Yucca(01)_Opmaak 1 25-08-16 10:00 Pagina 1
yucca
Yucca(01)_Opmaak 1 25-08-16 10:00 Pagina 2
boeken van peter terrin De code (verhalen, 1998) Kras (roman, 2001) Blanco (roman, 2003) Vrouwen en kinderen eerst (roman, 2004) De bijeneters (verhalen, 2006) De bewaker (roman, 2009) Post mortem (roman, 2012) Monte Carlo (roman, 2014)
Yucca(01)_Opmaak 1 25-08-16 10:00 Pagina 3
Peter Terrin
yucca
2016 de bezige bij amsterdam | antwerpen
Yucca(01)_Opmaak 1 25-08-16 10:00 Pagina 4
Copyright © 2016 Peter Terrin Omslagontwerp Ron van Roon Omslagbeeld iStock Foto auteur Koos Breukel Vormgeving binnenwerk Adriaan de Jonge Druk Koninklijke Wöhrmann, Zutphen isbn 978 90 234 9928 2 nur 301 debezigebij.nl facebook.com/peter.terrin
Yucca(01)_Opmaak 1 25-08-16 10:00 Pagina 5
So, tell me what you want, what you really, really want. Spice Girls
Yucca(01)_Opmaak 1 25-08-16 10:01 Pagina 6
Yucca(01)_Opmaak 1 25-08-16 10:01 Pagina 7
Ik was negen jaar toen ik ontdekte dat ik kon toveren. Ik was, om precies te zijn, negen jaar en vijf dagen. Het was een vergissing: ik moet tot drieënveertig hebben geteld, of eenenveertig. Ik moet te veel of te weinig hebben geteld, zoiets kun je achteraf niet meer nagaan. Misschien was het tijdens het tandenpoetsen, misschien in de bus naast die man met een schilferende huid, of in de buurt van de vreselijke toiletten van het speelplein, of bij mijn grootvader in de auto. Ik weet het niet. In die tijd was tweeënveertig een heilig getal. Ik had er wel meer, maar zonder tweeënveertig, het grootste, zou ik beslist sterven. Het getal was als een vriend die dag en nacht over mij waakte. Door te tellen bleef ik gezond. Ik kon het razendsnel, alleen het puntje van mijn tong bewoog. Eenmaal dertig bereikt voelde ik me beter en werd ik rustiger. Vanaf dertig had ik, zeg maar, het laken naar mij toe getrokken. Tweeënveertig was in zicht, het aftellen begonnen, ik vertraagde, sprak de getallen nu netjes uit. Ik had het gered. Bij het naderen van veertig stak vaak een lichte spijt op omdat het tellen weer bijna voorbij was. Soms telde ik na tweeënveertig tot elf, al was dat niet echt nodig. Gewoon.
7
Yucca(01)_Opmaak 1 25-08-16 10:01 Pagina 8
Ik moest ook mijn handen en polsen wassen als ik iets had aangeraakt wat was aangeraakt door wildvreemden, bestek, deurknoppen, boeken. Dikwijls was zeep niet genoeg en schrobde ik mijn huid met een borstel. Als mijn kleren contact maakten met de kleren van een onbekende gooide ik ze in de wasmand. Het was allemaal eenvoudig en efficiënt, het tellen, het wassen. Ik bleef in leven, maar het vroeg mijn opperste concentratie. Bij een volgend herseninfarct, hadden de dokters verteld, zou ik sterven. In mijn hoofd waren geen hersenen genoeg meer om een tweede infarct te overleven. Hersencellen die door een belemmering van de bloedstroom geen zuurstof krijgen sterven af. Ongeveer een vierde van mijn hersenen was verdwenen. Op de foto’s was er een gebied aan de linkerkant alleen maar zwart. Zwart op de scan was gelijk aan vloeistof. Dode cellen worden vloeistof, hoe vreemd dat ook mag klinken, hersenen die vloeistof worden. Het is een van die dingen die een mens pas weet als het hem zelf overkomt. Een vergissing was onwaarschijnlijk, mijn tellen was als een gebed. En toch moest het zo gebeurd zijn. Het is onwaarschijnlijk maar niet uitgesloten dat gelovige mensen zich vergissen in een onzevader of een weesgegroet. De frasen zijn zo ingebakken dat men er niet meer bij stilstaat. De woorden verliezen hun betekenis, het zijn klanken geworden, vertrouwde klanken. Iedereen kan tellen tot tweeënveertig. Net daardoor kan men struikelen, als er plots een woord of een zin of een cijfer zich manifesteert en men luistert naar wat men prevelt. Het wordt je plots voor de voeten geworpen. Het is zoals de trap afdalen met
8
Yucca(01)_Opmaak 1 25-08-16 10:01 Pagina 9
