Drukte in de binnenstad 2012

en parkeerplaatsen afgenomen. Wel zijn er vele nieuwe vormen van verkeer bijgekomen in de afgelopen jaren, zoals fietstaxi’s, fietsexcursies, fietsverhuur, de hop on hop off bus. Verkeer wordt door velen als neutraal beoordeeld, in tegenstelling tot de andere potentiele bronnen van drukte die tot overlast kunnen leiden. Met name forensen zien het verkeer als een bron van overlast, dat geldt voor de andere groepen beduidend minder. De vraag die nog niet beantwoord is luidt of de resultaten aanleiding geven om maatregelen te nemen. Het antwoord hierop moet Stadsdeel Centrum geven. Geven de resultaten aanleiding om maatregelen te nemen of is de situatie (nog) acceptabel? Het belangrijkste beeld dan uit het onderzoek naar voren komt is dat het drukker is geworden in de binnenstad, maar dat alle respondenten samen het er nog steeds overwegend leuk en gezellig vinden. Dat is het totaalbeeld. Als er een stap verder wordt gekeken dan zijn er verschillen tussen de verschillende groepen respondenten zichtbaar en lijkt op een aantal punten voor bepaalde groepen dat er een grens is bereikt en dat het te druk is geworden. De groep die vindt dat het wel wat minder druk mag zijn de bewoners van de binnenstad. Er zijn in dit gebied in de afgelopen 10 jaar meer bezoekers gekomen, meer festivals, meer evenementen, meer hotels. De bezoekers waarderen de binnenstad om haar levendigheid en vinden dit een aantrekkelijke kant ervan maar zij komen er vaker of minder vaak op bezoek. De bewoners, die iedere dag in de binnenstad zijn, vinden dat het hier en daar teveel wordt. Een duidelijk signaal dat zij hierover afgeven is dat bijna de helft van hen zegt de binnenstad wel eens te vermijden. Een ander punt dat aandacht verdient zijn de verschillen tussen de gebieden die het stadsdeel onderscheidt. Hierbij is de vraag of deze herkenbaar zijn voor het stadsdeel en of ze realistisch zijn. De volgende vraag is of het de moeite waard is of zelfs nodig om na te gaan of er hier en daar maatregelen nodig zijn om de aandachtspunten die uit de resultaten naar voren komen te verhelpen? Het alternatief is om te constateren dat er in de verschillende gebieden verschillende typen bewoners leven die nogal verschillend tegen de ontwikkelingen aankijken, en het daarbij te laten. Hoewel verkeer in vergelijking met 10 jaar geleden als minder overlastgevend naar voren komt, wordt het aanpakken van het verkeer wel als eerste genoemd als een manier om het leuker te maken in de binnenstad. Het tweede die genoemd wordt is het reguleren/terugdringen van het toerisme. Waarschijnlijk hangen beide gedeeltelijk samen. De combinatie van beide biedt wellicht ook meteen aanknopingspunten om eventuele maatregelen te nemen of aanpassingen te doen, bijvoorbeeld de bussen/touringcars die toeristen naar de binnenstad brengen.

11


Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek

12


Drukte in de binnenstad 2012

Inleiding

3

In 2001 werd in onderzoek naar de binnenstad van Amsterdam geconstateerd dat veel mensen meer geld en vrije tijd tot hun beschikking hadden gekregen en dat dat tot een toename van mobiliteit en een verschuiving van de drukte had geleid. Het onderzoek werd uitgevoerd in de periode dat de winkelopeningstijden verruimd werden, waardoor op meer momenten meer groepen mensen zich in de binnenstad begaven. Aan de ene kant leidde dit tot grotere druk op het woon- en leefklimaat in de binnenstad, maar aan de andere kant was de drukte ook een signaal voor de populariteit van Amsterdam. Bovendien is de aanwezigheid van mensen in het algemeen goed voor de economie. Inmiddels is het meer dan 10 jaar later en de drukte in de binnenstad van Amsterdam lijkt alleen maar toe te nemen. Redenen hiervoor zouden kunnen zijn dat de winkels zondag open zijn, de winkeltijden verruimd, er nieuwe en meer activiteiten plaatsvinden (meer excursies, meer toeristen op de fiets, de hop on hop of bus) en er meer verschillende vervoersmiddelen gebruikt worden (zoals bakfietsen, scooters en fietstaxi’s). Er wordt veel gesproken en geschreven over onder andere de drukte op het water, de drukte bij evenementen, de overlast die bewoners ervaren van de terrassen en het uitgaanspubliek in het centrum van de stad. In 2001 heeft O+S door middel van een enquête en een overzicht van kwantitatieve gegevens uitgebreid in beeld gebracht hoe druk het was in de Amsterdamse binnenstad. Tussen 2001 en 2012 is wel periodiek onderzoek gedaan waarin gegevens over de 4 ontwikkeling van de binnenstad werden verzameld . Dit onderzoek leverde verschillende indicaties dat er sprake was van toenemende drukte, maar geen compleet overzicht. O+S heeft verschillende keren onderzoek gedaan naar het gebruik van de grachten door de pleziervaart. De resultaten van dit onderzoek laten zien dat er sprake is van een toename van ervaren overlast bij bewoners, maar er werd geen toename geconstateerd van 5 aantallen boten en vaarbewegingen. Stadsdeel Centrum had behoefte aan een nieuw uitgebreider overzicht van de situatie in de binnenstad waarin systematisch werd nagegaan of er echt sprake is van meer drukte in de binnenstad in vergelijking met 2001 of een nieuwe manier van kijken. Stadsdeel Centrum heeft behoefte aan een inventarisatie van de stand van zaken op dit moment; hoe druk het is in de binnenstad van Amsterdam anno 2012 in vergelijking met ruim 10 jaar geleden en is de beleving van de bewoners en andere groepen hetzelfde gebleven of is deze veranderd? De druk op de binnenstad is volgens velen toegenomen.

3

O+S, Druk(te) in de binnenstad???, O+S, Amsterdam, maart 2001 Laatste editie: O+S, Kwaliteit Openbare Ruimte Stadsdeel Centrum 2011, Amsterdam, mei 2011 Stadsdeel Centrum, Trendrapport Amsterdamse binnenstad 2010 – 2011, Amsterdam, oktober 2011 5 O+S, Drukte op het Water? Een onderzoek naar de werkelijke en ervaren drukte op de Amsterdamse wateren, Amsterdam, januari 2004 O+S, Drukte op de Prinsengracht 2009/2010, Amsterdam, september 2010 O+S, Overlast op het water, O+S, januari 2012 4

13


Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek

Zijn daarvoor aanwijzingen te vinden? Is hierbij sprake van veranderende perceptie of is het ook echt drukker geworden? In zowel 2001 als 2012 zijn vijf mogelijke bronnen van drukte voorgelegd: toeristen en dagjesmensen, winkelend publiek, evenementen, verkeer en horecabezoekers. Deze zijn in 2001 geselecteerd op basis van bestaande kennis over mogelijke bronnen van overlast. Om de ontwikkeling te kunnen bekijken zijn n 2012 dezelfde vijf opnieuw voorgelegd. De doelstellingen van het onderzoek zijn evenals in 2001: het in beeld brengen van hoe bewoners, werkenden, bedrijven en bezoekers de drukte in de binnenstad ervaren; het feitelijk in beeld brengen van de drukte in de binnenstad; het formuleren van aanbevelingen op basis van de conclusies van het onderzoek.

Leeswijzer Het vervolg van dit rapport bestaat uit de volgende onderdelen. Het eerste hoofdstuk betreft een onderzoeksverantwoording, waarin wordt beschreven hoe het onderzoek is opgezet en uitgevoerd. Vervolgens worden de resultaten van het onderzoek beschreven, in twee delen. In het eerste deel komen de resultaten van een enquĂŞte onder verschillende groepen aan bod, en wordt beschreven hoe bewoners, bezoekers, bedrijven, werkenden en forensen de binnenstad ervaren. Het tweede resultatendeel bevat een kwantitatieve beschrijving van de (ontwikkeling) van de drukte tussen 2001 en 2012. Op verschillende plekken in het rapport worden de resultaten van eerder door O+S uitgevoerd onderzoek beschreven.

14


Drukte in de binnenstad 2012

Onderzoeksopzet

Omdat het onderzoek bedoeld is om de situatie in 2012 te kunnen vergelijken met 2001 sluit de opzet van het onderzoek zoveel mogelijk aan bij het onderzoek dat in 2001 is uitgevoerd. Op die manier kunnen beide jaren vergeleken worden en kan worden bekeken of er sprake is van een ontwikkeling in de drukte in stadsdeel Centrum. Het onderzoek bestaat uit twee hoofdonderdelen, namelijk de door verschillende groepen gebruikers van de binnenstad ervaren drukte en de kwantitatieve gegevens die beschikbaar zijn over de intensiteit van het gebruik van de binnenstad in 2001 en 2012. Alle gegevens worden waar mogelijk uitgesplitst naar de vijf gebieden die stadsdeel Centrum onderscheidt: West, Zuid, Oost, 1011 en 1012. In de enquĂŞte is steeds gevraagd naar de binnenstad als geheel en niet naar de buurt waar de respondenten wonen. Beschrijving gebiedsindeling stadsdeel Centrum

Gebied

Buurtcombinaties

West

A05 + A06 + A02 – A02e

Zuid

A03 + A07 + A02e + A01i

Oost

A08 + A09

1011

A04 + A01a

1012

A00 + A01 – A01a - A01i

In onderstaande kaart is de gebiedsindeling weergegeven. Gebiedsindeling stadsdeel Centrum, 1 september 2012

15


Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek

Ervaringsgegevens: beleving Ervaringsgegevens zijn verzameld door middel van een enquête onder zeven verschillende groepen (potentiële) gebruikers van de binnenstad: bewoners van stadsdeel Centrum, bedrijven in Stadsdeel Centrum, bewoners van de rest van Amsterdam, 6 bewoners van de regio , bewoners van de rest van Nederland, forensen en bezoekers. De dataverzameling vond via verschillende methodes plaats, de totale respons per doelgroep per methode is weergegeven in tabel 1. Tabel 1 Responsoverzicht telefonisch bewoners Centrum

face-to-face

313

bewoners rest Amsterdam

online

totaal

414

727

521

521

bewoners regio

392

392

bewoners rest Nederland

486

486

forensen

311

311

bezoekers

307

307

ondernemers totaal

1.191

62

369

431

680

1.304

3.175

De respondenten uit Amsterdam buiten het Centrum (rest Amsterdam), uit de regio en uit de rest van Nederland is gevraagd of zij de afgelopen twee jaar een bezoek hebben gebracht aan de binnenstad. Respondenten die de afgelopen twee jaar niet in de binnenstad zijn geweest zijn niet meegenomen in de analyses. Het gaat hier om 342 van de 3.175 respondenten (10,8%). Er wordt dus gerapporteerd over 2.833 respondenten. Bewoners Centrum Bewoners zijn benaderd via het stadsbrede digitale bewonerspanel van O+S, aangevuld met een telefonische enquête, waarbij zoveel mogelijk rekening is gehouden met de spreiding over de vijf gebieden die Stadsdeel Centrum onderscheidt. De achtergrondgegevens van de bewoners van de vijf gebieden dis te vinden is de bijlage. Bewoners rest Amsterdam De bewoners van de andere stadsdelen zijn via het panel bereikt. Er is op gelet dat er een goede spreiding over de stadsdelen is. Bewoners regio en rest van Nederland Bewoners van de regio en van de rest van Nederland zijn telefonisch benaderd. Hiervoor is een steekproef getrokken uit het telefoonnummerbestand van EDM. Ondernemers O+S heeft een digitaal ondernemerspanel waarvan ongeveer 2.500 Amsterdamse ondernemers lid zijn. Ruim 700 van hen zijn gevestigd in stadsdeel Centrum, van hen hebben er 411 aan het onderzoek meegewerkt. Aanvullende enquêtes zijn verzameld 6

16

Amstel-Meerlanden en Waterland, Zaanstreek, Almere, IJmond, Haarlem e o, Gooi en Vechtstreek


Drukte in de binnenstad 2012

door bij de bedrijven langs te gaan. Hierbij is ernaar gestreefd een zo goed mogelijke spreiding over de gebieden van Centrum te bereiken. Forensen en bezoekers Forensen en bezoekers zijn op straat face-to-face benaderd in stadsdeel Centrum. Onder forenzen wordt in dit onderzoek verstaan mensen die niet in stadsdeel Centrum wonen maar er wel werken (zij kunnen dus wel in Amsterdam wonen). De bezoekers die voor het onderzoek benaderd werden moesten van buiten stadsdeel Centrum komen. Zij kunnen dus wel elders in Amsterdam wonen. Bij deze groepen bestaat daarom mogelijk een overlap met de bewoners van de rest van Amsterdam. In het vervolg van dit rapport worden de respondenten gezamenlijk ‘gebruikers’ van de binnenstad genoemd. Amsterdammers van buiten Stadsdeel Centrum, bewoners van de regio en bewoners van de rest van Nederland worden aangeduid als (potentiële) bezoekers van de binnenstad. Hierbij is een selectie gemaakt, waarbij alleen die respondenten uit deze drie groepen worden aangeduid als bezoekers als zij in de afgelopen twee jaren in de binnenstad zijn geweest. Ook zijn de resultaten voor respondenten met een verschillende achtergrond bekeken. Hierbij is gekeken naar opleiding, huishoudensamenstelling, inkomen en leeftijd. Bij opleidingsniveau is onderscheid gemaakt tussen respondenten met een hogere (vwo/universitaire) opleiding, een middelbare opleiding (havo/mbo) en een lagere opleiding (vmbo/lagere school/geen opleiding afgerond). Bij leeftijd zijn de volgende groepen gemaakt: 14 tot en met 34 jaar, 35 tot en met 49, 50 tot en met 64 jaar en 65 jaar of ouder. Onder laagopgeleid wordt gerekend: geen opleiding gevolgd of enkele jaren lagere school, lagere school, basisschool, speciaal onderwijs, VSO, voortgezet speciaal onderwijs, VBO\LBO (huishoud-, ambachtsschool), LTS. Onder middelbaar opgeleid wordt gerekend: MBO-lang, interne opleiding op mbo-niveau, BBL\BOL 3-4, MAVO, MULO, VMBO. Onder hoger opgeleid wordt gerekend: HAVO, VWO, HBS, MMS, HBO, interne opleiding op hbo-niveau, WO, kandidaatsexamen. Bij het inkomen is de volgende indeling gemaakt: tot 1.350 euro noemen we een laag inkomen, tussen 1351 tot 3.050 middeninkomen en 3.051 euro en meer een hoog inkomen. De resultaten van deze analyses worden alleen beschreven als er verschillen zijn gevonden. Er is in het onderzoek evenals in 2001 geen definitie van drukte gebruikt. De drukte wordt gemeten aan de hand van de gegevens die in de enquête en in het tweede kwantitatieve deel van het onderzoek zijn geïnventariseerd.

17


Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek

Kwantitatieve gegevens Voor het kwantitatieve deel van het onderzoek zijn statistieken/kwantitatieve gegevens bij elkaar gebracht die ook in 2001 zijn verzameld. Op die manier kan worden gekeken of er een ontwikkeling zichtbaar is op deze onderwerpen. Deze zijn aangevuld met gegevens die ook interessant kunnen zijn om een beeld te krijgen van de ontwikkeling van de druk op de binnenstad. Waar mogelijk worden deze gegevens ook voor zowel 2012 of 2011 als 2001 gepresenteerd. Gegevens die verzameld zijn: Bewoners Woningen Bedrijven en werkenden

bewoners, gezinnen, huishoudens, leeftijd

vestigingen, werkzame personen algemeen en in kantoren, bedrijven, detailhandel, voorzieningen en horeca (ARRA indeling hoofdfuncties Centrum), en onderverdeling voor enkele deelfuncties waaronder: detailhandel food en nonfood, culturele en sport-recreatie voorzieningen, cafés 2 restaurants, hotels. Zzp’ers, huurprijs per m Toeristen en dagjesmensen Forensen Bezoekers verblijfstoeristen, museumbezoek, bioscoopbezoek, theateren concertbezoekers, attractie- en evenementenbezoekers, festivalbezoekers. Congressen, cruiseschepen. Studenten Verkeer auto’s, fietsen, scooters, passeringen Singelgracht, in- en uitstappers CS, openbaar vervoer, parkeervergunningen, verkeersslachtoffers, black spots Voor zover mogelijk worden de gegevens gepresenteerd op het niveau van de vijf gebieden die stadsdeel Centrum onderscheidt. Dat betekent dat de gegevens uit 2001 opnieuw berekend zijn. De nieuw toegevoegde gegevens zijn voor beide jaren verzameld.

Aanvullend In aanvulling op bovenstaande zijn ook de resultaten van onderzoek dat O+S in de afgelopen 10 jaar heeft uitgevoerd waarin ook de druk op de binnenstad aan de orde kwam in dit rapport verwerkt. In 2009 heeft O+S een schatting gemaakt van de aanwezigheid van verschillende groepen mensen in stadsdeel Centrum op verschillende momenten van de dag door de week en in het weekend. Deze berekening is opnieuw gemaakt. Ook worden passantentellingen gerapporteerd. Op verschillende locaties zijn tellingen uitgevoerd door Locatus. Deze tellingen zijn beschikbaar voor de Kalverstraat (2002 en 2012), Leidsestraat (2002 en 2012), Haarlemmerstraat (2004 en 2012) en Nieuwendijk (2002 en 2012). Ecorys heeft in augustus en september 2012 tellingen uitgevoerd op het Damrak.

18


Drukte in de binnenstad 2012

1 Resultaten: beleving

De binnenstad is het hart van metropool Amsterdam. Heeft een grote aantrekkingskracht op gebied van wonen, werken en vrijetijdsbesteding. De Amsterdamse binnenstad heeft een grote variatie aan (centrum) functies en wordt daardoor niet alleen gebruikt door bewoners, maar ook door werkenden, bezoekers en ondernemers. Al deze groepen hebben verschillende redenen om in de binnenstad te zijn. Daardoor kunnen ze hun verblijf in de binnenstad ook verschillend beleven. Hoe de verschillende groepen hun verblijf in de binnenstad beleven is onderzocht door middel van een enquĂŞte. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de resultaten van deze enquĂŞte, uitgevoerd onder de volgende groepen gebruikers van de binnenstad van Amsterdam: de bewoners van de binnenstad, de bewoners van de rest van Amsterdam (potentiele bezoekers van de binnenstad), de bewoners van de regio (potentiele bezoekers), de bewoners van de rest van Nederland (potentiele bezoekers), de bezoekers, de forensen en de ondernemers.

