Stad van Eusebius boek

Page 1

Martijn Brugman

Twee eeuwen Katholieken in Arnhem

STAD VAN EUSEBIUS



De zilveren buste van Eusebius Âť p. 12


St.-Walburgiskerk Âť p. 25



1 Kleine Eusebiuskerk Âť p. 81


St.-Walburgiskerk Âť p. 27 Prent van Arnhem - p. 15


Biechtstoel Âť p. 82


Vrijwilligersfeest in St.-Jozefkerk Âť p. 87 1


KAB-Posttheater Âť p. 45


Twee eeuwen Katholieken in Arnhem

STAD VAN EUSEBIUS


Inhoudsopgave

Voorwoord 11 1: Stad van Eusebius 12 2: Lodewijk Napoleon in Arnhem 19 3: Het vette der aarde 26 4: ‘Wie zal bij machte zijn, 34 de Heer een waardig huis te bouwen?’ 5: Wijwatermatrozen op huisbezoek 45 6: Volksmissie tegen de zedeloosheid 53 7: Welzijnswerk in Klarendal 60 8: Discussie in de Kerk 66 9: De sloop van de Kleine Eusebius 76 10: De Kerk en de Arnhemmers 84 Nawoord 89 Literatuurlijst en fotoverantwoording 124


Een eeuw later ligt dit tweede jubileumboek voor u. En zo kunnen we 100 jaar later lezen hoe in de 20ste eeuw een katholieke zuil ontstond van kerken, scholen, weeshuizen, verenigingen en zorginstellingen. En ook hoe die katholieke zuil vanaf de jaren zestig weer verdween. Hoe sindsdien steeds minder mensen naar de kerk gaan. En hoe de Kerk daar een antwoord op heeft gevonden met de in 2003 opgerichte parochie De Wijngaard. Voor parochie De Wijngaard is weer een periode van opbouwen aangebroken. Zij is op weg om een missionaire geloofsgemeenschap te worden, dat wil zeggen een instrument om Gods Blijde Boodschap nog beter uit te dragen en gestalte te geven in de mooie stad Arnhem en omgeving. Buurt- en seniorenpastoraat en diaconale activiteiten zijn hiervoor belangrijke speerpunten van beleid. Wil de parochie ertoe doen, dan dient zij goed zicht te hebben op alles wat er om ons heen aan de hand is en open te staan voor kritische vragen en voor ‘andere stemmen’ uit onze cultuur en samenleving. Als pastoor van deze parochie ben ik van mening dat geloof en moderniteit elkaar niet uit-, maar ínsluiten. Het is een uitdaging om, samenwerkend met andere kerken, ons huidige samenleven te bezien vanuit het licht van ons geloof. De parochie kiest voor de dialoog met andere mensen, vanuit het vertrouwen dat wij als gelovigen veel te bieden hebben. De wapenspreuk van de St.-Walburgisbasiliek ‘Huis van vrede en gerechtigheid’ kan hierbij een uitdagende leidraad zijn! Ik dank Martijn Brugman voor het schrijven van dit jubileumboek en wens u veel leesvreugde toe. Vrede en alle goeds! Deken Henk Janssen ofm, Pastoor van RK Parochie De Wijngaard

VOORWOORD

‘Den 22 juli 1908 zal het 100 jaren geleden zijn, dat de St.-Walburgiskerk te Arnhem, na ruim twee eeuwen aan den katholieken Eredienst onttrokken te zijn geweest, door Koning Lodewijk Napoleon aan hare bestemming werd teruggeschonken.’ Zo luidt de eerste zin van het Gedenkboek bij het eeuwfeest van de teruggave der kerk 22 juli 1908.


1. STAD VAN EUSEBIUS

November 2008 In de schatkamer van de St.-Walburgisbasiliek staat de buste van Eusebius. Een Arnhemse kunstschat uit de 15de eeuw gemaakt van zilver. De heilige kijkt streng, beetje weerbarstig zelfs. De Schatkamercommissie van de Walburgis besloot op een gegeven moment de zilveren buste van Eusebius vast te leggen op een ansichtkaart. Het fotograferen van de buste verliep bepaald niet vlekkeloos. Het zilveren gelaat van Eusebius glimt zodat het licht er voortdurend op weerkaatst. Het maakte de dienstdoende fotograaf radeloos. Een andere hoek, andere belichting, niets hielp. Uiteindelijk werd de buste buiten gezet. Het daglicht bleek nog het minst vat te hebben op het zilver. Maar wie op de ansichtkaart goed kijkt naar de borst van Eusebius ziet daarin de bomen van het Walburgisplein weerkaatst. Âť De wonderen van Eusebius

1

Volgens de overlevering was Eusebius ook in werkelijkheid aardig dwars. De tong die achter een venstertje op borsthoogte in de buste is verwerkt is er het bewijs van. Het is de versteende tong van Eusebius. In de 2de

De wonderen van Eusebius In een mirakelboek in het vrouwenklooster van BethaniĂŤ, nabij Arnhem, werd de devotie van de heilige Eusebius bijgehouden. Te lezen valt hoe Eusebius voor een breed scala aan ziekten werd aangeroepen: verstikking, verlamming, blindheid, stomheid, doofheid, gezwellen, bloedingen, een beroerte, een keelziekte en een hartkwaal. Daarnaast worden in het mirakelboek gebedsver-

horingen vermeld bij gevallen van verdrinking, bij een overval, een gevangenname en een verbroken vriendschap. Arnhem groeide dankzij deze wonderen voor een korte tijd uit tot bedevaartsoord. 1: Zilveren buste van Eusebius. Het gelaat is met een scharnier aan het hoofd bevestigd. Wie het openklapt ziet de schedel van de heilige. (kleurenfoto zie pagina 1)


eeuw na Christus schonk de martelaar zijn bezit aan de armen, weigerde het keizerlijke bevel tot verering van de Romeinse goden Jupiter en Hercules en bekeerde een Romeinse senator tot het Christendom. Dat vond keizer Commodus te veel van het goede. Eusebius werd gevangen gezet en gemarteld. Dat weerhield hem er niet van het geloof hardop te blijven verkondigen. De beulen deden een ultieme poging Eusebius het zwijgen op te leggen. Ze rukten zijn tong uit. Maar ook zonder tong bleef Eusebius met heldere stem het geloof verkondigen. Faustus, een christen die het tafereel gadesloeg, raapte de tong op, verborg hem in zijn mantel en vluchtte ermee weg. Samen met een aantal andere martelaren bekeerde Eusebius in de gevangenis één van de beulen, een cipier en een blinde heidense priester. Uiteindelijk werd Eusebius op keizerlijk bevel gedood door de slagen van een met een loden kogel verzwaarde zweep. Zijn lichaam werd begraven bij de zesde mijlpaal buiten Rome tussen de Via Aurelia en de Via Triumphalis, maar later weer opgegraven. In de 9de eeuw kwamen zijn stoffelijke resten, inclusief de afgesneden tong, op aandringen van keizer Lotharius I terecht bij de abdij van Prüm, gelegen in de Duitse Eifel.

15 : Stad van Eusebius

Arnhem had een eeuwenlange band met Prüm. Het klooster bezat al voor 893 enkele hoeven en een kerk in ‘Arneym’, die aan het klooster belasting moesten betalen. Dat ging eeuwenlang goed totdat in de 15de eeuw de Arnhemse St.-Maartensparochie steeds minder geld afdroeg aan de abdij. De Arnhemse parochianen waren hun parochiekerk ontrouw. De pastoor zag daardoor steeds minder geld binnenkomen. De ontrouwe parochianen bleven wel naar de kerk gaan. Ze konden in de 15de eeuw kiezen uit een breed aanbod van kerken en kapellen. In en rond de stad waren een aantal kloosterordes, gasthuizen en de St.-Janscommanderij gevestigd, met ieder een eigen kerk of kapel. En dan was er nog de St.-Walburgiskerk.


» De hospitaalridders van St.-Jan

Graaf Reinoud I van Gelre had het Walburgiskapittel uit Tiel in de 14de eeuw een stuk grond in Arnhem geschonken waar de kanunniken van het kapittel de St.Walburgiskerk hadden laten bouwen. De twaalf kanunniken waren even daarvoor uit hun kerk in Tiel verjaagd. Anders dan kloosterlingen hadden zij niet de geloftes van het kloosterleven afgelegd. Op hun gedrag viel dan ook nog wel eens wat aan te merken. Dat was ook de reden geweest van hun verhuizing naar Arnhem. De Tielenaren hadden de kanunikken met harde hand de stad uit gejaagd wegens hun onaangepaste gedrag. In Arnhem ontpopten ze zich al snel als rokkenjagers. Het stedelijk gerecht moest er aan te pas komen om de Arnhemse vrouwen te beschermen. De kanunniken moesten beloven zich in de toekomst te gedragen. » Afbeelding 3: De St.-Walburgiskerk in 1742

2

16 : Stad van Eusebius

Ondanks alles gingen de Arnhemmers wel graag ter kerke bij de kanunikken. De pastoor van Arnhems enige parochiekerk, de St.-Maartenkerk, zag het met lede ogen aan. En met hem de abt van Prüm, die steeds minder belasting vanuit Arnhem zijn kant zag uitkomen. In 1422 hadden de Arnhemmers het definitief verbruid. De abt en pastoor wendden zich tot de paus, die daarop een bul liet uitvaardigen waarin de Arnhemmers werden gesommeerd geen ‘vreemde kerken’ meer te bezoeken. Het maakte weinig indruk. De banken in de parochiekerk bleven leeg.

De hospitaalridders van St.-Jan Het Grootmagistraat van de Souvereine Militaire Hospitaal Orde van Sint Jan van Jeruzalem, van Rhodos en van Malta is gevestigd in een paleis aan de Via Condotti 68 te Rome. De katholieke ridderorde is 900 jaar oud maar bestaat nog steeds. Een van de leden is koningin Beatrix, draagster van het Grootkruis van Eer en Devotie. De orde is opgericht

in Jeruzalem ten tijde van de kruistochten in de 12de eeuw. Graaf Otto I van Gelre raakte als kruisvaarder onder de indruk van het werk van de ridderorde. Toen hij uit het Heilige Land terugkeerde, schonk hij de orde een stuk grond in Arnhem. De hospitaalridders stichtten er de Commanderij van St.-Jan en de St.-Janskerk, op de plek die later de naam van de orde meekreeg, het Jansplein. De Commanderij heeft nooit veel ridders ge-

herbergd. In 1495 woonden er vier broeders, een hof- en keldermeester, een kerkdienaar, een kok en een koksmaatje. In 1580 was er nog slechts één broeder over. Na zijn vertrek raakten de gebouwen in verval. De paardenstal deed nog jarenlang dienst als schuilkerk. Pas in 1817 werd het complex, inclusief de kerk, afgebroken. 2: Tekening van de vervallen St.-Janskerk in 1742


3


» ‘Vreemde kerken’

Halverwege de 15de eeuw was naast de St.-Maartenskerk een begin gemaakt met de bouw van een nieuwe, veel grotere kerk die we tegenwoordig kennen als de Grote of Eusebiuskerk. Om de verdwaalde Arnhemse parochianen definitief de weg naar die nieuwe parochiekerk te wijzen besloot de abt van Prüm bovendien, kort na aanvang van de bouw, de tong, schedel en het gebeente van de martelaar Eusebius aan de parochie in Arnhem af te staan. In 1453 liep de stad uit toen de relieken van de Heilige Eusebius in een plechtige processie Arnhem werden binnengedragen. Heiligen waren de popidolen van de 16de eeuw. Tot een heilige kon je je wenden voor het oplossen van je dagelijkse problemen en ze werden bovendien in staat geacht wonderen te verrichten. Curieuze relieken als een vingerkootje, een huidschilfer of een tong maakten ze tastbaar. Eusebius werd dan ook snel populair onder de Arnhemmers. Mogelijk herkenden zij iets van zichzelf in de dwarse martelaar. Zoals de Arnhemmers de pauselijke bul hadden genegeerd, had Eusebius zich niets aangetrokken van de Romeinse keizer. De abt van Prüm kon tevreden zijn. Dankzij de tong van Eusebius keerden de parochianen terug in de St.-Maartenskerk, die al snel omgedoopt werd tot St.-Eusebiuskerk.

4

18 : Stad van Eusebius

De nieuwe St.–Eusebiuskerk werd uiteindelijk voltooid in 1568. Maar in de eeuw dat de kerk was gebouwd en Eusebius de Arnhemmers terug naar hun parochiekerk had geleid, was de tijdsgeest radicaal veranderd. In Nederland was de Reformatie losgebarsten. Protestanten kwamen in opstand tegen de rooms-katholieke Kerk. In 1566 trokken overal in het land woedende protestanten kerkgebouwen in om de heiligenbeelden van hun sokkels te trekken. De Beeldenstorm raasde over Nederland.

3: St.-Walburgiskerk in 1742 ‘Vreemde kerken’ De middeleeuwse stadsbewoners hadden in Arnhem een uitgebreid aanbod aan kerken. Vooral in de 14de en 15de eeuw, toen Arnhem een bloei doormaakte, torenden er steeds meer kerktorens boven de stad uit. Naast de parochiekerk (de St.-Maartenskerk, later Eusebiuskerk) waren er de St.-Walburgiskerk, de St.Janskerk, de Broerenkerk van

de Franciscanen, de gotische St.-Nicolaaskerk van de gelijknamige broederschap en de kapellen van het St.-Peters Gasthuis en het Catharinagasthuis, dat later het Agnietenklooster werd. De kapel van het voormalige klooster bestaat nog steeds: het Waalse kerkje naast het politiebureau aan de Beekstraat. 4: Prent van Arnhem omstreeks 1600, gezien vanaf het zuiden.


» Thomas a Kempis

Aanvankelijk leek de Beeldenstorm aan Arnhem voorbij te gaan. De gloednieuwe Eusebiuskerk - een eeuw lang was er aan gewerkt - leek gespaard te blijven. Tot in 1579 een groep katholieken hun zenuwen niet in bedwang kon houden. Op 20 juni van dat jaar leidde de Calvinistische predikant Johannes Fontanus een uitvaart in de Eusebiuskerk. De katholieken vreesden dat de protestanten ‘mit dieser begrefnus die bilder tho stormen vurhebbens were’. Ze trokken op in de richting van de kerk. Dankzij ingrijpen van de burgemeester werd die dag een escalatie voorkomen. Om verdere godsdiensttwisten te voorkomen, besloot hij de Eusebius tijdelijk aan de katholieke eredienst te onttrekken. Een groep boze protestanten ging dit niet ver genoeg. Zij trokken op 19 september de kerk binnen. De schade die zij aanrichtten is eeuwen later moeilijk vast te stellen. De vernielde beelden zijn uit de kerk verdwenen zodat we nooit zullen weten hoe de kerk er voor 19 september 1579 uit heeft gezien. De enige getuige die de tand des tijds heeft doorstaan is een muurschildering in het koor. De gezichten van Christus en de omstanders zijn slordig maar effectief weggekerfd.

5

19 : Stad van Eusebius

Inmiddels hadden de protestanten ook de overhand in het bestuur van de stad gekregen. Op aandringen van de grote motor achter de Arnhemse Reformatie, de predikant Fontanus, werden strenge maatregelen genomen die het de katholieken haast onmogelijk maakten om nog in het openbaar katholiek te zijn. Er kwam een verbod op openbare katholieke samenkomsten.Vele priesters vluchtten naar veiliger oorden. De Arnhemmers die katholiek bleven stonden twee eeuwen van onderdrukking te wachten. Ze kregen de status van tweederangsburger. Katholieken kwamen bijeen

Thomas a Kempis Thomas a Kempis (ca. 1380 – 1472) is wat ze tegenwoordig een bestsellerauteur noemen. Hij schreef in de 15de eeuw de ‘Imitatione Christi’, ‘De navolging van Christus’, waarvan wereldwijd meer dan 4000 drukken verschenen zijn. Van 1431 tot 1432 woonde Thomas in Arnhem in het klooster Bethanië waar zijn broer prior was. Thomas was een volgeling van Geert Grote, de

grondlegger van de Moderne Devotie, een beweging die zich afzette tegen misstanden in de katholieke kerk en zich richtte op persoonlijke geloofsbelevenis en praktische levenswijsheid. Geert Grote was ook een bekende in Arnhem. Nadat hij zijn huis in Deventer schonk aan de armen trok hij zich van 1375 tot 1378 terug in het klooster Monnikenhuizen, even buiten Arnhem. Na zijn dood richtten zijn navolgers in Arnhem een

ander klooster op, Mariëndal. Arnhem is dus met recht een centrum van de Moderne Devotie te noemen. Alle drie de kloosters, Bethanië, Mariëndal en Monnikenhuizen, werden na de Reformatie gesloopt op last van het stadsbestuur. 5: Het klooster Mariëndal rond 1700.


op zolderkamers, in schuren en kelders. De tijd van de schuilkerken brak aan. Pas in 1808 zou dat veranderen. Het was Lodewijk Napoleon die de katholieken weer een kerkgebouw teruggaf. Niet de Eusebiuskerk, maar de robuuste St.-Walburgis. In de 19de eeuw zou ze uitgroeien tot de moederkerk van de Arnhemse katholieken. » Geneeskrachtige olie

6

20 : Stad van Eusebius

En de tong van Eusebius? De hoogbejaarde pastoor van de St.-Eusebiuskerk, Jorgen van Prüm, werd kort na de Arnhemse Beeldenstorm in 1583 gedwongen de pastorie van de Eusebius te verlaten. Hij bracht de relieken in veiligheid bij het Agnietenklooster in de buurt van de huidige Beekstraat. De overste van het klooster, zuster Gertrudis, smokkelde ze later de stad uit naar Emmerik in Duitsland. De zilveren reliekbuste met de versteende tong van Eusebius zou na talloze omzwervingen in de 18de eeuw weer in ongeschonden staat in Arnhem opduiken. De band tussen Eusebius en Arnhem had de Reformatie in ieder geval doorstaan.

Geneeskrachtige olie Sint Walburgis is één van de veertien noodhelpers, met name tegen oogklachten en hondenbeten. Zij is patrones van de kraamvrouwen, boeren, veldvruchten en huisdieren. De St.-Walburgisbasiliek ontving in 1947 van de kerk in het Duitse Eichstätt enkele van haar relieken. Walburgis leefde in de 8ste eeuw na Christus en was een nicht van de bekende kerstener van de Friezen, de

in Dokkum vermoorde Bonifatius. Walburgis was abdis van het vrouwenklooster van Heidenheim en beschikte over geneeskrachtige gaven. Toen zij op 25 februari 779 stierf, was haar stoffelijk overschot gewild, waarop besloten werd de keuze over te laten aan de paarden van de lijkwagen. Zij stopten uiteindelijk bij de kerk in Eichstätt. Aan het eind van de 10de eeuw groef men het gebeente in Eichstätt weer op om later in een kleine sarco-

faag opnieuw bijgezet te worden in de crypte van de kerk. Sindsdien druppelt ieder jaar van oktober tot 25 februari, de sterfdag van Walburgis, een heldere vloeistof uit de bodem van de stenen kist. Deze vloeistof, Sint-Walburgisolie genoemd, wordt in schalen opgevangen en gebruikt ter genezing van zieken. In de reliekschrijn in de schatkamer van de St.-Walburgiskerk is een kelkje van de wonderolie zichtbaar. »6


Âť Afbeelding 7: Velperpoort omstreeks 1650

7

Op de avond van 19 juli 1808 had zich daar bij de Velperpoort, om precies te zijn bij het huis van weduwe Hemessen, een gezelschap verzameld bestaande uit burgemeester Van Eck, de wethouders A.W.C. Keyzer en J.C. van Zuylen van Nieveld, de stadssecretarissen J.Thiebout en J.A. Wentholt, en zeven raadsleden, allen gezeten in koetsen. In hun gevolg bevond zich een detachement van de gewapende burgerwacht voorafgegaan door de stadssuppoosten met ongedekte hoofden. Vanaf de Velperpoort tot aan het Walburgisplein hadden inwoners van Arnhem zich langs de weg verzameld in

7: De Velperpoort te Arnhem omstreeks 1650.

