University of Applied Sciences
Datum Auteur
1 januari 2016 Rik Eweg
Contourennota Applied Research Centre Animals and Business Creating Shared Values for People and Animals
Inhoud
3
Van Hall Larenstein
4
Contourennota
University of Applied Sciences
Inhoud 1.
De uitdagingen en bijdragen van het ARC 1.1. 1.2.
2.
Focus en massa 2.1. 2.2. 2.3. 2.4.
3.
Samenstelling en lectoraten Kerntaken lectoren en kenniskringen
Organisatie 4.1. 4.2. 4.3.
5.
Onderzoeksgebied: Shared Value Creation Onderzoekslijnen en speerpunten (incl. thema’s) Nieuwe lectoraten Afstemming en synergie met de andere Applied Research Centres (ARC’s)
Invulling 3.1. 3.2.
4.
De uitdagingen De bijdrage van het domein Animals and Business
Acquisitie Backoffice: financiën, communicatie en projectmanagement Projectmatig werken
Samenwerking 5.1. 5.2.
Inhoud
Internationale samenwerking Samenwerking in Nederland
7 7 8
11 11 11 16 17
18 18 18
20 20 20 20
22 22 22
5
Van Hall Larenstein
6
Contourennota
University of Applied Sciences
1. De uitdagingen en bijdragen van het ARC 1.1. De uitdagingen De in hoog tempo globaliserende en verstedelijkende wereld stelt agro-ondernemers voor nieuwe uitdagingen. Zij worden gevraagd nieuwe waarde te creëren, terwijl tegelijkertijd ook maatschappelijke normen en waarden veranderen. In 2050 wonen er 9 miljard mensen op de wereld, waarvan 7 miljard in metropolitane gebieden. Al deze ‘stedelingen’ moeten van voldoende, veilig en gezond voedsel en andere landbouwproducten worden voorzien. Agroondernemers zullen verlies van voedsel in de keten moeten verminderen en gezonder en meer voedsel moeten produceren en dit alles binnen de harde grenzen die de aarde ons meegeeft op het gebied van water, energie, biodiversiteit en klimaat. Deze opgave ligt zowel bij de grotere op industriële leest geschoeide bedrijven, als bij de meer dan 500 miljoen familiebedrijven in de wereld. Deze laatste categorie speelt een belangrijke rol in de beschikbaarheid van voedsel. Op dit moment produceren familiebedrijven meer dan 80% van het voedsel wereldwijd. Familiebedrijven zijn er in vele soorten, van zeer kleine zelfvoorzienende bedrijven tot middelgrote familiebedrijven die leveren aan exportgerichte voedselketens. Familiebedrijven worden geconfronteerd met uitdagingen in de productie en de commercialisering. Voorbeelden van uitdagingen in de productie zijn: een ontoereikende infrastructuur (transportsystemen, watersystemen, marketingkanalen, energienetten) en onvoldoende toegang tot diensten (krediet, verzekeringen, technische bijstand). Commercieel gezien hebben de familiebedrijven vaak moeite om te voldoen aan de ‘waarden’ die gevraagd worden door klanten en maatschappij: constante kwaliteit, duurzaamheid, aanvaardbare arbeidsomstandigheden, een aantrekkelijke leefomgeving en landschap en aanvaardbaar dierenwelzijn. Een gestaag afnemend deel van de beroepsbevolking – 1,5% volgens een recente schatting – heeft dagelijks te maken, of werkt bedrijfsmatig met productiedieren. Daarentegen houdt de helft van de Nederlanders gezelschapsdieren. Een dergelijke ontwikkeling (zij het in andere verhoudingen) voltrekt zich wereldwijd. Het is geen verrassing dat Nederlanders de relationele waarden van dieren (dieren geven liefde, warmte en gezelligheid; dieren zijn belangrijk voor de emotionele ontwikkeling van kinderen; dieren helpen gehandicapten en ouderen in het dagelijks leven) benoemen als de top 3 van de belangrijkste positieve kanten aan onze omgang met dieren. Economische waarden zoals betaalbaar voedsel voor een groeiende wereldbevolking worden aanzienlijk lager gewaardeerd. Tegelijkertijd geeft 93% van de Nederlanders aan vlees te eten, maar beschouwt slechts 50% de productie van voedsel als een legitieme reden om dieren te doden. Nederlanders hanteren dubbele normen en waarden als het gaat om de relatie met dieren, dat komt duidelijk naar voren in de toegenomen aandacht voor dierenwelzijn. Dierenwelzijn lijkt in die zin steeds vaker een ‘uitlaatklep’ van uiteenlopende vormen van maatschappelijk ongenoegen over hoe wij dieren houden en de nadelen daarvan voor dier, mens en milieu. De
De uitdagingen en bijdragen van het ARC
7
Van Hall Larenstein
commissie Van Doorn formuleert dit aldus: "De maatschappelijke onvrede richt zich alleen maar sterker op de boer. Met zijn volle stallen wordt hij door zijn omgeving meer en meer als een last gezien. De nabijheid van een veehouder wordt als ongewenst beschouwd." Door de toenemende intensivering in de landbouw en het gebruik van pesticiden en hybride zaden, is de biodiversiteit de afgelopen decennia afgenomen en wordt het voorbestaan van populaties bedreigd. De diversiteit aan soorten planten, dieren (zoals bijen en weidevogels) en andere levende organismen en alle daarbij behorende processen vormen een onderdeel van geïntegreerde allesomvattende ecosystemen. Deze ecosystemen worden maatschappelijk hoog gewaardeerd omdat zij de basis zijn van leefomgevingen van mensen. De opgave is daarom om leefomgevingen zodanig te beheren en te ontwikkelen, dat zij waardevol zijn en blijven voor zowel mensen als dieren. 