1.1 Associaties met de binnenstad Wanneer gebruikers van de binnenstad wordt gevraagd wat het eerste is wat bij hen opkomt bij de gedachte aan de binnenstad van Amsterdam wordt drukte het vaakst genoemd (18%). Een bijna net zo groot aandeel (16%) denkt spontaan aan gezelligheid, ook de grachten worden vaak genoemd (15%). Figuur 1.1.1 Top tien associaties met binnenstad Amsterdam door gebruikers van de binnenstad (hoe vaker genoemd, des te groter het woord).

bron: O+S

1.2 Aantrekkelijke en onaantrekkelijke aspecten binnenstad De respondenten is gevraagd wat zij zien als het meest aantrekkelijke en het meest onaantrekkelijke aspect van de binnenstad (open vraag). De vraag verschilde iets per groep. Aan de bewoners is gevraagd naar aantrekkelijke en onaantrekkelijke aspecten van het wonen in de binnenstad. (Potentiele) bezoekers is gevraagd naar aantrekkelijke

19


Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek

en onaantrekkelijke aspecten van een bezoek aan de binnenstad. Ondernemers is gevraagd wat er onaantrekkelijk en aantrekkelijk is aan het hebben van een vestiging in de binnenstad en de forensen wat er (on-)aantrekkelijk is aan werken in de binnenstad. In 2001 is de bewoners van de binnenstad gevraagd wat zij zagen als aantrekkelijke en onaantrekkelijke aspecten van het wonen in de binnenstad. Gezelligheid werd toen het vaakst genoemd als aantrekkelijk (24%), gevolgd door voorzieningen en bereikbaarheid. Gezelligheid als positief aspect van het wonen in de binnenstad heeft dus wat ingeboet in de afgelopen jaren. In 2001 was het meest genoemde negatieve aspect van het wonen in de binnenstad parkeren (ongeveer 19%), gevolgd door verkeer, drugsoverlast en toeristen. Drukte werd als vijfde punt genoemd. 1.2.1 Bewoners: voorzieningen positief, drukte/overlast negatief De bewoners van de binnenstad zien de aanwezigheid van voorzieningen zoals winkels, horecagelegenheden als een aantrekkelijk aspect van wonen in de binnenstad (47%). Ook het uiterlijk van de binnenstad wordt relatief veel genoemd (19%). Het minst aantrekkelijke aspect van de binnenstad is volgens de bewoners de drukte (17%), gevolgd door overlast van toeristen (15%), parkeren (14%), viezigheid (13%), lawaai (12%) en verkeersoverlast (10%). Figuur 1.2.1 Meest en minst aantrekkelijk aspect van wonen in de binnenstad (bewoners; procenten)

meest aantrekkelijk (n=723)

minst aantrekkelijk (n=723)

diversiteit aan voorzieningen

drukte

mooie omgeving

overlast van toeristen

het ligt centraal

parkeerproblematiek vies

leuk/gezellig

lawaai

historische/culturele waarde

verkeersoverlast

een positieve sfeer niks

dynamisch mentaliteit

diversiteit aan mensen

criminaliteit

thuisgevoel

gebrek aan groen

anders

% 0

10

20

30

40

50

anders

% 0

5

10

15

20

bron: O+S

In de categorie anders staan reacties die niet in de andere categorieĂŤn passen. Te denken valt bij de minst aantrekkelijke aspecten aan het verdwijnen van kleine winkels, coffeeshops, junks, opbrekingen, duiven en prijzen/kosten.

1.2.2 Bezoekers: winkels positief, drukte negatief In deze paragraaf worden de (potentiele) bezoekers beschreven. Het gaat hierbij om alle groepen (potentiele), dus zowel de bezoekers die op straat zijn bevraagd als de potentiĂŤle

20


Drukte in de binnenstad 2012

bezoekers die elders in of buiten Amsterdam wonen. Bezoekers noemen winkels het vaakst (32%) als meest aantrekkelijke aspect van een bezoek aan de binnenstad, gevolgd door horeca (20%), cultuur (16%) en het mooie uiterlijk van de binnenstad (16%). Het minst aantrekkelijke aspect van een bezoek aan de binnenstad van Amsterdam is volgens bezoekers de drukte (36%). Ook het parkeren wordt relatief vaak als onaantrekkelijk ervaren (16%). Figuur 1.2.2 Meest en minst aantrekkelijk aspect van een bezoek aan de binnenstad (bezoekers; procenten)

meest aantrekkelijk (n=1.317)

minst aantrekkelijk (n=1.203)

winkels

drukte

horeca

parkeerproblematiek

mooi

vuil

cultuur

toeristen

gezelligheid

verkeer

veelzijdigheid

onveiligheid

de sfeer

opbrekingen

de grachten

asociaal gedrag

veel voorzieningen

niets

kleinschaligheid

klachten over het OV

anders

% 0

5

10

15

20

25

30

35

anders

% 0

10

20

30

40

bron: O+S

1.2.3 Forensen: sfeer/dynamiek positief, verkeer negatief Forensen die in de binnenstad werken prijzen de sfeer en de dynamiek van de omgeving (32%). De nabijheid van voorzieningen en de bereikbaarheid worden ook relatief veel genoemd (21% resp. 19%). Het intensieve gebruik van de binnenstad is echter voor veel forensen ook minder aantrekkelijk. Het verkeer (29%), de drukte (21%), parkeerproblemen (10%) en de aanwezigheid van toeristen (10%) worden genoemd als onaantrekkelijke aan het werken in de binnenstad. Forensen die vaker dan een keer in de maand na het werk in de binnenstad blijven hangen noemen drukte en toeristen vaker als onaantrekkelijke aspecten dan forensen die minder vaak in de binnenstad blijven hangen.

21


Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek

Figuur 1.2.3 Meest en minst aantrekkelijk aspect van werken in de binnenstad (forensen; procenten) meest aantrekkelijk (n=297)

minst aantrekkelijk (n=300)

sfeervolle/dynamische omgeving

verkeer

alles dichtbij

drukte

bereikbaarheid

parkeerproblematiek

mooi

toeristen

niets

niets

horeca in de buurt

vies

veel contacten/klanten

problemen met het OV

diversiteit aan mensen

opbrekingen anders

anders

%

% 0

5

10

15

20

25

30

0

35

5

10

15

20

25

30

35

bron: O+S

1.2.4 Ondernemers: centrale ligging positief, parkeren negatief Ondernemers zien de centrale ligging als het belangrijkste aantrekkelijke aspect van gevestigd zijn in de binnenstad (28%). Ook de uitstraling van de binnenstad wordt door ondernemers aantrekkelijk gevonden (27%). Het parkeren is voor vier op de tien ondernemers een onaantrekkelijk aspect van de binnenstad (38%), de bereikbaarheid voor meer dan een kwart (27%). Figuur 1.2.4 Meest en minst aantrekkelijk aspect van het hebben van een vestiging in de binnenstad (ondernemers; procenten) meest aantrekkelijk (n=409)

minst aantrekkelijk (n=378)

centrale ligging

parkeerproblematiek

de uistraling van het gebied

bereikbaarheid vies

woning in de buurt

duur veel potentiele klanten

niets

veel voorzieningen

toeristen druk/lawaaierig

gezelligheid

verkeersoverlast mooi

criminaliteit diversiteit publiek

regels

anders

% 0

5

10

15

20

25

30

anders

% 0

10

20

30

40

bron: O+S

Samengevat geldt dat de verschillende groepen elk een eigen aspect van de binnenstad als aantrekkelijk beoordelen (voorzieningen, winkels, sfeer, centrale ligging). Als het gaat om onaantrekkelijke kenmerken van de binnenstad springen twee punten eruit: de drukte en het verkeer/parkeren/de bereikbaarheid. De bewoners van de binnenstad vinden niet het verkeer, maar de overlast van toeristen het meest onaantrekkelijk.

22


Drukte in de binnenstad 2012

In 2001 werd gezelligheid het vaakst genoemd als aantrekkelijk aspect van het wonen in de binnenstad (24%), gevolgd door de aanwezigheid van voorzieningen en de bereikbaarheid. Gezelligheid als positief aspect van het wonen in de binnenstad staat nu op de vierde plaats en heeft dus wat ingeboet in de periode 2001-2012. In 2001 was het meest genoemde negatieve aspect van het wonen in de binnenstad parkeren (ongeveer 19%), gevolgd door het verkeer, drugsoverlast en toeristen. Drukte werd als vijfde punt genoemd. Drukte is tussen 2001 en 2012 dus voor steeds meer bewoners een negatief aspect van het wonen in de binnenstad geworden.

1.3 Algemeen oordeel over drukte in de binnenstad

-

-

Het algemene oordeel over de drukte in de binnenstad is dat de drukte gezellig is (73%). Het vaakst genoemde verbeterpunt voor de binnenstad is een vermindering/ betere regulering van het verkeer (33%). Vier van de tien gebruikers vinden de binnenstad drukker geworden de afgelopen twee jaar, eenzelfde aantal vindt dat het even druk is gebleven. Van de mensen die het drukker vinden geworden geeft meer dan de helft aan (55%) dat dit hoofdzakelijk komt door toeristen en dagjesmensen. Forensen geven relatief vaak aan dat het komt door het verkeer (39%). Van de mensen die het verkeer als oorzaak zien van de toegenomen drukte geeft bijna de helft aan dat dit komt door auto’s (45%). Fietsers worden ook vaak genoemd (15%).

1.3.1 Bijna driekwart vindt de drukte gezellig Drukte werd door verschillende groepen genoemd als onaantrekkelijk aspect van de binnenstad, maar kan zowel positief als negatief ervaren worden. Een meerderheid van 73% vindt de drukte in de binnenstad gezellig, twee van de tien respondenten (19%) vinden het niet gezellig, maar ook niet vervelend. Acht procent vindt de drukte vervelend. Deze percentages zijn vrijwel gelijk aan 2001. Kijken we naar de verschillende onderzochte groepen, dan blijkt dat potentiele bezoekers uit de rest van Nederland de drukte het vaakst gezellig vinden (83%), Amsterdammers het minst vaak (bewoners binnenstad: 65%, rest Amsterdam: 63%). In vergelijking met 2001 vinden potentiele bezoekers (zowel uit de regio Amsterdam als uit de rest van Nederland) de drukte gezelliger, terwijl Amsterdammers uit de rest van Amsterdam de drukte minder gezellig zijn gaan vinden. De mening van bewoners is niet veranderd.

23


Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek

rest rest bewoner onderne bezoeke regio Nederla A'dam s B'stad mers rs forensen A'dam nd

Figuur 1.3.1 Drukte in de binnenstad: gezellig of vervelend, 2001, 2012 (2012 n=2.824; procenten)

2001 2012 2001 2012

gezellig druk

2001 2012

niet gezellig druk / niet vervelend druk

2001 2012

vervelend druk

2001 2012

weet niet

2001 2012 2001 2012

% 0

20

40

60

80

100

bron: O+S

Gebieden In Gebied West en Gebied Zuid zijn de bewoners iets positiever over de drukte dan in de overige gebieden van Stadsdeel Centrum. In Gebied 1012 wordt de drukte het vaakst bestempeld als vervelend (15%), gevolgd door Gebied Oost (14%). Figuur 1.3.2 Drukte in de binnenstad: gezellig of vervelend naar gebied (n=1.128; procenten)

West

gezellig druk Zuid niet gezellig druk / niet vervelend druk 1012 vervelend druk

1011

weet niet

Oost % 0

20

40

60

80

100

bron: O+S

24


Drukte in de binnenstad 2012

Leeftijd Oudere mensen zijn iets minder positief over de drukte dan jongeren. Van de respondenten van 15 tot 34 jaar vindt 80% de drukte gezellig, van de respondenten van 50 jaar en ouder is dit 69%. De 50 tot 64 jarigen vinden daarbij de drukte het vaakst vervelend (11%) gevolgd door 65 plussers (8%). De huishoudenssamenstelling, het opleidingsniveau en de hoogte van het inkomen hangen niet samen met de beleving van de drukte in de binnenstad. Respondenten die aangaven de drukte vervelend te vinden of niet gezellig maar ook niet vervelend is gevraagd wat zij graag anders zouden willen zien in de binnenstad. Een betere regulering en een vermindering van het verkeer in de binnenstad wordt het vaakst genoemd (33%). Het toerisme in de binnenstad mag teruggedrongen en beter gereguleerd worden (19%) en vuil en rommel moeten worden aangepakt (13%). Bijna een vijfde (18%) geeft een antwoord dat buiten de top tien valt, dit betreft specifieke verbeterpunten zoals “bestrating van de Dam”, “elektrische bussen” of “meer bloemen”. Figuur 1.3.4 Punten van verbetering voor de binnenstad (n=633; meer dan één antwoord mogelijk; procenten) terugdringen/reguleren verkeer terugdringen/reguleren toerisme aanpak vuil/rommel meer rust/stilte aanpak parkeerproblematiek verminderen horecaoverlast meer handhaving/veiligheid minder evenementen minder bouwen/opbreken beter winkelaanbod anders

% 0

5

10

15

20

25

30

35

bron: O+S

1.3.2 Ontwikkeling van de drukte In 2012 is voor alle groepen het percentage dat vindt dat het in de afgelopen 2 jaar drukker is geworden kleiner geworden dan in 2001 (zie figuur 1.3.5). Van alle respondenten geeft nu 38% aan dat de binnenstad de afgelopen twee jaar drukker is geworden, in 2001 was dat 56%. Een bijna net zo groot aandeel stelt dat de binnenstad even druk is gebleven (36%, 2001: 28%). Een kleine groep vindt de binnenstad minder druk geworden (6%, 2001 2%).

25


Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek

Bewoners van de binnenstad vinden het er vaker drukker geworden dan de respondenten die er verder vandaan wonen (53% van de bewoners van de binnenstad vs. 20% in de rest van Nederland, zie figuur 1.9), de tweede groep heeft vaker geen mening (11% van de bewoners van de binnenstad tegenover 40% in de rest van Nederland). Figuur 1.3.5 Ontwikkeling drukte in de binnenstad in de afgelopen twee jaar naar doelgroepen, 2001, 2012 (procenten) 2001

2012 (n=2.821)

bewoners B'stad

bewoners B'stad

ondernemers

ondernemers

rest A'dam

rest A'dam

forensen

forensen

bezoekers

bezoekers

regio A'dam

regio A'dam

drukker

even druk

minder druk

rest Nederland

% 0

20

40

60

80

100

weet niet

rest Nederland

% 0

20

40

60

80

100

bron: O+S

Gebieden De verschillende gebieden in de binnenstad vertonen geen grote verschillen, alleen zijn de bewoners en ondernemers met een vestiging in Gebied Oost minder dan bewoners en ondernemers in andere gebieden van mening dat het drukker is geworden (41%, zie figuur 1.3.6). Een relatief groot deel geeft aan dat het minder druk is geworden (22%). Juist in Gebied Oost zagen we eerder dat de drukte er relatief vaak als vervelend wordt beschouwd. In Gebied 1012 zijn er relatief veel respondenten die geen oordeel kunnen geven over de ontwikkeling van de drukte (17% “weet niet�). Leeftijd Oudere respondenten vinden vaker dan jongere dat het in de afgelopen twee jaar drukker is geworden in de binnenstad. Van de respondenten van 14 tot 34 jaar vindt 34% het drukker geworden, van de 35 tot 49 jarigen 44%, van de 50 tot 64 jarigen 53% en onder respondenten van 65 jaar en ouder is dit 61%. Opleidingsniveau Ook het opleidingsniveau van respondenten hangt samen met hun oordeel over de ontwikkeling van de drukte. Hoogopgeleiden vinden het vaakst (50%) dat het drukker is geworden. De middelbaaropgeleiden vinden het minst vaak dat het drukker is geworden (40%), zij vinden iets vaker dan de andere twee groepen dat het even druk is gebleven.

26


Drukte in de binnenstad 2012

Figuur 1.3.6 Ontwikkeling drukte in de binnenstad in de afgelopen twee jaar naar gebied (n=1.128; procenten)

1011

drukker West even druk Zuid minder druk 1012 weet niet

Oost % 0

20

40

60

80

100

bron: O+S

Huishoudenssamenstelling Ook de huishoudenssamenstelling hangt samen met het oordeel over de ontwikkeling van de drukte. (Echt)paren zonder kinderen en alleenstaanden vinden het vaakst dat het drukker is geworden (53% respectievelijk 51%), (echt)paren met kind(eren) zijn juist het minst vaak van mening dat het drukker is geworden (38%), gevolgd door twee volwassenen zonder kinderen (43%) en een ouder met kind(eren) (42%). 1.3.3 Oorzaken toegenomen drukte in de binnenstad in de afgelopen 2 jaar Van de respondenten die vinden dat het de afgelopen twee jaar drukker is geworden noemt een meerderheid toeristen en dagjesmensen als de belangrijkste oorzaak (55%). Ook in 2001 werden toeristen en dagjesmensen het meeste genoemd als bron van drukte (31%), maar toen werd deze groep op de voet gevolgd door winkelend publiek (27%) Als er wordt gekeken naar de verschillende groepen gebruikers van de binnenstad valt op dat veel forensen van mening zijn dat het verkeer de belangrijkste oorzaak is van de toegenomen drukte in de binnenstad (39%, zie figuur 1.3.7).

27


Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek

Figuur 1.3.7 Belangrijkste oorzaak toegenomen drukte in de binnenstad naar doelgroepen (n=1.072; procenten)

ondernemers

toeristen en dagjesmensen

bezoekers

verkeer

bewoners B'stad

evenementen rest A'dam winkelend publiek regio A'dam

horeca publiek

rest Nederland

weet niet, geen antwoord

forensen % 0

20

40

60

80

100

bron: O+S

Gebieden Bewoners en ondernemers in alle gebieden noemen toeristen en dagjesmensen de belangrijkste oorzaak van de toegenomen drukte. In de Gebieden 1012 en 1011 wordt het verkeer meer dan in andere gebieden als oorzaak genoemd van drukte (18% resp. 21%). Figuur 1.3.8 Belangrijkste oorzaak toegenomen drukte in de binnenstad naar gebied (n=557, procenten)

Oost toeristen en dagjesmensen Zuid

verkeer evenementen

1012 winkelend publiek horeca publiek 1011 weet niet, geen antwoord West % 0

20

40

60

80

100

bron: O+S

Er zijn geen verschillen tussen groepen (leeftijd, huishouden, opleiding, inkomen) als het gaat om de belangrijkste oorzaak van de toegenomen drukte.