2. LODEWIJK NAPOLEON IN ARNHEM

Velperpoort is nu een treinstation, vroeger was het een van de toegangspoorten tot de vestingstad Arnhem. Waar nu de singels lopen lag vroeger de stadswal. De Velperpoort lag ter hoogte van het huidige Velperplein. Het was een dubbele poort, in weerbare staat opgetrokken en door lange, donkere gangen verbonden, die met zware deuren afgesloten konden worden. De binnenpoort werd in 1792 afgebroken maar de buitenpoort deed tot het begin van de 19de eeuw nog steeds dienst als entree van de stad.


afwachting van wat er komen ging. De drukte op de avond van de 19de had alles te maken met het aangekondigde bezoek op 20 juli van Lodewijk Napoleon, koning van Holland, aan Arnhem. Om niets aan het toeval over te laten had het gemeentebestuur besloten al op de avond van de 19de de koning bij de Velperpoort op te wachten. Het bezoek van de koning hield de stad al dagen bezig. Lodewijk Napoleon mocht dan door zijn eigen broer, de Franse keizer Napoleon Bonaparte, op de troon zijn gezet, hij had in korte tijd populariteit onder het volk verworven dankzij zijn voortvarende optreden tijdens een aantal tournees door het land. Over kwesties die hem in den lande voorgelegd werden nam hij vaak dezelfde dag nog een Koninklijk Besluit. Het koninklijke bezoek was voor Arnhem en zijn inwoners het aangewezen moment om lang gekoesterde wensen in vervulling te laten gaan. De verwachtingen bij het gezelschap hoogwaardigheidsbekleders en het verzamelde volk aan de voet van de Velperpoort waren dan ook hooggespannen. » Lodewijk de Goede

8

22 : Lodewijk Napoleon in Arnhem

Het geduld van de wachtenden werd aardig op de proef gesteld. Nadat tot drie uur in de nacht tevergeefs gewacht was, besloot het gemeentebestuur naar huis te gaan. Aan het eind van de middag van de 20ste stond het gezelschap net weer bij de Velperpoort toen de koninklijke stoet dan eindelijk zijn opwachting maakte. De koning en zijn gevolg moeten een diepe indruk gemaakt hebben op de bevolking van Arnhem. Lodewijk miste wellicht de stoere uitstraling van zijn broer, qua uiterlijk vertoon deed hij nauwelijks voor hem onder. Lodewijk had net als Bonaparte een

Lodewijk de Goede Lodewijk Napoleon was de eerste koning van Nederland. Zijn bijnaam was Lodewijk de Goede. Hij zette zich meer in voor de Nederlandse belangen dan zijn broer wenselijk achtte. In 1810 onttroonde de keizer zijn broer. ‘Lodewijk heeft een heldere geest en is niet onaardig, maar een man met zijn karakter kan veel stommiteiten uithalen en veel schade toebrengen’, schreef

de keizer later in zijn memoires over zijn broer Lodewijk. Na zijn aftreden als koning van Holland leefde Lodewijk Napoleon in ballingschap in Bohemen en Italië. Zijn zoon werd later keizer van Frankrijk, Napoleon III. 8: Lodewijk de Goede


voorkeur voor het dragen van imposante, strakgesneden uniformen en liet zich graag omringen door de monarchale pracht en praal die volgens hem bij het koningschap hoorden. Toen de koninklijke stoet halt hield aan de voet van de Velperpoort, begaf burgemeester Van Eck zich naar voren en plaatste zich naast het rechter portier van de koninklijke koets. Secretaris Thiebout ging naast hem staan met een fluwelen met goud gegalonneerd kussen waarop de gouden sleutels van de stad lagen. Een toespraak van de burgemeester volgde, de sleutels werden aan de koning overhandigd en onder het gejuich van de samengestroomde menigte reed de koning de stad binnen. Hij begaf zich naar het huis van burgemeester Van Eck, op de hoek van het St.-Walburgisplein, alwaar de koning tijdelijk zijn intrek nam. Na lang wachten was de koning nu dan eindelijk in Arnhem gearriveerd. » Promotie voor jonge wethouder

Promotie voor jonge wethouder Een van de wethouders ten tijde van het bezoek van Lodewijk Napoleon was de katholieke baron Alexander van Hugenpoth tot Aerdt. De jonge Van Hugenpoth tot Aerdt moet indruk hebben gemaakt op de koning want in 1809 stelde Lodewijk hem aan als minister van Justitie en Politie. Met zijn 29 jaar was hij de jongste minister

ooit. Na een aantal hoge rechterlijke functies vervuld te hebben, werd hij in 1838 Eerste Kamerlid. Hij verzette zich in 1848 tegen de liberale Grondwet. 9: Alexander van Hugenpoth tot Aerdt

23 : Lodewijk Napoleon in Arnhem

9

Tijdens zijn tweedaagse verblijf in de stad maakte Lodewijk zijn naam als besluitvaardig vorst waar. Hij had oog voor de wensen van het stadsbestuur maar vergat ook de Arnhemse burgers niet. Bij een bezoek aan het instituut voor ‘teeken- en bouwkunde’ bespeurde Lodewijk ‘eenigen toeleg tot deze kunsten’ bij twee leerlingen van de school die hij direct aanwees om hun studie in Parijs te voltooien, ‘ten einde in dit land, weleer de wieg en bakermat der kunsten, den waren smaak daarvoor weder op te wekken.’ De koning maakte kennis met de oudste inwoner van Arnhem, de 108-jarige Matthijs Rademaker, die hij ter plekke een bedrag van 200 gulden en een jaarlijks staatspensioen van 400 gulden toezegde. Een besluit van


historisch belang voor de stad Arnhem was dat tot het ontmantelen van de vestingwerken. Arnhem zou voortaan ‘als geene plaats van oorlog of vesting worden beschouwd.’ De weg voor latere stadsuitbreiding en de voor Arnhem zo kenmerkende singels was daarmee vrijgemaakt. Vanzelfsprekend waren ook de verwachtingen onder het rooms-katholieke volksdeel te Arnhem hooggespannen. Aan hun status van tweederangsburger was na de Bataafse Revolutie van 1795 formeel een einde gekomen met de instelling van de godsdienstvrijheid. In het dagelijks leven was daar echter nog nauwelijks wat van te merken. In 1808 hadden de Arnhemse katholieken ondanks de godsdienstvrijheid nog steeds niets in de melk te brokkelen. Bij gebrek aan rooms-katholieke vertegenwoordigers in de bestuurlijke elite van de stad, was het bezoek van Lodewijk des te meer het moment om de katholieke wensen in vervulling te laten gaan. » ‘Beweeging te Arnhem’

10

24 : Lodewijk Napoleon in Arnhem

De belangrijkste kwestie voor de Arnhemse katholieken was die van de herverdeling van de kerkgebouwen. Tijdens de Reformatie waren zij alle kerkgebouwen in Arnhem aan de protestanten of het stadsbestuur kwijtgeraakt. Sommigen waren zelfs gesloopt. In 1808 beschikten ze slechts over twee kleine schuilkerkjes. De Staatsregeling van 1798, die de kerkelijke goederen op eerlijke wijze had moeten herverdelen, had niet geholpen. Het Arnhemse stadsbestuur had weinig ondernomen om tot een eerlijke herverdeling te komen. Geen van de kerken die de rooms-katholieken tijdens de Reformatie waren kwijtgeraakt keerde terug in hun bezit.

‘Beweeging te Arnhem’ De herbergier Limphers in de Roggestraat bij de Velperpoort schiet met een pistool op de oranjegezinde soldaten die hem op 12 maart 1787 aanvallen. Aan het einde van de 18de eeuw stonden de Oranjegezinden tegenover de Fransgezinde patriotten, onder wie veel katholieken. Tijdens de Bataafse Revolutie in 1795 zegevierden de patriotten uiteindelijk. Kort daarna

werd de godsdienstvrijheid ingevoerd. In 1806 maakte Napoleon een einde aan de Bataafse Republiek. Hij maakte er een koninkrijk van met zijn broer Lodewijk aan het hoofd. 10: Prent Beweeging te Arnhem


Dat huisvesting een serieus probleem was voor de rooms-katholieken blijkt ook uit de volkstelling van 1795. Die had uitgewezen dat Arnhem 2.634 roomskatholieken telde, een derde van de bevolking. Dat stond in geen verhouding met de beperkte ruimte die de twee schuilkerken boden. De twee staties waren klein en oud en als kerkgebouw niet herkenbaar. De St.-Jansstatie was sinds 1622 gevestigd in de voormalige paardenstal van de St.-Janscommanderij, op de plek van de huidige koepelkerk op het Jansplein. De statie was jarenlang door het stadsbestuur gedoogd zolang van buiten niet zichtbaar was dat het een kerk betrof. Een tweede schuilkerk werd vermoedelijk aan het begin van de 18de eeuw opgericht door Jezuïeten in de Varkensstraat. Hier keerde de zilveren buste van Eusebius weer terug die tijdens de woelige dagen van de Arnhemse Beeldenstorm de stad was uitgesmokkeld door zuster Gertrudis. De schuilkerk kreeg al snel de naam St.-Eusebiusstatie. Op de plek van de schuilkerk staat nu een discotheek en een poolcafé. In de 18de eeuw was het een van de weinige plekken in Arnhem waar katholieken achter gesloten deuren hun geloof konden uitoefenen. Maar de huisvesting was primitief, krap en miste de uitstraling van een kerkgebouw. » Eusebiusstatie gedoogd

De herverdeling van de Arnhemse kerken was voor de rooms-katholieken dus een kwestie die wel wat koninklijke daadkracht kon gebruiken.

11

25 : Lodewijk Napoleon in Arnhem

Op de tweede dag van zijn bezoek begon Lodewijk met het te paard bezichtigen van de vestingwerken van de stad. Daarna bracht hij een bezoek aan de Grote Kerk waar hij het praalgraf van hertog Karel van Gelre bezichtigde. Het volgende

Eusebiusstatie gedoogd De gedoogde status van de twee staties was wel te danken aan het vele geld dat de katholieken daarvoor aan het lokale gezag afstonden. Het omkopen van overheidspersoneel door katholieken was in heel Nederland gebruikelijk. Aan het einde van de 18de eeuw werd de Eusebiusstatie met goedkeuring van het stadsbestuur uitgebreid. Maar dat het stadsbestuur nog

steeds weinig op had met het katholieke volksdeel bleek in 1794. De Eusebiusstatie werd aangewezen als lazaret voor de Engelse troepen die tijdelijk in Arnhem gevestigd waren om aanvallen van de Fransen af te slaan. Pastoor Roes schreef later in zijn kerkeboek: ‘Na het overgaan van de stad aan de Franschen gevaagt uit de kerk de vuiligheid die door het Engelsche lazaret, dat zeedert 10 november 1794 daarin op ordre van de Magis-

traat heeft moeten zijn, daarin gebragt was.’ 11: Eén van de weinige foto’s van de Eusebiusstatie uit de Gelderlander van 18 mei 1933.


programmaonderdeel was opmerkelijk: een bezoek aan de rooms-katholieke St.-Jansstatie in de voormalige paardenstal van de St.-Janscommanderij. Het krappe onderkomen van de katholieken was nu niet bepaald een plek van koninklijke allure. Lodewijk, zelf van katholieke huize, hield zich echter al langer bezig met de huisvestingproblemen van de rooms-katholieken in zijn koninkrijk. Bij het bezoek aan de krappe St.-Jansstatie zal hem het huisvestingsprobleem van de Arnhemse katholieken in één oogopslag duidelijk geworden zijn. Het viel de koning inderdaad gelijk op dat het gebouw zeer klein was en in slechte staat verkeerde. Hij liet dan ook direct een decreet opstellen: Lodewijk Napoléon, door de gratie Gods en de Constitutie des Koninkrijks, Koning van Holland, Connétable van Frankrijk Hebben gedecreteerd en decreteren als volgt Artikel 1. De voormelde collegiale kerk van St.-Walburgen is in volle eigendom overgegeven aan de Rooms-Katholieke gemeente te Arnhem. Artikel 2. Onze Minister van Eeredienst zal ons eene voordracht doen, om de noodige fondsen zoo tot in orde brengen als onderhouden derzelve te vinden.

26 : Lodewijk Napoleon in Arnhem

Per koninklijk decreet gaf Lodewijk Napoleon de St.-Walburgiskerk dus terug aan de rooms-katholieken. Ook de hoge restauratiekosten nam de koning voor zijn rekening. Hij had, verblijvend in het huis van burgemeester Van Eck, vrij uitzicht op de kerk en had zo met eigen ogen kunnen vaststellen dat het gebouw in slechte staat verkeerde. De St.-Walburgiskerk was in 1614 ingericht als wapenarsenaal. Later waren ook nog het schip en de zijbeuken door houten zolders in drie verdiepingen


verdeeld zodat de kerk dienst kon doen als militaire gevangenis. Dat had zo zijn sporen nagelaten op het gebouw. Om de voormalige kerk weer te herstellen, zegde Lodewijk een bedrag van 16.250 gulden toe. Nadat Lodewijk onder enthousiast gejuich van de bevolking de stad weer verlaten had, duurde het toch nog vier jaar voordat in de St.-Walburgis een heilige mis kon worden opgedragen. Joannes Pruyn, priester van de St.-Jansstatie, nam in 1812 plechtig bezit van de St.-Walburgiskerk. Aan de periode van de schuilkerk kwam nu definitief een einde. In 1817 werd het kerkje van de St.-Jansstatie dan ook gesloopt. De voormalige Eusebiusstatie bleef als bijkerk behouden. » ‘Doet open!’

Nu de rooms-katholieken met de St.-Walburgiskerk weer over een echte kerk beschikten leek sinds de Reformatie weer veel ten goede gekeerd. Toch zou het nog meer dan een eeuw duren voordat de rooms-katholieken hun achterstand op bestuurlijk en maatschappelijk vlak weer hadden ingelopen. In de tweede helft van de 19de eeuw was het de deken Theodorus Brouwer die zich ontpopte als de voorvechter van de Arnhemse rooms-katholieken. Met zijn charisma en organisatorische vermogens raakte de emancipatie van de Arnhemse katholieken in een stroomversnelling.

12

27 : Lodewijk Napoleon in Arnhem

De St.-Walburgiskerk, gift van Lodewijk Napoleon aan de Arnhemse katholieken, groeide uit tot de moederkerk van de Arnhemse rooms-katholieken met deken Brouwer als vader.

‘Doet open!’ Een eeuwenoud katholiek ritueel is de kerkconsecratie, het inwijden van een kerkgebouw. Voordat hij de kerk betreedt, loopt de bisschop driemaal om het gebouw heen om de muren met wijwater te zegenen. Daarna klopt hij met de bisschopsstaf drie keer op de kerkdeur, roept ‘Doet open’ en signeert de drempel met het kruisteken. Eenmaal binnen volgt een reeks van han-

delingen, afgesloten met een eucharistieviering. De St.Walburgiskerk is in haar lange bestaan vier keer ingewijd. De eerste keer na de bouw van de kerk in 1432. Ruim vijftig jaar later volgde de tweede consecratie nadat in de kerk de priester Arend van Deventer was vermoord. Toen koning Lodewijk Napoleon de kerk in 1808 teruggaf en de kerk vier jaar later weer was opgeknapt kon priester Joannes Pruyn de kerk voor de derde keer inwij-

den. In de 20ste eeuw werd de kerk grotendeels verwoest tijdens de slag om Arnhem. Na de wederopbouw consacreerde Aartsbisschop Alfrink de gerestaureerde kerk op 28 november 1951 voor de vierde keer. 12: De St.-Walburgiskerk als arsenaal in 1737. Goed te zien is hoe in één van de zijbeuken verdiepingen en een toegangspoort zijn aangebracht. (kleurenfoto zie pagina 2)


3. HET VETTE DER AARDE

‘Reeds deze strekking van den Utrechtschen weg doet ons hier treffende natuurtooneelen verwachten: uitzigten op den voorbijstroomenden Rijn, van den top der hoogten; in de laagte, het bevallig aanzien van vruchtbare akkers en boomrijke dreven: zonder het stoute en verhevene, zonder de ontzetting en huivering van Zwitserland en Italië; al het zachte en aanminnige van het lachend gelaat der ongelijke gronden.’

Zo beschrijft uitgever Isaac Anne Nijhoff de heuvels rond Arnhem en het weidse uitzicht over de Betuwe in zijn reisgids Arnhem en zijne omstreken uit 1854. Het Arnhem van Nijhoff is het Arnhem van de liberalen, de welgestelden. Dankzij haar mooie ligging was Arnhem in het midden van de 19de eeuw een populaire vestigingsplaats voor de hogere klassen. Als bestuurlijk centrum van Gelderland trok de stad bestuurders, ambtenaren, officieren en juristen aan. Het stadsbestuur deed bovendien veel om welgestelden te lokken. De verfraaiing van de stad stond hoog op de politieke agenda. Op de plek van de ontmantelde stadswallen werd in 1820 een stadswandeling aangelegd, waar de rijken graag een rondje liepen. Met het plan-Heuvelink werd in 1853 ruimte gemaakt voor de bouw van statige witte villa’s langs de singels. Nijhoff had gelijk. Arnhem was een mooie stad.


» Stofwolken boven de Walburgis

In hetzelfde jaar dat de wandelgids van Nijhoff uitkwam, bracht de Nijmeegse uitgeverij Langendam een brochure uit met als titel Arnhem in 1855, naar waarheid geschetst. De verontrustende ondertitel luidde: Er is een tijd van zwijgen, maar er is ook een tijd van spreken. De auteur hanteerde het pseudoniem ‘Een Katholiek Nederlander’. Op de eerste pagina van het pamflet prijst de auteur Nijhoffs reisgids: ‘De bekwame schrijver daarvan, leidt de vreemdelingen als bij de hand door de stad, om hun het merkwaardige aldaar aanwezig aan te toonen, en maakt hen opmerkzaam op verschillende punten daarbuiten, waar natuur en kunst de treffendste tooneelen ter beschouwing aanbieden.’ Maar op pagina twee verandert de ‘Katholieke Nederlander’ ineens van toon: ‘Niet al te haastig! Het werkje is onvolledig: de aanvulling is allernoodzakelijkst: een ieder behoort met kennis van zaken kunnen te werk te gaan. Er bestaat een stoffelijke schoonheid, welke den mensch in verrukking brengt; maar ook zedelijke schoonheid, die voor den braven man van veel meer waarde is.

13

29 : Het vette der Aarde

Eene stad, waar de eene helft der bevolking onophoudelijk op onderdrukking van de andere helft uit is, kan met hare voorttreffelijke ligging geene algemeene overeenstemming te weeg brengen, hare inwoning niet aan anderen aanbevelen, op geen kortstondig bezoek zelfs met eenigen grond aandringen.

Stofwolken boven de Walburgis
 Op 8 november 1854 werd Arnhem opgeschrikt door een bulderend geraas. Stofwolken trokken op boven de St.-Walburgiskerk. Nadat het stof was weggetrokken bleek de noordertoren nog slechts op twee buitenmuren te balanceren. De twee andere muren waren ingestort. De brokstukken hadden een gedeelte van het dak van de

kerk en het oude orgel weggeslagen. Tijdens restauratiewerkzaamheden waren oude zolderingen weggebroken en vervangen door nieuwe gewelven maar daarbij was niet voldoende rekening gehouden met de ondersteuning van de noordertoren die als gevolg daarvan gedeeltelijk bezweek. Met geld van het rijk en nieuwe giften van parochianen werd onder leiding van rijksarchitect Molkenboer binnen een half jaar de kerk weer

hersteld. Als kroon op het werk bracht een commissie van ‘vier jonge heeren’ geld bijeen voor de aankoop van de preekstoel van de bekende architect van het Rijksmuseum in Amsterdam, P.J.H. Cuypers, die op de wereldtentoonstelling in Parijs in 1855 nog in de prijzen was gevallen. 13: St.-Walburgiskerk (kleurenfoto zie pagina 5)


Hetzelfde Arnhem, dat zich op de oppervlakte aan aller oogen zoo schoon voordoet, heeft eene keerzijde, welke bij den eersten opslag de afzigtelijkste kleuren aan de ontzetting aanbiedt.’ De ‘Katholieke Nederlander’ geeft een radicaal ander beeld van het schone Arnhem dan Nijhoff. Hij schetst het beeld van de ondergeschikte maatschappelijke positie van de Arnhemse katholieken. Waar Nijhoff spreekt over het lachend gelaat der ongelijke gronden, daar spreekt de anonieme auteur over een ‘ongeneesbare wond’ die met het mes uitgesneden moet worden. Op hoogdravende toon lezen we op de laatste pagina van het pamflet: ‘Arnhem is niet beter te vergelijken, dan bij eene prachtige grafstede, welke van buiten schoon en luisterrijk, maar van binnen met doodsbeenderen vervuld is.’ Het pamflet van de anonieme schrijver is een vlammend betoog tegen de achterstelling van de rooms-katholieken in Arnhem. De auteur houdt het niet alleen bij grote woorden maar levert ook bewijs aan voor de uitsluiting van de katholieken.Van burgemeester tot de torenwachters loopt hij de belangrijkste maatschappelijke functies in Arnhem langs om uiteindelijk te concluderen dat de katholieken nauwelijks vertegenwoordigd zijn.Van de 180 ambten werden er negen uitgeoefend door een katholiek. ‘Het vette der aarde was, is en blijft voor de protestanten bestemd; de Katholieken worden met ledige handen weggezonden’, concludeert de schrijver.

