De kunstenaar Herman van Hoogdalem werkte met schrijver/regisseur Gijs Wanders aan een serie portretten van dementerenden en hun geliefden. Van Hoogdalem schilderde de wanhoop, het lijden, de pijn, de onzekerheid, de leegte, de onthechting, de berusting en al wat niet in woorden te vangen is. Wanders sprak met familie van de geportretteerden en confronteerde de familie met het geschilderde portret. In de gesprekken staat de relatie tussen familie en dementerende centraal.
H E R MA N VA N H O O G DA L E M G I JS WA N D E R S
Voor allen die elkaar los moeten laten.
Twintig jaar geleden stierf mijn moeder, ze dementeerde. De veranderingen in haar karakter en gelaatsuitdrukking
Sinds tweeĂŤnhalf jaar werk ik aan portretten van dementerende mensen. In deze serie herinner ik mij het veranderingsproces dat mijn moeder onderging. Ik probeer de vele gezichten van dit proces te laten zien: de wanhoop, het lijden, de onzekerheid, de pijn, de stilte, de leegte, de onthechting, de berusting en wat in woorden niet te vangen is. Dwingend, eerlijk, soms pijnlijk maar altijd integer. Bijzonder is de steun die ik van de medewerkers van het woonzorgcentrum De Dilgt mag ontvangen: zij lichten de familie van de bewoners in omtrent mijn bedoelingen en staan in overleg met hen toe dat ik in de verschillende huiskamers portretten teken. Het contact dat ik met de familie en de bewoners mag hebben heeft absoluut een toegevoegde waarde. Ik kom als schilder letterlijk achter mijn ezel vandaan.
hebben diepe indruk op mij Herman van Hoogdalem
gemaakt. Tijdens mijn bezoeken aan haar in het woonzorgcentrum De Dilgt zag ik een wereld die mij sterk is bijgebleven.
Het schilderen van mensen die dementeren is riskant. Hoeveel waardigheid ligt er nog op de gezichten? Toch had ik er alle vertrouwen in. Herman heeft respect voor mensen. Ik stelde voor niet alleen de wording van de portretten te filmen maar ook de dierbaren te interviewen om me te kunnen verplaatsen in hun diepere gevoelens. Wat doet deze boosaardige ziekte met hen? Ze openden hun hart, de partners en de kinderen, en schuwden geen vraag, hoe confronterend ook: ‘Denk je dat ze nog van je houdt?’ Gijs Wanders
P O RTR E T TE N
Femie Bolle interview met:
echtgenoot Cees [c] en dochter Inez [i] Gijs:
Wanneer maakten jullie het bespreekbaar?
[c] Mijn vrouw zou een hersenonderzoek en een MRI-scan krijgen. Daar had ze
eigenlijk niet zoveel zin in. Haar angst om de waarheid te horen nam met de dag toe. Op het laatst zei ze: ‘ik wil het niet’. Vergeefs probeerde ik haar te overtuigen, maar ik wilde haar niet dwingen om naar de neuroloog te gaan. Voor haar was wel duidelijk wat haar te wachten stond. [i] Ze wilde het er met mij nooit over hebben. Zoals mijn vader met haar sprak wilde ze niet met de kinderen. Dat kwam te dichtbij.
Was je moeder boos om wat er gebeurde met haar?
[i] Ze was heel boos wanneer ze merkte dat er mensen in haar omgeving haar gingen
Hoe was ze tegen je vader?
[i] Ze wilde dicht bij hem zijn, heel aandoenlijk, maar soms ook lastig voor mijn vader,
pamperen. Een vriendin schoof eens een kopje wat dichter naar haar toe omdat ze de koffie vergat op te drinken. Mijn moeder sloeg dat kopje gewoon weg.
want zodra hij boodschappen ging doen liep mijn moeder hier als een soort gekooid dier rond. [c] Ik kon op het laatst ook niet meer weggaan zonder dat er iemand bij haar was. Ze werd hulpbehoevend terwijl ze er altijd voor anderen wilde zijn...