28


Drukte in de binnenstad 2012

Oorzaken toegenomen drukte door verkeer Van de respondenten die aangaven dat verkeer de belangrijkste oorzaak is van de toegenomen drukte geeft bijna de helft (45%) aan dat dit komt door auto’s in de binnenstad. Ook fietsers worden genoemd (15%). Respondenten die aangaven een ander type verkeer als oorzaak te zien noemen vaak bouwwerkzaamheden en wegopbrekingen, bijvoorbeeld voor de bouw van de NoordZuidlijn. Ook toeristenbussen en touringcars worden vaak genoemd als oorzaak. Figuur 1.3.9 Type verkeer dat de oorzaak is van toename drukte (n=166; procenten)

auto's

anders, namelijk

fietsers

brommers \ bromfietsen

bussen

voetgangers

trams weet niet, geen antwoord

% 0

10

20

30

40

50

bron: O+S

1.4 Vijf bronnen van drukte

-

-

-

Voor de onderzochte bronnen van drukte evenementen, verkeer, toeristen en dagjesmensen, winkelend publiek en horecapubliek geldt dat rond de helft van de gebruikers van de binnenstad vindt dat deze leiden tot een gezellige drukte. Een minderheid vindt de drukte overlastgevend. Respondenten die overlast ondervinden noemen drukte het vaakst als oorzaak. Tussen 2001 en 2012 is er voor evenementen en toeristen / dagjesmensen een afname te zien in het aantal mensen dat vindt dat deze leiden tot gezellige drukte. Alleen voor verkeer is er sprake van een afname van mensen die aangeven er overlast van te ondervinden. Van de mensen die aangeven overlast te ondervinden heeft de grote meerderheid het hele jaar door overlast. Toeristen/dagjesmensen en horeca publiek leiden vaak in de zomer tot overlast. De meerderheid geeft aan de hele week last te ondervinden. Voor het winkelend publiek en het horecapubliek wordt het weekend ook vaak genoemd. Behalve voor het horecapubliek, waar mensen aangeven vooral ’s avonds en ’s nachts last van te hebben, geldt dat de hele dag overlast wordt ondervonden. 29


Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek

Onderzocht is in hoeverre evenementen, verkeer, toeristen en dagjesmensen, winkelend publiek en horecapubliek volgens de verschillende onderzochte groepen leiden tot een gezellige drukte of overlast veroorzaken. In de volgende paragraaf komen deze bronnen van drukte een voor een aan de orde. 1.4.1 Evenementen Iets meer dan twee op de vijf gebruikers van de binnenstad vinden dat evenementen leiden tot een gezellige drukte (44%) en meer dan een kwart (29%) geeft aan er niet zo veel van te merken. Een op de tien gebruikers van de binnenstad vindt de evenementen overlastgevend (11%). Figuur 1.4.1 Oordeel over drukte door evenementen naar onderzoeksgroepen, 2001, 2012 (procenten) 2001

2012 (n=2.847)

regio A'dam

regio A'dam

ondernemers

ondernemers

bezoekers

bezoekers

merk er niet zoveel van/neutraal

rest Nederland

rest Nederland

sterk wisselend

forensen

forensen

rest A'dam

rest A'dam

bewoners B'stad

% 0

20

40

60

80

100

gezellige drukte

overlast

weet niet

bewoners B'stad

% 0

20

40

60

80

100

bron: O+S

Van alle groepen geven de binnenstadbewoners het vaakst aan dat evenementen in de binnenstad overlast veroorzaken (16%, zie figuur 1.4.1). Ook zien zij drukte als gevolg van evenementen het minst vaak als gezellig (36%). Respondenten uit de regio Amsterdam zijn het positiefst over drukte als gevolg van evenementen; van hen geeft 58% aan de drukte die deze met zich meebrengen gezellig te vinden. Globaal gezien is de trend tussen 2001 en 2012 een afname in het aandeel mensen dat de drukte door evenementen als gezellig ervaart. Daartegenover staat een algemene toename van mensen die de drukte door evenementen neutraal, sterk wisselend of als overlast ervaren. Het percentage dat de drukte als gezellig ervaart nam het sterkst af onder de groep bewoners (van 58% naar 36%) en de rest van Amsterdam (van 67% naar 37%) In 2012 geven deze groepen, en ook de ondernemers, veel vaker aan de drukte door evenementen sterk wisselend te ervaren dan in 2001. Voor de bewoners steeg dit percentage van 2% naar 26%, voor de rest van Amsterdam van 1% naar 25% en voor de ondernemers van 2% naar 21%.

30


Drukte in de binnenstad 2012

In Gebied 1011 en Gebied Zuid geven de bewoners en ondernemers het vaakst aan de evenementen als overlast te ervaren (18% resp. 16%). In de Gebieden 1012 en West ervaart iets meer dan 2 op de 5 de drukte als gezellig. Figuur 1.4.2 Oordeel over drukte door evenementen naar gebied, 2012 (n=1.136, procenten)

1012

gezellige drukte West merk er niet zoveel van/neutraal sterk wisselend

Zuid

overlast 1011

weet niet

Oost % 0

20

40

60

80

100

bron: O+S

De afname van het aandeel bewoners dat de evenementen in de binnenstad positief waardeert komt ook naar voren uit het onderzoek naar de openbare ruimte van Stadsdeel 7 Centrum. In 2011 vond vier op de tien bewoners (43%) de evenementen in de binnenstad leuk, een afname ten opzichte van voorgaande jaren (63% in 2004, 55% in 2007, 47% in 2008). Ook het aandeel bewoners dat de drukte die door evenementen ontstaat gezellig vindt neemt af volgens dat onderzoek (40% in 2011, 55% in 2008). Waaruit bestaat de overlast? Respondenten die vinden dat de drukte door evenementen voor overlast zorgt, is gevraagd waaruit deze overlast bestaat: de drukte zelf, vuil, lawaai, onveiligheid of nog iets anders? Hierbij konden meerdere antwoorden gegeven worden. Drukte, vuil en lawaai worden door de meerderheid genoemd

7

O+S, Kwaliteit openbare ruimte Stadsdeel Centrum 2011, Amsterdam, mei 2011

31


Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek

Figuur 1.4.3 Genoemde vormen van overlast van drukte door evenementen, 2012 (n=738; procenten, meer dan ĂŠĂŠn antwoord mogelijk)

68

te druk\te vol

57

vuil

54

lawaai

15

onveiligheid

17

iets anders

weet niet / geen antwoord

0 0

10

20

30

40

50

60

70

80

bron: O+S

Waar en wanneer vindt overlast plaats? Figuur 1.4.4 Genoemde locaties van overlast van evenementen, 2012

bron: O+S

32


Drukte in de binnenstad 2012

Wat betreft de locatie van de overlast geeft 75% aan dat de evenementen overlast veroorzaken in de gehele binnenstad. Een kwart van de respondenten (25%) stelt dat de overlast vooral een specifieke buurt betreft. Vooral de drie grote pleinen (Museum-, Rembrandt- en Leidseplein), het stadshart (de Dam, Rokin, Damrak, Wallen) en “de plaats waar het evenement wordt gehouden” worden vaak genoemd. Van de ondernemers en de bewoners geeft 38% aan dat evenementen vooral overlast geven in de eigen (vestigings-/woon)buurt. Wat betreft de tijd van het jaar waarin overlast wordt ondervonden zegt bijna de helft (47%) vooral in de zomer overlast te ondervinden. Iets minder dan een derde ervaart de overlast het hele jaar door. 1.4.2 Verkeer Iets minder dan de helft van de respondenten heeft geen last van verkeersdrukte (44%). Een op de drie (33%) ervaart verkeer in de binnenstad als overlast. Forensen vinden het verkeer in de binnenstad het vaakst overlastgevend (45%), gevolgd door bezoekers en mensen uit de regio (34%). Tussen 2001 en 2012 is de overlast van verkeer in de binnenstad volgens alle groepen in meer of mindere mate afgenomen, wat in overeenstemming is met de gegevens die in het volgende hoofdstuk worden beschreven. Onder de bewoners van de binnenstad, de bewoners van de rest van Amsterdam en de ondernemers resulteert dit in een toename van het aantal mensen dat de drukte door verkeer als “sterk wisselend” ervaart. Onder de bezoekers en respondenten uit de regio Amsterdam leidt het tot een toename van het aantal mensen dat neutraal oordeelt over het verkeer in de binnenstad. Figuur 1.4.5 Oordeel over drukte verkeer naar onderzoeksgroepen, 2001, 2012 (procenten) 2001

2012 (n=2.836)

rest Nederland

rest Nederland

regio A'dam

regio A'dam

bezoekers

bezoekers

ondernemers

ondernemers

forensen

forensen

bewoners B'stad

bewoners B'stad

rest A'dam

gezellige drukte

merk er niet zoveel van/neutraal sterk wisselend

overlast

weet niet

rest A'dam % 0

20

40

60

80

100

% 0

20

40

60

80

100

bron: O+S

Bewoners en ondernemers uit Gebied 1011 ervaren verkeer in de binnenstad het vaakst als overlastgevend (37%). In Gebied Oost staat men het vaakst neutraal tegenover het aanwezige verkeer (46%).

33


Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek

Figuur 1.4.6 Oordeel over drukte verkeer naar gebied, 2012 (n=1.133, procenten)

West

gezellige drukte 1012 merk er niet zoveel van/neutraal sterk wisselend

Oost

overlast Zuid

weet niet

1011 % 0

20

40

60

80

100

bron: O+S

Waaruit bestaat de overlast? Van de respondenten die overlast ervaren van het verkeer in de binnenstad noemt 66% de drukte van het verkeer de bron van overlast. Onveiligheid wordt door 40% genoemd. Figuur 1.4.7 Genoemde vormen van overlast door drukte in de vorm van verkeer, 2012 (n=1.327; procenten; meer dan ĂŠĂŠn antwoord mogelijk)

66

te druk\te vol

40

onveiligheid

28

lawaai

24

vuil

22

iets anders

weet niet, geen antwoord

1 0

10

20

30

40

50

60

70

bron: O+S

34


Drukte in de binnenstad 2012

Waar en wanneer vindt overlast plaats? Een grote meerderheid van de gebruikers van de binnenstad die verkeer als overlast ervaren geeft aan dat de overlast voor de gehele binnenstad geldt (80%). Ondernemers en bewoners noemen relatief vaak de eigen (vestigings-/woon)buurt als plek waar veel verkeersoverlast is (25% en 28%). De verkeersoverlast wordt veelal het hele jaar door (90%) en op elke dag van de week (64%) ervaren. De ochtend, middag en avond worden ongeveer even vaak genoemd als dagdeel waarop de meeste verkeersoverlast wordt ervaren (respectievelijk 22%, 29% en 22%). Het vaakst wordt ‘de hele dag’ genoemd (48%). Figuur 1.4.8 Moment waarop respondenten overlast hebben van verkeer (meer dan één antwoord mogelijk; procenten) 90 83 80 70

64

60 48

50 40

29

30 22 20 11

14 8

6

avond

middag

ochtend

3

hele dag

zaterdag

vrijdag

donderdag

woensdag

dinsdag

maandag

weekend

zondag

3

hele week

herfst

lente

13

2

zomer

4

winter

hele jaar

0

2

11

nacht

7

10

11

22

bron: O+S

1.4.3 Toeristen en dagjesmensen Iets meer dan de helft van de respondenten (53%) vindt dat toeristen tot een gezellige drukte leiden, 12% vindt de toeristen en dagjesmensen overlastgevend. Potentiele bezoekers uit de regio Amsterdam en de rest van Nederland zijn het meest positief over toeristen in de binnenstad. Opvallend is dat de bezoekers die in de binnenstad op straat zijn ondervraagd het minst positief zijn en het meest aangeven overlast te ervaren van toeristen en dagjesmensen (22%). In vergelijking met 2001 vindt in 2012 een kleiner deel van de bezoekers, forensen, respondenten uit de rest van Amsterdam en respondenten uit de regio dat toeristen en dagjesmensen tot een gezellige drukte leiden (-11 tot -24 procentpunt). De bezoekers zien toeristen in 2012 daarbij een stuk vaker als overlastgevend dan in 2001. De bewoners van de binnenstad, bewoners van de rest Amsterdam en ondernemers zijn

35


Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek

minder neutraal geworden en hebben in 2012 een meer wisselende houding ten opzichte van toeristen in de binnenstad. Figuur 1.4.9 Oordeel over drukte toeristen naar onderzoeksgroepen, 2001, 2012 (procenten) 2001

2012 (n=2.841)

rest Nederland

rest Nederland

regio A'dam

regio A'dam

ondernemers

ondernemers

rest A'dam

rest A'dam

bewoners B'stad

bewoners B'stad

bezoekers

bezoekers

forensen

gezellige drukte

merk er niet zoveel van/neutraal sterk wisselend

overlast

weet niet

forensen % 0

20

40

60

80

%

100

0

20

40

60

80

100

bron: O+S

Bewoners van de Gebieden 1011 en 1012 ervaren het vaakst overlast van toeristen en dagjesmensen (18%). In Gebied Zuid wordt de aanwezigheid van toeristen en dagjesmensen het meest als een gezellige drukte gezien (55%). Figuur 1.4.10 Oordeel over drukte toerisme naar gebied, 2012 (n=1.133; procenten)

Zuid

gezellige drukte West merk er niet zoveel van/neutraal sterk wisselend

1012

overlast Oost

weet niet

1011 % 0

20

40

60

80

100

bron: O+S

36


Drukte in de binnenstad 2012

Waaruit bestaat de overlast? Het type overlast dat het vaakst genoemd wordt als overlast die door toeristen en dagjesmensen wordt veroorzaakt is drukte (66%). Lawaai wordt door 26% genoemd. Hetzelfde percentage geeft aan dat de overlast ergens anders uit bestaat; veel genoemd in deze categorie is de onoplettendheid in het verkeer van (fietsende) toeristen. Figuur 1.4.11 Genoemde vormen van overlast door drukte in de vorm van toeristen/dagjesmensen, 2012 (n=706, procenten, meer dan één antwoord mogelijk)

66

te druk\te vol

26

lawaai

23

vuil

19

onveiligheid

26

iets anders

weet niet, geen antwoord

1 0

10

20

30

40

50

60

70

bron: O+S

Waar en wanneer vindt overlast plaats? Iets minder dan een derde (32%) ervaart de overlast vooral in een specifieke buurt (de pleinen en grote straten: Damrak, Rokin, Kalverstraat). Iets meer dan twee derde (68%) ervaart de drukte in de gehele binnenstad. De helft (50%) van de bewoners en ondernemers die overlast ondervinden geeft aan dat zij deze overlast in de hele binnenstad ervaren. Iets minder dan één derde (30%) ervaart deze overlast in de eigen (vestigings-/woon) buurt. De jaargetijden waarin de meeste overlast wordt ervaren zijn de lente en de zomer, de meeste mensen ondervinden echter het hele jaar door overlast (68%). In het weekend wordt meer overlast ervaren dan doordeweeks. De middag en de avond zijn de dagdelen waarop het meeste overlast wordt ervaren. Iets minder dan de helft (48%) geeft aan dat de overlast er de hele dag is.

37


Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek

Figuur 1.4.12 Moment waarop respondenten overlast hebben van toeristen (meer dan ĂŠĂŠn antwoord mogelijk; procenten) 70

65 63 60

50

48

40

29

29

15

13

woensdag

avond

dinsdag

middag

1

6

hele dag

1

1

maandag

weekend

hele week

herfst

zomer

lente

winter

hele jaar

6

5

2

zondag

7

9

ochtend

8

zaterdag

10

0

27

nacht

16

vrijdag

20

donderdag

30

bron: O+S

1.4.4 Winkelend publiek Van het winkelend publiek vindt meer dan de helft (55%) van de respondenten dat zij een gezellige drukte oplevert. Voor een op de drie gebruikers van de binnenstad is het winkelend publiek niet een groep die vanwege drukte of overlast erg in het oog springt: zij staan neutraal ten opzichte van het winkelend publiek. Van alle groepen zijn de bewoners van de binnenstad het minst positief over het winkelend publiek, maar toch nog 47% van hen vindt dat de aanwezigheid van winkelend publiek gezellige drukte oplevert. Bij alle groepen is het aandeel dat vindt dat winkelend publiek overlast veroorzaakt kleiner dan 10%. Het grootste aandeel is te vinden onder bewoners uit de rest van Amsterdam (9%), gevolgd door de bewoners van de binnenstad en de bezoekers (beide 7%). In vergelijking met 2001 is de mening over het winkelend publiek niet significant veranderd.

38


Drukte in de binnenstad 2012

Figuur 1.4.13 Oordeel over drukte winkelend publiek naar onderzoeksgroepen, 2001, 2012 (procenten) 2001

2012 (n=2.820)

rest Nederland

rest Nederland

regio A'dam

regio A'dam

ondernemers

ondernemers

rest A'dam

rest A'dam

bezoekers

bezoekers

forensen

forensen

bewoners B'stad

% 0

20

40

60

80

gezellige drukte

merk er niet zoveel van/neutraal sterk wisselend

overlast

weet niet

bewoners B'stad

100

% 0

20

40

60

80

100

bron: O+S

De beleving van de aanwezigheid van winkelend publiek verschilt weinig tussen de verschillende gebieden. In Gebied 1011 en Gebied Oost wordt de aanwezigheid van winkelend publiek iets minder vaak als gezellige drukte omschreven. Figuur 1.4.14 Oordeel over drukte winkelend publiek naar gebied, 2012 (n=1.131, procenten)

Zuid

gezellige drukte West merk er niet zoveel van/neutraal sterk wisselend

1012

overlast 1011

weet niet

Oost % 0

20

40

60

80

100

bron: O+S

Waaruit bestaat de overlast? Van de gebruikers van de binnenstad die vinden dat winkelend publiek overlast veroorzaakt, geeft de grote meerderheid (84%) aan dat de drukte als gevolg van winkelend publiek voor overlast zorgt.

