RADIO IN DE KLAS Lespakket voor 5e en 6e leerjaar
INHOUDSTAFEL INTRO
5
LES 1: KENNISMAKEN MET RADIO
6
1. OPWARMER (2 MIN.) 2. RADIO MAAKT GELUID (10 MIN.) 2.1. DOELSTELLING 2.2. ACHTERGRONDINFORMATIE 2.3. OPDRACHT 3. LUISTER JIJ ZELF NAAR DE RADIO? (8 MIN.) 3.1. DOELSTELLING 3.2. ACHTERGRONDINFORMATIE 3.3. OPDRACHT 4. WELKE RADIOZENDERS KEN JIJ? (10 MIN.) 4.1. DOELSTELLING 4.2. ACHTERGRONDINFORMATIE 4.3. OPDRACHT 5. WELK BEELD ROEPT RADIO BIJ JOU OP? (20 MIN.) 5.1. DOELSTELLING 5.2. ACHTERGRONDINFORMATIE 5.3. OPDRACHT 6. EINDTERMEN 6.1. WERELDORIËNTATIE – MAATSCHAPPIJ 6.2. MUZISCHE VORMING: MEDIA 6.3. MUZISCHE VORMING: ATTITUDES BIJLAGE: WERKBLAD LES 1
6 6 6 6 6 7 7 7 7 8 8 8 8 8 8 8 9 10 10 10 10 11
LES 2: STEMMEN
13
1. WAAROM HOOR JE JE EIGEN STEM ANDERS? (5 MIN.) 1.1. DOELSTELLING 1.2. ACHTERGRONDINFORMATIE 1.3 OPDRACHT 2. WIE SPREEKT ER? (10 MIN.) 2.1. DOELSTELLING 2.2. ACHTERGRONDINFORMATIE 2.3. OPDRACHT 3. ARTICULEREN (10 MIN.) 3.1. DOELSTELLING 3.2. ACHTERGRONDINFORMATIE 3.3. OPDRACHT 4. DE VERTELLER DIE VERTELT (15 MIN.) 4.1. DOELSTELLING 4.2. ACHTERGRONDINFORMATIE 4.3. OPDRACHT 5. SPEEL ZELF MET JE STEM (10 MIN.) 5.1. DOELSTELLING 5.2. ACHTERGRONDINFORMATIE 5.3. OPDRACHT 6. EINDTERMEN 6.1. MUZISCHE VORMING - ATTITUDES 6.2. NEDERLANDS - SPREKEN BIJLAGE: WERKBLAD LES 2
13 13 13 13 14 14 14 14 14 14 15 15 15 15 15 15 16 16 16 16 16 16 16 17
2
LES 3: AAN DE SLAG MET GELUID
21
1. VERKENNEN VAN OPNAMEMATERIAAL (5 MIN.) 1.1. DOELSTELLING 1.2. ACHTERGRONDINFORMATIE 1.3. OPDRACHT 2. SPREEK ZELF IN DE MICRO (15 MIN.) 2.1. DOELSTELLING 2.2. ACHTERGRONDINFORMATIE 2.3. OPDRACHT 3. OPNEMEN VAN EEN DUIDELIJKE BOODSCHAP (20 MIN.) 3.1. DOELSTELLINGEN 3.2. ACHTERGRONDINFORMATIE 3.3. OPDRACHT 4. BELUISTEREN VAN DE OPNAMES (10 MIN.) 4.1. DOELSTELLING 4.2. ACHTERGRONDINFORMATIE 4.3. OPDRACHT 5. EINDTERMEN 5.1. MUZISCHE VORMING – MEDIA 5.2. NEDERLANDS – SPREKEN BIJLAGE: WERKBLAD LES 3
21 21 21 21 22 22 22 22 23 23 23 23 23 23 23 23 24 24 24 25
LES 4: INTERVIEW
28
1. EEN INTERVIEW?! (20 MIN.) 1.1. DOELSTELLING 1.2. ACHTERGRONDINFORMATIE 1.3. OPDRACHT 2. ZELF INTERVIEWEN (25 MIN.) 2.1. DOELSTELLINGEN 2.2. ACHTERGRONDINFORMATIE 2.3. OPDRACHT 3. LUISTEREN NAAR EEN INTERVIEW (10 MIN.) 3.1. DOELSTELLINGEN 3.2. ACHTERGRONDINFORMATIE 3.3. OPDRACHT 4. INTERVIEW MET EEN BV! (35 MIN.) 4.1. DOELSTELLING 4.2. ACHTERGRONDINFORMATIE 4.3. OPDRACHT 5. BELUISTEREN VAN DE INTERVIEWS MET DE BV’S. (10 MIN.) 5.1. DOELSTELLING 5.2. ACHTERGRONDINFORMATIE 5.3. OPDRACHT 6. HOE BELEEFDEN JOUW GROOTOUDERS RADIO? (OPTIE HUISTAAK) 6.1. DOELSTELLING 6.2 ACHTERGRONDINFORMATIE 6.3 OPDRACHT 7. EINDTERMEN 7.1. NEDERLANDS - LUISTEREN 7.2. NEDERLANDS - TAALBESCHOUWING BIJLAGE: WERKBLAD LES 4
28 28 28 28 29 29 29 30 30 30 30 30 30 30 30 31 32 32 32 32 32 32 32 33 33 33 33 34
LES 5: MUZIEK
39
1. WELKE MUZIEK? (30 MIN.) 1.1. DOELSTELLINGEN 1.2. ACHTERGRONDINFORMATIE
39 39 39
3
1.3. OPDRACHT (DEEL 1) 1.4. OPDRACHT (DEEL 2) 2. ZELF MUZIEKREDACTEUR (20 MIN.) 2.1. DOELSTELLINGEN 2.2. ACHTERGRONDINFORMATIE 2.3. OPDRACHT 3. EINDTERMEN 3.1. MUZISCHE VORMING - MUZIEK
39 40 41 41 41 41 42 42
4
INTRO Jongeren groeien op tussen allerlei media. Media zijn een belangrijk stuk in hun leven. Daarom is het belangrijk dat jongeren ook mediawijs worden. Mediawijze personen consumeren kritisch de verschillende media van vandaag. Bovendien produceren ze zelf ook media. Door er zelf mee aan de slag te gaan, ontdek je de mogelijkheden, gevaren en valkuilen van bepaalde media. Radio is een geschikt medium om jongeren mediawijzer te maken. Dit laagdrempelig medium biedt talrijke mogelijkheden om in het onderwijs te introduceren. Aan de hand van dit lessenpakket maken kinderen van het vijfde en zesde leerjaar kennis met radio. Het pakket bestaat uit 5 lessen. In de eerste les maken de leerlingen kennis met radio aan de hand van luistervoorbeelden en praktische proeven. In de tweede les verdiepen de leerlingen zich in de wereld van de stemmen. In de derde les gaan de leerlingen aan de slag met geluid, want ze maken zelf allerlei opnames tijdens deze les. De voorlaatste les, is een dubbele les, waarin de leerlingen zelf een interview afnemen en opnemen. De laatste les bestaat uit een keuzemogelijkheid voor de leerkrachten. Ofwel is de laatste les een kennismaking met muziek of leren de kinderen monteren. De lessen bestaan uit verschillende actieve opdrachten. Bij iedere opdracht horen er enkele vragen. De leerlingen kunnen deze vragen oplossen op het bijhorende werkblad. De cursief gedrukte tekst, is achtergrond informatie voor de leerkrachten. Aan iedere les worden er eindtermen gekoppeld. Per opdracht staan er afzonderlijke doelstellingen vermeld.