[c] Dat maakte haar verschrikkelijk opstandig. Mijn vrouw was altijd de regisseuse,
ze trad niet op de voorgrond, ze was in de coulissen bij wijze van spreken en iedereen in het gezin kon volledig zijn of haar eigen rol spelen, maar zij had wel de regie.
Hoe is dat nu?
[i] Zonder kwaad te worden laat ze veel dingen over haar kant gaan. Ze moet
die verzorging natuurlijk ook wel accepteren. Dat doet ze op een rustige manier. Ze lacht ontzettend vriendelijk naar alle mensen die haar verzorgen. Hoe was dat in het begin?
[i] Dan liep ze mee naar de lift waar ze niet in mocht. Ik moest de lift ook met
een code opendoen. Het was vreselijk om haar daar achter te laten. Volgens mij had ze toen nog af en toe in de gaten had dat ze niet mee mocht. Hoe kwam ze in het verpleeghuis terecht?
Hoe gelukkig kan ze nog zijn?
[c] Dat begon toen mijn vrouw was gestruikeld en haar heup brak. Ze werd
geopereerd onder volledige narcose. Dat was niet goed voor iemand met wie natuurlijk al wat mis was. Ze kwam terecht in een verpleeghuis. Na twee maanden werd geconstateerd dat ze niet meer terug kon naar huis. Eén van de hoofdverpleegkundigen zei toen - en ik kan het nog nauwelijks zeggen zonder de tranen in mijn ogen te krijgen - ‘De doelstelling was terugkeer naar huis, onze nieuwe doelstelling is te zorgen dat ze hier gelukkig is’. [i] Dat vind ik een pijnlijke vraag.
[c] Soms kijkt ze je aan maar dan ziet ze volgens mij niks. De ogen kunnen
heel leeg zijn. Maar soms zie je ze oplichten en ja, dan gebeurt er wat. Hoe bewust is ze van zichzelf?
[i] Ze heeft minder gevoel voor decorum.
[c] Ze was inderdaad heel gevoelig voor goed gekleed zijn... [i] ...en geen vlekken in je kleren. Dat is weg, ja.
Jullie houden natuurlijk nog heel veel van haar, zou ze nog van jullie houden?
[c] Als ik heel eerlijk ben en rustig in mezelf kijk dan moet ik bekennen dat ik
niet meer weet of ze mij nog als echtgenoot herkent. Ik kan ook wel die mijnheer zijn die geregeld langskomt en die dan wat praat of met haar wandelt. [i] Ik weet niet of mama nog van iemand kan houden. Ik weet het niet…
Ik kan me ook voorstellen dat je bij haar zit en graag nog iets zou willen zeggen wat haar bereikt. Heb je dat wel ‘s, en wat is dat dan?
[c] Over lange fietstochten probeer ik haar wel wat te vertellen, daar heeft ze toch
Herman zei:'Toen ik haar portretteerde keek ze vaak even opzij, alsof ze steeds verwacht dat er iemand binnenkomt’. Wat zou dat kunnen zijn?
[c] Het is deels rusteloosheid maar volgens mij houdt ze ook de verzorgsters scherp
Hoe is het om met iemand te leven die geestelijk aftakelt en van je afglijdt? Hoe geef je dat een plek in je leven?
[i] Ja, vreselijk. Ik vind het vreselijk.
niet zoveel mee, maar ik schroom over dingen te praten die wij in het verleden samen hebben gedaan, zoals het bijwonen van een concert. Misschien denkt ze dan: waarom was ik er niet bij? [i] Ik heb de neiging om juist veel aan mijn moeder te vertellen. Dan zeg ik dat ik mijn broer heb gezien of dat ik met de dochter van mijn broer iets heb gedaan. Ik vertel me een slag in de rondte, al komt het helemaal niet aan volgens mij. Als ik wegga zeg ik altijd, en ik wil écht dat ze dat hoort: ‘Dag liefste moeder van de hele wereld’. Ik hoop dat ze weet dat ik Inez ben en ik hoop dat ze snapt wat ik zeg en waarom ik dat zeg.
in de gaten. Die zijn voor haar nu familie. Ik moet zeggen dat ik wat dat betreft dolgelukkig ben met de plek waar ze zit en met het personeel daar. De manier waarop ze haar, ik zou bijna zeggen, knuffelen en met haar praten, dat is ongelooflijk, werkelijk ongelooflijk.