39


Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek

Figuur 1.4.15 Genoemde vormen van overlast door drukte in de vorm van winkelend publiek, 2012 (n=339; procenten; meer dan ĂŠĂŠn antwoord mogelijk)

te druk\te vol

84

vuil

18

lawaai

11

onveiligheid

7

iets anders

12

weet niet, geen antwoord

1 0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

bron: O+S

Waar en wanneer vindt overlast plaats? De meerderheid (59%) geeft aan dat deze overlast vooral een specifieke buurt betreft. Hierbij is de Kalverstraat veruit de meest genoemde straat. Voor de groep bewoners en ondernemers geldt hetzelfde. De meerderheid ondervindt de overlast gedurende het hele jaar (83%). Tijdens het weekend wordt meer overlast ervaren dan in de rest van de week. De meesten zijn echter van mening dat het winkelend publiek de hele week voor overlast zorgt (48%). De middag is het dagdeel waarin het vaakst overlast wordt ervaren (50%).

40


Drukte in de binnenstad 2012

Figuur 1.4.16 Moment waarop respondenten overlast hebben van winkelend publiek (meer dan ĂŠĂŠn antwoord mogelijk; procenten) 90 83 80 70 60 50 48

50

37

40 30 23

20 20

15 10 7

6 4

avond

middag

ochtend

hele dag

zondag

zaterdag

woensdag

vrijdag

1

donderdag

1

dinsdag

2

0

maandag

weekend

hele week

herfst

zomer

lente

winter

hele jaar

1 0

12

10

nacht

10

13

bron: O+S

1.4.5 Horecapubliek Iets minder dan de helft (44%) van de gebruikers van de binnenstad vindt dat horecapubliek gezellige drukte oplevert. Een minderheid van 12% vindt dat horecapubliek overlast veroorzaakt. Figuur 1.4.17 Oordeel over drukte horecapubliek naar onderzoeksgroepen, 2001, 2012 (procenten) 2001

2012 (n=2.829)

rest Nederland

rest Nederland

bezoekers

bezoekers

regio A'dam

regio A'dam

forensen

forensen

ondernemers

ondernemers

rest A'dam

rest A'dam

bewoners B'stad

% 0

20

40

60

80

100

gezellige drukte

merk er niet zoveel van/neutraal sterk wisselend

overlast

weet niet

bewoners B'stad

% 0

20

40

60

80

100

bron: O+S

41


Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek

Bewoners van Amsterdam en ondernemers uit de binnenstad ervaren bezoekers van de horeca relatief vaak als overlastgevend. De bewoners van de binnenstad zijn het minst positief, 18% van hen ervaart het horecapubliek als overlast en 29% vindt hun aanwezigheid gezellig. Tussen 2001 en 2012 zijn de bewoners van de binnenstad en de rest van Amsterdam de horecabezoekers minder positief of neutraal gaan ervaren, de horecabezoekers worden in 2012 vaker sterk wisselend of als overlastgevend ervaren. In Gebied 1012 ervaart men het horecapubliek het vaakst als overlastgevend (24%). De bewoners van Gebied Oost staan het vaakst onverschillig tegenover de aanwezigheid van horecapubliek (41%), tegelijkertijd ervaart men de drukte als gevolg van horecabezoek hier het minst vaak als gezellig (26%). Figuur 1.4.18 Oordeel over drukte horeca publiek naar gebied, 2012 (n=1.130; procenten)

West

gezellige drukte 1012 merk er niet zoveel van/neutraal sterk wisselend

Zuid

overlast 1011

weet niet

Oost % 0

20

40

60

80

100

bron: O+S

Waaruit bestaat de overlast? Van de mensen die de horecabezoekers als overlast ervaren geven er zeven van de tien (70%) aan last te hebben van het lawaai dat door hen wordt veroorzaakt. Ook bevuiling door horecabezoekers is veel genoemd (34%). Door de mensen die aangaven last te hebben van een ander soort overlast worden dronkenschap en asociaal gedrag het vaakst genoemd.

42


Drukte in de binnenstad 2012

Figuur 1.4.19 Genoemde vormen van overlast door drukte in de vorm van horecapubliek, 2012 (n=670; procenten; meer dan één antwoord mogelijk)

lawaai

70

vuil

34

druk\te vol

28

onveiligheid

27

iets anders

22

weet niet, geen antwoord

1 0

10

20

30

40

50

60

70

80

bron: O+S

Waar en wanneer vindt overlast plaats? Als plek waar overlast voorkomt wordt de gehele binnenstad het vaakst genoemd (57%). De mensen die aangeven dat de overlast vooral een specifieke buurt betreft (43%) noemen vooral het Leidseplein, het Rembrandtplein en (andere) uitgaansplekken. De zomer is het seizoen waarin men het vaakst overlast ondervindt (25%). Voor de meesten geldt echter dat de overlast het hele jaar door wordt ondervonden (65%). De overlast geldt voor de meesten voor de hele week (34%), maar ook het weekend (30%) en vrijdag (27%) worden relatief vaak genoemd. De overlast wordt logischerwijs het vaakst ’s avonds (66%) en ’s nachts (61%) ondervonden.

43


Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek

Figuur 1.4.20 Moment waarop respondenten overlast hebben van horeca publiek (meer dan ĂŠĂŠn antwoord mogelijk; procenten) 70

66

65

61

60

50

40 34 30

30

27 25

25

20

15

15

14

11

10

8

nacht

avond

middag

ochtend

hele dag

zondag

zaterdag

vrijdag

donderdag

2

woensdag

0

dinsdag

weekend

hele week

herfst

zomer

lente

winter

hele jaar

0

maandag

2

1

0

11

bron: O+S Tabel 1.4.21 Kernpunten vijf bronnen van drukte toeristen/ vaakst gezien als leidend tot

evenementen

verkeer

dagjesmensen

winkelend publiek

horeca publiek

gezellige drukte

neutraal

gezellige drukte

gezellige drukte

gezellige drukte

(44%)

(44%)

(53%)

(55%)

(44%)

11%

33%

12%

6%

12%

drukte (43%)

drukte (47%)

drukte (51%)

drukte (77%)

lawaai (43%)

gezien als overlastgevend door belangrijkste oorzaak overlast

bewoners meeste overlast ervaren door

bewoners

binnenstad

forensen

bezoekers

bewoners rest A’dam

binnenstad

(16%)

(53%)

(22%)

(9%)

(18%)

gezellige drukte

overlast

gezellige drukte

weinig verandering

neutraal, sterk

neutraal, sterk

sterk wisselend,

wisselend, overlast

wisselend

overlast

gezellige drukte, 2001-2012: afname van

2001-2012: toename van

neutraal sterk wisselend,

weinig verandering

overlast bron: O+S

44


Drukte in de binnenstad 2012

1.5 Beleving nader geanalyseerd

-

-

Ruim de helft van de respondenten rapporteert geen enkele vorm van overlast (52%). Een derde rapporteert één bron van overlast. De overige 15% noemt meer dan een bron overlastgevend. Vergeleken met 2001 zijn er minder mensen die geen overlast of één bron van overlast rapporteren. Ondernemers en bewoners uit de rest van Nederland rapporteren het minst vaak overlast. Hoogopgeleiden noemen meer bronnen van overlast dan laagopgeleiden.

Sommige groepen gebruikers van de binnenstad ondervinden vaker overlast dan andere groepen. Sommige mensen ondervinden ook van meer dan één vorm van drukte overlast. Voor een aantal achtergrondkenmerken is nagegaan in hoeverre deze samenhangen met de beleefde overlast. 1.5.1 Meervoudige overlast Respondenten konden voor elk van de vijf bronnen van overlast aangeven of zij er overlast van ondervinden. Maximaal zouden zij van alle vijf van de bronnen overlast kunnen ondervinden. Analyse wijst uit dat er weinig respondenten zijn die vijf bronnen van overlast rapporteren (<1%). Een meerderheid (52%) rapporteert geen enkele vorm van overlast. Een derde rapporteert één keer overlast. De resterende vijftien procent vindt twee of meer bronnen van drukte overlastgevend. Ondernemers (64%) en mensen uit de rest van Nederland (61%) geven iets vaker aan geen overlast te ondervinden dan de andere groepen. De forensen noemen het minst vaak geen enkele vorm van overlast (43%) en het vaakst één vorm van overlast (45%). Dit blijkt te komen doordat een groot deel van de forensen overlast ervaart van verkeer. Wanneer de overlast door verkeer uit de analyse gelaten wordt komen de percentages forensen die een bron van overlast noemen veel lager uit. Exclusief verkeer noemt 77% van de forensen geen enkele vorm van overlast en 18% één vorm van overlast. Een minderheid noemt twee of meer vormen van overlast. Bewoners noemen iets vaker twee of meer vormen van overlast dan de andere groepen.

45


Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek

Figuur 1.5.1 Aantal ervaren bronnen van overlast (procenten) % 80 70 60 inclusief verkeer

50 40 30

exclusief verkeer 20 10 0

geen overlast

1 keer

2 keer

3 keer

4 keer

5 keer

bron: O+S Tabel 1.5.2 Overlast en meervoudige overlast naar groepen gebruikers van de binnenstad (procenten) rest

regio

Nederland

A'dam

bezoekers

forensen

geen overlast

61

53

49

43

47

64

50

1 keer

32

38

33

45

36

24

28

7

8

19

12

17

12

22

meer dan 1x

bewoners rest A'dam ondernemers

B'stad

bron: O+S

Opleidingsniveau Hogeropgeleiden geven vaker aan overlast te ondervinden dan middelbaar en laag opgeleiden. Van de lager opgeleiden geeft 60% aan van geen enkele bron van drukte overlast te ondervinden. Bij de middelbaar opgeleiden is dit 54% en bij de hoger opgeleiden 48%. De hoger opgeleiden geven het vaakst aan van meer dan een bron van drukte overlast te ondervinden (18%). Tabel 1.5.3 Overlast en meervoudige overlast naar opleidingsniveau (procenten) laag

middelbaar

hoog

geen overlast

60

54

48

1 keer

28

36

34

meer dan 1

12

10

18 bron: O+S

De beleving van overlast hangt niet samen met de leeftijd van respondenten, de woon/vestigingsbuurt, de huishoudenssamenstelling of het inkomen.

46


Drukte in de binnenstad 2012

1.5.2 Drie typen bedrijven over horecapubliek en toeristen/dagjesmensen Het is denkbaar dat bedrijven die sterk afhankelijk zijn van consumentenstromen positiever zullen oordelen over de aanwezigheid van grotere aantallen bezoekers van het gebied waar zij gevestigd zijn dan bedrijven die daar minder of niet afhankelijk van zijn. De bedrijven zijn daarom gecategoriseerd naar mate van consumentenverzorging, te weten: consumentverzorgende, semi-consumentverzorgende en niet8 consumentverzorgende bedrijven . De drie typen bedrijven oordelen inderdaad verschillend over de drukte. De grootste verschillen zitten in het oordeel over toeristen/dagjesmensen en horecapubliek. Drie van de vier (75%) consumentverzorgende bedrijven vinden de drukte die het toerisme met zich meebrengt gezellig. Bij de semi-consumentverzorgende bedrijven is dit iets meer dan de helft (54%). Het verschil is nog sterker bij het oordeel over horecapubliek. Van de consumentverzorgende bedrijven vindt 63% het horecapubliek zorgen voor een gezellige drukte, bij de semi-consumentverzorgende bedrijven is dit 36%. Daarnaast spreken de consumentverzorgende bedrijven minder vaak van overlast dan semi- en nietconsumentverzorgende bedrijven 1.5.3 De verschillende gebruikersgroepen Over de aantrekkelijke kanten van de binnenstad verschillen de groepen van mening: bewoners vinden de aanwezigheid van voorzieningen het meest aantrekkelijk aan de binnenstad, bezoekers de winkels, forensen de sfeervolle en dynamische omgeving en de ondernemers de centrale ligging. Twee kenmerken springen er bij alle groepen uit als er naar onaantrekkelijke kenmerken van de binnenstad gevraagd wordt: de drukte en het verkeer/parkeren/de bereikbaarheid. De bewoners van de binnenstad vormen een uitzondering; zij vinden niet het verkeer, maar de overlast van toeristen het meest onaantrekkelijk. Van de mensen die vinden dat het drukker is geworden geeft meer dan de helft aan dat dit hoofdzakelijk komt door toeristen en dagjesmensen. Dit geldt voor alle groepen gebruikers behalve forensen, die geven relatief vaak aan dat het komt door het verkeer. Vier van de zeven groepen vinden in vergelijking met 2001 de drukte in de binnenstad gezelliger geworden, dat geldt voor bezoekers, forensen, bewoners van de regio Amsterdam en bewoners van de rest van Nederland. De bewoners van de binnenstad, de ondernemers in de binnenstad en de bewoners van de rest van Amsterdam, zijn de drukte vervelend of niet gezellig maar ook niet vervelend gaan vinden. Bewoners van de binnenstad zijn vaker dan respondenten die er niet wonen van mening dat de binnenstad drukker is geworden. Bezoekers en mensen uit de regio Amsterdam hebben hier vaker dan de andere groepen geen mening over. 8

Onder niet-consumentverzorgende bedrijfstakken vallen: industrie en ambacht, energiebedrijven, waterwinning en afvalverwerking, bouwnijverheid, groothandel, overig (landbouw, visserij, delfstofwinning etc.). Tot semiconsumentverzorgende bedrijfstakken worden gerekend: detailhandel, reparatie, transport, logistiek, overheid, overige zakelijke dienstverlening, advisering en onderzoek, informatie en communicatie, financiĂŤle instellingen, handel, verhuur onroerend goed. De consumentverzorgende branches zijn: horeca, cultuur, sport, recreatie, gezondheid- en welzijnszorg, onderwijs.

47


Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek

Alle groepen vinden in vergelijking met 2001 minder dat evenementen leiden tot gezellige drukte. Als we groepen vergelijken dan zien we dat dit sterker geldt voor de bewoners van de binnenstad en de rest van Amsterdam. Van alle groepen geven de bewoners van de binnenstad het vaakst aan dat evenementen in de binnenstad overlast veroorzaken. Bij alle groepen is een afname te zien van het aandeel dat verkeer als oorzaak van overlast ziet. Onder de bewoners van de binnenstad en de rest van Amsterdam en onder ondernemers in de binnenstad zijn er nu meer die verkeer als sterk wisselend ervaren. Onder bezoekers en bewoners van de regio Amsterdam is er toename van mensen die neutraal oordelen over het verkeer.

verkeer horeca publiek evenementen toeristen/ dagjesmensen winkelend publiek verkeer horeca publiek evenementen toeristen/ dagjesmensen winkelend publiek

gezellige drukte

verkeer horeca publiek evenementen toeristen/dagjesmensen winkelend publiek

merk er niet zoveel van/neutraal

verkeer horeca publiek evenementen toeristen/ dagjesmensen winkelend publiek

sterk wisselend

bezoekers

verkeer horeca publiek evenementen toeristen/ dagjesmensen winkelend publiek verkeer horeca publiek evenementen toeristen/ dagjesmensen winkelend publiek

forensen

rest bew Nederland regio A'dam ondernemers rest A'dam binnenstad

Figuur 1.5.4 Oordeel over vijf bronnen van drukte naar groep, 2012 (procenten)

verkeer horeca publiek evenementen toeristen/ dagjesmensen winkelend publiek

overlast

weet niet

% 0

20

40

60

80

100

bron: O+S

Toeristen en dagjesmensen worden door potentiele bezoekers uit de regio en uit de rest van Nederland het meest gezien als bron van gezellige drukte, door bezoekers en door forensen het minst. Bezoekers zien hen vaker dan andere groepen als overlastgevend. Bewoners van de binnenstad en van de rest van Amsterdam ervaren het effect van hun aanwezigheid vaker als sterk wisselend. Van alle groepen zijn de bewoners van de binnenstad het minst van mening dat winkelend publiek leidt tot gezellige drukte en de potentiele bezoekers van buiten Amsterdam het meest. Een vergelijkbaar beeld zien we als het gaat om horecabezoekers; de bewoners van de binnenstad vinden het minst dat hun aanwezigheid tot gezellige drukte leidt en het meest dat zij overlast veroorzaken. Ondernemers, bewoners van de binnenstad en bewoners van de rest van Amsterdam ervaren het effect van hun aanwezigheid vaker dan de andere groepen als sterk wisselend.

48


Drukte in de binnenstad 2012

Op meerdere punten verschillen de bewoners van de binnenstad en de bewoners van de rest van Amsterdam dus van mening met de overige respondenten, die voor een groot deel buiten Amsterdam wonen. Hierbij geldt dat respondenten die verder van de binnenstad vandaan wonen (buiten Amsterdam) er een positiever beeld bij hebben dan degenen die er in of dicht bij wonen. 1.5.4 De vijf gebieden van Stadsdeel Centrum Zoals eerder weergegeven hebben ondernemers en bewoners van Gebied West het minste last van de drukte in de binnenstad. Van hen geeft 73% aan de drukte gezellig te vinden. In Oost wordt de drukte het minst vaak als gezellig bestempeld (63%). In Gebied 1012 wordt de drukte het vaakst als overlastgevend gezien (15%), gevolgd door Gebied Oost (14%). Figuur 1.5.5 Drukte in de binnenstad: gezellig of vervelend, naar gebied (procenten)

West

gezellig druk Zuid niet gezellig druk / niet vervelend druk 1012 vervelend druk

1011

weet niet

Oost % 0

20

40

60

80

100

bron: O+S

Op de vraag of de binnenstad de afgelopen twee jaar drukker is geworden is door de bewoners en ondernemers uit Gebied 1011, zoals eerder al beschreven, het vaakst instemmend geantwoord (57%). De ondernemers en bewoners die van mening zijn dat het drukker is geworden noemen als oorzaak het vaakst toeristen en dagjesmensen. Vooral Gebied Oost springt hierbij in het oog. Het verkeer wordt in Gebied 1012 en Gebied 1011 relatief vaak genoemd als oorzaak.