Na dit lespakket biedt het REC Radiocentrum een Kennismakingsworkshop aan voor de leerlingen. Tijdens een drie uur durende workshop kunnen de deelnemers zelf hun radioprogramma maken in een echte radio studio. Op het einde van de workshop stappen de deelnemers naar huis met hun eigen programma. Alle info op www.radiocentrum.be
Voor REC radiocentrum: Emmy Vandenbussche Juni 2012
5
LES 1: KENNISMAKEN MET RADIO In deze eerste les worden de leerlingen zich bewust van hun “radio-gedrag”. Waar hoor je allemaal radio? En hoe werkt een radio? Wat maakt geluid nu zo belangrijk? Welke radiozenders ken jij? 1. OPWARMER (2 min.) De leerkracht geeft een leerling de opdracht om de radio in de klas aan te zetten. Op deze manier wordt het onderwerp van de les duidelijk en horen de leerlingen al een voorbeeld van een radiofragment. 2. RADIO MAAKT GELUID (10 min.) 2.1. Doelstelling ● De leerlingen worden zich bewust dat geluid trillingen met zich meebrengt. ● De geluidstrillingen worden visueel zichtbaar. 2.2. Achtergrondinformatie Geluidstrillingen verplaatsen zich in bepaalde golven. Waar dezelfde golven elkaar raken, heffen ze zich op. Waar verschillende golven elkaar kruisen, vormen ze concentraties. Via deze opdracht wordt alles duidelijk... 2.3. Opdracht Benodigdheden ● Metalen plaat ● Zout ● Strijkstok of ander instrument waarmee je tegen een metalen plaat kan schrapen, waardoor het geluid produceert. ● Video Chladnitour ( Werkmap : Les 1: Opdracht 1) ● Werkblad Les 1 ( Zie Werkmap) Aanpak Bestrooi de plaat lichtjes met zout en strijk je instrument tegen de metalen plaat aan. Wat gebeurt er? Ga na of de proef gelukt is: surf naar YouTube en tik Chladnitour in (zie ook het filmpje ‘Chladnitour’ in de Werkmap, bij Les 1). Het gaat om een klassieke proef uit de natuurkunde. De met zout bestrooide plaat veroorzaakt geluid door te trillen. Op de plekken waar de plaat niet trilt blijft het zout liggen. Beluister de hoogte van de toon en bekijk het patroon dat ontstaat. Los vervolgens de bijhorende vragen van het werkblad op. ● Wat zie je gebeuren? ● Is er een verschil bij hoge en lage tonen? 6
3. LUISTER JIJ ZELF NAAR DE RADIO? (8 min.) 3.1. Doelstelling ● De leerlingen bewust maken dat ze veel meer in contact komen met radio dan dat ze denken. ● De leerlingen reflecteren met wie en waar ze naar radio luisteren. 3.2. Achtergrondinformatie Deze opdracht wil de leerlingen duidelijk maken dat ze meer naar radio luisteren dan ze zelf durven te denken. Daarom is het belangrijk om even stil te staan: waar ze overal naar de radio luisteren wanneer ze dat doen en met wie? Laat de leerlingen brainstormen rond bovenstaande vragen. Waarschijnlijk luisteren ze nog niet bewust naar de radio, maar luisteren ze mee met hun ouders, familieleden... Aan de hand van deze brainstorm zal het voor hen duidelijk worden dat radio meer in hun leven is dan ze soms wel denken. 3.3. Opdracht Benodigdheden ● De foto’s voor iedere groep ( Werkmap : Les 1: Opdracht 2 – 4 foto’s. Tienerkamer, Restaurant, Trein, Jeugdbeweging) ● Voor ieder groep een groot blad papier ● Schrijf gerief ● Schaar ● Lijm ● Werkblad Les 1( Zie Werkmap) Aanpak A) Verdeel de klas in groepjes van 5. Ieder groepje krijgt een 4-tal foto’s. De foto’s waar radio volgens hen bij hoort plakken ze op het papier. ( Tienerkamer, Restaurant, Trein, Jeugdbeweging). Waar luister jij zelf naar de radio. Geef twee voorbeelden op het werkblad. B) Daarna start in de groepjes een brainstorm. Mogelijke vragen voor deze brainstorm zijn: • Wat is radio? • Hoe ziet een radio er uit? • Waar luister je naar de radio? Denk goed na over allerlei plaatsen. Vb: In de auto, in huis, in de wachtzaal, in de supermarkt, in de schuur, op de bus, bij oma en opa, … • Met wie luister je meestal naar de radio? Iedereen schrijft alles op waar hij aan denkt bij het horen van deze vragen. Er zijn geen verkeerde antwoorden. De ideeën komen op hetzelfde grote blad met de foto’s van radio. 7
4. WELKE RADIOZENDERS KEN JIJ? (10 min.) 4.1. Doelstelling ● De leerlingen maken kennis met enkele verschillende radiozenders. ● De leerlingen kunnen zelf 3 radiozenders opnoemen. 4.2. Achtergrondinformatie Iedere radiozender heeft zijn unieke jingle. Een jingle is het typische geluid per radiozender, dat de naam van de zender duidelijk maakt. 4.3. Opdracht Benodigdheden ● Jinglemix ( Werkmap : Les 1: Opdracht 3) ● PC om de jinglemix af te spelen ● Werkblad Les 1 ( Zie Werkmap) Aanpak A) In deze opdracht kijken we naar welke radiozenders de leerlingen luisteren. Luister daarom naar de ‘jinglemix’. Deze mix stelt kort enkele zenders voor. De leerlingen krijgen de opdracht om zoveel mogelijk zenders te herkennen. Voorbeelden van nationale zenders: Radio 1, Radio 2, Klara, MNM, Studio Brussel, JOE FM, Q-music, Nostalgie, … Wanneer de leerlingen niet alle radiozenders opsommen, vul ze dan aan. B) Beantwoord de vragen op het werkblad. • Welke radiozenders kun jij herkennen? • Naar welke radiozender luisteren de leerlingen? • Hebben ze en favoriete radiozender en waarom luisteren ze graag naar deze zender? 5. WELK BEELD ROEPT RADIO BIJ JOU OP? (20 min.) 5.1. Doelstelling ● De leerlingen worden bewust dat radio enkel auditief is en een duidelijke omschrijving zeker nodig is. ● De leerlingen weten dat radio een beeldend karakter opwekt. ● De leerlingen geven zelf verslag bij videomateriaal. 5.2. Achtergrondinformatie Radio is enkel auditief, het werkt enkel met geluid en zonder beeld(en). Het schept bij de luisteraar een beeldend karakter. Dat betekent dat je als luisteraar de beelden er bij kan 8