1.2. De bijdrage van het domein Animals and Business Bovengenoemde ontwikkelingen vragen van onderwijs en bedrijfsleven inzet van mensen en middelen voor de organisatie van authentieke praktijkgerichte leertrajecten en praktijkprojecten voor studenten en docenten (Human Capital Agenda Agro & Food en Tuinbouw & Uitgangsmaterialen, 2011). Het onderwijs in het domein Animals and Business, op zowel bachelor- als professional masterniveau, leidt toekomstige professionals op die bij kunnen dragen aan een samenleving die steeds grotere waarde hecht aan aspecten als dierenwelzijn, landschap, duurzaamheid, biodiversiteit en leefomgeving. Met praktijkgericht onderzoek draagt het domein bij aan innovaties op deze thema’s, door het ontwikkelen van nieuwe methoden, technieken en businessmodellen voor bedrijven en overheden. De lectoren en andere onderzoekers werken daarbij volgens standaarden die wetenschappelijke kwaliteit en kwaliteit voor de externe opdrachtgever borgen1 . Daarbij laten zij zich leiden door de onderstaande missie en visie. De missie van het Applied Research Centre Animals and Business is: “Met praktijkgericht onderzoek ondernemers, overheden en maatschappelijke organisaties te ondersteunen bij innovaties gericht op het gedrag en welzijn van dieren en op de ontwikkeling van duurzame leefomgevingen voor dieren en mensen en de vertaling van deze eisen in duurzame businessmodellen voor de productie van voldoende en veilige voedsel- en andere ‘biobased’producten.” De kern van de visie van het ARC Animals and Business is het begrip “Waarde” (Value): de opgave van kennisinstellingen en (profit en non-profit) ondernemers is om duurzaam waarde te creëren voor mensen (consumenten en maatschappij) waarbij de (intrinsieke) waarde van dieren en leefomgeving een randvoorwaarde en streven is. De moderne ondernemer creëert niet alleen waarde voor zijn klanten, maar ook voor de samenleving als geheel. Als hij daarin slaagt, levert hem dat ook een duurzaam verdienmodel op. Dit is een nieuw businessmodel dat waarde creëert op alle drie de thema’s: People, Planet en Profit. Bijdragen aan een hogere duurzaamheid is een randvoorwaarde voor het onderzoek van het ARC Animals and Business op de thema’s People, Planet en Profit. De onderzoeksprojecten 1
De kwaliteitsnormen en daarbij behorende prestatie-indicatoren zijn voor geheel Van Hall Larenstein vastgelegd in het ‘Kwaliteitshandboek praktijkgericht onderzoek’.
8
Contourennota
University of Applied Sciences
dragen bij aan biodiversiteit, welzijn van mensen en dieren, duurzame verdienmodellen en gesloten (circulaire) waardeketens. Deze duurzaamheidsthema’s worden vertaald naar de gehanteerde onderzoeksmethoden. Jaarlijks wordt verslag gedaan van de activiteiten en bijdragen aan de drie duurzaamheidsthema’s . De onderzoekers van het domein verrichten hun werk binnen de kaders van het algemene (onderzoeks-)beleid van Van Hall Larenstein. Deze kaders zijn beschreven in aparte beleidsnota’s 2. De volgende algemene kenmerken van Praktijkgericht Onderzoek van Van Hall Larenstein zijn hierin vastgelegd: 1. relevant en met impact voor de beroepspraktijk; 2. wetenschappelijk valide en met aandacht voor de bijdrage aan de algemene kennis ten behoeve van maatschappij en beroepspraktijk; 3. onderwijs gerelateerd; 4. internationale oriëntatie.
2
Instellingsplan Hogeschool VHL, 2014; Kadernotitie Praktijkgericht Onderzoek 2014-2017; en Kadernotitie Internationalisering 2014-2017.
De uitdagingen en bijdragen van het ARC
9
Van Hall Larenstein
10
Contourennota
University of Applied Sciences
2. Focus en massa 2.1. Onderzoeksgebied: Shared Value Creation Waarde voor mensen, Waarde van dieren, Waarde door ondernemers (“Value for People, Value of Animals, Value by entrepreneurs”) Shared Value Creation wordt in het onderzoek gedefinieerd als “Knowledge for creating economic value in a way that also creates value for society by addressing its needs and challenges” (Porter, 2011). Het onderzoek binnen het ARC richt zich hierbij specifiek op de thema’s dierenwelzijn, biodiversiteit en duurzaam ondernemen. Voor het uitvoeren van deze opgave is kennis nodig op het gebied van maatschappelijke waarden (ethiek), dierengedrag en -welzijn (ethologie), biodiversiteit (ecologie) en van bedrijfsontwikkeling en bedrijfsvoering (economie). Het ARC gebruikt methoden van actiegericht onderzoek, waarbij vanaf het begin met opdrachtgevers en belanghebbenden wordt samengewerkt. Daardoor ontwikkelen de lectoraten daadwerkelijk in de praktijk toepasbare innovaties en wordt de maatschappelijke acceptatie van deze innovaties vergroot. De samenwerking met (internationale) praktijk- en kennispartners creëert een lerende omgeving, waarbinnen docenten en studenten die in het ARC participeren zich verder ontwikkelen tot hooggekwalificeerde professionals met een sterke positie op de internationale arbeidsmarkt. 2.2. Onderzoekslijnen en speerpunten (incl. thema’s) Het ARC richt zich op drie onderzoekslijnen: dierenwelzijn en domesticatie; biodiversiteit; duurzaam ondernemen.
