Karel de Grote in Nijmegen verschijnt in het kader van Francia Media, een project waarin negen Europese landen samenwerken om de betekenis van Karel de Grote en zijn erfenis toegankelijk te maken voor een groot publiek.
Karel de Grote in Nijmegen
In 2014 is het 1200 jaar geleden dat Karel de Grote overleed. Keizer Karel, geboren in 742, spreekt ook nu nog tot de verbeelding. Voor Nijmegen, bijgenaamd de Karelstad of Keizerstad, heeft Karel de Grote extra aantrekkingskracht. Op de resten van de Romeinse vesting bouwde hij een paleis, het latere Valkhof. In het jaar 777 kwam hij met zijn gevolg voor de eerste keer naar Nijmegen om op het Valkhof het paasfeest te vieren. De palts straalde de politieke en economische macht uit van Karels imperium. De burcht werd herhaaldelijk verwoest, maar verrees steeds weer uit de as. Na Karel de Grote bezochten de latere keizers van het Heilige Roomse Rijk het Valkhof regelmatig.
Karel de Grote Keizers op het Valkhof
in Nijmegen Tekst: Jan Thijssen Bewerking: Hettie Peterse
Voorwoord 5 Karel de Grote bezoekt Nijmegen
7
Rijksdagen
7
Een stem uit het verleden…
8
Tegen de Saksen
9
Oude vrienden
11
Villa Waalheuvel in Ubbergen
12
Nijmegen, Keizerstad
15
Volksverhuizingen
15
Nijmeegse muntslag
16
Merovingische vorsten
17
Het Mariënburg
Militaire aristocratie
18 21
Sint-Gertrudiskapel
22
Vader van Europa
25
Het kruis of het zwaard
25
Grotestraat
26
Karels Nijmeegse palts
27
Betwist keizerschap
29
Sint-Nicolaaskapel
30
Noormannen verwoesten de palts in Nijmegen
32
Keizerin Theophano in Nijmegen
34
Keizers van het Heilige Roomse Rijk
38
Sint-Maartenskapel of Barbarossaruïne
42
Frederik Barbarossa brengt de Nijmeegse palts weer tot bloei
45
Het Valkhof wordt Gelders
45
Summary: Charlemagne in Nijmegen, Emperors at The Valkhof
46
Colofon
48
Bibliografie
48
3
Karel de Grote bezoekt Nijmegen De nacht is helder en koud, de rijp hangt nog aan de takken van bomen en struiken. Een bleek zonnetje probeert door de mistige morgen heen te dringen. In de verte kraait een haan. Verder is het nog stil rondom de palts in Noviomagus, zo vroeg in de morgen. Maar de eerste tekenen van leven dienen zich aan. Het is eind maart van het jaar 777. Vandaag zal de koning arriveren om in Nijmegen het paasfeest te vieren.
Een historiserende afbeelding van Karel de Grote in
de Valkhofburcht, door de 19de-eeuwse schilder van stadsgezichten Cornelis Springer (detail). Aan de
hand van de nog bestaande Sint-Nicolaaskapel, hier op
Een week geleden is koning Karel met zijn gevolg vanuit Herstal bij Luik op weg gegaan naar het noorden. Eerst is de stoet te paard naar Traiectum gereisd, het huidige Maastricht. Vervolgens ging de tocht verder per schip over de Maas naar Cuijk. Vandaar zijn de laatste kilo颅meters te paard afgelegd. Zoals gebruikelijk wordt de koning op zijn tochten door zijn rijk vergezeld door een groot aantal bedienden, raadslieden, geestelijken en lijfwachten. De ruiters worden gevolgd door vele karren met kleding, wapens, ambts- en hoogwaardigheidstekens, meubels, persoonlijke bezittingen en niet te vergeten allerlei kostbare voorwerpen, die dienen als geschenk om de loyaliteit van zijn leenmannen te belonen.
Rijksdagen
de achtergrond, en boeken over de bouwkunst in de
Karolingische tijd heeft de
kunstenaar geprobeerd de
oorspronkelijke situatie zo
dicht mogelijk te benaderen, zoals dat in onze tijd gedaan wordt bij historische films.