een grote doos die je het zicht op de treden beneemt. Alles gaat goed, tot je begint na te denken over je stappen. Het moest voor dertig zijn gebeurd, erna is onmogelijk. Ik had het vermoeden dat ik in mijn haast een cijfer had overgeslagen. Ik had in werkelijkheid maar tot éénenveertig geteld. Het was onmogelijk om het te achterhalen en het was onwaarschijnlijk en toch was het de enige logische verklaring voor wat er die avond gebeurde. Mijn tellen had de kracht om mij te beschermen voor onheil, om een veilige status quo af te dwingen. Daarom telde ik tot tweeënveertig, opdat er niets zou veranderen en ik gezond zou blijven. Per ongeluk tot eenenveertig tellen was gevaarlijker dan niet tellen. Het was vragen om een verandering. Ik logeerde bij mijn tante in de stad. Het was de hele dag heet geweest en ’s avonds laat brak een onweer uit. Ik haat onweer. Ik voelde me klein en alleen, en ik dacht aan een clown. Een clown was precies wat ik nodig had, wat vrolijkheid in mijn leven. Ik had maar tot eenenveertig geteld, een vergissing, en ik wenste een clown en toen had ik hem tevoorschijn getoverd. Plots stond hij daar in het donker, op het voetpad aan de overkant van de straat, in de gietende regen, stil. Hij keek niet naar boven, naar de erker van de slaapkamer, waar ik achter het gordijn stond. Hij keek naar de voordeur van het huis. Ik had me iets anders kunnen toveren. Ik weet niet of het dan gelukt zou zijn. Mijn vader, mijn moeder, mijn oma, ik had ze terug kunnen toveren, ik had me een broer kunnen toveren, een grote broer, die me zou beschermen zoals tweeënveertig, door er gewoon te zijn en me te plagen en
9
Yucca(01)_Opmaak 1 25-08-16 10:01 Pagina 10
me te helpen als ik weer eens op de grond viel, en die me zomaar aan het lachen kon brengen. Maar misschien was dat allemaal te groot, te veel. Een clown volstond om even mijn verdriet te vergeten. Een clown was al heel wat. Hij stond half onder een boom, half in de schemering van de straatverlichting. Zijn rosse haar lag plat op zijn hoofd en hij keek roerloos naar het huis van mijn tante. Ik hoorde de striemende regen op het afdakje boven de voordeur. Onder het gekletter was een ander geluid dat ik niet kon thuisbrengen en dat verdween zodra de clown in beweging kwam en traag de weg overstak. De regen kon de clown niet deren, een clown is als een kind en vindt de regen en de plassen leuk. Ik had de indruk dat ik nog iemand op straat hoorde, een stem, even maar. Ik kon niemand zien. De clown liep naar onze voordeur. Hij verdween uit mijn zicht, ik stond een paar meter boven hem in de slaapkamer. Ik vond het ongelooijk, zo meteen zou hij aanbellen. Het was nog stil in huis, maar het was of ik de bel al hoorde.
10
Yucca(01)_Opmaak 1 25-08-16 10:01 Pagina 11
Een
Yucca(01)_Opmaak 1 25-08-16 10:01 Pagina 12
Yucca(01)_Opmaak 1 25-08-16 10:01 Pagina 13
1 Wat is het leven anders
Aan de balie van de gevangenis kreeg hij een witte plastic draagtas met daarin al zijn bezittingen. De cipier achter het glas wees naar een deur aan de zijkant. Ze draaide de sleutel om, stopte hem de tas toe en deed de deur meteen weer op slot. De vrouw paste ternauwernood in haar blauwe overhemd, de knoop van haar stropdas was verborgen onder haar slappe hals. Viktor was hier elf jaar geweest, hij had nooit het gebouw verlaten, maar de vrouw liet niets blijken. Hij kon net zo goed een bezoeker zijn die een uurtje geleden zijn tas had afgegeven. Ze was beducht voor iets, een onnoembaar gevaar. Men had haar op het hart gedrukt onder alle omstandigheden zakelijk te blijven. Die houding paste haar slecht, zoals haar lichaam niet in het uniform paste. Kleine gouden ringetjes staken in haar kersrode oorlellen die schuin op haar bolle wangen lagen. De ringen hadden geslepen kantjes, wat haar tegelijk meisjesachtig en ouderwets maakte, een juweel dat ze bij haar vormsel van een grootmoeder had gekregen. Ze deed alsof hij niet meer voor de balie stond en naar haar keek. Ze leek hem een vrouw die huilend de liefde bedreef. De donkere, massieve poort had een deurtje dat door een mannelijke cipier werd opengemaakt. Routine en ge-
13
Yucca(01)_Opmaak 1 25-08-16 10:01 Pagina 14