fantaseren, hoe hij of zij er uit ziet, hoe een bepaalde plek in elkaar zit.... Daarom is het belangrijk dat je als presentator alles duidelijk omschrijft. Stel dat er een clown op bezoek is in de radiostudio met het gekste kostuum aller tijden. De presentator heeft de taak om alles duidelijk te vertellen aan de luisteraars, dus ook dat hij een rood gek kostuum draagt. Wanneer dit niet verteld wordt is de luisteraar hiervan niet op de hoogte. Of sportverslaggeving. Iedereen heeft wel al eens geluisterd naar een voetbalmatch, de Tour de France of een andere sportwedstrijd. Denk eens terug hoe sappig de reporter verslag brengt. Hij vertelt alles. Wanneer ze aan de bal zijn, hoe ze lopen, welke kledij ze dragen, hun gezichtsuitdrukking, wanneer de supporters hevig beginnen te zingen ... Voor de luisteraars is het belangrijk dat alles wordt vertelt, op deze manier wordt het voor jou duidelijk hoe het er daar aan toe gaat. Ookal ben je er niet ter plaatse. 5.3. Opdracht Benodigdheden • Video 1: Natuurramp Japan en Video 2: Kinderen tijdens de buitenspeeldag ( Werkmap : Les 1: Opdracht 4) • Werblad Les 1 ( Zie Werkmap) Aanpak A) Verdeel de klas in duo’s. De ene persoon wordt geblinddoekt. De andere persoon krijgt een filmpje te zien en vertelt alles wat hij ziet. Zo precies mogelijk. Net als op de radio, moet hij een duidelijk beeld scheppen hoe het er aan toe gaat. Eerst wordt er verslag gegeven bij Video 1: Natuurramp Japan. Na het horen van het verslag, vult de leerling enkele W-vraagjes in op het werkblad. Hoe duidelijker het verslag, hoe meer antwoorden de leerling zal kunnen geven op de vragen. Bijhorende vraagjes voor de geblinddoekte leerling. • Waarover ging het verslag? • Wie komt in het verhaal? • Waar speelt het verhaal zich af? • Wat zijn de gebeurtenissen in het verhaal? Geef 3 gebeurtenissen. Wanneer de vragen beantwoord zijn, kijkt men naar het filmpje met geluid. Dan wordt het duidelijk waarover het verhaal ging. B) Daarna worden de rollen omgedraaid met Video 2: Kinderen tijdens de buitenspeeldag. De bovenstaande opdracht wordt volledig herhaal met een nieuw filmpje. C) Na het oplossen van de vragen en het overlopen van de antwoorden moet duidelijk worden dat correcte verslaggeving met een goeie beschrijving van de gebeurtenissen zeer belangrijk is.
9
6. EINDTERMEN 6.1. Wereldoriëntatie – Maatschappij
• De leerlingen beseffen dat hun gedrag beïnvloed wordt door de reclame en de media.
6.2. Muzische vorming: Media ●
Ervaren dat een visueel beeld al dan niet vergezeld van een nieuw geluid steeds een nieuwe werkelijkheid kan oproepen.
6.3. Muzische vorming: Attitudes ●
Blijvend nieuwe dingen uit hun omgeving ontdekken
10
BIJLAGE: WERKBLAD LES 1 Naam: Opdracht 1 Wat zie je gebeuren?
Is er een verschil bij hoge en lage tonen?
Opdracht 2 Schrijf hier 2 plaatsen waar je zelf naar de radio luistert.
• • Opdracht 3 Welke zenders herken jij uit de jinglemix?
Schrijf hier jouw favoriete radiozender.
Welke zender(s) ken je niet?
11
Opdracht 4 Na het beluisteren van het verslag, probeer je deze vragen op te lossen. 1. Waarover ging het verslag?
2. Wie komt in het verhaal?
3. Waar speelt het verhaal zich af?
4. Wat zijn de gebeurtenissen in het verhaal? Geef 3 gebeurtenissen.
• • •
Wat heb je bijgeleerd vandaag? ● ● ● ● ● ●
Naar radio luister je veel meer dan je zelf soms denkt. Je leerde 3 nieuwe radiozenders kennen. Je weet dat geluid voor trillingen zorgt. Naar de radio kan je enkel luisteren. Als luisteraar kun je het beeld er zelf bij fantaseren. Daarom is het belangrijk om een goeie beschrijving te geven van de situatie voor de luisteraars. Tot slot, leerde je zelf een radioverslag brengen.
12
LES 2: STEMMEN Iedereen zijn stem is uniek. Je hebt warme, scherpe, piepende, volle stemmen.... Op de radio hoor je ook verschillende stemmen. Maar zelf kun je ook heel wat doen met je eigen stem. Je kunt er mee spelen en creatief mee aan de slag gaan of jezelf vermommen. In deze les maken de leerlingen kennis met hun eigen stem, de stem van hun medeleerlingen, stemmen op de radio... Ze leren luisteren naar verschillende stemmen en proberen er het verschil van te omschrijven. 1. WAAROM HOOR JE JE EIGEN STEM ANDERS? (5 min.) 1.1. Doelstelling ● De leerlingen weten hoe hun stem werkt. ● De leerlingen weten waarom hun beluisterde stem anders klinkt dan ze denken. ● De leerlingen kennen enkele onderdelen van het oor. 1.2. Achtergrondinformatie Veel mensen schrikken bij het horen van hun eigen stem omdat hij anders klinkt dan ze zelf denken. Maar waarom klinkt je stem helemaal anders dan je zelf soms denkt? 1.3 Opdracht Benodigdheden • PC en beamer om filmpje af te spelen (Filmpje http://www.schooltv.nl/beeldbank/clippopup/20111212_stem01 ) • Werkblad Les 2 ( Zie Werkmap) Aanpak A) Kijk naar dit onderstaande filmpje en probeer vervolgens de onderstaande vragen op te lossen. Waarschijnlijk zal de groep na het zien van het filmpje nog eens extra uitleg nodig hebben. Herhaal daarom de essentie nog eens klassikaal. B) De vragen worden ook klassikaal opgelost. Vragen De leerlingen krijgen enkele vragen die ze moeten oplossen (zie werkblad). Hieronder worden de antwoorden overlopen. 1. Hoe heet het vlies waar geluid op terecht komt? Trommelvlies 2. Vervolgens gaan de golven naar het slakkenhuis. Daar komen er heel wat haarcellen in beweging, dat zorgt voor trillingen en deze trillingen worden omgezet in zenuwimpulsen. Deze zenuwimpulsen worden naar de hersenen gestuurd. Als je zelf spreekt zorg je ook voor geluidsgolven. Voor je eigen stem geldt dus alles wat hierboven staat. Maar er is nog iets extra: Je stem blijft ook inwendig. De trillingen 13
van je stemholte gaan via schedel dirrect naar het slakkenhuis. Dat heet men botgeleiding. In het slakkenhuis worden dus het inwendige en uitwendige gecombineerd. 2. WIE SPREEKT ER? (10 min.) 2.1. Doelstelling ● De leerlingen weten dat radio maken een beeldend karakter schept. ● De leerlingen kunnen fantaseren over het uiterlijk van een personage passend bij een stem. 2.2. Achtergrondinformatie Fantaseer hoe een persoon er uit ziet bij het horen van zijn of haar stem. Luister naar de verschillende fragmenten en laat de leerlingen hun beeldend karakter spreken. Hoe denken zij dat de persoon er uit ziet? Groot, klein, lelijk, mooi, een meisje of een jongen, welke kledij??? Op de radio hoor je heel wat stemmen, maar hoe de persoon er uit ziet kun je er zelf bij fantaseren. Daarom volgende opdracht waarbij je zelf kunt fantaseren! 2.3. Opdracht Benodigdheden • Luisterfragmenten Roos en Guy ( Werkmap: Les 2: Opdracht 2) • Tijdschriften om te verknippen (De leerlingen kunnen dit meebrengen) • Lijm en schaar • Papier • Zandloper • Werkblad Les 2 ( Zie Werkmap) Aanpak A) Laat twee luisterfragmenten horen uit de bijlage: Roos en Guy. B) Na het horen van dit fragment fantaseren de leerlingen zelf hoe de persoon er uit ziet. Ze knippen verschillende stukjes uit tijdschriften en vormen op deze manier hun eigen personage. 3. ARTICULEREN (10 min.) 3.1. Doelstelling ● De leerlingen zijn bewust dat een goeie presenator een correcte uitspraak heeft. ● De leerlingen kunnen zelf enkele articulatie oefeningen goed uitvoeren.
