Kijk, we doen het samen Pedagogisch kader scheurkalender 2011

Page 1

n e m a s t e h n e o d Kijk, we Pedagogisch kader scheurkalender 2011


week 52

g a d n o z / g a d zater

1/2 JANUARI Nieuwjaarsdag


week 1

maandag

3 JANUARI


week 1

dinsdag

Welke competenties leren kinderen als ze samen spelen? Emotionele competenties: KIJK, IK MAG ER ZIJN. Kinderen leren initiatief te nemen. Ze maken duidelijk wat ze willen. Ze leren dat ze een stem hebben in de groep en dat er naar hen wordt geluisterd. Sociale competenties: KIJK, WE KUNNEN HET SAMEN. Kinderen leren rekening met elkaar houden en conflicten oplossen. Ze leren om samen plezier te maken en ontwikkelen vriendschappen. Ze krijgen inzicht in de sociale gevolgen van hun handelen. Morele competenties: KIJK, IK BEN EEN LIEF, GOED KIND. Kinderen leren om anderen te helpen. Ze passen basale morele regels toe als ‘elkaar geen pijn doen’. Ze hebben houvast aan rituelen voor goed gedrag, bijvoorbeeld voor verzoening na een ruzie.

Samen spelen en samen leven | Hoofdstuk 17 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

4 JANUARI


week 1

woensdag

5 JANUARI


week 1

donderdag

6 JANUARI Als Amina haar vader ziet, rent ze op hem af. Een dikke knuffel en dan brengt ze haar vader naar de verfhoek. Daar hangt een prachtig gekleurd vel te drogen dat Amina met haar vingers geverfd heeft. Amina lacht. ‘Dat heb je mooi gemaakt’, zegt haar vader. ‘Wat is dat?’ Amina reageert niet op die vraag. Trots wijst ze naar het schilderij. ‘Kijk!’ Haar vader lacht trots om zijn enthousiaste dochter. Kindercentra bieden kinderen een omgeving waar ze zich veilig en vertrouwd voelen. In samenwerking met de ouders worden de kinderen begeleid in hun ontwikkeling. Zo leren ze alle vaardigheden die ze nodig hebben voor een goede start op de basisschool. Pedagogisch medewerkers maken een wereld van verschil!

De basis | Hoofdstuk 1 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

Uit de praktijk


week 1

vrijdag

7 JANUARI


week 1

g a d n o z / g a d zater

8/9 JANUARI


week 2

maandag

Tip: speel in op bijzondere gebeurtenissen. Op een dag kan er van alles gebeuren dat niet voorzien is. Maak daar gebruik van. Denk aan harde wind, regen of sneeuw, maar ook aan bijzondere gebeurtenissen zoals de geboorte van dieren en reparaties aan speelgoed. Plan werkzaamheden aan het gebouw in de tijd dat de kinderen aanwezig zijn. Zij kunnen dan observeren, gereedschappen gebruiken en soms een handje helpen. Ze zullen er in hun spel nog lang op voortborduren.

Natuur en fysieke omgeving | Hoofdstuk 19 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

10 JANUARI


week 2

dinsdag

11 JANUARI


week 2

woensdag

Waar of niet waar? Alle pedagogisch medewerkers moeten over dezelfde competenties beschikken. Voor sommige competenties is dit inderdaad waar. Zo moeten alle pedagogisch medewerkers beschikken over de competentie om jonge kinderen in een groep op te voeden. Maar daarnaast heeft elke medewerker persoonlijke kwaliteiten. Denk aan creatieve vaardigheden, omgaan met ‘moeilijk’ gedrag, een ouderavond organiseren of voor gezelligheid zorgen tijdens de lunch. Elke medewerker heeft ook haar eigen ervaringen en kijk op kinderen. Deze persoonlijke verschillen zijn een bron van inspiratie. Dankzij jullie verschillende talenten krijgen de kinderen steeds weer nieuwe impulsen.

Samenwerken in de groep | Hoofdstuk 6 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

12 JANUARI


week 2

donderdag

13 JANUARI


week 2

14 JANUARI Tip: help kinderen hun indrukken te verwerken. Kinderen doen op een dag enorm veel indrukken op. Zorg daarom voor voldoende rust en tijd om die indrukken te verwerken. Bied ook diverse expressievormen aan, zodat kinderen hun indrukken vorm kunnen geven. Denk aan rollenspellen, dansen, verven en kleien.

Steunen en stimuleren van spelen en leren | Hoofdstuk 8 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

vrijdag


week 2

g a d n o z / g a d zater

15/16 JANUARI


week 3

maandag

17 JANUARI


week 3

18 JANUARI Hoe kun je met muziek en dans inhaken op het spontane gedrag van kinderen? • Zwaai mee in de maat en pets op de tafel of op benen. • Loop achter elkaar aan in de maat van de muziek. • Wissel verschillende manieren van bewegen af: springen, stampen, op tenen lopen, heen en weer wiegen op twee benen. • Imiteer verschillende bewegingen: vliegen als een vogel, zweven als een vlinder, racen als een auto. • Dans met linten of sjaaltjes. Sjaaltjes verlengen je beweging en dat is handig met relatief korte kinderarmen. Ook kun je de sjaals gebruiken als ‘danskleding’. • Voer liedjes met voorgeschreven bewegingen uit, zoals ‘In de maneschijn’.

Geluid en muziek, dans en beweging | Hoofdstuk 21 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

dinsdag


week 3

woensdag

19 JANUARI


week 3

donderdag

Spelend leren Activiteiten en thema’s geven de kinderen gelegenheid om al spelend veel te leren. Het leereffect wordt vergroot als je: • Herhaalt – ‘Leuk, we gaan slangen kleien.’ • Varieert – ‘Kunnen we de takjes die jullie hebben gevonden gebruiken bij het kleien?’ • Vasthoudt – ‘Op deze foto zien jullie alle slangen die we hebben gemaakt.’ • Uitbreidt – ‘Zou er in deze bak met speelgoeddieren ook een slang zitten?’ • Eigen spel stimuleert – ‘Bij het vrij spelen kun je kiezen om te kleien.’

Observeren en plannen | Hoofdstuk 11 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

20 JANUARI


week 3

vrijdag

21 JANUARI


week 3

g a d n o z / g a d zater

22/23 JANUARI


week 4

24 JANUARI Uit de praktijk Hetty, de moeder van Daniël, komt gestrest binnenlopen. Pedagogisch medewerker Margo ziet Daniël verstijven als zijn moeder haastig zijn jas wil uitdoen. Dat gaat niet goed, denkt ze. Ze loopt naar hen toe en zegt: ‘Dag Daniël, fijn dat je er bent. Hetty, hoe is het met jou?’ Hetty vertelt wat er die ochtend allemaal is misgegaan. ‘Ik help wel’, zegt Margo. ‘Zoek maar een spelletje met Daniël, zoals altijd. Dan zwaaien we jou daarna samen uit.’ In het kindercentrum beginnen de kinderen iedere dag met afscheid nemen en begroeten. De pedagogisch medewerkers begeleiden daarbij zowel de kinderen als de ouders.

Wennen, begroeten en afscheid nemen | Hoofdstuk 12 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

maandag


week 4

dinsdag

25 JANUARI


week 4

woensdag

Tip: geef baby’s hun fruithapje op schoot. Baby’s die nog niet rechtop kunnen zitten, worden vaak in een wipstoeltje gezet voor hun fruithapje. Maar je kunt ze ook op schoot nemen. Dat verhoogt de intimiteit en het contact. Als bezwaar wordt soms de beweeglijkheid van de kinderen genoemd. Maar dat valt bij de meeste kinderen wel mee. En tegen vlekken op je kleren kun je jezelf prima beschermen met een theedoek.

Eten en drinken | Hoofdstuk 13 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

26 JANUARI


week 4

donderdag

27 JANUARI


week 4

28 JANUARI Je ruikt een volle luier bij een spelende peuter. Wat doe je? Ga je naar hem toe, pak je hem op en ga je hem verschonen? Prima! Maar je kunt het ook anders aanpakken. Probeer het kind met aandacht en respect te benaderen. Dit heeft een groot effect op zijn welbevinden. Ga in zijn gezichtsveld staan en benoem waar hij mee bezig is: ‘Hé Karel, je rijdt je auto’s in de garage.’ Als Karel je aankijkt, zeg je: ‘Ik ruik een vuile luier. Sta even op, dan kijk ik even.’

Verschonen, zindelijk worden en slapen | Hoofdstuk 14 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

vrijdag


week 4

g a d n o z / g a d zater

29/30 JANUARI


week 5

maandag

31 JANUARI


week 5

dinsdag

Hoe laat je kinderen de ‘evenwichtsreactie’ oefenen? Net als een tuimelaar reageert ons lichaam op elke prikkel die ons uit balans brengt. We spannen onze spieren aan om overeind te blijven. Je kunt kinderen deze ‘evenwichtsreactie’ laten oefenen door: • Kinderen verschillen in hoogte en diepte te laten ervaren: over banken klimmen, door kuilen kruipen, trap op, glijbaan af, schommelen, rondzwieren, etc. • Kinderen veel buiten te laten spelen. Buiten spelen doet een groter beroep op hun evenwichtsgevoel dan binnen spelen. Op het gras je evenwicht bewaren is heel anders dan op zand of op steen.

Bewegen en zintuiglijk ervaren | Hoofdstuk 16 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

1FEBRUARI


week 5

woensdag

2 FEBRUARI


week 5

donderdag

Uit de praktijk Cor reageert op alles wat hem niet zint met slaan of schoppen. Verbieden helpt niet en de pedagogisch medewerkers worden steeds wanhopiger. Totdat Norien een ingeving krijgt… Norien (op vriendelijk ernstige toon): ‘Kom eens hier. Met welk handje heb jij geslagen?’ Cor: ‘Die.’ (wijst naar zijn rechterhand) Norien: ‘Vind jij het een lief handje? Dat handje slaat en dat doet pijn. Vind jij dat prettig, pijn?’ Cor: ‘Nee.’ Norien: ‘Wat is dat handje dan?’ Cor: ‘Stout.’ Norien: ‘Stout handje mag niet slaan.’ Cor: ‘Handje wil niet meer stout niet.’ Norien: ‘Nee, natuurlijk niet. Dan moet je goed op je handje passen.’ Cor huppelt blij weg vol goede voornemens. Na tien minuten komt hij weer bij Norien. Cor: ‘Handje is weer stout geweest.’ Zo ontstaat er een verbond tussen Norien en Cor om samen het handje op te voeden. Dit werkt. Cor leert om tegen zichzelf te praten en zijn handje te sturen.

Samen spelen en samen leven | Hoofdstuk 17 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

3 FEBRUARI


week 5

vrijdag

4 FEBRUARI


week 5

g a d n o z / g a d zater

5/6 FEBRUARI


week 6

maandag

7 FEBRUARI Het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind is aangenomen door de Verenigde Naties in 1989. Het verdrag erkent dat kinderen mensen zijn met eigen rechten. Ze zijn niet het bezit van hun ouders. Voor pedagogisch medewerkers zijn vooral de volgende rechten van belang: • Kinderen hebben recht op fysieke en emotionele veiligheid. • Kinderen hebben recht op respect voor hun culturele identiteit. • Kinderen hebben recht op een veelzijdige ontwikkeling in hun eigen tempo. • Kinderen hebben recht om gehoord te worden. • Kinderen hebben recht op extra zorg in verband met handicaps of sociale achterstanden.

De basis | Hoofdstuk 1 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

Rechten van het Kind


week 6

dinsdag

8 FEBRUARI


week 6

9 FEBRUARI Het belang van spel Spelen is de natuurlijke manier van jonge kinderen om te leren en hun omgeving te verkennen. Kun jij enkele voorbeelden noemen van de volgende spelvormen? a) b) c) d)

Bewegingsspel. Fantasie- of rollenspel. Speel-leerspel. Exploratief en constructiespel.

Antwoorden: a) Kruipen, vallen en opstaan, lopen, springen, rollen, glijden, klimmen en schommelen. b) Doen alsof je slaapt, de pop voeren, racen met auto’s, koken in het keukentje, andere kinderen schrik aanjagen door een tijger of leeuw te zijn. c) Puzzels, insteekvormen, legosteentjes , boekjes. d) Spelen en bouwen met zand, water, planken, takken, blokken, kartonnen dozen.

Ontwikkelen en leren van jonge kinderen | Hoofdstuk 3 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

woensdag


week 6

donderdag

10 FEBRUARI


week 6

vrijdag

Samen oplossen Als een baby veel huilt en moeilijk te troosten is, vraag dan raad aan de ouders. Hoe doen zij het thuis? Wat werkt en wat niet? Vertel over je eigen ontdekkingen. Wellicht kun je een voorstel doen: zullen we het allebei eens op deze manier aanpakken? Bespreek een week later of dat werkt.

Samenwerking met de ouders | Hoofdstuk 4 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

11 FEBRUARI


week 6

g a d n o z / g a d zater

12/13 FEBRUARI


week 7

maandag

14 FEBRUARI


week 7

dinsdag

Uit de praktijk ‘Wat voor mij een goede dag is?’ Zo’n dag waarop de kinderen fijn spelen, dat problemen bijna vanzelf worden opgelost. Dat je helemaal bent ingespeeld op je collega’s. Dat een blik of een half woord al genoeg is. Dan ga je dansend door de dag.’ Een goede samenwerking met collega’s maakt dat je met plezier naar je werk gaat. Goede collega’s weten wat ze van elkaar kunnen verwachten, kunnen op elkaar rekenen en vullen elkaar aan.

Samenwerken in de groep | Hoofdstuk 6 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

15 FEBRUARI


week 7

woensdag

16 FEBRUARI


week 7

17 FEBRUARI Volg de belangstelling Alles staat klaar om te gaan vingerverven. Maar dan raken de kinderen opeens in de ban van de druppels verf die over het papier stromen. Hoe reageer je? Kinderen reageren vaak heel anders dan jij verwacht. Tonen ze belangstelling voor de druppels verf die van een vel papier stromen? Dan kun je die belangstelling het beste volgen. Dring de kinderen niets op. Waar hun aandacht ligt, ligt ook hun motivatie.