49


Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek

Figuur 1.5.6 Oordeel over toename in drukte in de afgelopen 2 jaar en de belangrijkste oorzaak van deze toename, 2012 (procenten) Oordeel toename drukte

Oorzaak van toename in drukte

1011

Oost toeristen en dagjesmensen

drukker West

Zuid

verkeer

even druk

evenementen

Zuid

1012 winkelend publiek minder druk horeca publiek

1012

1011 weet niet, geen antwoord

weet niet

Oost

West % 0

20

40

60

80

%

100

0

20

40

60

80

100

bron: O+S

De vijf bronnen van drukte worden door bewoners en ondernemers uit de verschillende gebieden verschillend beoordeeld. Vergelijken we de gebieden onderling dan valt op dat relatief weinig bewoners en ondernemers uit Gebied Oost van mening zijn dat de verschillende bronnen van drukte een gezellige drukte opleveren. Bewoners en ondernemers uit Gebied 1012 beoordelen het horecapubliek vaker als overlastgevend. Toeristen en dagjesmensen worden in de Gebieden 1012 en 1011 relatief vaak als overlastgevend gezien. Bewoners en ondernemers uit Gebied 1011 zien daarbij de verkeersdrukte en de drukte door evenementen wat vaker als overlastgevend.

Zuid

West

Oost

1011

1012

Figuur 1.5.7 Oordeel over vijf bronnen van drukte naar gebied, 2012 (procenten) verkeer horeca publiek evenementen toeristen/ dagjesmensen winkelend publiek verkeer horeca publiek evenementen toeristen/ dagjesmensen winkelend publiek

gezellige drukte

merk er niet zoveel van/neutraal

verkeer horeca publiek evenementen winkelend publiek toeristen/ dagjesmensen

sterk wisselend

verkeer horeca publiek evenementen toeristen/ dagjesmensen winkelend publiek

overlast

verkeer horeca publiek evenementen toeristen/ dagjesmensen winkelend publiek

% 0

20

40

60

80

100

bron: O+S

50


Drukte in de binnenstad 2012

1.6 Bezoek aan de binnenstad

-

-

Winkelen en horecabezoek veruit de meest genoemde reden voor bezoek aan de binnenstad. Bezoekmotieven die tussen 2001 en 2012 sterk zijn toegenomen zijn: museum/galeriebezoek, restaurant/cafĂŠbezoek en het bezoeken van attracties. De bewoners van de rest van Amsterdam bezoeken het vaakst de koopzondag (46% een keer per maand of meer). Van de gebruikers van de binnenstad geeft 28% aan de binnenstad op bepaalde tijdstippen wel eens te vermijden. De groep die het vaakst aangeeft de binnenstad op bepaalde tijdstippen te vermijden zijn de bewoners van de binnenstad (48%). De avond/nacht is het tijdstip van vermijding dat het vaakst genoemd wordt (22%), gevolgd door de zaterdag (15%).

De grachtengordel en de Jordaan zijn de favoriete plekken van de gebruikers van de binnenstad. Figuur 1.6.1 Top tien favoriete plekken in de binnenstad van de gebruikers van de binnenstad (hoe groter hoe vaker genoemd)

bron: O+S 9

O+S heeft in november 2008 onderzoek gedaan naar stille gebieden in de stad. Een opvallende uitkomst van het onderzoek was dat veel mensen plekken in de binnenstad noemen, terwijl mensen die in de binnenstad wonen vaker aangeven dat er geen stille plek in hun buurt is. Het Begijnhof is de meest genoemde stille locatie voor mensen van buiten het Centrum, centrumbewoners zien dit als een toeristische attractie. De Hortus Botanicus en Artis en andere stille plekken in het centrum worden vaker door Centrumbewoners genoemd. 1.6.1 Redenen voor bezoek binnenstad: horeca en winkels Van de bewoners van Amsterdam buiten de binnenstad geeft 99% aan in de afgelopen twee jaar een bezoek te hebben gebracht aan de binnenstad. Van de bewoners van de regio Amsterdam is dit 73% en van de bewoners van de rest van Nederland 53%. Van de respondenten (10,8%) die aangaven de afgelopen twee jaar geen bezoek aan de binnenstad te hebben gebracht zegt een kwart de binnenstad niet te hebben bezocht door

9

Bron: O+S, Stille gebieden in de stad, Amsterdam, 2011.

51


Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek

een gebrek aan belangstelling. De drukte in de binnenstad was voor 13% een reden om de binnenstad niet te bezoeken. Winkelen en café/restaurantbezoek zijn veruit de meest genoemde reden voor een bezoek aan de binnenstad. De redenen voor een bezoek aan de binnenstad verschillen per doelgroep. Door bewoners van de regio Amsterdam, de rest van Nederland en onder de bewoners van de binnenstad wordt café/restaurant bezoek het vaakst genoemd. Voor bezoekers en bewoners van de rest van Amsterdam is winkelen de voornaamste reden voor een bezoek. Uitgezonderd de mensen uit de rest van Nederland is museum- of galeriebezoek de op twee na meest genoemde reden voor een bezoek aan de binnenstad. Voor bezoekers uit de rest van Nederland is dit rondwandelen/cultuurhistorie. Het percentage bezoekers is tussen 2001 en 2012 voor elk bezoekmotief gestegen, behalve voor winkelen dat ongeveer gelijk bleef. Wanneer de bezoekmotieven 10 onderverdeeld worden naar de verschillende doelgroepen zien we dat de attracties over het algemeen vaker worden genoemd als motief. Zo stegen de attracties als reden voor een bezoek aan de binnenstad van 36% naar 57% voor de bewoners van de binnenstad, alleen voor de bezoekers bleef dit percentage gelijk (32%). Ook museum- en galeriebezoek nam toe. Voor de bewoners van de rest van Amsterdam waren musea en galeries in 2001 voor 73% een reden voor een bezoek, in 2012 gold dit voor 82%.

Tabel 1.6.2 Bezoekmotieven binnenstad afgelopen jaar naar doelgroepen, 2001, 2012 (n=1.751; procenten) rest Nederland 2001 vrienden of familie

bezoekers

2012

2001

38

bewoners B’stad

2012

2001

56

2012

rest A’dam 2001

77

regio A’dam 2012

2001

51

2012 46

winkelen

65

54

85

87

91

93

87

92

75

74

museum- of galeriebezoek

39

45

56

64

76

80

50

75

41

47

film- theater- of concertbezoek

28

41

69

73

88

87

73

82

66

61

restaurant- of cafébezoek

61

69

80

84

91

93

75

89

80

85

attracties

12

32

32

32

36

57

41

53

25

35

rondwandelen\cultuurhistorie

48

38

82

80

46 bron: O+S

Vervoerswijzen forensen en bezoekers: OV meest gebruikt Het vervoersmiddel dat het meest gebruikt wordt door zowel bezoekers als forensen is het openbaar vervoer (58% resp. 54%), gevolgd door de fiets (25% resp. 29%). Forensen komen relatief vaak met de auto of motor (27%).

10

52

In de vragenlijst werden hierbij Artis en rondvaarten als voorbeelden genoemd


Drukte in de binnenstad 2012

Figuur 1.6.3 Gebruikte vervoersmiddelen naar bezoekers en forensen, 2012 (n=305-311, procenten)

openbaar vervoer

fiets

te voet

bezoekers

auto \ motor

niet ingevuld

forensen

brommer \ scooter

anders, namelijk % 0

10

20

30

40

50

60

70

bron: O+S

Uitgaven in de stad De bezoekers van de binnenstad en de forensen is gevraagd hoeveel geld zij in totaal in de stad dachten te gaan uitgeven op de dag dat zij aan het onderzoek meewerkten. Gemiddeld geven zij 35 euro uit. Een vijfde (19%) geeft aan niets uit te geven. Bijna de helft geeft aan tussen de 1 en 50 euro uit te zullen geven (44%). Forensen geven gemiddeld minder uit dan bezoekers (18 euro tegenover 54 euro). Tabel 1.6.4 Uitgaven in de stad van forensen en bezoekers (n=616; procenten) 0 € 1 tot 10 € 10 tot 20 €

20 tot 50 €

50 tot 100 € 100 € of meer niet ingevuld

forensen

29

15

19

14

5

2

15

bezoekers

10

7

11

21

13

13

25

1.6.2 Koopzondag Amsterdammers die buiten Stadsdeel Centrum wonen geven het vaakst aan de koopzondag een keer per maand of vaker te bezoeken (43%), gevolgd door forensen (25%) en binnenstadbewoners (23%). Tussen 2001 en 2012 zijn de bewoners van de rest van Amsterdam en de bewoners van de rest van Nederland de koopzondag vaker gaan bezoeken. Het percentage bewoners van Amsterdam buiten de binnenstad dat minimaal eens per maand de koopzondag bezoekt is tussen 2001 en 2012 gestegen van 27% naar 43%. Onder de bewoners van de rest van Nederland steeg dit aandeel van 2% naar 7%. De mensen uit overige groepen brengen juist minder vaak een bezoek aan de koopzondag. Zo daalde het percentage binnenstadbewoners dat minimaal een keer per maand de koopzondag bezoekt van 48% naar 23%, het percentage forensen daalde van 46% naar 25%. Het is mogelijk dat met

53


Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek

name bewoners van de binnenstad op zondag wel boodschappen doen, maar dat zij dit niet zien als winkelen. Figuur 1.6.5 Frequentie bezoek koopzondag naar doelgroepen, 2001, 2012 (procenten)

2001

2012 (n=2755)

rest A'dam

rest A'dam

ondernemers

ondernemers

forensen

forensen

bewoners B'stad

bewoners B'stad

bezoekers

bezoekers

rest Nederland

rest Nederland

iedere week enkele keren per maand een keer per maand enkele keren per jaar een keer per jaar minder vaak of nooit

regio A'dam

weet niet

regio A'dam % 0

20

40

60

80

%

100

0

20

40

60

80

100

bron: O+S

Gebieden Bewoners uit Gebied 1012 en Gebied Zuid geven het vaakst aan iedere week de koopzondag te bezoeken (21% resp. 15%). Onder de bewoners van Gebied Oost ligt de frequentie van bezoeken aan de koopzondag het laagst. Figuur 1.6.6 Frequentie bezoek koopzondag naar gebieden (n=1076; percentrages)

1012 iedere week Zuid

enkele keren per maand een keer per maand

1011

enkele keren per jaar een keer per jaar minder vaak of nooit

West

weet niet Oost % 0

20

40

60

80

100

bron: O+S

54


Drukte in de binnenstad 2012

1.6.3 Momenten om de binnenstad te mijden: avond/nacht en zaterdag Van de respondenten geeft 28% aan de binnenstad op bepaalde tijdstippen wel eens te vermijden. Net als in 2001 geldt dat naarmate respondenten verder van de binnenstad af wonen ze minder vaak aangeven de binnenstad op bepaalde tijdstippen te mijden. De doelgroep die het vaakst aangeeft de binnenstad op bepaalde tijdstippen te vermijden zijn de bewoners van de binnenstad (48%, in 2001 was dit 49%). Forensen en bezoekers geven het minst vaak aan momenten te hebben waarop zij de binnenstad mijden. Figuur 1.6.7 Vermijden van de binnenstad op bepaalde tijdstippen naar doelgroepen (n=2.461; procenten)

bewoners B'stad

rest A'dam

ondernemers

regio A'dam

rest Nederland

bezoekers

forensen

% 0

10

20

30

40

50

bron: O+S

Het tijdstip/moment dat het vaakst genoemd wordt als moment om de binnenstad te vermijden is de avond/nacht (22%). Ook het weekend (10%) en meer specifiek de zaterdag (15%), worden veel genoemd. Bijna een kwart (23%) noemt iets anders, dit zijn meer specifieke momenten en tijdstippen zoals: tijdens voetbalwedstrijden, tijdens vakanties of tijdens uitgaansavonden. De bewoners van de binnenstad gaan op deze momenten niet graag uit in de binnenstad. Bepaalde activiteiten zijn voor sommige respondenten (14%) ook een reden om de binnenstad te vermijden. De activiteit die veruit het vaakst genoemd wordt, is Koninginnedag. Daarnaast zijn voetbalwedstrijden/huldigingen, Gay Pride, marathons en evenementen veel genoemd.

55


Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek

Figuur 1.6.8 Tijdstippen/momenten waarop de binnenstad vermeden wordt (n=919, procenten)

avond/nacht

zaterdag

weekend

spits

evenementen

zondag

anders

% 0

5

10

15

20

25

bron: O+S

Aan ondernemers is gevraagd of er momenten zijn waarop hun klanten en/of leveranciers hun vestiging beter kunnen mijden. De ochtend, de middag en de avond worden als dagdeel ongeveer even vaak genoemd. Ook de zaterdagmiddag, de maandagochtend en de spits worden relatief vaak genoemd. Deze tijdstippen komen overeen met 2001. Gebieden Het percentage bewoners en ondernemers dat aangeeft de binnenstad op bepaalde tijdstippen wel eens te vermijden verschilt niet significant tussen de vijf gebieden.

56


Drukte in de binnenstad 2012

2 Drukte in de binnenstad: kwantitatieve schets

Er wordt veel gesproken en geschreven over toegenomen drukte in de binnenstad van Amsterdam. In het voorgaande hoofdstuk is beschreven hoe verschillende groepen naar de ontwikkeling van de drukte in de Amsterdamse binnenstad kijken. Om een goed antwoord te kunnen geven op de vraag of het drukker is geworden in de Amsterdamse binnenstad sinds 2001 is het goed om ook aandacht te besteden aan de gegevens die beschikbaar zijn over de feitelijke ontwikkeling van de binnenstad. In dit tweede hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van gegevens die beschikbaar zijn over de feitelijke ontwikkelingen in de binnenstad tussen 2001 en 2012. Evenals in het in 2001 gepubliceerde rapport wordt hierbij aandacht besteed aan bewoners, bedrijven, werkenden, bezoekers en verkeer. De gegevens zijn waar mogelijk uitgesplitst naar de vijf gebieden die Stadsdeel Centrum onderscheidt.

2.1 Bewoners van de binnenstad

-

-

-

Het aantal inwoners van Stadsdeel Centrum groeide tussen 2001 en 2012 met 6,5% (van 79.397 naar 84.541). Het merendeel is tussen de 18 en 50 jaar (57%). Deze groep is echter tussen 2001 en 2012 kleiner geworden, net als de groep 75 plussers. De groep 0 tot 17 jarigen en de groep 50 tot 70 jarigen zijn in absolute en relatieve zin groter geworden. Het aantal huishoudens met kinderen is toegenomen met 4% (van 51.573 naar 53.746). Hiervan bestaan er 7.829 uit gezinnen, 703 meer dan begin 2001 (+10%). Het aantal woningen in de binnenstad is tussen 2001 en 2012 toegenomen met 10% (van 45.141 naar 49.829). De grote vraag naar woonruimte in de binnenstad zien we terug in de toegenomen WOZ-waarde. Deze steeg met 2 67%. De gemiddelde WOZ-waarde van één m was € 2.442 begin 2001, begin 2012 was deze gestegen tot € 4.078.

Inwoners Op 1 januari 2001 telde de binnenstad 79.397 bewoners, op 1 januari 2012 waren dat er 84.541. Dit is een toename van 5.144 bewoners (6,5%). Gebied West heeft de meeste inwoners (34.542), en ook de sterkste groei in het aantal bewoners (+ 2.421, 7%).

57


Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek

Figuur 2.1.1 Bewoners per gebied, 1 januari 2001 en 2012

40000 35000 30000 25000 20000

2001

2012

15000 10000 5000 0

West

Zuid

Oost

1011

1012 bron: O+S

Leeftijd Figuur 2.1.2 Bewoners Centrum naar leeftijd, 1 januari 2001 en 2012

30000

25000

20000

15000

2001

2012

10000

5000

0

0-17

18-34

35-49

50-64

65-74

75 + bron: O+S

Het merendeel van de bewoners is tussen de 18 en 50 jaar. Het aandeel 18 tot 50 jarigen is echter afgenomen tussen 2001 en 2012 (van 64% naar 57%). Het aantal bewoners van 50 tot 74 jaar is tussen 2001 en 2012 in relatieve en absolute aantallen juist toegenomen: van 16.685 in 2001 (21%) tot 24.071 in 2012 (29%). Ook de groep van 0 tot 17 jaar werd groter: van 8.752 (11%) naar 9.473 (11%). Het aantal bewoners van 75 jaar en ouder nam

58


Drukte in de binnenstad 2012

iets af van 3.253 (4%) naar 3.041 (4%). Voor de verschillende gebieden in de binnenstad gelden overwegend dezelfde ontwikkelingen per leeftijdscategorie. Figuur 2.1.3 Bewoners naar leeftijd per gebied, 1 januari 2001 en 2012 (procenten)

100

%

80

60

75 +

65-74

50-64

35-49

18-34

0-17

40

20

0

2001 2012 2001 2012 2001 2012 2001 2012 2001 2012 2001 2012 West Zuid Oost 1011 1012 totaal bron: O+S

Huishoudens Begin 2001 telde de binnenstad 51.573 huishoudens, begin 2012 waren dit er 53.746. Er zijn dus 2.173 huishoudens bijgekomen (4%). Van de onderscheiden huishoudenstypen is het aantal paren zonder kinderen het sterkst toegenomen (+1.520). Relatief zijn er het meeste paren mĂŠt kinderen bij gekomen; dit type huishouden groeide met 23% (+883). Voor de verschillende gebieden in de binnenstad gelden ruwweg dezelfde ontwikkelingen. In sommige gebieden is deze ontwikkeling echter nadrukkelijker dan in andere gebieden. De huishoudenssamenstelling van Gebied 1012 is het sterkst veranderd, gevolgd door Gebied Zuid.