30 : Het vette der Aarde

» Epidemieën en kindersterfte

Epidemieën en kindersterfte De omstandigheden waaronder de armen in Arnhem woonden waren tot diep in de 20ste eeuw erbarmelijk. Achter de façade van luxe villa’s en herenhuizen lagen de verkrotte woningen van de armen. De Langstraat was berucht. Hele gezinnen woonden er in te kleine en onbewoonbaar verklaarde huizen. Sanitaire voorzieningen werden met de

hele straat gedeeld. Zo nu en dan braken er epidemieën uit. Ook de armen van Klarendal hadden het moeilijk. Pastoor Snelders somt in een boekje ter gelegenheid van het 60-jarig bestaan van de St.-Jansparochie de ontstellende statistieken op van de kindersterfte in zijn parochie rond het jaar 1900. Onder de 120 sterfgevallen per jaar bevonden zich gemiddeld 75 kinderen van 7 jaar en jonger. In 1901 was het aantal uitzonderlijk hoog:

102 overleden kinderen op een totaal van 146 sterfgevallen.


Inderdaad telde de katholieke bevolkingsgroep in Arnhem in het midden van de 19de eeuw verhoudingsgewijs weinig kiesgerechtigden, weinig vermogenden en veel armen. Het was de 19de-eeuwse klassenmaatschappij die het de katholieken onmogelijk maakte hogerop te komen. Het was iets waar de katholieken zich bij neerlegden. Vanaf de 16de eeuw hadden zij zich aangeleerd om hun geloof stil te houden. Kinderen kregen van jongs af aan meegegeven dat zij geen aanstoot mochten geven door het katholieke geloof uit te dragen. Halverwege de 19de eeuw was in die houding nog weinig veranderd. Het verklaart waarom de ‘Katholieke Nederlander’ zo fel van leer trekt. Niet alleen maakte hij zich boos over de achterstelling van de katholieken, ook trachtte hij diezelfde katholieken wakker te schudden. Het gezwollen taalgebruik was misschien wel veel meer voor katholieke oren bestemd dan voor de liberalen. De grote vraag is nu wie achter het pseudoniem van Een Katholiek Nederlander schuil ging. Het is de even fraaie als scherpe schrijfstijl die hem verraadt. Onder de Arnhemse katholieken was er maar één die zo schrijven kon: de Arnhemse deken Theodorus Brouwer. Hij stond in den lande bekend als groot redenaar en schrijver. Hij had in 1853 reeds vele publicaties op zijn naam staan. Eind jaren veertig was hem nog het ambt van hoogleraar aan de universiteit van Leuven aangeboden. Hij was er niet op ingegaan. Na kapelaan in Duiven en pastoor in Pannerden geweest te zijn, was hij in 1848 aangesteld als pastoor in Arnhem om bij het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie in 1853 als eerste deken van Arnhem aangesteld te worden. » Schoolstrijd in Arnhem

Schoolstrijd in Arnhem Halverwege de 19de eeuw was in Arnhem een schoolstrijd gaande. De katholieken wilden eigen scholen maar het stadsbestuur lag dwars. In 1855 liepen de gemoederen hoog op tijdens de affaire Van der Bach. Mejuffrouw Van der Bach had bij het gemeentebestuur een aanvraag ingediend voor ‘een katholieke school der tweede klasse voor jonge juffrouwen uit de gegoede burgerstand’.

De aanvraag werd afgewezen. Pas nadat Provinciale Staten de gemeente op haar vingers tikten, stond de gemeente de vestiging van de school toe. Vele katholieke scholen zouden volgen. 14: De St.-Aloysiusschool bestaat niet meer, maar het monumentale pand aan de Weverstraat staat er nog steeds. 15: Deken Theodorus Brouwer (1811 – 1873)

31 : Het vette der Aarde

15

14

» Afbeelding 15: Deken Brouwer


Brouwer had zijn naam als polemisch schrijver al eerder doen gelden in Arnhem. Hij was nog kapelaan te Duiven toen in 1842 de hervormde predikant Iterson in de Eusebiuskerk de Reformatie herdacht met een leerrede die, hoewel droog van stof, toch de nodige antipaapse sentimenten bevatte. De Roomsen konden de leerrede van Iterson niet over hun kant laten gaan. Het verhaal wil dat op de avond dat pastoor Willemsen en de kapelaans van de St.-Walburgiskerk in de pastorie bijeen zaten om zich te beraden op het verweerschrift dat zij wilden opstellen, de bel ging en kapelaan Theodorus Brouwer uit Duiven ten tonele verscheen met een kant en klaar verweerschrift onder de arm. Het diende als basis voor het verweerschrift dat kort daarna als brochure werd uitgegeven: Een woord over kerk en kerkhervorming, of de Katholijke Kerk, gezuiverd van den blaam, haar aangewreven, door den predikant F.H.G. van Iterson.

16

32 : Het vette der Aarde

In Arnhem naar waarheid geschetst nam Brouwer niet de protestanten maar vooral de liberale bestuurselite op de korrel. Die zat in Arnhem stevig in het zadel. Dat had alles te maken met het stemrecht. Dat kreeg je pas als je voldoende belasting inbracht met als gevolg dat het welgestelde deel van de Arnhemmers mocht stemmen en de gewone man feitelijk niets in te brengen had. Zodoende had slechts één op de elf Arnhemmers stemrecht. Daarnaast was er een grote continuïteit in het raadslidmaatschap. In de liberale politieke cultuur in Arnhem bestond de erecode dat aftredende raadsleden automatisch weer verkiesbaar moesten worden gesteld. Sommige raadsleden waren meer dan 25 jaar actief. Arnhem kende echte raadsgeslachten. Families als Scheidius, André de la Porte, Elias en Van Tuyll van Serooskerken brachten meerdere generaties politici voort. Het was deze liberale elite die de maatschappelijke posities die Brouwer claimde decennia lang bezet hielden.


In zijn geschriften drijft Brouwer regelmatig de spot met zijn liberale stadsgenoten. Zo ook met hun levensstijl. ‘Zie onze wereldburgers - om 9-10 uur is het reeds dag! Dan, welk zorg voor de kleding? Nu een vorstelijk ontbijt, uitgegaan, gewandeld, zich zelven nog eens bewonderd, gedraaid, gespiegeld, gedineerd, naar ‘t concert, naar ‘t bal, of naar de comedie, of voor heeren naar de sociëteit of…en, is eens tijd overig, dan dien gedood, gelijk de opiumrokers te China, met romans te lezen.’ » Afbeelding 16: Huwelijksfoto

Brouwer ging uitgekiend te werk in het vormen van de katholieke identiteit. In 1863 kocht de parochie het grote aristocratische huis van wijlen wethouder Böthlingh, gelegen naast de oude pastorie aan het Walburgisplein om daar het gesticht Insula Dei te vestigen. Deken Brouwer had welbewust gekozen voor deze naam. In zijn feestrede ter gelegenheid van de opening van het gesticht sprak Brouwer over de middeleeuwen, de tijd van voor de Reformatie. Over de graaf Reinaldus II en zijn ‘hooggeschatte’ zuster Maria die in 1306 een hospitaal oprichtten dat zij Insula Dei noemden, maar door de ‘vernielende reformatiekoorts’ vernietigd was. Maar nu, zo sprak Brouwer, zou in de tuin van Reinald en Maria ‘wederom een gesticht herrijzen met de naam Insula Dei’. Het gesticht moest de katholieken en niet-katholieken er weer aan herinneren dat Arnhem ooit een katholieke stad was.

16: Bijzondere huwelijksfoto uit 1897. Gerardus Fransiscus Bomers was eigenaar van Magazijn de Kroon, later KOFA, aan de Hommelstraat. Zijn eerste vrouw was in het kraambed overleden. Volgens de traditie droeg zijn tweede vrouw, Maria Elisabeth Anna van der Wielen, tijdens de bruiloft daarom een zwarte bruidsjurk. 17: Insula Dei aan het Walburgisplein

Insula Dei Bij een bezoek van aartsbisschop J. Zwijsen aan deken Brouwer op een septembermiddag in 1861 keken beide geestelijken vanuit de pastorie van de St.-Walburgiskerk over de horretjes van het raam over het Walburgisplein uit. De aartsbisschop wees op het statige patriciërshuis van notaris Böthling aan de overkant van de pastorie. ‘Deken, dat huis daar moet ge zien

te koopen voor de zusters. Als ge er toe overgaat, geef ik aanstonds 1000 gulden.’ Brouwer ontvouwde daarop zijn plannen die het idee van de aartsbisschop ver te boven gingen. Niet alleen het pand van de notaris wilde Brouwer hebben, er moest een complex verrijzen dat plaats bood aan de weesmeisjes van de Zusters van Liefde, de weesjongens die gehuisvest waren in de voormalige pastorie naast het pand van Böthling

33 : Het vette der Aarde

17

» Insula Dei


Met zijn geschriften legde Brouwer uiteindelijk de basis voor de brede katholieke beweging die zich in de 20ste eeuw zou gaan vormen. In de volgende hoofdstukken zullen we zien hoe het katholieke verenigingsleven, de armenzorg maar ook de uitbreiding van het aantal parochies allemaal voortkomen uit de fundamenten die Brouwer als eerste deken van Arnhem legde. De eerlijke vertegenwoordiging van de katholieken in het stadsbestuur liet echter lang op zich wachten. Pas op de vleugels van de brede katholieke beweging en de invoering van het algemeen kiesrecht kregen de katholieken met de verkiezingen in 1920 houvast in de Arnhemse raad. De waarde van Brouwer als emancipator van de Arnhemse katholieken bleek toen hij in 1873 overleed. De katholieke Kerkelijke Courant schreef over de begrafenis: ‘Statig bewoog zich de treurstoet door de St.-Walburgisstraat, door de Koningstraat en vervolgens door de Roggestraat naar de tamelijk veraf gelegen begraafplaats op den Hommelschen weg, te midden eener dichte haag van duizenden en duizenden belangstellende toeschouwers die het Walburgisplein geheel ingenomen hadden, aan beide zijden de straten en wegen bezetten en zich later als een stroom van menschen op de begraafplaats uitstortten.’ Het zou Brouwer tevreden hebben gestemd. De straten van Arnhem waren voor één dag weer van de katholieken geweest.

20

34 : Het vette der Aarde

» Afbeelding 20: Zondagse hoogmis

en er zou een plek moeten komen voor ouden van dagen. De aartsbisschop zegde zijn 1000 gulden direct toe. In de weken daarna ging Brouwer voortvarend te werk. Hij deed een beroep op zijn parochianen en de giften stroomden binnen. Kort daarna werd begonnen met de aankoop en bouw van het complex. Nog geen twee jaar later, op 5 mei 1863, doopte Brouwer het complex om tot Insula Dei. Naast het notarishuis was

een vleugel verrezen, langs de Walstraat was een kapel en het jongenshuis gebouwd, langs de Beekstraat het huis voor de weesmeisjes. Het complex aan het Walburgisplein is in de Tweede Wereldoorlog volledig verwoest. De binnenstad is daarna verruild voor het 14 hectare grote landgoed Rennen Enk aan de Velperweg. Het gesticht voor wezen en ouden van dagen is nu een woonzorgcentrum voor ouderen, die er ongeacht hun

levensovertuiging terecht kunnen. Wel bestaat nog steeds een deel van de bewoners uit kloosterzusters.
 18: De eetzaal voor oude mannen. (foto rechtsboven) 19: De speelzaal voor kleine weesjes. (foto rechtsonder) 20: Drukte na de zondagse hoogmis op het vooroorlogse Walburgisplein.


19

18


4. ‘WIE ZAL BIJ MACHTE ZIJN, DE HEER EEN WAARDIG HUIS TE BOUWEN?’

In het archief van parochie De Wijngaard bevindt zich een handgetekende kaart van Arnhem van voor de oorlog waarin met rode lijnen de parochiegrenzen staan aangegeven. Aan het trekken van de rode lijnen is waarschijnlijk dagenlang van discussie vooraf gegaan. De pastoors van de verschillende Arnhemse parochies zullen ieder hebben getracht een zo groot mogelijk deel van Arnhem in hun parochie onder te brengen. De loop van de parochiegrenzen leidde keer op keer weer tot onderlinge irritaties.

Dat begon al met de komst van de tweede Arnhemse parochie in 1858. De Eusebiusparochie verliet de statie aan de Varkensstraat en nam haar intrek in de nieuwe St.-Eusebiuskerk aan het Nieuwe Plein. De ijverige bouwpastoor J. van Basten Batenburg had uit eigen zak meebetaald om de financiering rond te krijgen. Deken Brouwer was minder te spreken over de nieuwe kerk. Hij had liever een parochiekerk gezien in de buurt van de nieuwe arbeiderswijk Klarendal want de zielzorg van de Klarendallers schoot in zijn ogen ernstig te kort. Al in 1855 schreef hij aartsbisschop Zwijsen dat Klarendal behoefte had aan een pastoor ‘die te midden van de opeengehoopte massa leeft, die de kinderen leert


en bijeenhoudt, die de huisgezinnen nagaat en zich daar beweegt.’ Bovendien kon Brouwers eigen St.-Walburgiskerk het aantal parochianen nauwelijks meer aan. De dekenale kerk werd zo intensief gebruikt dat er in de zijbeuken tribunes waren geplaatst om het aantal zitplaatsen te vergroten. Dat Brouwer pas in 1869 serieus werk kon maken van de oprichting van de St.-Martinuskerk weet hij aan bouwpastoor Van Basten Batenburg. ‘Indien de heer B. niet zoveel schulden had gemaakt, zodat hij zijn jaarlijkse bedelarij nog voortzet, dan ware ik reeds in Klarendal begonnen’ schreef hij in een brief aan de aartsbisschop. » Afbeelding 21: St.-Eusebiuskerk

Brouwer en Van Basten Batenburg vonden navolging. Aan het einde van de 19de eeuw en het begin van de 20ste eeuw verrezen overal in Arnhem rooms-katholieke kerken. Na de nieuwe St.-Eusebiuskerk volgde in 1875 de door Brouwer gewenste St.-Martinuskerk. Toen na 15 jaar bleek dat ook de St.-Martinuskerk de groei van het aantal katholieken niet aankon, werd nog voor de eeuwwisseling aan de rand van Klarendal de St.-Janskerk gebouwd. Over de plek van de St.-Jan was zorgvuldig nagedacht. Niet alleen moest de kerk genoeg parochianen kunnen bedienen, voor een gezonde financiële huishouding was het noodzakelijk om voldoende welgestelden binnen de parochiegrenzen te hebben wonen. De St.-Jan verrees daarom op de rand van Klarendal zodat ook de welgestelden aan de Velperweg binnen de grenzen van de parochie vielen.

21: Prentbriefkaart van de St.Eusebiuskerk aan het Nieuwe Plein van voor de oorlog.

37 : ‘Wie zal bij machte zijn…’

21

Het trekken van parochiegrenzen bleef ondertussen voortdurend tot onenigheid leiden tussen de pastoors. In 1883 moest de deken van Doesburg er aan te pas


komen om als onpartijdige een beslissing te nemen waar de nieuwe grens tussen de Walburgisparochie en de Martinusparochie getrokken moest worden. Een kleine vijftig jaar later was daarin nog weinig veranderd toen in 1931 ‘t Broek in aanbouw was en bepaald moest worden welke parochie de nieuwe wijk zou bedienen. Pastoor Van Berkel van de St.-Martinuskerk trok fel van leer tegen ‘de landhonger van zijn collega-pastoor van de St.-Walburgis’. Als de grens uiteindelijk in zijn nadeel over de Van de Spieghelstraat en de Statenlaan getrokken wordt, schrijft hij kribbig in het Liber Memoriale: ‘Moge H. Walburg de zielen van dit veroverde eiland met groote ijver ten hemel geleiden.’ » Klompenparochie

22

38 : ‘Wie zal bij machte zijn…’

Voor de bouw van nieuwe kerken waren de pastoors afhankelijk van de vrijgevigheid van een kleine groep gefortuneerde parochianen. Deze groep wierp zich in het tweede deel van de 19de eeuw op als ware filantropen. Ze hoopten hun heil en dat van het nageslacht veilig te stellen. Bij de giften werden daarom voorwaarden gesteld. C. van Lamsweerde stichtte fundaties bij de Walburgis- en Eusebiusparochie om uit de revenuen daarvan in elke kerk eeuwigdurend een stille mis per week te doen lezen met als afkondiging: ‘Wekelijkse dienst voor den hoogedelgeboren heer M. Carel baron van Lamsweerde, lid der ridderschap van Gelderland, en deszelfs ouders.’ De vooraanstaande katholiek C. van Nispen tot Sevenaer liet zijn legaat gepaard gaan met de eis dat binnen drie maanden na zijn overlijden maar liefst 700 missen gecelebreerd moesten worden ten behoeve van zijn zielenheil.

Klompenparochie
 De St.-Martinusparochie had de bijnaam Klompenparochie, verwijzend naar het schoeisel van de veelal arme parochianen. De klompen werden voor het betreden van de kerk in de ruime entree van de St.Martinuskerk achtergelaten. Er stonden ook pruimenrekjes. Daar konden de mannen de pruimen die ze kauwden kwijt voor zolang ze in de kerk zaten. Ze werden regelmatig

omgewisseld door de kinderen uit de straat. 22: In 1934 werd aan de gevel boven de entree ter gelegenheid van het veertigjarig priesterfeest van pastoor Van Berkel een beeld van Christus Koning onthuld. De Steenstraat stond vol met parochianen.


In het begin van de 20ste eeuw nam de invloed van het selecte gezelschap weldoeners af. Katholieke instellingen vergaarden een steeds groter deel van hun inkomsten via openbare leningen en vaste bijdragen van parochianen. En dan was er nog de collecte in de kerk. Drie fluwelen builen met rinkelende belletjes in de kwast gingen van hand tot hand. Erop geborduurd stonden de letters A, K en S die stonden voor de grote noden waarvoor wekelijks offers moesten worden gebracht: Armen, Kerk en School. Een goede pastoor werd geacht zijn parochianen aan te zetten tot ruimhartige giften. Pastoor Van Berkel had een duidelijke visie over de manier waarop de pastoor de financiën en andere ‘tijdelijke zaken’ op orde moest krijgen. In het jubileumboekje ter ere van het 50-jarig jubileum van de St.-Martinuskerk in 1925 roemt hij zijn voorganger. ‘Pastoor Roes nam de teugels in handen en regelde niet alleen de geestelijke, maar ook de tijdelijke zaken zoodanig, dat er soms rimpels verschenen op het voorhoofd der parochianen, die gewoon waren zeer zachtzinnig behandeld te worden als het er op aankwam hun plicht tot het tijdelijk onderhoud der parochiekerk te volbrengen.’Volgens Van Berkel was het niet meer dan de plicht van de parochianen om giften af te staan aan de kerk. En het was de taak van de pastoor zijn discipelen hier streng op aan te spreken.