14
3.2. Achtergrondinformatie Een goeie radiopresentator heeft een correcte uitspraak en moet dus goed kunnen articuleren. Daarom enkele articulatie oefeningen. 3.3. Opdracht Benodigdheden • Kaartjes uitknippen ( Werkmap : Les 2 : Opdracht 3) • Leesblad met alle woordgroepen ( Werkmap : Les 2 : Opdracht 3) Aanpak A) Verdeel de klas in kleine groepjes. De kaartjes van de zinnetjes/woordgroepen worden uitgeknipt. Deze kaartjes liggen blindelings in ieder groepje. B) Een leerling leest de zin van een kaartje voor. Daarna herhaalt de rest van de groep het stukje samen. De leerlingen weten over welk tekstje het gaat door het cijfer vooraan de zin. Wanneer er een ! staat, is de oefening iets moeilijker. 4. DE VERTELLER DIE VERTELT (15 min.) 4.1. Doelstelling ● De leerlingen weten waarom een verhaal aangenaam is om naar te luisteren. ● De leerlingen begrijpen het verhaal en herkennen verschillende personages. ● De leeringen herkennen in het verhaal de verschillende stemgebruiken. 4.2. Achtergrondinformatie Leerlingen luisteren graag naar verhalen die aangenaam verteld worden. Door spanning op te bouwen, intonatie of andere stemmen te gebruiken wordt het verhaal boeiend en aangenaam om naar te luisteren. 4.3. Opdracht Benodigdheden • Audiofragment De Sympathieke Strontvlieg ( Werkmap : Les 2 : Opdracht 4) • Werkblad Les 2 ( Zie Werkmap) Aanpak A) Luister allemaal samen naar het fragment van de sympathieke strontvlieg. B) Na het beluisteren lost de groep onderstaande vragen op hun werkblad op. 1. Heeft de verteller zijn best gedaan om beelden op te roepen? (denk terug aan de vorige les) 2. Wat heb je allemaal gehoord?( stemmen, acteurs, geluidseffectjes, achtergrondmuziek...) 3. Waarom luister jij graag naar een verhaal? Wat was er speciaal, zodat het leuk klonk? 15
5. SPEEL ZELF MET JE STEM (10 min.) 5.1. Doelstelling ● De leerlingen kunnen zelf hun stem creatief gebruiken. 5.2. Achtergrondinformatie Je kunt ook zelf aan de slag met je stem. Je kunt je stem vervormen en er een ander, speciaal persoon mee spelen. Denk maar aan een piepende stem, een zware stem, een stille stem, een harde stem. Daarom een oefening. 5.3. Opdracht Benodigdheden / Aanpak A) Maak groepjes van 4 of 5 leerlingen en geef iedereen de opdracht om te praten met een ander stemmetje. • Een piepende stem • Een zware stem • Een stem van een oudere vrouw • Een stille stem B) Praat in deze groepjes over de voorbije of komende zomervakantie. Ben je op reis geweest?/Ga je op reis deze zomer? Ging je op bivak? / Ga je op bivak? Wat doe jij in de vakantie supergraag? Een zandloper vooraan in de klas, toont de tijd aan. Wanneer de tijd om is praten de groepjes over een ander onderwerp. Mogelijke onderwerpen: hobby’s, muziek... 6. EINDTERMEN 6.1. Muzische vorming - Attitudes ● Vertrouwen op hun eigen expressiemogelijkheden en durven hun creatieve uitingen tonen. ● Respect betonen voor uitingen van leeftijdsgenoten, behorend tot eigen en andere culturen. 6.2. Nederlands - Spreken ● De leerlingen kunnen het gepaste taalregister hanteren als ze van een behandeld onderwerp of een beleefd voorval een verbale/ non-verbale interpretatie brengen, die begrepen wordt door leeftijdsgenoten. 16
BIJLAGE: WERKBLAD LES 2 Naam: Opdracht 1 Vul deze tekst in met volgende woorden
slakkenhuis - trommelvlies - zenuwimpulsen (2X) - botgeleiding - inwendige 1. Hoe heet het vlies waar geluid op terecht komt? …........................................... 2. Vervolgens gaan de golven naar het …................................................ Daar komen er heel wat haarcellen in beweging, dat zorgt voor trillingen en deze trillingen worden omgezet in …................................................... Deze …................................................. worden naar de hersenen gestuurd. Als je zelf spreekt zorg je ook voor geluidsgolven. Voor je eigen stem geldt dus alles wat hierboven staat. Maar er is nog iets extra: Je stem blijft ook inwendig. De trillingen van je stemholte gaan via schedel dirrect naar het slakkenhuis. Dat heet men …........................................................... . In het slakkenhuis worden dus het …................................................. en uitwendige gecombineerd. Opdracht 2 Maak een eigen collage van de persoon dat je hoort spreken? Hoe denk jij dat de spreker er uit ziet? Knip en plak uit de tijdschriften en vorm één persoon.
17
Opdracht 4
• Waarover gaat dit verhaal?
• Waarom is dit verhaal spannend?
• Wat doet de verteller met zijn stem?
• Waarom luister jij graag naar een verhaal? Wat was er speciaal, zodat het leuk klonk?