Focus en massa
11
Van Hall Larenstein
Onderzoekslijn Dierenwelzijn en domesticatie Dierenwelzijn is een belangrijke maatschappelijke waarde. Het belang van het onderwerp is terug te zien in het tweede speerpunt van de Uitvoeringsagenda Duurzame Veehouderij (UDV), in de opgaven die zijn benoemd door de commissie Van Doorn (voedselkolom garandeert dierenwelzijn) en de Topsector Agro&Food (borging van diergezondheid en dierenwelzijn, waarbij dieren gezond opgroeien en natuurlijk gedrag vertonen). Ook dierpraktijken buiten de veehouderij – bijvoorbeeld de paardenhouderij, dierentuinen, dierenspeciaalzaken, proefdierlaboratoria, kinderboerderijen en hondenfokkers – zijn zich in toenemende mate bewust van de maatschappelijke druk om het welzijn van dieren van garanties te voorzien. Ook zij werken aan bewustwording en aan de ontwikkeling van certificering, verbeterde fokkerij, kwaliteitszorgsystemen en best practices. De vraag in hoeverre dieren gefokt en gedomesticeerd kunnen worden opdat zij voldoen aan de (maatschappelijk) gevraagde waarden leidt tot vraagstukken en discussies op het terrein van ethiek en ethologie. Voorbeelden hiervan zijn de discussie over hondenrassen en circusdieren. Omgekeerd zijn er ook discussies over de inzet van gedomesticeerde dieren in de natuur, zoals bij de inzet van grazers in natuurgebieden als de Oostvaardersplassen. De onderzoekslijn richt zich op diergericht onderzoek, de implementatie van dierenwelzijnswaarden in kwaliteitssystemen en op gedragsveranderingen bij de mens, dit is nodig om het welzijn en de gezondheid van productie- en niet-productiedieren verder te verbeteren. Daarbij gaat het onder andere om vragen als: Wat is het meest geschikte voedsel voor het dier? Daarnaast richt de onderzoekslijn zich op het onderzoeken van de omgang van mensen met dieren. Daarbij gaat om de omgang met zowel proefdieren, huisdieren, productiedieren als wilde dieren. De onderzoekslijn richt zich op dit moment als eerste op runderen, honden, paarden, wild en vissen: diergedrag: de ontwikkeling van gedragsindicatoren voor welzijns- en gezondheidsproblemen bij dieren naar in de praktijk toepasbare instrumenten en methoden die het diermanagement kunnen ondersteunen, bij voorkeur met inzet van informatietechnologie en sensoren; kwaliteits- en houdingsaspecten: het verbeteren en bewaken van zelfregulatie samen met de georganiseerde houders en gebruikers, binnen hun waardenstelsel (relatie of product) ten behoeve van de welzijnskwaliteit van het dier, op dusdanige wijze dat de dierpraktijk kan rekenen op maatschappelijke waardering en een ‘License to Operate’; domesticatie en duurzaam gebruik: het verbeteren van het welzijn van dieren in gevangenschap door gerichte fokprogramma’s en door het faciliteren van natuurlijk gedrag van dieren, waarbij het zoeken en opnemen van gevarieerd en op de diersoort toegesneden voedsel een belangrijke activiteit is. Daarvoor worden instrumenten en technieken ontwikkeld waarmee beloningsgericht werken met dieren kan worden bevorderd; kennisverspreiding en waardevernieuwing: mogelijkheden ontsluiten voor (sociale) innovatie in denken en het ebruik vanuit de dierpraktijk. Accentuering van de dialectiek tussen partijen zonder hun (verborgen) strategische agenda’s. De samenwerking met de praktijk krijgt onder andere vorm via het Dierenwelzijnsweb. Om onderwijs, ondernemers, overheden en samenleving te ondersteunen met de collectie en ontsluiting van relevante dierenwelzijnskennis over dierpraktijken heen, wordt de website
12
Contourennota
University of Applied Sciences
www.dierenwelzijnsweb.nl als kennisloket en platform verder doorontwikkeld. Met maandelijks 2.500-3.000 unieke bezoekers die gemiddeld 7.500 pagina’s raadplegen, 1.350 abonnees op de nieuwsbrief en een eigen Facebookpagina voorziet het loket in een duidelijke behoefte. De potentie van dit netwerk zal in de toekomst met nog betere interactiemogelijkheden (polls, social media) worden benut. Binnen de hogeschool is de inzet om het instrument nog beter in het curriculum te verankeren. Ambitie: De ambitie is om op strategisch niveau de samenwerking met Groen Kennisnet, Wageningen University en Research Centre en het Landelijk Informatiecentrum Gezelschapsdieren te versterken. Betere kennisverspreiding en interactie met gebruikers hebben als doel een betere kwaliteit van het maatschappelijk debat, bewustwording en gedragsverandering, binnen en buiten de onderwijsinstelling. Dit sluit aan bij het beleid van de hogeschool, bij het streven van duurzame ondernemingen naar openheid en transparantie en bij de informatiebehoefte van burgers. Het Dierenwelzijnsweb wordt ontwikkeld als een duurzame businesscase.