Steunen en stimuleren van spelen en leren | Hoofdstuk 8 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

donderdag


week 7

vrijdag

18 FEBRUARI


week 7

g a d n o z / g a d zater

19/20 FEBRUARI


week 8

21 FEBRUARI Waar of niet waar? Op een kartonnen doos kun je beter trommelen dan op een speelgoedtrommel. Muziekinstrumenten uit de speelgoedwinkel zien er vaak kleurig uit. Maar dat is geen garantie voor een mooi geluid. Op een setje kartonnen dozen (van schoenendoos tot tv-verpakking) kun je vaak veel beter trommelen dan op een plastic trommel met tekenfilmfiguurtjes. Ook schuddoosjes, ‘rainmakers’, windorgels, klankstaven, bellenkransen en kleine bekkens zijn interessante materialen om geluiden te ontdekken. Zo leren kinderen niet alleen muziek maken, maar ook oorzaak en gevolg ontdekken. Ik pets op een trommelvel: bom! Ik schud aan een bellenkrans: tsjingtsjing! Ik peuter aan een snaar: plonggg!

Geluid en muziek, dans en beweging | Hoofdstuk 21 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

maandag


week 8

dinsdag

22 FEBRUARI


week 8

woensdag

Uit de praktijk Pedagogisch medewerker Yolan zit op de bank. Als er kinderen bij haar komen, zegt ze: ‘Ga maar naar Myrthe. Ik heb een rustmomentje en mag fijn naar jullie kijken.’ Yolan en haar collega’s hebben het altijd over een ‘rustmoment’. Natuurlijk is observeren geen rust, maar werk. Maar de kinderen snappen het en vragen hulp aan een andere medewerker. Op die manier kunnen de pedagogisch medewerkers enkele malen per week gericht observeren. Observeren behoort tot de kern van het werken met jonge kinderen. Door te observeren, kijken jullie waar individuele kinderen behoefte aan hebben en waar hun belangstelling ligt. Hierdoor kunnen jullie beoordelen of de activiteiten die jullie aanbieden goed aansluiten bij de kinderen.

Observeren en plannen | Hoofdstuk 11 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

23 FEBRUARI


week 8

donderdag

24 FEBRUARI


week 8

25 FEBRUARI Tip: spreek met ouders een duidelijk ‘afscheidsritueel’ af. Ouders die weifelen bij het afscheid nemen, kunnen hun kind in verwarring brengen. Daarom kan het afscheid het beste kort, duidelijk en steeds op dezelfde manier gebeuren. Adviseer ouders bijvoorbeeld om: • Samen met hun kind een spelletje uit te zoeken. • Even mee te spelen en een paar minuten te wachten tot hun kind bezig is. • Te zeggen dat je naar je werk moet en straks weer terugkomt. • Een dikke knuffel te geven, naar elkaar te zwaaien en de pedagogisch medewerkers gedag te zeggen. • Bij het raam te zwaaien als het kind verdrietig is.

Wennen, begroeten en afscheid nemen | Hoofdstuk 12 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

vrijdag


week 8

g a d n o z / g a d zater

26/27 FEBRUARI


week 9

maandag

28 FEBRUARI


week 9

dinsdag

Hoeveel eten hebben dreumesen en peuters nodig? Dreumesen en peuters hebben minder nodig dan we soms denken. Zo is de aanbevolen hoeveelheid brood voor de hele dag ĂŠĂŠn tot drie sneetjes. En als beleg wordt een halve plak kaas en een halve plak vleeswaar geadviseerd. Bij kinderen die heel veel willen eten, is het belangrijk om te proberen een rem in te bouwen. Bijvoorbeeld door pauzes in te lassen tussen de verschillende boterhammen en kinderen dan rauwkost te geven. Maar ook door kinderen te leren om rustig te kauwen.

Eten en drinken | Hoofdstuk 13 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

1MAART


week 9

woensdag

2 MAART


week 9

3 MAART Vertrouwde relatie Bij het verschonen geeft een kind zich letterlijk bloot. Ga daar behoedzaam en respectvol mee om. Zo ontstaat vertrouwen in elkaar en plezier tijdens het verzorgen. De interactie tussen jou en het kind is daarbij erg belangrijk: • • • •

Maak contact met het kind voordat je iets doet. Leg uit wat je gaat doen. Blijf in contact terwijl je het kind verschoont. Werk samen met het kind en help hem zoveel mogelijk zelf te doen. • Reageer alert op signalen van vermoeidheid.

Verschonen, zindelijk worden en slapen | Hoofdstuk 14 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

donderdag


week 9

vrijdag

4 MAART


week 9

g a d n o z / g a d zater

5/6 MAART


week 10

maandag

Tip: geef baby’s veel bewegingsvrijheid. Om goed te leren bewegen, hebben baby’s ruimte nodig. Laat ze dus niet te lang in een maxicosy of wippertje zitten. Die belemmeren de bewegingsvrijheid. Bovendien is het niet goed voor kinderen om lang hangend te zitten. Een wippertje kan handig zijn om een baby te voeden, maar op andere momenten hoort het kind op een vlakke ondergrond, waar het kan bewegen en voelen.

Bewegen en zintuiglijk ervaren | Hoofdstuk 16 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

7 MAART


week 10

dinsdag

8 MAART


week 10

woensdag

Morele regels Botsingen tussen kinderen zijn soms vermoeiend. Maar ze zijn ook een prima aanleiding om morele regels toe te passen. Welke regels kun je de kinderen bijvoorbeeld leren bij: a) b) c) d)

Botsingen om speelgoed? Botsingen als een kind wil meespelen maar wordt geweigerd? Botsingen om onplezierig of agressief gedrag? Botsingen over de inhoud van het spel?

Antwoorden: a) ‘Geen speelgoed afpakken’, ‘Om de beurt’ of ‘Samen delen.’ b) ‘Elkaar met rust laten’ of ‘Iedereen mag meespelen.’ c) ‘Niet slaan, niet pijn doen’, ‘Niet doen wat een ander niet prettig vindt’ of ‘Dat was per ongeluk, hij wilde je wat laten zien.’ d) ‘Luisteren naar elkaar’, ‘Niet altijd de baas willen spelen’ of ‘Je moet doen wat zij zegt.’

Samen spelen en samen leven | Hoofdstuk 17 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

9 MAART


week 10

donderdag

10 MAART


week 10

vrijdag

Uit de praktijk Jona en Lennaert racen buiten op hun fietsjes. Ze gaan helemaal op in hun spel. Maar af en toe stoppen ze en kijken om zich heen. Waar is Adrie, de pedagogisch medewerker? Even is er oogcontact. Dan voelen de kinderen zich weer veilig en kunnen ze opnieuw opgaan in hun spel. Onderzoek toont aan dat kinderen zich aan pedagogisch medewerkers gaan hechten. Ze gebruiken hen als veilige basis om hun omgeving te verkennen. En ze zoeken bij hen bescherming en troost. Een warme, vertrouwde relatie tussen jou en het kind wil zeggen dat het kind weet dat er goed voor hem wordt gezorgd. Dankzij dit vertrouwen kan een emotionele band ontstaan.

Veiligheid en welbevinden | Hoofdstuk 2 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

11 MAART


week 10

g a d n o z / g a d zater

12/13 MAART


week 11

maandag

14 MAART


week 11

15 MAART Nadoen Jonge kinderen imiteren zowel volwassenen als andere kinderen. Maar andere kinderen blijken sterker imitatie uit te lokken dan volwassenen. Waarschijnlijk omdat jonge kinderen voor het begrijpen van andere kinderen sterker zijn aangewezen op imitatie dan in hun contact met volwassenen. Bovendien doen andere kinderen dingen die leuk en gemakkelijk te imiteren zijn, zoals springen en gekke woordjes zeggen. Onderzoek toont aan dat mensen over ‘spiegelneuronen’ beschikken. Als ze geboeid naar gedrag van anderen kijken, worden delen in hun hersenen geactiveerd die ook actief zouden zijn als ze dat gedrag zelf zouden vertonen. In hun hersenen wordt het gedrag van de ander ‘weerspiegeld’.

Ontwikkelen en leren van jonge kinderen | Hoofdstuk 3 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

dinsdag


week 11

woensdag

16 MAART


week 11

donderdag

Marokkaanse cultuur Heb je veel Marokkaanse kinderen in je groep? Verdiep je dan eens in de Marokkaanse cultuur. Lees erover op internet of haal boeken uit de bibliotheek. Vraag aan de moeders of ze jou en de kinderen een Marokkaans kinderliedje willen leren. Of vraag hoe je op Marokkaanse wijze een verjaardag van de kinderen viert.

Samenwerking met de ouders | Hoofdstuk 4 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

17 MAART


week 11

vrijdag

18 MAART


week 11

g a d n o z / g a d zater

19/20 MAART


week 12

maandag

Waar of niet waar? Elke keer voordat je een baby oppakt, moet je aankondigen wat je gaat doen. Baby’s zijn geheel afhankelijk van de zorg van volwassenen. Juist daarom moet je ze veel ruimte geven voor autonomie. Bijvoorbeeld: de baby niet zomaar oppakken uit zijn bedje, maar eerst oogcontact maken en vertellen wat er gaat gebeuren. Hierdoor krijgt de baby op zijn niveau controle over de situatie. Dit is een belangrijke basis voor verdere positieve ervaringen en voor een goede balans tussen autonomie en afhankelijkheid.

Basiscommunicatie | Hoofdstuk 7 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

21 MAART


week 12

dinsdag

22 MAART


week 12

23 MAART Uit de praktijk Baran speelt buiten met een bal. Hij laat hem stuiteren en vangt hem op. Eerst op de tegels, maar dan komt de bal op het gras terecht. Hé, op het gras komt ie niet zo hoog! Baran gaat weer naar de tegels. Ja, hier komt de bal hoger! ‘Mia, Mia!’, roept hij naar de pedagogisch medewerker. ‘Kijk!’ Stralend toont hij zijn ontdekking. Even later staat er een aantal kinderen om hem heen. Mia haalt extra ballen en samen onderzoeken ze waar de bal omhoog springt en waar niet.

Steunen en stimuleren van spelen en leren | Hoofdstuk 8 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

woensdag


week 12

donderdag

24 MAART


week 12

25 MAART Tip: gebruik je stem! Niet iedereen zingt even spontaan en gemakkelijk. Maar je hoeft niet altijd te zingen om je stem toch muzikaal en gevarieerd te gebruiken. Denk aan versjes en verhalen. Of aan spontane acties naar aanleiding van een uitje. Zijn jullie bijvoorbeeld langs een spoorwegovergang gelopen? Dan kun je met je stem allerlei herinneringen ophalen. De spoorboom (hoge stem)… ‘dingdingding!’ En een voorbij razende trein (lage stem)… ‘ie-ie-jenggg!’ Daag jezelf uit en gebruik je fantasie. De kinderen vormen altijd een dankbaar en betrokken publiek.

Geluid en muziek, dans en beweging | Hoofdstuk 21 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

vrijdag


week 12

g a d n o z / g a d zater

26/27 MAART


week 13

maandag

28 MAART


week 13

dinsdag

Aanbieden van leerervaringen Kunnen de baby’s al bewegend ontdekken? Hebben de dreumesen voldoende mogelijkheden voor grof motorische activiteiten? En kunnen de peuters op hun niveau een rollenspel spelen? Door goed te observeren, kun je bepalen welke zaken extra aandacht verdienen. Op basis van deze observaties kun je besluiten tot aanpassingen in de ruimte, het materiaal, de dagindeling en de organisatie van de groep. Bijvoorbeeld: • Laat dreumesen vaker naar buiten gaan. • Plaats klimkussens in de groepsruimte. • Maak voor baby’s een afgescheiden ‘ontdekhoek’ met spannende materialen. • Zorg voor momenten in het dagschema waarop baby’s veilig de groepsruimte kunnen verkennen.

Observeren en plannen | Hoofdstuk 11 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

29 MAART


week 13

woensdag

30 MAART


week 13

31 MAART Uit de praktijk Om half tien zitten ‘De Ottertjes’ in de kring. Ze beginnen samen aan de dag door liedjes te zingen, fruit te eten en te praten over wat ze straks gaan doen. Om dit belangrijke moment niet te verstoren, is het de bedoeling dat de kinderen vóór half tien worden gebracht. De pedagogisch medewerkers hebben aan de ouders uitgelegd waarom dat belangrijk is voor de kinderen. Als het ouders niet lukt hun kind voor half tien te brengen, is de afspraak dat ze even bellen en dan tussen tien en kwart over tien komen. Zo verstoren ze het samenzijn van de groep niet en is het invoegen voor het kind eenvoudiger.

Wennen, begroeten en afscheid nemen | Hoofdstuk 12 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

donderdag


week 13

vrijdag

1APRIL


week 13

g a d n o z / g a d zater

2/3 APRIL


week 14

maandag

Tip: smeer v贸贸r de lunch alvast wat boterhammen. Mogen de kinderen vandaag kiezen tussen een boterham met smeerworst of appelstroop? Dan kun je van tevoren al wat boterhammen met die soorten beleg klaarmaken. Tijdens het eten maak je naar behoefte meer boterhammen klaar. De kinderen hebben nog steeds een keuze, maar tegelijkertijd kan de lunch eerder starten. Zo voorkom je dat kinderen te lang aan tafel zitten.

Eten en drinken | Hoofdstuk 13 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

4 APRIL


week 14

dinsdag

5 APRIL


week 14

6 APRIL Uit de praktijk Hans (bijna vier jaar) neemt zijn broertje Sjoerd (ruim twee jaar) bij de hand en loopt met hem naar de wc’s. ‘Broek uitdoen’, zegt hij. Als een volleerd pedagogisch medewerker kijkt hij hoe Sjoerd zijn broek naar beneden sjort. ‘Ga maar zitten’, zegt hij. Hans blijft geïnteresseerd kijken, terwijl Sjoerd plast. Bij het broek aantrekken krijgen ze even hulp van een pedagogisch medewerker. Even later wassen ze samen bij de kraan hun handjes. Zindelijk worden is mede afhankelijk van de mogelijkheid tot imiteren. Zo is het zinvol om de peuters te verschonen in de buurt van de wc waar de zindelijke kinderen gebruik van maken. Ook is het goed een handje te helpen, door af en toe te vragen of het kind naar de wc moet.

Verschonen, zindelijk worden en slapen | Hoofdstuk 14 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

woensdag


week 14

donderdag

7 APRIL


week 14

vrijdag

Waar of niet waar? Jonge kinderen hebben geen gerichte training nodig om zich motorisch te ontwikkelen. Kinderen hebben inderdaad geen speciale training nodig om zich motorisch te ontwikkelen. Ze leren op natuurlijke wijze. Maar je kunt wel de juiste randvoorwaarden scheppen: • Voorkom dat kinderen overprikkeld raken. ’s Middags dus even in bed, ook al slapen ze niet, of even alleen in een hoekje spelen. • Voorkom ‘onderprikkeling’. Als er te weinig prikkels zijn, gaan kinderen zich vervelen. • Richt je op het plezier in bewegen en niet op het aanleren van de ‘juiste’ techniek. • Doe imitatiespelletjes waarbij kinderen samen mogen stampen, rennen of rollen. • Laat het kind doen wat het zelf kan en geef slechts kleine aanwijzingen.