woonte, de fundamenten van het gevangeniswezen, reikten tot deze uiterste grens en hadden sporen van blank hout gevormd. Buiten klonk de wereld anders, hij merkte het meteen. Hij kon het niet benoemen. Had het iets met de bomen aan de overkant te maken, met de brede kruinen? Waren autobussen vroeger stiller? Na enkele minuten voor de grote poort, kijkend naar fietsers en auto’s en voetgangers en gebouwen die hij zich niet kon herinneren, bedacht Viktor dat er een zekere uitbundigheid in de lucht hing. Hij rook het. De wereld was nu vrijer. Maar de wereld was daar niet rustiger van geworden. Misschien lag het aan hem. Het zou tijd vragen om aan alles te wennen, dat sprak vanzelf. Op dat vlak waren zijn vooruitzichten uitstekend. Hij had tijd in overvloed. Links van de grote poort trok de kleur oranje zijn aandacht. Een vuilnisbak die tegen de muur hing. Voorop stond een symbolische afbeelding van een vuilnisbak, er was geen misverstand mogelijk. Ook dit kon hij zich niet voor de geest brengen, die kleur. Zonder de straat in te kijken werd hij drie vuilnisbakken gewaar, oranje vlekken aan de randen van zijn blikveld. De kleur was zeer doeltreffend, al lag er hier en daar vuil op straat. Hij haalde zijn identiteitskaart, rijbewijs en bankkaart uit de plastic draagtas en duwde de rest door de opening. Prullen, dacht hij. Het zijn prullen geworden, vandaag hebben ze geen betekenis of waarde meer. Eén ding stond als een paal boven water: zijn vorige leven was voorbij. Hij moest zich ontdoen van de draagtas. Viktor liet het plastic los. Het voelde alsof hij een steen in een waterput liet vallen, terwijl hij zijn hand maar in de opening hoefde te steken om de tas weer op te diepen. Hij wachtte op het geluid van de steen. Alles in de stad was in
14
Yucca(01)_Opmaak 1 25-08-16 10:01 Pagina 15
beweging, alles leefde, alleen hij en de logge, bakstenen gevangenis bewogen niet. Een vrouw met een boodschappennet en een te dikke jas voor de tijd van het jaar liep hem traag voorbij. Haar hondje staarde hem aan en bleef, hoog trippelend op de voorpoten, achteromkijken, de glanzende oogjes vol begrip. Viktor keerde zich om. Wat was er toch met de bomen? Aan de overkant van de weg stonden vier bomen in een grasperk met een wandelpaadje en een bank. De kruinen zagen er onnatuurlijk breed en vol uit, ze reikten misschien wel verder dan het gewicht van hun takken toeliet, gulzig naar licht en water, in paniek. Een stille schreeuw. Omdat hun takken elkaar raakten, leken ze om zich heen te grijpen. Bij de zwakke wind boog de kruin van de eerste boom compact naar voren en Viktor keek naar het gras eronder, naar de knoestige wortels die overgingen in de stam, hij zocht de eerste tekenen, de aankondiging van het onvermijdelijke. Toen was er een uitroep van een man die hem voorbijďŹ etste. Viktor had het woord niet begrepen. Hij wist niet of het voor hem was bedoeld. Hij stond aan de juiste kant van de stippellijn die het ďŹ etspad afbakende. Het was zinloos om de man, die grote haast had, na te roepen. Het moment was voorbij. Wat de man bezield had zou hij nooit weten. Het gevoel van onbehagen verdween zo snel als het gekomen was. De man droeg een kleine rugzak, aan de ritssluiting bungelde een golfbal. Hij had het einde van de gevangenismuur nog lang niet bereikt. De muur met kantelen zag er langs deze kant anders uit. Van hieraf gezien had de warme, roestbruine kleur met bovenaan het bleke van de deksteen een rustgevend en decoratief effect. De muur paste in het stadsdeel. In de gevan-
15
Yucca(01)_Opmaak 1 25-08-16 10:01 Pagina 16
genis was de muur een muur geweest. Een onneembare hindernis. Een groot projectiescherm, waarop iedereen zijn eigen film zag. Hij hoorde het deurtje in de poort opengaan. De cipier die hem buitengelaten had, kwam bij hem staan. Hij vroeg of het een beetje ging. Hij legde voorzichtig een hand op Viktors schouder, keek hem aan en vroeg of hij iemand kende, of hij wist waarnaartoe. ‘Ik was alleen maar aan het kijken,’ zei Viktor. ‘Zie je die bomen?’ ‘Heb je wel een adres?’ vroeg de cipier. ‘Ja. Ze hebben een woning voor mij. Ik ga er dadelijk naartoe.’ ‘Dat is goed.’ De cipier trok zijn hand terug, duwde hem diep in zijn zak. ‘Je mag gerust wat blijven staan. Geen probleem. Maar ik dacht, ik vraag het eens of hij wacht op iemand. Misschien is er iets voorgevallen en geraken ze hier niet op tijd en kunnen ze je niet bereiken.’ ‘Nee, ik wacht op niemand.’ ‘Nee. Maar je hebt het adres van de dienst. Dat is goed. Weet je waar het is?’ Viktor knikte. De cipier begon over de bussen, welke lijnen naar welke delen van de stad reden. Toen vroeg hij of Viktor in de stad had gewoond. ‘Ja. In een appartement. In het centrum.’ De cipier haalde een pakje sigaretten tevoorschijn. ‘Het centrum is niet meer te betalen. Maar ze zullen je wel op weg helpen. Ze hebben tal van adresjes. Het is een begin. Verwacht er niet te veel van… Maar het is een begin. Soms zie je wel eens iemand terug, op een rommelmarkt of in een winkel of gewoon op straat. Altijd vol lof over de
16
Yucca(01)_Opmaak 1 25-08-16 10:01 Pagina 17
dienst. De meesten hebben geen idee wat er met hen zou gebeurd zijn zonder hulp van de dienst.’ De cipier hield het rode pakje tussen de vingertoppen van beide handen, in twijfel of hij zou roken, of denkend aan iets wat zich ver hiervandaan afspeelde. ‘Ik woonde er met mijn vrouw en mijn zoontje,’ zei Viktor. ‘Toen ze nog leefden.’ De cipier boog zwijgend het hoofd, tikte een sigaret uit het pakje. ‘Hier.’ ‘Ik rook niet.’ ‘Het is nooit te laat om te beginnen.’ En dan: ‘Eentje. Eentje kan geen kwaad. Om te vieren dat je vrij bent. Vergeet dat niet. Je hebt je tijd uitgezeten. Meer kan je niet doen…’ Meer kan je niet doen, hoorde Viktor. Hij wurgde de cipier, het visioen overviel hem. Hij greep naar zijn nek en drukte met beide duimen het strottenhoofd dicht. Hij duwde de man krachtig tegen de gevangenismuur. Voordat een voetganger, fietser of automobilist zou kunnen reageren was de cipier dood. In zijn laatste moment op aarde zou hij Viktor hebben gezien, het bruine vlekje op de blauwe iris in zijn linkeroog, of misschien de bomen over zijn schouder, de eerste boom die het op dat ogenblik begaf. De dikke vrouw verscheen in het deurtje van de poort. Hij zag de deining van haar vormeloze borsten en buik toen ze onhandig haar holster openmaakte en naar het pistool greep waarmee ze hem neerschoot. Door het schot verloor ze een straaltje urine. De man met het golfballetje aan zijn rugzak zou morgen over de moord lezen in de krant en zich vaag Viktor herinneren en de hele dag een zwaar gemoed hebben. Ter ere van de dienstbare
17
Yucca(01)_Opmaak 1 25-08-16 10:01 Pagina 18
cipier met altijd een menselijk gelaat zou een plaquette worden opgehangen boven de oranje vuilnisbak. Viktor nam een sigaret aan en liet de film die hij net voor zijn ogen had gezien omgekeerd afspelen. De plaquette werd van de muur geschroefd, het vocht verdween uit het witte ondergoed, de kogel keerde wentelend om zijn lengteas terug naar de loop en het magazijn, het pistool naar de holster, het hart van de man stuwde het bloed weer door zijn aderen, zijn ogen knipperden en hij zei: ‘Meer kan je niet doen.’ Je kon altijd meer doen. De cipier streek een lucifer af, beschermde het vlammetje in de kom van zijn hand en bracht het naar Viktors gezicht. Het zou de man in verwarring brengen mocht Viktor zich verontschuldigen voor wat er in zijn verbeelding was gebeurd. De man was te vriendelijk om hem in verwarring te brengen. Soms was het beter om te zwijgen. De sigaret smaakte niet zoals Viktor had verwacht. Dit stond mijlenver af van de smaak die het woord ‘sigaret’ bij hem opriep. Viktor dacht aan zijn huwelijksfeest. Had hij daar, samen met zijn vrouw, ceremonieel een laatste keer gerookt? Hij herinnerde zich aan een bar te staan alsof hij zelf te gast was. Het was een donker hoekje en hij had niet gezien dat Helena daar ook stond. Ze hadden in stilte gerookt en naar de mensen op hun feest gekeken. Het was alsof ze elkaar niet kenden, en in zekere zin was dat ook zo, die avond van hun huwelijk. Dat was wat hen aantrok in elkaar. Beiden wilden weten wie de ander was. ‘Soms herkennen ze je niet,’ zei de cipier. ‘Ik denk omdat ik niet in uniform ben. Maar ik herken ze altijd. Weet je, er valt zoveel af te lezen van een gezicht. Je hoeft niet eens te weten waarom ze zitten. Ik ben bijna nooit verkeerd.’
