PERSBERICHT Rotterdam, december 2010
MAKING IS THINKING 23 januari – 1 mei 2011 Opening: zaterdag 22 januari 2011, van 18:00 tot 21:00 uur.
Making is Thinking verkent uiteenlopende artistieke praktijken rondom noties van conceptuele ambachtelijkheid en intuïtieve industrie. Het beoogt de hardnekkige dichotomie tussen het praktische en het intellectuele te doorbreken en presenteert een reeks werken die de tweeledigheid tussen concept en vorm verwerpen. Onder de kunstwerken die zijn opgenomen in Making is Thinking zijn verschillende terugkerende of overlappende interessegebieden waarneembaar: Zo is er de fascinatie voor de rol van de amateur, die zo bezig is met tijdsconsumerende activiteiten, dat deze bijna meditatief worden (Wilfrid Almendra, Dewar & Gicquel, Teppei Kaneuji, Hans Schabus). Er is de analyse van het scheppingsproces en een transformatie van deze analyse in een nieuw scheppingsmoment (Hedwig Houben, Ane Hjort Guttu, Edgar Leciejewski). Er is een verkenning van de beeldhouwkunst en de toegepaste kunsten, een strijd tussen functionalisme en formalisme die elke zweem van nostalgie vermijdt (Julia Dault, Rita McBride, Eva Rothschild). Er is de bloei van decoratie en schoonheid bij de herbeoordeling van bepaalde modernistische stijlfiguren (Eva Berendes, Alexandre Da Cunha). Er is het ontwijken van het bewuste denken en de nadruk op intuïtieve kennis (William J. O’Brien, Koki Tanaka). En tot slot, veel van de werken hebben een gevatte humor of ironie, zodat de vrome gewichtigheid die discussies rondom ambachtelijkheid vaak omgeeft, wordt doorgeprikt. Kunstenaars: Wilfrid Almendra, Eva Berendes, Alexandre da Cunha, Julia Dault, Dewar & Gicquel, Ane Hjort Guttu, Hedwig Houben, Teppei Kaneuji, Edgar Leciejewski, Rita McBride, William J. O'Brien, Eva Rothschild, Hans Schabus, Koki Tanaka. Samengesteld door Zoë Gray, geassisteerd door Amira Gad. Context: Al sinds de industriële revolutie worden de Europese samenlevingen gekenmerkt door een groeiende kloof tussen maken en denken. De stadsgildes en de huisindustrie op het platteland verdwenen in de negentiende eeuw geleidelijk en met de daaropvolgende mechanisatie van de arbeid ontstond een verdeling in blauweboordenwerkers en witteboordenwerkers. Ons huidige onderwijssysteem leidt liever op tot flexibele ‘kenniswerkers’ dan tot mensen met praktische vaardigheden of kennis. In de kunst is sinds het begin van de twintigste eeuw een zelfde tweedeling waarneembaar. Met Duchamps introductie van de readymade in 1913, verschoof de nadruk in de avant-gardistische artistieke praktijk van de techniek en het maakproces naar de transformerende kracht van de visie van de kunstenaar. Zo kon de conceptuele kunst tot bloei komen en de beweging ontstaan die Lucy Lippard treffend omschreef als ‘de dematerialisatie van het kunstobject’. Deze vond zijn voorlopige climax in Lawrence Weiners Declaration of Intent in 1968, waarin hij verkondigde dat een kunstwerk ‘niet gebouwd hoeft te worden’. Voor Weiner staat denken gelijk aan maken. Toch maken kunstenaars ook nu nog fysieke kunstwerken en werken ze met tastbare materialen. Hoe moeten we omgaan met materialiteit in een wereld die steeds verder dematerialiseert? Hoe kunnen doordachte vormen van dit volhardende maken verenigd worden met onze vermeende post-industriële samenleving?
(vervolg op de keerzijde)
Page 1 / 2