Bewegen en zintuiglijk ervaren | Hoofdstuk 16 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

8 APRIL


week 15

g a d n o z / g a d zater

9/10 APRIL


week 15

maandag

11 APRIL


week 15

dinsdag

Verleiding In een onderzoek werden vier- en vijfjarigen alleen gelaten in een kamer met een grote doos snoepjes. Hoewel ze wisten dat het niet mocht, konden de meeste kinderen de verleiding niet weerstaan. Daarna vroeg de onderzoeker of de kinderen wilden helpen. Ze moesten ervoor zorgen dat een ander kind geen snoepje zou nemen als de onderzoeker even weg was. De meeste kinderen weerhielden het tweede kind om een snoepje te pakken en pakten zelf ook niets. De les is duidelijk: door kinderen morele verantwoordelijkheid te geven, overstijgen ze zichzelf.

Samen spelen en samen leven | Hoofdstuk 17 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

12 APRIL


week 15

woensdag

13 APRIL


week 15

donderdag

Tip: geef ouders een welkom gevoel. Zijn de pedagogisch medewerkers lief voor mijn kind? Voelt het vertrouwd? En voel ik me zelf ook welkom en op mijn gemak? Voor ouders zijn dit de meest basale criteria om de kwaliteit van een kindercentrum te beoordelen. Als ouders zich niet welkom voelen, kunnen hun kinderen dat gevoel overnemen. Praat daarom in het kindercentrum nooit negatief over ouders. Kinderen pikken dat op en kunnen zich afgewezen en onveilig voelen.

Veiligheid en welbevinden | Hoofdstuk 2 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

14 APRIL


week 15

vrijdag

15 APRIL


week 15

g a d n o z / g a d zater

16/17 APRIL


week 16

maandag

Tip: geef kinderen de tijd om dingen zelf onder woorden te brengen. In het onderwijs zijn leerkrachten soms geneigd om vooral zelf aan het woord te zijn als ze een kind iets willen leren. Pedagogisch medewerkers doen dat over het algemeen minder, omdat ze minder zijn gericht op leren. Toch zijn ook zij wel eens geneigd om iets te vragen aan een kind en dan zelf het antwoord te geven. Het is heel belangrijk om kinderen de tijd te geven zelf iets onder woorden te brengen. Dat is een stimulans voor taalproductie. Uit onderzoek blijkt dat open vragen een positieve invloed hebben op de verwerving van taal.

Taal en communicatie | Hoofdstuk 18 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

18 APRIL


week 16

dinsdag

19 APRIL


week 16

woensdag

Uit de praktijk ‘Als ik mijn zoontje ophaal, probeer ik altijd even met de leidsters te praten. Ik let er dan op of ze iets bijzonders vertellen, bijvoorbeeld dat hij papier heeft geknipt. Eerst kon hij dat niet en nu heeft hij dat wel goed gedaan; zulke dingen. Dan weet ik dat ze echt aandacht voor hem hebben gehad. Wat ik moeilijk vind in het contact? Als ik te laat ben, dan zit ik te stressen. En als de leidsters je dan zo aankijken…’

Een ouder over zijn contact met de pedagogisch medewerkers

Samenwerking met de ouders | Hoofdstuk 4 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

20 APRIL


week 16

donderdag

21 APRIL


week 16

vrijdag

22 APRIL Uit de houding van een kind kun je heel veel aflezen. Weet jij wat een kind wil zeggen als het‌ a) b) c) d)

het hoofd gebogen houdt? je niet aan wil kijken? langzaam, hangerig loopt? onrustig om zich heen kijkt?

Antwoorden: a) Het kind is somber of verdrietig. b) Het kind verbergt iets of is boos. c) Het kind is moe of verdrietig. d) Het kind is onrustig, afgeleid of verveeld.

Basiscommunicatie | Hoofdstuk 7 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

Lichaamstaal


week 16

g a d n o z / g a d zater

23/24 APRIL 1e Paasdag


week 17

maandag

25 APRIL 2e Paasdag


week 17

26 APRIL Tips voor de inrichting van een welkomstruimte • Hang foto’s op, bijvoorbeeld van de familieleden van de kinderen en van de activiteiten die de kinderen hebben gedaan. • Zorg voor een opbergplaats waar de kinderen hun jasjes, laarsjes en persoonlijke spulletjes kwijt kunnen. • Maak een prettige plek waar ouders en pedagogisch medewerkers even kunnen zitten en praten. • Hang mededelingen op over belangrijke gebeurtenissen, zoals vakanties, kinderen die langdurig ziek zijn en pasgeboren broertjes of zusjes.

Indeling en inrichting van de buiten en binnenruimtes | Hoofdstuk 9 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

dinsdag


week 17

woensdag

27 APRIL


week 17

28 APRIL Waar of niet waar? Als je voldoende cd’s in het kindercentrum hebt, hoef je niet zelf voor de kinderen te zingen. Wat ingeblikte liedjes voor kinderen betreft, is er een grote markt ontstaan. Dus dan ‘hoef’ je niet meer te zingen? Jawel. Want jouw unieke, vertrouwde stem heeft als communicatiemiddel absoluut meerwaarde. En door zingen en klankspelletjes krijgt jouw stem voor de kinderen een extra dimensie. Denk maar aan het kriebelliedje op een blote buik tijdens het verschonen of aan een ‘hobbelliedje’ als een kind op schoot zit. Voel je vrij om je stem expressief in te zetten.

Geluid en muziek, dans en beweging | Hoofdstuk 21 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

donderdag


week 17

vrijdag

29 APRIL


week 17

g a d n o z / g a d zater

30/1 APRIL MEI Koninginnedag


week 18

maandag

Tip: zorg in de groepsruimte voor voldoende prikkels en uitdagingen. Onrust in de groep? Soms weet je niet waardoor het komt. De kinderen kibbelen continu, zijn snel weer uitgespeeld, willen voortdurend met een nieuw stuk speelgoed spelen. Niemand lijkt zich ergens op te kunnen concentreren. Herkenbaar? Het kan zijn dat er in de ruimte onvoldoende prikkels en uitdagingen zijn. Misschien wordt het tijd om de ruimte eens goed onder de loep te nemen en verrassende, nieuwe elementen aan te brengen. Denk aan een lappenhoek met veel dekens, shawls en doeken. Of aan een dozenhoek met een aantal lege dozen in allerlei formaten.

Observeren en plannen | Hoofdstuk 11 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

2 MEI


week 18

dinsdag

3 MEI


week 18

4 MEI Hoe kun je zien of een nieuw kind gewend is in de groep? Als het kind alle hieronder genoemde gedragingen vertoont, is het waarschijnlijk helemaal gewend: • Het kind voelt zich zichtbaar op z’n gemak bij alle pedagogisch medewerkers. Het laat zich troosten, helpen, naar bed brengen, etc. • Het kind speelt met of naast andere kinderen. • Het kind gebruikt de speelhoeken en het spelmateriaal en heeft hier plezier in. • Het kind heeft een zeker ritme gevonden. Voor baby’s betekent dit een min of meer herkenbaar eet- en slaapritme. Voor oudere kinderen betekent dit dat zij min of meer het ritme van de groep volgen.

Wennen, begroeten en afscheid nemen | Hoofdstuk 12 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

woensdag


week 18

donderdag

5 MEI Bevrijdingsdag


week 18

vrijdag

Past de organisatie van het eten en drinken goed bij jullie pedagogische keuzes? Het is belangrijk om regelmatig stil te staan bij de eetsituatie. Waar willen jullie de nadruk op leggen: contact met individuele kinderen, zelfredzaamheid, gezelligheid of ordelijk verloop? Als jullie gezelligheid het belangrijkste vinden, kunnen jullie het brood beter zelf klaarmaken. Dan hebben de kinderen meer tijd voor gesprek en grapjes. Belangrijk is ook de taakverdeling. Met een goede voorbereiding kan minstens ĂŠĂŠn collega zich vooral op de kinderen richten, terwijl een ander zich met het eten en drinken bezighoudt. Dit geeft rust en duidelijkheid.

Eten en drinken | Hoofdstuk 13 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

6 MEI


week 18

g a d n o z / g a d zater

7/8 MEI


week 19

maandag

9 MEI


week 19

10 MEI Zelf doen: aankleden Kinderen willen dingen zÊlf proberen, ook aankleden. Probeer oog te hebben voor hun pogingen om zelf actief te zijn bij het aankleden. Bij baby’s begint het bijvoorbeeld met het bewegen van een been of arm. Later kunnen kinderen hun armpjes omhoog doen, hun truitje naar beneden trekken of de plakstrips van hun luier lostrekken. Eigen initiatief is belangrijk. Zo willen veel peuters hun sok eerst zelf op hun voet leggen voordat ze verder geholpen willen worden.

Verschonen, zindelijk worden en slapen | Hoofdstuk 14 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

dinsdag


week 19

woensdag

11 MEI


week 19

donderdag

Tip: stimuleer kinderen om te ruiken en te proeven. • Breng kinderen vaak in de frisse lucht. Buiten spelen dus, ook als het regent! Want op regen kan een kind zich prima kleden. Let wel op kinderen met een allergie, bijvoorbeeld als je ze aan pas gemaaid gras laat ruiken. • Laat kinderen ruiken aan bloemen, pindakaas, een aardbei, hondenpoep… Bespreek met elkaar wat lekker ruikt en wat niet. • Creëer met geuren een speciale sfeer, bijvoorbeeld door speculaasjes te bakken. Dat brengt onmiddellijk de speciale Sinterklaassfeer in huis.

Bewegen en zintuiglijk ervaren | Hoofdstuk 16 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

12 MEI


week 19

vrijdag

13 MEI


week 19

g a d n o z / g a d zater

14/15 MEI


week 20

maandag

O, O, O! Hebben kinderen een botsing en is het nodig dat je daarin bemiddelt? De ‘3xO-aanpak’ is daarvoor zeer geschikt: • Oog hebben voor de ander. Dit houdt in dat je jezelf en de kinderen helpt te begrijpen wat ieder kind voelt of wil. Bijvoorbeeld: ‘Kijk, de auto is over Linda’s voet heen gereden. Daarom moet ze zo huilen.’ • Oplossingen bedenken: praten over goede ideeën om het conflict te beëindigen. Zoals: ‘Joey, je moet even een stukje opschuiven. Dan kan Pim erbij.’ • Opnieuw vrienden maken, bijvoorbeeld door te zeggen: ‘Hoe kunnen we Rodni weer blij maken? Weten jullie een plan?’

Samen spelen en samen leven | Hoofdstuk 17 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

16 MEI


week 20

dinsdag

17 MEI


week 20

woensdag

Scheidingsangst Een baby van vier maanden protesteert in de regel niet als hij een dagje door een vreemde wordt verzorgd. Maar met zes maanden hebben veel baby’s al een duidelijke voorkeur voor hun eigen ouders. En met acht maanden protesteren veel baby’s met hard huilen als hun ouder hen in het kindercentrum achterlaat. Dit protest tegen scheiding is een teken dat er een bijzondere band is ontstaan tussen ouders en kind. Al beseft het kind nog niet dat papa of mama niet helemaal weg zijn. Pas vanaf hun tweede levensjaar kunnen kinderen zich een voorstelling maken van iets wat afwezig is. Hierdoor kunnen ze symbolisch contact houden met hun afwezige ouders.

Veiligheid en welbevinden | Hoofdstuk 2 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

18 MEI


week 20

donderdag

19 MEI


week 20

vrijdag

Tempoverschillen in taalontwikkeling Grote individuele verschillen tussen kinderen in tempo van de taalontwikkeling zijn normaal. Maar een laag tempo kan ook duiden op een problematische ontwikkeling. Als je de indruk hebt dat kinderen je niet begrijpen op een niveau dat voor hun leeftijd verwacht mag worden, doe je er goed aan hen extra te observeren. Bepreek je bevindingen met de ouders en vraag naar hun ervaringen thuis. Op basis daarvan kun je de ouders stimuleren om eventueel actie te ondernemen. Hoe vroeger taalproblemen worden ontdekt, hoe beter kinderen kunnen worden geholpen.

Taal en communicatie | Hoofdstuk 18 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

20 MEI


week 20

g a d n o z / g a d zater

21/22 MEI


week 21

maandag

23 MEI


week 21

dinsdag

Twijfels bij ouders Ouders die hun kind voor de eerste keer brengen, hebben soms gemengde gevoelens. Is het wel goed dat we ons kind door anderen laten verzorgen? Begrijpen de pedagogisch medewerkers wel wat ons kind nodig heeft? Geven ze hem de gewenste aandacht en zorg? Zal ons kind het er wel prettig vinden? Soms wordt die twijfel nog versterkt door de omgeving, zoals andere ouders of buren. Toon begrip voor deze gevoelens en besteed er aandacht aan. Want ouders vertrouwen het dierbaarste wat ze hebben aan je toe.

Samenwerking met de ouders | Hoofdstuk 4 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

24 MEI


week 21

woensdag

25 MEI


week 21

donderdag

Waar of niet waar? Dreumesen willen graag alles zĂŠlf doen. Laat ze dus zo veel mogelijk hun gang gaan. Dreumesen willen inderdaad veel zelf doen. Maar tegelijkertijd zijn ze nog sterk emotioneel van jou afhankelijk. Ze worden soms heen en weer geslingerd tussen afstoten en nabijheid claimen. Je kunt dit emotionele conflict oplossen door ze vrij te laten spelen en beschikbaar te blijven via oogcontact. Door even naar jou te kijken (ziet ze me, is alles veilig?) kunnen dreumesen hun behoefte aan afhankelijkheid bevredigen en verder spelen en ontdekken.

Basiscommunicatie | Hoofdstuk 7 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

26 MEI


week 21

vrijdag

27 MEI


week 21

g a d n o z / g a d zater

28/29 MEI


week 22

30 MEI Uit de praktijk De pedagogisch medewerkers van babygroep Dribbel hebben een grote kartonnen doos zonder nietjes neergezet. Af en toe komen enkele baby’s op de doos af. Ze voelen voorzichtig met hun handjes. Anderen proberen in de doos te komen. Dan scheurt de doos. Dat vinden sommige baby’s erg interessant. Zo zien, horen en voelen ze wat er met het karton gebeurt. De pedagogisch medewerkers kijken op een afstandje nauwlettend toe. Als de doos in kleine stukjes gaat en gevaar gaat opleveren, loopt een van de medewerkers naar de kinderen toe. Ze vertelt dat de doos nu op is. Samen met de kinderen die kunnen lopen gooit ze de restanten in de papierbak op de speelplaats.