Karel de Grote staat v贸贸r de grote boog in het midden
met een priester naast zich. (Museum Het Valkhof)
Karel maakt ieder jaar een rondreis door zijn rijk, dat zich aan het begin van zijn regeerperiode uitstrekt van de Noordzee tot aan de Middellandse Zee en van de Atlantische Oceaan tot aan de Alpen en de Donau en de Weser in het oosten. De macht van de koning wordt slechts daar gevoeld, waar hij die ook kan laten zien. Tijdens de rijks- of landdagen ontmoet hij
7
de verzamelde edelen uit de streek en legt hij hen zijn besluiten en wetten voor. De plaatselijke edelen betuigen hun trouw aan de koning en maken bekend hoeveel manschappen ze de komende periode aan het leger zullen leveren. Hij zal ze hard nodig hebben in zijn strijd tegen de Saksen. Vanuit Nijmegen zal hij doorreizen naar Paderborn midden in het Saksische gebied, dat hij vijf jaar daarvoor heeft veroverd. In Paderborn zal hij zijn eerste rijksdag met Saksische edelen houden. De belangrijkste onder hen, Widukind, zal daar echter ontbreken. Hij is gevlucht naar zijn zwager Siegfried de Deen. De Saksen zijn verdeeld in verschillende stammen. Van politieke eenheid is slechts sprake in tijden van oorlog. Daarom is het zo moeilijk om verdragen te sluiten die bindend zijn voor het hele volk.
Een stem uit het verleden… Einhard, vertrouweling, persoonlij-
‘Karel was stevig en sterk en had
Grote geeft in zijn in het Latijn ge-
buitengewoon groot (zijn lichaams
ke vriend en biograaf van Karel de
schreven Vita Caroli Magni, dat hij tussen 820 en 830 in de vorm van
een klassieke Romeinse geschiedschrijving heeft samengesteld, de
volgende karakteristieke beschrijving van zijn keizer:
Bronzen ruiterstandbeeldje van een keizer, omstreeks
870. Men neemt algemeen
aan dat het bedoeld is als afbeelding van Karel de Grote, in navolging van de ruiter-
standbeelden van Romeinse keizers in Italië. (Museum Carnavalet Parijs)
een statig postuur, hoewel niet
lengte was zeven keer de lengte van zijn voet); het bovendeel van zijn
schedel was rond, hij had erg grote en levendige ogen, een wat grote neus, blond haar; een vrolijk en
lachend gezicht. Zo was zijn optre den altijd statig en waardig, of hij
nu stond of zat; hoewel zijn nek wat
stevig en kort was, en een opvallend buikje; maar de goede proporties
van de rest van zijn lichaam com
penseerde deze nadelen. Hij had een ferme tred, zijn houding mannelijk,
en zijn stem helder, maar niet zo luid als zijn lengte zou doen vermoeden.
Hij genoot een uitstekende gezond heid, behalve de laatste vier jaren
voor zijn dood, toen hij voortdurend koorts had; op het laatst trok hij
zelfs met een voet. In die tijd volgde hij liever zijn eigen gevoel dan het
advies van zijn dokters, die hem dat
kwalijk namen, omdat ze wilden dat hij afzag van het eten van gebraden
8
Tegen de Saksen In 772 was Karel voor de eerste maal het land der Saksen binnengetrokken. Vanuit de palts in Nijmegen, waar hij het laatste deel van zijn troepen had verzameld, was hij naar het noordoosten getrokken om de Saksen een lesje te leren. Hij had het oeroude Saksische heiligdom Irminsul in de buurt van Paderborn laten verwoesten, de gouden en zilveren schatten meegenomen en het heilige woud platgebrand. De Saksen waren vervolgens gedwongen om zich aan Karel te onderwerpen. Maar zij vergaten de hun aangedane belediging niet. Nauwelijks was Karel naar Italië vertrokken om tegen de Longobarden te vechten, of de Saksen kwamen weer in opstand en namen wraak voor de vernietiging van Irminsul met plundevlees, dat hij gewoonlijk at, en
schouder en borst beschermde door
Na het vertrek van de Romei-
zou eten. Naar nationaal gebruik
of marterbont. Daarover sloeg hij
muntsysteem. Onder de
daarvoor in de plaats gekookt vlees reed hij regelmatig paard en ging
op jacht, bekwaamheden waarin
nauwelijks enig volk ter wereld de
Franken kan evenaren. Hij kon van de weldadigheden van natuurlij
ke warmwaterbronnen genieten, en ging vaak zwemmen. Waarin
hij zo bedreven was dat niemand
hem kon overtreffen; vandaar dat hij zijn paleis in Aken bouwde en daar steeds verbleef gedurende
de laatste jaren tot aan zijn dood.