18
Yucca(01)_Opmaak 1 25-08-16 10:01 Pagina 19
De cipier liet zijn peuk vallen, zette zijn voet erop en draaide lang en hard zijn schoenzool heen en weer. Er bleef nauwelijks iets over, wat snippers die hij plichtmatig naar het fietspad schopte. Hij zei dat hij naar binnen moest. ‘Zie je die bomen?’ vroeg Viktor. ‘Daar, aan de overkant?’ Viktor knikte. ‘Er is iets aan de hand,’ zei hij. De cipier trok zijn wenkbrauwen op. ‘Er klopt iets niet,’ zei Viktor. ‘Zie je het?’ ‘Ik denk het niet,’ zei de cipier na enige tijd. ‘Kijk,’ zei Viktor met nadruk. ‘Als het een raadsel is, sorry, dan geef ik het op. Ik ben niet goed in raadsels.’ Viktor strekte zijn arm in de richting van de eerste boom. De cipier wierp een blik over zijn schouder naar het openstaande deurtje. Hij ging op zijn tenen staan, en toen weer gewoon op zijn voeten. ‘Nee,’ zei hij. ‘Ik moet je bekennen dat ik niets zie. Lange takken, dat wel. Als je dat bedoelt. Ik geloof dat ze die bomen geplant hebben toen ze de gevangenis hebben gebouwd.’ Alsof er een of andere duistere kracht gewacht had op precies die woorden van de cipier, stak opeens een stevige wind op. Het weer sloeg helemaal om, er was onweer op komst. Ze hadden gepraat in de voorafgaande luwte, nu wervelden het stof en vuil van de straat de lucht in en overstemde het geruis van de bladeren alles. ‘Ik denk dat ik maar eens naar binnen ga,’ riep de cipier met dichtgeknepen ogen. Zijn haar, plat in een scheiding gekamd, kwam steil omhoog. ‘Doe je de groeten op de dienst? Ivan. Zeg maar dat Ivan de groeten doet.’ Hij nam vriendschappelijk de bovenarm van Viktor beet en schudde tegelijk zijn hand. In een drafje liep hij naar de poort.
19
Yucca(01)_Opmaak 1 25-08-16 10:01 Pagina 20
Viktor kon zijn ogen niet van de zwiepende kruinen afwenden. Er was bijna niemand meer op straat. Het werd donker, hier en daar pletste een grote regendruppel op de grond. Toen barstte de hel los. Viktor had het moeilijk om zich in de vlagende stortregen staande te houden. Een auto die traag kwam aanrijden in de ondergelopen straat toeterde maar stopte niet. Het was onvoorstelbaar hoe lang de bomen dit volhielden. Viktor glimlachte, terwijl het water over zijn gezicht stroomde. Het zag ernaar uit dat de bomen het zouden redden. Het label aan de sleutelring was van rood plastic. Op het papiertje stond Patrick. Viktor wachtte op de bus en bestudeerde intussen de sleutels. Beide leken gloednieuw, voor het eerst in gebruik. Onlangs had iemand van de dienst de twee aan elkaar gekoppeld. Iemand had met een balpen Patrick geschreven en daarna het papiertje in het raampje geschoven. Wie Patrick was wist hij niet. De dienst wist dat hij Viktor heette. Toch had niemand eraan gedacht om de naam te veranderen. Hij vroeg zich af of er nog meer sleutels waren die een rood label hadden met Patrick. Was Patrick verantwoordelijk voor de sleutels? Hij bedacht dat hij de naam zou kunnen veranderen, een kleine moeite, maar dat was overbodig, want niemand buiten de dienst kende hem en andere sleutels had hij niet. Waarom zou hij zijn eigen naam op het label schrijven? Hij wist immers wie hij was. Bovendien zou het niet door de dienst gewaardeerd worden als hij zich met de administratie van de sleutels ging bemoeien, ook al waren het nu voor een onafzienbare tijd zijn sleutels geworden. Wat later, wiegend boven het achterwiel van de bus, een
20
Yucca(01)_Opmaak 1 25-08-16 10:01 Pagina 21
flauwe diesellucht in zijn neus, bedacht hij dat het onmogelijk met de administratie te maken kon hebben. De dienst zou in dat geval gewoon het adres op het label schrijven, dat vergemakkelijkte alles en sloot misverstanden uit. Hij besloot dat er maar één oplossing was voor dit vraagstuk. Heel kort had een zekere Patrick geresideerd in de studio die Viktor was toegewezen. Bij aankomst bleken niet alleen de sloten waar de sleutels in pasten nieuw. De hele studio was nieuw. Het rook naar cement en ook naar een meer chemische stof, lijm misschien. Hij rook het vooral bij het openen van het kastje boven het elektrische fornuis, waar een buis doorheen liep, de afvoer van de afzuigkap. In het kastje lag een opengescheurd zakje met wat schroeven. Viktor bekeek het kastje en het plafond en probeerde te begrijpen waar de kooklucht naartoe werd geleid. De studio bevond zich in een gebouw van drie verdiepingen, in een gemoedelijke