39 : ‘Wie zal bij machte zijn…’

Pastoor Bos van de St.-Jan ging nog een stap verder. In 1917 vatte hij het plan op om aan de Velperweg een lucratief pension voor welgestelde ouden van dagen op te richten waarvan de winst dan geïnvesteerd kon worden in de wijkverpleging voor de armen in Klarendal. Deken Glaudemans kon Bos ‘in de vlucht van zijn idealen’ niet volgen en meende dat het er bij pastoor Bos slechts om ging om de baas te


kunnen spelen. Desondanks wist Bos toch steun te krijgen van de bisschop. In 1920 opende de statige villa Raaphorst haar deuren als luxueus pension. Dankzij de ondernemingszin van de pastoors was er genoeg geld beschikbaar om in gelijke tred met de Arnhemse stadsuitbreiding overal nieuwe parochies te laten verrijzen zodat in alle wijken van de stad de rooms-katholieken van zielzorg konden worden voorzien. Na de bouw van de nieuwe St.-Eusebiuskerk, de St.-Martinuskerk en de St.-Jan in de 19de eeuw werd er begin 20ste eeuw verder gebouwd met de Onze-Lieve-Vrouwe-kerk in St.-Marten in 1911, de St.-Jozef op de Geitenkamp in 1923 en de Heilig Hartkerk aan de Bakenbergseweg in 1928. In 1948 volgde de St.-Willibrord aan de Oude Velperweg, in 1951 de St.-Paulus in ’t Broek, begin jaren zestig de St.-Nicolaas in Presikhaaf en de Verrijzeniskerk in Alteveer. Samen met de Sacramentskerk (1941) en de Heilige Geestkerk (1955) in Arnhem-Zuid waren halverwege de jaren zestig 13 parochies actief in Arnhem. En het bleef niet bij de bouw van kerken alleen. Rondom het netwerk van parochies vestigden zich verenigingsgebouwen, tehuizen, kloosters en kapellen. En, niet te vergeten, scholen. » Afbeelding 23: Ansichtkaart Dr. Schaepman U.L.O. en de Heilig Hartkerk » De Sacramentskerk

23: Ansichtkaart van de Dr. Schaepman U.L.O. en de Heilig Hartkerk aan de Bakenbergseweg. De Sacramentskerk In 1942 werd in ArnhemZuid de Sacramentskerk in gebruik genomen. Tot die tijd was voor de parochianen een noodkerk ingericht in een leegstaande woning aan de Huissenschestraat. De kerk

25

24

23

40 : ‘Wie zal bij machte zijn…’

De onderwijswet van 1857 maakte katholiek onderwijs mogelijk maar de oprichting van scholen moest wel volledig uit eigen zak betaald worden. Eind 19de eeuw kwam het katholiek onderwijs ook voor rijkssubsidie in aanmerking. Tegen die tijd was er in Arnhem al veel gebeurd met name vanuit het gesticht Insula Dei. In de jaren tachtig van de 19de eeuw kwam er een taalschool voor burgermeisjes bij en een

is in 2006 gesloopt om plaats te maken voor een wooncomplex waar ook een kapel in zal worden ondergebracht. » 24 en 25


tienklassige zogenaamde ‘Franse’ school. De Hiëronymusschool, de latere St.-Annaschool, werd gesticht met aparte afdelingen voor arme en welgestelde kinderen. En tenslotte volgde de St.-Catharinaschool in Klarendal in 1894. Insula Dei onderwees 90% van de katholieke meisjes in Arnhem. Het jongensonderwijs verliep moeizamer. Het in 1897 tot stand gekomen stedelijk schoolbestuur St.-Wilibrord slaagde er niet in om de verschillende parochies op een lijn te krijgen. De pastoors keken niet verder dan hun eigen parochie. Pastoor Bos van de St. Jan weigerde bijvoorbeeld in 1914 het door zijn parochianen bijeengebrachte geld af te staan omdat zij volgens Bos hun geld liever uitgaven aan een school in de eigen parochie. De aartsbisschop moest er uiteindelijk aan te pas komen. Bos zegde het geld toe maar wist nog wel te regelen dat de eerstvolgende school binnen de St.-Jansparochie gebouwd zou worden. » Afbeelding 26: St.-Eusebiusschool

26: Klas 4 van de St.-Eusebiusschool, 1925. De Fraters van Utrecht gaven er les, zoals op wel meer Arnhemse scholen.

41 : ‘Wie zal bij machte zijn…’

26

Met de groei van de katholieke beweging was er ook een grote vraag naar personeel. Reguliere geestelijken (paters, fraters en zusters) waren daar uitermate geschikt voor. Zij waren goedkoop, over hun katholieke roeping hoefde niet getwijfeld te worden en hun werkethos was doorgaans voortreffelijk. In de 19de eeuw hadden de seculiere geestelijken desondanks grote bezwaren tegen de vestiging van paters in Arnhem. Deken Brouwer keerde zich tegen de komst van een paterskerk in Klarendal. Hij schreef aan de bisschop: ‘Rigt daar een klooster op: een residentie; dan wordt het doel niet bereikt. Men zal daar biechten, mis horen zelfs, maar de banden met de parochiekerk zullen losser worden, en als de pastoor vraagt naar de kinderen …O, die zijn bij de Pater en ‘t gevolg is in ‘t wildloperij.’ Brouwer verwees naar de moeizame tijd die de St.-Maartenparochie in de 15de eeuw had doorgemaakt als gevolg


van wildloperij en dat een pauselijke bul en de relikwieën van Eusebius er aan te pas moesten komen om de parochianen weer in de eigen parochiekerk terug te krijgen. » Oude pastoors en jonge kapelaans

Uiteindelijk lukte het de Missionarissen van het Heilig Hart, beter bekend als de paters MSC, toch een klooster te openen aan de Velperweg in Arnhem. Om geen argwaan te wekken had pater Offermans zich als burger verkleed en onder een schuilnaam twee villa’s gekocht waarin het klooster gevestigd werd. De achterdocht van de Arnhemse pastoors bleef nog jarenlang in stand. Toen de paters in 1912 een nieuw klooster en kapel lieten bouwen, werden ze er door de pastoors van beticht parochianen naar hun kapel te lokken en in het geheim bedeltochten te organiseren. De kwestie liep zo hoog op dat de aartsbisschop de deken van Arnhem opdracht gaf om in het geniep te onderzoeken of de kapel van de paters een deur aan de straatkant kreeg of alleen door de paters zelf vanuit het klooster te betreden was. Uiteindelijk werd afgesproken dat parochianen slechts met schriftelijke toestemming van hun pastoor in de kapel toegelaten mochten worden. Pastoor Bos van de St.-Jan nam kort daarvoor nog snel zijn kans waar om verdwaalde parochianen op het spoor te komen. Hij vatte zondagochtend post bij de kapel.Vijftien namen verdwenen in zijn boekje.

27

42 : ‘Wie zal bij machte zijn…’

In de loop van de tijd verbeterde de relatie tussen de pastoors en de paters. De pastoors erkenden zonder veel woorden dat de paters en ook de zusters onmisbaar waren om het vele werk binnen de parochies en de katholieke organisaties daar omheen uit te voeren. In 1940 waren er alleen al 125 Zusters van de Liefde actief in

Oude pastoors en jonge kapelaans Arnhem kreeg altijd veel aandacht van het bisdom uit angst de vele katholieke arbeiders voor de kerk te verliezen. De bisschoppen stelden in Arnhem ervaren pastoors aan die er vaak hun loopbaan afsloten. De pastoor werd dan geassisteerd door enkele jonge kapelaans die aan hun aanstelling in Arnhem een goede leerschool hadden. Na

hun veertigste konden ze dan aangesteld worden als pastoor. Dankzij de seminaries en kloosterorden beschikten de katholieken, in tegenstelling tot de protestantse kerken, over een niet aflatende stroom aan geestelijken. » 27

‘Een Roomsche volksman’ In 1919 werd kruidenierszoon Joseph Johan Wilhelm IJsselmuidens (1887-1967) in het Arnhemse stadhuis beëdigd als wethouder van sociale zaken. Eindelijk hadden de katholieken de liberale hegenomie in de college van B&W weten te doorbreken. Weliswaar was door toedoen van de katholieke kiesvereniging ‘Recht voor Allen’ al in 1884 de katholiek W.C.J.J.


Arnhem, voornamelijk in het onderwijs. In totaal werkten er dat jaar 303 vrouwelijke religieuzen in de stad, als juf, verpleegster of maatschappelijk werkster. » ‘Een Roomsche volksman‘

Rond 1920 was de rooms-katholieke Kerk dan ook overal aanwezig in de stad. Maar het hoogtepunt van de opbouw van de katholieke Kerk in Arnhem moest nog volgen. De jonge bouwpastoor Van de Loo, zoon uit een geslacht van wijnkopers en steenbakkers, kreeg van aartsbisschop Van de Wetering in 1920 de opdracht om een kerk op te richten voor de nieuwe wijk De Geitenkamp.Van de Loo leverde geen half werk af. Dat de aartsbisschop aan Van de Loo een goede had, merkte hij direct bij de eerste kennismaking.Van de Loo vroeg Van de Wetering hoe het stond met de financiën. ‘Allertreurigst’ antwoordde de bisschop, waarna hij Van de Loo toestond om binnen het bisdom bedelacties op touw te zetten voor de te bouwen kerk.Van de Loo ging ter plekke tot actie over: ‘Monseigneur, als u mij benoemt om giften in te zamelen voor de nieuwe St.-Jozefparochie te Arnhem, dan aanvaard ik gehoorzaam en gaarne die taak en strek ik namens St.- Jozef mijn hand voor de eerste maal in mijn functie tot u uit.’ De eerste 10.000 gulden had Van de Loo binnen.

28

43 : ‘Wie zal bij machte zijn…’

De bouwpastoor zag met zijn zakelijke instinct ook direct in dat de locatie die pastoor Bos voor ogen had, midden op de Geitenkamp, wat betreft het inkomen van de parochiekerk niet optimaal was. Zijn oog viel op een terrein dat strategisch ingeklemd lag tussen de Geitenkamp en de beter gesitueerde wijken Paasberg en

Cremers tot raadslid verkozen, het aantal katholieke zetels in de raad stond lange tijd in geen verhouding met het aantal katholieken in de stad. Met de invoering van het algemeen stemrecht kwam daar eindelijk verandering in. Het leidde tot een politieke aardverschuiving in Arnhem. Met steun van de grote groep katholieke arbeiders in de stad verdubbelde het aantal katholieke raadsleden en werd IJsselmuidens wethouder. Burgemeester

De Monchy noemde hem een ‘fanatieke jonge Roomsche volksman’. IJsselmuidens voerde een sociale koers en nam het op voor de katholieke arbeiders en de kleine middenstanders die zich nu eindelijk in de Arnhemse raad vertegenwoordigd zagen. Hij botste regelmatig met de conservatief-katholieke tak binnen de Rooms-Katholieke Staatspartij. IJsselmuidens bleef tot 1946 in de Arnhemse gemeenteraad. Daarnaast was

hij al die tijd zeer actief binnen vele Arnhemse katholieke organisaties. Zo was hij bestuurslid van de RK Volksuniversiteit, de RK Hooge Burgerschool en de Geldersche Spaarbank. » 28


Angerenstein.Van de Loo kreeg zijn zin, zo bewijst de ligging van Jozefkerk vandaag de dag. Maar de wijken Paasberg en Angerenstein was Van de Loo alweer vergeten in de onderhandelingen met de gemeente. De bouwpastoor drong er op aan de prijs zo laag mogelijk te houden vanwege ‘de geldzorgen die uiteraard de stichting eener parochie onder een arbeidersbevolking medebrengt’. De inzamelingsactie die Van de Loo opzette was ongekend en reikte tot in Nederlands-Indië.Van de zielzorg van de arbeiders op de Geitenkamp maakte Van de Loo een nationale aangelegenheid. Hij haakte aan bij de populaire missiewerken in verre buitenlanden door de Geitenkamp te bestempelen als een missiegebied in eigen land. Hij sprak over de arme Arnhemse arbeiders die in de Geitenkamp aan alle mogelijke gevaren en verkeerde invloeden bloot stonden door het gemis aan eigen voorzieningen, waardoor een adequate pastorale verzorging schier onmogelijk was. Met 600 bedelpreken in 225 parochies in heel het land haalde Van de Loo 75.000 gulden binnen. In de zomermaanden organiseerde hij op de fundamenten van de nieuwe kerk een toneelvoorstelling - Goudmuiltje, een kinderoperette in twee bedrijven – waarbij Van de Loo als een veredeld impressario door het land trok om met bussen vol mensen naar de Geitenkamp terug te keren. Na afloop van de voorstelling stond er bij de uitgang voor de bezoekers een aandenken klaar: een miniatuur St.-Jozefkerkje annex spaarpot die Van de Loo zelf had laten vervaardigen in de Duitse speelgoedstad Neurenberg.

44 : ‘Wie zal bij machte zijn…’

» Afbeelding 29: Portret Pastoor van de Loo met kapelaans

29: Pastoor Van de Loo (zittend) met de kapelaans Leferink en Mets. Op de tafel staat het Jozefkerkspaarpotje. (zie pagina 44)

30: Pastoor Van de Loo bovenop de gewelven van de St.-Jozefkerk in aanbouw. (zie pagina 44)

31: Prentbriefkaart van het complex rondom de St.Jozefkerk. (foto rechterpagina)


Van de Loo kreeg al snel de toepasselijke bijnaam ‘pastoor-gironummer’. Het resultaat van zijn bedelactie was er naar. Met de vele tienduizenden guldens die hij vergaarde, verrees onderaan de Geitenkamp binnen enkele jaren een indrukwekkend gebouwencomplex dat alles wat de rooms-katholieke beweging in Arnhem tot dan toe gebouwd had overtrof. Naast de kerk was er een pastorie, scholen en een verenigingsgebouw neergezet. Om zeker te zijn van voldoende arbeidskrachten liet Van de Loo een klooster bouwen waar spoedig de Zusters van de Goddelijke Voorzienigheid te Steyl hun intrek in namen. Met 1000 plaatsen was de St.-Jozef de grootste katholieke kerk van Arnhem. En waar andere pastoors decennia over hadden gedaan, had Van de Loo binnen tien jaar voor elkaar gekregen.Voor het zielenheil van arbeiders van de Geitenkamp leek niemand meer te hoeven vrezen. » Afbeelding 30: Pastoor Van de Loo » Afbeelding 31: Prentbriefkaart St.-Jozefkerk

31

45 : ‘Wie zal bij machte zijn…’

Met deze indrukwekkende prestatie leek de naam van bouwpastoor Van de Loo voor altijd gevestigd. Om er toch zeker van te zijn dat zijn naam voor altijd met de St.-Jozefkerk verbonden zou blijven, liet hij boven één van de deuren van de St.Jozefkerk een retorische vraag aanbrengen. ‘Wie zal bij machte zijn, de heer een waardig huis te bouwen?’


30

29


5. WIJWATERMATROZEN OP HUISBEZOEK

In het jaar 1922 vonden de mannen van de R.K. Werkliedenvereniging St.-Joseph dat het de hoogste tijd was voor het organiseren van een dansavond, waarbij zij op walsen van Strauss met de dames konden dansen. Zij richtten zich met dit verzoek tot aartsbisschop Van de Wetering. De aartsbisschop stemde er uiteindelijk mee in. Als er dan toch gedanst moest worden, dan liever in eigen kring. Bijkomend voordeel was dat het de kans op gemengde huwelijken verkleinde. » Arbeiders en werklieden

Arbeiders en werklieden Op de foto staan de mannen van het Gilde losse werklieden Heilige Vincentius a Paulo in de tuin achter het gebouw van de R.K. Werkliedenvereniging St.-Joseph aan de Rosendaalsestraat. Na de Tweede Wereldoorlog werden de belangen van de katholieke arbeiders behartigd door de Katholieke Arbeidersbond, de KAB. Sinds de komst van de FNV in 1975 was de Arnhem-

se KAB-stichting niet meer als vakbond actief. Uiteindelijk fuseerde de stichting met het Posttheater, tot het KABPosttheater. En zo treden er nu cabaretiers op in de zaal waar de werklieden ooit walsten met de dames. En voor de Arnhemse arbeiders is er tegenwoordig het Arbeidspastoraat, een samenwerkingsverband van het katholieke bedrijfsapostolaat en het protestantse industriepastoraat.

34

0

33

0

32

Pastoor Bos van de Jansparochie en pastoor Van Berkel van de Martinus hadden grote moeite met het besluit van de aartsbisschop. Beide pastoors hadden tien jaar eerder de oprichting van een rooms-katholieke dansclub in Arnhem weten te voorkomen. Ook nu zagen ze het gedans van de werklieden niet zitten. Bos schreef in een brief aan de aartsbisschop dat een daling van het aantal gemengde huwelijken goed mogelijk zou zijn maar dat het aantal lichtzinnige verkeringen wel eens met de helft zou kunnen toenemen.Van Berkel verkondigde vanaf de preekstoel dat ouders moesten bedenken dat ‘hunne jongens en meisjes meer

» 32 (kleurenfoto zie pagina 8), 33 en 34


gebaat zijn met het bijwonen der H. Mis dan met een walsje.’ De aartsbisschop hield echter voet bij stuk: er mocht gewalst worden. » Afbeelding 35: Pastoor van Berkel

De gedachtegang van de aartsbisschop paste precies binnen het verzuilde denken van die tijd. Socialisten, rooms-katholieken en protestants-christelijken leefden ieder in hun eigen wereld die volstrekt van elkaar gescheiden waren. Ook de Arnhemse pastoors hadden niet stilgezeten. De rooms-katholieken beschikten over eigen scholen, zalen, verenigingsgebouwen, ziekenhuizen, bibliotheken en kranten. De parochiekerk was een volkskerk waar katholieken van alle rangen en standen bijeen kwamen. Daarbuiten was er een netwerk van katholieke vakbonden, sportclubs en verenigingen opgezet waar het sociale leven van de parochianen zich afspeelde. Op het hoogtepunt, aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog, telde Arnhem maar liefst 68 katholieke organisaties.Van de R.K. Bioscoopbond die bepaalde welke films je mocht zien, tot de Katholieke Jeugdvereniging voor Meisjes en van de Vereniging der Eeuwigdurende Aanbidding, tot de Bond voor Grote Gezinnen. Kapelaans waren overal als aalmoezeniers aanwezig om een oogje in het zeil te houden. Aan het hoofd van dat alles stond meneer pastoor. Hij bepaalde de lengte van een damesrok en vertelde je welke kranten je wel of niet lezen mocht.

35

48 : Wijwatermatrozen op huisbezoek

» Katholieke jeugd

35: Pastoor Van Berkel als hoeder van de St.Martinuskerk. Het is de voorkant van een door pastoor Van Berkel zelf ontworpen herinneringsprentje aan de tiendaagse Heilige Missie in de Martinusparochie bij gelegenheid van zijn 40-jarig priesterjubileum.

Katholieke jeugd Arnhemse welpen laten in 1935 de groei van de Katholieke Verkenners zien. Naast de verkennerij waren er nog andere katholieke jeugdbewegingen actief in Arnhem zoals De Jonge Werkman (later de Katholieke Arbeidersjeugd geheten), de Katholieke Jongenscentrale en de Katholieke Meisjesvereniging (KJM). De andere foto is van de Palmpasen-optocht in 1927. Op

palmzondag lopen de kinderen volgens de katholieke traditie in optocht over straat met een palmstok, een kruis met pas gewijde palmtakjes en bovenaan een gebakken broodje in de vorm van een haan. Aan de stok hangen kleurige slingers, noten en vruchten. Na afloop brengen de kinderen hun tak naar zieken en bejaarden. » 36 en 37 (volgende pagina)


37

36


Het meest verderfelijke van alles was toch wel het socialisme. Onder de Arnhemse rooms-katholieken bevond zich een grote groep arbeiders.Voortdurend vreesden de pastoors dat zij deze groep parochianen zouden verliezen aan het heilloze socialisme. Die bezorgdheid nam vanaf 1910 alleen nog maar toe. Rond die tijd groeiden de socialisten snel in Arnhem dankzij de aanstelling van de fulltime propagandist L. Hermans. Campagnes werden opgezet waarbij men langs de deuren trok om nieuwe leden te werven. De strijdbare Klarendalse pastoor Bos reageerde direct met de oprichting van een R.K. Mannenvereniging Voor Eer en Deugd. Gehuwde mannen van onbesproken gedrag konden lid worden en hadden tot taak ‘de openbare onzedelijkheid als godsdienstig en maatschappelijk euvel te bestrijden.’ Hun dagelijks werk bestond uit het verkopen van abonnementen op katholieke dag- en weekbladen en het verspreiden van katholieke lectuur zoals de bisschoppelijke vastenbrieven. Ook hielden ze zo nu en dan acties tegen het zedelijk verval in de stad. Winkeliers die een affiche in de etalage hadden hangen van een voorstelling van de populaire cabaretier Speenhof kregen te horen dat ‘Speenhof en trawanten voor ons verboden liedjes blijven zingen.’ Er werd actie ondernomen tegen katholieke deelname aan een gemaskerd bal en bij de gemeente werd een verzoek ingediend om maatregelen te treffen tegen de openbare zedeloosheid in het Sonsbeekpark.

50 : Wijwatermatrozen op huisbezoek

Pastoor Bos was net als de socialisten erg begaan met het lot van de arbeiders in zijn wijk. Alleen zag hij niet het socialisme maar het rooms-katholieke geloof als het antwoord op hun problemen. Zijn solidarititeit met de armen van Klarendal ging zo ver dat hij regelmatig zijn hemden afstond.Toen het zijn huishoudster opviel dat hij


regelmatig geen overhemd onder zijn priestertoog droeg, schijnt Bos de boorden van een overhemd aan de mouwen van zijn toog te hebben genaaid om van het eeuwige commentaar af te zijn. » Afbeelding 38: Melania-vereniging

Net als de socialisten zag ook pastoor Bos in het huisbezoek een goed middel om de Klarendallers te bereiken. Als wijkbewoner was de kans dan ook groot dat je zo af en toe een kapelaan, een pater, zuster of zelfs de pastoor zelf aan de deur had staan. In zijn memoires blikt pastoor Snelders terug op de tijd dat hij als kapelaan in Klarendal de deuren langs ging. ‘Elke dag heb ik trapjes geklommen en belletjes getrokken als colporteur van God en zijn heil. Tegelijkertijd waren wij onbezoldigde colporteurs van Volkskrant, KAB, KRO en Radboud-stichting.’ Snelders vertelt hoe hij in het begin veel tijd kwijt was met discussies over de Kerk en het socialisme maar uiteindelijk aanvoelde ‘dat je niet het hoofd moet aanspreken, maar het hart.’ ‘Steeds meer probeerde ik gewoon menselijk aardig te zijn, de man en de volksvrouw, bezeten van minderwaardigheidscomplexen, in hun persoonlijke waarde aan te spreken.’ Snelders vertelt hoe hij met tevredenheid het verhaal hoorde hoe een Klarendaller in de AKU-kantine aan een van de parochianen vertelde over ‘zo’n wijwatermatroos’ van de Kerk die bij hem was geweest: ‘Een hele gewone man, wij hebben samen nog een shaggie gedraaid.’ ‘Dan wist ik dat mijn huisbezoek geslaagd was geweest’, zo schrijft Snelders.