Onderzoekslijn biodiversiteit De onderzoekslijn Biodiversiteit binnen het ARC Animals and Business richt zich op beheer en ontwikkeling van natuurlijke en man-made leefomgevingen voor dieren, zoals bijvoorbeeld bijen en weidevogels. Deze leefomgeving is opgebouwd uit alle planten, wilde dieren, insecten, schimmels, enzovoorts en alle daarbij horende (ecologische) processen in een gebied. De diversiteit aan soorten planten, dieren en andere levende organismen, biodiversiteit, en alle bijbehorende processen vormen een onderdeel van geïntegreerde, allesomvattende ecosystemen. Deze ecosystemen zijn in het algemeen de basis van leefomgevingen van mensen en dieren. De opgave is daarom om leefomgevingen zodanig te beheren en te ontwikkelen, dat zij waardevol zijn en blijven voor zowel mensen als dieren. De relatie tussen mensen en dieren en de waarde die de maatschappij toekent aan natuur, zijn hierbij van wezenlijk belang. Ecosystemen kunnen tot waarde worden gebracht door ondernemers, bijvoorbeeld door ecosysteemdiensten, bestuiving (door bijen en hommels) en Integrated Pest Management (geïntegreerde gewasbescherming). Klimaatverandering, globalisering, gebruik van eindige fossiele brandstof, toenemende schaarste aan grondstoffen, een groeiende wereldbevolking, voedselonzekerheid en digitalisering hebben wereldwijd gevolgen voor onze leefomgeving. Er is behoefte aan toepassingsgericht onderzoek dat een bijdrage levert aan oplossingen voor problemen op het gebied van biodiversiteit in relatie tot duurzaam gebruik van land en water, voedselzekerheid en de overgang naar een biobased economy. Thema’s als wildlife management, ‘rewilding’ van landschappen en integratie van natuur in landbouwsystemen en daarmee behoud van biodiversiteit in terrestrische en aquatische ecosystemen, spelen daarbij een sleutelrol. Agrarisch Natuurbeheer staat voor een aantal grote veranderingen: Provincies krijgen een belangrijke rol om samen met gebiedspartijen de ambities en natuurdoelen voor het agrarisch natuur- en landschapsbeheer te formuleren. Collectieven van boeren en natuurbeheerders worden verantwoordelijk voor de uitvoering. Ook het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) van de EU zal meer gaan werken met collectieven. Dat stelt hoge eisen aan deze collectieven, die verder zullen professionaliseren en people, planet en profit-doelstellingen
Focus en massa
13
Van Hall Larenstein
uitgebalanceerd in hun businessmodellen moeten gaan brengen. Het lectoraat Weidevogelbeheer werkt nauw samen met de collectieven voor agrarisch natuurbeheer, verenigd in BoerenNatuur.nl. Het thema biodiversiteit wordt vanuit het ARC benaderd vanuit de invalshoek dat biodiversiteit een basiswaarde is voor gezonde ecosystemen die nodig zijn voor duurzaam bestaan en welzijn van mensen en dieren. Een illustratief voorbeeld hiervan zijn wilde en gedomesticeerde bijen, die enerzijds bijdragen aan agri-productie en tegelijkertijd een indicator zijn voor biodiversiteit. Het praktijkgerichte onderzoek richt zich op het behoud en bevorderen van biodiversiteitswaarden in de agri-productie en het optimaliseren daarvan ten behoeve van mens en dier. Daarbij richt het onderzoek zich op biodiversiteit in de rurale gebieden en in de metropolitane- en stedelijke leefomgeving. De speerpunten binnen deze onderzoekslijn richten zich op wilde dieren in natuurlijke of manmade habitats: het monitoren en volgen van populaties (bv. DNA-analyse bij volgen migratie, gedrag en inteelt bij populaties); het onderzoeken van eisen die wilde dieren stellen aan de leefomgeving (bv. bestuivers en soorten die een rol spelen bij Integrated Pest Management voor een duurzame landbouwproductie); het ontwikkelen van nieuwe technieken voor monitoring (bv. sensortechnieken, gis en remote sensing, bijvoorbeeld bij wildlife management in natuurreservaten); het ontwikkeling en verbetering van habitats voor dieren (bv. kruidenrijke graslanden met voldoende rustperiodes voor weidevogels). De samenwerking met de praktijk vindt plaats binnen het Kenniscentrum Burgers & Biodiversiteit (KBB) dat is opgericht vanuit Van Hall Larenstein met als doel de burgerparticipatie in het behouden en vergroten van biodiversiteit te bevorderen. Samenwerken, kennis delen en het betrekken van burgers staan hierbij centraal. Het KBB wil dit bereiken door burgers, organisaties en overheden samen te brengen en te ondersteunen met de kennis en ervaring die op Van Hall Larenstein als instelling op het gebied van groen HBOonderwijs en toegepast onderzoek aanwezig zijn. Het Kenniscentrum fungeert daarbij als een platform voor kennisuitwisseling en samenwerking tussen burgers, organisaties en overheden. Ambitie: Het KBB zal gaan samenwerken met het Kenniscentrum voor Natuur en Leefomgeving. Samen met het ARC Delta Areas and Resources zal het KBB ook een poot in Velp krijgen. De inrichting van het landgoed Larenstein als ‘Living Lab’ is daarbij een belangrijke katalysator voor samenwerking. Het lectoraat Bijengezondheid gaat internationaal en nationaal samenwerken met verenigingen, bedrijven en kennisinstellingen (o.a. in Duitsland en India) op het gebied van de bijenhouderij.
Onderzoekslijn duurzaam ondernemen Wat kan de bijdrage van familiebedrijven en mkb-ondernemingen zijn bij het voeden van een verstedelijkte wereld met de voorspelde 9 miljard mensen in 2050, op een economisch, sociaal en ecologisch duurzame manier? En hoe kan deze bijdrage worden versterkt? Dat zijn belangrijke vraagstukken waarmee deze onderzoekslijn zich bezig houdt.