59


Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek

Figuur 2.1.4 Huishoudens naar type, 1 januari 2001 en 2012

40000 35000 30000 25000 20000 2001

15000

2012

10000 5000 0

bron: O+S Figuur 2.1.5 Huishoudens naar type per gebied, 1 januari 2001 en 2012 (procenten)

100

%

80

overig 60 paren met kinderen eenoudergezinnen 40 alleenstaanden paren zonder kinderen

20

0

2001 2012 2001 2012 2001 2012 2001 2012 2001 2012 2001 2012 West Zuid Oost 1011 1012 totaal bron: O+S

60


Drukte in de binnenstad 2012

Gezinnen Een deel van de huishoudens bestaat uit gezinnen: eenoudergezinnen en paren met kinderen. Begin 2001 telde de binnenstad 7.126 gezinnen. Begin 2012 is dit aantal opgelopen tot 7.829, een toename van 703 (9,9%). Gebied Oost heeft relatief de meeste gezinnen (18,3% in 2001 en 18,6% in 2012). De relatieve toename van het aantal gezinnen was het grootst in Gebied 1012 (1,2%). Woningen Het aantal woningen in de binnenstad is tussen 2001 en 2012 toegenomen. Begin 2001 telde de binnenstad 45.141 woningen, begin 2012 waren dit er 49.829. Er zijn dus 4.688 woningen bijgekomen (toename van 10,4%). Het gebied met de grootste toename in woningen is Gebied West, daar kwamen er 2.057 woningen bij. In Gebied 1011 ligt dit aantal het laagst, hier kwamen er 437 woningen bij. Relatief nam het aantal woningen het sterkst toe in Gebied 1012, hier steeg het aantal woningen met 16,5% (van 4.264 naar 4.966). Gevolgd door Gebied West, waar het aantal woningen met 10,6% toenam (van 19.387 naar 21.444). Figuur 2.1.6 Woningen per gebied, 1 januari 2001 en 2012

60000

50000

40000

2001

30000

2012

20000

10000

0

West

Zuid

Oost

1011

1012

totaal bron: O+S

Gemiddelde WOZ-waarde per m² De binnenstad is een zeer aantrekkelijke plek om te wonen. De grote vraag naar huisvesting in de binnenstad is terug te zien in de gestegen WOZ-waarde van woningen in de binnenstad.

61


Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek

Figuur 2.1.7 Gemiddelde WOZ-waarde per m² per gebied, 1 januari 2001 en 2012

5000 4500 4000 3500 3000 2500

2001

2012

2000 1500 1000 500 0

West

Zuid

Oost

1011

1012 bron: O+S

11

2

In 2001 was de WOZ-waarde per m in de binnenstad van Amsterdam gemiddeld 12 € 2.442. In 2012 was dit € 4.078, een toename van 67%. De prijzen in Gebied Oost zijn met 75% het sterkst gestegen. Ondanks deze stijging heeft Gebied Oost met € 3.700 per 2 m nog steeds de laagste WOZ-waarde van de binnenstad.

2.2 Vestigingen en werkzame personen in de binnenstad De bedrijvigheid wordt door Stadsdeel Centrum ingedeeld in vijf hoofdfuncties. Deze vijf categorieën, gebaseerd op de administratieve registratie van vestigingen en werkzame personen van de Kamer van Koophandel, zijn: Kantoren, Bedrijven, Detailhandel, Voorzieningen en Horeca. Deze vijf hoofdfuncties zijn vervolgens onderverdeeld in een aantal deelfuncties. Hierna worden het aantal vestigingen en aantal werkzame personen voor elk van de vijf hoofdfuncties weergegeven. Daarnaast worden de deelfuncties die in de binnenstad oververtegenwoordigd zijn ten opzichte van de rest van de stad, bijvoorbeeld hotels en cafés, nader onderscheiden. Deze centrumfuncties zijn geconcentreerd aanwezig in de binnenstad en trekken zowel bezoekers naar de binnenstad als werkenden. Inwerkingtreding Handelsregisterwet 2007 In juni 2008 werd de Handelsregisterwet van 1999 vervangen door de Handelsregisterwet 2007. De wet verplichtte ondernemingen, verenigingen en publiekrechtelijke rechtspersonen zich voor 1 januari 2010 in te schrijven in het handelsregister bij de Kamer van Koophandel. Deze inschrijvingen hebben geleid tot een sterke toename in het aantal geregistreerde vestigingen en werkzame personen. Een deel van de inschrijvingen vanaf 11 12

62

WOZ-waarde op 1 januari 2001, waardepeildatum 1 januari 1999 (in euro's) WOZ-waarde op 1 januari 2012, waardepeildatum 1 januari 2011


Drukte in de binnenstad 2012

2008 betreft vrije beroepen, verenigingen, ondernemingen en publiekrechtelijke rechtspersonen die al bestonden en zich na de wetswijziging verplicht hebben ingeschreven. De gegevens die in dit hoofdstuk worden beschreven zijn gecorrigeerd voor de inschrijvingen die het gevolg zijn van de wetswijziging, waardoor ze vergeleken kunnen worden met 2001. Met oog op een mogelijk vervolgonderzoek zijn zowel de gecorrigeerde als niet-gecorrigeerde aantallen vestigingen en werkende personen weergegeven. Figuur 2.2.1 Totaal vestigingen gecorrigeerd en ongecorrigeerd op de Handelsregisterwet, 2001-2012

25000

20000

niet gecorrigeerd

15000

gecorrigeerd

10000

5000

0

'01

'02

'03

'04

'05

'06

'07

'08

'09

'10

'11

'12 bron: O+S

Totaal vestigingen gecorrigeerd op de Handelsregisterwet 2007 Tussen begin 2001 en begin 2012 kwamen er in de binnenstad in totaal 2.638 bedrijfsvestigingen bij (van 14.387 naar 17.034). Een toename van 18,3%. In Gebied West kwamen er de meeste bedrijfsvestigingen bij (1.294). Relatief nam het aantal bedrijfsvestigingen het sterkst toe in Gebied Oost (+34,2%). Totaal vestigingen ongecorrigeerd op de Handelsregisterwet 2007 De Handelsregisterwet heeft in de periode 2008-2012 gezorgd voor een extra toename van 3.219 bedrijfsvestigingen (+18,9%). De trends voor de verschillende gebieden zijn in grote lijnen hetzelfde als die van de gecorrigeerde aantallen.

63


Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek

Figuur 2.2.2 Totaal vestigingen per gebied, 1 januari 2001 en 2012

9000 8000 7000

2001

6000 5000

2012 gecorrigeerd

4000 3000 2012 ongecorrigeerd

2000 1000 0

West

Zuid

Oost

1011

1012 bron: O+S

Totaal werkzame personen gecorrigeerd op de Handelsregisterwet 2007 Begin 2001 waren er 91.717 personen werkzaam in de binnenstad. Begin 2012 lag dit aantal op 87.644, een afname van 4,4%. In Gebied Zuid nam het aantal werkzame personen het sterkst af (-3.234), ook relatief was de afname in Gebied Zuid het grootst (13,6%). In de Gebieden West, Oost en 1011 nam het aantal werkzame personen toe (zie figuren op de volgende pagina). Totaal werkzame personen ongecorrigeerd op de Handelsregisterwet 2007 Zonder correctie op de Handelsregisterwet ligt het aantal werkzame personen van begin 2012 (93.044) iets hoger dan begin 2001 (91.717). De trends voor de verschillende gebieden blijven in grote lijnen hetzelfde, alleen is de toename in de Gebieden West, Oost en 1011 sterker, en de afname in de Gebieden Zuid en 1012 zwakker.

64


Drukte in de binnenstad 2012

Figuur 2.2.3 Werkzame personen gecorrigeerd en ongecorrigeerd op de Handelsregisterwet, 2001-2012

94000 92000 90000 niet gecorrigeerd

88000 86000

gecorrigeerd 84000 82000 80000 78000

'01

'02

'03

'04

'05

'06

'07

'08

'09

'10

'11

'12 bron: O+S

Figuur 2.2.4 Werkzame personen per gebied, 1 januari 2001 en 2012

30000

25000 2001 20000

2012 gecorrigeerd

15000

10000

2012 ongecorrigeerd

5000

0

West

Zuid

Oost

1011

1012 bron: O+S

65


Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek

2.2.1 Kantoren

- Het aantal kantoorvestigingen in stadsdeel Centrum is tussen 2001 en 2012 toegenomen met 27% (van 6.077 naar 7.687) - Het aantal werkzame personen in kantoren nam in dezelfde periode af met 6% (van 39.505 naar 37.283)

Vestigingen kantoren gecorrigeerd op de Handelsregisterwet 2007 Het aantal kantoorvestigingen in de binnenstad is tussen 2001 en 2012 toegenomen met 27% (van 6.077 naar 7.687). De toename was met 47% het sterkst in Gebied Oost (van 804 naar 1.179 kantoorvestigingen), gevolgd door Gebied West (+40%, van 2.183 naar 3.055). Vestigingen kantoren ongecorrigeerd op de Handelsregisterwet 2007 Ongecorrigeerd op de Handelsregisterwet is de toename in aantal kantoorvestigingen in de binnenstad veel sterker: in plaats van een groei van 27% is er ongecorrigeerd sprake van een groei van 45% (van 6.077 naar 8.805 vestigingen). De groei is ook ongecorrigeerd het sterkst in Gebied Oost (+72%, van 804 naar 1.383) en Gebied West (+61%, van 2.183 naar 3.521). Figuur 2.2.5 Vestigingen kantoren per gebied, 1 januari 2001 en 2012

4000 3500 3000

2001

2500 2012 gecorrigeerd

2000 1500

2012 ongecorrigeerd

1000 500 0

West

Zuid

Oost

1011

1012 bron: O+S

Werkzame personen in kantoren gecorrigeerd op de Handelsregisterwet 2007 Het aantal personen dat werkzaam is op kantoren in de binnenstad is met -2.222 personen afgenomen (-6%). Begin 2001 hadden 39.505 mensen een kantoorbaan in de binnenstad, begin 2012 waren dit er 37.283. In Gebied Zuid nam het aantal personen met een kantoorbaan af (-2.581, -19%) net als in Gebied 1012 (-2.232, -32%).

66


Drukte in de binnenstad 2012

Werkzame personen in kantoren ongecorrigeerd op de Handelsregisterwet 2007 De inwerkingtreding van de Handelsregisterwet heeft gezorgd voor een toename van 2.371 op kantoor werkende mensen. Zonder correctie komt het aantal werkzame personen in kantoren iets boven het niveau van 2001 uit (+149 personen). Zonder de correctie is in de Gebieden West, Oost en Gebied 1011 de toename sterker geworden. In Gebied Zuid en Gebied 1012 is de afname zwakker geworden. Figuur 2.2.6 Werkzame personen in kantoren per gebied, 1 januari 2001 en 2012

16000 14000 12000

2001

10000 2012 gecorrigeerd

8000 6000

2012 ongecorrigeerd

4000 2000 0

West

Zuid

Oost

1011

1012 bron: O+S

Kantoren deelfuncties: zakelijke dienstverlening Vestigingen zakelijke dienstverlening gecorrigeerd op Handelsregisterwet 2007 Het aantal vestigingen in de zakelijke dienstverlening steeg tussen begin 2001 en begin 2012 met 48%, van 3.702 naar 5.467 vestigingen. Vooral in de Gebieden West en Oost is sprake van een sterke groei (+62% in West en +65% in Oost). Vestigingen zakelijke dienstverlening ongecorrigeerd op Handelsregisterwet 2007 De inwerkingtreding van de Handelsregisterwet heeft gezorgd voor een extra toename van 18% op het aantal vestigingen in de zakelijke dienstverlening. Begin 2012 telde de binnenstad, zonder correctie, 6.439 vestigingen in de zakelijke dienstverlening. De trends voor de verschillende gebieden zijn hetzelfde gebleven.

67


Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek

Figuur 2.2.7 Vestigingen zakelijke dienstverlening per gebied, 1 januari 2001 en 2012

3000

2500 2001 2000

2012 gecorrigeerd

1500

1000 2012 ongecorrigeerd 500

0

West

Zuid

Oost

1011

1012 bron: O+S

Werkzame personen zakelijke dienstverlening gecorrigeerd op de Handelsregisterwet 2007 Het aantal personen werkzaam in de sector zakelijke dienstverlening is tussen 2001 en 2012 toegenomen met 18% (van 17.559 naar 20.733). De toename was het sterkst in Gebied 1011 (+60%, van 1.811 naar 2.886) gevolgd door Gebied West (+53%, van 4.498 naar 6.884). Het enige gebied waar het aantal afnam was in Gebied 1012 (-30%, van 3.414 naar 2.397). Werkzame personen zakelijke dienstverlening ongecorrigeerd op de Handelsregisterwet 2007 Ongecorrigeerd voor de handelsregisterwet ligt het aantal werkzame personen iets hoger (22.454 in plaats van 20.733). De trends voor de verschillende gebieden zijn hetzelfde.

68


Drukte in de binnenstad 2012

Figuur 2.2.8 Werkzame personen zakelijke dienstverlening per gebied, 1 januari 2001 en 2012

9000 8000 7000

2001

6000 5000 2012 gecorrigeerd

4000 3000 2012 ongecorrigeerd

2000 1000 0

West

Zuid

Oost

1011

1012 bron: O+S

2.2.2 Bedrijven

- Het aantal bedrijfsvestigingen is tussen 2001 en 2012 afgenomen met 2,6% (van 2.606 naar 2.537) - Het aantal werkzame personen in bedrijven nam af met 6% (van 39.505 naar 37.283)

Bedrijfsvestigingen gecorrigeerd op de Handelsregisterwet 2007 Tussen begin 2001 en begin 2012 nam het aantal bedrijven af met 2,6% (van 2.606 naar 2.537). In Gebied 1011 en in Gebied West was de afname het sterkst (-7%). In Gebied 1011 waren er 21 bedrijven minder begin 2012 en in Gebied West 73. Zuid zag als enige gebied een toename in aantal bedrijfsvestigingen (+6%), van 438 in 2001 naar 466 in 2012. Bedrijfsvestigingen ongecorrigeerd op de Handelsregisterwet 2007 Ongecorrigeerd is er tussen 2001 en 2012 geen sprake van afname in aantal bedrijfsvestigingen maar sprake van een toename van 12% (van 2.606 naar 2.927). In Gebied Zuid was de toename het sterkst (+17%) gevolgd door Gebied Oost (15%).

69


Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek

Figuur 2.2.9 Bedrijfsvestigingen per gebied, 1 januari 2001 en 2012

1400

1200 2001

1000

800 2012 gecorrigeerd 600 2012 ongecorrigeerd

400

200

0

West

Zuid

Oost

1011

1012 bron: O+S

Werkzame personen bedrijven gecorrigeerd op de Handelsregisterwet 2007 Het aantal bij een bedrijf werkende personen in de binnenstad is tussen 2001 en 2012 gedaald van 12.306 personen naar 9.338 personen (-24%). De afname was het sterkst in Gebied Oost (-51%) waar sprake was van een daling van 865 personen (van 1.697 naar 832). In absolute zin nam het aantal bij een bedrijf werkzame personen met 955 personen het sterkst af in Gebied 1011 (-23%, van 4.194 naar 3.239). Werkzame personen bedrijven ongecorrigeerd op de Handelsregisterwet 2007 Wordt er niet gecorrigeerd op de Handelsregisterwet dan is de daling minder sterk (-21% in plaats van -24%). Ongecorrigeerd is er sprake van een afname in werkzame personen van 12.306 naar 9.778. De ontwikkelingen voor de verschillende gebieden blijven gecorrigeerd of ongecorrigeerd ongeveer hetzelfde.

70


Drukte in de binnenstad 2012

Figuur 2.2.10 Werkzame personen bedrijven per gebied, 1 januari 2001 en 2012

4500 4000 3500

2001

3000 2500

2012 gecorrigeerd

2000 1500

2012 ongecorrigeerd

1000 500 0

West

Zuid

Oost

1011

1012 bron: O+S

2.2.3 Detailhandel (De detailhandel bestaat uit de deelfuncties: detailhandel food en detailhandel non food. Deze deelfuncties worden in het onderstaande samen met de hoofdfunctie behandeld). - Het aantal vestigingen detailhandel is toegenomen met 4% (van 2.113 naar 2.195) - Het aantal werkzame personen in de detailhandel is ongeveer gelijk gebleven (van 8.783 naar 8.518) Vestigingen detailhandel gecorrigeerd op de Handelsregisterwet 2007 Begin 2001 waren er 2.113 winkels in de binnenstad. Begin 2012 lag dit aantal iets hoger en waren er 2.195 winkels. De detailhandel vertoont echter verschillen voor detailhandel die zich richt op eten en drinken, de detailhandel food, en voor de detailhandel die zich richt op andere dingen dan eten en drinken, de detailhandel non food. Er kwamen 89 vestigingen food detailhandel bij (+31%) waarmee de binnenstad in totaal 378 vestigingen food detailhandel telde. Het aantal vestigingen non food detailhandel is weinig veranderd: begin 2012 waren er zeven minder dan begin 2001 (van 1.824 naar 1.817). Veruit de meeste vestigingen detailhandel in de binnenstad bevinden zich in de Gebieden 1012, West en Zuid. Gebied West zag de grootste toename in aantal vestigingen detailhandel (+63). In Gebied Zuid nam het aantal af (-14), net als in Gebied 1011 (-10) en Gebied Oost (-1). Vestigingen detailhandel ongecorrigeerd op de Handelsregisterwet 2007 De inwerkingtreding van de Handelsregisterwet heeft weinig invloed gehad op het aantal winkels. Het aantal vestigingen detailhandel food was hetzelfde: 378. Het aantal vestigingen non food detailhandel gecorrigeerd op de Handelsregisterwet kwam iets

71


Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek

hoger uit: 1.834. Hiermee kwam het totaal aantal vestigingen detailhandel van begin 2012 uit op 2.212. Figuur 2.2.11 Vestigingen detailhandel food en non food per gebied, 1 januari 2001 en 2012

700

600 2001 detailhandel food

500

400

2012 detailhandel food

300

2001 detailhandel non food

200

2012 detailhandel non food

100

0

West

Zuid

Oost

1011

1012 bron: O+S

Werkzame personen detailhandel gecorrigeerd op de Handelsregisterwet 2007 Het aantal werkzame personen in de detailhandel is tussen 2001 en 2012 ongeveer gelijk gebleven (+3%). Begin 2001 waren er 8.783 werkzame personen in de detailhandel, begin 2012 waren dit er 8.518. Het aantal werkzame personen in food detailhandels nam toe met 28% (van 1.372 naar 1.759). De toename was het sterkst in Gebied Zuid (+44%, van 253 naar 365). In absolute aantallen was de groei het sterkst in Gebied 1012 (van 409 naar 549). Het totaal aantal werkzame personen in non food detailhandels bleef ongeveer gelijk (-2%, van 7.146 naar 7.024). De verschillende gebieden vertonen onderling echter verschillen. In Gebied 1011 nam het aantal werkzame personen toe met 32% (van 289 naar 381), in Gebied Oost nam het af met 38% (van 187 naar 116). Werkzame personen detailhandel ongecorrigeerd op de Handelsregisterwet 2007 Ongecorrigeerd komt het aantal werkzame personen in de detailhandel ongeveer op hetzelfde uit. Voor de food detailhandel was dit aantal gelijk aan het gecorrigeerde aantal. Voor de non food detailhandel lag het aantal werkzame personen ongecorrigeerd 19 personen hoger dan gecorrigeerd.