Steunen en stimuleren van spelen en leren | Hoofdstuk 8 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

maandag


week 22

dinsdag

31 MEI


week 22

1JUNI Tip: zing met overtuiging. Ga je een liedje zingen voor de kinderen? Doe het dan met overtuiging! Bedenk bijvoorbeeld van tevoren of je het liedje wil zingen als aankondiging of als sfeermaker. Als je graag wil dat de kinderen meezingen, zing de liedjes dan voor op een toonhoogte waar de kinderen bij kunnen. En herhaal de liedjes minstens vijf keer, ook als het om een overbekend liedje gaat. Jonge kinderen hebben veel tijd nodig om het liedje op te slaan en mee te zingen. Om die reden hoor je eind februari nog steeds Sinterklaas- en Kerstliedjes.

Geluid en muziek, dans en beweging | Hoofdstuk 21 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

woensdag


week 22

donderdag

2 JUNI Hemelvaartsdag


week 22

vrijdag

Waar of niet waar? Onrust kun je niet voorkomen. Elke dag is nu eenmaal anders. Veel onrust kun je wel degelijk voorkomen. Bijvoorbeeld door activiteiten vooraf te bedenken, ze vast te leggen en dingen vooruit te regelen, zoals het materiaal dat je nodig hebt. Een activiteit pas bedenken op het moment dat het tijd is om wat te gaan doen, loopt vaak anders dan je wilt. Een kind is net gevallen en heeft extra troost nodig, de telefoon gaat, je collega moet naar de tandarts, etc. Een goed uitgevoerde planning biedt in zo’n geval rust en regelmaat.

Observeren en plannen | Hoofdstuk 11 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

3 JUNI


week 22

g a d n o z / g a d zater

4/5 JUNI


week 23

maandag

6 JUNI


week 23

7 JUNI Hoe help je kinderen wennen aan hun nieuwe omgeving? • Vraag ouders mee te doen aan een groepsactiviteit. Veel kindercentra hebben een wenschema, waarbij de ouders de eerste dagen meekomen. • Stel ouders en kind op hun gemak als ze binnenkomen. Vraag naar hun eerste indrukken en benoem wat je bij het kind waarneemt. Bijvoorbeeld: ‘Je vindt het hier zeker een beetje druk, hè.’ • Maak de dag voorspelbaar door uit te leggen hoe het in de groep toegaat. • Vertel waar alles staat en hoe het kind zijn weg kan vinden. • Vraag ouders iets mee te nemen met de geur van thuis, zoals een doekje of knuffel.

Wennen, begroeten en afscheid nemen | Hoofdstuk 12 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

dinsdag


week 23

woensdag

8 JUNI


week 23

donderdag

Tip: geef kinderen de tijd om hun eten te verkennen. Jonge kinderen hebben veel tijd nodig om nieuw voedsel te verkennen. Ze likken, proeven en voelen hoe het eten aanvoelt. Het is belangrijk dat je daarin geduldig bent. Kinderen kunnen pas vrijuit eten als ze vertrouwd zijn geraakt met de zintuiglijke ervaringen die het eten oproept. Pas als kinderen gewend zijn aan bepaald voedsel, komt er meer ruimte voor andere aspecten rond het eten, zoals sociale vaardigheden.

Eten en drinken | Hoofdstuk 13 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

9 JUNI


week 23

vrijdag

10 JUNI


week 23

g a d n o z / g a d zater

11/12 JUNI 1e Pinksterdag


week 24

13 JUNI 2e Pinksterdag

Seksuele opvoeding Als pedagogisch medewerker ga je behoedzaam om met seksualiteit. Je geeft technische en emotionele informatie aan kinderen die met hun lichaam bezig zijn. Je merkt op wanneer kinderen lustgevoelens ervaren en respecteert dat. Wanneer kinderen elkaar aanraken, leer je hen de behoefte aan privacy van een ander te respecteren. Je leert kinderen ‘ja’ of ‘nee’ te zeggen wanneer ze door een ander worden aangeraakt. Hoe kinderen worden aangeraakt, vertelt hen hoe ze gewaardeerd worden. Doel is dat kinderen goed in hun vel zitten: ‘Kijk, ik mag er zijn.’

Verschonen, zindelijk worden en slapen | Hoofdstuk 14 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

maandag


week 24

dinsdag

14 JUNI


week 24

woensdag

Uit de praktijk Jonge kinderen zijn dol op het imiteren van leuke en gekke bewegingen. Bijvoorbeeld bij het naar binnen gaan. Een kind stampt het zand van zijn schoenen. Meteen doen de andere kinderen hem na. Lachen! Wat begint als een spontane actie wordt in de groep al snel een terugkerend ritueel. Samen bewegen is het allerleukste!

Bewegen en zintuiglijk ervaren | Hoofdstuk 16 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

15 JUNI


week 24

donderdag

16 JUNI


week 24

vrijdag

Oplossen van conflicten Botsingen zijn leermomenten. Kinderen leren hun mening duidelijk maken, de ander begrijpen en oplossingen zoeken. Ook leren ze belangrijke sociale en morele regels. Je kunt dit leerproces ondersteunen door: • Kinderen te leren aanvoelen welke morele regel van toepassing is op een situatie, door veel met hen te praten. • Niet zomaar advies te geven. Als je niet precies weet wat er aan de hand is, kan de regel namelijk oneerlijk zijn. Onbewust geef je al snel tegenstrijdige adviezen. • Niet direct te reageren, maar in de gaten te houden of de kinderen het zelf oplossen. • Kinderen te helpen herinneren aan de hoofdregel: ‘Elkaar geen pijn doen.’

Samen spelen en samen leven | Hoofdstuk 17 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

17 JUNI


week 24

g a d n o z / g a d zater

18/19 JUNI


week 25

maandag

20 JUNI


week 25

dinsdag

Tip: besteed veel aandacht aan je relatie met ouders. Ouders blijken vooral een ‘lieve leidster’ te willen, een pedagogisch medewerker die emotioneel betrokken is bij hun kind. Als er spanningen zijn tussen jou en de ouders, maakt dat de kinderen onzeker. Daarom is het belangrijk dat jullie het eens zijn over de pedagogische aanpak. Door vriendelijk contact en dagelijks overleg ontstaat wederzijds vertrouwen. Ook door familiefoto’s op de groep te plaatsen, gaan ouders het kindercentrum als een stukje van zichzelf ervaren.

Veiligheid en welbevinden | Hoofdstuk 2 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

21 JUNI


week 25

woensdag

22 JUNI


week 25

23 JUNI Moedereend Zijn de kinderen onrustig en komen ze slecht tot spelen? Pak dan een grote hoed, zet die op je hoofd en zeg: ‘Kijk, ik ben moedereend. Kwak, kwak! Wie gaat mee met moedereend? Zijn er kindereendjes?’ Loop waggelend en kwakkend door de groepsruimte. In een oogwenk lopen de kinderen achter je aan en richten ze hun aandacht op het imiteren van jouw spel.

Ontwikkelen en leren van jonge kinderen | Hoofdstuk 3 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

donderdag


week 25

vrijdag

24 JUNI


week 25

g a d n o z / g a d zater

25/26 JUNI


week 26

maandag

Steeds meer betrokken De contacten van ouders met het kindercentrum zijn in eerste instantie vooral gericht op hun eigen kind. Maar naarmate hun kind langer op het kindercentrum is, raken ouders meestal meer betrokken bij het geheel. Ze leren de speelkameraadjes van hun kind kennen en hun ouders. En ze nemen soms deel aan groepsactiviteiten. Goed contact tussen ouders en het kindercentrum vormen de basis van goede kinderopvang. Door dat contact kunnen jij en de ouders de verschillende leefwerelden van het kind steeds beter met elkaar ‘verbinden’.

Samenwerking met de ouders | Hoofdstuk 4 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

27 JUNI


week 26

dinsdag

28 JUNI


week 26

woensdag

Uit de praktijk Alle kinderen zitten aan tafel voor de lunch. Alleen Sylvie huppelt nog rond in haar konijnenpak. Als pedagogisch medewerker Angela vraagt of ze erbij komt, schudt ze heftig haar hoofd. Dan zegt Angela tegen de andere kinderen: ‘Ik zag daarnet een konijntje! Zou het een worteltje lusten?’ Angela pakt een stukje fruit en doet alsof ze er op knaagt. De andere kinderen lachen en doen haar na. Al snel verschijnt het hoofdje van Sylvie om de hoek. ‘Ook een worteltje?’ vraagt Angela. Nu huppelt Sylvie naar Angela. Ze krijgt een aai over haar bol en gaat aan tafel zitten.

Basiscommunicatie | Hoofdstuk 7 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

29 JUNI


week 26

donderdag

30 JUNI


week 26

1JULI Tips voor de inrichting van een speelruimte Een speelruimte bevat (zowel binnen als buiten): • Plekken om ongestoord alleen te spelen. • Plekken om in kleine groepjes te spelen. • Ruimte om samen te eten en te drinken. • Duidelijke plekken voor verschillende speel-leeractiviteiten. • Spelmateriaal dat kinderen zelf kunnen pakken. • Opbergruimtes voor materiaal dat buiten het bereik van de kinderen moet blijven.

Indeling en inrichting van de buiten en binnenruimtes | Hoofdstuk 9 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

vrijdag


week 26

g a d n o z / g a d zater

2/3 JULI


week 27

maandag

4 JULI


week 27

dinsdag

Laat een kind je verrassen Durf jij nog te experimenteren? Je te verwonderen als een kind? Laat de beeldende expressie van kinderen je verrassen! Kleurt een kind het gras in zijn tekening rood, zeg dan niet: ‘Gras is toch groen?’ En als een kind het oog van Zwarte Piet op de verkeerde plaats plakt, zeg dan niet: ‘Dat oog van Zwarte Piet zit toch niet daar?’ Expressie hoort bij mensen. Ook kinderen uiten zich in kleur, klank, vorm en beweging. Ze krassen, tekenen, kleuren en scheuren. Ze drukken zich uit en maken zichzelf en de wereld mooi.

Beeldende expressie | Hoofdstuk 22 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

5 JULI


week 27

woensdag

6 JULI


week 27

donderdag

Uit de praktijk De kinderen zien het meteen. Nieuwe spullen in de zandbak! Grote buizen, smalle buizen, bakjes en ballen. Jeroen pakt een bal en gooit die door een buis die hij rechtop heeft gezet. Weg is de bal. Waar zou ie zijn? Jeroen kijkt door de buis, maar ziet niets. Maaike wil Jeroen helpen en kijkt ook door de buis: niets. Dan laat Jeroen de buis per ongeluk omvallen. En wat zien ze, de bal rolt er aan de andere kant uit! Lachend bukt Maaike om de bal op te pakken. De kinderen zetten de buis weer rechtop en gooien de bal er weer in.

Ordenen, meten en rekenen | Hoofdstuk 20 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

7 JULI


week 27

vrijdag

8 JULI


week 27

g a d n o z / g a d zater

9/10 JULI


week 28

11 JULI Tip: ‘bemiddel’ als het ophalen van de kinderen moeizaam verloopt. Het ophalen van de kinderen kan een moeilijk moment zijn. Het kind kan blijdschap voelen, maar ook boosheid en verdriet. Het kan de ouder negeren of in tranen uitbarsten. Hierdoor kunnen ouders in verlegenheid worden gebracht. Je kunt kinderen helpen om met deze emoties om te gaan door: • Ze voor te bereiden op het ophalen, bijvoorbeeld door een rustige activiteit te doen. • Uit te leggen aan de andere kinderen dat zij straks ook worden opgehaald. • Iets speciaals te doen met kinderen die laat worden opgehaald, bijvoorbeeld hun lievelingsspel. • Het kind te vragen zijn ouders te laten zien wat het die dag heeft gedaan. • Het afscheid te ondersteunen met een duidelijk afscheidsmoment: ‘Dag Veerle, tot woensdag!’

Wennen, begroeten en afscheid nemen | Hoofdstuk 12 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

maandag


week 28

dinsdag

12 JULI


week 28

woensdag

Waar of niet waar? Het is goed om strikte regels rond het eten te hanteren. Sommige kindercentra hanteren veel regels rond het eten. Regels als: niet opstaan tijdens het eten, pas drinken als je cracker op is, blijven zitten tot iedereen klaar is. Soms is het goed om die regels eens kritisch te bekijken. Waar dienen ze voor? Bereik je er mee wat je wilt? En wat betekenen ze voor de kinderen? Veel kindercentra hanteren bijvoorbeeld de regel dat alle kinderen op elkaar wachten tot het eind van de maaltijd. Maar vaak gaan kinderen zich dan vervelen. Het is fijn om dingen samen te doen, maar ook belangrijk dat kinderen ruimte hebben voor hun eigen tempo.

Eten en drinken | Hoofdstuk 13 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

13 JULI


week 28

donderdag

14 JULI


week 28

15 JULI Begrijpen van signalen Kinderen geven zonder te praten veel signalen af. Zo kan een peuter die tussen de middag niet meer slaapt zelf aangeven dat hij vandaag wél wil slapen. Hoe zie je dat hij moe is? En hoe reageer je daarop? Voorbeeld: een kind krabbelt aan zijn oor, trekt zich terug of is drammerig. Je kunt dit benoemen en zeggen: ‘Ik zie dat je aan je oor krabbelt, je bent moe. Ik ga je naar bed brengen.’

Verschonen, zindelijk worden en slapen | Hoofdstuk 14 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

vrijdag


week 28

g a d n o z / g a d zater

16/17 JULI


week 29

maandag

18 JULI


week 29

dinsdag

Loopervaring Dreumesen en peuters die veel lopen, schatten hun vaardigheden beter in dan kinderen met weinig loopervaring. Dat blijkt uit onderzoek. De veellopers weten beter of ze over een barrière kunnen klimmen of door een nauwe opening kunnen. Ook passen ze hun loop beter aan aan het terrein, de glooiing of hobbeligheid.

Bewegen en zintuiglijk ervaren | Hoofdstuk 16 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

19 JULI


week 29

woensdag

20 JULI


week 29

donderdag

Sociaal gedrag Spontaan helpgedrag komt bij kinderen vanaf anderhalf jaar regelmatig voor. Een puzzelstukje pakken dat gevallen is, een blok op de toren van een ander kind leggen, elkaar knuffelen, aaien en kusjes geven. Voorbeelden om dit sociale gedrag te steunen zijn: • Heel vaak de namen van de kinderen noemen, zodat ze elkaar kennen en zich gekend voelen. • Benoemen wat je aan emoties denkt te zien (en vragen of dit klopt). • Gedrag uitleggen: ‘Yoran is fijn aan het puzzelen. Hij wil niet dat jij hem nu helpt. Zullen we een andere puzzel uitkiezen?’ • Spelende kinderen begeleiden door erbij te gaan zitten en rustig aanwijzingen geven. ‘Kom, we gaan het samen even vragen. Aicha, Dalano wil graag het groene potlood even hebben, hè, Dalano?’ • Kinderen de spelregels leren, zonder hun spel over te nemen.