38: Foto van de Melania-vereniging in Arnhem uit de jaren twintig van de vorige eeuw. De leden zamelde geld in voor het katholieke missiewerk in Nederlands-Indië door avonden te organiseren en souveniers uit Indië te verkopen zoals kebaja’s, Indische damesblousjes. (zie linkerpagina)

51 : Wijwatermatrozen op huisbezoek

38

Heel anders ging het er aan toe bij de huisbezoeken van pastoor Bos. Hij stond bekend als een uiterst sociaal man die veel betekende voor de armen in Klarendal,


maar hij zag wel graag dat zij als goede katholieken op zondag te communie verschenen en uitsluitend katholieke kranten lazen. Tijdens zijn huisbezoeken kon Bos vasthoudend zijn. Zo betrad hij eens per vergissing de woning van de eerste communist van Klarendal. Na een korte schermutseling werden eerst zijn hoed en daarna hijzelf van de trap gegooid. Pastoor Bos gaf niet op en ging weer naar boven. Er ontstond een langdurig gesprek dat door vele omstanders werd gevolgd. Pastoor Bos slaagde uiteindelijk in zijn missie: de communist liet zich dopen in de St.-Janskerk. Een ander verhaal vertelt hoe pastoor Bos een tijd lang avond aan avond langs ging bij een man om te kaarten, met het oog hem van de drank en het cafébezoek af te houden. Dit ging goed totdat Bos in een - niet toevallig geopend - kelderluik viel. In de strijd tegen het kwaad van het socialisme speelde ook de armenzorg een grote rol. De rooms-katholieken hadden wat armenzorg betreft veel te bieden. De katholieke caritas was omvangrijk en oud. De oudste katholieke organisatie was het al in 1809 opgerichte R.K. Armenbestuur. Binnen de katholieke beweging vormde de caritas veruit het grootste blok. In 1920 waren er in Arnhem 26 katholieke organisaties die zich bezighielden met armenzorg. De St.-Vincentiusvereniging en de Parochiële Caritas Instelling De Wijngaard en Emmaus Parochie bestaan nog steeds. » Al 160 jaar oud

52 : Wijwatermatrozen op huisbezoek

Doelstelling van de caritas was materiële ondersteuning maar ook zedelijkgodsdienstige verheffing en binding aan de katholieke zuil. Tijdens het vijftigjarig jubileum van de St.-Vincentiusvereniging sprak vicepresident Kolfschoten in een toespraak over de doelstellingen van de jarige vereniging. ‘Haar hoofddoel is bij

Al 160 jaar oud De Vincentiusvereniging is met haar 160 jaar één van de oudste Arnhemse verenigingen. Op het hoogtepunt had iedere parochie een eigen conferentie waar vrijwilligers geïnspireerd door de heilige Vincentius a Paulo hulp boden aan arme katholieken. In de 19de en begin 20ste eeuw waren in de arme buurten van Arnhem hele gezinnen afhankelijk van giften van de Vincentiusver-

eniging. De verzorgingsstaat nam later een deel van het werk uit handen. De geloofsovertuiging van de hulpbehoevende doet er inmiddels niet meer toe. Tegenwoordig zijn er zo’n 200 vrijwilligers actief die vanuit de christelijke solidariteitsgedachte mensen in nood bijstaan. Zo onderhouden Vincentianen op Kampeercentrum de Dikkenberg in Bennekom een stacaravan. Mensen die zich eigenlijk geen vakantie kunnen veroorloven

maken er gebruik van. In 1998 gaf de Vincentiusvereniging de aanzet tot Stichting Leergeld. Ouders die op het bijstandsminimum leven en voor hun kinderen het schoolreisje, of het lidmaatschap van de sportclub of de muziekvereniging niet kunnen betalen, worden financieel ondersteund. Deze activiteiten worden onder andere betaald uit de opbrengst van de jaarlijkse boekenbeurs in de Eusebiuskerk.


voorkeur de meest rampzaligen onder het menschdom door persoonlijk bezoek op te richten, op te heffen, en eenmaal opgericht zijnde, te steunen en te behoeden voor nieuwen val. Zij bestrijdt drankmisbruik als onmiddellijke oorzaak van allerlei ellenden. Ze bestrijdt onzedelijkheid en onwettige samenleving, zij trekt zich het lot van weduwen en wezen aan, zij verschaft arbeid, zij wekt godsdienstzin op, zonder zich ooit aan propaganda-maken over te geven.’ Het liefdeswerk van de St.-Vincentiusvereniging kon vele gezichten aannemen. Zo was er een bibliotheek, werden er gratis abonnementen op katholieke dagbladen verdeeld, maar net zo goed kon de arme jeugd er terecht voor onderwijs of een toneelopvoering. Ook voor kinderbescherming en reclassering draaide de St.-Vincentiusvereniging zijn hand niet om. Het belangrijkste middel om de armoede tegen te gaan was het traditionele huisbezoek. Een van de Vincentianen, Peter Frequin, kwam bij een familie op huisbezoek, bekeek het toilet achter het huis en stelde vast dat daar wel wat aan kon gebeuren. Later kwam hij terug met een nieuwe wc-bril die in dankbaarheid werd aangenomen. Enkele maanden later was de Vincentiaan in de buurt van het huis en besloot even achterom te lopen om te zien hoe het toilet er bij lag. Tot zijn ongenoegen trof hij de boel aan zoals hij het de eerste keer ook had aangetroffen. De nieuwe wc-bril was nergens te bekennen. Hij belde aan om verhaal te halen bij de familie. Na binnenkomst werd hem snel duidelijk hoe het zat. Moeder vond de bril te mooi om op te zitten waarop zij het portret van haar vader er mee had ingelijst.

53 : Wijwatermatrozen op huisbezoek

Ondanks alle inspanningen van pastoors, kapelaans en Vincentianen bleef het zielenheil van de lagere klassen een voortdurende bron van zorg. In de Langstraat, één


van de armste buurten van Arnhem, had in 1917 zelfs het ultieme middel ‘de onder het volk populaire Heilige Maagd Maria’ niet tot grootschalige bekering geleid. Kapelaan Dopheide van de Walburgisparochie had vanuit de Mariakapel, gevestigd op een bovenkamer aan de Langstraat, een jaar lang een doorlopende volksretraite georganiseerd. Maar ook Maria kon de armen niet verleiden. Een pater die Dopheide assisteerde verzuchtte na afloop van de volksretraite: ‘ Wanneer zal de Geest Gods daar iemand heenzenden om die meest verlaten zielen te gaan redden?’. De illusie dat zijn eigen missiewerk in Arnhem nog iets zou uithalen had hij opgegeven.

39

54 : Wijwatermatrozen op huisbezoek

» Afbeelding 39: Kapelaan Dopheide

39: Kapelaan Dopheide rond 1920


In 1920 maakte de Arnhemse geestelijkheid zich ernstige zorgen over de onzedelijkheid in het Sonsbeekpark en andere verleidelijke parken, plantsoenen en bosjes. Ze belegden in dat jaar een bijeenkomst om de zorgwekkende toestand in het Arnhemse te bespreken. De verontruste paters en parochiegeestelijken stelden vast dat de onzedelijkheid overal aanwezig was. De brutaliteit ging volgens hen soms zo ver ‘dat men op de banken in de plantsoenen, vrij openlijk de grofste onzedelijkheid’ bedreef. Er was grote bezorgdheid over het zedelijk verval van de Arnhemmers in het algemeen en van de parochianen in het bijzonder. En dat was nog niet alles. Er was nog het socialisme. Het misverzuim op zondag. De ‘dametjes’ lazen de verkeerde boeken, de mannen de verkeerde couranten. Zorgelijk was de

6. VOLKSMISSIE TEGEN DE ZEDELOOSHEID

Op een zonnige dag in de zomer is het op het gazon naast de Witte Villa in Sonsbeek tegenwoordig zien en gezien worden. Sommige dames liggen in bikini te zonnen alsof ze aan het strand van Zandvoort liggen. Jongens trappen een balletje met hun bovenlijf ontbloot. Hier en daar ligt een stelletje te zoenen. Een hand verdwijnt haast onopgemerkt onder een truitje. Niemand die er van opkijkt.


stelende jeugd; ‘aankomende knaapen zondigden tegen het zesde gebod’. Ze leerden het elkaar ‘en niet in het minst van onroomsche vriendjes’. De bioscopen hadden een verderfelijke invloed, gemengde verkeringen kwamen tamelijk veelvuldig voor en onzedige kleding begon ingang te vinden onder ‘roomsche dames’. » Afbeelding 40: Meisjes van de katholieke MULO

De grootste angst van iedere pastoor was dat zijn parochianen uiteindelijk de weg naar de Kerk niet meer zouden vinden. Zulke afgedwaalde parochianen verdwenen in de boeken als zogenaamde non-paschanten, zij die tijdens de Paastijd niet meer naar de kerk gingen. Zij die gevallen waren voor de verderfelijke verlokkingen van het socialisme, de bioscoop en Sonsbeekpark. Elk jaar werd rond Pasen bij de deur van de kerk het aantal kerkgangers zorgvuldig geteld. Zo bleek in 1913 uit de telling in de Martinusparochie dat 300 à 400 gedoopten voor de Kerk verloren waren gegaan. In de Jansparochie was dat niet veel beter. Op een totaal aantal van 3700 parochianen zag de pastoor op zondag slechts een godsdienstige kern van 2000 communicanten in de kerkbanken terug. Op het hoogtepunt van de verzuiling waren er binnen de Martinus- en de Jansparochie grote groepen arbeiders die moeilijk in de kerkbanken te krijgen waren. De pastoors hadden dan wel gebouwd aan een katholieke zuil die stond als een huis maar niet alle Arnhemmers voelden zich er thuis. » Gezegend de weg op

41

56 : Volksmissie tegen de zedeloosheid

Tijdens de bijeenkomst in 1920 stelden de geestelijken gezamenlijk vast dat de maat vol was. De loslopende schapen moesten weer terug de kudde in worden ge-

40: De meisjes van de katholieke MULO (Meer Uitgebreid Lager Onderwijs) gingen in 1918 keurig gekleed. De school richtte zich op meisjes van de gegoede middenstand. (zie rechterpagina) Gezegend de weg op Deze 6-cilinder Hudson was rond 1920 één van de weinige auto’s in Arnhem. Eigenaresse Jo van der Waag-

Bomers reed aanvankelijk een Citroen Cabrio maar vond die te licht. De krachtige Hudson kwam er voor in de plaats. Zoals gebruikelijk in die tijd werd de nieuwe auto op 25 juli, de dag van de heilige Christoffel, gezegend. Christoffel was patroon van de reizigers en veel automobilisten hadden een medaille met zijn afbeelding op het dashboard. » 41


43

40


dreven. Want juist zij die op afstand van de Kerk stonden waren kwetsbaar voor de zedeloosheid in Sonsbeekpark, het socialisme, de bioscoop. Ze stelden eensgezind vast: het werd weer tijd voor een Volksmissie. De Volksmissie was een intensieve godsdienstige campagne. Tien dagen van aaneengesloten godsdienstuitoefening moesten de non-paschanten weer terugbrengen naar de parochiekerk. In 1886, 1896 en 1911 waren er al van deze Volksmissies geweest in Arnhem. Ze werden verzorgd door de paters Redemptoristen. Deze orde was gespecialiseerd in missiewerk in binnen- en buitenland. De Volksmissie van 1920 moest meer nog dan zijn voorgangers een ware manifestatie van roomse eenheid worden. Tegelijkertijd wilden de pastoors de controle over de parochianen nog verder uitbreiden. De Arnhemse geestelijken waren vol zelfvertrouwen over de afloop. Door middel van preken zouden de non-paschanten tot het inzicht worden gebracht van hun ‘ellendige en gevaarlijke toestand’. Nadruk moest worden gelegd op de genietingen en de verschrikkingen na het aardse leven: de hemel en de hel. De milde vergevingsgezinde biechtpraktijk van de missiepaters gaf de afvalligen vervolgens de ideale gelegenheid om zich te bekeren. De non-paschanten zouden weldra weer in de kerkbanken terugkeren. » Heilige Kindsheid

42

58 : Volksmissie tegen de zedeloosheid

Ter aanvulling werden tijdens de Volksmissie per parochie speciale bijeenkomsten belegd ten einde arbeiders tot het lidmaatschap van een katholieke arbeidersorganisatie over te halen. In het Katholieke Zondagsblad kwam een artikel te staan over katholieke lectuur en het katholieke verenigingsleven. Om het de parochianen mak-

Heilige Kindsheid

siezuster, de paus of bruidje.

De Heilige Kindsheid was één van de pauselijke missiegenootschappen. Kinderen tot 12 jaar konden er lid van zijn. Door te bidden en geld in te zamelen konden zij bijdragen aan het missiewerk onder ‘heidense kinderen’ in het verre buitenland. Elk jaar werd de kindsheidprocessie gehouden. De kinderen verkleden zich als indiaan, chinees of afrikaan of als mis-

42 en 43: De twee foto’s zijn van de Heilige Kindsheidoptocht van de OLV-parochie midden jaren vijftig. (foto 43, zie vorige pagina)


kelijk te maken waren er inschrijfformulieren voor abonnementen of lidmaatschappen bijgesloten. Ook de hogere klassen werden niet ontzien. Middenstanders en werkgevers moesten ‘met tact maar toch flink’ te verstaan worden gegeven dat lidmaatschap van een neutrale organisatie niet door de beugel kon en ingeruild diende te worden voor katholieke verbanden. Na afloop van de tiendaagse religieuze manifestatie meldde de pastoor van de Eusebiusparochie dat er 95 non-paschanten ter biecht waren verschenen en zich 15 arbeiders hadden aangemeld voor de katholieke arbeidersbeweging. Bij de OnzeLieve-Vrouwe-parochie was 95% van de parochianen in de biechtstoel geweest. Dat aantal lag in de Jansparochie met 61% weliswaar veel lager maar daar had pastoor Bos kort tevoren al een volksretraite gehouden. Desondanks hadden zich hier toch 117 non-paschanten bekeerd. De pastoors waren tevreden, zeiden ze. » Pastorale draai om de oren

59 : Volksmissie tegen de zedeloosheid

Toch had de Volksmissie het tij niet kunnen keren. Het aantal non-paschanten bleef stijgen en steeds meer katholieken huwden met niet-katholieken. In 1930 lag het aantal non-paschanten in Arnhem op 20% van het totaal aantal parochianen. In de arbeiderswijken als St.-Marten en Klarendal lagen die percentages nog een paar procenten hoger. In de Walburgisparochie waren zelfs drie wijken waaruit godsdienst totaal verbannen was, zo meldden de paters die de Volksmissie hadden uitgevoerd. Na voor de armen van de Langstraat nog maar een intensieve volksretraite te hebben gehouden, stelde Pater Keulens vast: ‘Zou men in buurten een blijvende verbetering willen brengen dan moet zo’n hele buurt verbeterd worden door blijvende werken

het lof, ’s avonds, deden we wel eens als grap het licht op Ik ben ook misdienaar geweest. het koor uit. Dan stormde een De ontgroening hield in dat boze pastoor het kerkplein op. je door andere misdienaars Zonder dat de pastoor iets achter in de kerk met je kont gezien kon hebben kreeg ik toch in de grote wijwaterbak werd een pastorale draai om mijn gezet. De pastoor wist hier oren. Deze pastoor Mulder natuurlijk niets van. In begin belde mij op mijn verjaardag op, had ik problemen met het het was Witte Donderdag, of ik in het Latijn de priester te als misdienaar wilde optreden antwoorden. Ik maakte er maar voor de voetwassing. Ik zei dat iets van waarvan ik vond dat ik jarig was. Hij vond dat geen het er op leek. Ik kreeg toen goede reden om af te zeggen, bijles van de kapelaan. Met maar ik ging mooi niet. Pastorale draai om de oren

Fragment uit de memoires van Theo Pieters, opgegroeid in een katholiek gezin in Arnhem.


als patronaat, goede pers, goede boeken, bijna dagelijks bezoek, verbetering van de huisvesting enz. Dat blijvende alleen is in staat om tegenwicht te bieden aan de blijvende inwerking van het kwaad waaraan het gewone volk vooral in afgesloten buurten zoozeer is blootgesteld.’ Om de arbeider te bereiken moest, kortom, de zielzorg verder worden opgeschroefd. » Afbeelding 44: Bestuur van De Hanze

Er volgden in Arnhem nog volksmissies in 1925, 1932, 1946 en in 1956. Het aantal non-paschanten bleef ondanks dat doorgroeien. De laatste volksmissie in 1956 draaide uit op een fiasco. Een biddend leger van apostolische parochianen moest het groeiende aantal non-paschanten tegen gaan, was de overtuiging van de pastoors. De uitkomst was uiterst teleurstellend. Als de volksmissie van 1956 iets duidelijk maakte, was het dat de pastoors geen vat meer hadden op de non-paschanten. Onder de geestelijkheid sloeg de twijfel toe. De pastoor en kapelaans van de St.-Martinuskerk hadden bij voorbaat het nut van de missie al niet ingezien. ‘De materialistische geest, woningproblemen, amusementsleven, uithuizigheid en de liberale geest van de Arnhemmers’ waren fenomenen die in hun ogen niet meer terug te draaien waren. » Biechten bij de kapelaan

44: Bestuur van de Arnhemse R.K. Middenstandsvereniging De Hanze bij het 25 jarig jubileum in 1936. Biechten bij de kapelaan

Het biechten was een hele onderneming. Eén keer van de suikerpot snoepen, dat moest al opgebiecht worden. Wat ouder zijnde kwamen er wat andere zaken aan de orde. Maar je was zo verstandig om de

0

0

44

60 : Volksmissie tegen de zedeloosheid

Er werd zelfs openlijk kritiek geuit. Een informant meldde in het progressieve katholieke tijdschrift G3 dat ‘de preken vijftig jaar geleden ongetwijfeld een boeiend gehoor hadden, maar mensen in deze tijd werden niet meer geroerd door de pathetische uithalen en de vele traditionele voorbeelden van bekeringsverhalen die reeds

nadruk op onbelangrijke zaken te leggen. Je had kapelaans die bleven doorvragen. Je had dan een gevoel dat je bezig was hen voorlichting te geven. Het meest schik had je als er een oud vrouwtje aan het biechten was en je het woordelijk kon verstaan. De zwaarste penitentie was een kruisweg. Met drie onze vaders en weesgroeten kwam je goed weg. De kruisweg deed je dan als er niemand in de kerk was. De kruisweg hield in dat

je langs alle staties in de kerk liep en daar een Onze Vader en Weesgegroet bad. Uit de memoires van Theo Pieters


in de keukens van onze grootmoeders door de dienstmaagden werden geleden.’ De dienstboden waren inmiddels verdwenen maar tot zijn spijt de preken niet. ‘Mochten onze werksters nu nog die clichés en kitscherige verhalen slikken, de intellectuelen deden dat in ieder geval niet meer, aldus deze informant, die na twee dagen besloot thuis te blijven om Guardini* te lezen. Een lerares had haar leerlingen gevraagd naar hun opinie. Zonder uitzondering vonden ze de missie ouderwets en luisterden ze liever naar de radio. Als de volksmissie van 1956 één ding aan het licht had gebracht dan was het dat de tijden veranderd waren. Het rijke roomse leven had in Arnhem zijn langste tijd gehad. » De oorlogsjaren

De oorlogsjaren Tijdens de oorlog had de Duitse bezetter de Kerk de nodige restricties opgelegd. Het sociale netwerk rondom de parochies werd lam gelegd. Slechts op religieuze grond mochten de parochianen bijeenkomen. Een aantal pastoors raakten in de problemen. Zo werd kapelaan Snelders van de St. Jan in oktober 1941 opgepakt nadat bij een inval in de pastorie verboden

lectuur van de bisschop van Münster, Clemens August van Galen, werd aangetroffen. Na vier maanden gevangenschap in Scheveningen werd hij op vrije voeten gesteld. Op het hoofdbureau van de Gestapo kreeg hij nog een laatste vermaning zich niet meer met politiek bezig te houden. Op het belendende bureau telefoneerde een SS-officier het arrestatiebevel voor pater Titus Brandsma door. 
 De Velpse pastoor Schaars

werd op 5 mei 1942 gearresteerd nadat hij een aantal Franse krijgsgevangen onderdak had geboden. Na de bevrijding keerde hij terug uit het concentratiekamp Dachau. Schaars werd met een rijtuig naar de OLV-Visitatiekerk gereden alwaar het hele dorp was uitgelopen om hem te onthalen. » 45

61 : Volksmissie tegen de zedeloosheid

45

0

0

* Romano Guardini was een Duitse priester en theoloog en een van de vernieuwers van het religieuze bewustzijn in de 20ste eeuw.