[c] Ze glijdt langzaam van ons weg. Hoe zeg je dat ook alweer? ‘Old soldiers they
never die, they just fade away.’ Het is heel langzaam onzichtbaar worden, net als de oude indianen die in de winter het bos in liepen om nooit meer terug te keren. Ze verdwenen zo uit het leven. Ook mijn vrouw glijdt van de wereld weg. [i] Maar het is voor haar, denk ik, erger dan voor ons. Het is niet wat zij had gewild. Dit had zij niet moeten meemaken.
“ik weet niet of mama nog van iemand kan houden, ik weet het niet…”
Rikus Botschuijver interview met:
dochter Christine Gijs:
Waarom praatte je niet met je vader over zijn dementie?
Ik wilde hem in de waan laten dat het wel goed ging. Later heb ik het wel tegen hem gezegd. Toen werd hij vaak boos op mij en ik in het begin op hem want ik dacht: waar heb ik dit aan verdiend? Ik deed alles voor hem.
Was je niet bang dat jouw beeld van een lieve man zou verdwijnen?
Nee, want hij had ook zijn goede kanten. Het was altijd afwegen, al was het niet makkelijk met iemand die vaak boos en achterdochtig was.
Deed jij vaak een beroep op je?
Hij belde meerdere keren per dag om dingen te vragen en om te checken. Dan had hij iets opgeschreven en wilde hij zeker weten dat het klopte. Hij legde veel beslag op mij. Zodra ik thuis was ging achter elkaar de telefoon. Hij liep ook elke dag een paar blokjes rond de kerk. Dan was ik zijn tussenstation. Hij kwam zo’n 5 tot 6 keer per dag op visite. Op een gegeven moment ging zijn gevoel voor tijd veranderen. Dan stond hij om 10 uur ‘s avonds op en dacht hij dat het ochtend was. Dan zei hij: ik ben wakker, hoe laat komt het busje? En dan antwoordde ik: pa, het is 10 uur ’s avonds, je moet nog naar bed. Nee, reageerde hij dan, ik ben net wakker. Dus dan ging ik weer naar zijn huis en stopte hem in bed. Dat vond hij ook niet altijd prettig. Ja, dat was moeilijk.
“elke keer neem je afscheid van een stukje van wat je vader is geweest”
Ik kan me voostellen dat het beeld van een altijd vrolijke man dan verandert. Hoe was dat? Stel je voor dat hij van het schilderij afstapt en dat je met hem kunt praten, wat zou je dan zeggen?
In het begin had ik daar veel moeite mee. Ik werd er ook heel moe van.
Dat ik hem mis. Hij gaf me vroeger altijd goede raad. Hij was er altijd voor me. Na het overlijden van mijn moeder werd het minder met hem. Ik mis de vader die hij was. Een bijzondere man.
interview met:
dochter Rikkie Gijs:
Wat voor een man was jouw vader?
Hoe kan het dat een vrolijk en sociaal iemand die zich makkelijk uitte niet sprak over de oorlog die zijn leven zo heeft bepaald?
Wanneer begonnen jullie te merken dat hij begon te dementeren?
Iemand met heel veel warmte en gezelligheid. Hij gaf me een geborgen gevoel. Hij hield zich altijd aan afspraken. Hij was heel creatief en kon veel. Hij had wijsheid en ook humor, Amsterdamse humor. Hij kon veel dingen met een kwinkslag vertellen. Het was een echte binnenvetter. Hij is ook flink overspannen geweest. Dat had allemaal te maken met wat hij in de oorlog had meegemaakt. Hij lag in een ziekenhuis dat werd gebombardeerd. Naast hem lag een jongen die helemaal verlamd was. Hij heeft die jongen brandend over zijn schouder gegooid en is de trappen afgerend. Dit soort gebeurtenissen heeft hij nooit verwerkt. Toen had je niet, zoals nu, dat je meteen naar een psycholoog kon gaan. Hij stopte zijn gevoelens diep weg en droeg ze altijd bij zich. Pas toen hij oud was begon hij over de oorlog, telkens weer, en dat eindigde altijd in heel veel emoties waarin hij bijna stikte en waar mijn moeder niet mee uit de voeten kon. Overal in huis lagen briefjes en dat werden er steeds meer. Hij deed de afwas niet meer. De kleding in de wasmand stapelde zich op. Hij wist niet meer hoe het moest. Hij belde constant naar mijn zusje en kwam steeds met vragen als: wat moet ik ook alweer doen? Wanneer moet ik naar het ziekenhuis? Hoe zit dit en hoe zit dat?