72


Drukte in de binnenstad 2012

Figuur 2.2.12 Werkzame personen food en non food detailhandels per gebied, 1 januari 2001 en 2012

4500 4000 2001 detailhandel food

3500 3000

2012 detailhandel food

2500 2000

2001 detailhandel non food

1500 2012 detailhandel non food

1000 500 0

West

Zuid

Oost

1011

1012 bron: O+S

2.2.4 Voorzieningen De hoofdfunctie voorzieningen bestaat uit de deelfuncties: politie/brandweer, onderwijs, gezondheidszorg, welzijnszorg, cultuur en sport/recreatie. Bij de uitwerking van de hoofdfunctie wordt alleen ingegaan op de deelfuncties cultuur en sport/recreatie.

- Het aantal vestigingen culturele voorzieningen is tussen 2001 en 2012 toegenomen met 62% (van 662 naar 1.071) - Vestigingen sport/recreatie voorzieningen zijn tussen 2001 en 2012 toegenomen met 60%, van 99 naar 158 - Het aantal werkzame personen bij de culturele voorzieningen is toegenomen (+16%, van 3.769 naar 4.370 - He aantal werkzame personen in de sport/recreatie voorzieningen is afgenomen (46%, van 1.401 naar 762) Vestigingen culturele en sport/recreatie voorzieningen gecorrigeerd op de Handelsregisterwet 2007 Het aantal vestigingen op het gebied van culturele en sport-/recreatievoorzieningen is tussen 2001 en 2012 meer dan verdubbeld. Het aantal culturele voorzieningen nam toe met 409 vestigingen (van 662 naar 1.071, +62%). Het aantal sport- en recreatievoorzieningen met 59 vestigingen (van 99 naar 158, +60%). In Gebied West kwamen er de meeste culturele voorzieningen bij (+196). Relatief groeide het aantal culturele voorzieningen het sterkst in Gebied Oost (+80%). Van sport- en recreatievoorzieningen (inclusief gok- en automatenhallen) kwamen er het meeste bij in Gebied 1012 (+20). Relatief kwamen er de meeste sport- en recreatievestigingen bij in de Gebieden Oost en 1011 (beide +100%).

73


Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek

Vestigingen culturele en sport/recreatie voorzieningen ongecorrigeerd op de Handelsregisterwet 2007 De Handelsregisterwet heeft een sterke invloed gehad op het aantal culturele en sport/recreatievoorzieningen. Het aantal culturele vestigingen had een extra toename van 114% (+1.223). Dit betreft veel zzp’ers zoals acteurs, kunstenaars (dus geen publiek toegankelijke locaties). Het aantal sport- en recreatievestigingen kende een extra toename van 18% (+28). In Gebied West kwamen er de meeste culturele voorzieningen bij (+737). Relatief steeg het aantal vestigingen het sterkst in Gebied Oost (+352%). Gebied 1012 zag met 24 vestigingen de hoogste groei in aantal nieuwe vestigingen van sport/recreatie. Relatief groeide ook hier Oost het sterkst (186%). Figuur 2.2.13 Vestigingen cultuur en sport/recreatie per gebied, 1 januari 2001 en 2012

1000 2001 cultuur 900 800

2012 gecorrigeerd cultuur

700

2012 ongecorrigeerd cultuur

600 500

2001 sport/recreatie

400 300

2012 gecorrigeerd sport/recreatie

200

2012 ongecorrigeerd sport/recreatie

100 0

West

Zuid

Oost

1011

1012 bron: O+S

Werkzame personen culturele en sport/recreatie voorzieningen gecorrigeerd op de Handelsregisterwet 2007 Het aantal werkzame personen bij culturele of sport/recreatie voorzieningen is tussen 2001 en 2012 ongeveer gelijk gebleven (-1%). In 2001 werkten er 5.170 mensen bij een culturele of sport/recreatie voorziening in de binnenstad, begin 2012 waren dit er 5.132. De twee typen voorzieningen vertonen echter onderling verschillen. Het aantal personen werkend bij een culturele instelling nam toe (+16%, van 3.769 naar 4.370). Gebied Zuid kende de sterkste groei (34%, van 832 naar 1.112), gevolgd door Gebied Oost (27%, van 346 naar 441). De sport/recreatie voorzieningen kenden echter een afname in aantal werkenden (-46%, van 1.401 naar 762). De afname in Gebied Zuid is hiervan de belangrijkste oorzaak. Het aantal bij een sport/recreatie voorziening werkzame personen daalde met 84% (van 840 naar 135).

74


Drukte in de binnenstad 2012

Werkzame personen culturele en sport/recreatie voorzieningen ongecorrigeerd op de Handelsregisterwet 2007 Ongecorrigeerd op de Handelsregisterwet is er sprake van een duidelijke toename in aantal werkzame personen (+35%, van 5.170 naar 6.991). Het aantal werkenden bij culturele voorzieningen is, ongecorrigeerd, toegenomen met 51%. De groei is ongecorrigeerd erg sterk in de Gebieden Oost (+110%) en West (97%). Het aantal werkzame personen bij sport/recreatie voorzieningen neemt ongecorrigeerd op de wet nog steeds af (-8%), dit is echter een stuk lager dan het gecorrigeerde aantal (-46%). Wederom is het Gebied Zuid die verantwoordelijk is voor de daling. Hoewel er in alle andere gebieden sprake is van een (grote) toename, is de afname in absolute aantallen in Gebied Zuid dusdanig groot dat deze toch voor een daling in het totaal aantal werkenden zorgt. Figuur 2.2.14 Werkzame personen cultuur en sport/recreatie per gebied, 1 januari 2001 en 2012

1600 2001 cultuur 1400 2012 gecorrigeerd cultuur

1200 1000

2012 ongecorrigeerd cultuur

800

2001 sport/recreatie

600

2012 gecorrigeerd sport/recreatie

400 200 0

2012 ongecorrigeerd sport/recreatie West

Zuid

Oost

1011

1012 bron: O+S

2.2.5 Horeca

Vestigingen horeca iets afgenomen (-2,6%, van 1.841 naar 1.793) Werkzame personen horeca iets toegenomen (+6%, van 12.512 naar 13.256) Vestigingen horeca gecorrigeerd op de handelsregisterwet 2007 Het aantal horecavestigingen is tussen 2001 en 2012 iets teruggelopen (-2,6%, van 1841 naar 1793). In Gebied Zuid waren er begin 2012 dertig vestigingen minder en in Gebied 1012 tweeĂŤndertig vestigingen minder dan in het begin van 2001. In Gebied West kwamen er 14 bij. Vestigingen horeca gecorrigeerd op de handelsregisterwet 2007 Ongecorrigeerd komt het aantal bedrijfsvestigingen ongeveer gelijk uit (1.799 in plaats van 1.793).

75


Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek

Figuur 2.2.15 Vestigingen horeca per gebied, 1 januari 2001 en 2012 (gecorrigeerd)

800 700 600 500 400

2001

2012

300 200 100 0

West

Zuid

Oost

1011

1012 bron: O+S

Figuur 2.2.16 Werkzame personen in de horeca per gebied, 1 januari 2001 en 2012 (gecorrigeerd)

7000

6000

5000

4000 2001

2012

3000

2000

1000

0

West

Zuid

Oost

1011

1012 bron: O+S

Werkzame personen horeca gecorrigeerd op de Handelsregisterwet 2007 Het aantal personen dat in de horeca van de binnenstad werkt is tussen 2001 en 2012 met 6% gestegen, van 12.512 naar 13.256. Vooral in de Gebieden West en Zuid was er een toename. Van 1.782 naar 2.104 in West (18%) en van 3.443 naar 3.914 (14%) in Zuid.

76


Drukte in de binnenstad 2012

Werkzame personen horeca ongecorrigeerd op de Handelsregisterwet 2007 De verschillen tussen de gecorrigeerde cijfers en ongecorrigeerde cijfers zijn marginaal. Ongecorrigeerd komt het aantal werkzame personen in de horeca op zes personen meer uit dan het gecorrigeerde aantal (13.262 in plaats van 13.256). Deelfuncties horeca: restaurants, cafés en hotels Vestigingen restaurants en cafés gecorrigeerd op de Handelsregisterwet 2007 De binnenstad zag een toename in het aantal restaurants maar een afname in het aantal cafés. Tussen begin 2001 en begin 2012 kwamen er 75 restaurants bij (van 811 naar 886) maar verdwenen er 209 cafés (van 734 naar 525). Relatief verdwenen de meeste cafés in Gebied Oost (-48%) en in Gebied 1011 (-38%). Vestigingen restaurants en cafés ongecorrigeerd op de Handelsregisterwet 2007 Ongecorrigeerd op de Handelsregisterwet zijn de getallen hetzelfde als gecorrigeerd. Figuur 2.2.17 Vestigingen van restaurants en cafés per gebied, 1 januari 2001 en 2012

350

300 2001 restaurants 250

200

2012 restaurants

150

2001 cafés

100 2012 cafés 50

0

West

Zuid

Oost

1011

1012 bron: O+S

Werkzame personen restaurants en cafés gecorrigeerd op de Handelsregisterwet 2007 Het aantal werkzame personen in restaurants is tussen 2001 en 2012 met ongeveer een vijfde toegenomen (+21%, van 5.026 naar 6.101). De toename was het sterkst in Gebied West, waar het aantal in restaurants werkzame personen met 380 toenam (+49%, van 769 naar 1.149). Het aantal werkzame personen in cafés is afgenomen (-13%, van 3.561 naar 3.083). In Gebied 1011 waren er 195 personen minder werkzaam in cafés (-45%), in Gebied West 162 minder (-27%) en in Gebied 1012 162 minder (-12%). Werkzame personen restaurants en cafés ongecorrigeerd op de Handelsregisterwet 2007 Ongecorrigeerd op de Handelsregisterwet zijn de getallen hetzelfde als gecorrigeerd.

77


Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek

Figuur 2.2.18 Werkzame personen restaurants en cafĂŠs per gebied, 1 januari 2001 en 2012

bron: O+S

Hotels, kamers en bedden Tussen 1 juli 2003 en 1 juli 2012 kwamen er in de binnenstad 24 hotels bij. Hiermee kwam het totaal aantal hotels in de binnenstad op 248 (toename van 11%). Het aantal kamers nam in dezelfde periode met 15% toe (van 9.757 naar 11.242 kamers). Het aantal bedden nam met 13% toe (van 21.722 naar 12.281 bedden). Het aantal bedden en kamers nam het sterkst toe in Gebied 1011. Het aantal kamers daar verdubbelde bijna (van 609 naar 1.207). Figuur 2.2.19 Kamers en bedden per gebied, 1 juli 2003 en 2012 16000 14000 12000

2003 kamers

10000

2012 kamers

8000

2003 bedden

6000

2012 bedden

4000 2000 0

78

West

Zuid

Oost

1011

1012


Drukte in de binnenstad 2012

bron: O+S

Overnachtingen en gasten Zowel het aantal gasten als het aantal overnachtingen in de binnenstad is tussen 2001 en 2011 gestegen. In het jaar 2011 waren er 182.663 overnachtingen meer dan in 2001 (+4%). Het aantal gasten steeg in deze periode met 12% (van 2.392.609 naar 2.678.773). Figuur 2.2.20 Overnachtingen en gasten in stadsdeel Centrum, 2001, 2004, 2007, 2009, 2011

6

x 1.000.000

5 2001 4

2004

2007

3

2009

2

2011 1

0

overnachtingen

gasten

bron: CBS/O+S * De weergegeven statistieken zijn schattingen op basis van de toeristische statistieken van het CBS en de hotelgegevens van O+S

2.2.6 Vestigingen met één werkzaam persoon Bedrijfsvestigingen met één werkzaam persoon gecorrigeerd op de Handelsregisterwet 2007 Het aantal bedrijfsvestigingen in de binnenstad met één werkzaam persoon is tussen 2001 en 2012 met 42% toegenomen (van 7.084 naar 10.077). De groei was het sterkst in de Gebieden West en Oost. In West was er een toename van 1.315 vestigingen (+46%), in Oost was er een toename van 675 vestigingen (+73%). Bedrijfsvestigingen met één werkzaam persoon ongecorrigeerd op de Handelsregisterwet 2007 De Handelsregisterwet heeft een sterke invloed gehad op het aantal bedrijfsvestigingen met één werkzaam persoon. Ongecorrigeerd was er sprake van een toename van 83%. (van 7.084 naar 12.992). De onderlinge ontwikkelingen per gebied zijn hetzelfde. De groei in aantal vestigingen is echter voor elk gebied een stuk groter.

79


Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek

Figuur 2.2.21 Bedrijfsvestigingen met ĂŠĂŠn werkzaam persoon per gebied, 2001 en 2012

6000

5000 2001 4000

2012 gecorrigeerd

3000

2000

2012 ongecorrigeerd

1000

0

West

Zuid

Oost

1011

1012 bron: O+S

2.2.7 Forensen In figuur 2.2.3 zagen we dat begin 2001 bijna 92.000 mensen in de binnenstad van Amsterdam werkzaam waren. Van hen forensen er 34.732 naar Amsterdam om te werken in de binnenstad (37,9%). Hoewel het aantal werkenden in de binnenstad tussen 2001 en 2012 schommelde, is het aandeel forensen ongeveer hetzelfde gebleven (rond de 38%). Tabel 2.2.22 Forensen stadsdeel Centrum, 2001-2012 abs.

%

2001

34.732

37,9

2002

34.135

37,7

2003

33.888

37,3

2004

32.576

37,9

2005

32.106

38,3

2006

32.194

38,1

2007

32.821

38,5

2008

33.776

38,8

2009

33.811

37,5

2010*

34.476

38,0

2011*

34.724

38,0

2012*

35.357

38,0

bron: O+S * Het percentage van 38,0% bij 2010 t/m 2012 is geschat op basis van de percentages van de voorgaande jaren. De meetmethoden die in 2010, 2011 en 2012 zijn gebruikt verschillen dusdanig met die van de jaren ervoor dat deze gegevens niet bruikbaar zijn voor een trendbeschrijving.

80


Drukte in de binnenstad 2012

2.3 Bezoekers van de binnenstad

-

-

-

-

Het aantal bezoekers van culturele instellingen in de binnenstad steeg tussen 2001 en 2011 met 15% (van 12,8 miljoen naar 14,8 miljoen) Het aantal bezoekers van bioscopen in de stad nam tussen 2001 en 2011 met ongeveer een kwart toe (van 3.1 miljoen naar 4.3 miljoen) Het aantal bezoekers van festivals in de binnenstad steeg tussen 2001 en 2009 met ongeveer 25% Het aantal bezoekers van Koninginnedag in Amsterdam steeg tussen 2004 en 2010 van circa 600.000 naar circa 800.000 en nam tussen 2011 en 2012 weer iets af van circa 800.000 naar circa 700.000. In 2013 lag het bezoekersaantal hier tussenin Het aantal congressen in de binnenstad nam tussen 2001 en 2012 toe van 198 naar 298. Het aantal deelnemers steeg met 6.000 personen (van 24.679 naar 31.617) Het aantal zeecruises nam toe van 107 naar 145. Het aantal riviercruises steeg van 622 naar 1382. Het aantal passagiers verdrievoudigde van 175.006 passagiers in 2001 naar 592.000 passagiers in 2012. De invoering van de koopzondag heeft ervoor gezorgd dat het percentage weekend-bezoekers van de winkelgebieden in het centrum gestegen is ten opzichte van het percentage week-bezoekers. In 1996 werd 27% van de bezoeken in het weekend gedaan, in 2008 was dit 35%

Figuur 2.3.1 Verdeling mensen in Amsterdam naar doel bezoek op een gemiddelde dag, 2012

bron: O+S/CBS/ATCB

81


Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek

Aanwezigheid van mensen in de binnenstad: totaaloverzicht Het totaal aantal mensen in Amsterdam loopt op een gemiddelde dag op tot bijna één miljoen. Circa 200.000 van de mensen bevinden zich in het stadsdeel Centrum. 13 Dit zijn inwoners, verblijfstoeristen, dagbezoekers, forensen en studenten. Het aandeel niet-Amsterdammers is het grootst in het stadsdeel Centrum: rond 40% van het totaal aantal mensen overdag (zie figuur 2.3.1). Dit is twee keer zo veel als in de andere stadsdelen. In totaal bevindt één op de drie niet-Amsterdammers zich in het stadscentrum, waar veel toeristische attracties, winkels, werkgelegenheid en onderwijsinstellingen zijn geconcentreerd. In het stadsdeel Centrum zijn er bijna net zoveel bezoekers van buiten de stad als inwoners van het stadsdeel (9 bezoekers per 10 inwoners). Gemiddeld in Amsterdam zijn er 3 niet-Amsterdammers per 10 inwoners. Tabel 2.3.2 Verdeling groepen mensen in stadsdeel Centrum naar doel en weekdag, 2012 (procenten) gemiddeld gemiddeld dag in gemiddeld werkdag weekend inwoners Centrum 28 50 34 Amsterdammers uit andere stadsdelen

29

24

27

niet-Amsterdammers totaal

44

26

39 22

waarvan: forensen en studenten van buiten Amsterdam

29

4

dagbezoekers en hotelgasten

15

22

17

194000

170000

187000

totaal=100% (abs.)

bron: O+S/CBS/ATCB

De samenstelling van verschillende groepen mensen varieert per weekdag. Door de week zijn forensen de grootste groep niet-Amsterdammers zowel in het stadsdeel Centrum als in de andere stadsdelen. Maar in het weekend wordt de stad vooral bezocht door mensen met recreatieve doeleinden als winkelen, sporten, museum- en horecabezoek (zie tabel 2.3.2). Bezoekers cultuur en kunstinstellingen, evenementen en attractiepunten Musea, theaters, archieven, concertzalen, expositieruimten, instellingen voor beeldende kunst, gezelschappen, orkesten en andere attractiepunten in de binnenstad als Artis, 14 NEMO of Holland Casino Amsterdam trekken vele bezoekers aan. In het jaar 2001 werden deze culturele instellingen in de binnenstad bij elkaar bijna 13 miljoen keer bezocht (12,4 mln.). In 2011 waren er ruim 2 miljoen bezoekers meer (14,6 mln.). Dit is een toename van 15%.