Gewoonlijk nodigde hij niet alleen zijn zonen uit om met hem een
bad te nemen, maar ook edelen en
vrienden, en nu en dan een deel van zijn gevolg of lijfwacht, zodat soms wel meer dan honderd personen met hem baadden. Gewoonlijk
droeg hij de nationale, zo gezegd de Frankische dracht. Op de huid
een linnen hemd en linnen broek, en daarover een tunica met zijde
afgezet; terwijl beenwindsels zijn
onderbenen bedekten, en schoenen zijn voeten, en hij in de winter zijn
een nauw sluitende jas van otter-
een blauwe mantel, en hij had altijd een zwaard omgegord, meestal één met een gouden of zilveren
gevest en gordel; soms droeg hij
een met edelstenen bezet zwaard,
maar alleen bij hoge feestdagen of bij de ontvangst van gezanten van vreemde naties. Hij had een hekel aan kleding uit den vreemde, hoe mooi ook, en weigerde die aan te
trekken, met uitzondering van twee keer in Rome, toen hij de Romeinse
tunica, chlamys en schoenen droeg; de eerste keer op verzoek van paus
nen verdween een geregeld
Karolingische vorsten kwam er een nieuwe muntorde tot stand, gebaseerd op de zil-
veren denarius waarvan hier
twee zijn afgebeeld. Karel de
Grote legde in 793 gewicht en afbeeldingen vast; zijn zoon Lodewijk de Vrome voerde
de denarius in 822 als rijks-
munt in. Deze munten tonen
de portretkop van Karel, naar Romeins voorbeeld, en zijn monogram KAROLVS.
Hadrianus, de tweede keer om diens opvolger Leo tevreden te stellen. Op
hoge feestdagen maakte hij gebruik van geborduurde kleren, en schoe
nen bezet met kostbare stenen; zijn mantel was met een gouden gesp gesloten, en hij kwam gekroond
met een gouden diadeem met gem men: maar op andere dagen week
zijn kleding weinig af van de dracht van de gewone man’.
9
Plaat in een geschiedenis-
boek uit 1892 waarin de SintNicolaaskapel gebruikt is als decor voor een scène uit het leven aan het hof van Karel de Grote. De oude keizer
zit op een gebeeldhouwde
troon in de bovenetage van de omgang van de kapel en
kijkt vandaar omlaag naar de mis, die wordt opgedragen op de begane grond. Deze
situatie kwam in Karels tijd
voor in de hofkapel te Aken. De Nijmeegse kapel – twee eeuwen na Karels dood
gebouwd – is daarvoor veel te klein.
Zijmuur van het als ruïne bewaard gebleven koor
van de Sint-Maartenskapel of Barbarossaruïne. Het
tufstenen metselwerk heeft drie rondbogen op zuiltjes
met ‘teerlingkapitelen’, zo
genoemd omdat ze de vorm hebben van de onderste
helft van een doorgesneden dobbelsteen.
10
ringen en verwoestingen tot in verre buurregio’s. Zo staken ze onder meer het nieuwe kerkje van Deventer in brand. Deze provocaties kon Karel – als beschermer van het ware geloof – niet over zijn kant laten gaan. Hij was direct uit Italië teruggekeerd en had met groot machtsvertoon drie van de vier belangrijkste Saksische stammen onderworpen. Nu staat hij aan de vooravond van zijn derde grote campagne tegen de Saksen. Hij heeft naast krijgers ook priesters meegenomen om de Saksen behalve met het zwaard ook met het kruis te overwinnen. De onderworpen Saksen zullen zich moeten bekeren tot het christendom, zich vrijwillig laten dopen en zo hun trouw aan het geloof en aan de koning tonen. Maar eerst zal hij de paasviering bijwonen op de Nijmeegse palts. Vanwege de onrust in de noordelijke grenszone had Karel enkele jaren terug aan één van zijn raadsheren opdracht gegeven om een palts te bouwen op het terrein van het laat-Romeinse castellum van Noviomagus, dat nog grotendeels overeind stond. De bestaande bebouwing was uitgebreid en verfraaid met het doel de naburige Saksen duidelijk te maken dat de macht van
de Frankische koning dwingend en nadrukkelijk dichtbij was. Daarmee kreeg de heuvel op de zuidoever van de Waal, van waaruit men het gehele oostelijk deel van het rivierengebied en de heuvelruggen aan de overzijde van de Rijn kon overzien, weer min of meer dezelfde betekenis als bij de Romeinen: een strategisch gelegen grens- en uitvalspost gericht op het Germaanse gebied. Karel wilde zo zijn tegenstanders duidelijk maken dat hij de opvolger was van de Romeinse keizers.