Samen spelen en samen leven | Hoofdstuk 17 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

21 JULI


week 29

vrijdag

22 JULI


week 29

g a d n o z / g a d zater

23/24 JULI


week 30

maandag

Dagritme Kinderen hebben elk hun eigen bioritme. De een heeft meer slaap nodig, de ander meer activiteiten. Pedagogisch medewerkers bieden ruimte voor die verschillen. Maar ze zorgen ook voor gezamenlijkheid, regelmaat en vastigheid. De mate waarin kinderen een individueel dagritme nodig hebben of juist houvast hebben aan het ritme van de groep, verschilt sterk per leeftijd. Voor baby’s is het bijvoorbeeld goed om zo veel mogelijk aan te sluiten op het ritme thuis. Dan is de overgang met het kindercentrum minder groot. Vanaf ongeveer twee jaar kunnen de meeste kinderen zich aanpassen aan het dagritme van de groep, mits je soepel met dat ritme omgaat. Geef kinderen de kans te ‘ontsnappen’, bijvoorbeeld door rustige plekjes te maken waar ze even kunnen dromen. En laat ze hun spel afmaken bij de overgang naar een andere activiteit.

Dagritme en groepssamenstelling | Hoofdstuk 10 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

25 JULI


week 30

dinsdag

26 JULI


week 30

27 JULI Uit de praktijk Hoe pedagogisch medewerker Leida erachter komt wat Kim (bijna twee jaar) bedoelt. Leida: ‘Jij hebt ook iets van Zwarte Piet gekregen, hè?’ Kim: ‘Mama.’ Leida: ‘Van Zwarte Piet toch?’ Kim: ‘Mama.’ Leida: ‘O ja, je had Zwarte Piet gezien op mama’s werk, hè?’ Kim lacht stralend naar Leida.

Ontwikkelen en leren van jonge kinderen | Hoofdstuk 3 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

woensdag


week 30

donderdag

28 JULI


week 30

vrijdag

Verschillende belangen Soms denken ouders en pedagogisch medewerkers verschillend over de belangen van het kind. Halen en brengen is daarvan een goed voorbeeld. • Brengen: ouders kunnen laat komen, omdat ze hun kind niet willen opjagen tijdens het ontbijt. Maar als alle kinderen dan al in de kring zitten, is er nauwelijks tijd om elkaar te begroeten. Sommige kinderen die laat komen, raken dan in de war. Ze hebben geen tijd om te wennen aan de nieuwe dag. • Ophalen: als een kind vroeg wordt opgehaald, is het meestal blij. Maar veel andere kinderen zijn vanaf dat moment onrustig: waar blijft mijn mama of papa? Tip: leg de regels vaak uit, zodat de ouders begrijpen waarom ze er zijn. Pas dan ontstaat er wederzijds begrip.

Samenwerking met de ouders | Hoofdstuk 4 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

29 JULI


week 30

g a d n o z / g a d zater

30/31 JULI


week 31

maandag

1AUGUSTUS


week 31

dinsdag

Een baby kan zelf haar lepel in haar mond stoppen. Wat zeg je? • Je zegt: ‘Wat knap, je kunt al zelf eten!’ • Je zegt: ‘Wat kunnen we samen al goed eten hè. En wat heeft jouw mama lekker eten voor je meegenomen.’ Beide reacties zijn natuurlijk prima. Toch is er een verschil. Met de eerste reactie benadruk je namelijk de zelfstandigheid van het kind. Met de tweede reactie leg je de nadruk op jullie verbondenheid en de verbondenheid van het kind met haar moeder.

Basiscommunicatie | Hoofdstuk 7 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

2 AUGUSTUS


week 31

woensdag

3 AUGUSTUS


week 31

4 AUGUSTUS Inrichting van de ruimte voor peuters Elke leeftijdsgroep stelt andere eisen aan de inrichting van de ruimte. Waar moet je op letten bij peuters? • Peuters hebben plekken nodig waar ze rustig kunnen puzzelen of boekjes kijken, waar ze creatief bezig kunnen zijn (verven, kleien, muziek maken) en waar ze de wereld kunnen naspelen (keukenhoek, dierentuin, winkelhoek). • Peuters kunnen al veel zelf. Hun zelfstandigheid wordt bevorderd door de ruimte begrijpelijk in te richten. Ze kunnen dan bewust zelf hun activiteiten kiezen. • Peuters willen een bijdrage leveren aan hetgeen in de groep gebeurt. De indeling van de ruimte komt zo veel mogelijk aan die behoefte tegemoet. Denk aan: zelf de bordjes uit de kast halen, de gieter vullen, de kwasten schoonspoelen. • Peuters hebben behoefte aan vrijheid, maar ook aan beschutting en bescherming. Ze moeten op elk moment contact kunnen maken als ze daaraan behoefte hebben.

Indeling en inrichting van de buiten en binnenruimtes | Hoofdstuk 9 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

donderdag


week 31

vrijdag

5 AUGUSTUS


week 31

g a d n o z / g a d zater

6/7 AUGUSTUS


week 32

maandag

Tip: vul een paar ‘kleurenmandjes’. Koop een paar mandjes in verschillende kleuren. Vul deze mandjes met allerlei tastgrage dingen: lapjes stof, bolletjes wol, een borstel, een grote metalen lepel, etc. Je kunt het mandje ook vullen met voorwerpen van dezelfde kleur, bijvoorbeeld met rood- of blauwtinten. Ga een tijdje rustig bij de baby zitten en laat het kind spelen met het mandje. De uitdaging bij deze activiteit is dat de baby verschillen voelt en ervaart. Benoem wat je het kind ziet doen: ‘Jij vindt het grappig om aan die draad te trekken, hè?’ Daarmee geef je woorden aan de ervaring van de baby.

Beeldende expressie | Hoofdstuk 22 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

8 AUGUSTUS


week 32

dinsdag

9 AUGUSTUS


week 32

woensdag

Zinloos… of toch niet? Twee- en driejarigen doen vaak dingen die ons volwassenen als nonsens voorkomen. Toch hebben dit soort ‘zinloze’ acties wel degelijk een functie. Als kinderen bijvoorbeeld proberen om zichzelf in een veel te kleine doos te wurmen, is dat hun manier om categorieën te leren als ‘ruimtes die groot genoeg zijn’ en ‘ruimtes die te klein zijn’. Laat ze dus rustig hun gang gaan.

Ordenen, meten en rekenen | Hoofdstuk 20 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

10 AUGUSTUS


week 32

donderdag

11 AUGUSTUS


week 32

12 AUGUSTUS Culturele verschillen Kennismaken, afscheid nemen en begroeten zijn emotionele gebeurtenissen waar elk gezin anders mee omgaat. Juist bij dit onderwerp is grote gevoeligheid voor culturele verschillen nodig. Bijvoorbeeld als het gaat om lichamelijk aanraken. Kinderen zijn verschillend in wat ze nodig hebben en prettig vinden. Maar er bestaan ook culturele regels en familiegewoontes. De ene familie is veel ‘lichamelijker’ dan de ander. Ook kunnen er verschillende opvattingen bestaan over de rol van mannen en vrouwen. Bijvoorbeeld hoe ouders of kinderen reageren op een mannelijke pedagogisch medewerker.

Wennen, begroeten en afscheid nemen | Hoofdstuk 12 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

vrijdag


week 32

g a d n o z / g a d zater

13/14 AUGUSTUS


week 33

maandag

15 AUGUSTUS


week 33

dinsdag

Vast patroon Uit onderzoek blijkt dat jonge baby’s die veel huilen, baat hebben bij voorspelbare regelmaat. Die regelmaat blijkt het huilen te verminderen. Een voorbeeld van zo’n vast patroon is: • De baby voeden na het wakker worden. • Even knuffelen, samen een spelletje doen en dan even alleen spelen. • Bij de eerste tekenen van vermoeidheid (gapen, bleek worden, wegkijken, jengelen) de baby weer naar bed brengen. Doordat de baby meteen na het slapen wordt gevoed, is hij alert als hij drinkt. Als hij al een tijdje wakker is, loop je het risico dat hij tijdens het drinken in slaap valt en daardoor minder drinkt. Hierdoor wordt hij eerder wakker van de trek en raakt zijn ritme verstoord.

Eten en drinken | Hoofdstuk 13 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

16 AUGUSTUS


week 33

woensdag

17 AUGUSTUS


week 33

18 AUGUSTUS Wat is een handige dagindeling voor slapen en eten? Een tip van een pedagogisch medewerker: ‘Ik verdeel mijn baby’s in drie groepen: baby’s die drie keer slapen, baby’s die twee keer slapen en de oudsten die één keer slapen. Rondom het slapen verdelen we de verzorgmomenten. We proberen per baby het voeden en het verschonen achter elkaar te doen. Zo kunnen we ieder kind langer aandacht geven. Ook combineren we het verschonen met het naar bed brengen.’

Verschonen, zindelijk worden en slapen | Hoofdstuk 14 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

donderdag


week 33

vrijdag

19 AUGUSTUS


week 33

g a d n o z / g a d zater

20/21 AUGUSTUS


week 34

maandag

Waar of niet waar? Kinderen aanraken is goed voor de ontwikkeling van hun zelfvertrouwen. Door een kind aan te raken, laat je het voelen dat het er mag zijn. Dit is belangrijk voor baby’s, maar ook voor dreumesen en peuters. Aan het lichamelijk contact voelen kinderen of je respect voor hen hebt. Hierdoor kunnen ze vertrouwen én zelfvertrouwen ontwikkelen. Let wel op het volgende: • Raak een kind nooit zo maar aan, maar maak eerst oogcontact. • Kijk het kind ook tijdens de aanraking aan. Wíl het wel aangeraakt worden? Respect is het sleutelwoord. • Zorg voor een sfeer van rust, warmte en geborgenheid. Bevestig het kind en moedig het aan. • Geef het kind tijdens het verschonen alle aandacht en nodig het uit om mee te werken.

Bewegen en zintuiglijk ervaren | Hoofdstuk 16 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

22 AUGUSTUS


week 34

dinsdag

23 AUGUSTUS


week 34

woensdag

Negatieve spiraal doorbreken Alle mensen hebben de neiging om gedrag te spiegelen. Zo is de kans groot dat we agressief reageren op agressie en dat we een teruggetrokken kind over het hoofd zien. Kinderen hebben dat vaak snel door. Ze weten dat ze gemakkelijk iets kunnen afpakken van een kind dat heftig reageert. Als dat kind gaat slaan, krijgt hij de schuld en niet de echte dader. Hierdoor kan onbedoeld een negatieve spiraal ontstaan. Hoe kun je zo’n negatieve spiraal doorbreken? Door agressieve kinderen te stoppen zonder zelf boos te worden. Door positief gedrag te stimuleren en alert te zijn op je eigen negatieve beelden. En door teruggetrokken kinderen regelmatig positieve aandacht te geven, ook als die kinderen daar weinig op reageren.

Samen spelen en samen leven | Hoofdstuk 17 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

24 AUGUSTUS


week 34

donderdag

25 AUGUSTUS


week 34

vrijdag

Uit de praktijk Lesley moet erg huilen bij het afscheid van zijn vader. In de kring hangt hij tegen pedagogisch medewerker Sascha aan en hij reageert geĂŻrriteerd op de andere kinderen. Het lukt Sascha niet om een gezellige sfeer te creĂŤren. Daarom besluit ze het dagprogramma iets aan te passen. Sascha vraagt wie met de treinen wil spelen. Ze weet dat Lesley dol is op treinen en ze kiest er twee andere kinderen bij met wie hij graag speelt. Na een tijdje wordt Lesley rustig en begint hij te spelen. Pas dan gaat Sascha Niels verschonen, wat ze in de regel direct na de kring doet.

Dagritme en groepssamenstelling | Hoofdstuk 10 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

26 AUGUSTUS


week 34

g a d n o z / g a d zater

27/28 AUGUSTUS


week 35

maandag

29 AUGUSTUS


week 35

dinsdag

Tips voor de inrichting van de buitenruimte Onderstaande elementen maken het buitenspelen nóg leuker: • Een zand- en waterspeelplaats. • Een moestuintje. • Planten die vogels en insecten aantrekken en een beroep doen op verschillende zintuigen. • Een grote boom met vruchten (kastanjes, eikels, appels, de gevleugelde vruchten van de linde of de ‘helikoptertjes’ van esdoorns). • Losse takken om hutten mee te bouwen. • Stukken boomstam waar de kinderen op kunnen klimmen en waar dieren onder schuilen. • Nestkastjes en voedertafels voor de vogels. • Windorgels, molentjes en gekleurde slierten waar de wind mee kan spelen. • Een afdak om onder te schuilen tegen de regen en felle zon.

Natuur en fysieke omgeving | Hoofdstuk 19 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

30 AUGUSTUS


week 35

woensdag

31 AUGUSTUS


week 35

donderdag

Wat doe je als ouders klachten hebben? Als ouders hun onvrede uiten, reageer dan alert op die signalen. Vat hun opmerkingen niet op als persoonlijke kritiek. En besteed alle aandacht aan het wegnemen van hun zorg. Kom je er samen met de ouders niet uit? Betrek dan je leidinggevende erbij. In het uiterste geval kunnen ouders een klacht indienen bij de directie of een interne of externe klachtencommissie. Elke kinderopvangorganisatie moet een formeel reglement hebben voor de afhandeling van klachten.

Samenwerking met de ouders | Hoofdstuk 4 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

1SEPTEMBER


week 35

vrijdag

2 SEPTEMBER


week 35

g a d n o z / g a d zater

3/4 SEPTEMBER


week 36

maandag

Hoe buig je negatief gedrag van kinderen om in positief gedrag? • Toon de kinderen wat je bedoelt en leg het uit. Speel bijvoorbeeld met de kinderen mee en laat zien hoe je om de beurt iets mag. Leg steeds uit wat je doet en waarom. • Geef altijd een positieve ‘ondertafelboodschap’. Keur negatief gedrag af, maar laat tegelijkertijd merken dat je het kind niet afkeurt. • Herstel de relatie na een conflict. ‘Zijn we weer vrienden?’ • Gebruik humor. Samen lachen verbindt en relativeert.