13

De schatting is gemaakt door O+S op basis van gegevens van O+S, CBS, ATCB. Grote evenementen zijn niet meegerekend. 14 De cijfers zijn afkomstig uit de jaarboeken ‘Amsterdam in cijfers’ van O+S. Hierin zijn alleen de grotere culturele instellingen en attractiepunten opgenomen. Deze zorgen voor het leeuwendeel van de bezoekers. In de bijlage is een overzicht opgenomen van de culturele instellingen en attractiepunten die zijn meegenomen.

82


Drukte in de binnenstad 2012

Figuur 2.3.3 Bezoekers van culturele instellingen en attracties in de binnenstad, 2001-2011

bron: O+S Figuur 2.3.4 Bezoekers per type instelling in de binnenstad, 2001-2011

bron: O+S

83


Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek

Bezoekersaantallen verschillende typen instellingen Het aantal bezoekers van musea en archieven is tussen 2001 en 2011 het sterkst gestegen (+59%). Ook theaters en concertzalen zijn in 2011 vaker bezocht dan in 2001 (+25%). Instellingen voor beeldende kunst en expositieruimten alsmede gezelschappen en orkesten werden in 2011 iets minder bezocht dan in 2001. Figuur 2.3.5 Bezoekers van instellingen beeldende kunst/expositieruimten en gezelschappen/orkesten in de binnenstad, 2001-2011

x 1.000

700

600

500

400

bezoekers instellingen beeldende kunst en expositieruimten

300

bezoekers gezelschappen en orkesten

200

100

0

'01

'02

'03

'04

'05

'06

'07

'08

'09

'10

'11 bron: O+S

De trends die de bezoekersaantallen door de jaren heen laten zien vertonen pieken en dalen. Dit kan verklaard worden door bijzonderheden in bepaalde jaren. Zo is er voor 2004 een dal te zien in het aantal bezoekers van theaters en concertzalen. Het Koninklijk Theater CarrĂŠ was een groot deel van 2004 gesloten vanwege verbouwing. Dit verklaart de plotselinge afname in aantal bezoekers. Op eenzelfde wijze kan de piek in het aantal bezoekers van instellingen beeldende kunst en expositieruimten van 2007 verklaard worden door het grote aantal bezoekers dat de Beurs van Berlage dat jaar trok met de expositie ‘BODIES ... The Exhibition’. Gecorrigeerd voor dergelijke bijzonderheden zouden de trends een meer gelijkmatige lijn volgen. Het bioscoopbezoek is in Amsterdam als geheel tussen 2001 en 2011 toegenomen. In 2011 werd de Amsterdamse bioscoop 1,2 miljoen keer vaker bezocht dan in 2001. Een toename van 39% in tien jaar. Er zijn geen gegevens beschikbaar per bioscoop en daardoor ook niet per stadsdeel. Wel is het zo dat er veel bioscopen in stadsdeel Centrum zitten. Tabel 2.3.6 Aantal bezoeken van bioscopen in Amsterdam, 2001-2011 (in miljoenen) 2001

2002

2003

2004

2005

2006

2007

2008

2009

2010

2011

3,1

3,3

3,3

3,1

2,7

3,0

3,1

3,3

3,8

4,1

4,3 bron: O+S

84


Drukte in de binnenstad 2012

Bezoekersaantallen per gebied Het aantal bezoekers aan culturele instellingen en attractiepunten steeg zowel in absolute aantallen als relatief het sterkst in Gebied Zuid (+1,19 mln. +53%), gevolgd door Gebied 1012 (+561.000, +29%) (zie de bijlage voor een overzicht van de instellingen en attractiepunten die zijn meegenomen in het overzicht). Figuur 2.3.7 Bezoekers per gebied in de binnenstad, 2001-2011 (in miljoenen)

bron: O+S

Evenementen en festivals De binnenstad van Amsterdam vormt regelmatig het toneel van festivals en evenementen. Vooral in de zomermaanden zijn er veel festivals en evenementen die bezoekers trekken. Tabel 2.3.8 Bezoekers evenementen/ festivals in de binnenstad 2001-2009* (x 1.000) evenement/festival

maand

2001

2002

2003

2004

2005

2006

2007

2008

2009

Koninginnedag

april

550

450

350

610

600

525

500

500

500

Uitmarkt

aug

500

500

500

500

500

550

500

515

500

Amsterdam Pride

aug

250

100

300

375

450

250

375

500

560

Documentaire Festival

nov

90

99

110

120

125

126

145

157

165

Holland Festival

jun

74

71

105

92

110

115

136

137

133

Jordaanfestival

sep

20

25

45

40

60

45

25

.

.

Bevrijdingsfestival

mei

40

25

30

30

50

40

45

25

25

Grachtenfestival

aug

45

45

48

49

49

60

66

68

70

apr-jun

25

29

32

41

35

48

45

41

49

sep

50

55

70

75

200

180

.

.

.

Vrijmarkt

Internationaal

World Press Photo Dam tot Damloop

* Na 2009 heeft O+S geen gegevens meer ontvangen over bezoekers van evenementen festivals.

bron: O+S

85


Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek

In tabel 2.3.8 worden de bezoekersaantallen voor een aantal grotere festivals en evenementen weergegeven. Er zit een stijgende lijn in het aantal bezoekers. In 2009 waren er grofweg 25% meer bezoekers van evenementen en festivals in de binnenstad dan in 2001. Koninginnedag Volgens een schatting van de politie waren er tijdens de Koninginnedag van 2013 tussen de 700.000 en 800.000 mensen in Amsterdam. Bekijken we het aantal bezoekers van voorgaande jaren dan zien we een toename tussen 2004 en 2010 van circa 600.000 bezoekers naar circa 800.000 bezoekers. Tussen 2011 en 2012 (toen nieuw beleid werd ingevoerd en de regels zijn aangescherpt) was er sprake van een daling van circa 800.000 naar circa 700.000. 15

In 2012 vierden zes van de tien Amsterdammers (59%) Koninginnedag in Amsterdam. Dit percentage is vergelijkbaar met 2011 en 2004, twee andere jaren waarin veel Amsterdammers besloten het feest in de eigen stad te vieren. Vergeleken met 2011 (12%) bleven in 2012 iets meer Amsterdammers thuis tijdens Koninginnedag (16%). 16

Tabel 2.3.9 Heeft u Koninginnedag 2011 in Amsterdam gevierd?

ja

(n=758)

2002

2004

2006

2011

2012

50

61

50

57

59

nee, in een andere plaats nee, ik bleef thuis nee, ik ging werken nee, ik deed wat anders Totaal

5

7

16

12

5

4

17

18

100

100

Vier van de tien Amsterdammers (41%) hebben Koninginnedag niet of niet in Amsterdam gevierd. Onder deze groep bevindt zich 4% die ging werken. Aan de overige 37% is gevraagd waarom zij ervoor kozen Koninginnedag niet in Amsterdam te vieren. Tabel 2.3.10 Genoemde redenen voor het niet bezoeken van Koninginnedag 2012 in Amsterdam (procenten; meerdere antwoorden mogelijk) 2011

2012

stad is te druk

57

46

ik was er niet

9

20

te veel mensen van buiten de stad

27

17

ik had andere afspraken

14

17

slechte sfeer / onveilig

9

8

geen zin / niet ge誰nteresseerd in Koninginnedag

7

8

Ziek

3

4

elk jaar hetzelfde

2

2

te veel dronken mensen

2

1

Anders

7

10

weet niet, geen antwoord

2

-

15 16

86

O+S, Koninginnedag 2012 in Amsterdam, Amsterdam, juli 2012 Bron 2002-2004: O+S, Evaluatie Koninginnedag 2006, Amsterdam, juni 2006


Drukte in de binnenstad 2012

De meest genoemde reden is de drukte in de stad (46%). Andere veelgenoemde redenen zijn: het niet aanwezig zijn in de stad, dit zijn veelal mensen die op vakantie zijn (20%), het hebben van andere afspraken (17%) en dat er teveel mensen van buiten de stad zijn (17%). Drie van de tien Amsterdammers brachten in 2012 de meeste tijd van Koninginnedag ergens in stadsdeel Centrum door en 20% blijft het grootste gedeelte van de dag in de 17 eigen woonbuurt. Het aandeel Amsterdammers dat de meeste tijd in het centrum doorbrengt was in 2012 hetzelfde als in 2011 (31%). In voorgaande jaren daalde het aandeel Amsterdammers dat Koninginnedag vooral in het Centrum vierde. In 2004 ging het nog om ruim de helft van de Amsterdammers die Koninginnedag vierden, in 2006 om 40% en in 2011 en 2012 om 31%. SAIL Hoewel SAIL niet alleen in Stadsdeel Centrum plaatsvindt, trekt het wel bezoekers naar het stadsdeel. SAIL 2010 werd naar schatting door iets minder dan 1,7 miljoen mensen 18 bezocht. Dat is iets minder dan het aantal bezoekers van de twee edities ervoor. Tabel 2.3.11 Bezoekers SAIL, 1990-2010

bezoekers (mln.)

1990

1995

2000

2005

2010

1,6

2,0

2,0

1,8

1,7

Congressen in de binnenstad Het aantal congressen dat in de binnenstad georganiseerd wordt en het aantal deelnemers hiervan vertoont in de afgelopen jaren een sterk stijgende trend. Het aantal congressen steeg tussen 2010 en 2012 van 198 naar 293. Het aantal deelnemers steeg met 6.000 personen (van 24.679 naar 31.671). Ook is er een toename van het aantal zalen dat beschikbaar is voor congressen. Tabel 2.3.12 aantal bezoekers, deelnemers, deelnemersdagen en zalen congressen, 2010-2012 aantal

aantal

aantal

zalen

meetings deelnemers deelnemersdagen 40 tot 199 200 tot 499 500 tot 999

1000 tot 4999

2010

198

24.679

95.439

16

14

1

2

2011

223

26.149

97.529

17

14

1

2

2012

293

31.671

121.476

22

17

4

3 bron: ATCB

Cruises Het aantal cruiseschepen dat de Amsterdamse haven aandoet is tussen 2001 en 2012 verdubbeld. Het aantal zeecruises dat aanmeerde steeg van 107 naar 145. Het aantal riviercruises steeg van 622 naar 1.382. Het aantal passagiers verdrievoudigde van 175.006 passagiers in 2001 naar 592.000 passagiers in 2012. Hierbij moet worden bedacht dat de Passengers Terminal niet in Stadsdeel Centrum staat, maar dat er veel mensen vanaf de cruise schepen een bezoek brengen aan het Centrum.

17 18

O+S, Koninginnedag Amsterdam 2012, Amsterdam, 2012 O+S, Evaluatie Sail 2010, Amsterdam, december 2010

87


Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek

Figuur 2.3.13 Passagiers van rivier- en zeecruises in de haven van Amsterdam, 2001-2012

350000

300000

250000 passagiers zeecruises 200000

150000

passagiers riviercruises

100000

50000

0

'01

'02

'03

'04

'05

'06

'07

'08

'09

'10

'11

'12 bron: Haven van Amsterdam

Terrassen Een meerderheid van de bewoners (75%) en de ondernemers (67%) vindt de terrassen in het Centrum leuk. De gerapporteerde geluidsoverlast van de terrassen is tussen 2008 en 2011 echter toegenomen: bij bewoners van 7% naar 18% en bij ondernemers van 3% 19 naar 7%. Dit beeld komt overeen met een onderzoek naar het terrassenbeleid in de Jordaan in 2010. Daarnaast ervaren bewoners meer overlast van versperring door de 20 terrassen (van 10% naar 23%). Winkelende bezoekers Eens per twee jaar voert Locatus een week lang passantentellingen uit in de drukste winkelgebieden van het Centrum (Kalverstraat, Leidsestraat, Haarlemmerstraat en de Nieuwendijk). Tabel 2.3.14 Bezoekers in drukke winkelgebieden Centrum, telweken van 2004, 2006, 2008 en 2012* 2004

2006

2008

2012

Haarlemmerstraat

1.044.200

996.900

1.117.100

1.211.700

Kalverstraat

4.103.000

3.497.600

3.391.800

3.616.800

Leidsestraat

2.118.000

1.444.800

2.113.500

2.269.200

Nieuwendijk

3.371.800

3.311.200

2.793.100

3.090.100

bron: Locatus * Genoemde aantallen zijn een overschatting van het aantal bezoekers. Voor de passantentelling zijn op 24 locaties in elk van de vier straten tegelijkertijd tellingen gedaan. Dat wil dus zeggen dat een deel van de getelde passanten dubbel is geteld.

19 20

88

O+S, Kwaliteit Openbare Ruimte Stadsdeel Centrum, Amsterdam, 2011. O+S, Terrassenbeleid Jordaan 2010 2e meting, Amsterdam, november 2010.


Drukte in de binnenstad 2012

In 2012 werden er minder passanten geteld dan in 2004. Tussen 2004 en 2006 was er een afname. Na 2006 nam het aantal passanten in de Haarlemmerstraat en in de Leidstraat weer toe. In de Kalverstraat en de Nieuwendijk nam het aantal passenten toe vanaf 2008. Stadsdeel Centrum heeft in augustus en september 2012 tellingen laten uitvoeren door 21 Ecorys op het Damrak . De werkwijze bij die tellingen zijn anders dan bij de tellingen van Locatus, zo is er op drie dagen gemeten en niet een hele week. De resultaten van de tellingen laten zien dat er veel meer voetgangers passeren via het trottoir aan de westkant (aan de kant van de Kalverstraat) dan via het trottoir aan de oostkant van het Damrak (de kant van de Beurs), dat er ‘s morgens veel meer mensen vanaf CS richting Dam dan vanaf de Dam in de richting van CS passeren, dat de drukte op zaterdagmiddag van de drie teldagen het grootst is. Koopzondag De invoering van de koopzondag heeft ervoor gezorgd dat het aandeel weekendbezoekers van de winkelgebieden in het centrum gestegen is ten opzichte van het aandeel week-bezoekers. In 1996 werd 27% van de bezoeken in het weekend gedaan, in 2008 was dit 35%. De invoering van de koopzondag heeft echter ook gezorgd voor meer spreiding van bezoekers. Het aantal bezoekers op zaterdag liep met de invoering van de 22 koopzondag terug van 27% tot 20%. Studenten in Amsterdam Het aantal studenten bij de Amsterdamse universiteiten en hogescholen nam in de periode 2004-2010 toe met 46% van 64.000 naar ruim 93.000. De stijging was groter dan in Nederland (26%). Het Amsterdamse marktaandeel steeg in die periode dan ook toe van 14,5% tot 16,7% van de Nederlandse studenten. Meer dan de helft van de studenten in Amsterdam woont buiten de stad. Een groot deel van de studenten in Amsterdam reist dus naar de stad om onderwijs te volgen. Van de studenten die in Amsterdam wonen, zal een deel onderwijs volgen in de binnenstad maar in een ander stadsdeel wonen. Deze studenten dragen net als bewoners en werkenden bij aan de drukte in de binnenstad. Tabel 2.3.15 Voltijdstudenten woonachtig in Amsterdam, 2003/’04-2009/’10 studiejaar

WO

HBO

totaal

index 2003/'04=100

2003/'04

16.659

11.170

27.829

100

2004/'05

18.529

12.636

31.164

112

2005/'06

19.993

13.727

33.720

121

2006/'07

21.390

15.036

36.427

131

2007/'08

22.194

15.624

37.818

136

2008/'09

23.807

16.338

40.146

144

2009/'10

25.858

17.486

43.344

156 bron: O+S

21

22

Ecorys, Tellingen Damrak, augustus 2012, Amsterdam, augustus 2012. Ecorys, Tellingen Damrak september 2012, oktober 2012. O+S, Effecten zondagsluiting winkels, Amsterdam, 2009.

89


Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek

2.4 Verkeer in de binnenstad

-

-

Het aantal tweewielers dat de Singelgracht passeert is tussen 2001 en 2009 sterk gestegen (fietsers +52%, brommers +126%). Het aantal auto’s dat de Singelgracht passeerde nam af (-16%) net als het aantal vrachtwagens (-33%) Het aantal boten op de Prinsengracht nam tussen 2004 en 2010 iets af Het aantal parkeerplaatsen in het centrum is in de periode 2001-2012 afgenomen (-11%, van 16.356 naar 14.580). In de periode 1999-2009 daalde het aantal dodelijke en gewonde verkeersslachtoffers met bijna de helft.

Passanten Singelgracht Figuur 2.4.1 Singelgrachtpasseringen fietsen en auto’s, 2001-2009

200.000 180.000 160.000 140.000 120.000 fiets

100.000

auto

80.000 60.000 40.000 20.000 0

'01

'02

'03

'04

'05

'06

'07

'08

'09 bron: DIVV

90


Drukte in de binnenstad 2012

Figuur 2.4.2 Singelgrachtpasseringen overige voertuigen, 2001-2009

18.000 16.000 14.000 bromfiets

12.000

motor 10.000

vrachtwagen

8.000

vrachtwagen met aanhanger

6.000

bus

4.000 2.000 0

'01

'02

'03

'04

'05

'06

'07

'08

'09 bron: DIVV

Jaarlijks worden er passantentellingen op de Singelgracht uitgevoerd, van zeven uur ‘s ochtends tot zeven uur ’s avonds. Tot en met 2009 werd hiervoor steeds dezelfde methode gebruikt, na 2009 is dit veranderd. Het aantal getelde tweewielers dat de Singelgracht passeerde is tussen 2001 en 2009 sterk toegenomen. Het aantal fietsers dat de Singelgracht passeert nam in die periode toe met 56.220 (+52%). Het aantal bromfietsen verdubbelde ruim (van 7.467 naar 16.857, een toename van 126%). Het aantal auto’s en vrachtwagens nam daarentegen af. Er werden 29.600 auto’s minder geteld in 2009 dan in 2001 (-16%). Het aantal vrachtwagens (zonder aanhangwagen) daalde met 33% (van 7.947 naar 5.358). Het aantal bussen bleef ongeveer gelijk. De toename van het aantal passeringen was ongeveer even groot voor de Gebieden West (+12%), Zuid (+11%) en Oost (+14%). De absolute toename was het grootst in Gebied Oost (+14.487), gevolgd door Gebied West (+11.569). In Gebied 1011 nam het aantal passanten bij de IJtunnel af (-13%, van 36.134 naar 31.297) en het aantal passanten bij de Meeuwenlaan- (+80%) en Buiksloterweg-Pont (+46%) toe.

91


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.