Het bijna vier meter hoge, bronzen ruiterstandbeeld
van Karel de Grote van beeldhouwer Albert Termate, in
1962 geplaatst in het park op het Keizer Karelplein.
Oude vrienden De stoet is in Cuijk van boord gegaan en vervolgens naar Nijmegen gereden. In de verte ziet Karel al het nieuwe dak van de aula van de palts tussen de hoektorens van de ommuring uitsteken. Plotseling herinnert hij zich dat één van zijn bisschoppen, toen ze over de bouw van de palts in Noviomagus spraken, heeft verteld dat Julius Caesar zelf de bouwer van het Romeinse castellum was geweest. Karel verheugt zich op de komende dagen, het weerzien met oude vrienden en strijders uit de eerdere campagnes tegen de Saksen en de jachtpartijen in de uitgestrekte bossen van het Silva Ketela, het Ketelwoud of Rijkswoud. Het belangrijkst is natuurlijk de plechtige viering van het paasfeest, de wederopstanding van de Heer uit de dood, die de sobere weken van de vastentijd zal afsluiten. Daarnaast zal hij deze dagen tonen dat hij met recht de Koning van de Franken én de Saksen is.
11
Villa Waalheuvel in Ubbergen Bij een verbouwing van het koets
invloed van de Franken die een
de Rijksstraatweg in Ubbergen
de laat-Romeinse periode.
huis van de villa Waalheuvel aan werd in 1980 bij archeologisch
steeds grotere rol gingen spelen in
onderzoek een grote hoeveelheid
Aardewerk uit de 6de en 7de eeuw
zogeheten roodbakkend aarde-
kleur. Nadere bestudering van de
aardewerk gevonden. Het ging om werk met lensvormige of platte
bodems. In eerste instantie werd gedacht dat het Romeins aardewerk was, omdat de Romeinen
immers een voorkeur hadden voor rood aardewerk. Vanaf de 4de
eeuw was de heersende smaak namelijk langzamerhand veranderd
van rood naar grijs, wellicht onder
is dus over het algemeen grijs van vondst leerde dat het – ondanks
de rode kleur – om aardewerk uit een latere periode moest gaan.
Dit was af te leiden uit de vorm van de opgegraven potten. Het betrof vooral tonvormige potten met
een vlakke of ook wel lensvormige bodem, die vaak voor het bakken aan de buitenzijde was bijgesne
den. De binnenzijde van de bodem
het vaatwerk voor de palts werd
De meeste potten van Ub-
karakteristiek voor aardewerk uit
dicht bij het Valkhof – behoorde in
hier afgebeelde exemplaren
vertoonde veelal schraapsporen,
de Karolingische periode. Een klein
gedeelte van de potten was aan de buitenzijde versierd met een rad
stempel, dat blokvormige indruk
ken veroorzaakt, en met gekamde
groef- en golflijnen. Toen de gevon den scherven aan elkaar waren ge
lijmd, bleken veel potten bakscheu ren en andere onvolkomenheden te vertonen, waardoor ze ongeschikt
waren voor gebruik en onmiddellijk na het bakken moeten zijn
vervaardigd. De vindplaats – zo
de Merovingische en Karolingische periode tot het koningsgoed, dat
wil zeggen het privégrondbezit van
de koning. De vondst vormt een van de uitzonderlijke aanwijzingen voor
de betrokkenheid van de lokale elite bij de uitvoering van ambachtelij ke werkzaamheden op dergelijke terreinen. Hetzelfde soort aarde werk is niet alleen in Nijmegen,
maar ook op een aantal andere
weggegooid. Het bleek te
plekken in het
pottenbakker. Hieruit kon
gevonden,
gaan om het afval van een worden gecon cludeerd dat op deze plek
waarschijnlijk een potten
bakkerswerk
plaats moest zijn geweest, waar
rivierengebied zoals in Lent,
Beuningen,
Ressen en Elst.
