9 minute read
Lees op pag
Advertisement
Het Nederlands over de grenzen heen
Trots op het Nederlands? We zijn het veel te weinig. Daarom blij Davidsfonds inze en op Taal is Toekomst. Taal blij hét verbindende element. Als polyglo e Vlamingen spreken we vaak drie of vier talen waarbij we de kracht van onze eigen moedertaal onderscha en. Een kracht die ze in onze buurlanden (en bij uitbreiding zelfs de wereld) wel zien. In de grensgebieden met Duitsland en Frankrijk zijn er zo veel kinderen die Nederlands willen leren dat ze leerkrachten tekortkomen. Gelukkig haalt de Taalunie alles uit de kast om het Nederlandstalig onderwijs in die regio’s – en daarbuiten – te ondersteunen.
Tekst: Jolien Vandeven - foto: Thomas De Boever
Even wat kadering. De Taalunie is bij verdrag opgericht in 1980 en is als intergouvernementele organisatie uniek in haar soort. De organisatie hee drie lidstaten: Vlaanderen, Nederland en associatiepartner Suriname. En er is een samenwerkingsverdrag met Zuid-Afrika.
Kris Van de Poel, algemeen secretaris van de Taalunie, vertelt: “De meeste mensen kennen de Taalunie van het Groene Boekje en de Algemene Nederlandse Spraakkunst, het uitvoerige naslagwerk over de Nederlandse grammatica. Maar een andere belangrijke taak van de Taalunie is het Nederlands ondersteunen in het buitenland. Dat is een taak die door het verdrag aan de Taalunie is toebedeeld.”
400.000 leerlingen
Dat ‘buitenland’ wordt opgesplitst in twee delen. Je hebt de buurtaalregio’s die aan het Nederlandse taalgebied grenzen (Wallonië, deelstaten van Duitsland, het noorden van Frankrijk) en de rest van de wereld. Specifiek aan de buurtaalregio’s is dat daar Nederlands gegeven wordt in het reguliere onderwijs, terwijl het in de rest van de wereld vooral over het hoger onderwijs en niet-academische opleidingen gaat.
Kris: “Zo’n 400.000 leerlingen volgen Nederlands in de buurtaalregio’s. Wereldwijd komen daar nog eens 13.000 studenten bij die het Nederlands als een academisch domein bestuderen: taal, literatuur en cultuur. De Taalunie zorgt voor de ondersteuning van projecten, nascholing en didactisch materiaal. Maar wij stippelen zelf niet het beleid daarvoor uit. Die verantwoordelijkheid blij bij de onderwijsministeries van de landen in kwestie.”
Verliefd op het Nederlands
Een van de leerkrachten die de Taalunie ondersteunt is Uta Maria Cyprian. Zij is als Duitse met een Nederlander
Wie is wie?
Kris Van de Poel Ò hoogleraar taalkunde aan de
Universiteit van Antwerpen l sinds maart 2020 algemeen secretaris van de Taalunie c favoriete Nederlandse woord: appelblauwzeegroen, “want dat woord bestaat alleen in Vlaanderen, in Nederland begrepen ze niet waar we dat vandaan haalden”
Uta Maria Cyprian Ò lerares in een basisschool l enthousiaste ambassadeur van buurtaalles en het Nederlands c favoriete Nederlandse woord: gezellig, “want dat is het Nederlands zelf ook, echt een gezellige taal” getrouwd en raakte door haar man gefascineerd door de Nederlandse taal en cultuur. Intussen is ze al jaren aan de slag als lerares in een Duitse basisschool in Münster. Ze gee daarnaast ook Nederlandse buurtaalles.
Uta: “Ik vind het heel belangrijk om in de grensstreek open te staan voor de taal en cultuur van de buurlanden. Alleen zo gaan de grenzen in je hoofd weg en zie je die grens als een kans in plaats van een beperking. Ik geniet er dan ook echt van om les te geven en samen te werken met de Taalunie. En dat kan natuurlijk alleen als je ook Nederlands spreekt. Mijn man was bijvoorbeeld militair in Nederland en leerde Duits via mij. Intussen werkt hij in Duitsland. Zonder taal had hij die stap niet durven te ze en.”
Het Nederlands geeft kansen
Een taal opent deuren. En dat besef groeit meer en meer bij de ouders van vandaag. De klassen van Uta Maria zi en dan ook goed vol met nieuwsgierige taalleerders.
“De kinderen in mijn les blijven allemaal vrijwillig een lesuur langer om Nederlands te leren. Ik pak de les heel speels aan en het is ongelooflijk hoe ze het Nederlands opzuigen. We zien zelfs dat de kinderen, bij het afronden van de basisschool, samen met hun ouders actief op zoek gaan naar een school die Nederlandse les gee . We zijn intussen ook een tweede lerares aan het bijscholen.”
Kris: “Ook in Wallonië en Frankrijk groeit het besef dat het Nederlands kansen gee . Het gee je een aantal voordelen op de arbeidsmarkt, maar je leert ook een andere cultuur kennen. Die ervaringen zijn alleen maar verrijkend en interessant.”
Uta: “Door de Taalunie zijn er de financiële middelen om jonge enthousiaste collega’s op een hoog niveau bijscholing te geven. Ze krijgen soms zelfs meteen de kwalificaties om in het voortgezet onderwijs Nederlandse les te geven. Dat is alleen mogelijk als ze zien hoe taal in de grensstreek lee en wat het met de kinderen en hun ouders doet. Helaas zijn er nog altijd te weinig leerkrachten voor alle aanvragen van de scholen.”