Hij gleed als het ware van jullie weg. Besefte hij dat hij de greep kwijtraakte? En verzette hij zich?
Zijn machteloosheid richtte zich vooral op mijn zusje. Hij werd boos op haar als hij de dingen niet meer begreep. Zoals toen hij kleren in de kast zag hangen die hij niet herkende. Het was een uniform van de KLM-harmonie waarin hij speelde. Op het uniform zaten goudkleurige knopen met van die vleugeltjes van de KLM. Hij zei: moet je nou ‘s kijken. Volgens mij is dat van het Koninklijk Huis. Dat heeft iemand anders in de kast gehangen.
Je ziet dementerende mensen soms vrolijk en ontspannen maar ook boos en verdrietig. Hoe was dat bij jouw vader?
Het ene moment was hij vrolijk, het andere moment niet. Toen hij een keer de foto van mijn moeder zag vroeg hij: heb je mijn moeder de laatste tijd nog gesproken? Ik zei: nee, ik heb je moeder niet gesproken. En mijn broer dan? Nee, ik heb je broer ook niet gesproken. Ja maar hoe kan dat dan? Wonen ze niet meer in de Ortheliusstraat? Ik zei: je moeder is al lang geleden overleden. En ik vroeg hem hoe oud hij zelf was. Nou, dat wist hij niet meer. Hij raakte over z’n toeren en voelde zich verschrikkelijk verdrietig, vooral omdat hij dacht dat niemand hem had verteld dat zijn vader en moeder waren gestorven. Vanaf dat moment hebben we het maar niet meer uitgelegd. Het is erg als je je vader zo ziet.
Hij speelde in de harmonie. Miste hij z’n klarinet?
Het musiceren was voor hem te ingewikkeld geworden maar hij miste het wel. In het verpleeghuis stonden op een raam in één van de gangen afbeeldingen van muzikanten met hun instrumenten. Als mijn vader even zoek was wisten de medewerkers waar ze hem konden vinden. Hij liep nooit naar buiten. Dan stond hij daar bij dat raam.
Konden jullie nog contact met hem maken?
De eerste die uit zijn geheugen verdween was mijn moeder, hoe gek dat ook klinkt. Dan denk je: hoe kan dat nou? Ze waren 49 jaar getrouwd en dan hing daar een foto van zijn vrouw en hij herkende haar gewoon niet meer. Op het laatst gold dat ook voor ons, hoewel er soms een kort moment van herkenning was. Dan zag je even die ogen oplichten, en dan doofden ze weer. Hij kon op het laatst eigenlijk ook niet meer praten.
Eigenlijk neem je dan al afscheid.
Dat is ook het bijzondere van dementie. Je neemt nooit plotseling afscheid. Dat gaat heel geleidelijk, hoe pijnlijk ook. Normaal begint het rouwproces na iemands dood, bij dementie is dat al veel eerder. Elke keer neem je afscheid van een stukje van wat je vader is geweest.
Mis je hem?
Tegenover de lift hangt een portret van je vader. Jullie stemden ermee in dat jullie vader werd geschilderd, waarom?
Ja, ik mis hem wel. Ik werk in het verzorgingshuis waar hij is verpleegd. Dat geeft een vreemd gevoel. Aan de andere kan: hij is 85 geworden en het was goed zo. Daar kom ik elke dag langs. Als ik het knopje van de lift indruk kijk ik altijd even om en dan zeg ik: ‘hé ouwe, ik ben er weer’. Omdat hij het verdient.
“ik heb m’n vader in feite beter leren kennen toen ie begon te dementeren�
Eltjo Drent interview met:
Zoon Ger Gijs:
Wat voor type man was je vader?