Wat heb je bijgeleerd vandaag? ● ● ● ● ● ●
Je begrijpt waarom je eigen stem anders klinkt dan je denkt. Je kent enkele onderdelen van het oor. (slakkenhuis, trommelvlies) Je fantaseert zelf een beeld als je naar de radio luistert. Je articuleert goed, omdat je weet dat dit belangrijk is voor een presentator. Je begrijpt waarom een verhaal interessant is om naar te luisteren. Je gebruikt je eigen stem op een creatieve manier.
18
Opdracht 3: leesblad
pa pa pie po pa, pee pe pij po poo, pie pa pee po pui, pij pi poe pa pee
sap sip sok soep som samen suiker sollen sieren
boos klas fris maas Kees kous wijs vies mes vlees gros dus poes kluis heus
tappen typen tippen toppen petten pitten potten putten
daden deden doden duiden bakken bekken boeken beuken
deken dokken deuken dijken baten bieten bijten buiten
deppen dippen doppen dopen baden beden bieden boden
bomen bommen boemen bimmen lemen lomen lijmen luimen
zoemen zuimen zemen zomen dammen dimmen duimen doemen
ramen remmen riemen rijmen pluimen ploegen platen pluizen
19
blauwe bloemen bleven bloeien blaken blozen blijde blikken
fluiten flemen flitsen fleurig klippen kloppen klossen klappen
!! DE VOLGENDE ZIJN IETS MOEILIJKER !!
Vissers die vissen naar vissen En visser die vissen die vangen vaak bot. De bissen waar de vissende vissers naar vissen, vinden vissers die vissen vervelend en rot.
Wij wijze wasvrouwen wilden weer wassen wanneer wij wisten waar weer warm water was.
Knappe kappers kappen knap, maar de knecht van de knape kapper kapt nog kanpper dan de knappe kapper kappen kan.
Wat een weer weer zei de wasvrouw die aan de was was.
20
LES 3: AAN DE SLAG MET GELUID Intussen weten we dat geluid overal aanwezig is en een belangrijke rol speelt in de radiowereld. Zelf kun je ook makkelijk aan de slag met geluid. Je kunt opnames doen met heel wat materiaal dat je meestal zelf in huis hebt. In deze les gaan we aan de slag met geluid en nemen we enkele stukjes op. 1. VERKENNEN VAN OPNAMEMATERIAAL (5 min.) 1.1. Doelstelling ● De leerlingen weten dat je voor een opname zoals een radioprogramma professioneel materiaal nodig hebt. ● De leerlingen weten dat ze ook zelf opnames kunnen maken met eigen laagdrempelig materiaal. 1.2. Achtergrondinformatie Zelf kun je allerlei geluiden en stemmen opnemen. Met toestellen dat je zelf binnen je handbereik hebt. Om opnames te maken zoals een radioprogramma bestaat er heel wat professioneel materiaal. Maar wist je dat je in de klas of bij je thuis kun je ook heel wat kunt opnemen? Via je GSM of smartphone, je iPod, je PC. 1. PC Iedere computer heeft een geluidsrecorder. Via de zoekfunctie is de geluidsrecorder makkelijk te vinden. Voor opname klik je op record. Via de ingebouwde micro of een externe micro dat je aansluit op de computer kun je jouw stem opnemen. De opname kun je opslaan in een mapje naar keuze en herbeluisteren. 2. iPod (Touch) Niet alle iPods hebben deze fuctie, maar de iPod Touch zeker wel. Normaalgezien noemt deze voicerecorder ‘Dictafoon’. Om op te nemen druk je op het rode bolletje, om te stoppen met opnemen of je opname te pauzeren, druk je nogmaals op datzelfde rode bolletje. 3. GSM De meeste GSM’s hebben een geluidsrecorder. Waar deze zich precies bevindt, verschilt van toestel tot toestel. Dit zal dus steeds een beetje zoeken zijn. 1.3. Opdracht Benodigdheden • Opnamemateriaal van de leerlingen: GSM, iPod • Pc’s in de klas • Werkblad Les 3 ( Zie Werkmap)
21
Aanpak A) Ga zelf op zoek naar de geluidsrecorder in je PC, je GSM of iPod. De leerlingen kunnen elkaar helpen bij het zoeken. Van elkaar kun je heel wat leren. B) Vul daarna de vragen op het werkblad in: Kon je snel de geluidsrecorder op jouw toestel vinden? Vond je het moeilijk of makkelijk en waarom? 2. SPREEK ZELF IN DE MICRO (15 min.) 2.1. Doelstelling ● De leerlingen maken kennis met hun eigen stem in de micro. ● De leerlingen praten correct in de micro. ● De leerlingen houden bij hun voorstelling rekening met het beeldend karakter van radio. 2.2. Achtergrondinformatie Luisteren naar je eigen stem is meestal schrikken. Zeker als je het niet gewoon bent om dikwijls in een micro te spreken. Deze oefening geeft je de kans om te wennen aan je eigen stem. 2.3. Opdracht Benodigdheden • Een opnametoestel. Maak gebruik van je GSM, je PC of je iPod. • Werkblad Les 3 ( Zie Werkmap) Aanpak A) Per duo vertel je over je vriend of vriendin. Dus in plaats van jezelf voor te stellen stel je elkaar voor. Iedere leerling vertelt ongeveer 2 minuten over zijn partner. Denk zeker terug aan de vorige lessen, waarin het duidelijk werd dat een goeie omschrijving van de situatie belangrijk is. De luisteraars kunnen enkel horen en zien niemand. B) Vul de informatie in op het werkblad.Welke info kan er in de boodschap? Leeftijd, woonplaats, verjaardag, hobby’s, broers of zussen??? Welke kledij draagt hij/zij? Is hij/zij groot of klein? C) Na de opname luisteren de leerlingen eerst even naar zichzelf. D) Daarna worden er enkele fragmenten voorgesteld aan de groep. Aan de groep om te raden over wie er wordt verteld. Is de boodschap wel duidelijk? En welk beeld wordt er geschept?
22
3. OPNEMEN VAN EEN DUIDELIJKE BOODSCHAP (20 min.) 3.1. Doelstellingen • De leerlingen maken zelf een opname. • De leerlingen vertellen een boodschap aan hun medeleerlingen 3.2. Achtergrondinformatie Maar hoe bouw je een duidelijke boodschap op? 1. Zorg voor een inleiding, een midden en een slot. 2. Maak geen lange zinnen. 3. Spreek duidelijk en niet te snel. 3.3. Opdracht Benodigdheden • Een opnametoestel. Maak gebruik van je GSM, PC of iPod • Werkblad Les 3 ( Zie Werkmap) Aanpak A) Maak een reclamespotje over jouw school. Vertel in 30 seconden wat jouw school zo cool, hip en leuk maakt. Waarom moeten nieuwe leerlingen naar deze school komen? Overtuig hen van jullie school! B) Verdeel hiervoor de klas in duo’s. Per duo bereiden ze hun reclamespotje voor en zorgen ze voor de opbouw van een duidelijke boodschap. De leerlingen kunnen hierbij geluidseffecten opnemen zoals belgerinkel, spelende kinderen op de speelplaats... Ieder duo heeft op het einde een opname van zijn spotje. Tip: je kunt je stem creatief gebruiken, of achtergrond geluid opnemen!