buitenwijk van de stad, net voorbij de binnenring. De straat was op dit moment van de dag rustig. De woningen in het gebouw waren vroeger zonder twijfel groter geweest. Men had kleinere modules gemaakt. De studio was op de benedenverdieping, een lange, smalle, donkere ruimte met een tegelvloer en kale muren. Een verloren hoek, te groot voor een fietsenstalling. De dienst had de studio schaars gemeubileerd. Een opklaptafel met twee stoelen, een tweezitsbank, een kinderkleerkast in de slaapruimte, daarin drie witte hangertjes. In de keuken stond een koffiezetapparaat. In een lade lag bestek, op een schap stonden wat borden en kopjes en een tiental glazen. Een samenraapsel. Alles was tweedehands. Viktor zette een stoel voor het raam en keek een tijd door het glasgordijn naar de doodlopende straat aan de
21
Yucca(01)_Opmaak 1 25-08-16 10:01 Pagina 22
overkant. Hij zag helemaal tot het einde, waar een breder gedeelte autobestuurders in de gelegenheid bracht om te keren. Het was een mooie straat, aan weerszijden kleine, identieke boompjes, rechte stam, groene bol. Ook zij hadden de storm doorstaan. De zijstraat was geasfalteerd, maar zijn straat had kasseien. Auto’s hoorde hij van ver. Terwijl hij zat te kijken liep een vrouw voor zijn raam langs, ze kwam het gebouw binnen. In een ontspannen, gelijkmatige tred besteeg ze de trap – een lift was er niet; toen viel de voordeur met een harde klap dicht. Zijn eigen deur trilde na in de hengsels. De vrouw begaf zich dieper in het gebouw, hij hoorde aldoor haar hakken. Inmiddels was ze in haar appartement. Het klonk of ze boodschappen opborg, korte stukjes heen en terug van tafel naar kast. Uiteindelijk werd het stil. Viktor zette de andere stoel voor het fornuis en nam een mes uit de besteklade. Staand op de stoel stak hij half zijn hoofd in de kast met de afvoerbuis. Hij ontdekte drie gaatjes in de witte wanden. Hij nam de schroeven uit het zakje en draaide ze met de punt van het mes in het hout. Er bleven nu nog twee schroeven over. Hij controleerde de andere kasten maar hij vond niks, alle voorgeboorde gaatjes waren gevuld. Hij nam een glas, vulde het met water en ging op de stoel zitten. Soms stopten fabrikanten meer schroeven in de zakjes dan nodig. Hij kreeg het koud in zijn kleren. Hij stroopte het natte katoen van zijn huid en hing alles over de stang van het douchegordijn te drogen. De stoel uit de keuken zette hij onder het raam in de badkamer, een strook glas net onder het plafond. Op de dienst had men erop gewezen dat hij geen toegang had tot de gemeenschappelijke tuin. Viktor zag groen, veel groen, de tuin achter het gebouw strekte
22
Yucca(01)_Opmaak 1 25-08-16 10:01 Pagina 23
zich ver uit. Onder zijn raam begon een terras van tropisch hout dat als een steiger in het vlakke gazon stak. Doordat hij naakt was en het koud had in deze betegelde ruimte en doordat hij het gras voor water hield, dacht hij aan zwemmen. Toen dacht hij aan een zwembad, het hoge plafond, de schelle geluiden. Hij zag Igor, zijn zoon, uit de blauw getinte watermassa schieten, recht omhoog, zijn blonde haren plat op zijn hoofd en zijn ogen nog wijd starend door het water dat van hem afstroomde. Het jongenslichaam glinsterend in volmaakte onschuld. Donderdag, dacht Viktor. Donderdagavond gingen we zwemmen. Of was het dinsdag? Een kraai doorkruiste zijn gedachte, streek neer op het gazon en stapte waggelend en huppend in een rechte lijn verder, zonder aandacht aan het gras te schenken. Alsof de vogel het vliegen plots was verleerd en dan maar lopend zijn weg vervolgde. Hij besloot niet te wachten en trok het t-shirt en de broek weer aan. In de hal ontmoette hij een man op pantoffels die een vuilniszak in de berging zette. Een oude man; zijn rug bleef gebogen toen hij het gewicht losliet, de deur dichtdeed en zich omdraaide. Maar zijn nek stak verticaal uit zijn romp. Een grote neus, in elk gat een stug bosje grijze haren. Viktor herkende dit beeld, de gedaante van deze man, het deed hem aan iets denken. De man keek naar de deur van de studio en toen naar Viktor. ‘De dag ervoor. Niet eerder. Je moet zelf maar een plek zoeken. Het huisreglement zegt: een dag voor de ophaling. Anders is de stank in deze tijd van het jaar niet te harden en zitten de hal en de berging vol vliegen.’ ‘Een gier,’ zei Viktor. ‘Wat?’ ‘Een gier. Ik denk eraan omdat ik net een vogel zag.’