Een stille man die nooit op de voorgrond trad.
Was het een vrolijke man of was hij somber?
Hij was toch wel een beetje een sombere man. Toen hij was overleden en ik de speech voorbereidde voor zijn crematie kwam ik tot de ontdekking dat ik van zijn jeugd helemaal niets wist. Dat vond ik verdrietig.
Hoe kwam dat?
Hij praatte nooit over zichzelf. Hij is opgegroeid in een gezin met elf kinderen. Hij heeft geen leuke tijd gehad. Hij was de jongste, dus de boksbal denk ik. Zijn vader heeft hij niet gekend. Hij zei wel eens tegen mij dat hij dat ontzettend heeft gemist, een vader. Ook de dood van zijn moeder was zwaar voor hem. Toen hij begon te dementeren zei hij vaak dat hij naar moeke toe wou.
Waaraan merkte je dat je vader ging dementeren?
Mijn moeder was geestelijk bijzonder goed en mijn vader was lichamelijk sterk. Samen konden ze zich nog zelfstandig redden. Tot het moment waarop het slechter ging met mijn moeder. Ze bleek een hersentumor te hebben. Na 3, 4 weken was het afgelopen. Mijn vader is toen bij ons komen wonen maar dat ging helemaal niet goed. We hadden boven de trap gebarricadeerd maar hij klom er ’s nachts gewoon overheen. We deden geen oog meer dicht.
Soms laten mensen als ze dementeren en heel andere kant van zichzelf zien, positief of negatief. Hoe was dat met je vader? Had hij in de gaten wat er met hem aan de hand was?
Ik heb mijn vader in feite beter leren kennen toen hij begon te dementeren. Na het overlijden van mijn moeder werd hij opener. Hij kon rare opmerkingen maken en je voor schut zetten, maar hij kon ook lachen en was erg dankbaar.
Toen hij een half jaar in verpleeghuis Patrimonium in Groningen woonde zei hij tegen mij: Gerrie, er draait iets in m’n kop en ik kan het niet stopzetten. Toen ik daarop wilde reageren was hij alweer weg gezeild en terug in zijn eigen wereld.
Je vader was boos toen je hem naar het verpleeghuis bracht. Heb je hem uitgelegd waarom je hem daar achterliet?
Ja, we hebben dat wel geprobeerd maar telkens als wij hem terugbrachten werd hij weer agressief. Maar ik had geen keuze. Ik moest toen realistisch zijn en doorpakken.
Hoe gedroeg hij zich in het verpleeghuis?
In het begin bleef hij op z’n kamer. Daar zat hij dan ‘s morgens om half acht al aangekleed en gedoucht op z’n stoel. Hij wou niet naar de huiskamer. Dat verrekte hij gewoon. Later hebben ze hem er langzaam maar zeker bijgehaald. Hij vond er zijn plekje en het was goed. Hij kreeg veel knuffels van de verzorgsters en dan zag je een hele brede grijns op zijn gezicht. Op een gegeven moment hoorde ik dat hij ‘s avonds vaak in de gang tegen de ramen plaste. Ik vond dat verschrikkelijk maar de verzorgsters gaven er niks om. Zij maakten het gewoon schoon. Toen ik er een keer bij was zei ik: ‘Pa, dat doen we niet hè!’ Waarop hij zei: ‘Ik goa even noar daip tou’ (ik ga even naar het kanaal). Toen dacht ik: natuurlijk, die grote zwarte ramen zijn het Winschoter Diep waar ze vroeger als jongens van de fabriek altijd in plasten.
Had hij in de gaten wat je allemaal voor hem deed? Hoe was hij op het laatst?
Jazeker. Hij was heel blij met ons bezoek. Als we weggingen zei hij altijd: ‘Hartstikke mooi dat je even langs bent geweest’. En ook: ‘Most wel voorzichtig wezen, hè?’ Als hij ’s avonds niet naar bed wou en ik kwam langs dan hoefde ik maar even met hem te praten, over zijn arm te strelen of over zijn haar te strijken en dan ging hij slapen. Dat gaf mij altijd een heel apart gevoel. Vroeger zorgde hij voor mij en nou was het andersom.