4. BELUISTEREN VAN DE OPNAMES (10 min.) 4.1. Doelstelling • De leerlingen luisteren respectvol en kritisch naar de opnames van elkaar. • De leerlingen benoemen bij de opnames positieve en negatieve zaken. 4.2. Achtergrondinformatie / 4.3. Opdracht Benodigdheden • PC om opnames af te spelen. • Werkblad Les 3 ( Zie Werkmap) 23
Aanpak A) Klassikaal wordt er naar enkele opnames geluisterd. (Afhankelijk van de resterende tijd). B) Iedereen luistert naar de opnames van elkaar, wat is goed en wat kan beter? Geef twee positieve opmerkingen en geef twee tips.Schrijf deze tips op het werkblad.
5. EINDTERMEN 5.1. Muzische vorming – media ● Soorten van eenvoudige hedendaagse audiovisuele opnamen en weergavetoestellen (informatiedragers) aanwijzen, benoemen en ze creatief bedienen. 5.2. Nederlands – spreken ● De leerlingen kunnen aan leeftijdsgenoten over zichzelf informatie verschaffen. ● De leerlingen kunnen het gepaste taalregister hanteren als ze van een behandeld onderwerp of een beleefd voorval een verbale/ non-verbale interpretatie brengen, die begrepen wordt door leeftijdsgenoten.
24
BIJLAGE: WERKBLAD LES 3 Naam: Opdracht 1 Kon je snel je geluidsrecorder vinden op jouw toestel? Vond je het moeilijk of gemakkelijk, en waarom?
Opdracht 2 Noteer 5 zaken dat je zeker zal vertellen over je vriend of vriendin tijdens de voorstelling van hem of haar. 1. 2. 3. 4. 5.
Opdracht 3 Noteer hier enkele eerste ideeĂŤn voor je reclame spot....
25
Daarna volgt de opbouw van je spotje met een inleiding, midden en een slot. Inleiding:
Midden:
Slot:
Opdracht 4 Wat vind je goed aan deze opname? noteer 2 zaken
•
• Wat zou jij anders doen? Heb je 2 tips?
•
•
26
Wat heb je bijgeleerd vandaag? ● ● ● ● ●
Je vindt de geluidsrecorder op je eigen toestel. Je spreekt duidelijk in de micro. Je maakt een eigen opname met behulp van je eigen toestel. Je maakt een eigen reclamespotje. Je luistert respectvol naar de opname van de anderen en benoemt hierbij enkele positieve punten en geeft enkele tips.
27
LES 4: INTERVIEW In deze les leren de leerlingen zelf een interview voorbereiden en afnemen. Maar wat is een interview? Via luistervoorbeelden wordt duidelijk wat een interview is, hoe het in elkaar zit en hoe je het zelf kunt aanpakken. Deze les duurt 100 min! 1. EEN INTERVIEW?! (20 min.) 1.1. Doelstelling ● De leerlingen weten wat een interview is. 1.2. Achtergrondinformatie Een interview is een vraaggesprek waarbij één of meerdere personen worden ondervraagd. Een persoon stelt vragen aan enkele personen. De gasten proberen hierop te antwoorden. Interviews hoor je op de radio, maar zie je ook op televisie of lees je in de krant of in een tijdschrift. 1.3. Opdracht Benodigdheden • Werkblad Les 4 ( Zie Werkmap) Aanpak A) Als leerkracht neem je twee interviews af met twee verschillende leerlingen. Hiervoor komen er twee vrijwilligers naar voor. Aan de ene leerling worden gesloten vragen gesteld. Aan de ander leerling worden open vragen gesteld. B) Het contrast tussen de verschillende interviews moet duidelijk zijn. Vraag naar kinderen toe: Uit welk interview ben je het meeste te weten gekomen en waarom? Duidelijke maken dat een interviewer a.d.h.v. zijn vragen en de manier waarop hij ze stelt veel informatie kan loskrijgen. Ook moet de interviewer rekening houden met de houding van de geïnterviewde. Vul de antwoorden in op je werkblad. C) Uitleg open/ gesloten vragen + de 5 W-vragen. De leerkracht legt aan de spelertjes concreet uit wat open en gesloten vragen + de 5 Wvragen zijn. Ze lezen ook het kadertje op hun werkblad waarin er meer informatie staat over open en gesloten vragen en de 5 W-vraagwoorden. (het kadertje zie je hieronder)
28
Wat zijn gesloten vragen?
Gesloten vragen beginnen ALTIJD met een WERKWOORD. Het antwoord is een JA of een NEE.
Wat doen de gesloten vragen?
• Ze geven een duidelijk antwoord. • De andere kan enkel met ja of nee antwoorden.
Wat zijn open vragen?
Open vragen beginnen ALTIJD met een VRAAGWOORD (wie, wat, waar, wanneer, hoe, hoezo…)
Wat doen de gesloten vragen?
Je krijgt meer informatie over de andere persoon.
Wat zijn de 5 W-vragen?
De 5 W-vragen zijn de belangrijkste werkwoorden de 5 W-vragen staan voor:
• Wie? • Wat? • Waar? • Wanneer? • Waarom? Wat doen de 5 W-vragen?
Door de 5 W-vragen te stellen krijg je heel VEEL INFORMATIE van de andere persoon. Het antwoord op deze vragen geeft snel een goed beeld van de persoon die wordt geïnterviewd.
2. ZELF INTERVIEWEN (25 min.) 2.1. Doelstellingen ● De leerlingen stellen zelf een interview op. ● De leerlingen nemen een interview af. ● De leerlingen maken een opname van het interview. 2.2. Achtergrondinformatie
• Een inleiding: zorg dat je je personen goed voorstelt. Waarom neem je een interview af? • Denk bij het opstellen van de vragen aan de W-vragen. • Wie, waarom, wat, waar, wanneer, waarheen, waarover • Zorg voor een mooie afsluiter.
29
2.3. Opdracht Benodigdheden / Aanpak A) Verdeel de klas in verschillende duo’s. Ieder duo neemt een interview af van elkaar. Het onderwerp van het interview is ‘Talenten’. Wat kan hij of zij super goed? Of wat doet hij of zij heel graag? Stel 4 vragen aan elkaar. Zorg dat alles goed wordt uitgelegd, voor mensen die er niets van af weten. Schrijf de vragen op het werkblad. B) Het interview wordt opgenomen via de opnametoestellen van de leerlingen. (Zie vorige les). 3. LUISTEREN NAAR EEN INTERVIEW (10 min.) 3.1. Doelstellingen ● De leerlingen luisteren naar de interviews van hun mede-leerlingen. 3.2. Achtergrondinformatie / 3.3. Opdracht Benodigdheden • Mogelijkheid om de opnames af te spelen. • Werkblad Les 4 ( Zie Werkmap) Aanpak A) De klas blijft in dezelfde duo’s. Per duo wordt er geluisterd naar enkele interviews van andere groepjes. B) Probeer de vragen op het werkblad op te lossen. Vind je een antwoord op alle W-vragen? Wie, wat , waar, wanneer, waarom, waarover? 4. INTERVIEW MET EEN BV! (35 min.) 4.1. Doelstelling ● De leerlingen verplaatsen zich in een andere rol. ● De leerlingen nemen een interview af. 4.2. Achtergrondinformatie In deze opdracht wordt opnieuw een interview afgenomen maar kruipen de leerlingen in de huid van een bekend persoon.