Van enkele van
bergse waar hebben zoals de een min of meer emmervor-
mig profiel en zijn bijna altijd onversierd. Als de grootste breedte iets lager ligt, is
sprake van de voor die tijd
karakteristieke dubbelko-
nische vorm (rechtsonder). Het Ubbergse aardewerk
toont een grote variatie in
vorm en grootte. Zo zijn er
voorraadpotten, dubbelkonische tuitkannen, flessen
en drinkbekers vervaardigd
en zijn er enkele voorbeelden van fijn gladwandig aardewerk aangetroffen. (Coll.
Stichting Stadsarcheologie Nijmegen)
deze vindplaatsen
is bekend dat het
ook koningsgoede
ren waren.
13
Nijmegen, Keizerstad Omstreeks 400 hadden de Franken belangrijke posities verworven binnen het Romeinse leger en aan het keizerlijke hof dat zich in Rome bevond, dicht bij de brandhaarden in Noord-Italië. Voor een belangrijk deel dankten ze deze posities aan de bijdrage die ze leverden aan de verdediging van de grenzen in het noordwestelijk deel van het rijk. Binnengedrongen Franken hadden verdragen met de Romeinen gesloten en daarop waren hun gebieden in het huidige Noord-Brabant en België toegewezen.
Volksverhuizingen In het gebied dat nu bekend is als Noord-Brabant en België vestigden de Franken zich op oude Romeinse villaterreinen. Zij gingen de braakliggende gronden opnieuw bebouwen met gewassen en brachten zo de voedselproductie met landbouw en veeteelt weer op gang. In de meer zuidelijk gelegen provincie Germania Secunda bleef het Romeinse gezag de grenzen bewaken, hoewel die taak in de praktijk voornamelijk door Franken werd uitgevoerd. De Romeinse controle stokte toen in 406 de grens bij Mainz werd doorbroken door een alliantie van Vandalen, Sueben en Alanen, met in hun kielzog Alemannen en Bourgondiërs die door het onstuitbare geweld van de Hunnen naar het westen werden opgestuwd. De West-Goten waren al eerder westwaarts getrokken. Zij braken door de grenzen aan de Donau om in 410 Rome te plunderen. Gallië dreigde ook onder de voet te worden gelopen en was evenals het Rijnland voor bescherming op de Franken aangewezen, omdat alle Romeinse militaire eenheden naar Italië werden teruggeroepen. De Franken maakten van de nood een deugd en profiteerden van de verwarring. Niets stond meer de vorming van regionale koninkrijkjes in de weg. De eens zo trotse Romeinse stad Keulen viel rond het jaar 460 in Frankische handen. De Salische
Op deze miniatuur van de uit Nijmegen afkomstige Gebroeders van Limburg
uit circa 1405 houdt Karel de Grote de rijksappel en
het zwaard vast. De kroon op zijn hoofd is getooid
met een adelaar, terwijl de
achtergrond is versierd met Franse lelies. Boven hem
zweeft een engel met een
wapenschild. De Franse lelie en de Duitse adelaar delen
het schild. Karel werd gezien als de vader van zowel
Frankrijk als het Duitse Rijk. De miniatuur komt uit het getijdenboek Les Belles
Heures du Duc de Berry.
(Metropolitan Museum of Art, New York)
15
Franken (de noordwestelijke stammen der Franken) wisten onder leiding van hun koning Clovis (of Clodewech) uit het geslacht der Merovingers hun machtsgebied vanuit Doornik verder naar het zuiden uit te breiden. Clovis maakte daarbij handig gebruik van de Frankische steun aan het Romeinse gezag en slaagde erin alle concurrenten aan de kant te schuiven en één groot Frankisch Rijk te stichten. Uiteindelijk moest in 509 ook de koning van Keulen voor zijn aspiraties zwichten. Toen Clovis zich in 506 tot het christendom bekeerde en zich in Reims liet dopen, volgde de adel massaal het voorbeeld van de koning.