23
Yucca(01)_Opmaak 1 25-08-16 10:01 Pagina 24
‘Wat?’ ‘Ik zag een kraai, in de tuin. Door u te zien dacht ik aan iets. Het was een gier.’ Viktor probeerde minzaam te klinken. Het was niet zijn bedoeling om de man te kwetsen. Hij zei dit alles omdat hij in eerste instantie ‘gier’ had gezegd, het woord was hem ontsnapt. De man had recht op uitleg. ‘Kan me niet schelen,’ zei de man. ‘Als je de regels maar in acht neemt. Een dag tevoren, niet eerder. Hoor je? In de winter maakt het niets uit. In de zomer wel. Juni, juli, augustus. Waarom ben je nat?’ ‘Ik ben nat geworden in het onweer.’ ‘Waarom trek je geen andere kleren aan?’ ‘Ik heb geen andere kleren. Dit is alles wat ik heb.’ Ze keken allebei naar zijn t-shirt en broek. ‘Heb je geen geld?’ ‘Ik heb een beetje,’ zei Viktor. ‘Ik wou net op zoek gaan naar een winkel.’ ‘Een winkel?’ De man dacht even na. ‘Ik heb een busabonnement van de dienst. Een bus nemen kost me niets.’ ‘Misschien heb ik wel iets voor je.’ Viktor keek naar het lichtblauwe overhemd en de linnen pantalon van de man. Het waren mooie, verzorgde kleren, die de man ondanks zijn gebogen houding uitstekend pasten. ‘Maar u bent kleiner dan ik,’ bracht Viktor in. ‘God in de hemel, hersenen op de koop toe. De kleren zijn niet van mij. Kom,’ glimlachte hij. ‘Heb vertrouwen in de Gier.’ Viktor sloot zijn studio af en volgde de man, die voetje voor voetje de trap op ging, beide handen aan de leuning.
24
Yucca(01)_Opmaak 1 25-08-16 10:01 Pagina 25
Hij bleek op de tweede verdieping te wonen, in een ruim appartement over de hele breedte van het gebouw. De muren waren behangen met duistere schilderijen in zware, sombere lijsten. Ze hingen tegen elkaar, een mozaïek van verschillende formaten, de kleur van de muur was alleen bij de lichtschakelaar goed te zien. De tegelvloer, dezelfde als die bij Viktor, was voor het grootste deel bedekt met tapijten, sommige tot op de draad versleten. Naast een leunstoel met oren, waarin beslist twee mensen pasten, stond een sierlijke asbak uit ivoor; een vijftal sigarettenpijpjes lag gerangschikt tegen de rand. ‘Hij is pas onlangs gestorven. Wat zeg ik. Over twee maanden is het een jaar.’ De man draaide met moeite een van de stoelen met hoge rug weg van de tafel en gebood Viktor om plaats te nemen. Het tafelblad was grof en beslagen met ijzer, alsof het ooit een middeleeuwse poortdeur was geweest. De man plofte neer in de fauteuil en wierp snel links en rechts een blik naar buiten als om te zien wat er intussen op straat was gebeurd. Nadat hij wat op krachten was gekomen door uitsluitend te ademen, vroeg hij of Viktor thee beliefde. Jasmijn. ‘Doet u vooral geen moeite.’ ‘Maar beste kerel, wat is het leven anders?’ Hij knipoogde. ‘Wil je koffie? Heb je meer zin in koffie? Je lijkt me er wel aan toe. Waar kom je in hemelsnaam vandaan?’ Die laatste vraag kwam Viktor voor als een retorische bedenking, maar zeker was hij niet. ‘Ik woon hier net,’ antwoordde hij. ‘Vandaag heb ik de sleutel gekregen.’ ‘Ja, zoveel is me duidelijk. Ik heb je nooit eerder gezien.’ ‘Ik ben een uur geleden aangekomen.’