30
4.3. Opdracht Benodigdheden Kaartjes uitknippen met de rollen. ( Werkmap : Les 4) Aanpak A) Er worden groepjes van 3 personen gevormd. Per groepje is één leerling de interviewer de andere twee worden geïnterviewd. B) De geïnterviewde leerlingen spelen hiervoor een rolletje van een bekend persoon of bekend duo. Hiervoor worden er kaartjes gemaakt, ieder duo trekt een kaartje, daarop staat hun rol. Mogelijke rollen zijn:
• • • • • • • • • •
Koning Albert en Koningin Paola Ketnetwrappers Bieke en Marcske van F.C. De Kampioenen SOS Piet en Jeroen Meus Een voetbalspeler van Anderlecht Brad Pitt en Angelina Jolie Kim Clijsters en Brian Lynch Geronimo Stilton Brilsmurf en smurfin Dagmar en Kyan van de Elfenheuvel
C) Ieder groepje stelt minimum 5 of 6 vragen op voor hun speciale gasten. Probeer er een echt radio-interview van te maken. Denk dus opnieuw aan...
• De W-vragen • Radio is auditief, zorg voor een beeldend karakter. Zorg dat de luisteraars thuis een beeld kunnen scheppen van de situatie.
• Een inleiding, midden en slot • Wees creatief (gebruik omgevingsgeluiden, speel met stemmetjes...) • Soms kun je ook humor gebruiken De voorbereiding maken ze op hun werkblad onder opdracht 4. De groepjes bereiden hun interview grondig voor en oefenen dit minimum twee maal. D) Daarna maken ze een opname. Zorg voor een opnameruimte met weinig achtergrond geluid (vb: de gang, een ander lokaal...)
31
5. BELUISTEREN VAN DE INTERVIEWS MET DE BV’S. (10 min.) 5.1. Doelstelling • De leerlingen luisteren naar de interviews van elkaar en lossen enkele vragen op. 5.2. Achtergrondinformatie / 5.3. Opdracht Benodigdheden • Mogelijkheid om geluid af te spelen. • Werkblad les 4 ( Zie Werkmap) Aanpak De klas luistert naar één of twee interviews van hun klasgenoten met bekende personen. Tijdens het luisteren proberen ze enkele vragen op te lossen. De antwoorden schrijven ze op hun werkblad. Wordt er geïnterviewd? Waarover gaat het interview? Wat was er grappig in het interview? Werden er speciale stemmen gebruikt? 6. HOE BELEEFDEN JOUW GROOTOUDERS RADIO? (Optie huistaak) 6.1. Doelstelling • De leerlingen nemen een interview af met hun grootouders. • De leerlingen weten hoe belangrijk radio vroeger was. 6.2 Achtergrondinformatie Noot: Deze opdracht is een extra opdracht buiten de school. Eventueel kan dit een huistaak worden voor de leerlingen. De voorbereiding zal wel in de klas gebeuren, de afname van het interview na de lessen. Achteraf kan het interview opnieuw in de les worden geïntegreerd door de opnames te beluisteren en de ervaringen te delen. Ervaringen van: • De leerlingen zelf, hoe verliep de opname, was het moeilijk om een interview af te nemen? • De grootouders, beleefden sommige mensen radio anders? Wat is er gelijk en wat is er verschillend?
32
6.3 Opdracht Benodigdheden • De geslecteerde vragen, vooraf in de klas voorbereid • Opnametoestel Aanpak A) In groepjes van vijf worden in de klas vooraf enkele vragen voorbereid. Uit hun vragen maken ze een selectie van 5 à 10 vragen. Op deze manier stellen ze een interview op. Het onderwerp: te weten komen hoe grootouders vroeger radio beleefden. B) Daarna gaat iedereen individueel langs bij zijn grootouders of buren, om daar een interview af te nemen rond belevenis van radio vroeger. Dit interview nemen ze op met hun eigen materiaal. C) Eventueel kunnen deze opnames daarna in de klas worden beluisterd en kunnen verschillende ideeën en belevenissen worden gedeeld. 7. EINDTERMEN 7.1. Nederlands - luisteren ● De leerlingen kunnen op basis van, hetzij de eigen mening, hetzij informatie uit andere bronnen, de informatie beoordelen die voorkomt in een gesprek met bekende leeftijdsgenoten. ● De leerlingen kunnen de informatie achterhalen in een voor hen bestemde informatieve radio-uitzending. 7.2. Nederlands - taalbeschouwing ● Bij het reflecteren op taalgebruik en taalsysteem tonen de leerlingen interesse in een respect voor de persoon van de ander en voor de eigen en andermans cultuur
33
BIJLAGE: WERKBLAD LES 4 Naam: Opdracht 1
• Uit welk interview ben je het meeste te weten gekomen en waarom?
• Hoe komt het dat je uit dat interview meer te weten bent gekomen?
Lees volgende kadertjes: Wat zijn gesloten vragen?
Wat doen de gesloten vragen?
Gesloten vragen beginnen ALTIJD met een WERKWOORD. Het antwoord is een JA of een NEE. -
Ze geven een duidelijk antwoord. De andere kan enkel met ja of nee antwoorden.
Wat zijn open vragen?
Open vragen beginnen ALTIJD met een VRAAGWOORD (wie, wat, waar, wanneer, hoe, hoezo…)
Wat doen de gesloten vragen?
Je krijgt meer informatie over de andere persoon.
Wat zijn de 5 W-vragen?
De 5 W-vragen zijn de belangrijkste werkwoorden de 5 W-vragen staan voor:
• Wie? • Wat?
34
• Waar? • Wanneer? • Waarom? Wat doen de 5 W-vragen?
Door de 5 W-vragen te stellen krijg je heel VEEL INFORMATIE van de andere persoon. Het antwoord op deze vragen geeft snel een goed beeld van de persoon die wordt geïnterviewd.
Opdracht 2 Noteer hier de vraagjes en voorbereiding van jouw interview.
35
Opdracht 3 Vind je een antwoord op de W-vragen?
• Wie?
• Wat?
• Waar?
• Waarom?
• Wanneer?
• Waarover?
36
Opdracht 4 Schrijf hier de voorbereiding van je interview. Begin met het schrijven van enkele ideeĂŤn. Maak daarna enkele vragen en zoek een bondig antwoord.
37
Opdracht 5 Na het beluisteren van het interview probeer je volgende vraagjes op te lossen:
• Wie wordt er geïnterviewd?
• Waarover gaat het interview?
• Wat was er grappig in het interview?