Basiscommunicatie | Hoofdstuk 7 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

5 SEPTEMBER


week 36

dinsdag

6 SEPTEMBER


week 36

7 SEPTEMBER Wat zijn ‘markers’? ‘Markers’ zijn omgevingskenmerken die kinderen helpen om hun weg te vinden. Vanaf het moment dat ze zich kunnen voortbewegen, is het belangrijk dat kinderen weten waar ze zijn. Ze moeten zich in hun leefruimte kunnen oriënteren. Daarvoor hebben ze concrete aanknopingspunten nodig. Voor baby’s kan dit een mat zijn waarop ze veilig kunnen kruipen. Voor kinderen die lopen, laten ‘markers’ zien voor welke activiteit een plek bedoeld is. Een ruimte zonder duidelijke grenzen is verwarrend. Kinderen voelen zich veilig als ze weten waar ze zijn en hoe ze ergens naar toe kunnen bewegen.

Indeling en inrichting van de buiten en binnenruimtes | Hoofdstuk 9 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

woensdag


week 36

donderdag

8 SEPTEMBER


week 36

vrijdag

Tip: laat kinderen lekker scheuren. Scheuren is voor baby’s en dreumesen een grote ontdekking. Zeker als je de ‘scheursels’ ook nog eens gaat opplakken. Peuters kun je boeien met glimmende papiertjes, tijdschriften of extra glitter. Laat de jongste peuters oefenen met scheuren en laat de oudere peuters een paar ‘technieken’ zien. Zorg voor voldoende materialen en ruimte om te werken. Geef de kinderen de vrijheid om hun eigen werk te maken en stimuleer hun fantasie.

Beeldende expressie | Hoofdstuk 22 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

9 SEPTEMBER


week 36

g a d n o z / g a d zater

10/11 SEPTEMBER


week 37

maandag

12 SEPTEMBER


week 37

dinsdag

Uit de praktijk Michel weet precies te vertellen wat zijn lievelingsdino is en waarom. Welke dino’s op elkaar lijken en waarin ze van elkaar verschillen. Ook weet hij dat dino’s op hun achterpoten lopen en dat ze eten vastpakken met hun voorpoten. Als driejarigen ergens gek van zijn, kunnen ze verrassend logisch denken en ordenen.

Ordenen, meten en rekenen | Hoofdstuk 20 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

13 SEPTEMBER


week 37

woensdag

14 SEPTEMBER


week 37

15 SEPTEMBER Tweede thuis Kennismaken is een wederzijds proces. De nieuwkomer moet wennen aan de groep, maar ook andersom. Je kunt het opbouwen van vertrouwen tussen kinderen ondersteunen door: • Vaak de namen van de kinderen te noemen, bijvoorbeeld bij het uitdelen van de bekers bij de lunch. ‘Dit is de beker van Loeki, dit is de beker van…’ • Te praten met de kinderen over thuis, bijvoorbeeld door familiefoto’s te bekijken en de kinderen erover te laten vertellen. • Terugkerende rituelen te gebruiken, zoals de liedjes aan het eind van de maaltijd. • Te praten over gebeurtenissen in de groep, bijvoorbeeld over de pasgeboren baby van ‘juf Tanja’. • Samenspel te stimuleren, bijvoorbeeld door het nieuwe kind te laten meespelen in een klein groepje.

Wennen, begroeten en afscheid nemen | Hoofdstuk 12 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

donderdag


week 37

vrijdag

16 SEPTEMBER


week 37

g a d n o z / g a d zater

17/18 SEPTEMBER


week 38

maandag

Wat eten we vandaag? Als pedagogisch medewerker mag je ervan uitgaan dat de kinderen zelf weten wat en hoeveel ze willen eten. Wel moet er dan aan een aantal voorwaarden zijn voldaan. Zo moet het kind zich uitgerust en op zijn gemak voelen. Ook moet er een keuze zijn uit gezonde etenswaren. Dat vereist soms creativiteit. Als de kinderen bijvoorbeeld nauwelijks fruit eten, kun je groenten zoals tomaat of bleekselderie in het menu opnemen. En kinderen die geen kaas of vlees lusten, houden misschien wel van vis.

Eten en drinken | Hoofdstuk 13 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

19 SEPTEMBER


week 38

dinsdag

20 SEPTEMBER


week 38

woensdag

Tip: geef kinderen tijd om te schakelen. Soms is het goed om rustig samen op de bank te gaan zitten, even te wachten en samen een liedje te zingen, en dan bijvoorbeeld de overgang naar buiten te maken. Ondertussen kan je collega alvast het buitenspelmateriaal op een aantrekkelijke manier klaarzetten (schepjes in de zandbak, buitenbox gevuld met babyspeelgoed, etc.).

Overgangsmomenten en dagritme | Hoofdstuk 15 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

21 SEPTEMBER


week 38

donderdag

22 SEPTEMBER


week 38

vrijdag

Observeren Kan een kind op zijn buik liggen? Rollen en kruipen? Zitten en staan? Om te beoordelen of een kind een goede ‘kwaliteit van bewegen’ heeft, moet je goed observeren: • Komen alle bewegingsvormen aan bod? • Ontwikkelt het kind zich zoals andere kinderen? Bespreek eventuele afwijkingen met collega’s en ouders. Misschien vallen ze binnen het normale bereik, maar misschien moet je advies aanvragen. • Vertoont het kind een vreemd bewegingspatroon of angst voor bewegen? Dit kan een signaal zijn van pijn door een ziekte of ongeluk, maar ook van kindermishandeling. • Heeft het kind gerichte stimulans nodig? Verander dan de inrichting en bied ander speelgoed aan.

Bewegen en zintuiglijk ervaren | Hoofdstuk 16 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

23 SEPTEMBER


week 38

g a d n o z / g a d zater

24/25 SEPTEMBER


week 39

maandag

26 SEPTEMBER


week 39

dinsdag

Oudergesprekken Veel kindercentra voeren een of enkele keren per jaar gesprekken met ouders over de ontwikkeling en het welbevinden van hun kind. Vaak worden deze gesprekken gevoerd aan de hand van een observatieverslag dat de pedagogisch medewerkers hebben geschreven. Maar soms is er een extra gesprek nodig. Bijvoorbeeld als jullie je zorgen maken over een kind of niet goed raad weten met bepaald gedrag. Tip: overleg zo snel mogelijk in geval van problemen. Dat voorkomt spanningen. Oudergesprekken worden een stuk ingewikkelder als je ze pas voert nadat een probleem heel groot is geworden.

Samenwerking met de ouders | Hoofdstuk 4 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

27 SEPTEMBER


week 39

woensdag

28 SEPTEMBER


week 39

donderdag

Tip: laat kinderen samen overgaan naar de volgende groep. Het overgaan van een baby- naar peutergroep is voor veel kinderen een grote stap. Het is belangrijk dat ze de tijd krijgen om vertrouwd te raken met de nieuwe pedagogisch medewerkers, kinderen en gewoontes. Als een kind samen met zijn vriendjes gaat, voelt dat een stuk vertrouwder. Laat kinderen daarom bij voorkeur in groepjes van twee of drie overgaan naar de volgende groep.

Dagritme en groepssamenstelling | Hoofdstuk 10 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

29 SEPTEMBER


week 39

vrijdag

30 SEPTEMBER


week 39

g a d n o z / g a d zater

1/2 OKTOBER


week 40

3 OKTOBER Culturele verschillen Kinderen hebben behoefte aan autonomie én aan verbondenheid. Dat is in alle culturen gelijk. Toch zijn er ook verschillen. In ‘collectivistische’ culturen, zoals in Japan, ligt de nadruk bijvoorbeeld op verbondenheid. Japanse ouders willen dat hun kind ervaart dat het andere mensen nodig heeft. Terwijl westerse ouders de nadruk leggen op wat een kind zelfstandig kan. Culturele verschillen zijn niet altijd gemakkelijk zichtbaar, omdat iedereen zijn eigen cultuur vanzelfsprekend vindt. Voorbeeld: een kind heeft thuis geleerd dat het de ogen moet neerslaan als het bestraffend wordt toegesproken. Terwijl jij misschien vindt dat het kind je recht moet aankijken. Tip: vraag aan de ouders wat het gedrag van een kind betekent als je het niet begrijpt.

Ontwikkelen en leren van jonge kinderen | Hoofdstuk 3 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

maandag


week 40

dinsdag

4 OKTOBER


week 40

5 OKTOBER Uit de praktijk ‘Kijk, Meriam, kijk!’, roept Esmee naar pedagogisch medewerker Meriam. Esmee loopt trots over het bankje en springt er aan het eind met een grote sprong vanaf. Meteen loopt ze weer naar het begin, nog een keer. Weer wil ze dat Meriam kijkt. Ze wil haar overwinningen delen. Sjoerd staat er ook bij te kijken. Hij durft niet. Maar opeens klautert hij ook op het bankje en… daar springt ie, met twee voeten tegelijk, hup de bank af. Kinderen zijn trots op wat ze kunnen. Ze willen dat graag laten zien en met je delen.

Pedagogische doelen en competenties van kinderen | Hoofdstuk 5 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

woensdag


week 40

donderdag

6 OKTOBER


week 40

vrijdag

Duidelijke taal Jonge kinderen kunnen hun eigen gedrag moeilijk stoppen. Daarom is het beter om hun gedrag ‘om te buigen’ door hun aandacht op iets anders te richten. Bijvoorbeeld met woorden als ‘Om de beurt’ en ‘Ga maar fijn iets anders doen.’ Gebruik eenvoudige, steeds dezelfde formuleringen, zodat de kinderen ze kunnen dromen. ‘Wat is onze regel?’ De kinderen: ‘Niet pijn doen.’

Basiscommunicatie | Hoofdstuk 7 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

7 OKTOBER


week 40

g a d n o z / g a d zater

8/9 OKTOBER


week 41

maandag

10 OKTOBER


week 41

11 OKTOBER Inrichting van de ruimte voor baby’s Elke leeftijdsgroep stelt andere eisen aan de inrichting van de ruimte. Waar moet je op letten bij baby’s? • Beperk de hoeveelheid afleiding, bijvoorbeeld door een beperkt aantal voorwerpen aan te bieden. Als baby’s te veel prikkels krijgen, worden ze onrustig en huilerig. • Zorg voor een afgeschutte buitenruimte met een zachte ondergrond (gras of een kleed) en hekjes waar baby’s zich aan op kunnen trekken. • Creëer duidelijk gescheiden speelplekken waar baby’s actief kunnen zijn op hun eigen niveau. Als de speelruimte weinig begrensd is, worden kinderen vaak onrustig en storen ze elkaar. • Zorg dat je de baby’s altijd kunt zien en dat zij jou ook kunnen zien.

Indeling en inrichting van de buiten en binnenruimtes | Hoofdstuk 9 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

dinsdag


week 41

woensdag

12 OKTOBER


week 41

donderdag

Tip: kijk eens wat vaker in de spiegel. Laat kinderen samen in de spiegel kijken en praten over wat ze zien. Bekijk elkaars ogen, haren, tong en voeten. Hoe voelen jouw krullen? En dat zachte steile haar? Laat de kinderen vervolgens zelf op zoek gaan naar hun eigen spiegelbeeld. Waarin kunnen ze zichzelf nog meer zien? Bijvoorbeeld op lepels, pannendeksels en aluminiumfolie. Vraag de kinderen een ‘waar zie ik mezelf wandeling’ te maken. Zo ontdekken ze zichzelf op deurklinken, de ruit van de wasmachine, de zijspiegel van een auto, in het water van de wc-pot of buiten in regenplassen. Ook kun je de kinderen met wattenstaafjes een tekening op aluminiumfolie laten verven, zodat ze zichzelf zien terwijl ze verven.

Beeldende expressie | Hoofdstuk 22 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

13 OKTOBER


week 41

vrijdag

14 OKTOBER


week 41

g a d n o z / g a d zater

15/16 OKTOBER


week 42

maandag

Moeilijke vragen Een tweejarige drukt verrukt op een knopje en… het licht gaat aan. Hoe kan dat nou? Vaak praten wij als volwassenen de vragen van kinderen snel weg. Begrijpelijk, want kinderen stellen vaak vragen waar we zelf het antwoord niet op weten. Maar op die manier leren kinderen niet om op onderzoek uit te gaan. Kinderen vragen zelden naar een natuurwetenschappelijke verklaring. Ze willen niet weten hoe elektriciteit werkt. En als ze voorwerpen naar beneden gooien, verwachten ze geen verhandeling over de wet op de zwaartekracht. Maar ze willen wel graag dat je eenvoudige verklaringen geeft. Bijvoorbeeld over de werking van een lichtknopje: ‘Je doet het draadje aan naar het lichtje.’

Ordenen, meten en rekenen | Hoofdstuk 20 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

17 OKTOBER


week 42

dinsdag

18 OKTOBER


week 42

19 OKTOBER Tip: geef ouders de ruimte hun gevoelens te uiten. Veel ouders vinden het moeilijk om hun kind ‘uit handen’ te geven. Onbewust kunnen zij dit gevoel overbrengen op hun kind, wat het afscheid nemen moeilijker maakt. Geef ouders daarom de ruimte om hun zorgen en twijfels uit te spreken.

Wennen, begroeten en afscheid nemen | Hoofdstuk 12 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

woensdag


week 42

donderdag

20 OKTOBER


week 42

vrijdag

Tip: organiseer een project rond eten en drinken. Eten en drinken lenen zich bij uitstek voor het bedenken van een leuk thema. Denk aan: • Thema Sinterklaas: wortels en hooi als voedsel voor de dieren, bakken van pepernoten met de daarbij horende geur. • Thema ‘kleuren’: bestuderen van diverse soorten fruit, onderscheiden van kleuren in een pakje gekleurde hagelslag. • Thema ‘winkels’: inrichten van een marktstalletje waar kinderen fruit komen ‘kopen’.

Eten en drinken | Hoofdstuk 13 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

21 OKTOBER


week 42

g a d n o z / g a d zater

22/23 OKTOBER


week 43

maandag

24 OKTOBER


week 43

dinsdag

Uit de praktijk Na het drinken in de kring zet Liane een grote doos met spullen op tafel. Dit zijn de spullen waarmee de kinderen vóór de kring hebben gespeeld. Om de beurt mogen ze iets uit de doos pakken. ‘Wat is dat?’, vraagt Liane. ‘Waar hoort dat?’ Als de kinderen het weten, rennen ze met de spullen naar de hoek waar deze thuishoren. Wippend op hun stoeltje wachten ze op hun beurt. Zó spannend vinden ze het. Het leren ordenen van materialen vinden de meeste kinderen fijn. Tijdens de overgang tussen twee activiteiten kun je deze vaardigheid op een speelse manier oefenen. Bijvoorbeeld door alle materialen in een grote doos te stoppen.