14
Contourennota
University of Applied Sciences
De (stedelijke) consumenten vormen niet alleen nieuwe markten, zij hebben ook nieuwe eisen aan de wijze van produceren en de wijze waarop met dieren wordt omgegaan. Ondernemers moeten verschillende ‘maatschappelijke licenties’ verdienen om te kunnen produceren: ‘License to sell’: gegarandeerd veilige en gezonde producten met transparante en controleerbare ketens; ‘License to produce’: een manier van produceren die voldoet aan de normen op het gebied van dierenwelzijn, milieu en duurzaam omgaan met natuurlijke hulpbronnen; ‘License to operate’: een organisatie van het bedrijf die past in de omgeving (landschap) en die geaccepteerd wordt door de (lokale) gemeenschap. Hiervoor zijn innovatieve businessmodellen, ketens en netwerken noodzakelijk. Deze vereisen nieuwe coalities, organisatievormen en nieuwe competenties. Duurzaam ondernemen betekent ook op een verantwoorde manier omgaan met natuurlijke hulpbronnen en het zoveel mogelijk sluiten van kringlopen. De economische aspecten van het gebruik van natuurlijke hulpbronnen (‘de bio-economie’) krijgen daarom ook aandacht in het toegepast onderzoek binnen deze onderzoekslijn. Deze bedrijfskundige aspecten worden onderzocht in samenwerking met andere onderzoekslijnen en opleidingen die zich richten op duurzame land- en bosbouw en de biobased industrie. De onderzoekslijn richt zich op realisatie van praktijkprojecten waarin ondernemers, overheden, maatschappelijke organisaties en onderzoekers samen businessmodellen en nieuwe ketens ontwikkelen voor duurzame productie en ketens. De speerpunten van deze onderzoekslijn richten zich op ketens en innovatieve businessmodellen tussen stad en platteland, in de zuivel- en tuinbouwsector (veilige en gezonde voedselketens), de bio-economie (economisch gebruik van verschillende natuurlijke hulpbronnen), bos-en natuurbeheer (International Timber Trade en businessmodellen voor natuur- en landgoedbeheer) en regionale ontwikkeling (nieuwe verdienmodellen voor boeren en regionale voedselketens): de transitie van productgericht werken naar marktgericht ondernemen; het verkenningen van (nieuwe) markten/consumenten, waar bevinden zich deze consumenten en hoe kunnen bedrijven deze consumenten bedienen?; het betreden van nieuwe internationale markten; nieuwe businessmodellen en waardeketens voor mkb en familiebedrijven ontwikkelen om aan de vragen en eisen van consumenten en maatschappij te voldoen. De samenwerking met de praktijk gaat plaatsvinden binnen het in ontwikkeling zijnde Van Hall Larenstein Green Entrepreneurship Centre (GEC) in Leeuwarden en Velp. Het centrum gaat zich focussen op innovaties in de agrosector en het natuurbeheer, gericht op producten en diensten die meerwaarde creëren voor de omgeving (natuurlijke omgeving, landschap of de gemeenschap) , of die negatieve effecten op de omgeving verminderen. Binnen het GEC ontwikkelen studenten ondernemersvaardigheden door actiegericht onderzoek vanuit de opleiding Bedrijfskunde en Agribusiness van Van Hall Larenstein en andere opleidingen die werken aan de ontwikkeling van duurzame businessmodellen en waardeketens. In projecten wordt samengewerkt met andere kennisinstellingen en ondernemers, onder andere met de Impact- lectoren, om duurzame transities te realiseren.
Focus en massa
15
Van Hall Larenstein
Het GEC gaat zich richten op: 1. het uitvoeren van praktijkgericht onderzoek voor ondernemers en andere organisaties voor innovaties en het naar de markt brengen van nieuwe (groene) producten en diensten; 2. het ontwikkelen van ondernemersvaardigheden bij klanten, docenten en studenten door trainingen en onderwijs; 3. het begeleiden van startende bedrijven (start-ups).