• Werden er speciale stemmen gebruikt?
Wat heb je bijgeleerd vandaag?
• • • •
Na deze les, weet je wat een interview is. Je herkent de interviews in verschillende media. (radio, video, tijdschrift) Je neemt zelf een interview af. Je luistert aandachtig naar een interview en lost de bijhorende vragen op.
38
LES 5: MUZIEK Radio is niet alleen spreken. Je hoort er ook heel wat muziek. Harde of zachte muziek, trage of snelle muziek, elektronische of klassieke... allerlei muziekgenres hoor je op de radio! Dikwijls luisteren mensen naar een bepaalde radiozender omdat ze er leuke muziek horen. In deze les maken de kinderen kennis met verschillende muziekgenres. 1. WELKE MUZIEK? (30 min.) 1.1. Doelstellingen ● De leerlingen kunnen 4 verschillende muziekgenres onderscheiden (Klassiek-PopRock- Wereldmuziek) ● De leerlingen kunnen de muziek op een tijdlijn plaatsen. (Voor of na hun geboorte) ● De leerlingen uiten hun muzieksmaak en kunnen dit verantwoorden. 1.2. Achtergrondinformatie / 1.3. Opdracht (deel 1) Benodigdheden • Voor iedere leerling een groen of rood kaartje. (of een groen of rood voorwerp) • Maak voor ieder muziekgenre (klassiek, wereld, pop, rock) een kolom op het bord. • WerkbladTijdlijn ( Werkmap : Les 5 : Opdracht 1) • Neem de volgende luistervoorbeelden: ( Werkmap : Les 5 : Opdracht 1 deel 1) Klassiek: Vivaldi - De vier seizoenen : Lente Wereld: Gogol Bordello - Wonderlust king side Pop: The Beatles - Herre comes the sun Rock : Thunderstruck ACDC Aanpak A) Vooraf luisteren de leerlingen naar 4 nummers specifiek in hun genre. Laat een stukje van de nummers voor de hele klas afspelen. De leerlingen luisteren mee. B) Per liedje ga je vervolgens te werk: • Na het beluisteren van het nummer wordt er gepeild naar de mening van de leerlingen. ‘Zou je nog terug luisteren naar dit nummer?’ De leerlingen steken hun groen of rood kaartje in de lucht. Groen wanneer ze het nummer leuk vonden, rood wanneer ze het liever niet meer horen. • De leerkracht polst naar de mening bij enkele leerlingen. Waarom wil je het niet meer horen? Of waarom net wel? Hun mening komt op het bord in de kolommen terecht. Dit herhaal je per nummer. C) De leerlingen geven aan elk nummer enkele kenmerken. Op basis van deze kenmerken worden de nummers in een bepaald genre verdeeld. Hieronder staan enkele mogelijke kenmerken. 39
Kenmerken muziek: 1) Klassiek • Klassieke instrumenten zoals de viool, de trompet, piano • Er wordt weinig gezongen in klassieke muziek 2) Pop • Populaire muziek • Dansbare muziek • Vaak met een beat • Je wordt er vaak vrolijk van, de muziek is ontspannend 3) Rock • Elektrische gitaren en drums • Iets hardere muziek • Krachtige muziek • Vaak hard gezongen • Brengt opwinding 4) Wereldmuziek • Veel melodie • Niet alledaagse instrumenten • Zeer ritmisch • Andere culturen: doet denken aan Afrika of Azië of... 1.4. Opdracht (deel 2) Benodigdheden • Mogelijkheid om geluid af te spleen • WerkbladTijdlijn ( Werkmap : les 5 : Opdracht 1) • Audiofragmenten ( Werkmap : Les 5 : Opdracht 1 deel 2) Klassiek: Chopin - Waltz Wereld: Buena Vista social club - Chan Chan Pop: One Direction - One thing Rock: Triggerfinger - What grabs you Aanpak A) De leerlingen nemen hun werkblad met de tijdlijn er bij. B) Er worden opnieuw 4 nummers beluisterd in de klas. (Uiteraard 4 andere nummers, maar wel van dezelfde genres). Per nummer vertelt de leerling in welk genre het thuishoort. C) Op de tijdlijn staan er enkele data om zich te oriënteren. • De leerlingen plaatsen er zelf hun eigen geboortedatum op. 40
• Na het beluisteren van ieder nummer plaatsen ze het op de tijdlijn.
Van welke tijd is dit nummer? Voor of na je geboorte? En hoeveel voor of na jouw geboorte? De exacte datum is niet belangrijk. Het is wel van belang dat de leerlingen kunnen inschatten of het van voor of na hun geboorte is. 2. ZELF MUZIEKREDACTEUR (20 min.) 2.1. Doelstellingen ● De leerlingen weten dat de muziek in een radioprogramma wordt samengesteld door de muziekredactie. ● De leerlingen plaatsen een bepaald nummer bij een specifiek moment van de dag. ● De leerlingen reflecteren over hun muziekkeuze bij een bepaald moment van de dag. ● De leerlingen kiezen muziek voor een speciale gelegenheid. 2.2. Achtergrondinformatie De presentator van een radioprogramma kiest niet zelf zijn muziek. De muziekkeuze is de taak van de muziekredactie. De muziekredactie bestaat uit een aantal mensen die per programma de playlist samenstellen van een programma. Hiermee houden ze rekening met het programma en het moment van de dag. bijvoorbeeld: In een spelletjesprogramma wordt er geen droevige muziek gespeeld, maar iets vrolijks. Voor een programma van 6u in de ochtend spelen ze geen harde rockmuziek, maar eerder iets om wakker te worden. 2.3. Opdracht Benodigdheden • Werkblad dagschema ( Werkmap : Les 5 : …) Aanpak A) De leerlingen worden in groepjes van 4 verdeeld. Per 4 plaatsen ze een bepaald muziekgenre bij een bepaald moment van de dag. (Daarnet leerden ze verschillende genres kennen). B) De leerlingen krijgen een werkblad met tijdschema. Per groepje staat er een overzicht van enkele momenten per dag: ochtend - middag - namiddag - avond – bedtijd. Iedere groep plaatst het nummer bij het moment van de dag. Wanneer willen zij nog naar dit nummer luisteren? En vooral, waarom? Er zijn meerdere mogelijkheden mogelijk per dag. De nadruk ligt vooral op de verantwoording. C) Nu bespreekt ieder groepje zijn of haar keuze. Per groep neemt er iemand anders het woord om te vertellen waarom ze op dit moment van de dag het nummer willen horen. Het accent ligt op een goeie verantwoording en niet op het perfecte moment van de dag.
41
3. EINDTERMEN 3.1. Muzische vorming - Muziek ● De leerlingen kunnen muziek beluisteren en ervaren, muzikale impressies opdoen uit de geluidsomgeving met aandacht voor enkele kenmerken van de muziek: klankeigenschap en functie/gebruikssituatie ● Openstaan voor hedendaagse muziek, muziek uit andere tijden, andere landen en culturen. ● Vanuit het eigen muzikaal aanvoelen praten over het zingen en het musiceren.
42