Nijmeegse muntslag
Ivoren reliëf uit de 10de eeuw met de afbeelding van het
opdragen van een mis zoals
gehouden in de tijd van Karel de Grote en zijn opvolgers. (Stadsbibl. Frankfurt)
16
De belangrijke strategische positie van de vesting Nijmegen in het Romeinse grensverdedigingssysteem heeft er toe bijgedragen dat het castellum op het huidige Valkhof al aan het einde van de 4de of in het begin van de 5de eeuw in Frankische handen overging. Het is aannemelijk dat Nijmegen in bezit kwam van de koning van Keulen en dat de gezagsverhoudingen met Keulen, zoals die in de Romeinse tijd bestonden, werden voortgezet. Omdat de Franken al veel langer in het Romeinse leger dienden en bij de grensbewaking in Nijmegen waren betrokken, zal dit proces betrekkelijk vreedzaam zijn verlopen. Dat kan worden afgeleid uit het voortdurende gebruik van het grote grafveld op het Mariënburg in de Nijmeegse binnenstad, dat zowel laat-Romeinse als vroegmiddeleeuwse graven bevat. De oudste graven stammen uit de 4de eeuw, de jongste dateren van rond 700. Op het moment dat het Romeinse gezag zich in het grensgebied niet meer kon laten gelden, verwierven allerlei regionale vorsten het gezag over de strategische plaatsen die zij vervolgens bij hun eigen politieke spel gebruikten. Een aanwijzing dat een dergelijke ontwikkeling ook in Nijmegen heeft plaatsgevonden is het ontstaan van een lokale muntslag. Daarvoor zijn in Nijmegen voor de periode van kort na het jaar 600 voldoende aanwijzingen. Een ander teken is de productie van aardewerk in het nabijgelegen Ubbergen, dat vermoedelijk tot het koningsgoed, dat wil zeggen het privégrondbezit van de koning, behoord zal hebben. Dit alles hangt samen met het zelfbewuste optreden van de bestaande Frankische elite of de komst van een nieuwe toplaag. Deze Franken begroeven hun doden niet langer traditioneel op de bestaande begraafplaats, maar kozen daarvoor een eigen plaats binnen de ommuring van het laat-Romeinse castellum. In het licht van deze ontwikkeling moet ook de bouw van een aan Sint-Stephanus gewijde kerk in het begin van de 7de eeuw binnen de ommuring van het castellum worden gezien. Het gaat vermoedelijk om de eerste Nijmeegse kerk. Het christendom werd waarschijnlijk door de Merovingische koningen gebruikt om vanuit Keulen hun invloed in het rivierengebied verder uit te breiden. Het is ech-
Een groep soldaten uit het
leger van de Bijbelse koning David, uitgebeeld op een
Karolingisch, uit ivoor gesneden reliĂŤf. Ongetwijfeld vond de kunstenaar voorbeelden
van strijders met helm, lans en schild in zijn omgeving omstreeks 800. (Louvre, Parijs)
Rechts: Na de ondergang van het Romeinse Rijk stortte ook het muntsysteem in.
Voor de handel bleef men
gebruik maken van gouden
munten die op metaalwaarde getaxeerd werden. Er
circuleerden eveneens By-
zantijnse munten. Bij gebrek daaraan werden soms voor
en door kooplieden nabootsingen geslagen met een
primitief weergegeven vor-
stenkop en een plaatsnaam als omschrift. Men kent ze
bijvoorbeeld uit het belang-
ter ook mogelijk dat de oorspronkelijke stichting van de kerk in Nijmegen teruggaat tot in de laat-Romeinse tijd. Het bestaan van kleine christelijke gemeenschappen in Romeinse provinciesteden blijkt vaker voor te komen dan tot voor kort werd aangenomen. Het gaat dan vooral om gebieden waar het Romeinse gezag, althans in naam, in stand werd gehouden. Hiervoor zijn in Nijmegen duidelijke aanwijzingen te vinden.
Merovingische vorsten
rijkste handelscentrum in
deze streken, Dorestad (bij
Wijk bij Duurstede). Andere gouden munten, zoals de afgebeelde, zijn wellicht
omstreeks 600 in Nijmegen
geslagen: zij hebben NIOMAG als plaatsaanduiding.