Ambitie: Diverse grotere ondernemingen (Arcadis, Royal DHV-Haskoning) hebben al hun steun uitgesproken voor het Green Entrepreneurship Centre. In Friesland wordt aangesloten bij initiatieven voor circulaire economie (Omrin, Provincie Friesland) en in Gelderland bij vergelijkbare initiatieven van de provincie Gelderland. Daarnaast zullen mkb-netwerken als Foodtech Holland, Fedecom, MVO-Nederland bij het GEC worden betrokken. Met kennisinstellingen als de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, de NHL Hogeschool en Hogeschool Stenden wordt samenwerking gezocht, evenals met universiteiten (Wageningen UR (WUR),Rijksuniversiteit Groningen (RUG), Radboud Universiteit Nijmegen (RUN), Nijenrode). Het GEC kan uitgroeien tot een profileringspunt om de opleidingen Bachelor of Business Administration (BBA) van Van Hall Larenstein te vermarkten en bijdragen aan een mogelijk toekomstige (agro)MBA opleiding aan Van Hall Larenstein. 2.3. Nieuwe lectoraten vanaf 2016 zal een aantal nieuwe lectoraten worden geïnstalleerd, gebaseerd op kennisvragen uit de praktijk en in overleg met de praktijk. De (koopkrachtige en inhoudelijke) vragen en wensen uit de omgeving van onze onderzoeksthema’s zullen leidend zijn bij de opzet van deze nieuwe lectoraten. Binnen die randvoorwaarden grijpen we mogelijkheden van nieuwe lectoraten aan waarbij we streven naar gezamenlijke financiering. Op dit moment wordt gedacht aan lectoraten op de volgende onderzoeksthema’s:
16
Paardenhouderij: in de paardenhouderij in Nederland komen agrarische, sportieve, commerciële en recreatieve elementen samen. De paardenhouderij onderscheidt zich
Contourennota
University of Applied Sciences
daarom van de andere dierlijke sectoren vanwege de diversiteit in de aard van de bedrijven. De gezamenlijke omzet van de hippische industrie in Nederland, Engeland en Duitsland bedraagt 10 miljard. Het onderzoek van het lectoraat zal zich richten op het fokken en (internationaal) verhandelen van sportpaarden en op onze prestaties in de sport zelf. De basis hiervoor is kennis van het gedrag, gezondheid en welzijn van de paarden. Wildlife management: in Nederland en internationaal speelt het vraagstuk hoe populaties van dieren beheerd kunnen worden in afstemming met het draagvlak van hun habitats en de eisen vanuit de maatschappij. In Nederland gaat het dan bijvoorbeeld over plaagdieren als muskusratten en over populatiebeheer bij ganzen. In natuurgebieden gaat het over grote grazers in de Oostvaardersplassen en wilde zwijnen op de Veluwe. Internationaal gaat het over het ontwikkelen van habitats voor dieren in bijvoorbeeld Indiase natuurreservaten en het beheren en in stand houden van die populaties (denk aan olifanten en leeuwen in Afrikaanse reservaten). One-health: “The One Health concept is a worldwide strategy for expanding interdisciplinary collaborations and communications in all aspects of health care for humans, animals and the environment” (RIVM). Het lectoraat richt zich op de signalering van zoönosen (infectieziekten van dieren die ook besmettelijk zijn voor de mens) en op maatregelen die daartegen genomen kunnen worden in zowel het humane als het veterinaire domein. (Voorbeelden van zoönosen zijn vogelgriep en Q-koorts). Nieuwe Veevoerketens: de samenstelling, efficiency en duurzaamheid van veevoer zijn cruciaal voor de ontwikkeling van een gezonde, duurzame en hoogproductieve veehouderij. Het lectoraat gaat praktijkonderzoek uitvoeren naar nieuwe businessmodellen en de integratie van (voeder/eiwit-)ketens in de melkveehouderij. Retail en consumenten: praktijkgericht onderzoek naar toegepaste marketing gericht op consumenten van agroproducten. Hoe specifieke vragen van consumentengroepen en nieuwe markten tot stand komen en kunnen leiden tot nieuwe producten en diensten binnen de agrosector. Coöperatief ondernemen: de (internationale) tendens is dat primaire producenten steeds meer collectief gaan ondernemen en ook ketens en gebieden steeds meer integraal worden aangestuurd en beheerd. Het lectoraat verricht praktijkgericht onderzoek naar de succesen faalfactoren en ontwikkelt innovatieve modellen van coöperatief ondernemen.
2.4. Afstemming en synergie met de andere Applied Research Centres (ARC’s) Maatschappelijke vraagstukken vragen een integrale aanpak, waarbij de drie ARC’s interdisciplinair samenwerken. De afstemming met de twee andere ARC’s, Food and Dairy en Delta Areas and Resources vindt daarvoor plaats op alle niveaus. De leading lectoren hebben structureel overleg om gezamenlijke onderzoeksthema’s te identificeren en de grote lijnen af te stemmen. De Lectoren uit de drie ARC’s zullen in hun werkveld en netwerk regelmatig praktijkvragen oppakken die mogelijk (deels) te beantwoorden zijn door of in samenwerking met lectoren uit de verschillende ARC’s. Cross-overs tussen ARC’s en lectoraten kunnen leiden tot nieuwe kennis die nodig is om deze praktijkvragen te beantwoorden. Juist de verscheidenheid aan onderzoeksgroepen en lectoraten maakt Van Hall Larenstein onderscheidend. Vragen uit de praktijk hoeven niet vernauwd tot worden door een beperkte expertise van een enkel lectoraat. Lectoren hebben de mogelijkheid om opdrachten aan te nemen op praktijkvragen die buiten de thema’s van hun eigen lectoraat gaan.