» Afbeelding 46: Kasteeltje aan de Hoflaan

Hun ouders kregen regelmatig bezoek van de Vincentianen van de Vincentiusvereniging. Decennia lang was het traditionele huisbezoek de manier geweest om de armen in de wijk te ondersteunen. Een aantal jongeren binnen die Vincentiusverening vond het huisbezoek niet meer geschikt. Één van hen, Henk Broens, besloot uiteindelijk een avond te organiseren voor de jongens in de wijk. Niet, zoals gebruikelijk bij dit soort bijeenkomsten, ter verheffing van hun zielenheil, maar een avond om ze te vermaken, om echt met ze in contact te komen. De twintig Klarendalse jongeren zullen er niet bij stilgestaan hebben, maar de avond in het Kasteeltje is het begin van het Arnhemse club- en buurthuiswerk.

46

7. WELZIJNSWERK IN KLARENDAL

Het begon in 1947 in wat de Klarendallers het Kasteeltje noemen. De bijnaam van het gebouw aan de Hoflaan is te danken aan het torentje dat er bovenop staat. Tegenwoordig is er een kinderopvang gevestigd. Hier kwamen op een avond in 1947 twintig Klarendalse jongens bijeen. Arm waren ze.

46: De toren van het Kasteeltje aan de Hoflaan.


De bijeenkomst in het Kasteel had succes. In augustus volgde er een jeugdkamp. Er kwamen al snel activiteiten voor de meisjes in de wijk. Toneel, cabaret en jaarfeesten werden er georganiseerd. Henk Broens blikt 25 jaar later terug in het Arnhems Dagblad. ‘Er waren instellingen bezig met hulpverlening maar alleen bij gehuwden en ouderen. Ze liepen eigenlijk achter de feiten aan. We dachten: Je moet beginnen met de jongeren.’ De Vincentiusvereniging zag dat de nieuwe benadering aansloeg. Decennia lang hadden zij via huisbezoeken getracht in contact te komen met de Klarendalse armen. Nu ze met de jongeren op kamp gingen en in een ongedwongen sfeer met ze aan de praat raakten, slaagden ze daar pas echt in. De vereniging besloot het clubwerk financieel te dragen. » Wederopbouw

Wederopbouw De oorlog had de Walburgis in puin gelegd maar de Arnhemse parochies waren nog springlevend. Typerend was de slagvaardigheid waarmee pastoor van de Walburgis Vos de Waele de restauratie van de kerk in gang zette. In een tijd dat overal in Nederland een tekort was aan bouwmateriaal wist Vos de Waele binnen enkele jaren de Walburgis weer in oude glorie te herstel-

len. Op 2 februari 1947, feest van Maria Lichtmis, plaatste Vos de Waele de eerste steen. De ijverige bouwpastoor overleed vlak voor de restauratie was afgerond. Zijn uitvaart was de eerste Heilige Mis in de herstelde kerk. Aartsbisschop Alfrink had bijzonder verlof verleend, want pas op 28 november 1951 consacreerde Alfrink de gerestaureerde kerk. De Walburgis opende weer haar deuren. De Eusebiuskerk, even verderop,

zou pas 14 jaar later klaar zijn. De eerste katholieke burgermeester van Arnhem, Chris Matser, nam de wederopbouw van geheel Arnhem ter hand. De metselaarszoon uit Klarendal ging voortvarend te werk. Met steun uit binnen- en buitenland werd onder leiding van de vooraanstaande KVP’er – hij weigerde een ministerspost - Arnhem weer opgebouwd. » 47 en 48

63 : Welzijnswerk in Klarendal

48

0

47

0

Ook de Klarendalse Jansparochie besloot mee te werken. Pastoor Voskuilen sprak direct na afloop van het jeugdkamp met het kerkbestuur over het ‘godsdienstig leven in de volkswijk Klarendal’.Vastgesteld werd dat een afzonderlijke kapel en een buurthuis het godsdienstig leven in de wijk wel eens terug zou kunnen brengen. Het bisdom zag hier ook wel heil in en trok de buidel. In 1948 werden de buurtactiviteiten in Klarendal ondergebracht bij het Katholiek Centrum Klarendal (KCK). Kapelaan Bouwman werd benoemd als priester-directeur. Het KCK nam zijn intrek in de oude RK Vaktekenschool aan de Rappardstraat. In hetzelfde jaar verrees daar een Mariakapel. Bouwman was geknipt voor zijn taak. Zelf afkomstig uit een eenvoudig milieu lukte het hem de argwaan bij de Klarendallers weg te nemen. Zowel Bouwman als de bij het KCK werkzame zusters waren er niet op uit zieltjes te winnen. Ze woonden tussen de Klarendallers en verbonden zich aan hun lot.


In 1951 had Bouwman Zuster van Liefde Eleuthera gevraagd om bij het KCK te komen werken. Zij groeide in Klarendal uit tot een fenomeen. Zuster Eleuthera scharrelde van alles bij elkaar voor buurtbewoners die het moeilijk hadden: kleding bij C&A, soep met vlees van de slager voor een bejaarde, goedkope broodjes bij de bakker. Op 34-jarige leeftijd besloot ze een opleiding als maatschappelijk werkster te volgen. Mede door haar inspanningen groeide het KCK uit tot een echt wijkcentrum. De jongensclub waarmee het in 1947 begon was al snel van twintig naar 120 jongens gegroeid. Het ledenaantal van de meisjesclub steeg binnen enkele jaren van 70 naar 205. Al snel kwamen er aparte clubs voor de vaders en moeders. Met het KCK beschikten de katholieke Klarendallers over een eigen buurthuis. » Bidden en voetballen

49

64 : Welzijnswerk in Klarendal

Eén van de activiteiten was een jaarlijkse bedevaart naar Kevelaer, een populaire bedevaartsplaats in Duitsland waar een als wonderbaarlijk beschouwde afbeelding van de Maagd Maria vereerd wordt. Deelnemers spaarden er het hele jaar voor. Op elke eerste zondag van juli vertrokken om 8 uur ’s morgens de bussen uit de Rappardstraat. Al zingend en biddend reden de Klarendallers naar Kevelaer. Daar werd een processie opgesteld die door de straten van het stadje trok. Aan de processie werd veel aandacht besteed en bestond uit een eigen muziekkapel, misdienaars, bruidjes en acht mannen met op stokken gestoken hoorns gevuld met bloemen. Middelpunt was het eigen Mariabeeld dat uit de Klarendalse Mariakapel werd meegenomen. Het beeld was op initiatief van kapelaan Bouwman en met geld van mensen uit de wijk gemaakt door de kunstenaar Van Brakel. Ze was een replica van de Kevelaerse Maria, Troosteres van de Bedroefden, aangekleed met een liturgisch gewaad van de Nij-

Bidden en voetballen

Toen ik ging voetballen bij VDZ deed je alles op de fiets. Bij uitwedstrijden naar Angeren of Driel ging het hele elftal onder leiding van de leider per fiets daar naar toe. Aangekomen moesten soms eerst de koeien uit de wei gedreven worden en stonden we in de koeienflatsen te voetballen. Bij de kleedkamer, voorheen de stal, kon je je omkleden en in een grote

waterton kon je je wassen.Voor de wedstrijd begon, bracht je de christelijke groet. ‘Gelooft zij Jezus Christus in alle eeuwigheid Amen.’ In het veld schopte je daarna naar alles wat los en vast zat. Dat waren nog eens tijden. 49: Foto van het veteranenkamp van voetbalclub VDZ in 1967, met keeper Theo Pieters (bovenste rij, tweede van links)


meegse firma Stadelmaier en een zilveren kroontje, geschonken door juffrouw Van Roosmalen van de Catharinaschool. Het hoogtepunt van de bedevaart was in 1963. 300 Klarendallers trokken in processie door de straten van Kevelaer. » Afbeelding 50: De Klarendalse processie » Afbeelding 51: Kapelaan Pierik

Het succes van het KCK was bij de aartsbisschop niet onopgemerkt gebleven. In 1954 ontving directeur Bouwman een brief van Alfrink. Het verheugde de aartsbisschop dat de gelovigen van Klarendal de weg naar hun godshuis weer hadden weten te vinden. Paradoxaal genoeg was het succes van het KCK vooral te danken aan het feit dat nu juist niet de nadruk gelegd werd op het geloof. Bouwman en de andere medewerkers voelden een lotsverbondenheid met de inwoners van Klarendal. Hun prioriteit lag niet bij de Kerk maar bij de slechte leefomstandigheden waarin de Klarendallers leefden.

52

65 : Welzijnswerk in Klarendal

Ook na Bouwmans bleef dat zo. Bij zijn opvolger, kapelaan Pierik, was een zelfde solidariteit met de Klarendallers zichtbaar. In een interview ter gelegenheid van zijn afscheid in 1968 vertelt Pierik, woonachtig in Klarendal, nooit overwogen te hebben om voor zichzelf betere huisvesting te zoeken. ‘Ik kon dat niet met m’n geweten in overeenstemming brengen. Ik voelde me met hart en ziel met Klarendal verbonden en ik wilde het lot van deze mensen delen, die dag en nacht in de ellende zitten en eigenlijk zonder uitzicht op betere tijden. Dat gevoel van onbehagen tegen dit uitzichtloze bekruipt je dan wel eens als je zo’n kast van een girokantoor of nieuw gemeentehuis ziet bouwen.’ Pierik had zich jarenlang intensief ingespannen voor

‘s Avonds werd je door Pa of Ma naar bed gebracht. Op je knieën voor je bed moest je dan je avondgebedje bidden. Dat was een Onze Vader en een Weesgegroet. Daarna het volgende gebedje: ‘Dag lieve Heertje, dag lieve Vrouwtje , Dag lieve Engeltje zoet, die het kindje bewaren moet, voor water en vuur, voor krank en duur, Hart van Jezus kindervriend, Maakt dat Theo een grote jongen wordt.’ Tot slot kreeg je van Pa een kruisje op het hoofd.

Toen wij wat ouder waren werd er volgens mij niet meer geknield voor het bed. Jan Jansen onze buurjongen deed dat nog wel toen hij in militaire dienst moest. Maar deze ceremonie op de slaapzaal in aanwezigheid van 40 jongens was van korte duur. Ze gooiden een schoen naar hem toe. En toen is Jan er ook maar mee gestopt. Fragmenten uit de memoires van Theo Pieters, opgegroeid in een katholiek gezin in Arnhem.

50: De Klarendalse processie door de straten van Kevelaer. (zie volgende pagina) 51: Op de voorgrond kapelaan Pierik, directeur van het KCK. (zie volgende pagina) 52: Achter het KABPosttheater is nog steeds het torentje van de Mariakapel zichtbaar.


51

50


betere leefomstandigheden in de wijk. En met succes. ‘Wij hebben zo vaak tegen het zere been getrapt, dat die hulp uiteindelijk wel moest komen’, zegt hij terugblikkend op zijn werk bij het KCK. » Carnaval in Arnhem

In de loop van de tijd raakte bij het KCK het geloof steeds verder op de achtergrond. In 1968 volgde een professionele welzijnswerker priester-directeur Pierik op. Het werk van de KCK werd erkend door de gemeente en het centrum ontving steeds meer subsidie. Twintig jaar na oprichting had het centrum zich ontwikkeld tot een professionele welzijnsinstelling voor alle Klarendallers ongeacht hun levensovertuiging. In 1974 veranderde uiteindelijk de naam. De ontzuiling had zijn werk gedaan. Het Katholiek Centrum Klarendal ging voortaan door het leven als Wijkcentrum Klarendal. » Afbeelding 54: Wijkcentrum Klarendal » Afbeelding 55: Maria van Klarendal

Carnaval in Arnhem In 1953 organiseerde de R.K. Middenstandsvereniging De Hanze een feest ter ere van het 100-jarige bestaan van de bisschoppelijke hiërarchie in Nederland. De middenstanders nodigden de leden van de Genneper carnavalsvereniging ’t Mombakkes uit. Het carnavalsvirus sloeg over. Carnavalsvereniging On-Ganse werd opgericht en De Hanze trok de porte-

monnee voor Arnhems eerste carnavalsfeest. De jaarlijkse carnavalsfeesten van On-Ganse in Musis Sacrum zijn nog steeds erg populair. 53: Op de foto uit 1968 krijgt toenmalig minister van Cultuur en Maatschappelijk Werk, Marga Klompé, de Orde van de Zachte G uitgereikt. Klompé – katholiek en geboren in Arnhem – was de eerste vrouwelijke minister van Nederland.

54: Wijkcentrum Klarendal, opvolger van het KCK, is nog steeds aan de Rappardstraat gevestigd. 55: Sinds de jaren tachtig heeft Maria van Klarendal een plek gekregen in de St. Janskerk.

67 : Welzijnswerk in Klarendal

55

54

53

Het KCK had ondertussen navolging gevonden in andere wijken. Buurtcentra als de Rijnkant, Don Bosco, St.-Maarten, Stoplicht en de Hommel werden opgericht. In 1959 bleek coördinatie noodzakelijk. Het Katholiek Stedelijk Bureau voor Jeugdzorg en Bijzonder Gezinswerk werd opgericht. Directeur werd de Vincentiaan die in 1947 op de eerste avond in het Kasteeltje met 20 Klarendalse jongens was begonnen: Henk Broens.


8. DISCUSSIE IN DE KERK

Denk je aan de jaren zestig in Arnhem, dan denk je aan Johnny van Doorn, dichter maar vooral voordrachtskunstenaar. Na zijn dood in 1991 werd het plein naast V&D naar hem vernoemd. Dat was geen toeval. V&D was de plek waar Johnny midden tussen het winkelende publiek graag zijn happenings hield. In zijn typische Selfkickerstijl en onder invloed van drank en drugs droeg hij op onnavolgbare wijze zijn gedichten voor, waarbij hij zichzelf zo uitputte dat vrienden hem na afloop na het uitspreken van de laatste woorden uitgeput en totaal van de wereld moesten opvangen.

De katholieke jongeren in Arnhem hadden hun eigen Johnny van Doorn. Aalmoezenier Dolf Coppes. Minder spectaculair, minder extravagant en drugsvrij maar net als Johnny the Selfkicker liet ook Coppes diepe indruk achter op zijn publiek. Coppes was geen vrije vogel als Van Doorn, maar priester en aalmoezenier van het in Arnhem gevestigde Bureau Jeugdzielzorg. In een tijd waarin de volksmissie en andere traditionele vormen van zielzorg nog nauwelijks waren afgezworen en steeds meer jongeren de Kerk de rug toe keerden wist Coppes in 1963 tijdens de Vastenconferenties in de St.-Martinuskerk de verandering die in de lucht hing te grijpen.


Met de Vastenconferenties van Coppes kregen de Arnhemse katholieke jongeren hun eigen happenings. Zij maakten er faam mee in heel Nederland. Coppes had vier jaar eerder tijdens de vastenconferenties al bewezen jongeren te kunnen aanspreken. In 1963 overtrof hij dit. Bij de eerste bijeenkomst, eind februari, sprak Coppes over de zoektocht naar God op basis van het lied ‘I see God’ van de Amerikaanse gospelkoningin Mahalia Jackson. Zij had eerder dat jaar tijdens de massademonstratie tegen rassendiscriminatie bij het Lincoln Memorial in Washington, waar Martin Luther King zijn befaamde speech hield, nog de menigte toegezongen. Bij het verlaten van de kerk liet Coppes wederom een nummer van Jackson spelen. Na afloop was er in Musis Sacrum gelegenheid tot discussie, iets dat volstrekt inging tegen de tradities van de rooms-katholieke Kerk. » Afbeelding 56: Dolf Coppes

56: Dolf Coppes in discussie na afloop van één van de vastenconferenties.

69 : Discussie in de Kerk

56

Dat Coppes de mentaliteit van de jongeren gegrepen had, bleek de week erna. De kerk zat zo vol dat bij aanvang om acht uur de deuren gesloten moesten worden. Nadat extra stoelen en banken waren aangesleept was er nog steeds onvoldoende plek zodat de toehoorders plaatsnamen op het priesterkoor, voorheen het exclusieve domein van de geestelijken. Coppes’ eerste woorden van de avond waren veelzeggend. ‘Volgende week speelt Feyenoord tegen Reims. Daarom zal de derde conferentie niet om acht uur, maar om half acht beginnen.’ Gejuich steeg op uit de kerk, volgens de verslaggever van het Arnhems Dagblad. Coppes draaide een nummer van Jules de Corte en sprak over rassendiscriminatie. De week daarop zat de St.-Martinuskerk zo mogelijk nog voller. De krant kopte: ‘Ondanks TV ruim 2000 jongeren


57


71 : Discussie in de Kerk


58


in Martinuskerk’. De dienstdoende journalist stak zijn enthousiasme niet onder stoelen of banken. ‘Overal zaten ze: in de biechtstoel, op de communiebank, op het priesterkoor, op het altaar !!!, achter het altaar, in het voorportaal. Een muis zou in deze drukte doodgedrukt zijn. Hoe komt het toch dat zoveel jongeren komen terwijl men toch zo vaak beweert dat de jongeren niets om hun godsdienst geven! In alle parochies wordt de 18-jarigencursus slecht bezet en hier zitten zonder dat er dwang van thuis achter zit 2000!!! jongeren in de kerk.’ Coppes had bij de jongeren duidelijk de juiste snaar geraakt. Jongeren beschouwden hun parochiekerk als benauwend. Daar werd voortdurend gehamerd op zedelijk gedrag. Binnen de parochiale verbanden waren de geestelijken overal aanwezig om je op de vingers te kijken. Op school, op de voetbalclub, zondags in de kerk en zelf zo nu en dan thuis. Nu de verzuiling zijn langste tijd gehad had en de individualisering jongeren aanzette tot het maken van eigen keuzes dreigden zij hun eigen weg te gaan. Maar Coppes bewees met zijn Vastenconferenties dat zij voor de Kerk nog niet verloren waren. Hij leek in de roerige jaren zestig de ideale figuur om de Kerk van het rijke roomse leven te veranderen in een kerk waar jongeren zich weer thuis konden voelen. Coppes behoorde niet tot de vaste groep van pastoors en kapelaans. Hij was jong en had een verfrissende kijk op theologische kwesties waar jarenlang het veto van de pastoors op had gerust. Coppes nam het niet zo nauw met de eeuwenoude dogma’s van de Kerk. In plaats daarvan moedigde hij jongeren aan zelf na te denken over hun relatie tot God en daar met elkaar over te discussiëren.

73 : Discussie in de Kerk

» Afbeeldingen 57 en 58: Drukte in de kerk

57 en 58: ‘Overal zaten ze: in de biechtstoel, op de communiebank, op het priesterkoor, op het altaar.’ (zie vorige pagina’s)


Tijdens de Vastenconferenties werd ook duidelijk dat de grenzen van de verschillende zuilen definitief waren opengebroken.Vanaf de eerste conferentie waren jongeren van de Arnhemse Oecumenische Jeugdraad aanwezig geweest. Zij waren zo enthousiast over de meditaties van Coppes dat zij al tijdens de eerste nazit in Musis Sacrum het idee hadden geopperd om één van de conferenties interkerkelijk te maken. Jongeren van alle kerkelijke gezindten zouden deelnemen. Na enkele besprekingen werd besloten om de vijfde Vastenconferentie in de Grote of Eusebiuskerk te houden, waarbij Coppes onder de titel ‘De juiste golflengte’ zou spreken over de liefde tot God en de Nederlands Hervormde dominee Foekens de liturgische omlijsting zou verzorgen. Het enthousiasme van de jongeren werkte zo aanstekelijk dat het Provinciebestuur het Provincie Huis openstelde voor de discussie na afloop.

59

74 : Discussie in de Kerk

Aldus togen er woensdagavond 27 maart 1963 2.500 jongeren naar de Grote Kerk. De verslaggever van het Arnhems Dagblad raakte wederom in vervoering. ‘Bij alles wat er in de wereld rondom ons heen gebeurt, bij al wat ons teistert en ontstelt, is dit een troostende zekerheid, afgelezen van hun van ernst doortrokken gelaten: de jonge mens zoekt God.’ Tekenend voor de sfeer van oecumene was het grapje waarmee Coppes zijn overweging begon. Hadden de protestanten niet het paard van Troje binnen gehaald nu hem de gelegenheid was geboden in de Nederlands Hervomde Grote Kerk het woord te voeren? Coppes sprak vervolgens kritisch over de dogma’s die beide kerken eeuwenlang hadden opgelegd aan de gelovigen. De katholieke Kerk had het lichamelijke bij de mens te zeer verdrongen. De protestanten waren te zwaarmoedig opgevoed. ‘Het geloof mag ons niet in de weg staan’, concludeerde Coppes. ‘We kunnen niet liefhebben als we niet zien, als we niet openstaan, om tot grotere gemeenschappelijkheid te komen.’ Daarop werd een lied gezongen over de eenheid van de kerken.