25
Yucca(01)_Opmaak 1 25-08-16 10:01 Pagina 26
De man keek hem onderzoekend aan. ‘En nu zit je hier.’ Er viel een stilte. Viktor had in de gevangenis geleerd dat als het niet duidelijk was wat precies van je verlangd werd of je niet wist wat te zeggen, je beter je mond hield. Het was een paar seconden doorbijten. Dan lag de bal weer in het andere kamp. ‘Hij was ook geen prater. Alex. En voor het allemaal uitviel was zijn haar net zo blond. Ik heb een tijd zijn kleren niet gewassen. Ik dacht hem nog te ruiken, ik troostte me met de gedachte dat er iets van hem was overgebleven. Een paar keer per dag vouwde ik een t-shirt open en duwde voorzichtig mijn neus tegen de stof. Dat ging zo maanden door. Ik sloot mijn ogen en even raakte ik hem aan met de punt van mijn neus, dat was het gevoel. Maar om eerlijk te zijn, op de duur wist ik het niet meer. Rook ik niet gewoon de kast? Ik kon me niet meer herinneren hoe hij rook. Ik zou waarschijnlijk de geur tussen andere geuren herkennen, maar nu kan ik mij er niets bij voorstellen… Geloof het of niet, in het begin noemde hij me Reiger, dat is twintig jaar geleden. Gulzig, lange nek, grote snavel. Gier is nieuw. Een gier lijkt me een slimme vogel. Altijd geduldig. Onthecht. Maar klaar om furieus toe te happen als de geringste gelegenheid zich aanbiedt…’ De inwendige mechaniek van de staande klok kwam hoorbaar in werking, maakte zich moeizaam op om het uur aan te geven. Viktor en de man luisterden geduldig naar de slagen, tot een harde klik het bewegen van de tandraderen afsloot en de galm uitdoofde. ‘Maak je geen zorgen. Ik heb zijn kleren gewassen. Het grootste deel heb ik geschonken aan de kringloopwinkel. De mooiste stukken, die hij van mij heeft gekregen, heb ik bewaard. Ze liggen gewassen in de kast. Trek je kleren uit,
26
Yucca(01)_Opmaak 1 25-08-16 10:01 Pagina 27
ik krijg het koud als ik je zie zitten in die natte vodden. Daar.’ De man wees naar een deur. ‘Je kan je in de kamer omkleden. Het is de rechterhelft van de kleerkast. Pas maar wat je wil. Ik zorg intussen voor de koffie.’ Viktor deed de deur achter zich dicht; er zat geen sleutel op. Hij opende de kast, de kleren lagen gevouwen op de planken. Hij kon het niet laten om even de geur op te snuiven. Nette kleren, dacht hij, zo ruiken de kleren van mensen die bereid zijn om elke dag een inspanning te leveren, om zich in de omgang met elkaar van dieren te onderscheiden. Jarenlang had hij die geur gemist, en alles waaruit die geur voortvloeide, het besef raakte hem vol in de maag. Hij gaf zich over, de tranen drupten uit zijn ogen. Hij drukte zijn gezicht in een trui, laafde zich, ging op de rand van het bed zitten omdat hij trilde op zijn benen. Hij dacht aan Alex, die hij niet had gekend en die nooit meer deze trui zou dragen, deze kleren, die hem vast erg gelukkig hadden gemaakt toen hij nog leefde aan de zijde van de Gier. Voor de tweede keer vandaag stroopte hij de gevangeniskleren van zijn lijf. In de woonkamer werd Viktor begroet door de warme geur van koffie; hij had de Gier bonen horen malen. Met opzet deed hij de deur hard dicht. De oude man verscheen uit de keuken, de uitdrukking op zijn gezicht bleef ernstig, onbewogen. ‘Draai je eens om.’ Viktor draaide zich om en was weer de man van Helena, staand voor een pashokje; haar smaak was onberispelijk. ‘Ze zitten je als gegoten,’ zei de man. ‘Ik wist meteen dat je zijn maat had. Je mag ze houden. Je mag ze allemaal meenemen. Maar dan moet je wel iets voor me doen.’
27
Yucca(01)_Opmaak 1 25-08-16 10:01 Pagina 28
2 De man was niet dood
Vrijwel iedereen had dezelfde draagtas onder de arm of in het karretje. Viktor begreep het niet. Hij keerde terug naar de ingang van de supermarkt, waar de karretjes en mandjes stonden. Hij vroeg het aan een medewerker, of je eerst een tas moest hebben, en die verwees door naar de kassa. Toen hij de caissière om een draagtas vroeg keek ze hem misnoegd aan en gebaarde dat hij moest aanschuiven. Hij zei dat hij nog geen boodschappen had gedaan, en zij beet hem toe dat iedereen gelijk was voor de wet. Ze spraken dezelfde taal, maar dat gevoel had Viktor even niet. Toen hij eindelijk aan de beurt was, moest hij betalen. Hij besloot om te doen wat de anderen kennelijk ook deden, want er waren meerdere getuigen en geen van hen keek vreemd op toen hem gevraagd werd om te betalen voor een draagtas. Pas bij de soep en later de koffie herkende hij verpakkingen. En de ontbijtgranen, die herkende hij ook, in de gevangenis werden ze in kleine doosjes aangeboden. Het was een hele opdracht om de keuze te maken wat hij de komende dagen zou eten. Het aanbod in de koelkasten was enorm, een straat van wel dertig meter lang. Bereide maaltijden, salades, vis, fijne vleeswaren, een ruim assortiment worsten, gevogelte en ten slotte rund, lam en varken, in
28