Focus en massa
17
Van Hall Larenstein
3. Invulling 3.1. Samenstelling en lectoraten Onder de ARC vallen meerdere lectoraten. De lectoraten zijn gegroepeerd binnen de drie onderzoekslijnen, waarbij de lectoren gezamenlijk de eerstverantwoordelijke zijn voor de realisatie en uitvoering van de projecten binnen hun onderzoekslijn. Op 1 oktober 2015 is de samenstelling:
Dierenwelzijn en -domesticatie: o Lectoraat Welzijn van Dieren Biodiversiteit: o Lectoraat Bijengezondheid o Lectoraat Weidevogels Duurzaam Ondernemen: o Lectoraat Duurzame Agribusiness in Metropolitane Gebieden
3.2. Kerntaken lectoren en kenniskringen Het praktijkgericht onderzoek wordt uitgevoerd door de lectoren samen met de kenniskringen van de ARC. De opdracht voor iedere lector valt uiteen in vijf kerntaken: een boegbeeld zijn van de organisatie; het ontwikkeling van nieuwe kennis; onderwijsontwikkeling; professionalisering van docenten; kenniscirculatie en kennisvalorisatie. Toelichting op deze taken wordt uitvoerig gegeven in de Kadernotitie Praktijkgericht onderzoek Van Hall Larenstein. Doordat lectoren het onderzoek samen met docent-onderzoekers (kenniskring) en de praktijk (ondernemers) uitvoeren, liggen de taken in de dagelijkse activiteiten in een logisch verlengde van elkaar. De ontwikkelde kennis en onderzoekservaring komen in ieder project bijna tegelijkertijd beschikbaar voor praktijk en onderwijs. De docent-onderzoeker staat als het ware met één been in het praktijkonderzoek en met het andere been in het onderwijs. De onderzoeksprojecten bieden een omgeving voor stages en afstudeerprojecten. Daarbij is de doelstelling dat in 2017 50% van de studenten op enigerlei wijze werkzaamheden binnen lectoraatsprojecten heeft uitgevoerd. Het model van de Living Labs vormt een lerende omgeving voor innovaties, waarbij Van Hall Larenstein voor langere termijn zich engageert met netwerken in een specifieke regio. Op dit moment heeft Van Hall Larenstein één formeel memorandum of understanding (MOU) ondertekend voor de realisatie van een Living Lab in India. Hierin staat een Living Lab omschreven als:
18
Contourennota
University of Applied Sciences
een lerende onderwijs- en onderzoeksomgeving, waarbij de deelnemers gezamenlijk zijn betrokken bij ‘Design’ en ‘Innovation'; een omgeving waarin de deelnemers (inclusief studenten, docenten en onderzoekers) samenwerken met ondernemers aan nieuwe, duurzame oplossingen en innovaties in een realistische en professionele context; geschikt voor lange termijn (praktijkgericht) onderzoek en experimenten; een omgeving voor evaluatie van nieuwe ontwikkelingen en het ontdekken van nieuwe kansen.
In de kenniskringen en projecten van het ARC Animals and Business zullen docent-onderzoekers uit een groot aantal opleidingen deelnemen. De deelnemende opleidingen zijn: Agro Production Chain Management (Master) Bedrijfskunde en Agribusiness Bos- en Natuurbeheer Dier- en Veehouderij Diermanagement International Business and Management Studies IBMS International Development Management Kust- en Zeemanagement Land- en Watermanagement Milieukunde Management van de leefomgeving Tuin- en Landschapsinrichting Tuinbouw en Akkerbouw Voedingsmiddelentechnologie Binnen de lectoraten zelf kunnen lectoren, associate lectoren, postdocs, toegevoegd onderzoekers, promovendi, bachelor- en masterstudenten en ondersteunend personeel (secretariaat en organisatorische assistentie) werkzaam zijn. Per lectoraat wordt de omvang en samenstelling van het personele bestand bepaald op basis van het volume en de aard van de uit te voeren projecten. Docent-onderzoekers hebben een uitvoerende en initiërende rol en maken deel uit van kenniskringen.
Invulling
19
Van Hall Larenstein
4. Organisatie 4.1. Acquisitie Binnen Van Hall Larenstein zijn verschillende functies verbonden aan het acquireren van onderzoeksopdrachten. Vanuit de ARC zijn er lectoren en docenten die een netwerk onderhouden in het bedrijfsleven, vanuit de Centres of Expertise (CoE’s) zijn er Regiomakelaars in contact met bedrijven, en internationaal zijn er accountmanagers per focusland. Voor een professionele benadering van (potentiële) opdrachtgevers, een efficiënte inzet van arbeid en een verhoging van de effectiviteit van acquisitiemiddelen is onderlinge afstemming noodzakelijk en wordt een relatiebeheersysteem ontwikkeld. Per onderzoekslijn sturen de lectoren de acquisitie aan, in overleg en afstemming met de leading lector. In het relatiebeheersysteem wordt ook aandacht besteed aan alumni. De subsidieadviseur en beleidsmedewerkers ondersteunen vanuit het concern de acquisitie. 4.2. Backoffice: financiën, communicatie en projectmanagement De communicatiemedewerkers en financial controller van het Domein Animals and Business werken ook ten behoeve van het ARC en worden betrokken bij lectoraats projecten. Er wordt een communicatieplan opgesteld voor interne- en externe communicatie met onder andere aandacht voor: de organisatie en het beheer van de Nederlandstalige en internationale internetsite; de organisatie en gebruik van sociale media (Facebook, Twitter) door lectoren; een reguliere nieuwsbrief vanuit het ARC; persberichten; publicaties in vakbladen. Het ARC wordt aangestuurd door de leading lector, die ondersteund door een (parttime-)programmamanager, office-manager en secretariaat. Internationale accountmanagers per focusland ondersteunen bij de internationale projecten. 4.3. Projectmatig werken Binnen de onderzoeksgroep worden opdrachten uit de praktijk projectmatig opgepakt. Niet iedere lector en kenniskring zullen exact dezelfde wijze van projectmanagement hanteren. Wel zijn er een aantal elementen in het projectmanagement (zoals een gefaseerde aanpak, rolverdelingen, documenten) die de basis vormen voor het succes van een project en die in welk project dan ook altijd terug (dienen te) komen. De opzet en uitvoering van projecten gebeurt conform de richtlijnen van de financierende partij van het project. Alle uitgevoerde projecten binnen het ARC hebben een lector als eindverantwoordelijke. Lectoren en docent-onderzoekers kunnen projectleider zijn. Conform de volmachtregeling, beslist de leading lector over projecten kleiner dan 10.000 euro. De overige projectvoorstellen gaan via de leading lector naar de domeindirecteur die ze indien nodig doorgeleid naar het College van Bestuur.