Kris: “In Frankrijk en Wallonië zien we dezelfde uitdaging. We zi en daar actief mee aan tafel om oplossingen te zoeken. Meer budget kan helpen om meer activiteiten te organiseren, meer mensen mee te nemen in het verhaal. Al onze nascholingen zijn gratis en gecertificeerd. Hoe beter we de vinger aan de pols houden, hoe meer mensen we kunnen inze en.” “De Taalunie is niets zonder de mensen in het veld”, gaat Kris verder. “Naar hen willen we luisteren. Hen willen we helpen. Alleen zo kunnen we het Nederlands als taal dynamisch houden voor iedereen. Maar dat kan alleen als je een duwtje in de goede richting gee . Ik ben dan ook heel blij dat Vlaanderen en Nederland die verantwoordelijkheid bij de Taalunie hebben gelegd. Zo heb je meer impact en werk je meteen op grotere schaal.”
Uta: “Binnenkort zi en we met zeventien onderwijzers samen voor een bijscholing waarin we aan de slag gaan met nieuwe methodieken en pedagogiek. Dat kan alleen dankzij de Taalunie. Ik zie ook de interesse stijgen. Zelfs uit andere deelstaten willen scholen weten hoe ze buurtaalles kunnen organiseren en ze hopen ook Euregioschool te worden. Het is dan ook ongelooflijk hoe scholen van die verrijking profiteren. Ze zijn echt trots op de winst die de kinderen uit die taallessen boeken.”
Kris: “Het Nederlands is populairder dan we denken. We mogen dus terecht trotser zijn op onze taal. STEM-vakken (exacte wetenschap, technologie, engineering en wiskunde, red.) krijgen meer en meer aandacht, maar taal is een enorm machtig instrument. Er zijn geen rake en naar de maan, geen ‘Sustainable Development Goals’ zonder taal. Taal is ons vervoermiddel. Taal is ook een wetenschap. En taal studeren kan even spannend zijn als wiskunde of techniek studeren. Als we daar meer op inze en, kunnen we de grenzen opengooien. Dat kan alleen maar interessant zijn. Als ik kijk naar alle enthousiaste leerkrachten in de buurtaalregio’s, dan moet dat haalbaar zijn.”
Ovenburen rond de bakoven
Hun broodje is gebakken. Davidsfonds vrijwilliger Ann Rombaut ze e met Giel Creemers, Toon Verlaak en de andere Molenvrienden een project op poten via ‘Geef om erfgoed’. En met succes! De benodigde 15.000 euro werd behaald en zullen ze gebruiken om een traditionele bakoven te bouwen. Zij hopen dat hun verhaal andere erfgoedlie ebbers inspireert om hetzelfde te proberen.
Tekst en foto: Kenneth Emmers
Ann: “De naam Ovenburen komt uit het verleden. In de tijd van de buskruitfabriek woonden er vele mensen in arbeiderswoningen in de naaste omgeving. Per vijf huizen was er een bakoven voorzien, waar de vrouwen uit de buurt een keer per week samenkwamen. Dan werd er ovenvers brood gebakken, maar vooral veel gebabbeld. Dat moment samen noemde men in die tijd ‘ovenburen’.”
Welke rol speelde Davidsfonds in dit verhaal?
Toon: “Meer dan de hel van de groep van vzw Molenvrienden bestaat uit Davidsfonds leden. Er is dus al een heel nauwe band met de organisatie. De plaatselijke afdeling ze e dan ook met plezier mee haar schouders onder dit project. Zowel op financieel gebied als op het vlak van promotie konden we op hun steun rekenen. Tijdens de activiteiten van Davidsfonds Bocholt mochten we bijvoorbeeld altijd reclame maken.”
Ann: “Zelfs het Nationaal Secretariaat droeg ons project een warm hart toe. Met een aankondiging in de nationale nieuwsbrief kreeg de bakoven veel aandacht. En nu verschijnen we ook nog in Het Accent, dat bij alle leden in de bus valt. Die erkenning doet deugd.”
Hoe zijn jullie bij ‘Geef om erfgoed’ terechtgekomen?
Ann: “‘Geef om erfgoed’ is een initiatief van Erfgoed in de Praktijk, waarvan Davidsfonds partner is. Dat is een online platform, dat ontstond dankzij financiele steun van CERA, waar je een crowdfundingcampagne kan opstarten. Dat is een manier om geld op te halen bij je achterban. Het idee is dat vele kleine particulieren hun steentje bijdragen om zo een groter bedrag te verzamelen voor het project. Als het beoogde bedrag
“Kleine particulieren dragen hun steentje bij aan een groter project”– Ann
uiteindelijk niet gehaald wordt, krijgen alle investeerders hun geld terug.”
“Tijdens het netwerkmoment van Erfgoed in de Praktijk kwamen we er een eerste keer mee in aanraking. We waren meteen enthousiast en namen contact op met Valerie Vermassen van Davidsfonds. Zij hee ons verder in de juiste richting gestuurd.”
Welke tip heb je voor iemand die zelf een project wil opstarten via ‘Geef om erfgoed’?
Ann: “Zorg er in de eerste plaats voor dat je een goede groep hebt die gemotiveerd is en die er samen voor gaat.”
Giel: “Schrijf duidelijk je visie en doel neer. Dit project vraagt de nodige tijd en toewijding van de groep, dus is het belangrijk om te weten waarom je het doet. Als je dat op voorhand op papier vastlegt, is voor iedereen de richting duidelijk. Dat draagt absoluut bij tot de motivatie.”
Meer lezen over ‘Growfunding’ en ‘Geef om erfgoed’? Surf dan snel naar cultuurenco.blog.