Na de dood van koning Clovis (480-511) viel het Rijk onder zijn vier zonen uiteen. Er ontstonden daardoor vier deelrijken met Orleans, Reims (later Metz), Parijs en Soissons als koningssteden. Clovis werd als eerste Frankische koning kerkelijk begraven in Parijs en deze stad fungeerde vanaf dat moment als zetel van het rijk. De verdeling leidde tot veel onderlinge strijd, die in 631 door Dagobert van Metz (613-639) werd beslist. Hij was een krachtige vorst die de missionering vanuit Keulen propageerde en
17
Colofon Uitgave WBOOKS, Zwolle info@wbooks.com www.wbooks.com i.s.m. Gemeente Nijmegen info@nijmegen.nl www.nijmegen.nl Tekst: Jan Thijssen Bewerking: Hettie Peterse Vormgeving: Richard Bos Alle eigentijdse foto’s zijn gemaakt door de Gemeente Nijmegen, behalve waar anders vermeld. © 2014 WBOOKS / Gemeente Nijmegen / de auteurs Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere wijze, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. De uitgever heeft ernaar gestreefd de rechten met betrekking tot de illustraties volgens de wettelijke bepalingen te regelen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden. Van werken van beeldende kunstenaars aangesloten bij een CISAC-organisatie is het auteursrecht geregeld met Pictoright te Amsterdam. © c/o Pictoright Amsterdam 2014. ISBN 978 94 625 8031 2 NUR 693 Karel de Grote in Nijmegen is een bewerkte en uitgebreide heruitgave van deel 2 van De 20 dagen van Nijmegen (Zwolle 2005).
Deze uitgave is mogelijk gemaakt dankzij een financiële bijdrage van de Europese Commissie en de gemeente Nijmegen in het kader van het Europese project Cradles of European Culture Francia Media. This project has been funded with support from the European Commission. This publication reflects the views only of the author, and the Commission cannot be held responsible for any use which may be made of the information contained therein.
Bibliografie - J. Thijssen, ‘30 maart 777, Karel de Grote bezoekt Nijmegen’, in: R.Camps e.a. (red.), De 20 dagen van Nijmegen, Zwolle 2006, 35-55 - E. den Hartog, Een kapel voor de ingewanden van Theophanu? De Sint-Nicolaaskapel op het Valkhof te Nijmegen, in: De erfenis van Karel de Grote 814-2014, Gent 2014, 204 - G. Lemmens, Bouwen voor koningen en heersers, in: J. Kuys en H. Bots (red.), Geschiedenis van de oudste stad van Nederland, Middeleeuwen en nieuwe tijd, Wormer 2005, 201-204 - G. Lemmens (red.), Het Valkhof te Nijmegen, catalogi van het kunstbezit van de Gemeente Nijmegen nr. 3, Nijmegen 1984 (2de editie) - B. Perlich & G. van Tussenbroek, ‘De Valkhofkapel te Nijmegen. Nieuwe gegevens over de middeleeuwse bouwgeschiedenis’, in: Bulletin van de Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond 2008-3, 90-100 - H.Peterse, Het Valkhof, een strategisch gelegen heuvel met politieke betekenis’, in: De erfenis van Karel de Grote 814-2014, Gent 2014, 201-203; 205-208
Karel de Grote in Nijmegen verschijnt in het kader van Francia Media, een project waarin negen Europese landen samenwerken om de betekenis van Karel de Grote en zijn erfenis toegankelijk te maken voor een groot publiek.
Karel de Grote in Nijmegen
In 2014 is het 1200 jaar geleden dat Karel de Grote overleed. Keizer Karel, geboren in 742, spreekt ook nu nog tot de verbeelding. Voor Nijmegen, bijgenaamd de Karelstad of Keizerstad, heeft Karel de Grote extra aantrekkingskracht. Op de resten van de Romeinse vesting bouwde hij een paleis, het latere Valkhof. In het jaar 777 kwam hij met zijn gevolg voor de eerste keer naar Nijmegen om op het Valkhof het paasfeest te vieren. De palts straalde de politieke en economische macht uit van Karels imperium. De burcht werd herhaaldelijk verwoest, maar verrees steeds weer uit de as. Na Karel de Grote bezochten de latere keizers van het Heilige Roomse Rijk het Valkhof regelmatig.