Overgangsmomenten en dagritme | Hoofdstuk 15 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

25 OKTOBER


week 43

woensdag

26 OKTOBER


week 43

donderdag

Hoe kun je de motorische en zintuiglijke ontwikkeling van kinderen stimuleren? • Geef het kind positieve aandacht, door het goed aan te kijken en liefdevol aan te raken. • Reageer rustig op vallen en opstaan, inclusief de builen en schrammen die daarbij horen. • Toon geduld voor het eigen tempo van het kind. • Geef soms tegendruk om het kind zijn grenzen te laten ervaren. • Laat het kind elke dag buiten spelen.

Bewegen en zintuiglijk ervaren | Hoofdstuk 16 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

27 OKTOBER


week 43

vrijdag

28 OKTOBER


week 43

g a d n o z / g a d zater

29/30 OKTOBER


week 44

maandag

Observeren van gedrag Observeren van het sociale gedrag van de kinderen hoort tot de dagelijkse praktijk van pedagogisch medewerkers. Voortdurend ben je alert op het welbevinden van de kinderen. Kijk bij die observaties altijd naar verschillende niveaus: • Hoe is het contact tussen het kind en de pedagogisch medewerkers? • Hoe speelt het kind met andere kinderen? Heeft het vriendjes, speelt het graag alleen, is het teruggetrokken of agressief? Welke plaats heeft het kind in de groep? • Hoe is de sfeer in de hele groep? Is er een wij-gevoel? Zijn de kinderen positief met elkaar betrokken?

Samen spelen en samen leven | Hoofdstuk 17 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

31 OKTOBER


week 44

dinsdag

1NOVEMBER


week 44

woensdag

Wat zijn de kenmerken van een goed dagritme? Een goed dagritme… • Is duidelijk en overzichtelijk. • Kent vaste programmaonderdelen (brengen, kring, spelen, lunch, etc.). • Is ruim gepland, zodat de kinderen niet opgehaast hoeven te worden. • Laat de overgangen van de ene naar de andere activiteit rustig verlopen. • Is flexibel en houdt rekening met toevallige omstandigheden. • Biedt een goede balans tussen rustige en actieve momenten en tussen alleen spelen en spelen met de groep.

Dagritme en groepssamenstelling | Hoofdstuk 10 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

2 NOVEMBER


week 44

donderdag

3 NOVEMBER


week 44

4 NOVEMBER Kinderhumor Volwassenen lachen meestal om dingen die afwijken, gek of onverwacht zijn. Heel jonge kinderen vinden juist het uitkomen van een verwachting vaak grappig, zoals bij kiekeboe. Naarmate kinderen zich meer vertrouwd voelen, gaan ze (net als volwassenen) ook lachen als een bekend patroon wordt doorbroken. Ze gaan bijvoorbeeld rare woordjes zeggen, gekke gezichten trekken of een beker met hun tanden vastpakken. Lekker stout zijn, daar kunnen driejarigen samen veel plezier in hebben.

Ontwikkelen en leren van jonge kinderen | Hoofdstuk 3 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

vrijdag


week 44

g a d n o z / g a d zater

5/6 NOVEMBER


week 45

maandag

7 NOVEMBER


week 45

8 NOVEMBER Uit de praktijk Cas (3 jaar en 5 maanden): ‘Jij bent toch mijn vriend!’ Chantal (2 jaar en 11 maanden): ‘Ja!’ Cas: ‘En Bob is ook mijn vriend.’ Chantal: ‘Ik ben ook, ik ben ook, ik ben ook Leannes vriend.’ Kinderen benoemen graag het ‘wij-samen’-gevoel.

Pedagogische doelen en competenties van kinderen | Hoofdstuk 5 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

dinsdag


week 45

woensdag

9 NOVEMBER


week 45

donderdag

10 NOVEMBER Zelfcontrole leren kinderen voor een groot deel door hun opvoeders te imiteren. Volgens de pedagoog Vygotsky maken ze daarbij de volgende ontwikkeling door: Stap 1: De opvoeder reguleert het gedrag van het kind door ‘nee’ te zeggen, alternatieven aan te bieden, rituelen te gebruiken, af te leiden en te troosten. Stap 2: Het kind neemt stukjes van dit gedrag over. Als iets niet mag, zegt het kind hardop ‘nee’ tegen zichzelf. Het kind praat tegen zichzelf, leidt zichzelf af en troost zichzelf. Stap 3: Het kind ‘verinnerlijkt’ de gedragsregels. Gewoontes worden automatismen. Het kind gaat van binnen denken in plaats van hardop te zeggen wat mag en niet mag.

Basiscommunicatie | Hoofdstuk 7 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

Zelfcontrole


week 45

vrijdag

11 NOVEMBER


week 45

g a d n o z / g a d zater

12/13 NOVEMBER


week 46

14 NOVEMBER Spelmateriaal Kinderen gebruiken in hun spel veel verschillende materialen. Waar moet je op letten? • Veiligheid. De materialen moeten bestand zijn tegen veelvuldig gebruik, voldoen aan hoge veiligheidseisen en geschikt zijn voor verschillende leeftijdsgroepen. • Geschiktheid voor zowel alleen spelen als samen spelen. • Afwisseling. Afwisselend materiaal geeft nieuwe impulsen en houdt het spel interessant. • ‘Open’ materialen. Speelgoed waarmee kinderen iets kunnen maken, bieden meer uitdaging dan speelgoed dat ze slechts op één manier kunnen gebruiken. • Het versterken van het zelfvertrouwen en het gevoel van eigenwaarde. Een bromtol is leuk, maar een baby heeft altijd een ouder iemand nodig om hem te laten draaien. Met een set bekers die in elkaar passen, kunnen baby’s wél zelf experimenteren.

Indeling en inrichting van de buiten en binnenruimtes | Hoofdstuk 9 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

maandag


week 46

dinsdag

15 NOVEMBER


week 46

woensdag

Tip: speel een schimmenspel. Hang een witte lap op en plaats een lamp achter de voorwerpen die je als schaduw wilt laten zien. Toon vervolgens verschillende voorwerpen, zoals keukengerei. Lepels, messen en vorken hebben hele herkenbare en diverse vormen. De kinderen kunnen dan raden wat ze zien en welk voorwerp bij welke schaduw hoort. Spelenderwijs leren de kinderen ook het effect van licht en schaduw.

Beeldende expressie | Hoofdstuk 22 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

16 NOVEMBER


week 46

donderdag

17 NOVEMBER


week 46

vrijdag

Jong onderscheid Kinderen van drie maanden herkennen al categorieën. In een experiment lieten onderzoekers baby’s foto’s zien van poezen: langharig, kortharig, zwart, bruin, gevlekt. Na enkele foto’s van een poes kwam een foto van een hond. Dat verraste de baby’s. Ze trappelden meer met hun voetjes en maakten meer geluidjes. Blijkbaar maken baby’s onderscheid tussen foto’s van een ‘poes’ en van een ‘hond’.

Ordenen, meten en rekenen | Hoofdstuk 20 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

18 NOVEMBER


week 46

g a d n o z / g a d zater

19/20 NOVEMBER


week 47

maandag

21 NOVEMBER


week 47

dinsdag

Tip: geef kinderen de kans om zich voor en na het eten uit te leven. Dreumesen en peuters zijn sterk gericht op beweging. Lang aan tafel zitten is voor hen een behoorlijke opgave. Laat ze daarom voor en na het eten lekker bewegen. Even naar buiten dus, een renspelletje op de gang of samen de stoelen op hun plaats zetten. Zijn sommige kinderen rond etenstijd erg moe? Breng ze dan eerst naar bed en geef hun boterhammetjes na het wakker worden.

Eten en drinken | Hoofdstuk 13 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

22 NOVEMBER


week 47

woensdag

23 NOVEMBER


week 47

donderdag

Overgangsmomenten in een verticale groep In een verticale groep moet je de belangen van baby’s, dreumesen en peuters goed op elkaar afstemmen. Voorspelbare herhalingen, duidelijke aankondigingen en vaste plekken voor activiteiten en materialen zijn in een verticale groep nóg belangrijker dan in een horizontale groep. In een verticale groep zijn er namelijk meer overgangsmomenten. Om de dag soepel te laten verlopen, moet je dus goed plannen. Spreek bijvoorbeeld af met je collega’s wie zich op welke kinderen richt. Op die manier is er voor baby’s, dreumesen en peuters op het juiste moment aandacht voor het maken van hun eigen overgangsmoment.

Overgangsmomenten en dagritme | Hoofdstuk 15 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

24 NOVEMBER


week 47

vrijdag

25 NOVEMBER


week 47

g a d n o z / g a d zater

26/27 NOVEMBER


week 48

maandag

Overprikkeling Van alle geluidsprikkels uit onze omgeving registreren onze volwassen oren er zo’n 75% bewust. We kunnen selectief luisteren. Jonge kinderen kunnen geluiden echter soms onvoldoende buitensluiten. Er ontstaat dan overprikkeling. Het kind wordt druk, gaat steeds harder praten en kan zich moeilijk concentreren. Ook voor visuele prikkels kunnen sommige kinderen overgevoelig zijn. Ze reageren dan angstig op veranderingen en worden overactief of juist teruggetrokken. Voor deze kinderen is een rustige visuele omgeving belangrijk, met weinig felle kleuren. Pastelkleuren zijn het beste. Voor de enkele dingen die wÊl de aandacht mogen trekken, kies je dan primaire kleuren.

Bewegen en zintuiglijk ervaren | Hoofdstuk 16 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

28 NOVEMBER


week 48

dinsdag

29 NOVEMBER


week 48

woensdag

Hoe kun je rollenspel van kinderen stimuleren? • Bied bepaalde kleding of voorwerpen aan, passend bij het thema waar de kinderen mee bezig zijn. • Ga in op initiatieven van kinderen, bijvoorbeeld door een ‘kopje thee’ aan te nemen. • Lees verhalen voor en praat erover met de kinderen. • Speel samen een verhaal uit (vertel een verhaal en maak samen de bijhorende bewegingen: lopen als de dwerg, lopen als de reus). • Geef het rollenspel een nieuwe impuls, bijvoorbeeld door iets te ‘kopen’ in de winkel.

Samen spelen en samen leven | Hoofdstuk 17 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

30 NOVEMBER


week 48

donderdag

1DECEMBER


week 48

vrijdag

Waar of niet waar? Kinderen kiezen zelf hun vriendjes. Klopt: vanaf het moment dat kinderen kunnen lopen, ontwikkelen ze al een voorkeur voor bepaalde kinderen. Toch heb je enige invloed. De kans dat kinderen graag met elkaar spelen is het grootst: • Als ze ongeveer dezelfde leeftijd hebben. Hoe kleiner het leeftijdsverschil, hoe groter de kans op vriendschap. • Als ze vaker op dezelfde dagen op het kindercentrum komen. • Als ze dezelfde sekse hebben. Vanaf drie jaar spelen kinderen duidelijk liever met iemand van dezelfde sekse. • Als ze in dezelfde stamgroep zitten. Kinderen die buiten spelen met andere groepen, zoeken vaak vertrouwde kinderen van hun eigen groep op.

Dagritme en groepssamenstelling | Hoofdstuk 10 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

2 DECEMBER


week 48

g a d n o z / g a d zater

3/4 DECEMBER


week 49

maandag

5 DECEMBER


week 49

6 DECEMBER Uit de praktijk Kevin is af en toe behoorlijk agressief. Hij bijt en schopt andere kinderen. Na goed observeren blijkt dat hij dit gedrag vooral vertoont als er iets onverwachts gebeurt. Bijvoorbeeld als de kinderen buiten eten in plaats van binnen. Sommige kinderen raken van slag als de dag anders verloopt dan normaal. Ze raken in de war, weten niet meer wat ze moeten doen en worden onhandelbaar. Weten wat de vaste volgorde van gebeurtenissen is, wordt ‘scriptkennis’ genoemd. Kinderen met scriptkennis weten hoe dingen gaan en kunnen op de gebeurtenissen vooruitlopen. Dat geeft hun greep op de dingen. Herhalingen maken de wereld voorspelbaar en veilig.

Ontwikkelen en leren van jonge kinderen | Hoofdstuk 3 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

dinsdag


week 49

woensdag

7 DECEMBER


week 49

donderdag

Tip: nodig ouders uit om activiteiten te doen. Jonge kinderen zijn erg ge誰nteresseerd in wat grote mensen doen. Een ouder die bij de politie werkt en op bezoek komt in uniform, is een groot succes. Dat spelen kinderen nog wekenlang na tijdens het fantasiespel. Ook een moeder die een mooie kralenketting komt maken, heeft een dankbaar publiek. Samen iets doen vinden kinderen prachtig. Dat kan van alles zijn, van een fietsband plakken tot samen een taart bakken. Vraag ouders om hun kennis en talenten met de kinderen te delen.

Samenwerking met de ouders | Hoofdstuk 4 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

8 DECEMBER


week 49

vrijdag

9 DECEMBER


week 49

g a d n o z / g a d zater

10/11 DECEMBER


week 50

maandag

Voorbeeldgedrag Kinderen leren door te imiteren. Ze nemen zowel goede als slechte voorbeelden over. Behandel de kinderen dus zoals jij wilt dat ze met elkaar omgaan. Vraag bijvoorbeeld altijd eerst de aandacht voordat je iets gaat doen. En leer de kinderen om niet zomaar in het spel van een ander te springen. Vaste boodschappen maken het makkelijker voor kinderen om je gedrag over te nemen. ‘Wat doen we bij ruzie? Weer vrienden maken.’ Als je steeds dezelfde woorden gebruikt, gaan de kinderen die woorden ook tegen zichzelf zeggen. Zo leren ze hun gedrag te reguleren.

Basiscommunicatie | Hoofdstuk 7 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

12 DECEMBER


week 50

dinsdag

13 DECEMBER


week 50

woensdag

Waar of niet waar? Pedagogisch medewerkers moeten kinderen de juiste grammatica leren. Kinderen leren de grammatica tegelijk met de woorden. Ze ontdekken de regels zelf. Je hoeft dus niet bewust aandacht te besteden aan grammatica. Maar je kunt wel alert zijn op goed taalgebruik: • In de goede vorm herhalen van een ‘foute’ zin. Ruben: ‘Ik heb een kusje gegeefd.’ Jij: ‘Heb je een kusje gegeven? Dat is lief.’ • Navragen. Niek: ‘Dat klep gaat ombeneden.’ Jij: ‘Gaat de klep naar beneden?’ Niek: ‘Dat is weg garage breng.’ Jij: ‘Naar de garage gebracht?’ Niek: ‘Ja.’ • Doorpraten met aanbod van de goede structuur. Jij: ‘Wat doet Steven nu?’ Maarten: ‘Wassewasse.’ Jij: ‘Jij gaat je buikje ook wassen hè? En je teentjes?’ Maarten: ‘Wassewasse’ (wrijft over zijn benen). Jij: ‘Nee, dat zijn je beentjes.’