» Ontzuiling

Dat Coppes volle kerken trok was de Arnhemse geestelijkheid niet ontgaan. Bij de zesde en laatste Vastenconferentie in de Martinuskerk had een aantal van hen plaats genomen tussen de jongeren. Onder hen deken Van Rossum.Voor hem was een stoel gereserveerd maar bij binnenkomst bleek die zoals alle andere zitplaatsen in de kerk toch bezet. Onder gelach van de hele kerk werd er voor de deken toch een zitplaats gevonden. Toepasselijk sprak Coppes die avond over Goddelijke gastvrijheid. Hij begon met een welkomstwoord waarin hij zijn publiek vroeg voor de aanwezige geestelijken te applaudiseren. Het was bijna een provocatie. Applaudisseren in de kerk was uit den boze. En nu heette Coppes de Arnhemse geestelijken er welkom mee. Deken Van Rossum zag er echter geen kwaad in. Hij verraste de aanwezigen op zijn beurt met een brief van kardinaal Alfrink die schreef zeer verheugd te zijn over de massale belangstelling voor de Vastenconferenties.Van Rossum deelde vervolgens mee dat besloten was om de Vastenconferenties een vervolg te geven. Elke derde zondag van de maand konden de jongeren samen met aalmoezenier Coppes terecht in de St.-Martinus, met aansluitend - hoe kan het ook anders - een discussiebijeenkomst. » Afbeelding 60: Deken Van Rossum

Ontzuiling: de R.K. Leeszaal en Bibliotheek wordt Bibliotheek Arnhem Op 8 november 1972 verzond Prins Claus een door hem ondertekende oorkonde in een oranje koker per buizenpost naar het uitleenbureau van de nieuwe Bibliotheek Arnhem aan de Koningstraat. Het nieuwe onderkomen was daarmee officieel geopend. De prins ontving als dank een lidmaatschapskaart voor het

leven. De Bibliotheek Arnhem was het resultaat van een fusie van De Openbare Leeszaal en Bibliotheek, de Gelderse Bibliotheek en de R.K. Leeszaal en Bibliotheek. De katholieken beschikten sinds 1919 over een eigen biliotheek die begon in een pand aan het Roermondsplein en later verhuisde naar de Jansbuitensingel 26. Allerlei bestaande katholieke verenigingsbibliotheken brachten hier hun boeken samen. Bibliothecaresse mejuf-

frouw Van Embden kreeg voor de aanschaf van boeken advies van kapelaan De Wit, om zo ongeschikte boeken en lectuur te weren. In 1938 werd de censor vervangen door een vijftienkoppige commissie om toe te zien op de zedelijke waarden. De boeken werden ingedeeld in verschillende categorieën waarbij voor boeken van de zwaarste categorie een schriftelijke motivatie overlegd moest worden waarin werd uitgelegd waarom het »

75 : Discussie in de Kerk

60

Coppes zorgde voor een nieuw elan onder de katholieke jongeren in Arnhem. Desondanks zorgden de Vastenconferenties slechts voor een kortstondige opleving. Naast de maandelijkse Eucharistieviering in de St.-Martinuskerk organiseerde de Oecumenische Jeugdraad samen met een aantal katholieke instuiven nog een tijdje bijeenkomsten voor jongeren van alle levensbeschouwingen. De oecumenische ge-


dachte sloeg zodanig aan dat de instuiven in de loop van de jaren zestig verder gingen als levensbeschouwelijk neutrale instellingen. Rond 1970 bleken zij niet meer levensvatbaar. Toen was het nieuwe elan onder de Arnhemse katholieke jongeren al grotendeels vervlogen. Coppes deed in 1965 gedesillusioneerd afstand van zijn priesterschap. De rooms-katholieke Kerk veranderde weliswaar maar de traditionele structuren bleken steviger dan verwacht. Coppes koos uiteindelijk voor een politieke carrière. In 1977 kwam hij voor de PPR in de Tweede Kamer. Toch was er wel degelijk wat veranderd. In de jaren zestig was duidelijk geworden dat de geestelijkheid definitief de aansluiting met hun parochianen waren kwijtgeraakt. In 1965 bracht het Katholiek Sociaal-kerkelijk Instituut een rapport uit over het pastoraat in Arnhem. Grote groepen Arnhemse katholieken werden als verloren beschouwd. Sommige Arnhemse priesters konden in interviews hun cynisme niet onderdrukken: ‘Arnhem? Wat bloeit hier eigenlijk?’ ‘Arnhem. Je wordt er zo moe van…’ ‘Ben missionaris geweest. Dat was heel wat makkelijker.’

76 : Discussie in de Kerk

Niet alle priesters dachten er zo over. Anderen geven aan dat Arnhem moeilijk is om als priester je werk te doen maar dat dat het werk in de stad juist aantrekkelijk maakt. ‘Je moet hier geduld hebben’, merkt een priester op, ‘Je krijgt hier als priester niets voor niets. Maar daarom geeft Arnhem je de kans om te leren hoe een priester moet zijn.’ Een ander zegt: ‘Arnhem behoeft zich niet waar te maken bij de clerus. De clerus moet zich waarmaken bij de Arnhemse bevolking. Als dat moeilijk is, pleit

noodzakelijk was dit schadelijke boek te lezen. De R.K. Bibliotheek breidde in de loop van de jaren uit met verschillende filialen en in 1954 met een jeugd-bibliotheekbus. Met de ontzuiling in de jaren zestig lag samenwerking voor de hand. Dat begon met de opening van gezamenlijke filialen aan het Oremusplein en in Presikhaaf in 1965 en eindigde met de fusie tot Bibliotheek Arnhem in 1972.

59: Het filiaal aan de Johan de Wittlaan 50 in 1950. (zie pagina 72) 60: Deken van Rossum viert Driekoningen met de zusters van Insula Dei in 1959. (zie pagina 73)


dat misschien voor de Arnhemmers.’ Vooral de Arnhemse arbeiderswijken vielen de geestelijken zwaar. Ervaren kapelaans geven in het rapport aan dat Arnhem niet alleen moeilijk en navrant is maar ook vaak ‘het eigen leven schokt’. De meeste kapelaans waren slechts enkele jaren werkzaam in Arnhem en snakte na een tijdje naar een rustige dorpsparochie met devote parochianen. » Sporten in de Pauluskerk

De kritische en gereserveerde houding van veel Arnhemse leken leidde bij de priesters tot een verkenning van nieuwe wegen voor de zielzorg. Een priester zegt in het rapport van 1965: ‘In Arnhem merkte ik pas wat een traditioneel mannetje ik was.’ De priesters hadden het idee verlaten dat een parochie als een winkel moest worden beoordeeld naar de ‘loop’ die er in zit. De onderzoekers schrijven: ‘De priesters van Arnhem hebben ons tenslotte overtuigd, dat zij alleen maar één groot verlangen hebben: door mensen ernstig te worden genomen en door de mensen in vertrouwen te worden genomen. (…)Wat vele priesters drukt is dat de mensen hen niet zien zoals ze zijn, dat het grote kommunikatiekonflikt tussen de Kerk en de moderne mens nog lang niet is opgelost.’

Sporten in de Pauluskerk 15 april 1951, de feestelijke eerste steenlegging van de nieuwe St. Pauluskerk in de wijk ‘t Broek. Tot verbijstering van de parochianen moest de kerk waar zij zelf met giften aan hadden meebetaald in 1968 alweer sluiten. De kerk werd ingericht als sporthal. In de zomer van 2001 werd de Pauluskerk uiteindelijk gesloopt om plaats te maken voor een complex van woningbouw-

stichting Vivare, bestaande uit zestig woningen, werkruimten, een buurthuis, een school, een supermarkt en een onderkomen voor de thuiszorg. In de gevel zijn twee kunstobjecten uit de gesloopte kerk verwerkt. 61: foto eerste steenlegging Pauluskerk

77 : Discussie in de Kerk

61

De Arnhemse priesters wilden in de jaren die volgden op zoek naar nieuwe wegen om ‘het grote kommunikatieconflict’ op te lossen. Dat Coppes die weg al gevonden had, zagen zij over het hoofd. Met als gevolg dat de meeste Arnhemse jongeren verloren gingen voor de rooms-katholieke Kerk.


9. DE SLOOP VAN DE KLEINE EUSEBIUS

Op een stormachtige avond in 1991 reedt toenmalig taxichauffeur en student politicologie Simon Trommel van het Centraal Station richting Arnhem-Zuid toen hij op het Nieuwe Plein, net voorbij hotel Haarhuis, ineens vol in de remmen moest. In het licht van zijn koplampen stortten stukken puin op de weg en het had weinig gescheeld of de gele Opel Record van de Arnhemse Taxicentrale was er vol op ingereden. De brokstukken waren afkomstig van de St.-Eusebiuskerk, in de volksmond de Kleine Eusebius genaamd, die op het punt stond in zijn geheel gesloopt te worden. Trommel, tegenwoordig freelance journalist en werkzaam voor het parochiemagazine De WijnPers, herinnert zich nog goed hoe hij links en rechts brokstukken ter grootte van een baksteen naast de auto zag neervallen. Âť Afbeeldingen 62 en 63

63

62

Vijftien jaar later is van de Kleine Eusebius niets meer te zien. De plek waar hij ooit stond, aan de westzijde van het Nieuwe Plein op de hoek met de Coehoornstraat, ligt er tegenwoordig desolaat bij. Sinds de sloop is er niets met het braakliggende terrein gedaan. Op

62: Prentbriefkaart van de St. Eusebiuskerk aan het Nieuwe Plein van voor de oorlog. 63: Op de plek waar de kerk stond is nog steeds niets nieuws gebouwd.


een doordeweekse dag parkeren de bouwvakkers die werken aan het nieuwe centraal station, dat even verderop moet verrijzen, er hun busjes. Ooit was er sprake van dat op de plek van de Kleine Eusebius een woontoren van de hand van architect Rem Koolhaas zou worden gebouwd. Het kwam er niet van. Zoals dat wel vaker gaat met ambitieuze bouwprojecten. Het terrein is al die jaren zonder functie gebleven. Alsof de Kleine Eusebius voor niets gesloopt is. Het Aartsbisdom had in 1978 op basis van een rapport van het Kaski uit 1968 besloten dat de St.-Eusebiuskerk moest sluiten. Het centrum van Arnhem werd bediend met drie kerken, de St.-Walburgis, de St.-Martinus en de Kleine Eusebius. Maar er trokken steeds meer mensen weg uit het centrum om plaats te maken voor winkels en kantoren. Met de algehele terugloop van het kerkbezoek sinds de jaren vijftig daarbij opgeteld, was het duidelijk dat één van de kerken de deuren moest sluiten. » Grote Eusebius

Grote Eusebius De Kleine Eusebius moet niet verward worden met de Grote of Eusebiuskerk aan het Kerkplein. De Grote Kerk is uitgegroeid tot het zorgenkindje van de stad. Toen eind 2007 stukken steen van de kerk afvielen werd het gebouw omsingeld door een hekwerk om ongelukken te voorkomen. Na onderzoek bleek de Ettinger tufsteen poreus. Begin 2008 bleek de gemeenteraad bereid

om diep in de buidel te tasten voor de zoveelste restauratie. Rudi Rikken, leider van de PvdA: ‘De Eusebius, die is van ons, dat zijn wij. Die kunnen we niet laten stikken.’ 64: De vooroorlogse Kippenmarkt met op de achtergrond de Grote Kerk en daarvoor de kosterswoning.

79 : De sloop v/d Kleine Eusebius

64

Belangrijk argument om te kiezen voor de Kleine Eusebius was de slechte staat waarin de kerk verkeerde. In 1977 waren er al eens stukken steen van de kerk gevallen. Een restauratie was onvermijdelijk. Dat stelde het kerkbestuur voor het blok: een restauratie waarvoor 150.000 gulden eigen geld moest worden ingebracht of de kerk ten prooi laten vallen aan de slopershamer. Al snel bleek dat de 18.000 gulden die nodig was voor het noodherstel niet eens kon worden opgebracht. Na overleg met parochianen en met instemming van het bisdom concludeerde het kerkbestuur dat het slopen van de St.-Eusebiuskerk onvermijdelijk was.


Het voornemen de kerk te slopen stuitte direct op veel weerstand. Een deel van de parochianen was er tegen. Zij vonden de gemeente Arnhem aan hun zijde. Zij zag in de Kleine Eusebius een monument dat voor de stad behouden moest blijven. Het stond niet voor niets op de gemeentelijke monumentenlijst. Aan het afgeven van een sloopvergunning werd dan ook niet meegewerkt. Overigens was lang niet iedereen overtuigd van de kunsthistorische waarde van de Kleine Eusebius. Haar neogotische bouwstijl kon rond 1980 weinig waardering oogsten. Nep-gothiek was het, niet veel meer dan decorbouw, bepaald geen toparchitectuur. De gemeente keek verder dan dat. Het kerkgebouw van de hand van architect Van den Brink was een van de laatste voorbeelden in de zogeheten stucadoorsgothiek en een markant gebouw in de stad waarvan de slanke toren prominent aanwezig was in het stadssilhouet. Verkoop van het kerkgebouw was in de ogen van bestuur en bisdom geen optie. Want wat gebeurt er met een kerkgebouw in handen van een nieuwe eigenaar? Het sacrale karakter zou ernstig aangetast kunnen worden. De Brummense architect E. van Hoogenberk ontwikkelde in 1984 een plan om in het kerkgebouw appartementen te bouwen. Ook de gemeente zag hier wel brood in. In een brief aan de architect schreef aartsbisschop Simonis dat een dergelijk profaan gebruik van een kerkgebouw zeer veel parochianen zou kwetsen en gedurende vele jaren een bron van ergernis zou blijven. Een bezoek van wethouder Kuiper en burgemeester Drijber kon de aartsbisschop niet op andere gedachten brengen. Bisdom en parochiebestuur zaten op ĂŠĂŠn lijn: sloop was de enige optie.

80 : De sloop v/d Kleine Eusebius

Het parochiebestuur wist zich gesteund door een meerderheid van de parochianen


maar ondervond desondanks veel tegenwerking van een actiecomité dat verbonden was aan de Stichting tot Bevordering van Gezond Leven Mens Sana, een clubje oerconservatieve katholieken die terugverlangden naar de tijden van het rijke roomse leven. Hun verzet tegen de sluiting van de Kleine Eusebius was grotendeels gebaseerd op nostalgie. Met hun onverzettelijke houding dreven ze het parochiebestuur tot wanhoop. In de Arnhemse Courant citeerden de actievoerders zelfs de Carthaagse bevelhebber Hannibal om hun vastberadenheid aan te tonen: ‘Melius est oppetere mortum in proelio quam in fuga‘. Het is beter te sneuvelen tijdens de strijd dan tijdens de vlucht. ‘We zullen dan ook tot het bittere einde volharden in onze culturele strijd voor de Eusebiuskerk’, concludeerden ze.

81 : De sloop v/d Kleine Eusebius

Het actiecomité hield woord en tekende tot aan het hoogste Vaticaanse gerechtshof in Rome, de Apostolische Signatuur, bezwaar aan. In de vele brieven die het actiecomité verzond sprak woordvoerder J. Th. Derksen steevast van in het verleden gepleegde intimidaties, terreur en diefstallen en bleef er constant op wijzen dat de argumenten van ‘de slopers’ onjuist waren en berustten op ‘regelrecht bedrog’. De terugloop van het aantal kerkgangers was te wijten ‘aan wanbeheer gekoppeld aan een verkeerde geestesgesteldheid van deze huidige vrijdenkende pastor Ben Bergen MSC, die de teloorgang van twee kerken heeft bewerkstelligd, nl. voor de nog open zijnde St.-Walburgis plus van de reeds gesloten zijnde Hl. Eusebiuskerk.’ In de ogen van het actiecomité was de Eusebiusparochie juist een groeiparochie in een zeer dynamisch stadsdeel. Sinds het Kaksi-rapport van 1968 was echter helder dat de realiteit anders was. De onderzoekers hadden met overtuigende statistieken aangetoond dat drie centrumkerken er minimaal één teveel was.


Het actiecomité schuwde niet betrokkenen op grond van regelrechte achterklap van alles en nog wat te beschuldigen. Ze grepen werkelijk alles aan om de St.-Eusebiuskerk van de ondergang te redden. Zo werden rondom de kerk wonderdadige medailles van Maria aangebracht, want zo vertelde een woordvoerder aan journalist Harry van der Ploeg van de Arnhemse Courant: ‘Het is een gebruik van veel katholieken om medailles te dragen. Daarbij past het geloof dat Satan wars is van alles dat naar God ruikt. Bij de Eusebiuskerk gelden de medailles dus als symbool voor geestelijke bescherming.’

65

82 : De sloop v/d Kleine Eusebius

Mens Sana wist tot frustratie van het kerkbestuur de voorgenomen sloop uiteindelijk jarenlang te vertragen. Dat terwijl de kerk al wel gesloten was. De reliekbuste van Eusebius en andere kerkschatten van de Kleine Eusebius waren overgebracht naar de St.-Walburgisbasiliek. Het uitblijven van de verkoop van de grond waar nu nog de Kleine Eusebius op stond, bracht de centrumparochie aan de rand van de afgrond. De schuldenlast was halverwege de jaren tachtig opgelopen tot een kleine 100.000 gulden. Zelfs de openstelling van de Walburgisbasiliek kwam nu in gevaar. Pastor Ben Bergen herinnert zich nog hoe op 22 augustus 1986 monteurs van de Gewab in de basiliek het gas en licht kwamen afsluiten. ‘We hebben na het afsluiten koffie gedronken. Eén van de monteurs vroeg of hij nu nog in de hemel kon komen. We hebben ze voor de volgende keer, bij het aansluiten, weer een kop koffie beloofd. Er was heel wat emotionaliteit op het pastoraal centrum.’ ‘s Avonds was er nog een orgelconcert in de kerk. De elektriciteit voor het orgel werd afgetapt van huize Kohlmann. De kerk werd verlicht met kaarsen. Bergen had nog nooit zo’n mooi concert meegemaakt. De ondergaande zon deed de ramen van de Walburgis kleuren en toen het buiten donker werd steeg het licht van de kaarsen tot bovenaan de gewelven.

Arnhemse zusters 65: Een aantal Ongeschoeide Karmelietessen verhuisden in 1991 vanuit Huijbergen naar het Karmelietessenklooster aan de Bakenbergseweg in Arnhem. Op het hoogtepunt in1940 waren er in Arnhem 330 vrouwelijke religieuzen werkzaam. De Zusters van de Liefde Onze Lieve Vrouw Moeder van Barmhartigheid in Tilburg ofwel de Zusters van Liefde werkten in de anderhal-

ve eeuw dat zij in Arnhem actief waren in het onderwijs, de ouderenzorg, de opvang van wezen en vanaf de jaren vijftig ook in het in buurt- en clubhuizenwerk. Andere kloosterordes die in Arnhem actief waren zijn de Franciscanessen van Münster, werkzaam in het St. Elisabeth Gasthuis, de Zusters van de Sociëteit van het Heilig Hart die tot 1946 een luxe kostschool aan de Velperweg leidden, de Zusters van de Goddelijke Voorzienig-

heid (Zusters van Steyl), de Zusters van Tegelen, de Catechisten van Breda, de Dochters van Onze Lieve Vrouw van het Heilig Hart en de Dominicanessen van Neerbosch.