20
Contourennota
University of Applied Sciences
Organisatie
21
Van Hall Larenstein
5. Samenwerking 5.1. Internationale samenwerking In de meerjarenplannen van ieder lectoraat zijn activiteiten opgenomen ten behoeve van internationale oriëntatie. De omvang van de activiteiten kan verschillen per lectoraat, evenals het betreffende buitenland (of landen) waar het lectoraat actief is. De focus zal voor ieder lectoraat liggen op een of meerdere speerpuntlanden. Op dit moment richt het ARC zich op India (Living Lab op basis van ondertekende MOU met strategische partner ADT), Roemenië/Balkan, Ethiopië/Kenya (Jimma, Ambo/USIU) en Brazilië (Minas Gerais, Universiteit van Viçosa). Duitsland lijkt interessante kansen te bieden die verder verkend zullen worden. Internationaal wordt de samenwerking gezocht met overheden in de landen waar de betreffende Living Labs worden georganiseerd. Doelstelling van het ARC is om ook enkele Europese projecten, passend binnen Horizon2020-, Erasmus-, Interreg- en Efro-programma’s te realiseren. Samenwerking met internationale kennisinstellingen vindt plaats binnen de genoemde Living Labs. Ten aanzien van de Living Labs heeft het ARC de volgende doelstellingen: India: bestendigen en uitbouwen Living Lab door uitbreiding onderzoeksprojecten verschillende lectoraten, facilitering onderzoeksprojecten van studenten van Van Hall Larenstein bij Baramati College. Acquisitie Erasmusplus-middelen. Roemenië/Balkan: verankering Living Lab in samenwerking met universiteit Novi Sad en verkenning van mogelijkheden voor de inrichting van een Living Lab Roemenië/Balkan gezamenlijk met andere ARC’s met behulp van inzet CoE en Erasmus-middelen. Ethiopië/Kenya: acquireren van een projectbudget voor de samenwerking met universiteiten Jimma en Ambo op gebied van Dairy en USIU-A, Nairobi op gebied van agribusiness. Verbinden van deze partners onderling. Brazilië: uitbouwen deelname ARC’s Van Hall Larenstein aan Living Lab Biobased Economy (getrokken door Avans Hogeschool), met Universiteiten Viçosa en Belo Horizonte door uitwisseling studentenstages en praktijkgerichte onderzoeksprojecten. Duitsland: identificeren van mogelijke samenwerkingspartners in samenhang met businesscase Duitsland en met andere ARC’s gezamenlijk acquireren EU praktijkgericht onderzoeksproject (bv. EFRO of Interreg). China: ontwikkelingen blijven volgen. Primaat van de ontwikkeling van dit Living Lab ligt bij ARC Food and Dairy. 5.2. Samenwerking in Nederland Voor het bereiken van de doelstellingen van de lectoraten van de onderzoeksgroep wordt transdisciplinair samengewerkt in netwerken met de 5O’s (onderwijs, onderzoek, overheid, omgeving en ondernemers). Het komende jaar zal deze samenwerking worden geïntensiveerd en uitgebreid. Hiervoor wordt een gespreksronde met externe partners gehouden, over nieuwe lectoraten, onderzoeksvragen en gezamenlijke onderzoeksprojecten:
22
Contourennota
University of Applied Sciences
Onderwijs en onderzoek: De Centers of Expertise Agrodier, Greenports, Food en Biobased economy bieden mogelijkheden voor ARC Animals and Business om samen met de onderzoeksgroepen van andere hogescholen te groeien in onderzoeksactiviteiten. Ook samenwerkingen met Groen Kennisnet, Dairy Campus, Dairy Chain, Kenniscentrum Natuur & Leefomgeving, het Landelijk Informatiecentrum Gezelschapsdieren, NHL, Saxion, Nordwin College en HAN zijn van wezenlijk belang. Daarnaast wordt in het transitieprogramma IMPACT samengewerkt met andere hogescholen. In de toekomst zullen nog meer academische partners als WUR, RUG, RUN, Nijenrode en Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG) en het daaraan verbonden Comprehensive Cancer Center (CCC) opgezocht voor gezamenlijke activiteiten. Samen met deze partners worden Living Labs gebouwd waarin onderwijs en bedrijfsleven samen onderzoek doen. Daarbij wordt samengewerkt met verschillende organisaties, overheden, ondernemers en bewonersgroepen. Overheden: Rijksoverheid en de regionale focus, Living Lab Noord-Nederland (Provincies Friesland, Groningen, Drenthe) en Living Lab Midden-Nederland (Provincies Gelderland, Overijssel en Utrecht). Gemeentes Leeuwarden (o.a. Leeuwarden Culturele Hoofdstad 2018), Arnhem, Nijmegen en diverse andere gemeentes. Maatschappelijke organisaties: Het ARC is lid van een aantal netwerkorganisaties, zoals gebiedscoรถperatie O-Gen. Er wordt samengewerkt met de Dierenbescherming, bijenhoudersverenigingen, Stichting ARK, Agrarische Natuurcoรถperaties verenigd in BoerenNatuur.nl, IVN, Friese Milieu Federatie, Landschapsbeheer Friesland, Netwerk Duurzame Dorpen en Stichting Oase. Ondernemers: Het ARC participeert in de ondernemersverbanden FoodTech Holland en MVO-Nederland. In projecten wordt met tientallen mkb-bedrijven in de Food, Dairy en Horticulture sectoren samengewerkt.
Samenwerking
23
Van Hall Larenstein
24
Contourennota