Taal en communicatie | Hoofdstuk 18 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

14 DECEMBER


week 50

donderdag

15 DECEMBER


week 50

vrijdag

Uit de praktijk ‘Onze zelfportretactie bestond uit het spelen met gezichtsmaskers: uitgeknipte foto’s van de kinderen van 15x18 centimeter, geplastificeerd en op een stok geplakt. De volgende dag ruilden de kinderen de foto’s , tekenden erop en gebruikten ze in rollenspellen. Ongewoon gebruik van de foto’s nam een belangrijke plaats in. Sommige foto’s werden ingevroren in blokjes ijs, op blokken geplakt, op poppenhoofden gezet, gefotokopieerd en in collages verwerkt. Ook werden er boeken van gemaakt. Aan het eind van het project waren de kinderen bewuster van zichzelf en van elkaar. Ze konden hun verschillen en overeenkomsten duidelijk benoemen.’

Beeldende expressie | Hoofdstuk 22 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

16 DECEMBER


week 50

g a d n o z / g a d zater

17/18 DECEMBER


week 51

maandag

19 DECEMBER


week 51

dinsdag

Tips voor stimulerende communicatie met kinderen • Zaai twijfel. Laat een kind bijvoorbeeld op een stoel staan en vraag een ander kind dat op de grond staat: ‘Wie is er groter nu?’ • Maak met opzet een fout of beweer iets geks. Pak bijvoorbeeld een kinderjas en zeg: ‘Die pas ik aan!’ • Vraag door. ‘Wat bedoel je precies?’ of ‘Bedoel je dat?’ • Ga mee met de redenering van het kind. ‘Je zegt dat deze toren hoger is dan die? Hoe zie je dat? Laat eens zien.’ • Stel ‘open vragen’ waarop geen vaststaand of ‘goed’ antwoord mogelijk is. • Stimuleer kinderen om te praten en praat zelf niet te veel. • Geef ‘luisterresponsen’ zoals ‘oh’ of ‘mmm’ en knik daarbij instemmend. • Toon verwondering: ‘Zo, geweldig!’ of ‘Nee toch!’

Ordenen, meten en rekenen | Hoofdstuk 20 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

20 DECEMBER


week 51

woensdag

21 DECEMBER


week 51

donderdag

Hulp bij het huishouden Ouders kunnen heel verschillend denken over de hulp van kinderen bij het huishouden. Zo kunnen sommige ouders verbaasd reageren als ze hun kinderen met bezempjes de binnenruimte zien schoonmaken. Ze kunnen dat beschouwen als een bezuinigingsmaatregel in plaats van het benutten van een pedagogische kans. Ook hebben ouders hele verschillende opvattingen over het begrip ‘netheid’ en de taken van jongens en meisjes. Tip: toon respect voor de opvattingen van ouders, maar leg het pedagogisch beleid van het kindercentrum duidelijk uit.

Overgangsmomenten en dagritme | Hoofdstuk 15 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

22 DECEMBER


week 51

vrijdag

23 DECEMBER


week 51

g a d n o z / g a d zater

24/25 DECEMBER 1e Kerstdag


week 52

maandag

26 DECEMBER Als? Dan! Kinderen leren al heel jong dat als ze iets doen, dit effect kan hebben. Dit noemen we ook wel ‘als-dan’-relaties. Enkele voorbeelden: • Als je met een rammelaar schudt, dan komt er geluid uit. • Als je knie pijn doet en de pedagogisch medewerker geeft er een kusje op, dan doet het minder zeer. • Als je een hondje zachtjes aait, dan blijft hij zitten. • Als je een hondje knijpt, dan loopt hij weg. Het begrijpen van als-dan-relaties geeft kinderen meer greep op hun werkelijkheid.

Natuur en fysieke omgeving | Hoofdstuk 19 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

2e Kerstdag


week 52

dinsdag

27 DECEMBER


week 52

28 DECEMBER Inrichting van de ruimte voor dreumesen Elke leeftijdsgroep stelt andere eisen aan de inrichting van de ruimte. Waar moet je op letten bij dreumesen? • Dreumesen hebben behoefte aan plekjes waar ze doorheen, onderdoor en achterlangs kunnen kruipen. Ook vinden ze het leuk om achter elkaar aan te rennen of te stampen. Daar moet dus ruimte voor zijn. • Dreumesen zijn geïnteresseerd in alles wat om hen heen gebeurt. Speelhoeken met een beperkt aantal interessante materialen lokken uit tot spel. Zo’n speelhoek werkt het beste als de dreumesen vanaf een afstand al kunnen zien wat ze er kunnen doen. • Dreumesen hebben vaak een korte spanningsboog. Je kunt hun concentratie vergroten door de aankleding en inrichting van de speelhoeken af en toe licht te veranderen.

Indeling en inrichting van de buiten en binnenruimtes | Hoofdstuk 9 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

woensdag


week 52

donderdag

29 DECEMBER


week 52

vrijdag

Tip: beperk de negatieve gevolgen van parttime werken. In Nederland werken de meeste moeders parttime. Ook veel pedagogisch medewerkers werken deeltijd. En de kinderen komen ook parttime, namelijk op de dagen dat hun ouders opvang nodig hebben. Zonder gericht beleid komen de kinderen dus elke dag andere kinderen en pedagogisch medewerkers tegen. Dat maakt hun leven in het kindercentrum minder voorspelbaar. Je kunt de stabiliteit vergroten door: • Een aantal kinderen van ongeveer dezelfde leeftijd op dezelfde dagen te laten komen, zodat ze elkaar altijd tegenkomen. • Vaste combinaties van dagen voor parttimegebruik aan te bieden. • Parttime pedagogisch medewerkers te koppelen aan parttime kinderen, zodat de kinderen altijd een vaste pedagogisch medewerker hebben.

Dagritme en groepssamenstelling | Hoofdstuk 10 | Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar

30 DECEMBER


week 52

zaterdag

31 DECEMBER Oudejaarsdag


Pedagogisch kader De teksten in deze scheurkalender zijn bewerkte fragmenten uit het Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar. In het boek Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar van Elly Singer en Loes Kleerekoper (januari 2009) zijn veel belangrijke pedagogische thema’s uitgebreid beschreven. Iedere kinderopvangorganisatie en elke locatie dagopvang heeft deze uitgave eind april 2009 cadeau gekregen van BKK. Het boek is te bestellen bij uitgever Elsevier en te downloaden via www.stichtingbkk.nl Het Pedagogisch kader kindercentra 4-13 jaar is in 2010 ontwikkeld en komt naar verwachting in het voorjaar van 2011 als boek op de markt. Pedagogisch kader in de opleidingen Het Pedagogisch kader is ook voor ROC’s onmisbaar. Daarom ontvangen alle ROC’s die een convenant voor strategische samenwerking met kinderopvangorganisaties in de regio ondertekenen, van BKK een exemplaar van het Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar. Op deze manier geeft BKK aan ROC’s een stimulans om de inzichten uit het Pedagogisch kader te integreren in de lessen, opdrachten en beoordelingen.


Regionale samenwerking Het beroepsonderwijs is onontbeerlijk voor het verbeteren van de pedagogische kwaliteit van de kinderopvang. Onderwijs en werkveld moeten goed op elkaar aansluiten. Daarvoor is voortdurende samenwerking nodig tussen kinderopvangorganisaties en beroepsonderwijs. BKK stimuleert en ondersteunt de regionale samenwerking en afstemming tussen beroepsonderwijs en werkveld, o.a. door het delen van informatie en het beschikbaar stellen van samenwerkingsbudget. In bijna alle regio’s hebben kinderopvangorganisaties en het beroepsonderwijs al formele samenwerkingsafspraken gemaakt. Zij hebben convenanten op strategisch niveau getekend met onderliggende inhoudelijke afspraken. Wil je meer weten over of graag betrokken worden bij de samenwerking in uw regio? Op de website van BKK www.stichtingbkk.nl vind je hierover meer informatie. Ook kun je contact opnemen met een van de daar genoemde contactpersonen of met de landelijk projectleider regionale samenwerking .


BKK-opleidingsbudget Iedere kinderopvangorganisatie kan gebruik maken van het opleidingsbudget van BKK, dat bestaat uit een bedrag per organisatie, plus een bedrag per werknemer. Ook voor 2011 is voor alle kinderopvangorganisaties opleidingsbudget beschikbaar. Kinderopvangorganisaties die voor hun opleidingsplan nog niet eerder BKK-opleidingsbudget aanvroegen kunnen dat direct en eenvoudig online doen. Organisaties die over het vorige jaar al budget ontvingen kunnen na het indienen van de verantwoording direct weer aanvragen. Op de BKK Lijst Opleidingen staan honderden opleidingen, die allemaal betrekking hebben op ÊÊn of meer thema’s uit het Pedagogisch kader. Je hebt dus ruime keuze voor je opleidingsplan. Iedere kinderopvangorganisatie, zowel in de hele dagopvang als buitenschoolse opvang, kan via de website www.stichtingbkk.nl het BKK-opleidingsbudget aanvragen.


Pedagogische thema’s (I) 1 Veiligheid en welbevinden Goede en vertrouwde relaties tussen pedagogisch medewerker en kind, tussen pedagogisch medewerker en ouders en tussen kinderen onderling, geven het kind een veilig gevoel. Duidelijke grenzen en rituelen dragen daaraan bij, net als een veilige speelomgeving. 2 Ontwikkelen en leren van (jonge) kinderen Spelen, kijken en imiteren, uitproberen en ontdekken: het zijn allemaal manieren om te leren. Pedagogisch medewerkers hebben de verantwoordelijke rol daarbij te helpen, woorden te geven aan ervaringen en te variĂŤren in spelvormen. 3 Samenwerken met - de ouders: goede samenwerking met ouders is een voorwaarde om goed met kinderen te kunnen werken. - het primair onderwijs: kinderopvang en het primair onderwijs zijn dè ketenpartners als het gaat om de doorgaande ontwikkelingslijn en een sluitende dagindeling van kinderen. - partners in het veld van voorzieningen voor jeugd: afstemming, overleg en samenwerking met andere voorzieningen voor jeugd is van belang om de brede ontwikkeling van kinderen zo optimaal mogelijk te stimuleren.


Pedagogische thema’s (II) [vervolg van de vorige pagina] 4 Omgaan met problematische ontwikkeling en/of gedrag van kinderen Het onderkennen van een afwijkende ontwikkeling en/of gedrag is ÊÊn ding; het is van essentieel belang dat pedagogisch medewerkers daar adequaat mee kunnen omgaan. 5 Omgaan met diversiteit Pedagogisch medewerkers hebben respect voor verschillen tussen mensen. Ze leren kinderen positief om te gaan met verschillen in leeftijd, sekse en sociaal-culturele achtergrond. 6 Pedagogische doelen en competenties van kinderen Kindercentra zijn nauw betrokken bij de ontwikkeling van belangrijke competenties, zowel waar het gaat om kennis en vaardigheden, als op het gebied van emoties en sociale omgang. Kindercentra kunnen bepaalde competenties extra aandacht geven, bijvoorbeeld expressie of creativiteit. 7 Samenwerken in de groep Opvoeden is teamwork. Dat betekent elkaar steunen, afspraken maken, dagelijks overleg en elkaar aanvullen en inspireren.


Pedagogische thema’s (III) [vervolg van de vorige pagina] 8 Basiscommunicatie Door een goede basiscommunicatie creÍren pedagogisch medewerkers een warme positieve sfeer van onderlinge betrokkenheid in de groep. Er ontstaan vertrouwde relaties tussen pedagogisch medewerkers en kinderen. 9 Steunen en stimuleren van spelen en leren Iedere situatie is voor (jonge) kinderen een leersituatie, ook verzorging en spel. Pedagogisch medewerkers kunnen het leren stimuleren door aan te sluiten bij spontaan spel, leerkansen te grijpen en leerkansen te creÍren. 10 Indeling en inrichting van buiten- en binnenruimtes Goed ingerichte binnen- en buitenruimtes scheppen de juiste voorwaarden voor veiligheid en welzijn en voor het leren van kinderen. 11 Dagritme en groepssamenstelling Een goed dagritme en een goede groepssamenstelling komen tegemoet aan de basisbehoeften van kinderen. 12 Observeren en plannen Goed observeren en plannen is van belang om de ontwikkeling van kinderen adequaat te kunnen volgen.


Colofon De Pedagogisch kader scheurkalender 2011 is een uitgave van Bureau Kwaliteit Kinderopvang Š 2010 Bureau Kwaliteit Kinderopvang (BKK) Varrolaan 62 3584 BW Utrecht tel. 030-256 72 30 info@bkko.nl www.stichtingbkk.nl

Redactie: zietekst Illustraties: Juliette de Wit Vormgeving: 100 kilo Grafische Vormgeving Productie: HET Communicatieburo Concept en coĂśrdinatie: Zint, communicatiedieverbindt Eindredactie: BKK


Geachte mevrouw, meneer,

Met veel plezier presenteert Bureau Kwaliteit Kinderopvang (BKK) je de Pedagogisch kader scheurkalender 2011. Het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft voor de periode 2009-2012 veertig miljoen euro ter beschikking gesteld voor de verbetering van de pedagogische kwaliteit van de kinderopvang. De belangenorganisaties van werkgevers, werknemers en ouders richtten BKK op om het vierjarig programma Werken aan excellente kinderopvang uit te voeren. BKK geeft een impuls aan de verbetering van de pedagogische kwaliteit van het personeel en de opleidingen in de kinderopvang. Het Pedagogisch kader is daarbij een belangrijk instrument. De teksten in deze scheurkalender zijn bewerkte fragmenten uit het Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar. Ook de prachtige tekeningen zijn ge誰nspireerd door dit belangrijke handboek voor de kinderopvang. Alle organisaties met kindercentra 0-4 jaar en alle locaties voor dagopvang ontvangen gratis een exemplaar van deze scheurkalender. BKK hoopt dat deze kalender bijdraagt aan de professionaliteit in het vak van pedagogisch medewerkers en aan het plezier van allen met een warm hart voor de kinderopvang. BKK wenst je een pedagogisch excellent 2011! Met vriendelijke groet,

Carla Bienemann directeur

p.s. Heeft je organisatie het opleidingsplan al klaar? Iedere kinderopvangorganisatie kan ook in 2011 het BKK-opleidingsbudget aanvragen. Via www.stichtingbkk.nl vind je meer informatie en kun je direct aanvragen. Varrolaan 62, 3584 BW Utrecht t 030 256 72 30 e info@bkko.nl i www.stichtingbkk.nl


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.