» Afbeelding 65: Arnhemse zusters

In 1987 wordt in Rome het bezwaar van Mens Sana niet ontvankelijk verklaard. Ook het gemeentebestuur was inmiddels bijgedraaid. Woningstichting Patrimonium had eerder aangegeven dat het plan om de kerk tot woonruimte om te bouwen financieel onhaalbaar was. Wethouder Velthuizen had nu iets anders voor ogen: de bouw van een markante woontoren van de hand van de toen al vermaarde architect Rem Koolhaas. De tekeningen circuleerden reeds maandenlang op het stadhuis. Op dinsdag 9 augustus 1988 vond er uiteindelijk een geheim onderhoud plaats tussen de parochie en de wethouder. Aanwezig waren voorzitter Peter Winters, pastor Bergen, advocaat de heer Schadd en wethouder Velthuizen. Nu de gemeente geen probleem meer had met de sloop van de kerk waren de partijen er snel uit. De gemeente garandeerde een snelle sloop van het kerkgebouw en stond er voor in ‘dat op de plaats van het gekochte een bouwplan zal worden gerealiseerd dat in overwegende mate tot doel heeft de bouw van woningen (dit om speculatie te voorkomen).’ Na lang onderhandelen over de prijs werd een voorstel tot koop voor de prijs van 600.000 gulden geformuleerd. Niets stond de sloop meer in de weg. » Afbeeldingen 66 en 67

66: Het lege interieur van de Kleine Eusebius. De preekstoel verhuisde naar de St. Hildegardiskerk in Rotterdam. Het Mariaaltaar werd verkocht aan een orgelbouwer die het verwerkte als frontpaneel van een orgel. Een aantal van de gebrandschilderde ramen zijn terecht gekomen in een kerk in de Utrechtse wijk Lunetten. 67: De sloop van de toren. (kleurenfoto zie pagina 4)

83 : De sloop v/d Kleine Eusebius

67

66

En zo kwam het dat op een herfstdag in 1990 vader en zoon Peters van het bedrijf Fluminalis vanuit het Gelderse dorpje Horssen, vlakbij Druten, met een vrachtwagen naar Arnhem reden met de Kleine Eusebius als bestemming. Jan Peters was in de jaren zeventig gestart met het verzamelen van religieuze kunst. Het was begonnen


met een op de zolder van het Franciscanenklooster in Alverna gevonden beeld van gepolychromeerd hout van de heilige Franciscus. Op het imperiaal van zijn Kever reed hij er mee naar huis. Al snel kocht hij hele kerkinterieurs op die als gevolg van de liturgische vernieuwing overal de kerk werden uitgedaan. Peters legde daarmee de basis voor een bedrijf dat inmiddels is uitgegroeid tot een multinational met een miljoenenomzet. » Afbeelding 68: Biechtstoel in Horssen

68

84 : De sloop v/d Kleine Eusebius

Zoon Harald, die nu het familiebedrijf leidt, herinnert zich nog hoe ze tijdens hun werk in de Eusebius onderbroken werden door boze Arnhemmers die schreeuwend hun ongenoegen uitten. Een schande vonden ze de sloop van de kerk. Peters vertelt het in de showroom van Fluminalis in Horssen. Tussen rijen van heiligenbeelden en altaarstukken staat daar nog steeds één van de biechtstoelen van de Kleine Eusebiuskerk. De stoel is bijzonder, zegt Peters.Verkopen doet hij hem niet. Aanbiedingen uit Japan en Amerika sloeg hij af. ‘Ik ben er aan gehecht. Het is een uniek voorbeeld van oer-Nederlandse religieuze kunst. Heel bijzonder.’ Hij weet nog goed hoeveel moeite het kostte om de in de muren van de kerk ingemetselde biechtstoel uit de kerk te krijgen. Peters kwam zelfs nog klem te zitten tussen de muur en de biechtstoel. Met veel moeite kon hij uit zijn benarde positie bevrijd worden. En nu staat de biechtstoel al bijna twintig jaar in de toonzaal van Fluminalis. Je zou bijna vergeten dat achter het deurtje duizenden Arnhemmers decennia lang hun zonden hebben opgebiecht.

68: De biechtstoel in de toonzaal van Fluminalis in Horssen. (kleurenfoto zie pagina 6) 69: Bijzondere 19de-eeuwse foto van de kerkagent van de Kleine Eusebius. De kerkagent, of suisse, had tot taak de orde te handhaven bij de armenbanken achter in de kerk. Het uniform is opgenomen in de collectie van het Aartsbisschoppelijk Museum in Utrecht.


69


10. DE KERK EN DE ARNHEMMERS

Een zomerse dag in St.-Marten. Middenin de wijk ligt de Onze Lieve Vrouwekerk. ‘Een driebeukige basilicale kruiskerk met tweetorenfaçade in een traditionalistische stijl met neoromaanse en neogotische kenmerken’, zo staat ze in de gemeentelijke monumentenlijst omschreven. In 1910 werd de kerk gebouwd volgens de bekende volkskerkelijke principes. Naast de kerk verrees een pastorie, een kosterswoning, patronaatsruimte en aan de overkant van de straat de St.-Anna-school.

Op het pleintje voor de kerk zijn werklieden bezig het onkruid te wieden. Achter hen staan de zware eikenhouten deuren van de kerk wijd open. Boven de ingang kijkt Maria op je toe. Zoals ze dat al bijna 100 jaar doet. Het zijn de brievenbussen links en rechts van de deuren die verraden dat de kerk geen kerk meer is. Woningbouwvereniging Portaal bouwde er appartementen in. Architectenbureau K3 heeft de kerk van buiten zoveel mogelijk intact gelaten. Ze wonnen er een architectuurprijs mee. » Afbeelding 70: Onze-Lieve-Vrouwe-Kerk

70

In de aanpandige voormalige kosterswoning houdt

70: Het nieuwe interieur van de Onze-Lieve-Vrouwe-kerk.


sinds negen maanden Geert Rozema kantoor, de jongste pastor binnen het pastorale team van fusieparochie De Wijngaard. Rozema is buurtpastor. Daarmee past hij in een lange traditie die teruggaat op de Klarendalse pastoor Bos, die zich in de eerste helft van de 20ste eeuw het lot van de Klarendallers persoonlijk aantrok. Later kwam het Katholiek Centrum Klarendal met de kapelaans Bouwman en Pierik en maatschappelijk werkster Zuster van Liefde Eleuthera. Zij bouwden het buurt- en clubhuiswerk in Arnhem op. De gefuseerde St.-Jan-, St.-Jozef- en OLV-parochie zetten in 1995 die traditie van wijkpastoraat voort door buurtpastor Jan Brugman aan te stellen. Rozema volgde hem na zijn pensionering op. » De Parochie H. Maria Onbevlekt Ontvangen

Parochie De Wijngaard ziet voor zichzelf nog steeds een belangrijke taak weggelegd in het bieden van hulp. Ze wordt in Arnhem elke dag geconfronteerd met armoede, eenzaamheid, dak- en thuislozen en vluchtelingen. Arnhem is voor de Kerk altijd een moeilijke stad geweest. Slechts ervaren pastoors werden hier aangesteld. En zelfs zij werden op de proef gesteld, zo hebben we kunnen lezen.

De Parochie H. Maria Onbevlekt Ontvangen De Parochie H. Maria Onbevlekt Ontvangen in de Van Slichtenhorststraat was beter bekend onder de naam Onze Lieve Vrouweparochie. De parochie had haar eigen jongerenkoor, dat zich het OLVékoor noemde. Je kon lid worden als je 16 jaar was, maar er was wel een wachtlijst. Dat was in 1967. Veel parochies hadden toen zo’n jongerenkoor.

Bijzonder is dat hetzelfde koor nog steeds bestaat, al zijn veel vrijgezellen van toen nu stelletjes. Heel wat koorleden zijn met een koorlid getrouwd. 71: Tijdens de laatste viering bij de sluiting van de parochiekapel op 29 mei 2005 zong dat OLVékoor. Nu is de St. Walburgisbasiliek de thuisbasis. De sluiting van de kapel van de Onze Lieve Vrouwe Paro-

chie in de Van Slichtenhorststraat op 29 mei 2005 was voor de parochianen een moeilijk moment. Zo’n tien jaar eerder was de parochiekerk gesloten, die wat later omgebouwd werd tot een fraai appartementengebouw. Daarbij werd zoveel mogelijk rekening gehouden met de oorspronkelijke functie van het kerkgebouw. Dat vervolgens ook de kapel werd gesloten kwam hard aan. Er was een hechte gemeenschap gegroeid. »

87 : De Kerk en de Arnhemmers

73

72

71

Toen de ontkerkelijking in de jaren zestig inzette was dat in Arnhem geen onbekend fenomeen. De katholieke zuil werd in een vrij rap tempo afgebroken. Er ontstonden bewegingen van betrokken katholieken die kritisch gingen nadenken over de betekenis van hun geloof en de rol van de Kerk in hun leven.Velen namen als vrijwilliger taken en verantwoordelijkheden over van de pastoors en de kapelaans. Als mensen actief betrokken bleven, vroegen ze ruimte voor eigen inzichten en verantwoordelijkheden.


» Afbeelding 74: Pastorale team van De Wijngaard

Maar ondanks dat ontkwam ook de rooms-katholieke Kerk in Arnhem niet aan de ontkerkelijking. Net als overal in Nederland werden ook in Arnhem kerkgebouwen afgestoten of zelfs gesloopt. En net als overal in Nederland is de rol van de kerken in het leven van mensen beperkt geworden. Wel is er ook in Arnhem een nieuwe interesse voor spiritualiteit en zingeving zichtbaar. Met de fusie van de parochies boven de Rijn en de OLV-Visitatieparochie in Velp en Rozendaal tot De Wijngaard heeft de rooms-katholieke Kerk geprobeerd in te spelen op deze ontwikkelingen. Initiatieven als het stadspastoraat, buurtpastoraat en een lezingenserie over spiritualiteit haken hier op in. » Vrijwilligers

0

0

74

88 : De Kerk en de Arnhemmers

En zo heeft de rooms-katholieke Kerk in Arnhem zich uiteindelijk dan toch verzoend met de moeilijke stad Arnhem. Sinds de middeleeuwen laten de Arnhemmers zich niet makkelijk paaien door de Kerk. De Kerk heeft zich hier echt moeten inspannen om een plek te verdienen. Dat maakt de geschiedenis van de katholieken in Arnhem zo interessant. Maar waar dit boek veel zegt over de rooms-katholieke Kerk, daar zegt het ook veel over de Arnhemmers. Ondanks volksmissies, de bouw van imposante kerkgebouwen, een schare pastoors, kapelaans, zusters en paters lieten de Arnhemse katholieken zich niet makkelijk in het roomse keurslijf persen. Zelfs een pauselijke bul richtte weinig uit.

72: Tijdens de laatste viering zat de kapel helemaal vol. 73: De liturgische kerkattributen werden in een kleine processie de kapel uitgedragen (foto). Het altaar was ontruimd, de laatste kerkgangers vertrokken. De leegte bleef. De kerkzaal is nu het diaconaal inloopcentrum van de Wijngaardparochie.

sen, Antoinette Bottenberg, Maarten Smits. Middelste rij v.l.n.r.: Geert Rozema, Ed van de Moosdijk, Peter Pot. Achterste rij v.l.n.r.: Aloys Wijngaards, Henk Janssen ofm, Peter Ambting. (niet op de foto: Heinz Georg Surmund)

74: Het pastorale team van De Wijngaard. Voorste rij v.l.n.r.: Günther Sturms, Petra Jans-

Binnen parochie De Wijngaard zijn nog veel vrijwilligers actief. In de jaren tachtig

Vrijwilligers

nam het aantal vrijwilligers in Arnhem sterk toe. In de Willibordparochie was een speciaal toerustingsprogramma opgezet want, zo schrijft een van de organisatoren: ‘als leken willen wij ons nú bekwamen om in de toekomst, ook bij verminderend aantal pastores, gestalte te geven aan het samen-kerk-zijn.’ Zowel de geestelijken als de parochianen waren zich er destijds al van bewust dat de rol van de geestelijken steeds kleiner


zou worden. Binnen het toerustingsprogramma konden de vrijwilligers zich bekwamen in vaardigheden als het voeren van een groepsgesprek, huisbezoek of schriftlezing. De samenwerking tussen geestelijken en vrijwilligers bracht binnen veel parochies een nieuw elan teweeg. In 1991 waren binnen de Heilig Hartparochie maar liefst 417 vrijwilligers actief. 75: Vrijwilligersfeest van

Parochie De Wijngaard in 2008 in de lege St. Jozefkerk. (kleurenfoto zie pagina 7)

89 : De Kerk en de Arnhemmers

75

0

0

Eigenlijk wist alleen de martelaar Eusebius in de 15de eeuw van de Arnhemmers voor even trouwe kerkgangers te maken. De dwarse martelaar die in de 2de eeuw weigerde de bevelen van de Romeinse keizer op te volgen. De Arnhemmers zullen ongetwijfeld iets van zichzelf in hem herkennen. Niet voor niets is hij na vijf eeuwen nog steeds Arnhems bekendste heilige.


90


Ik heb tijdens het schrijven dankbaar gebruik gemaakt van de uitgebreide wetenschappelijke studie over de katholieke beweging in Arnhem in de 19de en 20ste eeuw van Ton Duffhues. Hij geeft in zijn Generaties en patronen een vrijwel compleet overzicht van de Arnhemse katholieken in de laatste 200 jaar. Zonder het werk van Duffhues was dit boek slechts een aaneenschakeling van anekdotes geweest. Mijn dank gaat verder uit naar Peter Pot van De Wijngaard die mij tijdens het schrijven alle vrijheid en vertrouwen gaf, de meelezers Maarten Smits, Harry van der Ploeg en Jan Brugman voor hun deskundig advies, Theo Pieters uit wiens memoires ik citeren mocht, en Swetlana Landbrug en George Knaapen voor het correctiewerk. Tenslotte nog een woord van dank voor alle personen die met verhalen en foto’s hebben bijgedragen aan dit boek. Martijn Brugman Arnhem, 2008

NAWOORD

In nog geen 100 pagina’s doe je 200 jaar geschiedenis geen recht. Dit boek moet dan ook niet worden opgevat als de geschiedschrijving van 200 jaar katholieken in Arnhem. Het is een tamelijk willekeurige verzameling verhalen die een aantal belangrijke aspecten van dat verleden illustreren. De verhalen die verteld worden hebben de ruimte gekregen ten koste van onderwerpen die minder uitvoerig of zelfs niet aan bod zijn gekomen.


4

2


64


10


5

7


66



17


14


52

46


70

33


15


44

62


25

23


26

45


38



39


42


48



22


35


34

20


21


27



61

60


55

54


53



72

71


74

73


65



EEN SELECTIE VAN LITERATUUR

Arnhem in 1855, naar waarheid geschetst door een katholiek Nederlander (Nijmegen 1855) H. Chr. van Bemmel e.a., Arnhem in de twintigste eeuw (Utrecht 2004) Th. Brouwer, Nalezing van de beschrijving van Arnhem door Mr. J.W. Staats Evers, vooral in betrekking tot de St. Martens-, St. Eusebius- en St. Walburgis kerken (Arnhem, 1869) F.A. Donders, Insula Dei. Van regentencollege naar bestuur (Arnhem 1976) Ton Duffhues, Een pastoor en zijn onderneming. Bouw en opbouw van de kerk en parochie van St. Jozef te Arnhem, 1920-1960. In: Trajecta 2 (1993) Ton Duffhues, Een stadsparochie in beweging. De St. Jansparochie te Arnhem 1895-1985 (Arnhem 1985) Ton Duffhues, Generaties en patronen. De katholieke beweging te Arnhem in de 19de en 20ste eeuw (Baarn 1991) Een stadskerk in wording. Situatie en perspektief van de r.k. kerkorganisatie te Arnhem, Memorandum no. 174 Katholiek Sociaal-Kerkelijk Instituut (Den Haag 1968) H.C. Endedijk, P.R.A. van Iddekinge e.a., 750 jaar Arnhem, de Arnhemmers en hun ziel en zaligheid (Zwolle 1983) J.H.J. van Hest, St.-Elisabeths Gasthuis. Bouwgeschiedenis van een Arnhems ziekenhuis, Arnhemse monumentenreeks 9 (Utrecht 2001) Het pastoraat in Arnhem. Leven en werken van een stedelijk presbyteraat, Rapport no. 305 Katholiek Sociaal-Kerkelijk Instituut (Den Haag 1966) Jan Hooyman, De onvergetelijke deken. Mgr. Th. Brouwer pastoor van St. Walburgis in Arnhem 1848 – 1873 (Arnhem 1972) Kerken in Arnhem, Arnhem de genoeglijkste 25 (2005) nr. 3 De kerk en de parochie van St.-Walburgis te Arnhem : gedenkboek bij het eeuwfeest van de teruggave der kerk 22 juli 1908 (Arnhem, 1908) A. Markus, Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw (Arnhem 1966) Isaac Anne Nijhoff, Arnhem en zijne omstreken (Arnhem, 1854) Notes historiques d’Alexandre (Guillaume Joseph Jean), Baron de Hugenpoth d’Aerdt, ancien et dernier Ministre de la Justice et de la Police de S.M. Louis Napoléon, Roi de Hollande (1858) A. Oltmans, Koning Lodewijk Napoleon te Arnhem (20 Juli 1808), Arnhemsche Courant, 5 juli 1924. P.J. te Poel, Vier eeuwen Arnhems wel en wee weerspiegeld in zilver (Zutphen 1988) Menno Potjer, Twee eeuwen lezen in Arnhem: van revolutie naar explosie Arnhem De Genoeglijkste 23 (2003) nr. 3 A.G. Schulte, Spitten naar het verleden. Sint Jan de Doper Arnhem 1895 – 1990. Kerk en kunstbezit (Arnhem 1990) A. G. Schulte, Een eeuw onder de dekmantel. St. Martinuskerk Arnhem 1875 – 1975 (Arnhem 1975) C.J.M. Schulte-Van Wersch en A.G. Schulte, De St.-Eusebiuskerk te Arnhem. Een nieuwe kerk aan een nieuw plein. In: Arnhem Elf facetten uit de 19de en 20ste eeuw (Zutphen 1983) C. Snelders, 50 jaar in dienst van de kerk die ik liefheb (Baarn 1984) J.W. Staats Evers, Een bezoek van koning Lodewijk Napoleon aan Arnhem, den 20 Juli 1808, Arnhemsche Courant, 19 mei 1893. J.W. Staats Evers, Beschrijving van Arnhem (Arnhem 1868) G.J. Timmer en J.G. Verhoeven, Uit Arnhems Katholiek verleden : geschiedkundige schetsen (Arnhem, 1937) R.H.J. Wander, Kerken: duizend jaar religieuze bouwkunst in Arnhem (Arnhem, 1997)


1 Gelders Archief: 2, 3, 4, 5, 7, 10, 12, 13, 17, 18, 19, 20, 22, 24, 25, 37, 45, 53, 61, 64 Particuliere collecties: 6, 8, 9, 11, 16, 23, 38, 40, 41, 42, 43, 50, 51, 55, 69, 71, 72, 73 Maartje Krukkert: 14, 32, 46, 52, 54 KDC: 15, 26, 27, 28, 29, 30, 31, 33, 34, 35, 36, 39, 44, 65, 47, 60 Collectie Warffemius: 21, 23, 48, 62, 66, 67, 68 Archief VDZ: 49 Fotobureau Drent: 56, 57, 58, 60 Gelderland Bibliotheek: 59 Martijn Brugman: 63 Jan Wamelink: 74 Jan Rikken: 68 Architectenbureau K3: 70 Simon Trommel: 75

FOTOVERANTWOORDING

P. van Galen:


128


Grafisch ontwerp: O.K. Parking / interactief & grafisch ontwerpers, Arnhem www.ok-parking.nl Deze uitgave is mede mogelijk gemaakt door financiële bijdragen van Arnhemse Stichting Bijzondere Noden en Vincentius Vereniging Arnhem. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, op welke wijze dan ook, zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbenden. De uitgever en de auteur hebben er naar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Zij die menen desondanks nog rechten te kunnen doen gelden kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden. ISBN 978-90-78215-66-0 NUR 693

COLOFON

© Parochie De Wijngaard, Arnhem 2008 www.rkdewijngaard.nl © Martijn Brugman, Arnhem 2008 www.maeb.nl © Uitgeverij Kontrast, Oosterbeek 2008 www.uitgeverijkontrast.nl


‘Arnhem, je wordt er zo moe van’, verzuchtte in 1965 een priester die in de stad werkzaam was. De Arnhemse parochianen lieten het op zondag nog wel eens afweten ondanks verwoede pogingen van pastoors en kapelaans om trouwe katholieken van ze te maken.
 De Arnhemse pastoors gingen daarbij strijdvaardig te werk. Rond 1920 moesten het oprukkende socialisme en de openbare onzedelijkheid in het Sonsbeekpark ingedamd worden. Pastoor Bos ging in Klarendal de deuren langs waarbij hij eens in een niet toevallig geopend keldergat viel. Pastoor Van de Loo zamelde zo fanatiek geld in voor de bouw van de St.-Jozefkerk op de Geitenkamp dat hij al snel de bijnaam ‘pastoor gironummer’ kreeg. Hun inspanningen leverden de stad veel op maar de parochianen bleven wispelturig.

ISBN 978-90-78215-59-2

Historicus Martijn Brugman toont in Stad van Eusebius aan dat de Arnhemmers zich niet snel laten verleiden. Het grootste succes boekte eigenlijk nog de pastoor van de St.-Maartenskerk in de 15de eeuw. Hij haalde de tong en de schedel van Sint Eusebius naar Arnhem om zijn parochianen weer naar de kerk te lokken. Dat lukte. De Arnhemmers vereerden Eusebius als een popidool. Stad van Eusebius is een boeiende terugblik op twee eeuwen katholiek Arnhem. De verhalen in het boek zeggen veel over de rooms-katholieke kerk. Maar misschien nog wel meer over de Arnhemmers.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.